('i^^
¥
AAN ALLEN
DIE
BELANG
STELLEN
IN HET LOT DER
WEEZEN.
b5S
I
!
h/l
i Uj ^ O
K'K^ ALLEN DIE B E L A N G
STELLEN
IN HET LOT DER
WEEZEN.
i
NAAMLIJST
DER
LEDEN
VAN DE VEREENIGING
m HET BELANG DER WEEZEN VERPLEGING. M L V d Broeke te Airdenburg Mr Jolib de Louter u Amersfoort A A Bienfait . ), Amsterdam B "NV Blydenbtein G M Boisse\ain J ^V Bok Chs Le Chevalier R Le Chevaher »J Coniuck Westenberg All C A Croraiiieliii B \ vin Doorn * V Gildeineester P Goedkoop Dl W M Gunning Ml P M G V n Hees •Prof J G de Hooi bclieiiei Mr J H W Kool Mevr de Wed C B Knuss Dr A Kuyper j A Liiijjerhuizeii P L an o ei hui/en Ml H b vin Lenuep J H Lu den Mr A\ C Alees K E tei Me-uleii *Di 1 Woddeiman Az 1 du ld Mohi T E Moltzer ( S Ool^aardt O 7 Pettis N G Pieïson Dr b de Ratiitz Mevr de M cd F U II Keiler Dl J TeixeirideMattos ) E Teiieiii deMattos Mr C J A deu Te\ •Ml N J den Tex "Ml G vin lienhoveu
Prof C B Tilanus te Mevr J E Veltman B T Voïkte A Wertheiin C A A Dudok de Wit G L Wurfbriin Dl J Zeeman M W Scheltema Ez W J O Sluiter G B Nijhoft J W W vin Marie Mr M M vonBaumhauer Mr H C du Boio Mr J A Jolles Mr A A de Pinto Il A W Sluitei Jhr Mr W C A Alberda van Lkeu^teiii C E de Clercq G BoldevMjn Jhr Ml J F van Humnlda van 1 ijsinga Mevr de Wed Kmgma Mr P C leziMjn Prof A E J Moddeimaii •Prof L W L Rauvvenhoff Mevr L J Gotzke G Mees E Az J van Rialte Jr S Appel Mr J 1 B Baert Dr P Q Blondgeest W Hubrecht J r W vanises H A van deu Wall Bake Mr I J Eimeiins Mr J Tliiehout Mr B O T n Westenberg
Amsterdam
Dokkum Dordrecht Enkhuizen Giaft 'sGravenhage
Groningen Haarlem nelder Leeuwarden Leiden
Middelburg Rotterdam RIJP
Utiecbt
Zierikzee Zwolle
Washmgto n. (N Amerika). BuroCrweeshuis (Regenten van het) te Alkmaar Oiakonic Weeshuis dei Ned Heiv Gemeente, {Bestuur van het) te Amsterdam Doopsgezinde CoUegianten, (Regenten v n het weeshuis dei) te Amsterdam Evau^ Luth Diaconit, Wees- oude Mannen en A rouvvenhuis, te Amsterdam Ned Isi 11.1 Mtisjes-AVeeshuis, {Regenten en Regentessen van het) te Amsterdam P lu] eus>iiu, (VLieenii,ing tot bt.strijdiug van het) te Amsteidam Geit-ioimeerde Buroerv\eeshms, (CoUeoie van Regenten van het) te Breda Het Meisjeshuis, te Delft -iinun- "Wees- en uieuvv Armhui«, {Regenten van het vereenigd) te Doidrecht Geieformeerd Weeshuis {Regenten van het) te Enkhuizen Burgerwee huis te 's Graveiihagt. Diikonieoestichteu der Nedeid Herv Gemeente, (Regenten van de) te'sGravenhage Burj,erweeBhui!> (Voogdij van hetj te GroniUoen Geieioimeerd Weeshuis, (Re£,enten van het) te Haailem Oude Weeshuis dtr Doopsgezinden te Haailem Albcnieen Weeshuis, (Bestuur van het) te Helder Protestantsche Weeshuis, e Hoorn Groot Burt,crwecshuis, te Kampen Heivormd-Armen Weeshui'-, (Collegie van Regenten v h } te Kampen Godshuis, (Het) te Krommenie "Weeshuis der Hervormden Collegie van Regenten \ h ) te Maassluis Gereformeerd Bnrgemeeshuis, Regenten van het) te Rotterdam Roomsch Catholiek Parochiaal Armbestuur, te Rotterdam Weeshuis dei EvaUo Lutli Gemeente (Bestuur v h ) te Rotterdam Wees- en Armenhuia, (Gemeente te Kijp Old Bur^jtrweeshuis, te Sneek Ambachtskinderhuis (Ret,enten van liet) te Utrecht Bxirgervvcesliuis (Bestuur van het Geref J te Utrecht I v i n g Luth W t e s , oude mannen- en vrouv\euhuis, (Collegie van Regenten vaia bet) te Utrecht Arm-, Gast- en Weeshuis, (Regenten v m het) te Vhssingen Proti-stant6cht-A\ ec-huis, (Regenten van het) te Wormeiveer Weeshuis der Herv Gemeente, {Bestuur over het) te Zwolle * Bestuursleden
Aan alle inwoners van Nederland. Wij komen tot U, Man, Vrouw, Rijke, Arme, Oud of Jong, wie of wat gij zijt.
