NATUURTECHNISCH INSTITUUT MIDDELBARE BEROEPSOPLEIDINGEN
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Oktober 2006
Pagina 1
1. Overgangsregeling NATIN-MBO Art. 1
Per 1 oktober 1984, de dag waarop de stichting NATIN werd ontbonden, geldt de overgangsregeling voor de Middelbare Beroepsopleidingen van het NATIN-MBO. Deze is vastgelegd per beschikking van de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling van 23 mei 1985 no. 3110/3157. Volgens artikel 3 van deze Overgangsregeling worden de meer organisatorische bevoegdheden geregeld in een Huishoudelijk reglement NATIN-MBO, te noemen het Huishoudelijk Reglement, opgesteld door de directie van het NATIN.
2. Organisatiestructuur NATIN Art. 2
Voor het NATIN-MBO, ter noemen NATIN, geldt onderstaande organisatiestructuur. De taken van de verschillende geledingen zijn vastgelegd in de betreffende taakomschrijvingen. Daarbij worden de volgende geledingen gekend: Directeur NATIN MBO Onderdirecteur (OD) Richtingscoordinator (RC) Sectiehoofd (SH) Docent (DOC)
Student Administratie (ADM) Financiële Administratie (ADM) Algemene en Huishoudelijke dienst (TD)
Daarnaast worden de volgende organen gekend: Schoolcommissies Decanaat Docentenvergadering Daarnaast worden de volgende richtingen gekend: Landbouw (Lb) Medisch Analisten (MA) Bosbouw (Bb) Bouwkunde (Bk) Hydro/Meteo (HM) Weg- en waterbouwkunde (WW) Landmeetkunde (Lm) Electrotechniek-Energieoverdracht (EE) Mijnbouw (Mb) Electrotechniek- Informatieoverdracht(EI) Chemisch Analisten (CA) Werktuigbouwkunde (Wtb) Daarnaast worden de volgende secties gekend: Wiskunde (Wis) Economie/bedrijfskunde (Eco/bdk) Natuurkunde (Na) Nederlands (Ned) EHBO Lichamelijke Opvoeding (LO) Scheikunde (Sk)
Automatisering (Auto) Kennis van Werktuigen (KvW) Handvaardigheid (Hava) Engels (Eng) Tekenen (Tek) Maatschappij Oriëntatie (MO) Veiligheid & Milieu (Vei)
Organisatiestructuur NATIN MBO
DIRECTEUR Docentenvergadering
Interne Kwaliteitszorg
Schoolcommissies OD Administratie & Automatisering
Adm.
Sectie ICT
Dekanaat
OD Beheer & Onderhoud
OD Technische Richtingen
OD Natuur- & Analistenrichtingen
OD 1e leerjaar
TD
RC’s tech. richtingen
Rc’s natuur- & analisten richtingen
Sectiehoofden
Pagina 2
3. NATIN reglementen Art. 3
De overgangsregeling genoemd in art. 1, het Huishoudelijk Reglement en overige op het NATIN geldende reglementen en instructies vormen samen de NATIN-Reglementen.
4. Taken Art. 4
Taakomschrijving van de Directeur De directeur van het NATIN MBO, te noemen directeur, is belast met de leiding van de school en is tevens een van de, aan het NATIN verbonden, docenten. Bij ontstentenis van de directeur worden zijn taken en bevoegdheden, zoals vermeld in lid 1 tot en met 10 waargenomen door een plaatsvervanger die in overleg met hem door het Bureau Nijverheid Onderwijs (BNO) is aangewezen. De directeur heeft de volgende taken:
1. Hij is verantwoordelijk voor de goede gang van het onderwijs en voor de orde in de school. 2. Hij ziet erop toe dat het onderwijs geregeld en gegeven wordt, overeenkomstig het door hem samengesteld lesrooster, het door het BNO vastgesteld leerplan, alsmede eventueel andere, gehoord de directeur, door het BNO gegeven aanwijzingen. 3. Hij draagt er zorg voor dat personeel, studenten en anderen die gebruik maken van de faciliteiten van de school bekend zijn met de reglementen van de school, ziet erop toe dat zij dit naleven, en doet in voorkomende gevallen voorstellen tot wijziging van bedoelde reglementen. 4. Hij houdt een register van de studenten bij, waarin alle door de school van belangzijnde gegevens betreffende de studenten zo uitvoerig mogelijk wordt vermeld. Over de vorderingen, de vlijt en het gedrag der studenten doet hij minstens 2x per jaar een rapport toekomen aan de wettelijke vertegenwoordigers van der studenten. 5. Bijzondere gevallen voorbehouden adviseert hij het BNO ter zake van de aanstelling, de schorsing en het zodanig ontslag van personeel. 6. Hij stelt het BNO op de hoogte van de afwezigheid van langere duur buiten de normale vakanties van zichzelf of andere leden van het personeel wegens ziekte of andere wettige redenen, en legt aanvragen om verlof buiten de normale vakanties van zichzelf of andere leden van het personeel tijdig aan het BNO voor. 7. Hij voert het beheer over de schoolgebouwen, de daarbij behorende terreinen en inventaris, alsmede het schoolarchief. 8. Hij concipieert de jaarbegroting en eventuele aanvullende begrotingen van de school, draagt er zorg voor dat niet meer gelden wordt uitgegeven dan voor iedere post op deze begroting door het BNO zijn goedgekeurd, en pleegt, tenzij anders bepaald, ter zake van de wijze van besteding en verantwoording dezer gelden overleg met het BNO. 9. Hij geeft van alle in de school plaatshebbende buitengewone voorvallen en ernstige ongevallen onverwijld kennis aan het BNO en verschaft binnen zijn vermogen eveneens alle andere informatie betreffende de school, welke het behoeft om zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen verrichten. 10. Hij kan zich bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden doen bijstaan door andere geledingen binnen de organisatiestructuur.
