Huishoudelijk reglement HOFAM
HUISHOUDELIJK REGLEMENT HOFAM ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN De begripsbepalingen van het examenreglement van HOFAM zijn mede van toepassing op dit huishoudelijk reglement. ARTIKEL 2. NIVEAUS 1.
2.
De eindtermen van de gehele leergang, modules of delen ervan worden op verschillende niveaus getoetst. 1.
de vaardigheid om het eigen vakgebied op overtuigende wijze aan anderen te kunnen toelichten en verklaren,
2.
beheersing van de behandelde materie nodig om er binnen het eigen vakgebied mee te kunnen werken, (monodisciplinaire) materiebeheersing,
3.
beheersing van de behandelde materie nodig om er buiten het eigen vakgebied mee te kunnen werken, (multidisciplinaire) beheersing.
In de artikelen 6 tot en met 10 van dit reglement is per module, of deel ervan aangegeven van welk niveau bij het examen wordt uitgegaan.
ARTIKE 3. KENMERKENDE ELEMENTEN Kenmerkende elementen van de leergang zijn: • in elke module wordt de professionele ontwikkeling van de financiële manager vanuit een ander gezichtspunt benaderd, • de vaktechnische eisen die aan de financiële manager worden gesteld, • de eisen die gesteld worden aan de persoonlijkheid en communicatieve vaardigheden van de financiële manager, • specifieke elementen − economisch geweten van de organisatie − actief reagerend op interne en externe ontwikkelingen − kennis van primaire en secundaire bedrijfsprocessen − onafhankelijke opstelling, besluitvaardig − economisch en maatschappelijk ontwikkelingen volgend ARTIKEL 4. EXAMENSTOF De examenstof wordt globaal beschreven in de navolgende artikelen van dit huishoudelijk reglement. ARTIKEL 5. ALGEMENE EINDTERMEN De cursisten worden geacht na beëindiging van de leergang aan de volgende beschrijving te voldoen: “Zij moeten in staat zijn vanuit de informatieverzorgende functie een belangrijke bijdrage te kunnen geven aan het besturen en beheersen van de organisatie door de controlfunctie, de informatiefunctie, de ontwikkelfunctie, de regelgevende functie op financieel gebied, de financieringsfunctie, de interne controle en de managementfunctie te beheersen” ARTIKEL 6. EINDTERMEN VAN MODULE 1: ‘ORGANISATIE EN MANAGEMENT’
1.
Algemeen
1-01-2000
bekend zijn met de wijze waarop vanuit de controllersfunctie meegewerkt kan worden aan de effectieve en efficiënte realisatie van de doelstellingen en subdoelstellingen van de organisatie
pagina 1
Huishoudelijk reglement HOFAM
2.
weten welke ‘eisen’ aan de controller worden gesteld om in te spelen op ontwikkelingen en veranderingen, die in organisaties plaatsvinden en waardoor de controllersfunctie een andere dimensie kan krijgen kennis verkrijgen om motiverende werksituaties in de eigen afdeling te creëren en een bijdrage kunnen geven aan algemene motiverende werksituaties weten vanuit ‘organisatie- en managementaspecten’ met welke attitude de controllersfunctie uitgeoefend moet worden.
Specifiek
de gewenste organisatievorm kunnen bepalen aan de hand van de organisatiedoelstelling en het beleid het analyseren van de aard, van de soort en de technieken van besluitvormingsprocessen; kunnen aangeven welke bedrijfseconomische en bestuurlijke informatie daarvoor nodig is het kunnen signaleren van interne en externe relevante omgevingsaspecten, die van belang zijn voor de realisatie van de doelstellingen en subdoelstellingen van de organisatie bekend zijn met de problematiek van de controllingfunctie kunnen afleiden en formuleren van doelstellingen en beleid voor de administratieve functie in de organisatie ten behoeve van de management control functie, het belang kunnen bepalen van de administratieve organisatie bekend zijn met de wisselwerking en afstemming tussen persoonlijke doelstellingen van medewerkers en de doelstellingen van hun organisatie bekend zijn met de verschillende vormen van leidinggeven aan medewerkers en de consequenties hiervan voor het realiseren van de doelstellingen van organisatie en medewerkers weten aan welke voorwaarden moet worden voldaan om motiverende werksituaties te creëren de factoren kennen, die effectief leiderschap bepalen bekend zijn met de aard van veranderingsprocessen bekend zijn met de activiteiten van managers en de betekenis van het begrip management development ten behoeve van het vervullen van (management)functies de betekenis weten van systematische managementtechnieken zoals budgetteringsmethoden ten behoeve van ‘management control’ in de organisatie. Van de cursisten wordt verwacht dat zij op niveau II - III met de stof kunnen omgaan. ARTIKEL 7. EINDTERMEN VAN MODULE 2: ‘BESTUURLIJKE INFORMATIEVERZORGING’
1.