Wij komen een beroep
doen, niet op uw beurs, maar op uw hart. Hebt gij een hart voor uw naaste, voor de menschheid, vooral voor de lijdende menschheid? Durft gij neen zeggen'? Dat kunt gij niet, al zoudt gij 't willen. Kunt gij 't, leg dit geschrijf dan maar ter zijde, 't Was. niet aan uw adres. Wat wij komen vragen ? Belangstelling voor de Weezen, en wel voor die ouderlooze kinderen, wier betrekkingen niet in staat zijn ze te onderhouden, l'j het onbetamelijk op uw gevoel te werken ? Och vergeef het ons ter wille dier stumpers. Denk aan uw eigen kinderen, of wel aan uw broertje, uw zusje. Denk zoo'n
lief arm kind, zonder vader, zonder
moeder, hulpbehoevend, afhankelijk, soms hulpeloos. Is die gedachte niet huiveringwekkend? Zoo zijn er. Want er zijn, naar schatting (niemand
4
weet het met juistheid) zoowat vijf-en-tvvintig duizend weezen in ons landjen. Woi'dt daar niets voor gedaan?
O zeker. Er zijn ongeveer 230 gestichten in
Nederland, waarin bijna tienduizend weezen verpleegd wji'den.
Do overige vijftienduizend zijn uitbesteed,
bij goede (en bij minder goede) menschen. »Nu, maar wat wilt ge dan toch"? — zoo vraagt gij.
»Als die 25000 onbezorgd waren, dan.... Maar
ze zijn bezorgd en ze worden verpleegd." — »En velen daarvan heel goed ook," voegen wij er bij. Gij wordt ongeduldig. Wacht nog even! Hoe goed eenige, wellicht honderden van weezen 't ook hebben, zoo zijn er toch nog duizenden, van wie gij of wij eigenlijk
n i e t s weten.
En van
sommigen weten wij, dat zij het heel slecht hebben. De zaak is deze. Tot voor weinige jaren was de Weezenverpleging nog nimmer aan een ernstig onderzoek onderworpen. Noch bij ons, noch elders. Duitschland, Frankrijk en Engeland zijn ons voorgegaan en hebben een meer of min grondig onderzoek ingesteld. Het werd hoog tijd, dat zulks in Nederland ook geschiedde. In dat kleine landjen, waarin zooveel goeds is, en (wij mogen 't In alle bescheideiiheid onder ons wel eens zeggen) van waar zooveel goeds is uitgegaan, — waar zoo dikwijls het initiatief genomen is dat door andere landen werd gevolgd, — in ons land
5 heeft zich, al waren wij ditmaal niet de eersten, evenzeer de behoefte geopenbaard om de wijze van verpleging der weezen te onderzoeken en de groote vragen,
die zich op dit gebied voordoen, onder de
oogen te zien — kon 't zijn te beantwoorden. Die behoefte deed de sVereeniging in het belang der Weezenverpleging" ontstaan.
