I N H O U D.
Editoriaal Een studie: Lovecraftkritiek S.T.Joshi The Yves Vandezande column (featuring Wriggle) Garland in uw bibliotheek Pierre Demets "Retrox Andermaal" Frank Roger Welkom Slapers Tais Teng Essef en het anti-akademie ghetto E.C.Bertin Science Fact But live and death J.P.Lewy Recensies
2. 9. 17. 19. 22. 29. 33. 42. 44. 45.
Rigel magazine. Tweemaandelijks tijdschrift voor SF, fantastiek en Horror. Clubblad van SFAN, Belgische vereniging voor SF en fantastiek. Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Behoudens wanneer anders vermeld behoort het copyright aan de auteur. Rigel magazine is copyright (c) 1976 by Rigel Press & Guido Eekhaut. Alle manuscripten in één getypt exemplaar aan de hoofdredactie a.u.b..Manuscripten worden niet teruggezonden, zorg dus voor een copie. Prijs per stuk: 50 fr, abonnement: 300 fr (6 nummers). Te storten op rekening 220-0961338-07 van de Generale Bankmaatschappij te Antwerpen t.n.v. SFAN Antwerpen. Nederland: door storting van fl. 20.- op postgiro 737451 t.n.v. Penningmeester NCSF, met vermelding voor SFAN-België. Alle andere landen uitsluitend via internationaal postmandaat. Hoofdredactie & verantwoordelijke uitgever: Guido Eekhaut, Diestsestraat 34 bus 1, B-3000 Leuven, Belgium. Ass.-redacteur: Yves Vandezande, Ridderstraat 262 bus 21, B-3000 Leuven. Secretariaat: Josiane Cortoos. Administratie & Abonnementen: Lou GrauweIs, Lange Kievitstraat 27, B-2000 Antwerpen.
Dit is de laatste Rigel die U dit jaar zal ontvangen. Het is een erg dik nummer geworden, om het feit goed te maken dat er maar 5 nummers van SF-M/Rigel in de bus van de SFAN-leden zijn gevallen dit jaar. Er lag overigens nog een stapel materiaal klaar voor publicatie, o.a. een Lovecraftartikel dat ik al begin dit jaar kreeg.Mijn excuses aan die mensen die zo lang op hun bijdrage moesten wachten. In de voorbije dagen en weken ontving ik een stapel drukwerken, waarvan ik de boeken bespreek in de recensieafdeling,maar andere zaken volgen hieronder. Het juninummer van King Kong-SF kreeg ik vandaag net,en ik heb het nog niet kunnen lezen. Het is een Felix Thijssen-special,met bio & bibliografie van deze in Frankrijk wonende Hollandse auteur, een artikel en een verhaal van Felix zelf en een vraaggesprek. Inhoudelijk goed, maar de presentatie kan toch iets beter. Echter op dit ogenblik één der meest dynamische fanzines van het Nederlandse taalgebied. Dat is iets wat niet van 'Magnus' kan gezegd worden (over dat 'dynamische', bedoel ik, niet het taalgebied). Eric Batard was een tijdje in de mist verdwenen,en dook begin juli terug op met het meinummer van zijn newszine. En dan durft-ie nog klagen over andere editors
die niet meer met hem willen ruilen. 'Amazing Forries' is een professionele publicatie van Forrest J Ackerman,over..zichzelf. Some kind of egoboo..! Prachtige uitgave met glanscover (updating van een oude Amazing Stories-cover) en mooie binnendruk. Vele fotos en teksten van en over Forry, die vorig jaar 60 werd,ter gelegenheid waarvan deze 'brochure' werd uitgegeven. Werkelijk de moeite waard voor $ 2.50. Voor diegenen die soldaat gaan worden kan het boekje 'De rechten van de soldaat' van belang zijn. Het is een uitgave van VVDM (Vereniging van Vlaamse Dienstplichtige militairen),en dit eerste deel handelt over verloven en vergunningen. Een onderwerp waarvoor elke soldaat de oren spitst, dacht ik zo. Dan is er nog Michel Ruf,die in Frankrijk de fanzinemarkt verrijkt met twee produkten van eigen //// poot hand. Allereerst 'Snake',waarvan ik onlangs een exemplaar kreeg. Kwalitatief niet zo best,en inhoudelijk al niet veel beter. De druk is nog onzeker (offset, dat wel) ,maar Michel liet me weten dat het beter wordt. N° 2 komt uit in oktober en zou 50 pp tellen. Hij gaat ook (einde juli) een newszine, 'Crytik', uitgeven, maar bij't schrijven van deze lijnen heb ik nog geen details. °°°°°°°°°°° 'De rechten van de soldaat',VVDM, Hertogstraat 107,3030 Heverlee. 59pp, geen prijsopgave. 'Snake'&'Crytik': Michel Ruf, 140 Rue Charles Gounod, 54500
Vandoeuvre,France.Prijs:een gift is voldoende (een redelijke gift waarschijnlijk). 'Amazing Forries',Metropolis Publications,2495 Glendover Ave., Hollywood,90027 CA, USA. $2.50; 36 pp. 'King Kong SF',Rob Vooren,Hoge Rijndijk 14A,Leiden ND. F 20 per jaar (f 25 vanaf n° 5). 'Magnus',Eric Batard,Rue Kléber, 37500 chinon, France. 4 n°s voor 10 FF. 15 juli 1977 Van de in 1976 bij MacMillan verschenen anthologieën 'Decade' (Brian Aidiss & Harry Harrison) verschenen nu twee delen bij Pan in pocket: 'The 1940's' en 'The 1950's', voor 70p. elk. In het tweede deel verhalen van James H.Schmitz, Bradbury, Clarke, Sheckley e.a. Ook Unîvers 09 (éd j'ai lu) kwam onlangs uit. In de boekhandel zag ik twee paperbacks van Brabantia Nostra: 'Angst, mijn spiegelbeeld' van Mark Ruyffelaert en 'Het science fiction Universum' van Donald Wollheim. Ik kreeg onlangs toestemming om twee buitenlandse artikels te publiceren. Het gaat hier om een reminicentie van Fred Pohl over C.M.Kornbluth, en een bespreking van Heinlein's 'Time Enough for Love' door Joe Christopher. De artikels verschenen resp. in Extrapolation en Riverside Quarterly. Op maandagavond 18 juli jl. gaf de Nederlandse TV een jeugd-programma over SF-films. Eens te meer werd de nadruk gelegd op de oude clichés: vreemde planeten, monsters, buitenaardsen, 'het is allemaal onmogelijk..'. Ik ben
er gewoon misselijk van. Enig punt in het voordeel van de zender:een scene uit 'Metropolis'; maar dat was slechts een kleine troost. 19 juli 1977 Enkele dagen geleden kreeg ik van August Leunis een boze brief over de reactie van Luc Anciaux in Rigel n° 57: ".. Dit is een brief vol ergernis vanwege de Diesterse 'kwelgeest'. Wanneer Anciaux mij beschuldigt van plagiaat i.v.m. mijn poëzie in Rigel 4, dan strookt dit niet geheel met de waarheid. Anciaux kan blijkbaar goed vertalen, doch haalt maar vijf regels aan. Waaruit ik besluit dat het gedicht toch nog voor 3/4 van mijzelf is, een mooi % dacht ik. Verder kan ik zeggen dat ik bedoelde plaat van Jethro Tull nooit gehad heb. Dus zal alles wel op 'kosmisch toeval' berusten, zoals Anciaux zo spitsvondig opmerkt.Nu weet ik pertinent zeker dat andere auteurs, zelfs heel beroemde - ik zal geen namen noemen - ook bestaande songteksten van anderen pikken om 'eigen' proza of poëzie te scheppen. Dus .. ? Waarom mij beschuldigen als zoiets bijna dagelijkse kost is? En wie is trouwens Luc Anciaux? Okay, nu gaat iedereen dadelijk zeggen 'wat een pretentie heeft die Leunis!' Wel, iedereen die mij persoonlijk kent, zal het tegendeel wel bewijzen. Ik bedoel maar: wie nooit iets doet, kan nooit iets verkeerd doen en kan nooit kritiek krijgen! Het is heel gemakkelijk in je luie zetel te blijven zitten of liggen, zelf nooit eens iets te doen, maar terwijl anderen af te breken. Niets is zo gemakkelijk, maar het is een erg droevige mentaliteit! Als ik me niet vergis (en dat kan natuurlijk altijd) is Anciaux' verhaaltje HOBBY in SFM 48
anders ook maar heel flauw en stupied. De pointe is al te doorzichtig, en waar vind je in deze tijd nog belezen mensen, die tegelijkertijd én geen krant lezen, én nooit naar de radio luisteren én geen teevee kijken? Dus erg onwaarschijnlijk en vermoedelijk ook afgekeken van een andere auteur. Wie kaatst, mag de bal verwachten... Gewoonlijk - en ik spreek in't algemeen - wordt de meeste kritiek geleverd door mensen die zelf niet weten hoe moeilijk schrijven wel is en zelf niets doen. (...)" Op 26 juli jl. noteerde ik twee TV-programma's die enigszins SFgericht waren. Het eerste was 'Alternative 3' van de Britse Anglia TV (uit de reeks 'Science Report'), dat door onze bloedeigen BRT werd uitgezonden: een nieuwe 'war of the worlds', die ook enige verwarring stichtte, want in rasechte thrillerstijl kwam een ploeg journalisten tot de conclusie dat het bestaande ruimteprogramma al jarenlang dient om de burgers zand in de ogen te strooien. Sinds 1962 nl. zouden er al ruimtetuigen op Mars zijn geland,en daar,net als op de maan, kolonies hebben gesticht. Het doel: een kleine groep mensen redden van de Aarde, die ten ondergang gedoemd is. Alleen.. dit programma werd uitgezonden op een 1ste april en dus.. Later op de avond zagen we een moeilijk verstaanbare Stanislaw Lem op Duistland III in de reeks 'Literatuur als amusement'. Ik kreeg nog enkele amateur-uitgaven. Vooreerst twee boeken van Howard DeVore: 'A history of the Hugo, Nebula and International fantasy Awards" (D.Franson & DeVore, $ 2.00) & "Science fiction and fantasy pseudonyms" (Barry McGhan,
Misfit Press, $ 1.50). Het eerste geeft complete lijsten van de drie grootste Awards van hun onstaan tot 1976, plus een inleiding omtrent hun geschiedenis. Het boek geeft niet alleen de winnaars in elke categorie, maar ook elke andere auteur die genomineerd werd. Alhoewel technisch niet perfect, is het aan te bevelen voor de serieuze fan die ook historisch gericht is, en voor een kleine 120 blz is het nog een gunstkoopje ook. De "pseudonyms" is een ander belangrijk werkdocument. We leren o.a. Piers Anthony's ware naam (Piers A Jacob); dat Jack Vance ook schreef als John Holbrook,en dat Jean Ray ook John Flanders is (Kijkkijk!). Een bron aan informatie, maar of het compleet is.. Tiptree staat er nog niet in. 'The Space Game' is een semi-pro tijdschrift dat zich richt tot de fans die graag oorlogje in de ruimte spelen. Uitgegeven door Metagaming, die zelf dergelijke spelen maken; reclame dus. Import via Engeland: Games Centre, 16 Hanway Street, London, W1A 2LS. Locus 202 bevatte de Locus Award winners (beste roman was "where late the sweet birds sang" van Kate Wilhelm; beste fanzine:.. Locus, of wat dacht U?). A.C. Clarke is bezig aan een nieuwe roman: "Fountains of Paradise". De Britse SF Award (1977) ging naar 'Brontomek!' van Michael G Coney. En over't algemeen (volgens Locus) mogen de uitgevers in de USA niet klagen over de verkoop van SF-boeken. Publiciteit is de sleutel, en dat moeten ze hier nog leren. 30 juli 1977
HET VIERDE FESTIVAL VAN DE FANTASTISCHE FILM heeft dit jaar plaats van 14 tot 25 september in kinema MONTY. Alleszins een buitengewoon programma. Een wederom unieke kans voor de liefhebber van het genre. Het volledig programma verschijnt in "FILMGIDS"
Brief van Eddy C. Bertin: (29.7.77). "Vlug eerst even aanstippen over het algemene uitzicht van het tijdschrift: de druk is niet al te best uitgevallen,en op enkele pagina's zelfs volkomen onléésbaar in mijn exemplaar; verder is het wel een dikgevuld nummer geworden,al is de lay-out nogal slordig,en lijkt het geheel ergens wat vluchtig samengegooid.(..) Verder zou je je recensie-rubriek eens moeten op punt stellen,klasseer de recensies alfabetisch per auteur of per uitgever of per taalgebied, maar zo is het een losse wirwar ((geen tijd om dat te doen, Eddy, ik typ de hele rommel al zelf.Gebrek aan tijd is de oorzaak van verscheidene tekortkomingen,die eigen zijn aan een fanzine. GE)) Dé verhalen:Roger Daamen: R.Blijstra schreef iets identieks al een goede twintig jaar geleden (Planetarium van Otze Otzinga); Vandezande:rommelig en onzinnig gedoe,soms wel fannish-plezant hier en daar, maar ook niet meer dan een grapje; Alex Reufels,wel kijk,da's nu ook niet zo'n denderend idee, maar het is stukken beter geschreven dan de twee voorgaande,en ergens raakt het mij wel. Wààr het echter om gaat is natuurlijk mijn reaktie op Johan Vanheymbeek's 'Met
de SSS van Pure Gruwel'.Kijk,da's nu een jongen naar mijn teder hartje,misschien omdat hij gewoon zegt wat ik nu ook al een paar jaartjes aan het brullen ben.Ik ga dus niet ingaan op de essentie van zijn artikel, dat wel wat te beperkt is omdat hij geen precieze verhoudingen stelt inzake de positie van de zuivere 'horror' in de algemene strekking van het griezelverhaal.(..) POE:hemeltjelief,johan,hoe haal je het in je hoofd om te beweren dat Poe vrijwel nooit gebruik maakte van een paranormaal motief? (..) Gruwel in de echte zin van het woord, larie! Slechts enkele uitzonderlijke verhalen van Poe vallen onder het zuivere 'horror'klassement,en dan nog met reservatie! (..) Johan beweert dat psychologische gruwel een contradictie is. Waarom? Ik zie het niet in. Als je de essentie van het woord HORROR aanvaardt,neem je dat dit zich richt op het fysische..en in hoeverre worden wij niet ook FYSISCH beinvloed door het psychische? Johan's fout in zienswijze is dat hij dit FYSISCHE ELEMENT te letterlijk opvat,nl. dat de gebeurtenissen/daden FYSISCH moeten zijn.Neen, HORROR steunt niet op wat er gebeurt
in een verhaal,maar wel op welke reaktie dit gebeuren in ons als lezer oproept. (..)Wat tenslotte Farmer's beest-trilogie betreft, sjonge toch,als je dat gruwel in zijn ware kontekst noemt..daar begrijpt nu toch wel iedereen dat het precies een ABSOLUTE SATIRE is. Farmer spot met alles:met griezel en gruwel,met essef en fantastiek en gans de gothische roman,en vooral met de pornoroman. En wat Lovecraft betreft, daar moet Johan toch eens specimens noemen van ECHTE GRUWEL. Lovecraft schreef COSMIC TERROR: de verschrikking van de mens geplaatst tegenover het onbegrijpelijke,zowel fysisCh als psychisch, maar rasechte gruwel heb ik er toch zelden in gevonden. Tenzij je natuurlijk aanhanger bent van J.Vernon Shea en David H.Keller die HPL onder de freudiaanse loupe genomen hebben,en alles uitgelegd hebben als verdoken en gefrustreerde sexuele abberaties." Brief van F.R.De Cuyper (30.7.77) "Eerst even twee negatieve opmerkingen: de druk van dit nummer is niet altijd even goed. ((te wijten aan het feit dat we met een andere drukker moesten werken voor dit nummer.GE)) Ten tweede: al dan niet terecht erger ik me een beetje aan de vele schrijffouten die dit nummer ontsieren. ((Tijdsgebrek, weer eens, en ik heb echt geen tijd om de MS over te lezen.GE)). Interview met Silverberg was prima, hoop nog dergelijke bijdragen te zien ((die komen wel degelijk.GE)). Een woordje over de verhalen:"Kurve":louter inhoudelijk gezien eersteklas,en zeker voor een debutant, wat Daamen wel is,vermoed ik((Is hij niet.GE)).Nog niet zo vlot
geschreven,maar dat zal wel aan gebrek aan ervaring & routine liggen. Verder nog een irritant puntje:de twee vrouwen dienen om de keuken te doen en om (ik citeer) "aandachtig naar de mannen te luisteren".Kijk,ik heb niets tegen vrouwen-in-de-keuken,maar in dit verhaal vloekt het;koren op de molen voor de mensen die altijd beweren dat SF rechts en reactionair is etc. (Hebben die dan toch gelijk? Nee toch!). 'Tanx':echt,ik hou van humoristische stukjes of kolder, maar dit was ongenietbaar,ondanks een paar vondstjes. 'God': stereotiep,maar 't kan er nog mee door. (..) Een woordje over de recensies:Rigel is tweemaandelijks,kan daarom deze rubriek niet up-to-date houden, zeg je.Akkoord,maar verklaar me dan even hoe het komt dat Holland-SF dat wél klaarspeelt,zonder afbreuk te doen aan kwaliteit & presentatie? Of misschien hebben ze meer tijd & geld.. Tussen haakjes,ik vind H-SF nog steeds een ietsje beter dan Rigel/SF-Magazine... (( Waarom vraag je't niet aan hen hoe ze't doen, Frank? En Rigel/SF-M is een Siamese tweeling die niet bestaat. Dit is Rigel Magazine. Punt. Overigens schijn je alleen je eigen verhalen goed te vinden, wat een jammerlijke houding is. De recensierubriek is zo up-to-date mogelijk, maar met de nasleep van de overgang bracht dit nogal wat problemen mee. We doen wat we kunnen, of moet ik zeggen: "Ik..". Sorry, Yves, jij ook! GE)) Postbus verder: n° 2 van 'Essef' van RAJ Zielschot: mooi dik,met ruimtespel en enkele mooie strips. Tais Teng en zo. Erg mooi,werkelijk. Back Numbers van The Alien Critic en SF Review van Dick Geis (hello
Dick) gekocht. Geis herdrukte een hele stapel om alle fans een genoegen te doen. Zijn aparte stijl, zijn persoonlijke onderwerpen en de interessante artikels waren genoeg reden om hem al meermalen de Hugo voor beste fanzine of beste fan-writer toe te kennen. 03 aug.1977
Kees Van Toorn had blijkbaar in de gaten dat je in Holland geen twee gelijkaardige prozines kan opzetten, en liet dus de "Essef" titel van het zijne vallen. Zijn produkt heet nu fier 'ORBIT',en als Damon Knight daar niets tegen heeft, dan wij ook niet. ORBIT is een uiterst professioneel magazine, dat op de aardige Eddy Jones-cover de namen Asimov, Darlton, Laumer en Raasveld draagt. Verrassing : Raasveld's verhaal komt uit een eerder nummer van Rigel (wacht even.. ik heb ook nog wat op zolder liggen..). Het Asimov-interview, degelijk gestuurd door Darrell Schweitzer is uit Algol... en ik kon het wegens "financiële moeilijkheden" niet krijgen voor Rigel...
Nou ja, geen wrok, Kees. Het verhaal van Laumer ("De bovenmensen" of "The forest in the Sky", een Retief-verhaal) wordt echter geillustreerd (?) door afschuwelijke tekeningen, terwijl de rest van het blad grafisch puik in orde is. Het geheel is vrij duur echter; fl 4.95 of 85 fr, voor 35 blz,maar kwaliteit en degelijke inhoud is er voorzeker, op elk gebied. Laten we alleen Ghod bidden dat Kees stand weet te houden. 16. aug. 1977
In Engeland verscheen deze zomer het eerste nummer van een nieuw fantasytijdschrift, 'Fantasy Tales', dat op amateurbasis werkt, en dus niet als prozine kan beschouwd worden. Het ziet er echter wel zo uit: digestformaat met kleurencover van Jim Pitts, verhalen van Kenneth Bulmer, Ramsey Campbell, Eddy Bertin, Michael Moorcock, Brian Lumley en anderen. Het doet wat denken aan de goeie ouwe pulps, met redelijke illustraties bij de verhalen, van Pitts o.a. 48 blz dik voor 60 p. of $ 2, wat niet te duur is. Brabantia Nostra publiceerde een strip, ook in de zomer, naar een novelle van Sam Lundwall, "Terug naar moeder aarde", met tekeningen van Erno Zorad. vervolg p. 66.