Algemeen
2.
een verbreding van de administratieve kennis, uitgaande van hetgeen in voorgaande opleidingen zoals SPD en HEAO reeds is verkregen een verbreding en verdieping op het gebied van administratieve organisatie zoals dit door het Nivra wordt gehanteerd in staat zijn informatiesystemen en administratieve organisaties op te zetten in staat zijn doelstellingen van de onderneming of organisatie te vertalen in een adequate inrichting van de administratieve organisatie en het daarmee samenhangende geheel van interne controle maatregelen de ruimere betekenis van bestuurlijke informatieverzorging kunnen toepassen.
Specifiek
1-01-2000
de kenmerken van verschillende soorten organisaties kennen weten welke primaire en ondersteunende processen organisaties hebben weten welke informatie relevant is voor operationele processen, tactische en strategische beslissingen (stuurinformatie) in staat zijn te bepalen welke verantwoordingsinformatie in een organisatie nodig is
pagina 2
Huishoudelijk reglement HOFAM
weten hoe de administratieve organisatie moet worden ingericht om in te spelen op de informatiebehoefte van een organisatie kunnen bepalen aan welke kwaliteitseisen informatie moet voldoen weten wat de risico’s van een organisatie zijn; wat met interne controle kan worden bereikt wat de visie is op bestuurlijke informatiemanagement het kunnen toepassen van actuele onderwerpen zoals de informatie van logistieke processen en kritieke succesfactoren de consequenties kunnen overzien van de milieu- en privacywetgeving en de ISO-9000normen met betrekking tot de bestuurlijke informatieverzorging, administratieve organisatie en interne controle van de beschikbare automatiseringstechniek gebruik kunnen maken ten behoeve van de bestuurlijke informatieverzorging
Van de cursisten wordt verwacht dat zij op niveau II - III met de stof kunnen omgaan. ARTIKEL 8. EINDTERMEN VAN MODULE 3: ‘FINANCIEEL ECONOMISCH MANAGEMENT’ 1.
De cursist moet na deze module in staat zijn op het niveau van ‘HBO-er met ervaring’ de functie van financieel economisch manager te kunnen invullen, waarbij de cursist toont adequate communicatieve vaardigheden te bezitten en in staat is conceptueel, analyserend en oplossingsgericht te werken. De cursist moet blijk geven meer ex ante te denken dan van ex post te denken.
2. DEEL ‘EXTERNE VERSLAGGEVING’
1.
Algemeen
2.
inhoudelijk leiding kunnen geven aan het voeren van de administratie en de externe verantwoordingsrapportages en de daarmee samenhangende publicaties ten behoeve van het management kunnen opstellen het toepassingsgebied kennen van de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening, opgenomen in titel 9, boek 2 B.W. en de daaraan gekoppelde nadere regelgeving in staat zijn de toegestane c.q. voorgeschreven waarderingsgrondslagen toe te toepassen in relatie tot de balans en de resultatenrekening, de implicaties kennen van het ‘all inclusive concept of income’ en vertrouwd zijn met de problematiek van ‘verschuiven van resultaten’ en van ‘window dressing’. −
in de consolidatie- en waarderingsgrondslagen kennen m.b.t. deelnemingen en op de juiste wijze kunnen toe passen;
−
het algemeen op de hoogte zijn ‘hoe’ vooruitstrevende ondernemingen de actuele problemen op het terrein van de jaarverslaggeving aanpakken en oplossen
Specifiek
1-01-2000
de modellen en voorschriften kennen van de enkelvoudige en geconsolideerde balans en winst- en verliesrekening beheersing van belangrijke onderwerpen m.b.t. de verslaggeving zoals: −
de behandeling van deelnemingen
−
de aanpak van de valutaproblematiek en de belastingproblematiek
−
de bepaling van de wettelijke reserves
−
voorzieningen voor herstructurering, groot onderhoud, latente belastingen, pensioenen en assurantie eigen risico
−
bijzondere baten en lasten, relatie met ‘window dressing’
−
marktwaarde van financiële instrumenten zoals termijncontracten e.d.