In 1869 geboren,
is 't kind nu ruim 2»- jaar oud. Veel kon het nog niet doen; 't is nog zoo erg jong. Toch heeft
die Vereeniging al iets gewerkt, al is
't nog kinderwerk.
Zij heeft een Tijdschrift
in 't
leven geroepen, waarin bij voel drooge lectuur, toch veel wetenswaardigs te lezen staat. Wilt gij 't hebben?
Voor ƒ 2.— kunt gij den eersten
jaargang
bekomen. De tweede jaargang zal weldra compleet zijn.
Gij leest in dat Tijdschrift, hoe men in andere
landen verpleegt, wat er al zoo over dit onderwerp geschreven is, lioe men ten onzent en elders uitbesteedt, — en nog veel meer. Verder heeft de Vereeniging eens een congres van Weesvoogden
georganiseerd,
waar
onderscheiden
belangrijke vraagpunten betreffende de Weezen-verpleging besproken zijn.
Zij heeft een aantal vragen
tot alle Weesvoogdijen gericht, vi^aarop vele (en sojnmige zeer belangrijke) antwoorden zijn ingekomen. Zij heeft meer dan 100 Leden aangewonnen. Zij heeft
6 aan den Hoer M. W. Scheltema
van Dokkum, die
door zijn vele belangrijke geschriften over de Weezenverpleging
getoond
heeft,
hoezeer het lot
der
weezen hem ter harte gaat, het onderzoek naar de wijze van nitbesteding in Fiiesland opgedragen. Hoe hij zich van die taak gekweten hoeft, getuige ons Tijdschrift, waarin het door hein opgemaakte verslag is opgenomen. Wij hopen hem eerstdaags hetzelfde in
een andere Provincie optedragen, en vertrou\Aen
dat hij ook tot dit onderzoek bereid zal worden gevonden. — ))jSlog niet veel bijzonders" — zegt gij alweer. Juist zoo.
Nu zijn wij het eens.
Vereeniging ook
hier en
Al
daar reeds
resultaten van haar b e s t a a n
heeft
onze
verblijdende
en van haren arbeid
mogen zien, toch is 't slechts een klein begin. Haar taak reikt nog veel verder. Daartoe behoort: 1°. het instellen van een onderzoek naar de wijze van uitbesteding, niet in céne — maar
in
alle
provinciën.
2°. een bezoek aan alle
Weeshuizen in ons Vaderland. Niet om aanmerkingen te maken: neen om te leeren. Wij zeiden het en wij meenen het: de Vereeniging is gelijk aan een kind, dat
moet
ondei'wezen
worden.
En
dat
onderwijs
geschiedt door onderzoek. Daarom moeten, niet met pedante betweterij, raaar met een nederig en belang-
stellend gemoed, doch tevens met een helder lioofd, de gi'ooto en kleine gestichten van alle gezindten worden bezocht — indien men namelijk (waaraan wij niet twijfelen) ons den toegang daartoe wil verleenen. Bij dat onderzoek moet allerminst een »parti-pris" zijn, d. i. geen vooruit vastgesteld resultaat waartoe men komen wil, in één woord geen vooroordeel; de bevooi'oordeelden, de partijdigen deugen niet voor ernstig onderzoek. En dan — moet 3°. de vraag naar de beste wijze van verpleging, door uitbesteding of door verpleging in gestichten, nog worden onderzocht. Verder moet gevraagd worden naar welk systeem, welk grondbeginsel de u i t b e s t e d i n g plaats heeft. En nog zooveel meer, bijv: een speciaal onderzoek uit een hygiënisch oogpunt, enz. En dat alles volgens vaste beginselen, met orde en regelmaat, — niet hier en daar zoo wat, maar — met grondigheid en ernst, bovenal met bescheidenheid en liefde. Wat hebben wij nu daarvoor noodig'?"Toch alweer geld? Ja; maar voor 't oogenbhk hebben wij door de contributie der leden genoeg om te beginnen. Neen, wat ons hapert, is tijd. — Liefde'? — och, wie durft beweren dat hij genoeg liefde heeft'?... Een weinig warme belangstelling, ja, die wordt onder ons gevonden. Maar al de bestuursleden onzer Vereeniging hebben 't zoo druk, dat zij met den