Oorspronkelijk: "Lovecraft Criticism, a study". The Myskatonic vol.5 n° 1, february 1977. Met dank aan Dirk Mosig en S.T.Joshi. I N L E I D I N G Persoonlijke brief van S.T.Joshi, 27 februari 1977. '.. As Dirk (Mosig) wrote, the article forms part of my introduction to an anthology that I'm compiling, "A Collection of H.P. Lovecraft Criticism". This is a rather bulky volume (ca. 100,000 words) which features over three decades of Lovecraft criticism, and includes articles by Edmund Wilson, Colin Wilson, August Derleth, Robert Bloch, Prof. Mosig, George T Wetzel, J Vernon Shea, Fritz Leiber, and many others. The book, which should be finished within a few months, has no actual publisher, although the University of Pittsburgh Press has asked to see the manuscript whenever it is done. Dirk also mentioned a new (and hopefully definitive) bibliography of Lovecraft and Lovecraft criticism that the Kent State University Press asked me to compile; the completion of this book is distressingly far in the future, but several scholars are pitching in on the effort, and the book may be in print as early as sometime next year. It may interest you also to know that I am also editing a collection of previously unpublished essays by Lovecraft, collectively called 'In defence of Dagon', which shall be published by the Necronomicon Press (West Warwick, Rhode Island). The Necronomicon Press may also issue my translation of Maurice Levy's 'Lovecraft ou du Fantastique', whenever I finish it. . . . Waarom werd de kritiek over Lovecraft zo een verwarde zaak? Deze vraag kan men onderverdelen in: waarom werd hij zo afgekeurd en waarom zo geweldig geprezen? Naast de toevallige nukken en voor-
oordelen van individuele critici, zijn dit misschien de essentiële redenen voor zijn onpopulariteit: vooreerst was Lovecraft, ondanks zijn veelvuldige ontleningen van opvattingen en stijlen van andere schrijvers, in de grond een zeer origineel auteur. Ten tweede was zijn stijl helemaal niet zoals deze van zijn tijdgenoten, daar hij er zowel naar streefde het klassieke, correcte 'Georgian' (stijl uit de tijd van de vier eerste Georges, koningen van Engeland,NVDV) als de sobere, nauwkeurige stijl van wetenschappelijke tijdschriften weer te geven. Ten derde werd het griezelverhaal, tot zeer onlangs, over het algemeen niet beschouwd als een gerechtvaardigde manier van schrijven, en ten vierde hadden het feit dat Lovecraft publiceerde in de pulp-magazines van toen en, later, het feit dat de fans van de pulps voor zijn werk opkwamen, tot gevolg dat hij een zeer twijfelachtige literaire figuur leek. Misschien moeten al deze redenen met meer nauwkeurigheid behandeld worden. Lovecraft's levensopvatting, zoals ze uitgedrukt wordt in zijn fictie en nog duidelijker uiteengezet in zijn brieven en essays, was er een van - zoals hij het zelf noemde - "Kosmische Onverschilligheid". Daar hij filosofisch gezien een mechanisch materialist was, voelde hij dat het bestaan van de mens op deze planeet niets meer voorstelde dan een oneindig kleine en toevallige (en, zoals hij vaag suggereerde in 'At the Mountains of Madness', een misschien onvoorziene) gebeurtenis in het universum; de levensduur van de mensheid zou slechts een seconde betekenen in de eeuwigheid. In zijn fictie werd dit weerspiegeld door zijn zinspelingen op ontzagwekkende ruimteafgronden en enorme tijdspannen. De cyclus van de YogSothoth-mythologie, met zijn titanische wezens - Yog-Sothoth, Azathoth, Cthulhu, Nyarlathotep, en anderen - is geen aanwijzing voor het feit dat Lovecraft een eigenaardige mysthicus was, die mythische 'goden' en wezens schiep in een poging aan de realiteit te ontsnappen, maar een duidelijke weerspiegeling van zijn kosmische visie: de uiterste onverschilligheid van deze onberekenbaar machtige wezens tegenover de inkonsekwente schepselen die mensen genoemd worden, is de bron van verschrikking in Lovecraft's verhalen. Deze wezens 'goden' genoemd door de mensen omdat zij 'goddelijke' machten schenen uit te stralen - zijn noch in de instandhouding, noch in de vernietiging van de mensheid geïnteresseerd, doch slechts in hun eigen doeleinden, en wanneer de mensen toevallig hen tegen het lijf lopen of hun in de weg staan, worden zij gewoon uitgeroeid! Deze bespottelijke positie van de mens in de cosmos wordt voortdurend weerspiegeld in Lovecraft's fictie. De meerderheid van de critici hebben dit nochthans niet begrepen, daar zij op een dwaalspoor geraakten door hetgeen zij beschouwden als een kinderachtige voorstelling van Mystieke 'goden' en schepsels, zoals ze door talloze broodschrijvers werden beschreven. Bovendien werd Lovecraft's ijselijke fysische horror dikwijls onderschat, zonder dat men een poging deed om het motief of het einddoel van deze effecten te begrijpen.
Het is duidelijk dat Lovecraft's schrijfstijl niet modern is, zoals Robert Bloch te kennen gaf met de uitspraak: "Het is moeilijk te geloven dat Howard Phillips Lovecraft een literair tijdgenoot was van Ernest Hemingway" (1). Wij vinden bij hem de levendige, beknopte,nonchalante en dikwijls eenvoudige stijl die typisch is voor de moderne amerikaanse, en in mindere mate voor de engelse fictie, niet terug. Wij ontmoeten daarentegen een stijl die sober is, intelectueel en nauwkeurig, een vernieuwing van een stijl die twee eeuwen geleden in zwang was. Lovecraft zocht even ijverig als Flaubert naar 'le mot juste'; hij herzag en verfraaide zijn fictie tot het een niveau bereikte dat nu absurd en overdreven lijkt. Zijn stijl werd 'kunstmatig' (2), pretentieus en onecht genoemd, maar omdat Lovecraft's literair dieet in zijn jeugd hoofdzakelijk bestond uit de literatuur van de achttiende eeuw, was deze stijl voor hem heel natuurlijk.Dit werd trouwens bewezen door zijn brieven, die spontaan en instinctief geschreven werden, en het is dus belachelijk deze stijl gemaakt te noemen. De belangrijkste reden voor de onpopulariteit van zijn schrijftrant is eenvoudig dat deze stijl niet meer gebruikt wordt of in zwang is. Zulke onderwaarderingen weerspiegelen slechts de literaire smaak van onze tijd. Hetzelfde kan gezegd worden van de bezwaren die gemaakt werden door critici als Edmund Wilson, Colin Wilson en anderen, tegen het feit dat Lovecraft woorden gebruikte als 'Hideous', 'horrible', 'ghastly' en andere botweg griezelige adjectieven: dergelijk gebruik was erg populair in de griezelverhalen uit de tijd van Poe en van dan af werd erop neergekeken. Het gebruik van deze techniek kan echter intrinsiek niet onjuist zijn omdat één of twee generaties al voldoende zijn om het weer in de gunst te stellen van het lezerspubliek. Nu wat betreft het vooroordeel tegen het griezelverhaal als een soort minderwaardig genre ten opzichte van de hoofdliteratuur: dit was evident sedert de afnemende populariteit van de Gothische roman van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende, en slechts de toenemende populariteit van een aanverwante genre, science fiction, in de laatste twintig jaren heeft ervoor gezorgd dat het griezelverhaal zelf 'respectabel' werd in de ogen van de critici. Edmund Wilson scheen een speciale afkeer te hebben voor de griezelfictie, die het gewone vooroordeel tegen het genre in zijn geheel overtrof, maar reeds in 1944 vertolkte Winfield Townley Scott wat waarschijnlijk de gevoelens
waren van de meeste critici uit die tijd: 'Het opzettelijk schokken -angst aanjagen of met afschuw vervullen - is ontuchtig in de literatuur.' Scott weigerde 'griezelverhalen te beschouwen als grote literatuur, wie ze dan ook geschreven moge hebben' omdat 'er al genoeg griezel in het echte leven is zonder dat het er nog van buitenuit bijgesleept moet worden , zoals (Elliot) Paul het ooit zei.' (3) En hoe subjectief en niet terzake dergelijke opvatting ook was, toch werd zij gedeeld door de meerderheid van de belangrijkste critici. Natuurlijk kan 'grote literatuur' - literatuur die het waard is bewaard te worden en waarover ernstig nagedacht kan worden - in vele vormen en stijlen voorkomen, of het nu haar doel is te verblijden,te bedroeven, te vermaken, te boeien, leerrijk te zijn, het verstand in beweging te zetten of griezelig te zijn. August Derleth heeft geschreven dat 'it was to be expected that the place of original publication (of Loveeraft's fiction) would be held against it.'(4). Pulp magazines werden nooit erg geprezen door de critici, en misschien wel terecht, want het merendeel van de inhoud werd geschreven door broodschrijvers die seriewerk afleverden, vaak onleesbaar en grammatikaal niet helemaal correct. Maar in het voordeel van 'Weird Tales' en andere pulps kan gezegd worden dat zij een afzetmarkt vormden voor vele auteurs die nu als groot beschouwd worden - Tennessee Williams en Ray Bradbury zijn er slechts twee van - dat zij bovendien af en toe het formaat en de inhoud van main-stream tijdschriften overtroffen, en, natuurlijk, dat zij de voorlopers waren van de gereputeerde SF-prozines van vandaag. Daar Lovecraft's fictie verspreid was in de goedkope pulps, tussen de over het algemeen afschuwwekende rommel waarmee de meeste nummers volgepropt zaten (hoewel ze van tijd tot tijd vereerd werden met literaire werken van Lovecraft's collegas: Clark Ashton Smith, Donald Wandrei, Frank Belknap Long, Henry S Whitehead, C.L.Moore en anderen), werd het heel gemakkelijk Lovecraft's verhalen te laten doorgaan voor broodschrijverij. Men kan zich afvragen waarom hij dan niet publiceerde in prestigieuze tijdschriften, als zijn werk dit dan toch kon rechtvaardigen. Maar hier speelde het vooroordeel tegen het griezelverhaal een rol: gereputeerde tijdschriften namen zeer weinig fantastische literatuur op omdat zij, ten eerste, niet behoorlijk of waardevol werd bevonden, en ten tweede, niet populair was in de lezerskring van deze tijdschriften. Ondertussen moeten Lovecraft en andere zuivere griezelschrijvers de kost verdienen, en hun werken publiceren waar ze konden. Bovendien zorgde de verering van Lovecraft door de fans, wiens artikelen niet bijzonder kritisch waren, ervoor dat Lovecraft beschouwd werd als een wat ongewoon auteur die een kortstondige populariteit genoot bij een groep onkritische lezers. Om al deze redenen, werd Lovecraft ofwel genegeerd door belangrijke critici ofwel werd hij hardvochtig, subjectief of spottend beoordeeld. Er was reeds materiaal over Lovecraft verschenen in de amateurpers vanaf de jaren '20, maar toen zijn 'Eyrie' verscheen in Weird Tales, werd de lezersrubriek van dat tijdschrift overstroomd met lofbetuigingen, en hij bleef populair bij de fans en de fanzines. Na zijn dood
verschenen kortere kritische of biografische artikels in fanzines zoals 'The Acolyte', 'Fantasy Commentator', 'The Fantasy Advertiser' en elders. Mettertijd kwam de gevierde Lovecraft-cultus tot stand. Dit was een vrij obscure groep wiens leden alle aspecten van Lovecraft als mens en als schrijver wensten te vergoddelijken. Daarop schreef Edmund Wilson een artikel om te 'bewijzen' hoe belachelijk dergelijke cultus was en hoe kinderachtig Lovecrafts werken waren. Maar, rond 1950 werd het duidelijk dat Lovecraft niet in vergetelheid zou wegzinken (5). Dit feit aanvaardend, wijdde Dr. Peter Penzoldt aandacht aan hem in zijn studie, 'The'Supernatural in Fiction' (1952). Maar het belangrijkste kritische/biografische/bibliografische werk werd nog altijd gedaan door fans en door de vrienden en correspondenten van Lovecraft. In minder dan vijftien jaar na zijn dood hadden dergelijke collega's zoals Frank Belknap Long, August Derlath, Donald Wandrei, E. Hoffmann Price, Rheinhart Kleiner, W. Paul Cook, Samuel Loveman, Mrs. Muriel Eddy, zijn vrouw Sonia Davis, R.H. Barlow en anderen memoires over Lovecraft geschreven, terwijl andere leden of verwanten met de "Lovecraft Circle" - Fritz Leiber, Joseph Payne Brennan, Derleth, Matthew H. Onderdonk, George T. Wetzel en anderen - korte kritische waarderingen trachtten te schrijven. Wat deze studies in de weg stond - en wat tot onlangs de doeltreffendheid van veel kritiek over Lovecraft belemmerde was de onbeschikbaarheid van het grootste deel van zijn werken. Terwijl Lovecraft's brieven reeds in 1920 gedrukt werden, werden zij nooit uitgegeven, tot de publicatie van de 'Selected Letters' in 1965. Het is duidelijk, dat het onmogelijk was Lovecraft volledig en objectief te schatten zonder zijn brieven te bestuderen. Vóór het einde van de zestiger jaren was de kritiek over Lovecraft geconcentreerd op de fictie-schrijver en, in zeldzame gevallen, op de dichter, maar er werd geen rekening gehouden met zijn filosofische kennis (alhoewel vele van zijn correspondenten daarop gewezen hadden en zij konden het weten) en met de omvang van zijn "kosmische onverschilligheid", de sleutel tot het begrijpen van Lovecraft's oeuvre. Hier kan ook nog een andere oorzaak aangeroerd worden voor wat betreft de vele misverstanden die opgerezen zijn rond Lovecraft's leven en werk, nl. August Derleth. Zoals professor Dirk Mosig aantoonde in zijn werk "H.P.Lovecraft: Myth-maker", heeft Derleth's onbereidheid of onbekwaamheid om de Lovecraftwerken te begrijpen hem ertoe gebracht een zeer vervalste indruk van hem te vormen en te verspreiden. Door het feit dat Derleth, als Lovecraft's uitgever en fanatiekeling, werd beschouwd als een "Kenner", werden zijn - vaak onjuiste - opvattingen door de meerderheid van de critici en geleerden overgenomen. Misschien lag Derleths meest belangrijke fout hierin dat hij zijn posthume samenwerkingen schreef,die niet alleen intrinsiek arm zijn, maar ook een verdraaiing waren van Lovecraft's kosmische cyclus van de Yog Sothoth-mythologie. Men kan gerust zeggen dat Derleth, alhoewel misschien onopzettelijk en zonder kwaadaardige bedoelingen, de vooruitgang van de objectieve kritiek over Lovecraft met bijna dertig jaar heeft vertraagd. Fritz Leiber was een van de weinige critici die Derleths verkeerde opvattingen reeds vroeg weigerde te aanvaarden en daarom blijft zijn "A Literary Copernicus" (1949) een van de beste kritische studies van Lovecraft.
De eerste goede thesis over Lovecraft werd geschreven in 1950 door James Warren Thomas, nl. "H.P.Lovecraft: A Selfportrait", maar Lovecraft kreeg weinig aandacht voor de zestiger jaren. Toen werden er vijf verhandelingen over hem geschreven, waaronder de waardevolle Koki en St. Armand thesis en de eerste doctoraatsverhandeling, door Maria Tranzocchi van de Universiteit van Rome. Gedurende de eerste zes jaar van de zeventiger jaren werden reeds acht verhandelingen geschreven. Artikels over Lovecraft kwamen druppelsgewijs binnen sedert het einde van de vijftiger jaren, maar ze werden niet omvangrijk vóór de zestiger en zeventiger jaren. De Franse critici waren de belangrijkste kenners van Lovecraft en de Italiaanse, Spaanse en Duitse critici kwamen er niet ver achter. Terwijl er altijd memoires van Lovecraft zijn geweest, waren de officiele biografieën verbazingwekkend schaars.De trieste staat van de Lovecraft-biografieän kan te wijten zijn aan het feit dat de opvallend onjuiste "H.P.L.: A Memoir" (1945) van August Derleth lang beschouwd werd als de "standaard" biografie. De eerste volledige biografie werd veertig jaar na Lovecraft's dood geschreven, het dubieuze "Lovecraft: A Biography" van L. Sprague de Camp. Vaak werd beweerd dat er een parallel is tussen deze en die van Poe, geschreven door E.H.Griswold (6). Terwijl de Camp een grote hoeveelheid research in zijn boek heeft opgenomen, stond hij zichzelf eveneens subjectieve waardeoordelen over Lovecrafts leven en karakter toe, en trachtte een posthume psychoanalyse te geven, met betwistbare resultaten. De de Camp biografie zal tenslotte misschien nog dienen als een handleiding voor toekomstige, objectievere boeken. Maar de Camp is bijlange niet de eerste die een psychoanalyse trachtte te maken van Lovecraft: het begon in 1945 met Majorie Farber en Colin Wilson en anderen gingen ermee door. Maar het is nog niet lang geleden dat het Lovecraft Oeuvre logisch werd onderzocht, door geleerden als prof. St. Armand en Prof. Mosig, in een psychoanalytisch-literair kader, waardoor ze een fascinerende dimensie toevoegden aan de waardering voor en het begrijpen van Lovecraft. Perifeer aan Lovecraft eigen werk en aan de kritiek over hem zijn die werken van andere auteurs die Lovecrafts stijl nabootsten of die de thema's uit zijn fictie gebruiken of nabootsen, welke behoren tot de Yog-Sothoth cyclus of de Cthulhu mythologie. Auteurs van dergelijke verhalen waren niet alleen sommige van Lovecrafts belangrijkste correspondenten die hijzelf aanspoorde om zijn mythe-cyclus uit te breiden (Derleth, Frank Belknap Long, Robert E. Howard, Robert Bloch, Clark Ashton Smith), maar ook schrijvers op de rand van de Circle (Carl Jacobi, Joseph Payne Brennan, Hugh B. Cave, Henry Kuttner, Manly Wade Wellman), en schrijvers die helemaal losstaan van Lovecraft en die hun fictie lang na zijn dood schreven (J. Ramsey Campbell, Brian Lumley, Richard L. Tierney, Lin Carter, Colin Wilson, James Wade en vele anderen). Maar terwijl de invloed van Lovecraft zeer duidelijk is in deze in het oog springende gevallen, kan ze ook aangevoeld worden in het werk van Kurt Vonnegut, Ray Bradbury en andere schrijvers die normaal niet ge-
associeerd worden met Lovecraft. De fictie van Lovecraft is van te kleine literaire omvang om toekomstige schrijvers te beïnvloeden zoals de detectieve- of griezelroman van Poe, maar het is zeer waarschijnlijk dat de opvattingen die in zijn werk naar voor komen een effect op de literatuur kunnen hebben. Werken in de aard van de "Lovecraftian" novellen van Colin Wilson - die er niet naar streven Lovecrafts stijl slaafs te imiteren of Lovecrafts eigen plots weer op te rakelen, maar zijn ideeën verder uit te werken - kunnen in de toekomst verwacht worden. Terwijl korte artikels over Lovecraft verschenen zijn in tijdschriften als Time, Library Journal, en de New York Times Book Review (7),wordt het belangrijkste kritische werk over hem nog steeds gedaan door de amateurpers en de fanzines. Enkele jaren geleden had de stichting van de Esoteric Order of Dagon, een amateur Press Association gewijd aan Lovecraft, tot resultaat dat duizenden bladzijden materiaal over hem, waaronder soms waardevol materiaal, werden gepubliceerd. Een andere, meer academische amateurgroep, de Necronomicon, geleid door R. Alain Everts, levert ook zeer nuttige biografische, bibliographische en kritische research af. Belangrijke onlangs gepubliceerde werken, zoals "Howard Phillips Lovecraft: Dreamer on the Nightside" van Frank Belknap Long en "Lovecraft at Last" van Willis Conover en de aangekondigde kritisch/biografische studies van prof. Mosig, prof. St.Armand, prof. James Merritt, prof. John Taylor Gatto en prof. Philip A. Shreffler (8), kunnen wijzen op het feit dat het belangrijkste kritische werk over Lovecraft nog moet gedaan worden. Op dit ogenblik is het onmogelijk een oordeel te geven over Lovecrafts uiteindelijke plaats in de literatuur; maar men kan zonder twijfel zeggen, dat zijn plaats, gezien zijn toenemende belangrijkheid in de Amerikaanse en de wereldliteratuur, niet die van een zonderling of een broodschrijver is maar van een ernstig en zuiver artiest, wiens werk een kosmische gedachte weergeeft die de literatuur zelden of nooit heeft gekend. ° ° ° ° ° ° ° ° ° (1) Robert Bloch, "Poe and Lovecraft". Ambrosia 2, aug. 1973. (2) Dr. Peter Penzoldt, "The supernatural in Fiction". London: Peter Nevill, 1952, p. 165. (3) Winfield T. Scott, "His Own Most Fantastic Creation: Howard Phillips Lovecraft", in Exiles and Fabrications, Garden City NY,Doubleday, 1961, p. 52. (4) A. Derleth, "H.P.Lovecraft and his work" in Lovecraft's The Dunwich Horror and Others; Sauk City, Arkham House, 1963, p. XVII. (5) Ibid. p. XVIII. (6) R. Alain Everts, brief aan de auteur, 17 sept. 1975. (7) Philip Herrera, "The Dream Lurker", in Time, juni 11,1973, p.99 100; Unsigned, "Mystery-detective-suspense" in Library Journal, 1 nov. 1964, p.4390; Marc Slonim, "European Notebook",New York
Times Book Review, mei 17, 1970, p. 14. (8) Prof. Mosig "H.P.Lovecraft" (Twayne); prof.St.Armand "The Roots of Horror in the fiction of H.P.Lovecraft" (Dragon Press); prof.Merritt, untitled biography; prof. Gatto, "A study Guide to Lovecraft" (Monarch Study Note); prof. Shreffler "The H.P.Lovecraft Companion" (Greenwood Press). ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° °
Tweemaandelijkse publicatie van de Perry Rhodan Club PROGRESSEF Verantwoordelijke uitgever : Peter Pauwels, Edg. Tinelstraat 70, 2650 Boom (België). **************************************
Het valt mij iedere keer opnieuw op hoe weinig er eigenlijk over SF gesproken wordt. Neem het geval Leuven. Kwestie van er een onschuldig slachtoffer uit te pikken, want het zal elders wel net zo gaan. Het schema ziet eruit als volgt: op een gewone doordezaterdagse vergadering kom ik uit traditie te laat (onderzoekende blikken van wat komt die hier al zo vroeg doen, moet ik niet). Wriggle is er eerst, die kijkt graag naar de meisjes en Gust Leunis is ook vroeg zodat het belangrijkste al gebeurd is en aan mij verloren: de Boekenverkoop. Ik stel mij vervolgens tevreden met een spaarzame tweede keus en bestel veel bier. Terwijl de eerste ontmoedigden al aan de aftocht beginnen komt Guy Rens nog binnen en bestelt meer bier. Wriggle zit ondertussen al drie tafels verder met een franssprekende schone. Het volgende punt op de dagorde is lang en breed praten over wat er niet en wat er wel in de volgende Rigels en Vision On's zal komen. Wat de 'redacteurs' vergeten is dat er op vergaderingen nog andere mensen zitten die de status van vakidioot nog niet hebben"bereikt en slechts dromen van een eigen tijdschrift. Deze kategorie heeft dan ook het gevoel er voor spek en bonen bij te zitten en moest het bier toevallig niet zo lekker zijn, zouden ze geen twee keer komen. Maar over SF praten, ho maar! U bent niet goed zeker, U! Ik, prille aprilgek, heb altijd durven denken dat dit soort bijeenkomsten een uitstekende gelegenheid was om eens met elkaar van gedachten te
kunnen wisselen over diverse auteurs en hun geesteskinderen. En dat is duidelijk nog niet gebeurd!! O, Wriggle fluistert me hier net in het oor dat ik mijn vriend Heer Cuyper niet mag vergeten. Dus: waar haalt de heer Frank R. De Cuyper het in zijn hoofd om mij een beginneling te noemen? ((In een private brief, NVDR) Waar was de Heer Cuyper in 1973? Dit is een doordenkertje. Beste Heer Cuyper, waarom geen nieuwe ruzie beginnen, nu die van Smets en Raasveld eindelijk is opgedroogd? Kijk, ik zal de eerste steen werpen: Moosbeest! Zo, Wriggle is weer tevreden, dat zie ik aan zijn dekplaten. Nee, er ligt nog iets anders op zijn pancreas. Iemand heeft hem ooit eens in zijn input gefluisterd dat hij de heersende vriendjespolitiek in het Belgische SFwereldje niet mooi meer vindt. Daarom is die iemand nu zelf, zij het in samenwerking met ondergetekende, een fanzine begonnen waarin hij het allemaal volgens het boekje wil doen. Voor commentaar over naar Wriggle: Beste vriend, van vriendjespolitiek gesproken, pak maar eens die Again Dangerous Visions van vriend Ellison ter hand.Als dat geen buddy-buddy is weet ik het niet meer. Gelukkig zijn 90 % van de verhalen alsook Ellisons eigen werk fantastisch. Zolang ie maar niet begint te zeuren (en dat doet hij vóór elk verhaal), want dan lijkt het of hij met alle geïntroduceerde auteurs naar bed is geweest. Dank U Wriggle. Y.V.
