Huishoudelijk Reglement
Vastgesteld door het bestuur van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie op 14 april 2008. Dit reglement treedt in de plaats van alle eerder vastgestelde huishoudelijke reglementen.
Inhoudsopgave Artikel 1. Portefeuillemodel...................................................................................................... 1 Artikel 2. Rooster van aftreden bestuur en bestuurlijk platform............................................... 1 Artikel 3. Rooster van aftreden regioportefeuillehouders ........................................................ 1 Artikel 4. Vacatures in bestuur of bestuurlijk platform ............................................................. 2 Artikel 5. Vacatures regioportefeuillehouders.......................................................................... 3 Artikel 6. Vergoedingsregeling ................................................................................................ 4 Artikelsgewijze toelichting ....................................................................................................... 6 Bijlage....................................................................................................................................... i
Artikel 1. Portefeuillemodel a. Het bestuur stelt vast welke bestuurlijke portefeuilles de vereniging kent. b. De vereniging kent de volgende portefeuilles: – Verenigingsgerelateerde portefeuilles: Verenigingszaken, Landbouw & Samenleving, PR & Communicatie en Vrouw & Bedrijf; – Omgevingsgerelateerde portefeuilles: Milieu, Ruimtelijke Ordening en Water; – Sectorgerelateerde portefeuilles: Akkerbouw, Biologische Land- en Tuinbouw, Boom- en Vaste Plantenteelt, Fruitteelt, Melkgeitenhouderij, Glastuinbouw, Kalverhouderij, Konijnenhouderij, Paardenhouderij, Paddestoelenteelt, Pluimveehouderij, Rundveehouderij, Schapenhouderij, Varkenshouderij, Verbrede Landbouw, Vleesveehouderij en Vollegrondstuinbouw; – Marktgerelateerde portefeuilles: Kennis & Innovatie en Sociaal-Economisch Beleid. Artikel 2. Rooster van aftreden bestuur en bestuurlijk platform a. Elk bestuurslid of lid van het bestuurlijk platform treedt uiterlijk af in de algemene vergadering vier jaar nadat hij in de betreffende functie is benoemd. De aftredende is terstond, doch ten hoogste twee maal herbenoembaar. b. In afwijking van het gestelde onder a is een zittend bestuurslid of lid van het bestuurlijk platform opnieuw twee maal herbenoembaar indien sprake is van een van de volgende functiewijzigingen: – Een lid van het bestuurlijk platform of een lid van het bestuur wordt benoemd tot voorzitter van de vereniging; – Een regiovoorzitter wordt benoemd tot vakgroepvoorzitter of vertegenwoordiger van een speciale doelgroep, en vice versa. c. Jaarlijks, doch uiterlijk op 1 juli van het lopende verenigingsjaar, stelt het bestuur in overleg met de betrokkenen vast welke leden van het bestuur en het bestuurlijk platform in de algemene vergadering van einde van dat verenigingsjaar aftreden, en al dan niet voor herbenoeming zullen worden voorgedragen. d. Voor alle personen die tot de algemene vergadering van 24 november 2005 lid zijn van het bestuur en/of het bestuurlijk platform geldt dat zij voor de eerste keer benoemd zijn in de algemene vergadering van 28 november 2002. e. In afwijking van het gestelde onder lid a geldt dat voor alle personen die in het verenigingsjaar 2007 respectievelijk 2008 worden herbenoemd, de benoemingsperiode van eind 2006 tot eind 2007 respectievelijk van eind 2006 tot eind 2008 buiten beschouwing wordt gelaten bij de telling van het aantal keren dat men herbenoembaar is.