8 Lesten wil hunne plannen niet zelf kunnen volvoeren^ En als er geen «goede menschen'" zijn, die ons komen helpen dan... Neen onze Vereeniging mag, kan niet te gronde gaan. Daarvoor is haar doel te edel en te schoon! Juist daarom komen wij tot U. Om ons plan ten. iiitvoer te zien hrengen hebben wij hulp noodig. Wij hebben, ten einde dat veelomvattend onderzoek te doen, m a n n e n noodig die het op zich nemen. Krachtige, edele, goede mannen met heldere hoofden en warme harten, die iets voor de weezen voelen. Liefst dezulken die o n a f h a n k e l i j k
zijn. Wij be-
doelen die het onderzoek ))pro Deo" — om Godswil doen. Maar dat w i l l e n sommigen wel, die 't niet kunnen. Welnu, die dat niet «voor niets" doen kan, maar de ware geschiktheid heeft, dien zullen we geldelijk schadeloos stellen. trekking
Wij hebben geen «be-
to begeven" maar wij kunnen toch iets
betalen, zij 't niet veel. Kent gij er zoo een, die dat zou willen doen ? Maar — meer dan d a t hebben we noodig. Weet gij waaraan het ons hapert? en wat onze goede zaak zou kunnen doen mislukken? liet gemis aan één man, die zich aan 't hoofd der beweging stelt. Zie, er is nog bijna nooit iets goeds en groots tot stand gekomen, wanneer zich deze beide elementen
9 niet vereenigdcn: de wil van een v e r e e ii i g i n g van menschen, van een volk, van een menschengeslacht dat rijp was om meê te werken en — één krachtig© persoonlijkheid, die er de schouders onder zet, die er zijn leven aan wijdt, die wil staan of vallen met de zaak, welke hij tot de zijne gemaakt heeft. Hiervan
getuigen op philantropisch
gebied: Dr.
Wichern met zijn Raue Haus te Hamburg; Herman August Francke met zijn Weezengesticht te Ilalle; Jan Nieuwenhuijzen en zijn Maatschappij tot Nut van 't Algemeen; Suringar en zijn Mettray; Heldring en zijn Gestichten voor ongelukkige vrouwen en kinderen. En verder: Washington en de vrijheid van N.-Amerika; Parker en de afschaffing der slavernij in dat zelfde land; De Lesseps en het Kanaal van Suez; Henri üurant en het Roode Kruis ; Garribaldi en de vrijheid van Italië. Op godsdienstig gebied is dit evenzoo. Overal en altijd vinden wij aan eengroote zaak één naam verbonden. Maar de Lesseps zou zijn leven niet aan het Suez-Kanaal gewijd hebben, waren er niet velen vóór hem geweest die op de noodzakelijkheid van de doorgraving dor landengte gewezen hadden. Altijd zijn er voorloopers, tot dat «de m a n " gevonden wordt. Dezen zoeken wij. Is hij er niet'? Ja, zegt het geloof, hij is er. Hij zal komen. Wellicht laat hij
10 zich nog wachten, maar opstaan zal hij. Wij zijn slechts de voorloopers; maar een opvolger, die onze Voorganger zijn zal — wij z u l l e n hem zien. Maar, vraagt gij, wat moet die man dan eigenlijk doen? Hij moet zijn tijd en krachten aan onze goede zaak wijden.
Hoe? Dat moet hij zelf maar weten;
als hij dat niet weet dan is hij »de m a n " niet. Hij zal zich eerst in de geheele Weezenverpleginglitteratuur
dienen
in
te
werken,
ten einde in 't
hoofd te hebben al wat hier en elders over deze zaak gezegd is.
Voorts moet hij zelf de weeshuizen
bezoeken, met Regenten spreken, de kinderen ondervragen.
Dan stelle hij zich zooveel mogelijk op de
hoogte
van
Goor,
naar
de uitbesteding. Hensden,
naar
Daarvooi- ga hij naar Soest
en bezoeke
de
aldaar uitbestede kinderen. Hij spreke met kundige uitbesteders en trachte zich de noodige bescheiden te bezorgen ten einde elk systeem van verpleging grondig te beoordeelen. Hij ga, kan 't zijn, naar Berlijn en bezoeke
do Rummelberger stichting. Hij bezoeke de
gestichten van Wichern bij Hamburg.