Born SF: de nieuwe NOVA-reeks: Tot nu toe verschenen: "Tussen de planeten" van Robert Heinlein en "Verzamel, Duisternis!" van Fritz Leiber. Nog in 1977: "De Rode Planeet" van Robert Heinlein, "Een man alleen" van Isaac Asimov, "De Ijsschoener" van Moorcock; "De R van Raket" van Bradbury; "Tijd voor de sterren" van Heinlein" en "Piraten van de Asteroiden" van Asimov. Tijdens het voorjaar '78 volgen: "Het juweel in de schedel" van Moorcock; "Ruimteschip Galileo" van Heinlein; "De grote zon van Mercurius" van Asimov en "De amulet van de Waanzinnige God" van Moorcock. In de 'grote paperbackserie' verschijnen: "De omgekeerde wereld" van Chris Priest ; "Var de stok" van Piers Anthony ; "Aan het prikken van mijn duimen" van Bradbury.
Alhoewel ik pas enkele maanden geleden een aantal van deze boeken toegestuurd kreeg, bestaat de Garland Library of Science Fiction al een tijdje. Het is een merkwaardige serie hardcovers, met een mooie blauwe kaft en goed papier (gegarandeerd voor 250 jaar of zo). Per stuk kosten ze $ 11, wat vrij veel is en zowat overeenkomt met de prijsklasse van de CLA in Frankrijk. De hele serie (waarvan u elders in dit nummer een lijst kan vinden), is te koop voor een slordige $ 447.75 (in de USA), en daar krijgt men dan een boek van Lester del Rey bij, met (weerom) een geschiedenis van de essef, als extraatje. Tegen die prijs kan echter alleen een bibliotheek zich dergelijke reeks veroorloven, alhoewel sommige delen zeker hun geld waard zijn. De bedoeling van Garland was nu precies om bibliotheken te voorzien van duurzame en goede essefboeken in een complete serie. Na del Rey's geschiedenis start de reeks met J.D.Beresford's 'The Hampdenshire Wonder', een klassieke superman- (en in dit geval ook mutant-) roman, die wordt beschouwd als een der klassieken uit het genre. Hetzelfde geldt voor Alfred Bester's 'The Demolished Man', die geen inleiding nodig heeft,want hij verscheen hier al heel wat jaren terug. Dan volgen Karel Capek en Stanton A Coblentz. Vooral deze laatste was in de vooroorlogse SF een grote naam, en beide romans trekken de aandacht: 'After 12.000 years' handelt over een man die een lange vriesslaap maakt en pas in de verre toekomst wakker wordt. Insekten hebben de aarde overgenomen van de mens, en hij helpt hen hun beschaving op te bouwen. Coblentz introduceerde in die tijd de satirische SF-roman, en bouwde diverse nieuwe themas op, die nu echter allang terug begraven zijn onder het stof van honderden ongeïnspireerde navolgers. Wat niet wil zeggen dat zijn boeken niet meer leesbaar zouden zijn... Zijn andere boek in deze reeks is 'In caverns below' ('The Hidden world'), waarin de mensen zich in ondergrondse krochten hebben teruggetrokken. Ook Ray Cummings heeft hier een boek: 'Tarrano the Conqueror', een space-opera uit 1925. Dan komen de jongeren: vooreerst Samuel Delany met 'The Einstein Intersection', waarmee hij zijn tweede Nebula behaalde, en Phil Farmer met 'The maker of Universes' en 'Night of Light'. De daaropvolgende boeken zijn een vrij eigenaardig samenraapsel: Fletcher Pratt, Charles Fort, Otto Willi Gail, L.Ron Hubbard en Neil R.Jones. Henri Kuttnerts naam verscheen tweemaal: 'Destination Infinity' en 'Mutant'. Het eerste boek is bij de lezers beter bekend als 'Fury': aardbewoners leven in steden onder de Venusiaanse zeeën nadat de aarde vernietigd werd. De hoofdpersoon probeert zijn decadente en zwakke medemensen ertoe te bewegen terug te gaan naar het gevaarlijke oppervlak van Venus en een nieuwe beschaving te stichten. 'The Einstein Intersection' van Samuel Delany, een boek dat ik even
apart wil belichten, speelt zich af op de Aarde, nadat de natuurwetten een verandering hadden ondergaan tengevolge van de kruising (intersection) tussen het Einsteiniaanse Universum met een ander. De hoofdpersoon, Lo Lobey, een nieuwe Orpheus, verliest zijn geliefde Friza en vertrekt op een bizarre tocht om haar terug te vinden. Net als Orpheus zal hij haar een tweede maal verliezen. De legende van Orpheus wordt expliciet vermeld, vermengd met de legende van de Beatles en meer in't bijzonder van Ringo Starr. Delany's achtergronden komen hierin naar voren: hij was een tijdje folksinger, en schreef dit boek tijdens zijn verblijf in Italië. Getuige daarvan zijn uittreksels uit Delany's eigen dagboek. Gedurende zijn tocht maakt Lo Lobey kennis met diverse personages: zijn tegenstander Kid Death, een jongen met paranormale krachten; Spider, een vierarmige man; The Dove, beeld van de liefde, die echter geen menselijke natuur bezit. Nadat de mensen de ruimte ingetrokken waren bleven nl. de voorouders van deze bewoners achter op Aarde, en moesten terug beginnen onder de allerprimitiefste voorwaarden. Maar niet allen waren nog menselijk. Genenafwijkingen creëerden abnormalen en superbegaafden. Friza kan niet spreken bv, maar bezit aanmerkelijke psikrachten, die ze ook voor communicatie gebruikt. De bijzondere kwaliteiten van dit boek maken het tot een curiosum in de SF. 'Past Master' is één van Lafferty's beste romans, waarin hij Thomas More uit de dood oproept om de politieke situatie op de planeet Astrobe te ontwarren. Van Ursula Leguin merken we hier drie romans die zich binnen hetzelfde kader afspelen: 'City of Illusions', 'Planet of Exile' en 'Rocannon's world'. Andere boeken zijn 'Davy' van Edgar Pangborn, 'Wolfbane' van Pohl & Kornbluth, de 'Skylark-serie van EE Smith (kan u echter in een goedkope Engelse editie kopen), 'Odd John van Olaf Stapledon, 'Slan' van Van Vogt... Opvallend is dat deze reeks, die echt wel belangrijk is, een eigenaardig allegaartje van soms zeldzame en soms ongewone boeken is. Een aantal (Beresford, Coblentz, Kuttner) zijn klassiekers die in geen enkele andere uitgave meer te vinden zijn, behalve oude obscure pockets of nog duurdere collector's items zijn geworden. Dan zijn er de boeken van Charles Fort - op zichzelf al een legendarische figuur. Het zijn geen romans maar handelen over onverklaarbare fenomenen en dergelijke, waar Fort zelf een verklaring voor verzon, of probeerde te verzinnen. Hij was nochthans geen wetenschapsman, maar een zonderling die zijn hele leven lang dagbladknipsels verzamelde over allerlei vreemde verschijnselen. Hij moet echter niet gezien worden als een charlatan of een anti-wetenschapper. Hij had een klare geest en een ontzettend gevoel voor humor. Zijn boeken nam hij zelf niet geheel serieus. Hij stak de draak met wetenschapsmensen die zo vastzaten in dogmas van hun specialisatie dat ze de eenvoudige waarheden niet konden of wilden onder ogen zien. Met zijn verbazingwekkende verbeelding leverde Fort aan generaties SF-schrijvers honderden themas en ideeën, die door hen grif werden gebruikt. Kortom, een serie waar ieder een paar boeken naar zijn smaak kan in vinden. Pierre Demets.
Lester del Rey - Science Fiction, 1926-1976. J.D.Beresford - The Hampdenshire Wonder. Alfred Bester - The Demolished Man. Karel Capek - The Absolute at large. Stanton A. Coblentz - After 12,000 Years. " " - In Caverns Below. Ray Cummings - Tarrano the Conquerer. Samuel R. Delany - The Einstein Intersection. Philip José Farmer - The Maker of Universes. " " - Night of Light. George U. Fletcher (Fletcher Pratt) - The Well of the Unicorn. Charles Fort - The book of the Damned. " " - Lo! " " - New Lands. " " - Wild Talents. Otto Willi Gail - Shot into Infinity. L. Ron Hubbard - Final Blackout. " " - Return to Tomorrow. Neil R. Jones - Planet of the Double Sun. Henry Kuttner - Destination Infinity. " " - Mutant. R.A.Lafferty - Past Master. Ursula K. Leguin - City of Illusions. " " - Planet of exile. " " - Rocannon's World. Edgar Pangborn - Davy. H. Beam Piper - Lord Kalvan of Otherwhen. " " - Space Viking. Frederik Pohl & C.M.Kornbluth - Wolfbane. Cordwainer Smith - You Will never be the Same. George O. Smith - The Brain Machine. " " - Venus Equilateral. Edward E. Smith - The Skylark of Space. " " - Skylark Three. " " -Skylark of Valeron. " " - Skylark Duquesne. Christopher Stasheff - The Warloek in Spite of Himself. Olaf Stapledon - Odd John. Theodore Sturgeon - More than Human. John Taine - The time stream. A.E. Van Vogt - The book of Ptath. " - Slan. Jack Williamson - Darker than you think. " " - The legion of space. Roger Zelazny - Four for tomorrow. " " - This Immortal.
Episode uit het dagboek van Heliogabalus E.C. van der Couteren-Bosvoorde, als gepubliceerd in 'Gezamelijke memoires', met toestemming van de auteur of zijn vertegenwoordiger.
Het is tekenend dat het steeds uiterst geniale beroemdheden zijn als ik die het slachtoffer worden van de loop der geschiedenis. Het was de eerste maal dat wij onze moeder Aarde verlaten hadden. Met 'wij' bedoel ik: ik, Heliogabalus E.C. van der Couteren-Bosvoorde, en mijn eerwaarde neef, Pherekydes L.B. van der Couteren Bosvoorde, zoon van de beroemde Hypereides X.M. van der Couteren Bosvoorde, mijn geachte oom. Na gezamelijk overleg hadden wij het wijze besluit genomen ons dankzij onze peilloze geldelijke middelen een idyllische planeet als buitenverblijf aan te schaffen, gezien we nu toch eenmaal in de Eeuw van de Ruimtevaart schijnen te leven, en er aan zulke toeren (men vergeve mij mijn frivole taalgebruik) toch schier geen risico meer gekoppeld was. Wij kochten dus gauw een luxe-jacht, en togen naar het hemellichaam dat onze voorkeur weggedragen had, en dat op de sterrekaarten vermeld stond als Clitoris, naam die de ontdekker van dit zonnestelsel het recht had gegeven, een gewoonte die ik ten zeerste betreur. Ik ga hier niet in detail ingaan op de ligging van de planeet: geinteresseerden nemen het dagboek van mijn neef door. Clitoris was een prettige planeet, zoals de naam reeds snaaks laat doorschemeren, edoch, wij bleken niet van tegenspoed gespeend. Ons jacht weigerde te functioneren.
Wij zagen ons gedwongen ons te vernederen en om hulp te seinen. Tot ons immens geluk bleek het dichtstbijzijnde schip de 'Retrox' te zijn, een naam die ons toendertijd hoegenaamd niets zei. (Nu weten we wel beter!
Het schip landde op onze maagdelijk wereld en wij zagen alras welk vlees wij in de kuip hadden. Het schip was gammel en verwaarloosd. De kapitein heette Antonio daCosta en torste een vunzige druipsnor. Onder zijn ondeskundige leiding bevonden zich verder ene Barry Borrington en ene Johannes Stroumph. De kapitein koesterde ook de ongezonde gewoonte een zogenaamd animeermeisje aan boord te houden, dat in dit geval Carla P heette (zij vroeg ons - niet al te beleefd - haar naam ietwat geheim, te houden, om 'beroeps'-redenen). Wij waren schier verplicht in dit wansmakelijke schip onze intrek te nemen. De eerste wijlen verliep alles naar wens, voor zover mogelijk uiteraard. Ons werd een oncomfortabele hut toegewezen, die echter niet minderwaardig was aan die der bemanning. De Burleskiteit van de scheepslui bleek al snel. Op een gegeven moment vroeg mijn neef beleefd aan de heer Borrington: "Excuseer, geachte heer, bevindt er zich op dit voertuig een vertrek alwaar ik mijn fecaliën kan deponeren?" Des mans antwoord luidde: "Eh... Oh, het schijthokje bedoel'U? Jaja m'neer, kommu maar effe mee." De man leidde mijn neef naar een minuscuul vertrekje, alwaar hij hem (volgens mijn neef) als volgt toesprak: "Vergeet niet door te spoelen, m'neer, als u gedaan hebt met kakken, okay?" Waarop mijn neef repliceerde: "Uw woordgebruik behoeft een veelomvattende catharsis, jongeman!" "Jaja, dat zal wel," antwoordde de dwaas. Mijn neef was zo innemend te verduidelijken: "Uw vocabularium schokt mijn gevoel voor esthetiek."
De man krabde onwelvoeglijk aan zijn vuige kin, en zei : "Jaja, dat vind ik ook. Wij proberen 't hier wat proper te houden, ziet u, en we zouden niet graag hebben dat u de boel in de stank zet. Snappu?" u begrijpt allicht wel dat mijn eerwaarde neef als aan de grond genageld stond bij het aanhoren van zo'n elk-gevoel-voor-stijlmissend taalgebruik. Mijn neef was net terug van zijn ontlasting (dit doet me denken aan mijn oom Epaminondaz T.S. van der Couteren-Bosvoorde die altoos guitig zei, "Ontlasting is geen ontspanning!"), of mejuffer Carla P struinde op hem af en vroeg schalks : "Gaan we naar bed, mooie jongen ?" Perplex fluisterde mijn neef, "Hoezo, mejuffer? Ik heb nog hoegenaamd geen slaap!" Inderdaad was mijn neef nog fris en energiek, en raar genoeg de juffrouw ook, en daarbij rees de vraag in me op of zij nu werkelijk geen eigen slaapvertrek zou hebben in dit schip, waar zij toch al geruime tijd (naar ik hoorde) haar (zij het afschuwwekkende) beroep uitoefende. Maar misschien zocht zij wel preventieve rust, wie weet, om desnoods in situaties waar pijlsnelle actie gewenst was een poos zonder slaap verder te kunnen, en misschien wou zij mijn neef van dit voorrecht mede laten genieten. Of misschien was dit wel een gewoonte van het scheepsvolk, een soort mensen waar wij normaliter niet mee in contact komen (gelukkig, mag ik wel zeggen, na alle oneer die ons op deze bewuste tocht te beurt gevallen is). Wij zaten gedwongen in onze hut, en mijn neef maakte gewag van de hachelijke positie waarin ons inerte jacht zich bevond. "Neef," teemde hij, "zou de vrees wellicht exuberant wezen dat ons fraaie schip tot prooi zou worden voor gewetenloze misdadigers?" "Neef," troostte ik hem, "geen misdadiger zou het wagen een van der Couteren-Bosvoorde een strobreed in de weg te leggen! Wij zijn alom gevreesd, en terecht, mag ik wel zeggen." "Jaja neef. Denk maar aan je broer Dioskoerides P.C. van der Couteren-Bosvoorde die de reputatie heeft " "Tuttut," weerde ik, "laat ons hier niet over familiale zaken discussiëren, neef." "En nu spelen wij avontuur-in-de-ruimte, weet je wel. Talloze zaken blijven van onze aandacht verstoken. Onze fanmail wordt niet behandeld. Onze bedrijven liggen stil. Onze afwezigheid wordt diep bejammerd. Onze persoonlijkheid wordt gefnuikt terwijl wij hier kostbare tijd verspillen." "Poog de aangename kanten van de zaak te bekijken neef." "?" "Nou ja, poog de onaangename kanten wat minder te bekijken." "?" "Wel eh, poog zo weinig mogelijk te bekijken." "???" "Ook al goed, zet alle pogingen stop." "????"
"Doe dan tenminste een poging alle pogingen stop te zetten." "?" "Laten we dan de boel aan diggelen slaan." "Laten we onze tijd nuttig doorbrengen door een studie te wijden aan de sociale structuur van het scheepsvolk, gezien in het kader van de psycho-pathologische differentiaal-aliënatie." We riepen een lid van de bemanning, in casu Barry Borrington. "Sta ons toe, geachte heer, u een paar summiere vragen te stellen. Waar houdt u zich in funtie van uw beroep het liefst mee bezig?" 's Mans borst zwol, en met forse stem zei hij: "Sex en destructie," en gaf toen een bulderende lach ten beste. Na ruggespraak met mijn neef namen we het snuggere besluit onze studie voortijdig stop te zetten. De volgende dag trad kapitein daCosta onze hut grijnzend binnen. "Luister es knullen..." "Gelieve onze titels te eerbiedigen," maande ik hem streng. "We maken van de gelegenheid gebruik," hij kuchte, "u hier lekker vast te houden en van uw familie een mateloos groot losgeld te eisen. Wij schatten uw waarde op " "Onze waarde is onschatbaar," merkte mijn neef naar waarheid op. "Aan deze zaak zullen we tonnen en tonnen geld verdienen," ging de man verder. "We zullen nooit meer hoeven te werken." "Hebt u dan ooit gewerkt?" merkte ik ironisch op, om niet te zeggen sarcastisch, mensen met een neiging tot huperbolisme zouden misschien wel de term cynisch hanteren in dit verband (doch zover zou ik niet willen gaan). "Dit wordt de grootste ontvoeringszaak allertijden," daasde hij. Mijn neef en ik vormden front, en dreigden hem met woord en daad (maar voornamelijk met woord, helaas) te zullen verpletteren, zo hij zijn snode plannen zou uitvoeren. Hij had geen oor voor onze gruwelijke beloften (om niet te zeggen griezelige!). Zijn snor droop naar hartelust, en de drie andere bemanningsleden verkneuterden zich bij het zien van ons, twee der meest waardevolle figuren die ooit tot stand gekomen zijn mitsgaders de versmelting van een eicel en een spermatozoïde dat de veilige bescherming van een van de Couteren-Bosvoorde-scrotum verlaten had ter meerdere glorie van de mensheid.