Artikel 3. Rooster van aftreden regioportefeuillehouders a. Elke regioportefeuillehouder treedt af uiterlijk vier jaar nadat hij in de betreffende functie is benoemd. De aftredende is terstond, doch ten hoogste twee maal herbenoembaar. b. Jaarlijks, doch uiterlijk op 1 juli van het lopende verenigingsjaar, stelt de betreffende gewestelijk portefeuillehouder in overleg met de betrokken regioportefeuillehouders vast welke regioportefeuillehouders tegen het einde van het lopende verenigingsjaar aftreden, en al dan niet voor herbenoeming zullen worden voorgedragen. c. Voor alle personen die op 21 november 2005 regioportefeuillehouder zijn en die op tegen het einde van het verenigingsjaar 2002 in die functie zijn benoemd, geldt dat zij eind 2002 voor de eerste keer benoemd zijn. d. In afwijking van het gestelde onder lid a geldt dat voor alle regioportefeuillehouders die in het verenigingsjaar 2007 respectievelijk 2008 worden herbenoemd, de benoemingsperiode van eind 2006 tot eind 2007 respectievelijk van eind 2006 tot eind 2008 buiten beschouwing wordt gelaten bij de telling van het aantal keren dat men herbenoembaar is.
1
Artikel 4. Vacatures in bestuur of bestuurlijk platform a. Voor elke binnen het bestuur en het bestuurlijk platform te vervullen vacature wordt door het bestuur tijdig een vertrouwenscommissie ingesteld. De vertrouwenscommissie kan aan het bestuur ten hoogste twee personen voor de door het bestuur op te maken voordracht aanbevelen. Het bestuur draagt een van deze personen aan de algemene vergadering voor, tenzij het bestuur gemotiveerd aan de vertrouwenscommissie te kennen heeft gegeven te verwachten dat de aanbevolen personen ongeschikt zullen zijn voor de vervulling van de taak van bestuurslid, in welk geval de vertrouwenscommissie een andere persoon aan het bestuur kan aanbevelen. b. Het bestuur geeft opdracht aan de onder lid a bedoelde commissie hem binnen een door het bestuur gestelde termijn een aanbeveling te doen over de voordracht voor de onder lid a bedoelde vacature, zulks op basis van een door het bestuur vastgestelde profielschets. Bij het opstellen van de profielschets wordt de meest betrokken (team)manager betrokken. c. Het gestelde onder lid a is niet van toepassing in het geval de vacature wordt vervuld door herbenoeming van het zittende lid van het bestuur respectievelijk het bestuurlijk platform. d. Het gestelde onder lid a is ook van toepassing in het geval er sprake is van een functiewijziging zoals bedoeld in lid b van artikel 3 van dit reglement. e. Een vertrouwenscommissie als bedoeld onder lid a bestaat uit: – Een lid van het bestuur van de vereniging; – Twee gewone leden van de vereniging, afkomstig uit de doelgroep waar de te selecteren kandidaat van afkomstig moet zijn. Zij mogen geen kandidaat zijn voor de vervulling van de vacature; – De directeur Belangenbehartiging of een door die persoon aangewezen plaatsvervanger. f. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een medewerker van het bedrijfsonderdeel Verenigingszaken. g. De kosten van de commissie komen ten laste van het bestuur van de vereniging. h. De commissie werkt in vertrouwen aan haar aanbeveling en rapporteert uitsluitend aan het bestuur. De commissie kan op eigen initiatief ruggespraak houden met de algemeen voorzitter en/of de algemeen directeur van de ZLTO. Behalve deze uitzondering communiceert de commissie niet met derden over haar opdracht en de daarin betrokken kandidaten, uitgezonderd communicatie waarover de kandidaat en het bestuur uitdrukkelijk vooraf toestemming hebben verleend. i. De commissie is vrij in de keuze van de methode van werving van kandidaten voor de vervulling van de vacature. j. De commissie gebruikt bij het voorbereiden van haar aanbeveling in ieder geval de volgende middelen: i. Een of meerdere gesprekken met alle personen die kandidaat zijn voor de vacature; ii. Een assessment, te doorlopen door de voorkeurskandidaat. k. De aanbeveling van de commissie aan het bestuur is schriftelijk. Zij bevat in ieder geval: i. Het aantal kandidaten dat in de procedure is betrokken; ii. Een beschrijving van de toegepaste methode van werving van kandidaten; iii. Een beschrijving van de bij de selectie gebruikte middelen; iv. De motivering waarom de voorkeurskandidaat (of bij gelijke geschiktheid: de twee voorkeurskandidaten) voldoet (voldoen) aan de profielschets; v. Een inschatting van de mate waarin de voorkeurskandidaat kan rekenen op draagvlak bij de leden van de van toepassing zijnde doelgroep, bij de collega-leden van het bestuur en het bestuurlijk platform en in de werkorganisatie. De tweede volzin van lid h van dit artikel is van overeenkomstige toepassing;
2
vi. Het eindoordeel van de door de voorkeurskandidaat doorlopen assessment.