Art. 5 1. 2. 3.
4.
Taakomschrijving van de Onderdirecteur Taakomschrijving van de onderdirecteur: De onderdirecteur, tevens docent, staat de directeur bij in de uitoefening van diens taken en bevoegdheden. De directeur raadpleegt de onderdirecteur over alle door hem te nemen beslissingen. De directeur kan onderdelen van zijn taken en bevoegdheden aan de onderdirecteur delegeren, hetwelk echter zijn uiteindelijke verantwoordelijkheid ook voor die onderdelen onverlet laat. De onderdirecteur wordt op voordracht van de Docentenvergadering benoemd.
Art. 6
Taakomschrijving van de Richtingscoördinator De richtingscoördinator heeft de dagelijkse leiding van de betreffende studierichting en is daarnaast klassendocent van een examenklas. De taken van de richtingscoördinator zijn: 1. Het aanwijzen van klassendocenten in zijn richting in overleg met de directie. 2. Het opstellen van diverse roosters waaronder: Pagina 3
De lesroosters van de 2e, 3e en 4e leerjaar (in overleg met de directie en de overige docenten) ca een week voor het begin van het schooljaar. - De repetitie- en deelexamenroosters (in overleg met de directie) Het organiseren van de informatievakken in het 1e leerjaar. Het organiseren van bedrijfsbezoeken ten behoeve van de 2e en 3e – jaars studenten. Het organiseren van de afstudeerprojecten van de 4e – jaars studenten en de begeleiding daarvan. Helpen bij het organiseren en begeleiden van de stages van de 3e – jaars studenten. Het onderhouden van contacten met overheidsdiensten en het particuliere bedrijfsleven. Het opstellen van de jaarbegroting, het bewaken van de realisatie voor de betreffende richting en het bijhouden van de inventaris in overleg met de docenten van de betreffende richting. Het voorbereiden van het aantrekken van parttime docenten en gecommitteerden. Het assisteren en adviseren bij het aantrekken van docenten in volledige betrekking. Het bekleden van het voorzitterschap van de betreffende subcommissie van de examencommissie. Het opstellen van het jaarverslag van de betreffende richting. Het jaarlijks evalueren van het curriculum. Waar nodig, het doen van schriftelijke voorstellen tot aanpassing hiervan. Contacten onderhouden met alle docenten binnen de betreffende richting. Contacten onderhouden met de overige richtingscoördinatoren en overige docenten i.v.m. raakvlakken en het eventueel op elkaar afstemmen van curricula. Het organiseren van de In-service training. Het assisteren van de directie in zaken betreffende de richting. Het organiseren van al overige ter zake van de richting. -
3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Art. 7 1. 2. 3. 4.
5.
6.
Taakomschrijving van het Sectiehoofd Het sectiehoofd is de voorzitter van een sectie en heeft tot algemene taak: Het coördineren van alle activiteiten binnen zijn sectie. Het bewaken van dat deel van het curriculum dat binnen zijn sectie valt (opstellen, evaluatie, verslaggeving, verantwoording) Het trachten af te stemmen van de door zijn sectie aangeboden leerstof op de overige vakken, voorzover dit noodzakelijk of gewenst is. Het regelmatige contact en overleg met de overige de docenten van de sectie. Organiseren van alle toetsactiviteiten (tijdstip, opstellen toetsen). Opstellen van de jaarbegroting in overleg met de overige docenten in de sectie en het bewaken van de realisatie daarvan. Opstellen van het lesprogramma, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Voortdurend evaluatie van het programma met zo nodig het invoeren van correcties. Minstens eenmaal per jaar een – zo mogelijk – schriftelijke verslaggeving aan zijn sectie omtrent de uitvoering en evaluatie van het jaarprogramma. Onderhouden van contacten met de coördinatoren en overige sectiehoofden i.v.m. de noodzakelijke of gewenste afstemming der vakken alsmede, i.v.m. de praktische realisatie van het programma.