Maar helaas, de snode geilaard (of moet ik zeggen: de geile snoodaard?) zette zijn verderfelijke plannen door, ondanks onze staalharde tegenargumenten. Vergeefs zochten wij onze toevlucht tot heidense praktijken waarmee wij hen zouden betuchtigen, dit alles om hen ware doodsangst in te boezemen, maar zij leken wel doof voor al de gruwzame kwellingen die wij hen in het niet-erg-rooskleurige vooruitzicht stelden. Wij werden opgeloten in onze hut, en mochten van geluk spreken dat wij noch claustrofoob noch agorafiel waren, het geen in feite op hetzelfde neerkomt, wat diegenen onder U die etymologisch onderlegd zijn al wel zullen gesnapt hebben. Woorden hadden jammerlijk gefaald, nu werden wij tot daden genoopt! Het zou er hard aan toe gaan! Wij zouden ons als ware beesten gedragen! Wij zouden hen het vlees van de botten scheuren! Wij zouden hen het stinkende bloed uit de bedorven aderen knijpen! Wij zouden hun vunzige longen uitwringen, hun armtierige hersens aan flarden trekken, hun ogen uit hun kassen pulken, hun verlossen verlossen van hinderlijke genitalën! Een van der Couteren-Bosvoorde die opgejaagd wordt tot over de grens van het toelaatbare is tot alles in staat! En twéé van der Couteren-Bosvoordes die... ! Wij bereidden ons grondig voor door ondermeer erg woeste blikken in het rond te werpen, onze ogen in hun kassen te laten rollen en onze nagels en tanden bij te vijlen zodat zij gemetamorfoseerd werden tot doelgerichte vernietigingswapens waartegen geen verweer bestond. Beiden richtten wij ons op in onze volle lengte (dit moet een imponerend zicht geweest zijn) toen wij de deur hoorden en zagen opengaan (onze zintuigen werkten op maximum-sterkte). In de deuropening verscheen de gracieuze gestalte van Carla P die schotel voedsel torste, naar ik oordeelde voor ons bedoeld. "Laat dit zaakje maar aan mij over," brieste mijn neef zachtjes. (Zachtjes briesen behoort, zoals de begaafde lezer wel zal weten, tot de onmogelijkheden, doch het schetst erg bevredigend de sfeer van het moment, wat mij ertoe noopte deze lyrische uitdrukking te hanteren.) Zoals een uitgehongerde tijger zijn argeloze prooi bespringt, zo ook besprong mijn neef Pherekydes L.B. van der CouterenBosvoorde'Carla P . Met één oerforse stoot nam hij zich voor haar ter aarde te ziepen, maar helaas bleek zij zijn daad te misvatten, want ze zei lachend : "Héla stouterd! Hou de vuiligheid die tussen je spillebenen hangt in bedwang," waarop ze zijn krachtige stoot met haar pols afweerde en hem speels vloerde. Ze plaatste de schotel op een tafeltje en vertrok. Mijn neef deed nog een verwoede poging haar te doen struikelen, maar werd daarbij door de juffrouw pijnlijk op een teen getrapt, waardoor hij tijdelijk van actie moest afzien. Enige wijlen daarna deed kapitein Antonio daCosta grijnzend zijn intrede in onze hut.
"Ha!" brulde ik woest, "Zal ik je eens vertellen wie hier de baas is?" Een homerisch gelach schalde door het vertrek. "Luister," zei de ruimtepiraat, eensklaps zeer ernstig, "ik heb contact opgenomen met een oom van jullie die ik via de boordradio heb weten op te roepen, een zekere Antipatros B.C. van der Couteren-Bosvoorde, en hij is bereid een gigantische som gelds af te dokken om jullie gespuis weerom vrij te krijgen. Nog effe geduld dus. Van zodra we't geld hebben mag je weer naar mama toe." Ik veronderstelde dat dit een afleidingsmanoeuvre was van onze snuggere oom; deze besnorde kerel kende zeker de van der Couteren-Bosvoordes nog niet! (Ik acht het wijs, lezers, de exacte som die onze kidnapper eiste, hier niet te vermelden, om privé-redenen. Dit op verzoek van mijn oom Antipatros B.C. van der Couteren-Bosvoorde.) Ik zag een mogelijkheid tot drastisch ingrijpen, wandelde slechts schijnbaar bedaard op hem af, deed alsof ik hem een vriendschappelijk tikje op de schouder wilde geven, en sloeg toe (de bekende zogenaamde 'leeuwepoot-houw'). Helaas, helaas, driewerf helaas ontsnapte de man per toeval aan de moordende slag en beroerde hij met de top van zijn linkervoet mijn nobele achillespees, zodat ik het broodnodige evenwicht verloor. Mij in horizontale positie bevindend, beproefde ik de zogenaamde 'paardehoef-schop' die onbegrijpelijkerwijs faalde zodat ik mij toen genoodzaakt zag mijn toevlucht te nemen tot alom bekende 'buffelkop-stoot', maar mijn slachtoffer leek wel Satan zelve, en ontsprong de dans, hartelijk lachend, en op laffe wijze koos hij het hazepad. Nu nog komt het mij onbegrijpelijk voor (om niet te zeggen irreëel), dat de man al mijn aanvalszetten had weten te omzeilen, zetten waarin ons ganse geslacht ten volle getraind is, en die in theorie geen afweer dulden. De bemanning liet zich voorlopig niet meer zien, en mijn neef Pherekydes L.B. van der Couteren-Bosvoorde en ik vatten het plan op voor een gewaagde sabotagedaad! Wij zouden een waarachtige vernielingsscene ten beste geven! Hiertegen zou de bemanning weerloos blijven. Wij besloten in ploegen te werken (twee ploegen, de ene ploeg bestaande uit mijn neef, de andere uit mezelf; wegens gebrek aan manschappen zagen we af van een reserveploeg), en de ploeg van mijn neef begon zijn destructieve arbeid. Wij besteedden eveneens aandacht aan het emotionele aspect van de zaak: een woedeblos tooide onze fraaie wangen, onze intelligente ogen rolden woest, onze nobele neusgaten waren wijd open gesperd. Doldriest zette mijn neef zich aan zijn taak. Zijn armspieren gingen bol staan van inspanning toen hij een stoel ophief, zich gereed maakte voor een slag, zijn doelwit zocht en vond, en machtig uithaalde. Hij slaagde volkomen in zijn opzet: zijn doelwit, de luchter, vloog aan scherven. Helaas zaten wij dientengevolge zonder
lichtbron, en zagen we ons verplicht onze sabotage stop te zetten vanwege de plots ingetreden duisternis. Nog liet de bemanning zich niet zien; uiteraard waren zij ondergedompeld in kille angst en sombere vrees jegens ons (terecht mag ik wel zeggen). De rondspattende scherven hadden overigens mijn neef oppervlakkig gekwetst aan het zitvlak, zodat hij in rechtopstaande houding moest wachten op Eerste Hulp bij Ongevallen. Na peilloos lange duisternis merkte mijn scherpe gehoor een oorverdovend gebrul op, begeleid door het knallen van een kurk en een hoera-geroep. Mijn pijlsnelle deductievermogen liet me toe te veronderstellen dat er hier iets vreugdevols aan de gang was. Natuurlijk! De piraten waren gevangen! Het recht had gezegevierd! Helaas! Mijn gissing bleek foutief te zijn. De bemanning was door het dolle heen, en sleurde ons op onzachte wijze uit ons lichtloze verblijf. Ik wees hen op het geblesseerde lichaamsdeel van mijn neef, doch zij dachten slechts aan louter vermaak, en waren zelfs zo onbeschoft een trap te geven tegen het fraaie zitvlak van mijn gemaltraiteerde neef. "We hebben het losgeld!" keelde de kapitein. "We zijn steenrijk!" krijste Carla P . "We hoeven nooit meer te werken!" kraaide Johannes Stroumpf. "Wààààààààh!" gilde Barry Borrington, en pleegde ontucht met mejuffer Carla, hetgeen ons tegen de stoere borst stuitte, en onze prachtige haren ten berge deed rijzen. Wij werden genadeloos gepropt in wat wel een reddingssloep leek, en afgeschoten naar een onbekende bestemming. Tot onze enorme opluchting werd ons miezerige sloepje opgepikt na ettelijke wachtstonden, en wel door het schip van onze oom Antipatros B.C. van Couteren-Bosvoorde, van wie wij vernamen dat hij voor onze personen een astronomisch losgeld had moeten neertellen. Edoch, eind goed al goed pleegt men in de volksmond te zeggen, en wij hebben één grote troost: geld maakt niet gelukkig, en het verblijdt mij te weten dat vier schurken momenteel diep ongelukkig zijn om precies deze reden! En als men er van uitgaat dat geluk het Hoogste Goed is, moet men in feite wel concluderen dat het in feite het geslacht van der Couteren-Bosvoorde is dat als overwinnaar uit het conflict gekomen is. Nietwaar? Nietwààr? Al jarenlang heeft Dick Geis een enorm succes met 'SF-Review'... Verschillende Awards sieren zijn huis. Maak kennis met dit unieke tijdschrift. Per jaar voor slechts $ 4.50 in uw bus. (twee jaar: $ 8.00)
Het verschijnsel 'science fiction' heeft zich de laatste jaren mogen baden in een ruime belangstelling van diverse Nederkanten, en het respectievelijk (voor het Vlaamse en Neder landse taalgebied dan) aantal fanzines en clubzines voor essef dat per jaar gepubliceerd wordt is daar wel een van de beste bewijzen van, evenals het steeds groter wordende aantal cons in onze eigen gewesten. Meer en meer personen buigen zich over het bizarre cultcult-wereldje van de science fiction, met soms pijnlijk kritische belangstelling. En in onze fanzines wordt er ook meer en meer geluld over de enorm grote belangrijkheid van het essefessef-gedoe, tonnentonnenwegende analytische artikels die helaas maar al te vaak gezwam in de kosmos blijken te zijn, zodat men zich na het doorworstelen van ettelijke paginas nog steeds afvraagt welke konkluzies de auteur nu eigenlijk heeft willen trekken. Een der positieve uitzonderingen daarop is Jo opgeDautzenberg die tenminste in staat is een logisch opge bouwd, degelijk nagevorst kritisch werk te plegen, al is hij soms een beetje té kritischkritisch-negatief ingesteld. De uitgever van dit blad verzocht mij om een persoonlijke visie op de essef, of op een bepaald aspekt daarvan. Ik opmerkingvind het interessanter, gezien de hogergemaakte opmerking en, om eens te proberen een totaalbeeld te krijgen van de uitrecente toestand van de essef, dit gebaseerd op een uit sf-fanspraak die grote verspreiding genoten heeft in het sf fandom: "Let's take science fiction out of the classroom, and put it back in the gutter where it belongs". Ruw vertaald als: Laten we de essef uit de schoolklas weghalen en terug in de goot deponeren, waar ze thuishoort. Deze uitspraak is van Dena Brown (zie het Amerikaanse SFSF-nieuwsblad 'Lo'Locus'), en een bastaardbastaard-versie kan men vinden in "--"--- en andere sfsf-verhalen" (M(M-SF 114). Je kan het ook betitelen: de Amerikaanse sfsf-fanreaktie op precies die kritischkritischakademische attentie waarnaar zo lang gestreefd werd.
Essef heeft altijd in een ghetto gezeten, als marginale gewoonontspanningsliteratuur, schuin bekeken of meestal gewoon weg genegeerd door critici en de massamassa-media, die er zameestal enkel een gemakkelijk te verdienen dollar in za gen. Nu de populariteit van de essef enorm gestegen is, zover dat essef aan universiteiten als kursus kan gevolgd worden, en dat akademische kritici hun belangstelling eraan besteden, komt een te verwachten negatieve reactie. In wat volgt wil ik proberen enkele zaken uit te diepen: hoe deze belangstelling ontstaan is, in welke toestand de esser momenteel verkeert, en wat de gevolgen zijn van gedeze kritische belangstelling, dit alles voornamelijk ge baseerd op het gros van de esseresser-produktie, dus: Amerika geen in mindere mate Engeland. Daarbij wens ik het mij ge makkelijk te maken en geen paginas te verspillen aan onoplosbare problemen zoals 'wat is essef?' en 'Wat is new wave?'. Essef is science fiction, basta, SF is wat psycholo99% der lezers daaronder verstaan, in al zijn psycholo gische, ecologische, sociale, ESPESP- en andere vormen, en noem het voor mijn part verhalenverhalen-overover-groenegroene-martiaanmartiaantjestjes-enen-watwat-daarnadaarna-kwam. New wave is de pseudopseudo-literaire invloed die de SF onderging in het begin van de jaren zestig, en daarbij weet ik best dat Alfred Bester een dergrote voorloper was, en dat men dit verschijnsel al der tig jaar verouderd vond in de 'gewone' literatuur, maar voor de SF was het nieuw. Basta, voor de tweede maal. Uitgesloten in deze diskussie zijn griezelgriezel- en spookspookverhalen, psychopsycho-thrillers, Erich Von Däniken en konsoortkonsoorten, sword & sorcery, de Bijbel en de Lord of the Rings. ontwikkelingsBasta (derde maal). Evenmin wens ik de ontwikkelings geschiedenis van de Vlaamse en Nederlandstalige essef te schetsen, ik heb dat al enkele malen gedaan in ververschenen en te verschijnen artikels en autobiografische fantastukjes. Zie voor verdere referentie o.a. "The weird fanta verschijsy ghetto in Flanders and The Netherlands" (te verschij nen in CAHIER) en "Het Nederlandstalige EssefEssef-wereldje" Woll(te verschijnen in "Het SF Universum" van Donaid Woll heim, Brabantia Nostra). Wat ik wel wens te doen is van deze globale analyse over te gaan op de huidige situatie van het essefessef-ghetto in Vlaanderen en Nederland. (AmeriOndanks Gernsback en daarna de Gouden Eeuw van de (Ameri kaanse) SF is essef een ghettoghetto-literatuur gebleven tot laat in de vijftiger jaren, toen de massamassa-media begonnen belangstelling te vertonen, omdat er munt in zat. Deze beginnende interesse is geleidelijk aangewakkerd tot zij zowat op haar hoogtepunt gekomen is in de zeventiger jaren. Essef is zowat een buitenbeentje in de marginale literatuur, een eer die zij deelt met de detectiveroman avanten de 'Grote Literatuur', waarmee bedoeld deze avant garde literatuur die zichzelf groot denkt. Deze drie buitenbeentjes zijn de enigen die marginale tijdschriften organiuitgeven, samenkomsten, lezingen en happenings organi
seren, kortom, die werkelijk BELANG stellen in het genre literatuur dat hen interesseert, en die bereid zijn er iets voor te doen. Zodat uiteindelijk de belangstelling van de media opgewekt werd... met alle infantiele en pejoratieve gevolgen daarvan. Intelligente benadering? Mijn kl----kl----- (Nederlandse lezers, lees: Mijn b-----b------). ------). Bekijken we even de belangstelling die we kregen, en wat daaruit voortvloeide. De FILMFILM-INDUSTRIE: voorheen kregen we boeiende en vaak zeer knap verwezenlijkte filmpjes gemaakt met laag budget; nu spendeert men miljoenen dollars aan technisch enorm knap vervaardigde films met luchtbelinhoud zoals 2001, Rollerball, en navolgers,om van de vloedgolf van rampenfilms zoals Earthquake, Towering Inferno, Silver Streak en Co. nog te zwijgen. tijdTV? Het betekende vroeger al niks, we dachten een tijd je dat Star Trek infantiel was, maar dan hadden we het houterige Space 19991999-gedoe nog niet gezien, om van marginale pseudopseudo-SF zoals Bionic Woman, 6 million $ Man genieten Omega Man nog te zwijgen. Akkoord, soms best geniet baar met een goede whisky in de hand, en je hoeft er niet bij te denken, maar bedenk even dat men dààrop het etiket 'ESSEF' kleeft! STRIPS? De strips van de veertiger jaren waren véél zuiverder SF dan de pseudopseudo-syrnboliek en goedkope moraliserende sword & sorcery verhaaltjes die ons thans voorgeschoteld worden. DE PERS? FANCONVENTIONS? Sure, man, sure: Star Trek Cons bij de vleet, en zelfs Playboy organiseerde zijn peperdure SFSF-Convention in de States, allemaal redenen temeer opdat de mainstream pers het belachelijk kan voorstellen. De POPPOP-WERELD heeft enkele goede invloeden ondergaan van de essef (zowat de enige wisselwerking die in omgekeerde richting ging) met Pink Floyd; Todd Rundgren en David Bowie, maar ook deze hebben nu reeds voornamelijk (en kommersieel gezien) hun rug gekeerd naar de SF (ondanks 'The Man who fell to Earth') en zelfs Alice Cooper heeft zijn agressiviteit verloren, hoewel deze SF slechts zéér gruwelmarginaal aanraakte en meer steunde op goedkope gruwel effekten. DE TIJDSCHRIFTEN? Even een inventaris opmaken van wat nog bestaat. 'The magazine of fantasy & SF' is altijd al meer literair geweest dan de anderen, en heeft deze strekking ook doorgetrokken, zodat een groot deel van wat daarin verschijnt slechts nog zéér marginaal als over'SF' kan worden betiteld. 'Fantastic' is volledig over gegaan op 'Sword & Sorcery', en ook 'Amazing' brengt herveel zuivere fantastiek, beiden na een langdurige her drukdruk-politiek van draken uit de veertiger jaren.'Galaxy' hangt ergens tussen overleven of verdrinken, en 'Worlds of If' (evenals "Worlds of Tomorrow') behoort reeds lang overtot het verleden. 'Analog' (vroeger 'Astounding') over leeft nog steeds, omdat een groot deel van de omzet gaat naar wetenschapslui, technici en dergelijke, hoewel de
laatste tijd meer de nadruk op de menselijke aspekten van de essef gelegd wordt, en minder op de hardware. 'New Worlds' was té avantavant-garde, al hield het ook lange tijd het hoofd boven water dank zij Moorcock, Aldiss en CO. maar het is twijfelachtig of zelfs de paperbackuitgave het zal blijven overleven. Sommige recente magazines zijn slickslechter geproduceerd dan fanzines (bv 'Void'), een slick magazine zoals 'Vertex' verkocht niet voldoende, ging over op een krantkrant-formaat (én krantenpapier) en verdween bijna dadelijk in het niets (ten nadele van zijn betalende abonnees die geen cent terug zagen). Anderen zoals 'Odussey' stierven jonggeboren, en nieuwkomers zoals 'Galileo' en 'Vortex' steunen vooral op jonge auteurs, en antholomoeten zichzelf nog bewijzen... Slechts sommige antholo giegie-reeksen voor originele verhalen blijken stand te houden, zoals 'Universe', 'Orbit', 'New Dimensions' en andere. Het lijkt er dus meer op dat de belangstelling en uitbating van en door de massamassa-media een pejoratieve invloed heeft op de belangstelling voor SF door de massa. speciHetgeen niet verwonderlijk is, dixit de genoemde speci mens. Hoe zit het nu met het SFSF-boek? In feite is er bitter weinig veranderd, al zijn de scheidingslijnen nu wat beter zichtbaar voor de kenner (beslist niet voor de leek, of voor de 'gewone' SFSF-lezer die nu en dan eens wat essefessef-boeken koopt samen met wat gothics en westerns en damensromannetjes, dus: 90% van de lezers die de grote omzet van SFSF-boeken verzekerden). Er zijn drie PSEUDOstromingen: de PULP SF, de MAINSTREAM SF en de PSEUDO LITERAIRE SF, en het 'goede' essefessef-boek vertoeft zoals veraltijd in alle drie kampen. Even nader bekijken en ver duidelijken. De PULP SF heeft van in het begin welig begetierd, en het woord 'pulp' is hier niet negatief be doeld, doch enkel om een kategorie aan te duiden: het zuiver ontspannende avontuurlijke essefessef-boek, de space aangeopera, die niets anders wil dan de lezer enkele aange oorname uurtjes te doen doorbrengen. En dat is toch de oor spronkelijke bedoeling van élke ontspanningsliteratuur? Zoals SF? Dat was trouwens ook de bedoeling van de mainstream, bedoeld daarmee: de 'gewone' roman, de bestbest-seller, de psychologische roman, etc.etc. Kortom, alles wat géén SF, horror, western, detective, gothic, thriller, spionage beof doktersroman is. De literatuur die van zichzelf be weert dat ze Literatuur is,of die ons toch als dusdanig voorgeschoteld wordt, of nog korter: de roman voor het dengrote publiek. MAINSTREAM SF is ouder dan men zou den ken. In feite zijn al de 'klassiekers' (aanhalingstekens intentioneel) mainstreammainstream-sf; want als dusdanig werden ze
uitgegeven, voor het negatieve SFSF-begrip (sci(sci-fi en dergedergesflijke afgrijselijke afkortingen) 'in' werd in het sf ghetto. Meer recent zijn de NaNa-DeDe-BomBom-romans van 'erkende' SFauteurs, en wat daarna kwam, o.a. diverse auteurs die SF ingrediënten ontleenden aan het ghetto, er romans rond schreven en dachten dat ze iets origineels deden, terwijl ze in werkelijkheid themas uitwerkten die in de specifieke essef reeds dertig jaar verouderd waren. Onder de betere voorbeelden kunnen we hier Michael Crighton's 'Amdromeda Strain' en 'Terminal Man' (resp. De Andromeda dreiging, en De Gelukzalige moordenaar) vermelden, evenals Martin Caidin's "Cyborg" en "Project Nuke". Even nadenken, hoe komt het dat deze twee goede boeken waarop '6 million $ Man' gebaseerd is niét vertaald zijn, en de hackhack-work romans vanvan-de TVTV-serie wel? Komen we later wel op terug. Daarbij nemen we dan ook nog de utopische thrillers (terrorist legt HH-bom onder het Witte Huis en zo), en de politiekpolitiek-getinte essef, waarin vooral Duitse en Franse auteurs uitblinken, hoewel de Amerikanen zich de laatste tijd beslist niet onbetuigd laten, vaak met zelfs zéér sterke werken. Wel even aanstippen dat men in Duitsland bv. zelfs van 'Griezel Story' sociologisch~politieke literanalyses maakt om te bewijzen dat het fascistische liter atuur is. Om van PerryPerry-Rhodan, en de linkslinks-rechtse rereakties in Duitsland nog te zwijgen, dat zou ons te ver voeren. Het recentste uitvloeisel van deze mainstreammainstream-SF is de katastrofekatastrofe-roman. Daar ergens tussenin zweeft het derde genre; de PSEUDOPSEUDO-LITERAIRE ESSEF. Ik zeg opzetteopzettelijk 'pseudo', omdat (zoals gewoonlijk) (Sturgeon's Law) 99 % daarvan kitsch blijkt. Maar ook het beste zit erbij. In deze richting zoeken bepaalde auteurs gewoon hun eigen weg, onbekommerd om de normen van het genre. Noem het 'New Wave' voor mijn part, what's in a name. Deze auteurs zijn zich bewust (of bewust geworden) van het ghetto van de essef, dat een even kleinburgerlijke mentaliteit ververtoont als élk ghetto (en op gebied van essef vaak zélf opgedwongen), en proberen daaruit te breken. Helaas gegebeurt dit maar al te vaak door woordgeknoei en eindeloze experimenten met pyrografische technieken (die in de gewone literatuur reeds lang verouderd zijn, cfr James Joyce en co) die meestal eerder de onkunde van de auteurs in kwestie bewijzen, of door het produceren van 800800pagina boeken waarin geen snars gebeurt, en die op het einde nog steeds dezelfde vragen openlaten voor de lezer die hij in het boek hoopte beantwoord te vinden. Hier vindt men het beste én het slechtste uit de twee eerder vernoemde strekkingen, en uit dit tussentussen-genre zal misschien ooit eens een volwaardige essef ontstaan. Hier vinden we een Ballard, een Disch en een Delany, een Ellison, en ook Malzberg en Silverberg. Typerend zijn wérkede reacties van sommige van deze auteurs wanneer ze wérke lijk begrijpen dat ze vastgekluisterd zitten.