Hij bezoeke
Zetten, Mettray, Veenhuizen, Fredriksoord, en deele de resultaten hij tot
het
zijner besluit,
onderzoekingen dat
de zaak
mede.
Komt
der uitbesteding
nog veelal beginselloos of naar verkeerde beginselen behandeld
wordt, dan
spore hij de middelen
tot
11 verbetering op. Hij trekke het land door om andereii voor zijn
goede
zaak
op te
wekken.
Hij stichte
Vereenigingen van dezulken die liefde voor de weezen koesteren in iedere provincie, iedere stad. En verder doe hij wat zijn hand vindt om te doen. Wij willen U wel zeggen wat ons voor den geest zweeft. "Wij meenen, en dagelijks worden wij in die meening bevestigd, dat groote gestichten van honderden kinderen zeer bepaald aftekeuren zijn. Voor kleinere weeshuizen van hoogstens vijftig kinderen is voel te zeggen. menig
opzicht
onderwijs, het
zijn
met het
oog op 't
toeziclit enz. voordeden
verbonden
boven de uitbesteding. weeshuis,
daaraan
In
Maar een bezwaar van e l k
dat niemand wegnemen kan, is dat de
kinderen 't weten, dat alles in )^het huis" de vrucht is van liefdegaven. Zijn ze uitbesteed, maken ze een deel uit van 't gezin, dan zien ze hoe
het dagelijksch voedsel door
dagelijkschen arbeid wordt verkregen; ze worden gehard voor den strijd des levens, terwijl de weeshuizen er zoo ligt trekkas-plantjes van vormen. Maar weegt dat op tegen de nadeelen der uitbesteding? Zie, wij vragen, wij beslissen niet. Maar n u , wat ons voor den geest zweeft is dit: Zijn er niet nog vele menschenvrienden die wel een wees bij zich in huis willen nemen, tegen een billijke vergoeding?
12 Misschien als 't huishouden 't dragen kan, zonder vergoeding. En d a n . . . . en dat is onze liefste gedachte, is 't een utopie? — neen,, zegt het geloof in de rnenschheid, in die velen die zooveel voor anderen over hebben — neen, het is een realiteit, dat er nog velen te vinden zijn, die waarlijk om Godswil zich een of twee weezen willen aantrekken. Zijn 't meer gegoeden — en op dezen vooral hebben wij 't oog — dan zoeken ze onder hun minder gegoede vrienden en bekenden naar een knap en goed gezin, waarin ze, op hunne kosten, hun weeskind uitbesteden. Dat kind staat dan onder hunne leiding; zij houden toezicht. — Doch hoe worden die menschen gevonden? Hoe komen ze in aanraking met de weezen? Wij denken ons daarvoor een Cenlraalbureau, waar zich aanmelden allen, die weezen wenschen uitbesteed te zien, en allen die weezen voor hun rekening willen nemen ('t zij om ze in den stand der ouderloozen uitlebesteden, 't zij om ze bij zich zelv;en in huis te nemen, of hoe ook) — een Dureau, waar vraag en aanbod samenkomen. Wij denken ons zulk een Bureau bestaande uit eenige mannen en vrouwen, die bijv. eens in de week zitting hebben, en met het oog op leeftijd, stand, godsdienstige gezindte en op de bepaalde wenschen van hen die verplegen willen, hen met d i e weezen in aanraking brengen, die bliiken 't meest aan
IB het gevraagde te voldoen. Men zal bijv. geen kind bij lieden van een ander kerkgenootschap brengen; niet een kind van meer beschaafde doch verarmde ouders bij lieden uit de zeer lage klasse; geen meisje in een gezin waar enkel jongens zijn; enz. Maar dit is slechts met z e e r ruwe ti'ekken een denkbeeld aangegeven dat nog rijpen moet, doch waarover wij reeds meer gedacht en onderzocht hebben dan we thans hier zeggen kunnen.