Art. 8 Taakomschrijving van de Docent 1. De docent vormt met de andere docenten die onderwijs in hetzelfde algemeen ondersteunend vak geven, een sectie, en waar het richtingsvakken betreft, een richting. Als voorzitter van de sectie, respectievelijk coördinator van een richting, treedt op, de docent die door de directeur is aangewezen. De sectie, c.q. richting, stelt de richtlijnen op voor het onderwijs in het desbetreffende vak c.q. richting. 2. De verzorging van het onderwijs omvat het geven van theoretische en/of praktische lessen, de verlening van studieopdrachten en de controle op de uitvoering daarvan, het opstellen van proef- en examenwerken, waar nodig in overleg met de overige sectieleden en het corrigeren en beoordelen daarvan, alsook alle overige begeleiding die ertoe bijdraagt dat de studenten het6 betreffende vak tot een gewenste diepte leren beheersen, het een en ander in overeenstemming met het geldende curriculum; dit alles indien nodig buiten normale schooltijden. 3. De docenten dienen van de vorderingen der studenten in de door hen gegeven vakken nauwkeurig aantekeningen te houden. Afschriften van deze aantekeningen moeten op verzoek van de directeur in de door hem verstrekte registers en formulieren worden ingevuld en hem ter hand worden gesteld. 4. De docenten volgen de aanwijzingen van de directeur met betrekking tot de goede gang van het onderwijs en de orde op school. Pagina 4
5. De docenten dragen de verantwoordelijkheid voor een juist gebruik van het meubilair, de leermiddelen en overige inventaris van de school gedurende de tijdstippen waarop deze door hen voor de verzorging van onderwijs worden benut. 6. Elke docent dient via de betreffende coördinator c.q. het sectiehoofd, aan het eind van ieder kwartaal, bij de directeur een verslag in van zijn werkzaamheden ten behoeve van de school. Het verslag geeft een overzicht van de in dat kwartaal behandelde leerstof en vermeld voorts de schoolexcursies waaraan werd deelgenomen, de voor de school van belang te achten contacten met derden, en dergelijke. 7. Elke docent dient aanwezig te zijn tijdens docentenvergaderingen aanwezig te zijn tijdens ouderochtenden/ouderavonden te surveilleren tijdens repetities en deelexamens zitting te nemen in schoolcommissies.
Art. 9
Taakomschrijving van het Decanaat Het doel van het decanaat is het behartigen van de geestelijke en materiele belangen van de doelgroep, ter bevordering van hun welzijn in het geheel, hun studieprestaties in het bijzonder. Tot de doelgroep behoren de aan de opleiding ingeschreven voltijdse studenten, in-service trainees, toehoorders en anderen die naar het oordeel van de leiding van de opleiding hiervoor in aanmerking komen. Taken van de decaan: - Het onderhouden van contacten met de doelgroep als geheel en met individuele leden van de groep. - Het onderhouden van contacten met relevante personen en instanties in en buiten de school. - Het controleren van presentatie en prestaties van de doelgroep, en het voorstellen, doen treffen of treffen van maatregelen om adequate prestaties van de doelgroep te bevorderen. - Het voorlichten omtrent studie, studiekeuze en studiebeurzen. - Het verstrekken, controleren, etc. van studiebeurzen. - Het verstrekken, controleren, etc. van studiebeurzen. - Het controleren op de uitbetaling van de beurzen. - Sociale begeleiding van de studenten. - Studiebegeleiding van de studenten. - Het verrichten van al hetgeen dat ertoe kan leiden dat door de doelgroep optimale leerprestaties worden geleverd. - Het verrichten van al hetgeen de sociale en culturele vorming van de doelgroep ten goede kan komen.
Art. 10 Taakomschrijving van de Schoolcommissies 1. De sportcommissie De commissie organiseert, buiten het vak Lichamelijke Opvoeding om, het sportgebeuren op het NATIN. 2. De commissie technische toets De commissie stelt het gedeelte “technisch inzicht” van het toelatingsexamen voor VWO, HAVO en NATIN op. 3. De overgangscommissie van het eerste naar het tweede leerjaar De commissie bepaalt, aan de hand van de overgangsnormen, aan het eind van het derde trimester wie wel of niet bevorderd wordt van het eerste naar het tweede leerjaar en wie in aanmerking komt voor een herkansing. 4. De overgangscommissie van het tweede naar het derde leerjaar De commissie bepaalt, aan de hand van de overgangsnormen, aan het eind van het derde trimester wie wel of niet bevorderd wordt van het tweede naar het derde leerjaar en wie in aanmerking komt voor een herkansing. 5. De overgangscommissie van het derde naar het vierde leerjaar De commissie bepaalt, aan de hand van de overgangsnormen, aan het eind van het derde
Pagina 5
trimester wie wel of niet bevorderd wordt van het derde naar het vierde leerjaar en wie in aanmerking komt voor een herkansing. 6. De examencommissie De commissie bepaalt aan de hand van het examenreglement aan het eind van het derde trimester wie wel of niet geslaagd is en wie in aanmerking komt voor een herexamen. 7. De commissie speciale projecten De commissie zorgt ervoor dat de eerste jaar studenten in de loop van het schooljaar werkzaamheden met een sociaal-maatschappelijk en/of educatief karakter (kunnen) verrichten. 8. De stagecommissie De commissie organiseert, in samenwerking met bedrijven of instellingen, stages voor derde jaars studenten en afstudeeropdrachten voor de vierde jaars studenten. Ze begeleidt de stagiaires en de afstuderenden tijdens deze periode van het schooljaar. 9. De toelatingscommissie De commissie registreert gegadigden voor de toelating tot het NATIN die niet voldoen aan de geldende toelatingsnormen en geeft hieromtrent adviezen over de afhandeling daarvan. 10. De bibliotheekcommissie De commissie houdt toezicht op het beheer van de literatuur en documentatie van het NATIN, op de aanschaf van relevante literatuur en documentatie op basis van de behoefte aangegeven door de docenten c.q. de bibliotheekbeheerder, en inventariseert, administreert en evalueert het literatuurbestand. 11. De archiefcommissie De commissie beheert en stelt het statistisch archief samen en pleegt een eindevaluatie van het statistisch materiaal waartoe onder ander behoren examen- en repetitiewerk. 12. De voorlichtingscommissie De commissie organiseert voorlichtingsactiviteiten met betrekking tot het NATIN in het algemeen. 13. De commissie cultuur De commissie organiseert activiteiten met als doel de bewustzijnsvergroting met betrekking tot de cultuurbeleving van alle geledingen op het NATIN. 14. De studentencommissie De commissie treedt op als vertegenwoordiging van de studenten, behartigt diens belangen op het onderwijsvlak en adviseert waar nodig ter zake van algemene studentenproblematiek. 15. Naast de vaste commissies genoemd in lid 1 tot en met 14 kan de directeur, op voordracht van de docentenvergadering, besluiten tijdelijke commissies in te stellen en/of te ontbinden met een specifieke taakomschrijving.