Silverberg had enorme moeite om zijn 'ernstige' sfsf-werk te doen aanvaarden, nadat hij jarenlang zijn broodwinst gevonden had in het schrijven van pulppulp-SF. Vonnegut schreeuwt dat hij nooit SF geschreven heeft. Ellison zweert het SFSF-genre af, en Malzberg is het zootje ook beu, al klinkt dat wel wat vreemd uit de mond van een auteur pornodie zijn boterham verdient met het schrijven van porno romans en sfsf-romans 'op bestelling'. Opgelet, ik werp geen stenen, maar je kent dat van die hond die de hand bijt... Malzberg WIST dat hij in een ghetto kwam toen hij zich vestigde als sfsf-auteur (zie zijn romans die zich afspelen in het SFSF-FANFAN-MILIEU), en het is onrechtonrechtvaardig om dit nu als verwijt te gebruiken. Het is een feit dat het wel voor een belangrijk deel deze (zullen we zeggen) middenstroming is die voor een groot belangsteldeel verantwoordelijk is voor de akademische belangstel ling die de SF momenteel geniet in de USA. Er worden meer dan 600 kursussen gegeven in diverse universiteiten in SF, diepgaande bibliofiele, literaire en sociologische studies worden aan SF gewijd, en er verschijnt een groot aantal ernstige SFSF-vaktijdschriften, waaronder we wel specifiek "SF"SF-Studies", "Algol" en gelijkaardigen kunnen vermelden, terwijl uitgevers, editors en auteurs hun grieven kunnen luchten (en elkaar uitschelden voor Rotte Vis) in meer 'open' vaktijdschriften zoals "SF"SF-Review". Wie de studiestudie-literatuur OVER SF wil bijhouden, zoekt zich best een bijverdienste: jaarlijks worden meer dan veertig studiewerken over SF gepubliceerd (zonder de marginale uitgaven te tellen), en een groot deel daarvan zijn in beperkte oplagen van universitaire persen (dus 'koffiedie kosten alleen meer dan 10$), terwijl sommige 'koffie tafelboeken' naar de 30$30$-prijsklasse toegaan. Ook in Europa laat men zich niet onbetuigd, hoewel gelukkig de belangrijkste ook in goedkopere pockets verkrijgbaar 'Hisworden na enkele jaartjes. Ik denk hier bv. aan 'His toire de la sciencescience-fiction moderne' en 'Panorama de la sf'. De dùùrste boeken richten zich tot de grote massa en geven een eerder globaal overzicht van het genre ('The SF Book', 'Alternate Worlds') terwijl anderen zich meer tot de specialist richten ('Anatomy of Wonder', 'Turning Points', 'Strange Horizons', 'SF at large'), en het grote belang dient hier wel aangestipt van de marginale uitgaven van bv. TT-K Graphics en Algol Press, offset gebonden boekjes met essays aan schappelijke prijzen. Dit alles heeft ook geleid tot het uitbrengen van 'reeksen' SFSF-boeken (bv. Gregg Press) in 'blijvende binding', en die zich voornamelijk tot bibliotheken richten. Het zijn nl. reeksen van twintig tot veertig SFSF-boeken (van 1800 tot 'moderne klassiekers') die allen meer dan 1010-20$ stuk kosten. Gewone SFSF-lezers houden zich liever bij een tweedehands pocketpocket-uitgave van hun uituitverkoren werk, waarvoor ze slechts 50 tot 90 ¢ moeten neertellen.
De gevolgen van deze belangstelling? De uitroep van Dena Brown! POSITIEF: grotere bekendheid van de essef bij de verkrijggrote massa van het lezerspubliek, gemakkelijk verkrijg bare SF in openbare bibliotheken, kursussen voor SF in voluniversiteiten, het behandelen van SF in scholen als vol waardige literatuur (zover zijn we nog niet bij ons... maar dan, we sukkelen toch altijd dertig jaar achterop bij de rest van de wereld, we hebben nog geen eigen A-bom of satteliet), de publicatie van méér en méér SF SFboeken per jaar. NEGATIEVE ASPEKTEN: vaak versterking van de negatieve indruk van de essef door benadrukking door de massamassa-media van de ontspannende en vaak kinderkinderlijke aspekten van de SF, het herdrukken van ettelijke oude draken uit het Victoriaanse tijdperk en de pulps die als 'volwassen klassieke' SF gepresenteerd worden, en die bijgevolg menige potentiële 'vaste' SFSF-lezer afschrikken die éénmaal een dergelijk monstruosum te pakken kreeg, het feit dat menige 'gewone' lezer nooit een SFSF-boek ter hand zal nemen door de imbiciele indruk die de massamassa-media hem vaak gegeven hebben van de SF, het verlaten van het SFSF-gebied door diverse belangrijke auteurs die weigeren zich nog verder met het genre te vereenzelvigen. En het andere uiterste: het beschouwen van SF als een 'literair' en bijgevolg 'dood' genre. Iets dat in scholen onderwezen wordt kan bezwaarlijk nog levende literatuur zijn. Vooral wanneer de lukrake lezer die misschien wél geinteresseerd is, ontdekt dat het gros van de SF inderdaad niét voldoet aan de normen die hij eraan gesteld heeft. Dit is uiteraard het nanadeel van elke overproductie, maar voor de beginner is het eenvoudig onmogelijk het kaf van het koren te scheischeiden, temeer daar deze lukrake SFSF-lezer niet 'in' is. Hij is geen lid van het SFSF-ghetto, kent de normen niet, leest geen fanzines, weet enkel dat er iets bestaat dat SF heet. Sturgeon's Law opnieuw. Er zit geld in SF, en de producenten doen hun uiterste best om het kalf te temelken vooraleer het volledig volwassen is. Er zijn te veel boeken, teveel auteurs... Teveel slechte van beiden. SF is een kommersieel produkt geworden dat moet geleverd en verkocht worden.
Dus: het uiteindelijke resultaat van deze 'erkenning' door de massamassa-media van de SF? Een verkoopproduct, en NIET datgene wat men betrachtte en hoopte: de erkenning waardenvan essef volgens zijn eigen normen en eigen waarden ontstandaard. Ofwel probeert men SF te zien als zuiver ont spanningsprodukt, ofwel als zuivere Grote Literatuur, en de waarheid ligt zoals altijd steeds middenin. Sf is uit het ghetto getreden, en er niet beter om geworden. De akademische belangstelling schept eerder een nieuw ghetto, een vervreemding tussen SF en het grote publiek. In zoverre dat dit grote publiek het waard is om bereikt te worden, maar deze vraag zullen we maar best open laten. De cyclus is weer voltooid voor 99% van de SFSF-uitgaven: de grote massa beschouwd SF als massakonsumptieprodukt (lezen en weggooien), dus willen de uitgevers dergelijk werk uitgeven (want het verkoopt), dus eisen zij van hun auteurs dat elekdeze dit schrijven, en gezien schrijvers ook gas en elek beentrisiteit moeten betalen, evenals de bakker en de been houwer, produseren zij wat verlangd wordt. Het is het vereeuwige straatje zonder einde. Het enige wat daarin ver andering kan brengen is een ernstige aanvaarding door diezelfde massamassa-media van de essef gebaseerd op zijn eigen afwaarden, en precies deze worden door diezelfde media af gestompt. Wij zitten in hetzelfde schuitje, al hebben wij nog niet het genoegen gesmaakt (?) van de werkelijk akademische interesse. De produktie van de meeste uitgeverijen spreekt (inderdaad!) boekdelen, en ook onze lokale productie lijdt daaronder. Wel is bij ons vroeger de wisselwerking uituitgevergever-auteurauteur-Iezer (fan) ontstaan. Onze uitgevers zijn geinteresseerd in de reacties van de SFSF-lezers, en gezien de enige reakties die zij krijgen uitgaan van de SFSF-ververenigingen, baseren zij zich (toch voor een deel) daarop. Al dateert deze 'losse medewerking' ook pas van de laatlaatste jaren, en allicht ook omdat ofwel SFSF-redakteurs van bepaalde uitgeverijen zélf begonnen als SFSF-lezers/fans, ofwel gewoonweg omdat de uitgevers zelf er kommersieel baat inzien, cf. de belangstelling voor Perry RhodanRhodanclubs en de grote volkstoeloop bij door hen ingerichte conventfons. Maar welk belang dan heeft een kruistocht voor SF, zoals sommige verenigingen die lijken te ondernemen? Wat willen SFwij? Literaire aanvaarding? Denk niet dat dit het SF ghetto zal openen, neen,de akademici zullen even het ghetto binnenkomen, en dat rare zootje van SFSF-lezers even analyseren en ontleden als insekten onder een mikroskoop. De grotere verspreiding van SF? Zijn wij Jehovah's Getuigen misschien die van deur tot deur gaan leuren om onze overtuiging te verkondigen? De Amerikaanse SF is gedeeltelijk uit het ghetto geraakt en ze zijn er ver mee gekomen. Wat verlangen wij eigenlijk met onze
groeperingen en onze strijd voor essef? Een Viertes Reich prewaarin iedereen 'Heil SF" schreeuwt? Soms verschaft pre cies gans de fanfan-wereld (en jawel, daar behoor ik ook bij) de indruk van een krankzinnige kruisvaart tot bekering van de heidenen (= nietniet-SF lezers). En wat baat het alleallemaal in onze streken? Ik ervaar het steeds weer, bij elk interview dat mij afgenomen wordt voor een 'gewone' krant: wij blijven beschouwd als een raar volkje, een beetje gek misschien, maar ach kom, het is wel interessant en het is eens iets anders. De grote massa hebben wij dus nog pulpsteeds niet bereikt, getuige daarvan het falen van pulp reeksen die zich specifiek tot deze groep richtten door het brengen van sfsf-romans aan een prijs die lager lag dan deze van een goede pint bier. Laat tot de SF komen wie uit zichzelf wil komen. We zitten in dat ghetto, waarom aanvaarden we dit dan duikersniet? Al eens vertoefd tussen de leden van een duikers vereniging, een vissersclub, een vogelpikvogelpik- of kaartmaatkaartmaatschappij? Die leven in een gelijkaardig 'wereldje voor zichzelf en gelijkaardigen', net zoals het ghetto van de 'normale mens' zijn TV en zijn sociale omgang is met anderen. Op onze manier zijn wij gelukkig in ons eigen ghetto: wij hebben een wisselwerking met de uitgevers en redakteurs, die toch een bepaald gunstige invloed doet gelden (al is het percentage 'fans' miniem vergeleken bij het aantal 'lezers'). Essef is nog steeds de meest weggevrije literatuur, nu de resterende taboes zijn wegge vallen die de SF gedurende lange jaren inkaderde (politiek, opgroeisex, etc.), waarom laten we SF niet uit zichzelf opgroei en tot (misschien) eens een volwassen literatuur. Onze auteurs gaan toch hun eigen gang, de wederzijdse invloeden tussen SF en mainstream bestaan toch reeds jaren. Laten wij de SF aanvaarden met haar eigen normen én beperkingen. Tenslotte hebben wij het ruimste ghetto van eender welke literaire stroming: de hemel van ons ghetto opent zich tot gans het universum. Is dat dan niet genoeg?
Hoorden Jullie al van
ALTER EGO ????
Niet? HELEMAAL niet? Wat bedoel je, heb je dan nog nooit Science Fiction Review gelezen? Gauw bestellen bij Richard E. Geis P.O.Box 11408 Portland OR 97211 USA. $ 4.50 per jaar. SLECHTS $ 4.50 !
Dat SF in het merendeel van de gevallen wetenschappelijke elementen bevat, en dat deze gemanipuleerd worden ten behoeve van het verhaal wisten we allang. Met uitzondering van New Wave is wetenschap een hoeksteen van drie kwart van de SF-literatuur. In de meeste gevallen zet de auteur zijn theorieën voldoende uiteen om het de lezer mogelijk te maken het boek te ondergaan als fictie, en niet als een handboek over cosmologie of natuurkunde. In sommige gevallen wordt echter nogal gegoocheld met echte en verzonnen theorieën en beschrijvingen, zodat het voor de lezer niet steeds mogelijk is waarheid en verzinsel uit mekaar te houden. Laten we daarom proberen deze lezer wat te helpen. Deze rubriek zal artikels en besprekingen bevatten omtrent wetenschap: Ruimtevaart, sterrenkunde, exo-biologie, natuurkunde, enz. Allemaal in verband of gericht naar SF. De rubriek zal ook besprekingen bevatten van wetenschappelijke boeken, zoals de hier volgende. Erg weinig mensen begrijpen hoe een computer precies werkt, en hoe men er resultaten mee kan bereiken. In zijn boek wil Joseph Weizenbaum, professor in Computer Science aan het MIT, uitleg geven omtrent computers en wat ze al dan niet kunnen. Hij besteedt hoofdstukken aan de werkwijzen van de computer en aan diverse gevorderde computertalen. Ook logische en mathematische'spelletjes'gebruikt hij om het de lezer, in vele gevallen een leek, gemakkelijk te maken voor wat volgt. Het gaat Weizenbaum echter niet alleen om verklaren; hij geeft ook een beeld van de impact van wetenschap op het beeld dat de mens van zichzelf heeft. De computer is voor hem slechts "a vehicle for moving certain ideas that are much more important than computers" (P. IX). Beide andere boeken zijn van de hand van Sir Fred Hoyle, de eminente cosmoloog die tevens meer dan tien SF-boeken op zijn naam heeft staan, maar daarnaast zich specialiseerde in astronomie en cosmologie.Hij gradueerde in 1936, gaf les te Cambridge en werd professor in Astronomie en experimentele filosofie (1958). In 1967 werd hij directeur
van het Cambridge Institute of Theoretical Astronomy,en werd geadeld in 1972.
Figure 1.5 The orginal arrangement of stones in the structure of Stonehenge III. (Courtesy of the Controller of Her Brittanic Majesty's Stationary Office. British Crown Copyright.
"On Stonehenge" gaat uiteraard over die mystieke plaats in de Salisbury Plains, die een astronomische 'computer' blijkt te zijn.Vroeger reeds werd hiervoor geargumenteerd door o.a. Hawkins en Newham, en Hoyle bewijst dit nog allemaal eens over met cijfers en tekeningen en grafieken. De tekening hiernaast komt uit dit boek. Misschien is het boek wel wat moeilijk te volgen: Hoyle haalt nogal wat formules aan, maar zijn teksten zijn klaar: Stonehenge diende om eclipsen te voorspellen. Zowel geschiedkundig als astronomisch een interessant boek, wil ik het zeker aanbevelen aan ieder die SF leest met een belangstelling die verder rijkt dan alleen maar de ontspanning.
De andere Hoyle is een minder boek. Hij deelde het in in tien hoofdstukken, tien 'gezichten' van het universum. In deze hoofdstukken gaat hij nogal de filosofische kant op: Hstk 1 is "God's Universe" en handelt over de veronderstelling dat God een wiskundige zou zijn (met bewijs), over opvoeding en over Evariste Galois, een Frans wonderkind-mathematicus. Verderop raakt hij nog theorieën aan zoals de uitdijing van de continenten, biologie, Darwin, enz. Een collage van meningen en details, en soms anecdotes, maar weinig interessant. Guido Eekhaut.
Bibliografie Hoyle, Sir Fred : 'Ten faces of the universe'. Freeman, Reading & San Francisco, 1977. 207 pp, 92 illos, pb, $ 7.60 (hc, $ 13.20) Hoyle, Sir Fred : 'On Stonehenge'. Freeman, Reading & San Francisco, 1977. 157 pp, 49 illos, pb, $ 7.15 (hc, $ 11.70) Weizenbaum, Joseph : 'Computer Power and human reason; from judgement to calculation'. Freeman, Reading & San Francisco,1976, 300 pp, 8 illos, pb, $ 6.60 (hc, $ 11.90) Het adres van de uitgever in Engeland is: W.H.Freeman & Co. Ltd; 58 Kings Road; Reading,England RG1 3AA.
Some notes, or even less: a message that will never reach the tides of space to disappear without a trace no one to know just vanishing, is hard to face.. Adrift, the ship was caught and crashed upon this icy core frost on the screens yet I survive, but by all means, deferment is not always the lucky touch it seems.. Ages may, may not have passed fate anyway might be more kind kill instantly instead of heading, far too slowly, indifferent, towards this frozen agony.. No witness to record the utter outworldliness no one with me to turn my death, untimely, into an alien myth, an hostile God's uneasy victory.. Cool facts instead: the hours ahead.. impassible, the dials state: Catastrophy all negative, most casually, most technical, but so is death: a casualty..
This pain again - but then oblivion approaching - yes stale grey and red, a sunset through the mist, and death, all waning, fading, blurring, familiar; like an impression by Monet.
Barry Malzberg - The best of Barry Malzberg. Pocket Books SF 80256, 398 blz, $ 1.95
R.Smets.
Een wel erg lijvige bundel, met niet minder dan 38 verhalen van deze nog jonge (1940!), maar uiterst productieve en ook wel controversiële auteur, die, wanneer de eerste editie van dit werk verscheen (voorzichtig zijn..) zowat zeventig romans en tweehonderd verhalen op zijn naam had. Een fenomeen derhalve, waarbij dient aangestipt dat zijn werk niet enkel kwantitatief, maar vaak ook kwalitatief op een uitzonderlijk peil staat. Een buitenkans derhalve om een ruim overzicht van zijn werk te krijgen, en meteen van de schrijver zelf ook, aangezien Malzberg hier elk van zijn teksten inleidt, met herinneringen aan hun ontstaan en aan andere auteurs, waarmee hij bevriend is of was. Helaas, driewerf helaas, gaat dit vaak gepaard met een bijna ergerlijke zelfoverschatting, als in die inleiding, waarin Barry zonder blozen stelt 'That there are a few contemporaries in my field who are better novelists than I (although not many), but none to whom I will defer as a short-story writer. There are some as good - Disch, Silverberg, Lafferty, Tiptree jr (een Canadese dame, naar onlangs bleek..) - but none who I say are better...' Ergernis, die je niet mag verhinderen deze verhalen objectief te benaderen, maar die me er toch toe brengt de titel te parafraseren tot een '..and some of the worst..'
David Gerrold - The World of Star Trek. Ballantine non-fiction 24938, 278 blz, $ 1.95. Oorspronkelijk uit 1973. R. Smets. Haast tien jaar van het Amerikaanse TV-scherm verdwenen, blijft deze serie een hele reeks pockets met zich brengen, terwijl ook enkele documentaire werken beschikbaar kwamen, in verband met de productie, scripts, enz. Gerrold, die voor een belangrijk deel van de productie, en voor enkele betere scenario's verantwoordelijk was, haalt hier heel wat herinneringen op aan de reeks en haar personages, terwijl hij ook enkele beschouwingen wijdt aan het type verhalen en plots dat voor de reeks beschikbaar kwam en/of werd aangewend. Nu is Gerrold (When Harlie was one) een niet te onderschatten sf auteur, zodat zijn beschouwingen dit boek, dat gedeeltelijk tot de (jeugdige) fan gericht is ('Hoe vraag ik aan de studio's om Star Trek verder te zetten?'), ook voor de meer kritisch gerichte lezer interessant maken. Heel wat foto's ronden dit boek af, ondermeer met de verschillende acteurs, in en uit hun rol, en met de geslaagde aliens uit de verschillende episodes. George Alec Effinger - Relatives. Dell Books 7353, 221 blz, $ 1.25.
