Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten
Samenvatting onderzoek ‘Huiswerk het huis uit’ Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Dit onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een vraag van de Studiekring, een keten voor studiebegeleiding, en vormt de afsluiting van de Master Communication studies aan de Universiteit Twente. Het onderzoek is uitgevoerd door Susan Arkema.
Aanleiding Onderzoek naar studiebegeleiding aan jongeren gebeurt sinds enkele jaren. Dit onderzoek heeft tot nu toe vooral plaatsgevonden in de V.S. Het explorerende onderzoek heeft daarbij plaatsgevonden in een andere context. Daarnaast heeft tot nu toe nog geen onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding in Nederland plaatsgevonden. De Studiekring, een keten met 33 vestigingen voor studiebegeleiding, is geïnteresseerd in de effecten van de geboden begeleiding. Daartoe vindt dit onderzoek plaats.
Doel Doel van dit onderzoek is het exploreren van de effecten van studiebegeleiding en het geven van aanwijzingen voor een mogelijke oorzaak van deze effecten. Deze oorzaak is geoperationaliseerd aan de hand van de methode van begeleiden, de leeromgeving en de sociale omgeving. De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: In hoeverre dragen de sociale omgeving, leeromgeving en de methode van begeleiding van de Studiekring bij aan attitudes, gedragsdeterminanten en prestaties van de leerling?
Onderzoeksopzet Een theoretisch model dat ingaat op motivatie om huiswerk te maken en huiswerkgedrag, is ontwikkeld om tot een conceptueel onderzoeksmodel te komen (zie bijlage). Aan het onderzoek hebben 95 leerlingen van vijf verschillende vestigingen van de Studiekring, 49 ouders en 20 docenten deelgenomen. Zij kregen allen een vragenlijst voorgelegd. Leerlingen en docenten kregen deze vragenlijst tijdens de begeleiding. De ouders ontvingen een uitnodiging voor een online vragenlijst. De vragenlijst werd door de onderzoeker samengesteld waarbij gebruik werd
gemaakt van bestaande items en delen van vragenlijsten waaronder de Questionnaire on Teacher Interaction (Creton & Wubbels, 1984). Middels hiërarchische regressie-analyses is er gezocht naar verbanden tussen de methode van begeleiden, de leer- en de sociale omgeving en de attitudes en de gedragsdeterminanten: Zelfverzekerdheid, moeite geïnvesteerd in het maken van huiswerk, tijd besteed aan huiswerk, zelfvertrouwen, perceptie van prestaties, plezier in schoolvakken, het toepassen van studievaardigheden en cijfers voor vakken.
Conclusies Er bestaat op basis van dit onderzoek aanwijzing dat de studiebegeleiding van de Studiekring samenhang heeft met: Zelfverzekerdheid over het presteren, het ervaren van plezier in vakken, moeite geïnvesteerd in huiswerk, tijd besteed aan huiswerk, het aanwenden van studievaardigheden en het ervaren van het halen van hogere cijfers. De resultaten bieden aanwijzing dat de methode van begeleiden waarin zelfstandigheid en het leren van studievaardigheden centraal staan samen met een rustige, gestructureerde leeromgeving en een persoonsgerichte aanpak verband heeft met de gemeten attitudes en gedragsdeterminanten. De sociale omgeving, geoperationaliseerd als het docentgedrag, lijkt echter een geringe relatie met deze determinanten te hebben. De sociale omgeving lijkt enkel samenhang te vertonen met de perceptie meer tijd te besteden aan huiswerk boven op de methode van begeleiding. Opvallend is het verband van een persoonsgerichte aanpak met het ervaren van meer plezier in schoolvakken. Een hoge score op het ervaren van een persoonsgerichte aanpak waarbij de docent de behoeftes van de leerling kent, specifieke tips geeft en op ieder moment benaderd kan worden met vragen heeft namelijk relatie met een hogere score voor plezier in schoolvakken.