Art. 11 Taakomschrijving van de Docentenvergadering 1. De docentenvergadering ziet toe op een goede en efficiënte uitvoering van de organisatie van het onderwijs op het NATIN. Besluiten genomen door dit orgaan op het vlak van de algemene organisatie van het onderwijs op het NATIN dienen door alle geledingen genoemd in dit reglement nageleefd te worden, mits die in strijd zijn met de algemeen geldende regels van het ministerie van onderwijs en algemeen geldende normen van fatsoen. Onder voornoemde besluiten zijn niet inbegrepen eventuele besluiten met betrekking tot de technische organisatie van het onderwijs door vakgroepen en richtingen. 2. In gevallen niet reeds genoemd in de NATIN reglementen en in gevallen waarbij de goede naam van het NATIN-onderwijs in geding mocht geraken, worden deze door de directeur aan de docentenvergadering voorgelegd alvorens een besluit daaromtrent te nemen. 3. Tot de docentenvergadering worden toegelaten docenten in vaste dienst en parttime docenten die verbonden zijn aan het NATIN. In zeer speciale gevallen kan de studentencommissie toegelaten worden. Deze hebben echter geen besluitbevoegdheid.
Pagina 6
4. Besluiten in de docentenvergadering worden in het algemeen genomen door voorstellen in stemming te brengen en die met gewone meerderheid der stemmen goed te keuren. In zeer speciale gevallen kan staande de vergadering besloten worden de stemming in het geheim te doen plaatsvinden. In gevallen waar het personen betreft waarover gestemd dient te worden, dient dit in het geheim te geschieden. De stem van de voorzitter weegt even zwaar als die van de overige docenten. Staken de stemmen dan is de voorzitter bevoegd een besluit te nemen. 5. De docentenvergadering wordt uitgeschreven en voorgezeten door de directeur. In het algemeen behouden de docenten het recht een docentenvergadering schriftelijk aan te vragen en hun aanvraag gehonoreerd te zien, mits deze aanvraag ondersteund wordt door 10 (tien) docenten in vaste dienst en is voorzien van een voorstel voor een in behandeling te nemen agenda. Art. 12 Taakomschrijving van de administratie In het algemeen is de taak van de administratie gericht op de ondersteuning van de directeur bij het uitvoeren van de administratieve werkzaamheden. Hiertoe kan de directeur nadere regels en instructies en een organisatiestructuur vaststellen. Art. 13 Taakomschrijving van de Financiële Administratie In het algemeen is de taak van de financiële administratie gericht op de ondersteuning van de directeur bij het uitvoeren van de financieel administratieve werkzaamheden. Hiertoe kan de directeur nadere regels en instructies en een organisatiestructuur vaststellen. Art. 14 Taakomschrijving van de Algemene en Huishoudelijke Dienst In het algemeen is de taak van de algemene en huishoudelijke dienst gericht op de ondersteuning van de directeur bij de aanschaf van, beheer van, schoonmaak van en controle op de inventaris van het NATIN. Hiertoe kan de directeur nadere regels en instructies en een organisatiestructuur vaststellen. Art. 15 Taakomschrijving van studenten De studenten vormen de groep die onderwijs en/of training geniet aan het NATIN.
5. Regelingen op het NATIN Art. 16 Jaarprogramma Aan het begin van het schooljaar wordt er een jaarprogramma opgesteld dat na goedkeuring van de docentenvergadering voor dat schooljaar geldt. In dit jaarprogramma dienen opgenomen te zijn:
• • • • • •
Vakantieperiodes Repetitie- en deelexamenperiodes Inleverdata cijfers Inzage repetitiewerk 2e trimester 3e jaars Vergaderingen
Speciale activiteiten In dit jaarprogramma kunnen gedurende het schooljaar wijzigingen worden aangebracht indien de omstandigheden dit vereisen.