Artikel 5. Vacatures regioportefeuillehouders a. Voor elke te vervullen vacature voor een regioportefeuillehouder wordt door de corresponderende gewestelijke portefeuillehouder tijdig een vertrouwenscommissie ingesteld. b. De gewestelijke portefeuillehouder geeft opdracht aan de onder lid a bedoelde commissie hem binnen een door hem gestelde termijn een aanbeveling te doen over de voordracht voor de onder lid a bedoelde vacature, zulks op basis van een door hem vastgestelde profielschets. Bij het opstellen van de profielschets wordt vanuit de werkorganisatie het meest betrokken directielid en/of de meest betrokken (team)manager betrokken. c. Het gestelde onder lid a is niet van toepassing in het geval de vacature wordt vervuld door herbenoeming van de zittende regioportefeuillehouder. d. Een vertrouwenscommissie als bedoeld onder lid a bestaat uit: – Een voorzitter van een afdeling in de regio uit welke de te benoemen regioportefeuillehouder afkomstig moet zijn. Het aanzoeken van deze voorzitter geschiedt in overleg en in overeenstemming met de relevante regiovoorzitter; – Twee gewone leden van de vereniging, afkomstig uit de doelgroep waar de te selecteren kandidaat van afkomstig moet zijn. Zij mogen geen kandidaat zijn voor de vervulling van de vacature. e. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een medewerker van het bedrijfsonderdeel Verenigingszaken. f. De kosten van de commissie komen ten laste van het bedrijfsonderdeel Verenigingszaken. g. De commissie werkt in vertrouwen aan haar aanbeveling en rapporteert uitsluitend aan de gewestelijke portefeuillehouder. De commissie kan op eigen initiatief ruggespraak houden met de algemeen voorzitter, de relevante regiovoorzitter en/of de algemeen directeur van de ZLTO. Behalve deze uitzondering communiceert de commissie niet met derden over haar opdracht en de daarin betrokken kandidaten, uitgezonderd communicatie waarover de kandidaat en de gewestelijke portefeuillehouder uitdrukkelijk vooraf toestemming hebben verleend. h. De commissie is vrij in de keuze van de methode van werving van kandidaten voor de vervulling van de vacature. i. De commissie voert bij het voorbereiden van haar aanbeveling in ieder geval een of meerdere gesprekken met alle personen die kandidaat zijn voor de vacature; j. De aanbeveling van de commissie aan de gewestelijke portefeuillehouder is schriftelijk. Zij bevat in ieder geval: i. Het aantal kandidaten dat in de procedure is betrokken; ii. Een beschrijving van de toegepaste methode van werving van kandidaten; iii. Een beschrijving van de bij de selectie gebruikte middelen; iv. De motivering waarom de voorkeurskandidaat (of bij gelijke geschiktheid: de twee voorkeurskandidaten) voldoet (voldoen) aan de profielschets; v. Een inschatting van de mate waarin de voorkeurskandidaat kan rekenen op draagvlak bij de leden van de van toepassing zijnde doelgroep, bij de collegaregioportefeuillehouders en in de werkorganisatie. Dit laatste moet blijken uit een positief advies van de Directeur Belangenbehartiging. De tweede volzin van lid g van dit artikel is van overeenkomstige toepassing. k. De gewestelijke portefeuillehouder beslist op basis van de aanbeveling van de commissie of de voorkeurskandidaat wordt voorgedragen aan de afdelingsvoorzitters in de voor de vacature relevante regio. Deze voordracht wordt behandeld in de
3
l.