Dit onderzoek geeft een eerste aanknopingspunt voor verder onderzoek naar de effecten en werking van studiebegeleiding. Dit onderzoek biedt eerste aanwijzingen voor een positieve relatie tussen studiebegeleiding en attitudes en gedragsdeterminanten van leerlingen. De methodologische beperkingen en het explorerende karakter van dit onderzoek zorgen ervoor dat de resultaten met voorzichtigheid moeten worden bekeken. De Studiekring kan de resultaten echter zien als een eerste aanwijzing voor de mogelijke bijdrage van hun begeleiding aan de attitudes en gedragsdeterminanten: Zelfverzekerdheid over het presteren, het ervaren van plezier in vakken, moeite geïnvesteerd in huiswerk, tijd besteed aan huiswerk, het aanwenden van studievaardigheden en het ervaren van het halen van hogere cijfers. Het verdient aanbeveling kenmerken van de studiebegeleiding toe te passen in nieuwe leervormen zoals een natraject van de begeleiding en een centrale registratie van cijfers van leerlingen bij te houden om duidelijkere cijferverandering waar te kunnen nemen. Uit verder onderzoek moet blijken of de behoefte aan structuur de onderliggende verklarende factor van de positieve
uitwerking van de studiebegeleiding kan zijn. Gepercipieerde duidelijkheid over regels vooraf, maakt dat positieve uitkomsten als intrinsieke motivatie voor vakken gemeten kunnen worden. Ook kan verder onderzoek versterking van de gevonden verbanden aantonen en aanwijzingen vinden in hoeverre het reguliere onderwijs profiteert van de mogelijke effecten van studiebegeleiding.
Implicaties Uit dit onderzoek komt naar voren dat een gepercipieerde gestructureerde leeromgeving in de studiebegeleiding waar aandacht en persoonlijke begeleiding mogelijke kenmerken vormen, die aan positieve motivationele en gedragsaspecten gerelateerd lijken te zijn. Huiswerk maken gebeurt zoals de naam indiceert in de regel thuis. Hoe, waar en in welke volgorde dit wordt gemaakt, kan een leerling naar eigen inzicht bepalen. Wanneer huiswerk in een studiebegeleidingscontext wordt gemaakt, kiezen leerlingen voor een leeromgeving gekarakteriseerd door regels, controle en structuur. Onderzoek biedt aanwijzing dat een dergelijke leeromgeving een negatieve impact op motivationele aspecten en prestaties kan hebben (Assor et al., 1992; Grolnich & Ryan, 1987 In: Kunter, 2007). De leerling wordt immers extrinsiek gemotiveerd, en kan zich daarmee gedwongen voelen (Kunter, 2007). Waarom kiezen leerlingen dan toch voor zo’n leeromgeving en is er in dit onderzoek aanwijzing gevonden dat een dergelijke leeromgeving juist voor positieve uitkomsten als voor motivatie kan zorgen? De reden dat een dergelijke leeromgeving toch tot positieve uitkomsten kan leiden, lijkt voor een belangrijk deel te maken te hebben met de manier waarop de leeromgeving wordt gepercipieerd door de leerling. De perceptie van een leerling van de leeromgeving kan een reden zijn dat een leerling voor studiebegeleiding kiest en hierdoor ook meer gemotiveerd kan raken. Beck (1999) onderstreepte in onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding ook al dat de effecten alleen gemeten kunnen worden wanneer onder andere rekening wordt gehouden met de motivatie van de leerling. Een omgeving die door buitenstaanders of de groep als geheel als gestructureerd wordt gezien, hoeft niet als zodanig op individueel niveau bevonden worden. Het gaat daarmee daarmee om de ‘subjectieve leeromgeving’. Onderzoek geeft aan dat het mogelijk is dat wanneer een leeromgeving als informationeel wordt gepercipieerd er een intrinsieke motivatie voor vakken kan worden waargenomen (Kunter, 2007). Met ‘informationeel’ wordt een leeromgeving bedoeld waarin regels vooraf aan leerlingen worden medegedeeld om een gestructureerde leeromgeving tot stand te brengen en te behouden (Kunter, 2007). Gepercipieerde duidelijkheid vooraf, maakt dat positieve uitkomsten gemeten kunnen worden. Dit is te zien als een communicatieve afspraak tussen de studiebegeleider en de leerling of script (Vonk, 2001) over de wijze van begeleiden.