Art. 17 Commissies Aan het begin van het schooljaar worden de schoolcommissies samengesteld. Docenten hebben vanwege hun functie op het NATIN zitting in bepaalde commissies. De invulling van andere commissies geschiedt door de directeur; docenten kunnen voorkeur uitspreken voor een commissie. Art. 18 Lesurenstaat Aan het begin van elk schooljaar wordt de lesurenstaat opgemaakt. Daarin wordt voor elke docent het totaal aantal uren per week vermeld; dit wordt verkregen door het aantal taakuren op te tellen bij het aantal effectieve lesuren. Elke docent dient gedurende het betreffende schooljaar beschikbaar te zijn voor het aantal opgebrachte uren per week. Dit geldt eveneens tijdens de stage- en afstudeerperiode. Mutaties in de lesurenstaat gedurende het schooljaar zijn mogelijk. De lesurenstaat wordt verzonden Pagina 7
naar het bureau Nijverheid Onderwijs, die na goedkeuring deze doorstuurt naar de afdeling Personeelszaken van het MINOV. Dit geldt ook voor iedere mutatie. Art. 19 Lesrooster De directeur stelt aan het begin van het schooljaar het lesrooster vast van het eerste leerjaar en het AVO-rooster voor de hogere leerjaren. Di5t rooster wordt daarna voor elke richting door de coördinator aangevuld met de richtingsvakken. Tenslotte wordt het lokalenrooster bepaald. Wijzigingen in de vastgestelde roosters worden uitsluitend door de directeur aangebracht. De lestijden zijn van maandag tot en met zaterdag als volgt vastgesteld: 1ste lesuur 07.00 u. tot en met 07.45 u 5de lesuur 10.30 u. tot en met 11.15 u. de 07.45 u. tot en met 08.30 u. 6de lesuur 11.15 u. tot en met 12.00 u. 2 lesuur 3de lesuur 08.45 u. tot en met 09.30 u. 7de lesuur 12.15 u. tot en met 13.00 u. 4de lesuur 09.30 u. tot en met 10.15 u. 8ste lesuur 13.00 u. tot en met 13.45 u. In gevallen waar het rooster het toelaat, kan het 7de lesuur om 12.00 u. aanvangen en het 8ste om 12.45 u. Art. 20 Klassen Alle studenten worden ingedeeld in een klas; elke klas krijgt een klassendocent toegewezen. Voor het eerste leerjaar geschiedt dit door de directeur, voor de hogere leerjaren in overleg met de richtingscoördinatoren. De belangrijkste taken van een klassendocent zijn het bijhouden van absenties, rapporteren aan de onderdirecteur, eventueel via de richtingscoördinator, bij veelvuldige afwezigheid van een student, bijhouden van de cijfers, invullen en uitreiken van rapporten, klassikaal problemen bespreken en oplossen. De klassendocent dient ook een klassenvertegenwoordiger een vervanger aan te wijzen. De klassenvertegenwoordiger dient aan het begin van de les het klassenboek aan de betreffende dopcent te geven. Art. 21 Docenten a. lesgeven Iedere docent dient volgens het vastgestelde rooster les te geven in het aangeduide lokaal. Slechts met toestemming van de directie of de richtingscoördinator kan van dit rooster worden afgeweken. Dit geldt ook voor het combineren van klassen, het vrij geven van klassen en het verschuiven van lesuren naar andere tijdstippen. Bij iedere les dient het klassenboek, ingevuld te worden. Dit klassenboek is een bundel waarin de absentie van studenten, de lestijden van docenten en de omschrijving van de gegeven leerstof worden genoteerd. De docent dient tijdens elke les erop toe te zien dat de klassenvertegenwoordiger dit klassenboek aanbiedt om in te vullen. b. Absentie Indien een docent laat op school zal arriveren, dan wel de school vroegtijdig zal verlaten, dient hij dit door te geven aan de administratie. Bij ziekte wordt de absentie dezelfde dag doorgegeven met dien verstande dat, indien de ziekte 2 dagen of langer aanhoudt, naderhand een doktersattest overlegd dient te worden. c. Verlof buiten vakantieperioden Iedere docent heeft recht op een aantal snipperdagen per jaar; 3 voor docenten op arbeidsovereenkomst en 7 voor docenten in vaste dienst. Deze dienen 5 werkdagen vooraf aangevraagd te worden door het daarvoor bestemd formulier in te vullen. Verlofdagen mogen pas opgenomen worden indien de docent minstens een schooljaar werkzaam is op betreffende school. In het algemeen wordt tijdens repetitie- en examenweken geen verlof verleend. In bijzondere gevallen zoals het volgen van trainingen gericht op het schoolprogramma of het elders vertegenwoordigen van de school, kan na overleg met de directeur daarvoor speciaal verlof verleend worden. d. Wegsturen van studenten Studenten die te laat komen of lessen verzuimen dienen in eerste instantie hierover aangesproken te worden door de betreffende docent dan wel de klassendocent of decaan. Een student die desondanks herhaaldelijk laat komt of verzuimt, wordt, eventueel door tussenkomst van betreffende richtingscoördinator, naar de betreffende onderdirecteur verwezen en zal pas weer tot de lessen toegelaten worden indien de onderdirecteur daartoe schriftelijk toestemming verleent. Een student die de les verstoort en geen gehoor geeft aan de aanwijzingen van de docent, kan de klas uitgestuurd worden en dient zich in dat geval bij de betreffende onderdirecteur aan te Pagina 8