eerstkomende regioraadvergadering en gaat vergezeld van de aanbeveling van de commissie. Als de gewestelijke portefeuillehouder de aanbeveling van de commissie niet overneemt, overlegt deze met voor de vacature relevante regiovoorzitter en de manager van het bedrijfsonderdeel Verenigingszaken over de wijze waarop anderszins in de vacature wordt voorzien. De in dit artikel opgenomen bepalingen omtrent de vertrouwelijkheid van de procedure en de voordracht aan de afdelingsvoorzitters zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6. Vergoedingsregeling a. Deze regeling is van toepassing op personen die namens de vereniging of een plaatselijke afdeling van de vereniging een al dan niet gedelegeerde bestuurlijke functie bekleden. b. Leden van het bestuur, gewestelijke portefeuillehouders en zij die voorzitter zijn van een vakgroep of commissie van LTO-Nederland hebben recht op een vaste onkostenvergoeding en een vergoeding voor reiskosten die verband houden met hun werkzaamheden namens de vereniging, voor zover behorend tot hun door het bestuur vastgestelde takenpakket. c. Regioportefeuillehouders hebben recht op een vaste onkostenvergoeding. Daarnaast is het gestelde onder lid d van dit artikel van overeenkomstige toepassing. d. Afdelingsbestuurders en personen die namens de afdeling een gedelegeerde bestuurlijke functie bekleden hebben recht op een vacatievergoeding en een vergoeding voor reiskosten voor door hen bezochte en door de vereniging geïnitieerde bijeenkomsten. Het recht op vergoeding ontstaat eerst na volledige invulling en ondertekening van een bij de betreffende bijeenkomst door de vereniging verstrekte presentielijst. e. De vergoedingen als bedoeld in lid b worden door het bestuur per bestuurder vastgesteld bij het aanvaarden van zijn functie of als naar het oordeel van het bestuur sprake is van een aanmerkelijke wijziging van zijn takenpakket. In beide gevallen wordt de directie vooraf om advies gevraagd. Bij het vaststellen van de vergoedingen worden de volgende regels in acht genomen: – De hoogte van de vaste onkostenvergoeding is afhankelijk van de zwaarte van het takenpakket van de betreffende bestuurder; – Bij het vaststellen van de vergoeding wordt eveneens een regeling getroffen voor eventuele vergoedingen van derde organisaties voor uitoefening van functies waarin de bestuurder door de vereniging als zodanig is benoemd of waarbij de vereniging het recht van voordracht heeft. – Bij ongewijzigde functie en/of takenpakket van de bestuurder wordt de vaste onkostenvergoeding jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de salarissen van de medewerkers van de vereniging wordt aangepast, met dienovereenkomstige ingangsdatum; – Het tarief voor de reiskostenvergoeding is vastgelegd in de bijlage bij dit reglement. – De reiskostenvergoeding wordt middels voorschotten uitbetaald, waarbij achteraf op basis van de hiertoe door de bestuurder bijgehouden declaratieformulieren een nacalculatie plaatsvindt. Hiervoor gelden de volgende regels: o Is de som van de uitbetaalde voorschotten meer dan 10 % hoger dan uit de declaratieformulieren blijkt, dan wordt het verschil in rekening gebracht bij de betreffende bestuurder. o Is de som van de uitbetaalde voorschotten meer dan 10 % lager dan uit de declaratieformulieren blijkt, dan wordt het verschil aan de bestuurder uitbetaald o In alle andere gevallen vindt geen nacalculatie plaats. f. De vergoedingen als bedoeld in lid c van dit artikel worden vastgesteld door het bestuur
4
en vastgelegd in de bijlage bij dit reglement. Bij het vaststellen worden de volgende regels in acht genomen: – De hoogte van de vaste onkostenvergoeding is afhankelijk van de zwaarte van het takenpakket van de betreffende bestuurder. De hoogte van de vergoedingen is vastgelegd in de bijlage bij dit reglement; – Bij ongewijzigde functie en/of takenpakket van de bestuurder wordt de vaste onkostenvergoeding jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de salarissen van de medewerkers van de vereniging wordt aangepast, met dienovereenkomstige ingangsdatum; – Op de vaste onkostenvergoeding wordt een toeslag vastgesteld, die afhankelijk is van de reistijd tussen het woonadres van de bestuurder en het hoofdkantoor van de vereniging. De hoogte van de toeslag is vastgelegd in de bijlage bij dit reglement; g. De vergoedingen als bedoeld in lid d van dit artikel worden vastgesteld door het bestuur en vastgelegd in de bijlage bij dit reglement. Bij het vaststellen worden de volgende regels in acht genomen: – De vacatievergoeding geldt per dagdeel dat een bijeenkomst in beslag neemt. Een bijeenkomst van een hele dag geldt hierbij als twee dagdelen. Een bijeenkomst in de avonduren geldt als één dagdeel. – De dagdeelvergoeding wordt jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de salarissen van de medewerkers van de vereniging wordt aangepast, met dienovereenkomstige ingangsdatum. h. Het bestuur is bevoegd om in bijzondere gevallen van bovengenoemde regels af te wijken.