Uit de resultaten bleek al dat de leerling de docent als minder streng ziet dan de docent zichzelf ziet. Streng gedrag wordt wellicht door de leerling positief gepercipieerd en deze ervaart dan streng dan als ‘prettig duidelijk’. Het is mogelijk dat de docent streng op een meer bestraffende manier (controlerende gedragsregulering, Kunter, 2007) percipieert. Het is dan niet Streng of ruimtegevend/latend gedrag dat de positieve uitkomsten mogelijk kan verklaren, maar de perceptie van streng dat het onderliggende mechanisme is dat verantwoordelijk kan zijn voor de positieve effecten.
Het is mogelijk dat leerlingen studiebegeleiding als een informationele leeromgeving percipiëren waarin regels en structuur gewenst zijn. Dit kan positieve gevolgen hebben op het gevoel zelf controle over het leren te ervaren (één van de aspecten waaruit intrinsieke motivatie bestaat) (Kunter, 2007). Zo bestaat er in het reguliere onderwijs, waarin sprake is van een docent die voor de klas staat, waarschijnlijk minder ruimte voor deze zelfcontrole (Kunter, 2007). Juist studiebegeleiding lijkt te worden gekenmerkt door een omgeving waarin zelfcontrole wordt ontwikkeld.
Daarmee
kan
de
gepercipieerde
informationele
leeromgeving
in
de
studiebegeleiding van extra belang worden gezien om een positieve uitwerking op motivatie en prestaties te hebben. De communicatieve afspraak
of het script kan dan zorgen voor de
positieve uitkomsten. Het kan er op neer komen dat leerlingen naar een gestructureerde leeromgeving gaan om verantwoordelijkheidsgevoel te ervaren. Iets dat ze, opmerkelijker wijze, in principe ook thuis ervaren, als ze alleen aan het huiswerk werken. Als aanvulling op het reguliere onderwijs is het daarom mogelijk dat studiebegeleiding inspeelt op behoefte gecontroleerd (of misschien wel gezien) te worden. Structuur, regels en controle kunnen immers als positief worden gepercipieerd. Is deze controle wat leerlingen missen in het reguliere onderwijs? Onderzoek zou kunnen ingaan op hoe leerlingen de leeromgeving van de klas in school percipiëren ten opzichte van de leeromgeving in studiebegeleiding. Dit kan inzicht opleveren in de bijdrage van studiebegeleiding aan het reguliere onderwijs of, andersom bezien, aan het ontbreken van aspecten in het reguliere onderwijs die van positieve invloed kunnen zijn op motivationele en gedragsaspecten in het leren op school en buiten school.
Bijlage: Onderzoeksmodel Onderstaand model is het onderzoeksmodel dat voor dit onderzoek is gemaakt. Het model laat het onderzoek zien naar de invloed van de studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten. Het model meet de leeromgeving van de Studiekring, sociale omgeving en methode als verklarende factor voor de effecten van de begeleiding. De Sociale omgeving bestaat uit één variabele met twee groepen; Leeromgeving uit drie variabelen en Methode uit twee variabelen. Als onafhankelijke variabelen zijn dus gemeten: ‘Sociale omgeving’; ‘Leeromgeving’; ‘Leerklimaat’; ‘Face-to-face interactie’; ‘Competentie’ en ‘Zelfstandigheid’.
Methode Zelfstandigheid Competentie
Attitudes Perceptie van prestaties Zelfverzekerdheid Plezier Zelfvertrouwen
Leeromgeving Leeromgeving
Gedragsdeterminanten Tijd
Face-to-face interactie Leerklimaat
Studievaardigheden Moeite Prestaties
Sociale omgeving Nabijheid & Invloed