melden. De docent maakt een aantekening in het klassenboek en rapporteert het eveneens aan de betreffende onderdirecteur. Bij ordeproblemen met een bepaalde klas wordt dit in eerste instantie met de klassendocent besproken. Daarna wordt bepaald of het noodzakelijk is de decaan, dan wel de directie in te schakelen. Art. 22 Secties Docenten die eenzelfde AVO-vak verzorgen vormen een sectie. Elke sectie heeft een sectievoorzitter die als contactpersoon functioneert. De totale sectie is verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen de sectie. Tussen de secties en richtingen dient overleg te zijn. Art. 23 Richtingen Docenten die richtingsvakken verzorgen maken deel uit van een bepaalde richting. Elke richting wordt geleid door een richtingscoördinator. Een docent kan lessen verzorgen aan verschillende richtingen. Art. 24 Decanaat Het decanaat wordt gevormd door een of meerdere docenten. Decanen zijn belast met de specifieke zorg en begeleiding van studenten die niet of onvoldoende begeleid kunnen worden door overige docenten. Daarnaast onderhoudt het decanaat contacten met relevante afdelingen van het MINOV zoals het Bureau Onderwijsinformatie en Studiefaciliteiten (BOS), internaten, sociale instellingen en de verzekering. Art. 25 Repetities en deelexamens 1. Leerstof De docent moet aan het begin van het trimester de repetitie/deelexamen stof bekend maken aan de klas. Uiterlijk vijf werkdagen voor de repetitie/deelexamen periode dient deze leerstof bevestigd te worden door de docent. Verstrijkt dit ultimatum in een periode waarin er geen lessen verzorgd worden dan dient deze bevestiging via de publicatieborden te geschieden. 2. Perioden Aan het eind van elk trimester dan wel semester is een repetitie- resp. deelexamenperiode. Gedurende het trimester/semester kan de docent cijfers toekennen voor tussentijdse klassenrepetities, overhoringen, verslagen, spreekbeurten en dergelijke. Berekening van het rapportcijfer geschiedt zoals aangegeven in de overgangsreglementen. Het examenreglement NATIN regelt de gang van zaken omtrent deelexamens. 3. Inleveren repetitie- en examenwerk Repetitie voor richtingsvakken dient uiterlijk vijf dagen voor de repetitiedatum in getypte vorm ingeleverd te worden bij de richtingscoördinator. Deze doet het werk onmiddellijk toekomen aan de administratie. Voor de AVO vakken dient dit te geschieden door het Sectiehoofd direct bij de administratie. De administratie ziet er op toe dat het werk op de juiste wijze wordt vermenigvuldigd. Twee dagen voor de repetitiedatum dient de docent opnieuw het ingetypte werk na te lezen en te controleren of het werk naar wens vermenigvuldigd is. Voor elk examenwerk worden de opgaven en de correctienormen voor de beoordeling uiterlijk twee weken voor het begin van het examen bij de directeur ingeleverd volgens art. 13 van het examenreglement. Deze ziet erop toe dat de stukken ter goedkeuring aan de gecommitteerde worden aangeboden. Op het repetitie- dan wel examenwerk dient de normering te worden aangegeven en dient tevens vermeld te worden welke hulpmiddelen zijn toegestaan. 4. Surveillance Voor elke repetitie- resp. examenperiode wordt een surveillancerooster opgesteld. In het algemeen dient men te surveilleren op die uren waarop men normaliter les geeft. Hiervan kan worden afgeweken onder andere vanwege niet samenvallende les- en repetitietijden en doordat klassen op repetitietijden in sommige gevallen vrij zijn. Ziekte op dagen van surveillance dient dezelfde dag doorgegeven te worden. Met betrekking tot de surveillance gelden de volgende regelingen: a. De hoofdsurveillant De hoofdsurveillant heeft tot taak de algemene gang van zaken tijdens een repetitie/examen te coördineren en er voor te zorgen dat de surveillant naar behoren zijn taak kan uitoefenen. Onder andere dient de hoofdsurveillant zich minstens elk half uur ministens 1 keer langs de klassen te gaan om eventueel assistentie te verlenen of om zich ervan te vergewissen dat er geen problemen rijzen tijdens de surveillance. Pagina 9