EINDE REGLEMENT
5
Artikelsgewijze toelichting Artikel 2, lid a Twee maal herbenoembaar zijn betekent dat men maximaal drie perioden van vier jaar lid van het bestuur en/of het bestuurlijk platform kan zijn. Artikel 2, lid b Als een lid van het bestuur of het bestuurlijk platform op enig moment van functie verandert, dan is het logisch dat bij een aantal ‘functiewijzigingen’ opnieuw wordt begonnen met het tellen van het aantal zittingsperioden. De van toepassing zijnde functiewijzigingen zijn in het reglement verwoord. Artikel 2, lid c Er is niet gekozen voor een vast rooster van aftreden, maar een rooster dat wordt samengesteld op basis van natuurlijk verloop. Hierbij is het uitgangspunt dat jaarlijks een kwart van de leden van het bestuur en het bestuurlijk platform aftreedt en al dan niet herbenoembaar is. Jaarlijks zal op enig moment moeten vaststaan welke personen van wie de zittingsperiode afloopt zullen worden voorgedragen voor herbenoeming en welke niet. Dit moet ruim van tevoren bekend zijn, om het bestuur in het geval van geen-herbenoeming de gelegenheid te geven een geschikte opvolger te selecteren. Artikel 2, lid d Om elke onduidelijkheid over het aantal zittingsperioden van de huidige leden van het bestuur en het bestuurlijk platform te voorkomen, is in dit lid vastgelegd dat alle zittende bestuurders geacht zijn op 28 november 2002, bij gelegenheid van de start van de bestuurlijk vernieuwde organisatie, zijn begonnen aan hun eerste zittingsperiode. Artikel 2, lid e In november 2006 treden alle leden van het bestuur en het bestuurlijk af. Vervolgens start vanaf 2007 de ‘periodecyclus’. Het bestuur heeft vastgesteld dat bij diegenen die reeds in 2007 of 2008 aan de beurt zijn om al dan niet te worden herbenoemd, deze één respectievelijk twee jaren niet als een periode meetellen. Dit bij wijze van overgangsmaatregel, om te voorkomen dat specifieke deskundigheid van leden van het bestuur en het bestuurlijk platform te snel uit de organisatie verdwijnt. Artikel 3 De regeling voor regioportefeuillehouders sluit aan bij de regeling voor de leden van het bestuur en het bestuurlijk platform. Dit om de eenvoud in het herbenoemingenbeleid te garanderen. Bij regioportefeuillehouders komen ‘interne functiewijzigingen’ als bij het bestuur en het bestuurlijk platform niet voor, dus daar zijn geen regels over opgenomen. Artikel 4, lid a Dit is de letterlijke tekst uit de statuten (artikel 27, leden 1 en 3). Het artikel heeft alleen betrekking op vacatures in het bestuur en het bestuurlijk platform. In artikel 27 lid 2 van de statuten is bepaald dat het bestuur regels kan instellen voor de instelling van vertrouwenscommissies. In lid 4 van hetzelfde artikel is bepaald dat het bestuur daarnaast nadere regels over die commissies kan instellen. Met artikel 4 uit het huishoudelijk reglement wordt daar invulling aan gegeven. Artikel 4, lid b Voor de duidelijkheid is hier aangegeven dat het vaststellen van de profielschets een verantwoordelijkheid is van het bestuur. Het daarbij betrekken van de meest betrokken (team)manager is conform het huidige gebruik. Om misverstanden te voorkomen is dit
6