Ons voornemen
is weldra onze gedachten over de beste wijze van uitbesteding in 't licht te geven. Blijkt ons uwe belangstelhng in de weezenkwestie, dan hopen wij het genoegen te hebben U die brochure toe te zenden. Wat wij voor 't oogenbhk in de eerste plaats wenschen, is «een man" die een open oog en een warm hart heeft voor de zaak der weezenverpleging, en die bereid is tijd en krachten daaiaan te wijden.
Weet
gij ook waar hij is? O noem hem ons en wij zullen U zoo dankbaar zijn. Laat hem tot ons komen. Met open armen wordt hij ontvangen. Wij zullen hem ons werk overdragen — niet om zelf in vadzigheid ons neer te leggen, maar om hem te steunen, te helpen en bij te staan met onze beste-krachten. Kunt gij ons hem niet aanwijzen?
Dan kunt gij
toch nog veel doen voor onze weezen. Wij willen arbeiden zoo veel onze krachten het toelaten. Maar
14 gij weet het, wij allen woi-den gedragen sympathie onzer broederen.
door de
Als een mensch alleen
staat moet hij al heel krachtig zijn om niet te vallen, althans om niet te vertragen in het goede. Die honderd Leden die tot onze Vereeniging toetraden — ze hebben niet zoo zeer door hun geldelijke contributiën, als wel door hun moreele steun al zooveel goed gedaan, ons veel kracht gegeven. Help gij ons ook. Uat kunt gij op allerlei wijze. Word Lid onzer vereeniging. Dat kost U y 10 s'jaars ; en dan krijgt gij al wat onze Vereening in 't licht geeft. Doch gij hebt gelijk, wij zouden niet om geld vragen. Neen, zend ons een bijdrage voor ons tijdschrift, indien gij iets betrekkelijk de Weezenverpleging te melden hebt. Schrijf ons een b r i e f , waarin gij eenige sympathie voor ons streven betuigt. Daarmee vooral zult ge ons veel genoegen doen. Verder: vraag ons eenige exemplaren van dit geschrijf en geef die aan Uwe vrienden of bekenden, die even als gij iets voor de weezen gevoelen. Geef ons een naamlijst dergenen bij wie gij meent dat wij eenigen weerklank zullen vinden, doch aan wie gij deze onze bede liefst
niet
eigenhandig overbrengt.
Vei'sprèid onze denkbeelden en tracht" bij anderen liefde voor Uwe en onze 25,000 kinderen te wekken.
Maar
in elk geval, kan het zijn: laat ons iets van U hooren. Niets akeliger dan g e e n antwoord te krijgen. Schrijf
15 ons des noods: «Gij zijt utopisten. Gij maakt U illusies. Die man dien gij zoekt bestaat niet.
Ons Volk is er
nog niet rijp voor. In onze stad of ons dorp interesseert zich n i e m a n d voor de weezen." Kritiseer ons. ï o o n ons wat wij doen moeten; wijs ons een beteren" weg.
Of wat ook.
Maar wij bidden U : laat ons niet
z o n d e r antwoord. — En nog iets: schrijf als 't zijn kan kort — veel korter dan wij. Want wij hopen meer dan duizend brieven te krijgen. En als die lang zijn dan hebben wij te veel te lezen. Wat wij willen weten i s : bestaat er in den lande eenige belangstelling voor onze zaak ? 't Is een soort «plebescit" dat wij vragen, als 't niet al matigend
te aan-
is. — Wij vragen niet: »voor wie stemt
Gij?" maal' — »hoevelen komen er op ter stembus?" m. a. w. hoe groot is de belangstelHng voor de zaak in kwestie? En de Weezenverpleging is ons aller zaak. Niemand mag daarvoor onverschillig blijven. Wij zenden dezen brief op ruime schaal rond door het gansche land — en God geve er zijn zegen op! Het Bestuur der Vereeniging AiöSTEEDAM, Maart 1872.
voor Weezenverpleging.
Gelieye Uw antwoord frauco te adresseren aan den President der Vereenigingj Dr. T. MODDEEMAX AZ., te Amsterdam.
,-^
\<^J$^^3
y ^ ^
d:^i^(.
'^2^
/Cy y^
(C/U'.rr i.d.
/
/./.
/e
^yf
-^'y
/u^7
7t