R.Smets.
Geo Alec Effinger is een betrekkelijk jong, en, voor mij althans, veelbelovend auteur, die enkele mooie verhalen schreef, maar in het langere werk dat ons bereikte bepaald onder de maat van zijn talent bleef. Ik denk bv aan de reeks 'Planet of the Apes' vervolgen voor tv en aan 'Those Gentle Voices', of 'Nightmare Blue', met Gardner Dozoïs. Zijn roman 'Relatives' trok echter meer aandacht en verdient dit ook tot op zekere hoogte. Het verhaal verloopt op drie vlakken, in een gepollueerde en door 'Representatives' gemanipuleerd postindustrieel New York, in een door 'Jermany' overwonnen en gekoloniseerd Ost-Amerika, in de dertiger jaren, en in een geïsoleerde hedonistische stad in NoordAfrika, waar we telkens, met een lichte variante in de naam, Ernest Wein(t)raub terugvinden: als (in feite overbodig) werkman op zoek naar 'een 'token' dat hem moet toelaten zijn toevlucht te vinden in een schuilkelder, wanneer de catastrofe aanbreekt die door de 'Representatives' (voor de grap!) in het vooruitzicht is gesteld, als kommunistisch agitator en als voortdurend dronken kunstenaar. Verwanten, in die zin dat zij alle drie worden gemanipuleerd door hogere, slechts gedeeltelijk begrepen machten, waartegen zij elk op hun manier ineffektief in verzet komen, en ook alle drie ongenadig en uitzichtloos worden neergehaald. Een ambitieus en bij momenten indrukwekkend apocalyptisch werk, dat ongewoon contrasteert tegenover de massa leesvoer, die ons doorgaans als SF wordt voorgehouden, doch dat ergens iets aan precisie mist om werkelijk reeds een meesterwerk uit te maken, en ook nog ietwat aan formules onderhevig is. Veelbelovend blijft het
alleszins.
The Best of C.M.Kornbluth. Edit. by Frederik Pohl. Ballantine books, 338 blz, 1.95 $
R.Smets.
De naam van Cyril Kornbluth wordt doorgaans in één adem vernoemd met deze van zijn vriend en mede-auteur Fred Pohl, waarmee hij bekend gebleven romans publiceerde als 'The Space Merchants' of 'Gladiator-at-law', waarin ondermeer (toekomstige) trusts op de korrel genomen worden. De respectieve inbreng van beide auteurs blijft overigens een vraag voor insiders. Vandaar dat het interessant is hier een keuze aan te treffen van negentien verhalen, gepubliceerd tussen 1941 en 1958, bij elkaar gebracht door Fred Pohl zelf, die reeds vroeger een selektie verzorgde uit eigen werk (Ball. 345-24507-5), en hier tevens enkele herinneringen aan zijn te vroeg overleden vriend ophaalt. Verhalen waarin de menselijke zwakte, het falen van mens, maar ook van samenlevingstype, een centraal thema vormen: zie bv. het meesterlijk 'The Altar at Midnight'. Kornbluth toont zich om beurten bezorgd, scherp, agressief zelfs terwijl een aantal non-conformistische passages, zoals in 'The last man left in the bar' aantonen in welke mate hij op latere SF vooruitliep. Een boeiende en interessante bundel.
Ursula K Leguin - The wind's twelve Quarters. Bantam Books 02907-X (278 blz, $ 1.75)
R. Smets.
Een mooie en prijzige uitgave van het kortere werk van deze opmerkelijke SF-schrijfster, die stilaan (ook op het theoretische vlak) tot de allergrootsten mag gerekend. Zeventien verhalen, waaronder 'Winter's King', 'Nine Lives', 'Vaster than Empires and more slow', het verukkelijke 'Direction of the Road', 'The ones who walk away from Omelas' en 'The day before the revolution', telkens voorzien van enige kommentaar van de schrijfster zelf. Wie haar romans in het geheugen heeft zal hier teksten aantreffen, die als basis dienden voor 'Rocannon's World', maar ook voor 'The left hand of Darkness', terwijl andere, als 'The day before the revolution' als een soort complement ontstonden, na de roman (hier 'The Dispossessed'), of als een toelichting. Overbodig hierbij het aantal Hugo en Nebula nominaties en bekroningen te vermelden. Een om zijn intelligentie, zijn stilistische eigenschappen en zijn literaire waarde warm aanbevolen bundel, die thans ook in het Nederlands beschikbaar is, maar dan aan een hogere prijs. ('De twaalf Windstreken', Spectrum Paperback, 1976 - n° 25).
Alan Dean Foster - Star Trek Log Six. Ballantine Books, SF 24655, 195 blz, $ 1.50, 1976. D. Corti. Star Trek was ongetwijfeld het populairste Amerikaanse SFfeuilleton, zelfs nu, jaren na het stopzetten van de oorspronkelijke series. Ondertussen produceerde Gene Roddenberry ook een gelijkaardige tekenfilmreeks, en de scenario's in dit boek komen daaruit. Originaliteit is uiteraard lang verdwenen in de mist van de afgelegde lichtjaren, en de thema's zijn overbekend: in 'Albatross' komt McCoy in moeilijkheden op een planeet waar hij van moord beschuldigd wordt. 'How Sharper than a Serpent's Tooth' herhaalt het Goden-thema, of als U wil, dat van de Machtige Buitenaardsen. En in 'The Practical Joker' gaat het mis met de Enterprise zelf. U ziet het, gewoon vlot seriewerk zonder afwisseling. De tijd toen de scenarios geschreven werden door bekende SF-auteurs is ook lang voorbij. John Ryder Hall - Futureworld. Naar een scenario van Mayo Simon en George Schenk. Ballantine 25559, New York, 1976. 216 blz, $ 1.75. D. Corti. Na het succes van de film "Westworld" kon het gewoon niet anders of er moest een vervolg komen. Yul Brunner, die in "Westworld" de rol speelde van een cowboy-robot, is hier ook van de partij, naast o.a. Peter Fonda en Blythe Danner. Tot mijn spijt zag ik noch "Westworld" noch "Futureworld" in onze plaatselijke bioscopen. Het onderwerp is nogmaals een enorm vermaakcentrum, Delos, zoals de wereld van het Verre Westen in de eerste film. Alleen heel rijke mensen kunnen zich echter een bezoek aan deze tot werkelijkheid geworden droomwereld betalen. Peter Fonda steekt zijn neus achter de schermen en ontdekt dat robots de belangrijke bezoekers elimineren en vervangen door identieke robot-kopieën.
Jaan Kangilaski - The Seeking Sword. Ballantine fantasy 25650, 1977. 346 blz, $ 1.95.
G.Eekhaut
Fantasy geniet nu niet mijn voorkeur boven SF, maar ik was aangenaam verrast door dit boek. Het is een wat ongewone kruising: thriller, een mythische achtergrond, fantasy... De auteur is een goed verteller, alhoewel hij (zij? Die voornaam zegt me niets over des schrijver's geslacht) op het gebied van structurering nog wat te leren heeft. De oude fout van het heen en weer springen van gezichtspunt komt al te dikwijls om het hoekje kijken: de indrukken van diverse personages worden te gemakkelijk door mekaar gehaald.
George Quinterus is een schrijver van misdaadromans, en hij ontdekte per toeval een oud waar gebeurt verhaal over mensen die, zonder aanwijsbare redenen, vermoord worden. De daders verkeren telkens in de mening dat ze "een vuur doofden", en hun wapen is een antiek kort zwaard, "The Seeking Sword". Wanneer Quinterus zich meer gaat interesseren voor deze zaak ontdekt hij gelijkaardige voorvallen in het recente verleden, en hij begint te vermoeden dat er zich een boosaardige macht achter het zwaard verschuilt. Een roman met een aparte thematiek, en heel leesbaar, maar toch stoorden verschillende foutjes me. Het kon trouwens ook wel wat korter, maar dat is een kwestie die de schrijver met zichzelf moet uitvechten. Zeker eens lezen! Bob Shaw - Cosmic Kaleidoscope. Gollancz SF, London, 1976. 188 blz, hc, £ 3.75.
G.Eekhaut.
Een verhalenbundel van de GoH op Beneluxcon dit jaar; allemaal vrij recente verhalen, met een oudje uit 1959 ertussen. Bob Shaw publiceerde vroeger reeds "One Million Tomorrows", "Other Days, other Eyes", "The Two-Timer", en meer recent "Orbitsville" en "A Wreath of Stars". Wat bij hem opvalt in deze verzameling is het gemak waarmee hij lijkt te schrijven. Het eerste verhaal, 'Skirmish on a Summer Morning' (1976) combineert de western met de SF en bevat volwaardige ingrediënten van beide. Een zachte humor en neiging tot halve nonsens drijft boven in 'Unreasonable Facsimile' (1974), waarin een namaak Mount Everest gebouwd wordt door pseudo-Yeti's; en in het spitsvondige 'The Silent Partners' (1959). Eén van de prettigste verhalen - geen SF eigenlijk is 'The Giaconda Caper' (1976) waarin de ware natuur van de Mona Lisa wordt ontdekt. Ook de andere verhalen: 'The Brink' (1972); 'An Uncomic Book Horror Story' (1975); 'A full member of the club' (1974); 'Waltz of the Bodysnatchers' (1976) en 'A little Night flying' (='Dark Icarus' , 1975), tonen duidelijk Shaw's variatie in onderwerp en stijl, alhoewel zijn onderwerpen nooit revolutionair of experimenteel zijn. John Brunner - The book of John Brunner. DAW-books 177, UY1213. 159 blz, $ 1.25.
R. Smets
De publiciteit voorin het boek drukt het (voor eenmaal..) heel mooi uit: 'The next best thing to meeting Brunner personally..', wat ongetwijfeld zal worden beaamd door ieder die hiertoe de gelegenheid had. In een interview, dat we in SF-Magazine nr.54 publiceerden, trachtten we een idee te geven van de veelzijdigheid van deze Britse auteur, van zijn intelligentie, zijn belezenheid en zijn bijzonder gevoel voor humor: eigenschappen, die hier op elke blz. van deze eigen verzameling verhalen, essays, gedichten, liedjes en spelletjes telkens weer tot uiting komen.
Brunner moet ongetwijfeld plezier hebben beleefd bij het samenstellen van deze bundel, en dit genoegen werkt bepaald aanstekelijk op de lezer, die hem geboeid doorheen zijn selectie volgt, ook waar hij terloops bijzonder ernstige en ook wel eens bittere bedenkingen maakt, als in het slotgedicht 'The Atom-Bomb is Twenty-five this year', waarin hij de houding van de (kerkelijke) autoriteiten tegenover euthanasie en nucleaire bewapening vergelijkt. Terloops stelde ik me de vraag of een ander litterair genre een auteur de mogelijkheid laat zich op dergelijke vrije en interessante manier te uiten? SF als litteraire uiting van de Homo Ludens.. een hint voor wie hierover eens een zwaarwichtige tekst wil plegen. J.G.Ballard - De Torenflat. Bruna SF 63, Utrecht/Antwerpen, 1977. 105 fr, 222 blz. 'High Rise' (1975). Vertaling: Annemarie Kindt. G.Eekhaut. Een nieuwe apocalyptische Ballard in de stijl van 'The Drowned World', en met al te typische elementen. Weerom een dokter als één der hoofdfiguren, weerom een visionaire ramp met de mens die zich van de natuur verwijderd als onderwerp. De setting is nu een enorm flatgebouw, waar de verdieping die men bewoont de sociale status aangeeft. Drie personages uit evenveel bevolkingslagen beheersen het gebeuren: Robert Laing, een dokter die de middenlaag bewoont; Arnold Royal, ontwerper van het gebouw als staal van de opperklasse en Richard Wilder, een cameraman die de laagste klasse vertegenwoordigt. De torenflat is geen omgeving voor een normaal leven: geïsoleerd bestaan de bewoners er ver van de rest van de wereld, in een Kafkaiaans decor vol twisten en geweldpleging. Tussen diverse groepen en verdiepingen bestaat er een voortdurende wrijving, die vaak geweldpleging ten gevolge heeft. De bewoners worden zorgeloos en feesten tot laat in de nacht, terwijl vuil zich opstapelt in gangen en appartementen. Zij vormen een gewelddadige wereld apart, maar een wereld waaruit ze niet kunnen en willen ontsnappen. Hun fobieën reiken zover dat het torengebouw hun enige bestaan is, en de wereld daaromheen slechts een halfvergeten verleden. Steeds minder van hen gaan naar het werk, steeds meer sluiten zich in hun appartement-schelp op; een veilige haven voor hun gekwelde ziel. We volgen elk der drie hoofdpersonages in zijn privé-wereld: Wilder klimt langzaam maar zeker naar boven, en niet alleen letterlijk. Door zijn intrek te nemen in een hoger gelegen appartement verkrijgt hij tevens een grotere status. De architekt Royal is de schemerige en ontgoochelde burchtbewoner van het hoogste verdiep, die uitkijkt op zijn zelfgeschapen wereld. Laing zal zich proberen te integreren in deze nieuwe samenleving, deze van de torenflat, en zal als één der weinigen de loutering ervan doorstaan.
Ballard is de stijl van de symbolische vergelijkingen nog niet kwijtgeraakt: 'Hoewel hij het precieze tijdstip was vergeten, bevatten de wijzers van zijn gebroken horloge het enige stipje eindige tijd dat hem restte, als een fossiel dat op het strand wordt geworpen en waarin voor altijd een korte tijdspanne van gebeurtenissen in een verdwenen oceaan is uitgekristalliseerd.' (p.185) Zoals we zien komt nog steeds het voor Ballard zo obsederende beeld van de zee terug; o.a. ook in de beelden van de meeuwen op het dak. De sociale implicaties van dit boek zijn maar al te opvallend. Ballard keert zich tegen de moderne samenleving, zoals hij dat eerder al deed in andere romans en verhalen. Scenes uit 'The Drwoned World' en 'The Burning World' komen ons hier in de geest, maar ook uit 'Billenium', 'Crash', 'The Atrocity Exhibition'... SF of niet? Dat doet er weinig toe. In elk geval geen mainstream. Eerder Speculative Fiction, in de betekenis van "science fiction zonder science"... Het boek had echter uitgegeven moeten worden buiten de SF-reeks, zodat het een groter (en een gevarieerder) publiek had kunnen bereiken. Niet missen!!! Harlan Ellison - Deathbird Stories. Dell-Fic. 440-01737, 347 blz, 90 fr.
R. Smets.
Een mooie uitgave, het moet me van het hart, met een cover van de Dillon's, die voor Ellison ook reeds 'Dangerous Visions' en 'Approaching Oblivion' illustreerden. In tegenstelling met laatstgenoemde bundel omvat 'Deathbird Stories' echter niet uitsluitend nieuwer werk, maar wordt hier zowat een staalkaart geboden van Ellison's beste verhalen waarvan sommigen reeds een hele tijd teruggaan. Ik citeer, ietwat willekeurig, 'Along the scenic Route', 'Pretty Maggie Moneyeyes', '..Glass Goblin', 'Paingod', enzomeer. Het nieuwere werk omvat dan vooral 'Adrift just of the islets of Langerhans ...' en 'Deathbird' zelf. Beide betrekkelijk lang en sterk new-wave getint. Ellison omlijst een en ander op de voor hem gebruikelijke manier, met een inleiding, een hele reeks opdrachten en citaten. Ditmaal zijn de 'Nieuwere goden' aan de eer. Panache van Ellison's kant, scepticisme van de mijne. Ook heel gebruikelijk. Belet niet dat deze bundel, wanneer je van deze kleinigheden afstand kan nemen, én Ellison's vorige bundels niet bezit, een opmerkelijke verzameling opmerkelijke teksten biedt, negentien in totaal, voor een relatief lage prijs. En met een erg mooie cover, maar dat zei ik reeds.
Harry Harrison & Gordon R Dickson Lifeboat. Orbit books, 1977, 181 pp. Yves Vandezande (een Boerejongens Productie) De al een tijdje op stapel staande samenwerking tussen deze twee auteurs is er dan. Na ieder een eigen trilogie te hebben gedebiteerd is deze 'Lifeboat' weer eens iets anders. Harrison heeft er geen Technicolor Time Machine en geen Star Smashers of the Galaxy Rangers van gemaakt, maar is, waarschijnlijk onder invloed van Dickson, serieus gebleven deze keer. Adelman Giles Ahsad ontsnapt na een ontploffing op een ruimteschip in een reddingssloep met een handvol slaven en twee Albanareth bemanningsleden, waarvan er nog een zijn kaas laat. Ahsad's bedoeling is te landen op de dichtsbijzijnde planeet om jacht te maken op Paul Oca, ex collega, die de kant van de slaven heeft gekozen. Na wat moeilijkheden met de kapitein van het bootje die zijn originele bestemming wil bereiken, blijkt dat het groepje slaven een uitgelezen stelletje samenzweerders zijn. Uiteraard komt alles goed en wint het proletariaat eens niet. Zelfs de wrijvingen tussen mens en Albanareth worden zowat vergeven en vergeten. Het boek leest, ondanks het erg beperkte decor, vlot en is natuurlijk uiterst professioneel geschreven. Uitstekend zou ik het toch niet willen noemen. Brian Moore - The great Victorian Collection. Ballantine, 345-25000, $ 1.75 Robert Smets. Een heel eenvoudig idee: bij een tochtje door Californië 'droomt' een jong Canadees historicus zich een unieke verzameling Victoriaanse kunstvoorwerpen bij elkaar op de 'Parking lot' van een motel. Zijn achtergrond: een onbeduidende jeugd, een opdringerige moeder, een fragiele benoeming, een mislukt huwelijk... De gevolgen: pers, publiciteit, experten, politie, management, processen, afdanking en een afgebroken idylle. In de eerste
Plaats echter een vorm van verslaving: hoe leeft de mens met een werkelijkheid geworden droom? Brian Moore is een bekend Canadees auteur, die een tiental werken op zijn naam heeft, doch in SF-kringen slechts (beperkte) aandacht trok, ingevolge een Hugo-nominatie voor zijn TV-spel 'Catholics' (1974). De 'Collection' is geen SF-roman, in die zin dat de auteur geen pseudo-wetenschappelijke verklaringen bijsleept; toch wil ik hem alle SF-lezers warm aanbevelen, omdat het een opmerkelijk boek is, maar ook omdat hier wordt aangetoond hoe men 'fantastiek' kan bedrijven zonder de traditionele elementen van dit genre, zonder heroïek noch bovennatuurlijke onzin, gewoon met een heel, heel klein idee. Een frêle idee, die de auteur echter op magistrale wijze in de hand heeft weten te houden, die hij narratief en psychologisch geloofwaardig heeft gestoffeerd en uitgewerkt, opgesmukt met weliswaar iets modieuze elementen als nostalgia en wat voorvaderlijke erotiek, en waarvan hij niet enkel een boeiend verhaal heeft weten te maken, maar ook een met een zeldzame, en zeldzaam juiste diepgang afgeronde metafoor. Helemaal niet onaardig. Charles Platt - De Schone afgezant. Bruna SF 60, Utrecht/Antwerpen, 1977. 188 blz, 90 FR. Robert Smets. Charles Platt (maar ook als Worlds, in de en Ballard en
is een auteur, die net als bv. John Harrison Chris Priest en Ian Watson) debuteerde in New schaduw van een reeks grote namen als Aldiss, Disch.
'Garbage World' (1967, zijn eersteling meen ik) handelt, zoals de titel het laat vermoeden, over een 'afval-wereld', in casu een asteroide, waarop de andere planeetjes van de gordel, de zgn. glans- of pretplaneten, hun vuilnis storten. Op Kopria leven echter mensen, die een reden van bestaan, en een manier van overleven vinden in het plunderen van deze afval. En wanneer een missie van de 'schone' asteroiden een wat geheimzinnige opdracht komt uitvoeren, wordt een der 'schone' afgezanten uiteraard na enig neus ophalen verliefd op de dochter van de chef, waarop hij ondervind dat men ook minder netjes kan leven en waarempel gaat denken dat de nette planeten ook een dosis (eigen) vuil kunnen gebruiken.. Een behoorlijk onwaarschijnlijk en naar mijn (nette) mening ook weinig overtuigend boek, waarbij het avontuur bovendien, zoals werd gesuggereerd, bepaald stereotiep verloopt
Leonard Nimoy - I am not Spock. Ballantine Books, New York, 1977. 150 pp, $ 1.75.
G.Eekhaut.
NIMOY: Spock... this competition between us is silly... SPOCK: I'm not aware that one exists... NIMOY: Well, it does... and it's silly... don't forget that I'm real and you're only a fictitious character. SPOCK: Are you sure? Dus zegt Nimoy, ik ben Spock niet. Maar als ik het niet ben, wie is het dan wel? Dit is een boek voor de Star Trek-fan en voor de Nimoy-fan. Het bevat kleurige anecdotes, nu eens niet gezien door een toeschouwer, maar door een echte insider. Niemand kan overigens meer insider zijn dan Nimoy, wiens vertolking van Spock van hem de populairste figuur uit de show maakte. Maar Nimoy is meer dan Spock. Hij is akteur in de eerste plaats en kent sinds S.T. een groot succes. Hij speelde rollen zoals Caligula, King Arthur en Mc Murphy ('One flew over a Cuckoo's nest'), waarvan fotos in dit boek. Ballantine gelooft blijkbaar in dit boek (dat eerder, in 1975 geloof ik, reeds verscheen in een beperkte editie). Aanbevolen als curiosum. Kurt Vonnegut - Slapstick. Dell Books 0-440-18009-0. 243 blz, 110 fr.