gebruik reglementair vastgelegd. Het bestuur stelt uiteraard ook de termijn vast waarbinnen de commissie haar aanbeveling gereed moet hebben. Artikel 4, lid c Bij herbenoeming is in de strikte zin van het woord geen sprake van ‘defungeren’, dus is er geen vertrouwenscommissie benodigd. Om elke onduidelijkheid hierover te voorkomen, is hier expliciet vastgelegd dat bij herbenoeming geen vertrouwenscommissie wordt ingeschakeld. Dit is gelijk aan de praktijk bij de benoemingen in november 2002. Artikel 4, lid d Bij functiewijzigingen binnen het bestuur en het bestuurlijk platform zoals bedoeld in lid b van artikel 2 gaat het veelal om een verzwaring of op zijn minst een belangrijke wijziging van de eisen die aan een bestuurlid of lid van het bestuurlijk platform worden gesteld. Ook is de doelgroep namens wie men de functie bekleedt in de meeste gevallen een andere dan voorheen. In die gevallen is het opportuun om met een vertrouwenscommissie te werken, ook als er slechts één kandidaat is. Artikel 4, lid e In dit lid is de samenstelling van de vertrouwenscommissie vastgelegd. Deze bestaat dus altijd uit drie personen. Artikel 4, leden f en g Het begeleiden van de vertrouwenscommissie door Verenigingszaken en het dragen van de kosten door dat bedrijfsonderdeel is conform het huidige gebruik. Om misverstanden hierover te voorkomen wordt dit gebruik reglementair vastgelegd. Artikel 4, leden h, i en j Hier zijn regels vastgelegd over de werkwijze van de commissie. De commissie rapporteert uitsluitend aan haar opdrachtgever en hoeft dus met niemand anders over kandidaten en de voortgang van haar werkzaamheden te communiceren. Wel kan desgewenst ruggespraak worden gehouden met de algemeen voorzitter en/of de algemeen directeur. Bredere communicatie is alleen mogelijk na toestemming van zowel de kandidaat als het bestuur. Dit biedt ruimte voor incidentele sondering van kandidaten in de achterban. Artikel 4, lid k Om de eenduidigheid van rapporteren door vertrouwenscommissies te bevorderen is in dit lid vastgelegd welke onderdelen de rapportage dient te bevatten. De inschatting van het onder onderdeel ‘v’ van dit lid genoemde draagvlak omvat niet mede een draagvlakpeiling onder de doelgroep. Artikel 5, lid b Hoewel de afdelingsvoorzitters in een regio de regioportefeuillehouders benoemen, is om praktische redenen er voor gekozen het opdrachtgeverschap van de vertrouwenscommissie te leggen bij de gewestelijke portefeuillehouder. Bij het opstellen van de profielschets wordt de werkorganisatie nauw betrokken. Artikel 5, lid d De commissie bestaat altijd uit drie leden: één vertegenwoordiger van de groep afdelingsvoorzitters die de benoeming moet uitvoeren en twee vertegenwoordigers van de doelgroep. De afdelingsvoorzitter is daarmee de ‘linking pin’ naar het benoemende gremium. Artikel 5, lid j Om de eenduidigheid van rapporteren door vertrouwenscommissies te bevorderen is in dit lid
7
vastgelegd welke onderdelen de rapportage dient te bevatten. De inschatting van het onder onderdeel ‘v’ van dit lid genoemde draagvlak omvat niet mede een draagvlakpeiling onder de doelgroep. Artikel 5, lid k De commissie rapporteert aan haar opdrachtgever: de gewestelijke portefeuillehouder. Die beslist vervolgens of hij de aanbeveling volgt. Uiteindelijk is het dus de gewestelijke portefeuillehouder die de voordracht aan de afdelingsvoorzitters doet en niet de vertrouwenscommissie. Artikel 5, lid l Als de aanbeveling van de commissie niet gevolgd wordt, moet er overleg zijn over de te zetten stappen. De gewestelijke portefeuillehouder bespreekt dit met de manager Verenigingszaken. Deze laatste doet dit in zijn hoedanigheid van leidinggevende