b. De surveillant De surveillant heeft tot hoofdtaak de orde en rust in de klas te handhaven en het plegen van bedrog tot een minimum te beperken. Daarnaast moeten enkele administratieve handelingen worden verricht ten behoeve van de corrector. In principe wordt op elke 15 studenten minimaal 1 surveillant ingezet. Indien de omstandigheden dat toelaten kan hiervan, dit ter beoordeling van de hoofdsurveillant, worden afgeweken. c. Surveillanten dienen zich 15 minuten voor het begin van de repetitie/het examen aan te melden. d. Aan het begin van de repetitie/het examen wordt de presentie in duplo opgenomen op het daartoe bestemd formulier. De presentiestaat/het procesverbaal wordt na afloop ondertekend door de surveillant, waarna 1 exemplaar in de enveloppe met het werk wordt gedaan en 1 exemplaar aan de hoofdsurveillant wordt afgegeven. Laatkomers (30 minuten of later na aanvang) worden uitsluitend door tussenkomst van de hoofdsurveillant toegelaten. e. De surveillant ziet er op toe dat iedere student bij de aanvang op elk blad c.q. kladblad invult: naam, klas, vak en datum. Voor het examenwerk wordt in plaats van de naam het examennummer ingevuld. Het gebruik van eigen kladpapier is niet toegestaan. f. Voor aanvang van de repetitie/het examen dienen de studenten alle materiaal dat zij bij zich hebben voor in het lokaal te deponeren, met uitzondering van schrijfmateriaal en toegestane leermiddelen. Bij de opgaven is vermeld welke hulpmiddelen zijn toegestaan. Lenen van elkaars hulpmiddelen is in principe niet toegestaan. In uitzonderingsgevallen kan de surveillant daartoe toestemming verlenen mits dit via zijn bemiddeling geschiedt. g. De surveillant gedraagt zich zodanig dat de studenten niet in de verleiding komen bedrog te plegen. Ook het verrichten van andere werkzaamheden tijdens het surveilleren, voorzover deze de aandacht kunnen afleiden van de surveillant dan wel de studenten is niet toegestaan. Voor de aanvang van de repetitie/het examen wordt aan de studenten medegedeeld welke consequenties verbonden zijn aan het plegen van bedrog. Tijdens de repetitie/het examen blijft de surveillant waakzaam en laat dit ook blijken, zonder dat dit echter ontaardt in het scheppen van een onrustige sfeer. Wanneer desalniettemin bedrog wordt gepleegd en dit zonder twijfel is aangetoond wordt dit meteen aan de student medegedeeld. De Surveillant neemt het repetitiewerk/het examenwerk met alle reeds uitgereikte bladen in beslag en verwijst de student naar de hoofdsurveillant. Op een apart blad wordt van het gebeurde een kort verslag gemaakt, dat ingeleverd moet worden bij de hoofdsurveillant. In geval van aangetoond bedrog wordt voor betreffende repetitie/deelexamen een reglementaire 1 (een) toegekend. h. Onder fraude of bedrog wordt verstaan het gebruik van hulpmiddelen door de student, of anderszins welke hem het beantwoorden van de opgaven vergemakkelijkt en welke niet als toegestaan staan aangegeven op de opgavenbladen. i. De surveillant waarschuwt de studenten respectievelijk 15 en 5 minuten voor het verstrijken van de toegestane tijdsduur. Indien bij een repetitie/het examen geen tijdslimiet is aangegeven, mag de volle periode worden gebruikt. Tenzij anders bepaald geldt voor de perioden: 1e periode van 07.30 – 09.30 uur en 2e periode van 10.00 – 12.00 uur. Bij tussentijdse repetities worden de geldende blokuren aangehouden. Nadat de tijd verstreken is mogen de studenten niet verder werken. De Surveillant zorgt ervoor dat het werk zo snel mogelijk wordt ingeleverd waarbij de student parafeert en aantal ingeleverde bladen invult op daartoe bestemd formulier. De surveillant controleert het aantal ingeleverde werken. j. De enveloppe met de ingeleverde werken wordt meteen na de repetitie/het examen aan de hoofdsurveillant afgegeven die ervoor zorgt dat die veilig wordt opgeborgen tot de corrector de werken ophaalt voor correctie. 5. Deelname aan en inhalen van repetities en deelexamens Een student kan tot een half uur na aanvang van een repetitie dan wel deelexamen nog toegelaten worden en deelnemen. Tot dan is het niet toegestaan dat een student het lokaal verlaat. Studenten die later komen dienen zich aan te melden bij de hoofdsurveillant. Indien het repetitiewerk/examenwerk aan de student verstrekt is wordt ervan uitgegaan dat de student aan de repetitie/het deelexamen heeft deelgenomen. Indien een student heeft deelgenomen aan repetities/deelexamens dan kunnen die door de student niet opnieuw gemaakt worden, behoudens duidelijk aantoonbare dringende gevallen. Het naar het toilet gaan door de student kan alleen, indien door de surveillant goed gecontroleerd kan worden Pagina 10
6.
7.
8.