R.Smets.
Doorgaans weinig enthoesiaste kritiek voor Vonnegut's recentste werk, en helaas kunnen wij deze slechts beamen. Het reeds iets zwakkere 'Breakfast of Champions' vormde in zekere zin een eindpunt, waarbij Vonnegut zelf te kennen gaf zowat een uitverkoop te hebben gehouden, en zijn personages tot slot warempel hun vrijheid terugkregen. Dit deed vermoeden dat hij het verder over een heel andere boeg zou gooien (persoonlijk hoopte ik op een vorm van 'Ragtime', tussen haakjes), maar het nodige was hiertoe blijkbaar niet voorhanden, terwijl auteur en/of uitgever te sterk gebonden bleken aan een bepaalde stijl, bepaalde tics en het afgekookte sf.tintje, om werkelijk iets nieuws te brengen. Een groteske werd het ditmaal, dit verhaal van de monsterachtige miljonairstweeling, die apart weinig briljant is, maar geniaal wordt wanneer broer en zuster de hoofden (letterlijk) bij elkaar steken, en de jongen later President van de States wordt, op een achtergrond van vervallen (wasted) grootmacht, invasie, epidemie en elkaar bestrijdende plaatselijke potentaten. Heel wat familiografie, een op niets slaande referentie naar Laurel en Hardy, magere ideetjes, die stuk voor stuk teruggaan op 'Cat's Cradle', 'Rosewater' of 'Slaughterhouse 5', een voorstel tot uitbreiding van de families (dat we reeds in 'Wampeters' vonden, meen ik), twee lijnen kommentaar omtrent Richard Nixon en 'Peanuts', plus een tot in den treure herhaald 'Hi Ho', dat 'So it goes' en 'And so on' dient te vervangen (en waaraan Vonnegut zelf blijkbaar twijfelt).. een schrale herinnering aan vroegere successen. Bovendien laat Vonnegut niet na te beklemtonen welk een hekel hij wel heeft aan schrijven. Zodoende...
Donald J Garden - Sirenes in de morgen. Bruna SF 66, 1977. 176 pp, 90fr. 'Dawn Chorus' (1975). Vertaling: Bob Van Laerhoven. Omslag Karel Thole. G.Eekhaut. Een teleurstellend boek van een mij onbekende schrijver, dat is mijn mening. In de eerste plaats laat Garden teveel losse eindjes hangen, of zijn de beschreven handelingen overbodig (zoals in het eerste deel van hfdst II) of absurd (een bedrijf overnemen in een weekend... een weekend?) De hoofdpersoon blijkt er maar bij te lopen, vergeet op de juiste ogenblikken de juiste vragen te stellen -- zie het tweede deel van Hfdst II. Wat me bijzonder irriteerde was dat de schrijver het nodig vond zijn computer te presenteren via een vertoonde film, en dan nog de grootste onzin durfde uit te kramen. Zoals 'aan elkaar gekoppelde programma's'. De gegeven analogie van de zwijnen en de holbewoners (p.38) is mooi, maar wat men dan te horen krijgt over 'twee programma's' die nodig zijn voor dit probleem op te lossen lijkt uit des schrijvers duim gezogen. Nog enkele eigenaardigheden volgen... details natuurlijk, maar als het blijft duren... ! Het thema heeft niets origineels, alleen weer het zoveelste 'na de laatste ramp' (atoomoorlog dan nog)-probleem. Een knipoog naar Bob voor de goede vertaling, maar sorry Bruna, dit is een misval. Robert A. Heinlein - Dan maar de kou in. Bruna SF 64, 1977. 224 pp, 90 fr. 'The door into summer' (1957). G. Eekhaut. Niet zo nieuw meer, deze Heinlein, maar een goeie ouwe klassieker. Het gegeven draait rond een ingenieur die door vrienden belazerd wordt, en wiens uitvindingen hem afgenomen worden. Hij besluit in vriesslaap te gaan (en wordt door zijn 'vrienden' een beetje geholpen) en wordt 30 jaar later terug wakker, in 2000. Om bepaalde toestanden recht te trekken wil hij daarna terug naar 1970. U ziet het al; tijdreizen, en een fraaie paradox. Of het allemaal weer klopt weet ik niet, want ik maakte geen nota's bij't lezen. Je krijgt wel wat theoretisch gezeur over legale procedures en octrooien en dergelijke, maar dat kan men bij Heinlein wel verwachten, doch soms is het een beetje teveel van het goede. Een eigenwijze kater, Peter, speelt een belangrijke rol, en vormt een interessante figuur, naast de doordrijvende hoofdpersoon. Beter dan Heinlein's hedendaagse rommel, maar hier en daar een beetje breedsprakerig en te weinig vlot. George Lucas - Star Wars. From the adventures of Luke Skywalker. Ballantine del Rey 26079, New York, 1977 (second printing), 220 pp, $ 1.95. G. Eekhaut Het doet goed nog eens dergelijke opmerkelijk spannende hardcore te lezen. Nu is George Lucas geen schrijver (ja.. nu wel) maar regisseur (American Graffiti), doch hij begon reeds ver-
scheidene jaren geleden aan een scenario voor een SF-prent, scenario dat ondertussen tot een film uitgroeide. Dit boek is daarvan de bewerking. Het eerste gedeelte is geïnspireerd op 'Duin': Luke Skywalker leeft namelijk op een barre woestijnplaneet. Hij geraakt verwikkelt in een opstand tegen het Galactische Imperium en zal een belangrijke rol spelen in de uiteindelijke omverwerping van het regime. Een goed boek zei ik, voornamelijk vanwege de tot op het einde volgehouden spanning en de nerveuze vertelstijl (wat zowel een voor- als een nadeel kan zijn), die filmbeelden direct omzet in tekst. Ietwat klassieke toestanden uiteraard, maar niet té, maar toch voor het grote publiek. Opvallend is dat een aantal termen zo uit Star Trek komen: deflector shield, Photon (Proton?) torpedoes, en dergelijke. Aktie is er genoeg. Als toemaatje krijg je dan nog een aantal mooie kleuren(!)fotos uit de 20th Century-Fox film, zodat je een koopje doet voor die prijs. Mis dit boek vooral niet! Philip K. Dick Omnibus. Bruna SF 68, 1977. 340 blz, 140 fr. Yves Vandezande (Boerejongens Prod.) Zo langzamerhand beginnen de Best Of's, omnibussen en verhalenbundels me de strot uit te komen. Na me achtereenvolgens door soortgelijke Poul Andersons, Fred Pohls en Larry Nivens te hebben geworsteld, leek me alleen de Dick omnibus nog haalbaar. Hoewel ik van Philip K. zeker en vast liever romans lees (met 'Ubik', 'Flow my Tears' en 'The game players of Titan' nog steeds in de top twintig), weten zijn kortverhalen fris te blijven als je ze na elkaar leest. De omnibus bevat twee eerder verschenen zwarte beertjes: 'Een handvol duisternis' en 'Een Swibbel voor dag en nacht'. Gelukkig nooit eerder gekocht, maar U bent bij deze gewaarschuwd. Ronduit slecht is geen enkele verhaal, daarvoor heeft Dick teveel ervaring, denk ik. Het komt altijd wel professioneel en glad over en alle verhalen lezen vlot, sommige vereisen zelfs een beetje denkwerk. Het beste dan maar. 'Kroost', waarin Ed Doyle's zoon uitsluitend door robots wordt opgevoed, opent sterk, maar persoonlijk vind ik de Noach figuur in 'De doe-het-zelver' het meest verrassend. De hekkensluiter, 'Type Twee', dat handelt over een mensenoorlog die door robots wordt overgenomen, draait zo lang om de pot dat je tegen het einde gaat geloven dat iedereen robot geworden is. Zeker goed zijn ook 'De Saaie Aarde', waarvan de plot onlangs nog door iemand in de bundel 'Ganymedes 1' is overgenomen en 'Kapers in de Kosmos', helemaal geen space opera zoals de titel doet vermoeden. Deze en andere verhalen zijn te vinden in de Dick Omnibus die zeker aangeraden is als je Dick op zijn kort wil smaken.
Ben Bova - Millennium. Ballantine del Rey books, New York, 1977. 294 blz, $ 1.95. Cover van Joseph Csatari.
G.Eekhaut.
Dit is de eerste roman van Bova die ik te lezen krijg. Hij is de huidige redacteur van Analog en ontving in die functie driemaal een Hugo Award ('73,'74,'75). Zijn carrière ging langsheen jobs bij onderzoekslabs en studiegroepen waar hij zich bezighield met de meest moderne wetenschappelijke toepassingen op het gebied van lasers, plasmafysica, kunstharten enz. Een getraind wetenschapsman dus. Sinds heel wat jaren reeds schrijft hij SF, en onlangs verscheen een non-fiction boek van zijn hand, 'Notes to a science fiction writer'. Andere boeken van zijn hand: 'The Fourth State of matter' en 'Starflight and other Improbabilities'. In 1974 kreeg hij de New England SF Society's EE Smith Memorial Award. Het boek dan. Een verrassing,moet ik wel zeggen. Bova is uitstekend op het gebied van psychologie en diepte van de personages, want bij dit onderwerp dreigen deze maar al te vlug stereotiep te worden. Niet bij Bova echter. Chet Kinsman, de Amerikaanse commandant van de maanbasis die tegen zijn land in opstand komt, is een kleurig personage; niet in de betekenis die 'kleur' heeft bij Vance bijvoorbeeld, maar Kinsman is een man met diepe emoties en zwakheden. Hij is uitzonderlijk menselijk beschreven, met oog voor detail en reactie. En Leonov, de commandant van de Russische maanbasis, is een meer dan joviaal en sympatiek persoon. Alleen de figuur van Ellen Berger komt niet goed over, maar het is wel zo dat alle tweaderangs figuren zwakjes zijn, vanwege de grote nadruk die Bova legt op zijn hoofdpersonages, en ook vanwege het feit dat er teveel tweederangspersonages zijn. Het verhaal herinnerde me wat aan Heinlein: de beide Maanbases komen in opstand tegen de Aarde, om een dreigende wereldoorlog te voorkomen. Ze vormen een onafhankelijke staat, Selene, en door de ruimtestations in handen te nemen, maken ze het lanceren van intercontinentale raketten en ruimteschepen onmogelijk. Weerom een boek dat U moet lezen! Cecelia Holland - Floating Worlds. Gollancz, 1976, 465 grote blz met kleiRe druk, £ 4.95 (spaar ze). USA: Pocket Books, 1977, $ 1.95. Eddy C Bertin. Cecelia Holland is bekend om haar historische romans, en daarvan heeft dit boek dan ook gans de structuur en thematiek, en helaas ook de langdradigheid. In 1853 (nieuwe tijdrekening) zijn er drie overheersende machten: de anarchistische Aarde, het militaristische regime op Mars en Luna, en de barbaars-primitieve planeten van de Styth, een gemuteerd piratenras. Een jonge Aardse afgezante werkt zich omhoog tot de enige kontaktpersoon tussen deze werelden onderling, gehaat door alledrie, en ook door de lezer die zich begint af te vragen waar het nu eigenlijk wel om gaat. Een statisch pseudo-filosofisch 465-blz praatboek, meer vermomde historische roman dan SF. Vergelijk met het véél betere "The Dispossessed" van Ursula LeGuin, zowel voor thematiek als uitwerking,
om nog te zwijgen van leesbaarheid als ontspanningsboek. Het alledaagse leven wordt tot vervelens toe in detail weergegeven, maar leest als een beschrijving uit het leven in de late middeleeuwen. Paula's avonturen lijken wel uit een zwaard & mantelroman te komen, of uit een serial van de jaren '30, waarbij we ons dan nog gans het boek afvragen wàt ze nu eigenlijk precies zelf wenst te bereiken. Wetenschappelijk (waar zijn de geleerden van de Styth? Wie leert hen ruimtevaartuigen besturen?), sociaal (waarom terug tot het barbarendom?), economisch (piratenraids tussen planeten om slaven te maken?), en politiek (waar zijn alle wereldnaties heen?) één grote absurditeit, met op het einde zelfs nog een gemuteerde onsterfelijke superman als heerser van de kosmos. Bàààààh. Een medaille voor wie verder raakt dan blz 150 (en ja, ik heb ze alle 465 gelezen; ik moest wel). James Tiptree - 10.000 Light-Years from home. Pan sf, Lohdon, 1977. 255 blz, ca 60 fr.
Robert Smets.
'You don't often see a really mean piece of furniture', of: 'Now we've met aliens we can't screw, and we're about to die trying..' Wie dergelijke zinnen neerzet, moet een goed schrijver zijn, vooral wanneer hij, naar men zegt, een 61-jarige dame is. Vijftien verhalen van 'Tiptree', daterend van 1968 tot 1972, doch van uiteenlopende aard: men onderscheidt hier duidelijk de meer avontuurlijke SF ('Galaxy-stijl'), waarin de schrijfster de vreemdste aliens ten tonele voert en de ontknoping pas na enig speurwerk volgt, en de meer new-wave gerichte SF, waarin zij, vaak achter bijzonder poëtische titels, onverwacht harde waarheden verkondigt. Typerend zijn, in beide gevallen, een heel eigen humor, boordevol verwijzingen (zie bv. sommige titels als 'Birth of a salesman' of 'mother in the sky with diamonds'), een erg 'viriele' aanpak (waar je je des te meer in verkneukelt wanneer je hoort dat het hier om een niet zo jonge dame gaat), en een vorm van bitter medeleven,dat herinnert aan de grootsten, als Kuttner of Kornbluth. Een bundel die derhalve zowel de liefhebbers van 'echte' ruimtelijke SF zal bevallen (met de erg bewogen belevenissen van terranen, die resp. sportwedstrijden inrichten voor buitenaardse levensvormen, of produkten dienen goed te keuren voor export naar bijzonder eigenzinnige spinachtigen), als diegenen voor wie SF meer beschouwelijke kommentaar inhoudt omtrent nauwelijks gecamoufleerde hedendaagse toestanden, als in 'I'll be waiting for you when the swimming pool is empty', of in het toch wel uitzonderlijk schrijnende 'Beam us home', waarin een jongen met een 'Star Trek'-fixatie geconfronteerd wordt met de realiteiten van een niet zo vrolijke nabije toekomst. Merkwaardig! Space Story. Wekelijks tijdschrift. Barnett Productions, postbus 15612, Den Haag. 80 blz elk, 35 fr of fl.1.95. D.Corti Een nieuw wekelijks SF-tijdschrift onder de vorm van vertalingen van Franse Fleuve-Noir romans. De eerste vier delen zijn resp. van
B.R.Bruss, André Caroff, Jimmy Guieu (en niet Quieu) en G.J.Arnaud. Drie bekenden voor mij, alleen de laatste naam zegt me niets. Space Opera, natuurlijk, zoals we jarenlang van Fleuve Noir gewoon zijn, soms zelfs met uitstekende boeken tussen, naar ik vernomen heb. Bruss is in elk geval een van de betere auteurs alhoewel ook hij teveel produceert. Zijn echte naam is Roger Blondel, en onder deze naam schrijft hij ook niet-SF-romans (Le mouton enragé-1956, L'archange-1963, Bradfer et l'éternel,1964..). Van André Caroff weet ik alleen te vertellen dat hij de schrijver is van de "Atomos"-serie bij F.N.Angoisse, en dat een andere korte roman (De nacht van het monster) verscheen in Horror n° 20 enige jaren terug. Jimmy Guieu, mijn derde bekende, is net als beide anderen een Fransman (°1926), die zich ook met vliegende schotels en vreemde fenomenen bezig hield, wat zich kristalliseerde in zijn boeken. Hij schreef onder de naam Jimmy Quint ook spionageromans. Een reeks om in't oog te houden, voor wat de betere boeken van F.N. betreft. James P. Hogan - Inherit The Stars. Ballantine del Rey books, 25704, 1977. 216 blz, $ 1.50, cover: Darrell Sweet. Guido Eekhaut. Een onbekende auteur met een prachtboek...dit zou wel eens een Hugowinner kunnen worden. Een expeditie graaft op de maan een intakt lijk op van een astronaut, die daar 50.000 jaar tevoren omkwam. Onmiddellijk staat de wetenschappelijke wereld op z'n kop. Diepgaande onderzoekingen onthullen diverse tegenstrijdigheden, maar een algemeen beeld wordt duidelijk: een aan de mens identieke levensvorm afkomstig van een lang vernietigde planeet die nu de asteroidengordel vormt. Dan wordt er op Ganymedes een nog veel ouder ruimteschip gevonden van een niet menselijk ras, dat echter aardse pre-historische levensvormen bevat. Het raadsel is compleet. Langzamerhand echter begint het de wetenschapslui te dagen, maar de lezer wordt geconfronteerd met opvallende tegenstrijdigheden in verband met de oorsprong van de diverse levensvormen. De oplossing ligt in de laatste bladzijden, en is op zijn minst verrassend. Waarom men echter de belangrijkste sleutel tot het mysterie pas op p.186 ontdekte begrijp ik niet, want het was al veertig blz. eerder duidelijk. Dit is echter slechts een miniem vlekje in dit opmerkelijke boek. Men kan de schrijver misschien verwijten er een wetenschappelijk handboek van gemaakt te hebben, maar ik meen dat zijn stijl dit efficiënt compenseerde. Een te nadrukkelijke uitweiding naar het einde toe hinderde me toch, maar Hogan koos gelukkig niet voor al te gemakkelijke oplossingen, zoals bij dit soort boeken teveel gebeurt. Nog een boek dat U absoluut moet lezen... al is dat dan mijn persoonlijke mening.
Susan Sackett - Letters to Star Trek. Ballantine books, 1977. 215 blz, $ 1.95.
Guido Eekhaut.
Er is voor ieder een stukje van de grote Star Trek Koek weggelegd. Ook Susan Sackett, ex-assistente van Gene (Great Bird of the Galaxy) Roddenberry, verdient er nu wat extra geld aan, met dit boek vol uittreksels van brieven vanwege S.T.fans. De meest gekke brieven krijgen hun plaats in een aantal hoofdstukken. Zo is er die 15-jarige jongen die een getekende foto wou van de 'Enterprise'.. en die ook kreeg. Iemand anders wil zelf een Federation beginnen en vroeg een donatie van $ 20. Je moet ergens beginnen, niet? Een andere brief las: 'Kan ik ergens een phaser kopen om op m'n stomme zusje te gebruiken wanneer ze liever naar Wonderful World of Disney wil kijken i.p.v. naar Star Trek?" Iemand vroeg zich ook af waarom er geen toiletten aan boord van de Enterprise waren (?). Enfin, voor de fan is dit wel te lezen, en er komen ook ernstige stukken in voor, o.a. over S.T. en onderwijs. Het begint me echter te vervelen, maar ditmaal kan je er nog mee lachen, alhoewel een beetje groen. Samuel R. Delany - Triton. Bantam SF Y 2567. 369 pp, $ 1.95.
Robert Smets.
Triton (oorspr. 'Trouble on Triton') stelt de lezer enkele problemen: minder wat onze toekomst betreft, wat de rol van SF hoort te zijn, dan qua interpretatie. Een subsidiaire vraag is evenwel in hoeverre dit aan de lezer zelf ligt. Even samenvatten: over ca 370 blz onthult de auteur ons dat terwijl een interplanetaire oorlog aan de gang is binnen ons zonnestelsel (waarbij ook Triton partij zal moeten kiezen), hoofdfiguur Bron Hellstrom - een meta-logicus - met identiteitsproblemen worstelt en ondermeer moeilijkheden ondervindt zich sexueel te fixeren. In een vrije contekst voelt hij zich aangetrokken tot een 'happening'actrice, doch eveneens tot haar lesbische vriendin en tot een aantal rijpere heren van zijn entourage. Daarop wisselt hij van geslacht, doch blijft bij het einde van zijn 'geste' eenzamer en vervreemder dan hij reeds was. 'Triton' poseert als een 'literaire' roman, met weinig actie en een traag verloop, lange beschouwende en verklarende passages, enkele semi-wiskundige formules en twee appendixen naar het einde toe. Noteer dat een en ander wellicht ironischer klinkt dan werd bedoeld. Delany is niet direct een B-auteur. Hij weet een roman op verschillende niveaus te schrijven, kan met een minimum aan middelen een sfeer aanbrengen en stemt herhaaldelijk tot nadenken. In zekere zin is 'Triton' ongetwijfeld een anti-SF roman, met duidelijk ironiserende passages: de oorspronkelijke titel bv., of de S&S-naam van de hoofdfiguur, of nog zekere uitspraken in de appendixen, om van zg. hard science-formules niet te gewagen. Van de traditionele SF-elementen, de kolonies op de manen, de dreigende oorlog, krijgt men nauwelijks meer te ondergaan dan hun in-
vloed op het persoonlijke niveau van de verschillende personages,wat duidelijk op relativering wijst en op een gezonde rechtzetting. Literair tenslotte zijn ganse delen van het werk (ik denk bv aan de slot-passage, waar Bron zijn falen realiseert) bepaald merkwaardig te noemen. Daar staat evenwel tegenover dat de doorsnee-lezer (en ook de zich intellectueler menende kenner) doorgaans actie en verloop toch té zwak en/of té traag zal vinden, de verinnerlijkte en voor hem ook erg vreemde reakties van de personages, en hun motivaties, moeilijk zal volgen (tenzij zij hem gewoon onverschillig laten), en verder ganse passages schouderophalend naast zich zal neerleggen als zijnde (te technisch) (te literair) (technisch en/of literair twijfelachtig) (prietpraat) (doorhalen wat niet past). Ik denk hierbij bv aan de verklaring van de meta-logica (p.57 en vlgd van deze editie). Onvermijdelijk rijzen vragen. Compenseert de virtuositeit de quasi-afwezigheid van actie en het zwaar op de hand liggen van sommige passages, of verbergt de trage afwikkeling een gebrek aan werkelijke inspiratie? Is 'Triton' eigenlijk meer dan een gewijzigde en vooral uitgesponnen reprise van 'Aye, and Gomorrha..' bv? Hebben introspectie en psychologisch 'anders-zijn' werkelijk verder belang of staan we hier in feite voor een lange ego-trip van artistieke zielen? Een inner-space-soap opera, zoals iemand schreef? Hebben overigens 'meta-logica' (en bv. Wilson's 'Embedded speech', om in dezelfde toon te blijven) méér zin dan de 'space-warp' of de 'transfiniete aleph-ruimte'? Vreemd hoe je in dit verband aan Van Vogt herinnerd wordt. Vragen waarop je aarzelt een antwoord te geven, omdat je ook niet voor een literaire beötier wil doorgaan. Ik geef echter grif toe een en ander onverstaanbaar (of onbelangrijk) te hebben gevonden, maar zal dan ook zo eerlijk zijn geen uitspraken te doen. Het blijft echter een feit dat het gesteld worden van dergelijke vragen m.i. op zichzelf minder gelukkig is, wat me tot de eerste paragraaf terugvoert, en tot mijn subsidiair probleem. GEE, I'M SORRY YOUR BOOK STEPPED IN FRONT OF MY SPEEDING REVIEW Dick Geis.