van de procesbegeleider van de commissie. Gezamenlijk wordt bekeken welke stappen gezet kunnen worden. Mogelijkheden (niet-limitatief) zijn het opnieuw opdracht geven aan de vertrouwenscommissie, het rechtstreeks benaderen van potentiële kandidaten door de gewestelijke portefeuillehouder of het in stand laten van de vacature (dus niet invullen). Artikel 6, lid a Om meer eenduidigheid in de vergoeding van werkzaamheden en reiskosten van bestuurders te krijgen is er voor gekozen dit bij reglement te regelen. Artikel 6, lid b, c en d In deze leden is de grondslag van de vergoedingen voor diverse groepen bestuurders geregeld. Voor het topkader (bestuur, bestuurlijk platform en enkele andere personen) geldt een regeling op basis van vaste vergoedingen. Voor regioportefeuillehouders is eveneens een vaste vergoeding van toepassing, naar een vacatieregeling per bezochte bijeenkomst. Deze laatste regeling is ook van toepassing op afdelingsbestuurders, voor zover het door de centrale vereniging geïnitieerde bijeenkomsten zijn. Artikel 6, lid e Dit lid omvat de nadere regels voor de vaste vergoeding (en de uitbetaling daarvan) van leden van het bestuur, bestuurlijk platform en een aantal ZLTO-bestuurders met een vertegenwoordigende functie naar LTO-Nederland. Ook de regeling over de bevoorschotting van reiskostenvergoedingen is hier opgenomen. Jaarlijkse aanpassing van vergoedingen is gelijkgeschakeld aan de aanpassing van de ZLTO-werknemerssalarissen. Artikel 6, lid f Dit lid omvat de nadere regels voor de vaste vergoeding van regioportefeuillehouders. Naast een vaste basisvergoeding (afhankelijk van de zwaarte van de portefeuille) is een toeslag mogelijk afhankelijk van de reisduur van de woonplaats van de bestuurder naar het ZLTO kantoor in Tilburg. Ook hier geldt een jaarlijkse aanpassing die gelijkgeschakeld is met de ZLTO-werknemerssalarissen. Jaarlijks stelt het bestuur de vergoedingen vast. De tarieven worden vastgelegd in een bijlage bij dit reglement. Artikel 6, lid g Dit lid omvat de nadere regels voor de vacatie- en reiskostenvergoeding voor ‘losse’ bijeenkomsten van regioportefeuillehouders en afdelingsbestuurders. Er wordt gewerkt met vergoedingen per dagdeel, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen dagdelen overdag of dagdelen ’s avonds. Verder geldt een bijeenkomst van een hele dag (bijvoorbeeld
8
een studiedag) als twee dagdelen. De hoogte van de dagdeelvergoeding en de kilometervergoeding worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur. Artikel 4, lid h Het bestuur behoudt zich het recht voor om in bijzondere gevallen af te wijken van de normale regeling. -0-0-0-
9
Bijlage
Vergoedingen per 1 april 2012 a. De dagdeelvergoeding bedraagt 120,56 euro; b. De reiskostenvergoeding bedraagt 31 eurocent per kilometer; c. De vaste onkostenvergoeding voor regioportefeuillehouders bedraagt: i. ii. iii.
Voor lichte portefeuilles: 600,02 euro; Voor middelzware portefeuilles: 1.200,05 euro; Voor zware portefeuilles: 1.800,06 euro.
d. De toeslag op de vaste onkostenvergoeding voor regioportefeuillehouders bedraagt: i. ii.
Voor bestuurders met een reistijd tot de vergaderlocatie van minder dan één uur: 0 euro; Voor bestuurders met een reistijd tot de vergaderlocatie van een uur of meer: 25 euro per bijgewoonde vergadering.
Projectenfonds Voor leden van de adviescommissie projectfonds geldt een jaarlijkse vergoeding van 1.111,17 euro.
i