9.
dat er ondertussen geen bedrog gepleegd kan worden. Een gemiste repetitie kan niet zonder meer ingehaald worden. Attesten en of andere documenten dienen de volgende schooldag ingeleverd te worden bij de directie. De directie bepaalt eventueel na overleg met derden welke studenten in aanmerking komen voor respectievelijk inhaalrepetitie, inhaalexamen. Inhalen van het gemiste onderdeel vindt plaats in volgende repetitie-, respectievelijk deelexamenperiode of een daartoe speciaal uitgetrokken periode. Cijferbepaling Voor elke repetitie en elk deelexamen wordt een cijfer toegekend en wel uitgedrukt tot op 0.1 nauwkeurig. Hierbij wordt 0.05 en meer naar boven afgerond en minder dan 0.05 naar beneden afgerond. Dit geldt eveneens voor de rapportcijfers: Dus: 7.46 wordt 7.5 7.43 wordt 7.4 7.55 wordt 7.6 Voor elk vak is het eindcijfer gelijk aan het gewogen gemiddelde van de rapport- dan wel deelexamencijfers. Er wordt afgerond op een geheel getal, waarbij 0.50 en meer naar boven afgerond en minder dan 0.50 nasar beneden. Dus: 5.46 wordt 5 5.49 wordt 5 5.50 wordt 6 Inzage repetitiewerken Na correctie van het repetitiewerk krijgen de studenten inzage hierin; dit kan klassikaal dan wel individueel geschieden. De correctienormen dienen zodanig te zijn dat discussie met studenten over correctie dan wel cijferbepaling voorkomen wordt. Inzage van het tussentijdse repetitiewerk dient uiterlijk 3 weken na de repetitiedatum mogelijk te zijn voor de student. Nadat het repetitiewerk is ingezien door de student, wordt het opgehaald en tenminste tot het eind van het schooljaar door de docent bewaard. Deelexamenwerk wordt niet ter inzage gegeven; een kandidaat kan hiertoe wel een schriftelijk verzoek indienen bij de voorzitter van de examencommissie. Deelexamenwerk wordt gedurende 1 jaar volgend op het examenjaar bewaard door de examencommissie. Cijfers Voor het indienen van cijfers gelden uiterste data die worden vermeld in het jaarprogramma. De cijfers voor elk vak worden op de daarvoor bestemde lijsten ingevuld en ingeleverd bij administratie. De klassendocenten vullen per student een cijferlijst in duplo in en bespreken deze met de overgangscommissie. Een stel cijferlijsten blijft bij de overgangscommissie, het andere stel bij de klassendocent. Herziening van cijfers op ingeleverde cijferlijsten geschiedt uitsluitend door de overgangscommissie. Hierbij dient de docent het betreffend repetitieblaadje te overleggen. Door de student geconstateerde onjuistheden op het rapport dienen uiterlijk een week na de uitreiking van het rapport aan de overgangscommissie gemeld te worden. Daarna zal geen herziening mogelijk zijn. Bij de overgang aan het eind van het schooljaar kunnen cijfers van het 1ste en 2de trimester dan wel het eerste semester niet gewijzigd worden. Rapporten Nadat de cijfers door de klassendocent met de overgangscommissie zijn besproken, worden de tussentijdse rapporten ingevuld en aan de studenten uitgereikt. Aan het eind van het schooljaar worden de rapporten door de betreffende onderdirecteur getekend. Het eindrapport wordt pas uitgereikt aan een student als deze een briefje overlegt waaruit blijkt dat alle aan hem ter bruikleen verstrekte leerboeken zijn ingeleverd en er geen financiële verplichtingen jegens de school bestaan.
Art. 26 Bedrijfsbezoeken en educatieve dagtochten Docenten kunnen bedrijfsbezoeken organiseren in overleg met de richtingscoördinatoren en de directie. Ook de decaan dient op de hoogte te zijn, zodat melding hiervan aan de verzekering gedaan wordt. Ook van educatieve dagtochten, klassenavonden en dergelijke dient de directie op de hoogte te worden gesteld. Het aanvragen van sponsoring voor dergelijke activiteiten geschiedt altijd met medeweten van de directie. Art. 27 Communicatie a. Publicatieborden en postvakjes Mededelingen van algemene aard worden bekend gemaakt via publicatieborden dan wel vermeld bij de administratie. Hieronder vallen onder andere bekendmakingen omtrent vergaderingen, repetitie- en surveillanceroosters. Daarnaast zijn er postvakjes voor docenten waarin persoonlijke post gedaan wordt.
Pagina 11
b. Vergaderingen Naast de algemene docentenvergaderingen, worden op regelmatige basis vergaderingen in kleiner verband gehouden. Dit zijn onder meer: sectie- en richtingsvergaderingen sectiehoofden- en coördinatorenvergaderingen commissievergaderingen cijfervergaderingen Besproken zaken en afspraken worden schriftelijk vastgelegd; een kopie hiervan wordt aan de directie gegeven. Art. 28 Begroting en aanschaffingen Ieder jaar dient de directie een begroting in bij het MINOV. Sectiehoofden en richtingscoördinatoren kunnen tot uiterlijk in januari van het lopend schooljaar aangeven welke artikelen zij opgebracht wensen te zien op deze begroting. Indien een docent een artikel wil aankopen dan dient een aanvraagformulier te worden ingevuld. Na goedkeuring door de directie worden de financiën ter beschikking gesteld en de nodige procedures voor vastlegging en verslag. Slotbepaling Waar in dit reglement hij, hem of zijn staat geschreven dient eveneens zij of haar gelezen te worden om daarmee mogelijk een vrouwspersoon aan te duiden. In gevallen waarin door de NATIN reglementen niet voorzien wordt, wordt de docentenvergadering geraadpleegd alvorens de directeur daaromtrent een besluit neemt.
Pagina 12