Anne McCaffrey - Get off the Unicorn. Ballantine del Rey, New York, 1977. 303 pp, $ 1.75./. Suzy McKee Charnas - Walk to the end of the world. Ballantine del Rey, NY 1977, 214 pp, $ 1.50. Okee, Wriggle, wat nu weer? 'Wel, ik heb hier twee boeken die ik...' Niks van, je blijft uit deze rubriek. Je hebt Yves nu al opgestookt, maar dat lukt hier niet. Ga maar naar... 'Geen namen noemen, wil je. Ik wou overigens alleen maar twee pockets bespreken, dus!'
Vooruit dan maar. 'De eerste is een bundel van Anne McCaffrey, "Get off the Unicorn", met dertien verhalen.' Een ongeluksgetal! 'Hou je mond! Dertien verhalen dus, waarvan enkele wel de moeite waard zijn, maar ik moet verschillende andere nog lezen..' Hoezo? Je moet ze nog lezen? Wat kom je hier dan doen? Je kan niet..' 'Kan ik wel. Doe jij ook. Je leest toch ook niet alle boeken uit,hé? Wie wel overigens?' Goed, goed, ga voort. 'Uit een ander vaatje tappen, niet? Bon, "The smallest Dragonboy" is een van die stukken die ik wel las, en't is niet fameus. Stroperig en kinderlijk wil ik zeggen. En een ander, "The Thorns of Barevi" is een bijna plotloos pornostukje. Is dat alles waartoe McCaffrey in staat is?' Vraag je het aan mij,Wriggle? 'Ik negeer je volkomen. "Walk to the end of the world", is jammer genoeg al niet veel beter. De vrouwen zijn er de grote dupe, slaven en onderworpen aan de mannen, die hen de schuld geven van voorbije rampen. Natuurlijk komt een vrouw in opstand... Zie je wat ik bedoel? Een illustratie op het thema "cliché".' Je negeerde me toch? 'Och, stik. Dat was het dan, beste lezer, tot volgende keer!' Jamaar, dat kan zomaar niet... * BANG * Many Futures, many Worlds; theme and form in science fiction. Edited by Thomas D. Clareson. Kent State University Press, Kent Ohio, 1977. 303 blz., $ 12.50 (gebonden), $ 5.50 (paperback). ISBN 0-87338-199-8 / 087338-200-5. GUIDO EEKHAUT. Met dit vrij volumineuse werk verzamelde Thomas Clareson, die ook uitgever is van Extrapolation, een aantal essays, die alle handelen over vorm en thema in de SF. Claresons bedoeling was niet zozeer de grote werken bespreken, noch een geschiedenis te geven, doch eerder aan te tonen hoe - inhoudelijk - SF verschilde van andere literatuurvormen, en hoe het er mee verbonden is. Clareson zoekt de literaire traditie van de hedendaagse SF ver in het verleden, nl. tot bij de middeleeuwse reisverhalen en zelfs nog verder. Deze, zo zegt hij in de inleiding, vertonen dezelfde 'sense of wonder' als boeken van Asimov, Clarke, Heinlein en anderen - hij noemt nog de naam van James Gunn. De omgeving is anders, natuurlijk, doch alleen maar omdat de schrijver gebruik maakt van de in zijn tijd aanwezig zijnde kennis en literaire technieken. Samuel Delany komt in zijn eigen essay ("Critical methods: speculative fiction", Quark 1, 1970 en hier herdrukt) daarop terug door tradities te onderzoeken in de literatuur. Delany stelt dat een man als Heinlein bvb evengoed invloeden vertoont van Shaw (George Bernard Shaw dan, niet die andere) dan van vroegere SF-schrijvers, om Verne en Wells maar te noemen.
Clareson probeert voornamelijk de traditie en evolutie tot dewelke SF behoort in deze verzameling na te trekken. SF is geen soort literatuur op zichzelf, meent hij, maar zit verweven met de Literatuur als groter geheel. SF bestond al vóór 1926, en de "scientific romance" mag niet terzijde geschoven worden bij een gegronde studie, evenmin als, zo meen ik ook, de utopische en dystopische literatuur van de voorgaande eeuwen, die zelf haar oorsprong vindt in de antieke Griekse teksten. SF behoort geen speciale criteria voor zichzelf te creëren. Integendeel, de criteria van de Mainstream zijn zeker voor haar geldig, zowel naar vorm als naar inhoud. Dat er dan nog vele standpunten zijn, die mekaar al dan niet aanvullen is maar al te duidelijk bij het lezen van dit boek: Stanley Schmidt onderzoekt de wetenschap in de SF ("The Science in science fiction"), de mythologie als onderdeel ervan wordt besproken door S.C.Fredericks ("Revivals of Ancient Mythologies in current science fiction and fantasy") en Clareson zelf ("Lost lands, lost Races", Journal of popular Culture, 8, 1975), de wisselwerking mens-machine wordt behandeld door Carolyn Rhodes ("Tyranny by Computer") en Patricia Warrick ("Images of the Man-Machine intelligence relationship in science fiction"). Een aantal andere essays completeren dit interessante en gevarieerde boek. Opgemerkt moet worden dat dezelfde uitgever nog andere werken over SF heeft: "The obsolete necessity; America in Utopian writings, 1888-1900" (Kenneth Roemer, $ 10) en een aantal checklists: "SF criticism" (Clareson, $ 9), "Isaac Asimov Checklist" (M.M.MilIer, $ 7.50), "C.S.Lewis" (Christopher & Ostling, $ 15.) en "Charles S. Williams" (Lois Glenn, $ 7.50). In Europa zijn al deze te verkrijgen bij: European Book Service, Box 124, Weesp, Nederland. Keith Laumer - Het laatste bevel. Meulenhoff SF 120, Amsterdam, 1977. 302 blz, fl.12.50. Vertaling en samenstelling: Ivain R. de Léon, omslag Paul Lehr Guido Eekhaut. Een flinke brok van deze bundel wordt in beslag genomen door het eerste verhaal - eigenlijk een korte roman van zo'n honderd bladzijden. En gedurende de eerste 90 paginas doet Held Steve Dravek niets dan gangen door lopen, langs ventilatorschachten kruipen, op zwartjes schieten (rascisme van de kant van Laumer!?) of erdoor beschoten worden, gewond raken (maar nooit té ernstig), langs daken kruipen en nog veel meer, en dat dan allemaal in de bekende snelle-aktie-Laumer-stijl, die Van Vogt nog steeds doet blauw zien van nijd. Laumer ging dan bij V.V. te raden voor een idee: de identieke lichamen die periodiek tot leven komen (zie "Null-A"), en zo had hij weer een stukje voor Galaxy (waar deze "The day before forever" verscheen in 1967). Het is zowat onmogelijk om Dravek's capriolen te volgen zonder te fronsen en wat dieper in de al dan niet luie zetel te gaan glijden, en na tientallen bladzijden rondlopen wist ik niet meer waar hij ergens was. De laatste bladzijden uitleg zijn dan ook meer een opluchting dan een oplossing, want ik tastte volkomen in het duister.
Gelukkig waren enkele van de verhalen beter te verteren, want voor mij mag Laumer de meeste van zijn romans opzij leggen. "De Body Builders" (1966), waarin mensen in mechanische 'giro's' rondlopen i.p.v. in hun eigen lichaam doet vrij naief aan, en heeft dan nog een sfeer uit een derdeklas doktersroman. "Oorlogsrelikwie" (1969) is iets beter, alhoewel een tikje té sentimenteel, maar "De Oorlog tegen de Yukks" (1965) maakt voorgaande goed: een oorlog tussen mannen en vrouwen die duizenden jaren geleden uitgevochten werd; een kolonie meisjes op Callisto, zonder mannen; twee rimboeverkenners die daar per toeval terechtkomen.. Je ziet wat ik bedoel. Een pittige, verfrissende Laumer. Idem voor "Gooberealiteit" (1968), maar dreigender en te stereotiep (de bedrogen geleerde, Heinlein deed beter met "The door into Summer"). "De Verdelger" (1971) en "De nacht dat de trollen losbraken" (1963) sluiten deze voor 40 % geslaagde bundel af. Fritz Leiber - Verzamel, Duisternis! Born Nova SF 2, 1977. 159 blz, ca. 200 fr.
Robert Smets
Fritz Leiber (1910, reeds!) geniet bekendheid als horror- en SF-auteur, mede omwille van wat men vaak geslaagde combinaties van beide genres pleegt te noemen. "Gather, Darkness!" (1950) is hiervan een typerend voorbeeld: in een toekomstige kontekst (anno 2305) voert de auteur zowat alle elementen aan, die je normaal in een 'Witchdoctor' verwacht: een tyrannieke, middeleeuwse theocratie, een vorm van inquisitie, misbruik van mooie dochters uit de arbeidsklasse, incl. de grote strijd tussen de machten van de 'Grote God' en die van de 'Zwarte Man'.. Moderner zijn dan weer het agnosticisme van de heersende priesterkaste en hun 'wetenschappelijke' motivaties, de verdeeldheid en de machtsstrijd binnen haar rangen, de technische goocheltruks waarmee beide kampen elkaar te lijf gaan en het uiteindelijke afwijzen van alle mystificatie. Aktie, enzomeer, dat wel, maar toch duidelijk dàt soort SF waarbij je, om een afwijzing te camoufleren, naar het voor de hand liggende cliché grijpt, nl. "voor de liefhebber"... Mooie presentatie, dat wel, maar waarom nu weer overal te pas en te onpas Cris Foss-covers moeten bijgesleurd worden is mij een raadsel: een niets met de inhoud verband houdende illustratie kan je je toch in geen enkel zichzelf respecterend genre indenken, of wel? In SF kan dat echter wel, waarop de fan verwonderd is het woord 'onvolwassenheid' te horen vallen, en erg verontwaardigd kan doen. Vergelijk dan bv. eens de reeks 'J'ai Lu'... Genoeg gekankerd echter. James Herbert - Dodelijke Nevel. Luitingh, Laren NH, 1977. 255 blz. Vertaling: Jan de Meester. "The Fog", 1975. Daniel Corti. Iets meer dan een jaar geleden, geloof ik, las ik van dezelfde auteur "De Ratten", ook verschenen bij Luitingh, en toen viel me al het te
gemakkelijke en goedkope procedé op: een dreiging (ratten - nevel) die op de mensheid wordt losgelaten; een stapel anecdotes over mensen die met de dreiging in contact komen, met tussendoor de belevenissen van de hoofdpersoon, die het tenslotte helpt oplossen (of moet dat in hoofdletters?). Kortom, het gaat hier om een nevelwolk die na een aardbeving in Engeland uit de grond ontsnapt en begint rond te dwalen. Mensen of dieren die deze nevel inademen worden krankzinnig: ze begaan de meest afschuwelijke gruweldaden (Yekyek!), waarbij de auteur overvloedig weet om te springen met bloed en ingewanden, het gehaal overgoten met "seksueel sadisme" (dixit achterflap, die op de verkoop uit is) en dergelijke. Natuurlijk, om het leuk te maken, wordt de nevel op London losgelaten (Yekyekyem!) om daar nog meer vernieling aan te richten. Ik denk dat menig "horrorschrijver" een persoonlijke vete heeft uit te vechten met de Britse hoofdstad, maar dat zal wel door de smog komen die zijn hersentjes heeft aangetast, niet? "Horror op z'n best voor wie zonder nachtrust kan!" (flaptekst, hoe kon U dat raden?). Het blijft me intrigeren waarom Luitingh zulke derderangslektuur uitgeeft, naast hoogstaande SF (Lem bvb). Waarschijnlijk is volgende verklaring ietwat in de goede richting: dit boek moet financiëel goedmaken wat Lem niet kan verkopen. Dat pleit echter niet voor de intelligentie en smaak van het doorsnee lezerspubliek, maar dat is een andere zaak. Dit boek wordt een seller, natuurlijk, maar ik kan er niet veel goeds van vertellen, en ik stuur hierbij mijn verwijten ook naar New English Library, die deze onzin in't Engels uitbracht, en ondertussen de derde (of waren er meer? Nee toch!) Herbert publiceerde: "The Survivor". Komt die ook hier, Luitingh?
37th World science fiction Convention Brighton, England 23 - 27 aug. 1979. permanent adress: 14 Hertrietta Street London WC2. agent voor België: Simon Joukes, huize 'de oude roos', Geleeg 7 2860 OLV-Waver. Nederland: Leo Kindt Mispelstraat 29 Den Haag 2025. £ 0.50 of $ 1.00
Vervolg van p. 8 Het idee is wel aardig, maar de tekenaar moet nodig nog enkele jaren oefenen. 50 fr is niet té duur, als men vergelijkt met de spullen van grotere uitgevers, maar die zijn dan ook in kleur.
heer de Laet, gooi uw eigen ramen maar in, en laat ons, slungelige fans, maar voortknoeien met onze fanzines, die U ongetwijfeld kinderlijk en ongeletterd zal vinden ('fanzines', waarmede in diverse betrachte formules tijd besteed wordt, geld en plaats verkwist aan de bespreking van science fiction en fantastische literatuur. ... Fans zijn vriendelijke troglodieten die zich bewegen op één vlak, nl. dat van hun zelf opgekrikt wereldje, dat blijkbaar gesloten is en streng afgebakend voor al hetgeen er buiten af gebeuren kan of wil... : Uw iets meer vriendelijke citaten uit het nawoord voor "angst, mijn spiegelbeeld" van Ruyffelaert). Hopelijk wil U in't vervolg zo beleefd zijn U in Uw "nawoord" te beperken tot het boek en de schrijver, zonder Uw persoonlijke meningen over andere zaken dik uit te smeren.
En nu we bij Brabantia Nostra zijn: in een nawoord voor het boek 'Carnacki, de Spokenjager' van William H. Hodgson gaat Mijnheer Danny de Laet nogal flink tekeer tegen een aantal personen, al dan niet persoonlijk. Eerst heeft ie het over ons: '... bestaat er iets verfoeilijkers (buiten uitgevers) dan FANS? Slungels die onze precieuse tijd verkwisten, die de tijd ja, achteruitzetten,enkel goed om in het ghetto van hun jeugdsentiment hun bestaansgrenzen af te sluiten als het concentratiekamp van hun dagdromen...' (p.228). Was Mijnheer de Laet vroeger geen fan..? Oké, niet dan. Maar wat geeft hem het recht zijn onbeschaamde me"Fantasy Tales": Stephen Jones,33 ning ten beste te geven in het boek Wren House, Tachbrook Estate, van een professionele uitgever, die London SW1V 3QD (abonnees alleen. hem betaalt voor die job? Waar haalt MS bij David Sutton, 194 Station hij het recht vandaan mensen die in~ Rd.; Kings Heath, Birmingham hun vrije tijd proberen wat voor SF BI4 7TE). en fantastische literatuur te doen "Terug naar moeder aarde": strip, (en ik bedoel niet mezelf hier..) Brabantia Nostra, Quarto 2,Vogelslungels te noemen, terwijl hijzelf, zanglaan 3, Breda, Nd. achter zijn duur bureau, alleen het 21 aug. 1977 vermogen tentoonspreidt om andere mensen te beledigen. Nog enkele staalIn de tachtiger jaren zal een nieuw tjes: "Lovecraft schreef als een kalf beveiligingssysteem in tanks operaen heeft ons weinig goede dingen nationeel worden in de USA. Het gaat gelaten." (p.' 239) "Uitgevers zijn om een blussysteem dat een brandslavendrijvers en winkeliers. Zij nestofexplosie kan doven in 1/10 sec. men geen risico's, niet één doet het, Oudere systemen gaven vaak vals aleen auteur (en een oeuvre) kan en arm in 'normale' omstandigheden: mag kreperen waar en wanneer het past, een hel gekleurd shirt in de tank zo lang zij willen! Hoevelen hebben was voldoende om ze in werking te zich niet in de handjes gewreven omstellen. Dit nieuwe systeem is echdat Hodgson dood is en zijn oeuvre ter secuur wat zijn werking aangaat. vervallen in het publiek domein?" Zelfs luchtweerkaatsing, raketuit(p.228). Zozo, maar is het juist laten, bliksem, lucifers of geweerBrab. Nostra niet, die er nu gevuur veroorzaken geen vals alarm. bruik van maakt om Hodgson gauw uit (scientific American) te geven, zonder dat er auteursrechten moeten betaald worden? Ach, mijn- Liefde is het voornaamste thema van
Theodore Sturgeon's beste werken. Het is niet altijd herkenbare liefde, en vaak is ze verwrongen en wreed, maar toch liefde. Ook niet altijd menselijke liefde. "Bianca's Hands", "More than Human", "Bright Fragment", "The man who learned loving"...: allemaal Sturgeon's fabels over de vele aspecten van de menselijke liefde. ("Parcelle brillante", RTB-TV, dinsdag 23 augustus) Als je goed staat met een fanzineuitgever, kan je wel een extraatje verwachten. Zo kreeg ik nu al een exemplaar van 'VISION ON' van Vandezande-Daamen, en was verrast door het volume: meer dan verwacht (36 blz). Het artikel van Bertin bleef me niet lang bij, maar de recensies en lijsten hebben hun waarde, alhoewel je publicitaire teksten geen recensies kan noemen. En waarom zo'n nadruk op de Franse markt, terwijl de originelen (als het om vertalingen gaat) reeds eerder verschenen. Het verhaal van Guy Rens is té typisch -- van het soort "wat bedoelt hij daar nou mee?" Geen tekeningen, maar degelijke druk (ik heb al véél erger gezien). Dat het papier te dun is, is niet de fout van de redacteurs. De gekleurde cover is een goed idee. En de vermelding: "De redacteurs zijn het niet noodzakelijk eens met mekaars mening.."... ! Een goed debuut, maar niet blijven hangen. N° 2 zal en moet nog beter worden. 24 aug. 1977 Nog even twee boeken bespreken: "Interview with the vampire", Anne Rice. Ballantine, New York, 1977. 346 pp, $ 1.95./ "The best of Fredric Brown", Ballantine, New York, 1977, 315pp. ----------------------------------Het verhaal van 'Interview with the Vampire' is een opmerkelijke samenstelling: de tijd is het heden, en Louis, een waarachtige vampier onthult zijn leven aan een jonge reporter, die hem een interview afneemt. Het verhaal gaat van New Orleans naar Transylvanie, Parijs en terug naar New Orleans. Rice geeft een opmerke-
lijk staaltje beschrijving ten beste, mét een goede karaktertekening. "Your evil is that you cannot be evil," zegt Louis' mentor Lestat, en dat is het drama van deze schokkende figuur. Een bestseller die er mag zijn! Het boek van Fredric Brown is een bundeling van zijn "beste" verhalen. De meeste ervan lazen we elders al, ook in vertaling: 'Arena','Etaoin Shrdlu','Nothing Sirius','Pi in the Sky','Answer' ... Brown is alom bekend om zijn uitstekende kortverhalen, en is zeker ook genietbaar voor nietSFfanaten. 26 aug. 1977.Rest me nog een groep mensen te bedanken: S.T.Joshi, Yves Vandezande & Wriggle, Garland Library, Pierre Demets, Frank Roger, Tais Teng, Eddy Bertin, Uitgeverij Freeman, J.P.Lewy, Meulenhoff, Bruna, Luitingh, Ballantine, Brabantia Nostra, Born, Robert Smets, Maria, Josiane, Daniel Corti, Gollancz, Dirk Mosig, Forry Ackerman, Rob Vooren, Howard De Vore, Locus, en nog vele anderen. Volgend nummer: december 1977,met nieuws over Beneluxcon. In februari volgt dan een Isaac Asimov nummer.