−
relaties geldstroomoverzichten en jaarrekening; de ‘directe’ en de ‘indirecte’ methode en de bijbehorende cash-flow begrippen
pagina 3
Huishoudelijk reglement HOFAM
−
voorzieningen m.b.t. werkkapitaal zoals debiteuren, voorraden (dynamische en statische methode)
−
administratieve behandeling en waardering van immateriële activa, zoals goodwill, merken, onderzoek en ontwikkeling en publicatierechten kennis hebben van de voorschriften waaraan de publicatie van het jaarrapport van grote, middelgrote en kleine rechtspersonen moet voldoen; deponeringsvoorschriften belangrijke specifieke eisen die gesteld worden aan de jaarrekening van financiële instellingen en non profit organisaties.
3. DEEL ‘FINANCIEEL MANAGEMENT’
1.
Algemeen
2.
de doelstelling van de onderneming kunnen vertalen naar financiële voorwaarden en de rol en betekenis van het functioneren van de financiële manager naast het denken in kosten en opbrengsten de plaats en functie onderkennen van het denken in kasstromen waarbij de aspecten van rendement en risico steeds opnieuw moeten worden afgewogen.
Specifiek
ratio-analyses kunnen toepassen binnen de eigen onderneming; de ‘earning power’ in beeld kunnen brengen de financiële ‘prognoses’ kunnen opzetten en vertalen naar de mogelijke consequenties; de percentagemethode en de kasmethode kunnen gebruiken weten hoe het werkkapitaal in zijn totaliteit beheerd moet worden en de risico- en rendementsaspecten ervan kunnen onderkennen kennis bezitten van de onderdelen van werkkapitaal waaronder kasbeheer, debiteuren en voorraden: −
weten op welke wijze overtollige geldmiddelen kunnen worden uitgezet en onder welke voorwaarden
−
weten op welke wijze het debiteurenbeleid moet aansluiten op het algemene (financiële) beleid
−
weten op welke wijze de optimale bestelgrootte berekend kan worden en op welke wijze het voorradenbeleid moet aansluiten op het algemene (financiële) beleid bekend zijn met vormen van kortlopend vreemd vermogen; de voor- en nadelen van factoring kennen in staat zijn een investeringsvoorstel te formuleren, door te rekenen en vanuit financieel oogpunt te kunnen beoordelen, de relatie met kasstromen kunnen leggen en gevoeligheidsanalyses kunnen uitvoeren: enkele voor- en nadelen en beperkingen van selectiecriteria kunnen aangeven op de hoogte zijn van de bepaling van de marktwaarde van obligaties en aandelen: −
de door verschaffers van het vermogen geëiste rendementen kunnen beoordelen aan de hand van de marktwaarde van verschillende vermogenstitels
−
op de hoogte zijn van het concept van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet
−
1-01-2000
de elementen, van de vermogensstructuur kennen; de essenties van het emissiebeleid en dividendbeleid weten de begrippen bedrijfsrisico en financieel risico kunnen toepassen bij het adviseren bekend zijn met de problematiek van financial lease en operational lease; over leasevoorstellen kunnen adviseren en leasebeslissingen kunnen uitvoeren enige kennis hebben van valuta-management; de begrippen valuta-risico en valuta-exposure kunnen toepassen over enige kennis van moderne financiële instrumenten beschikken zoals voor het beheersen van rente- en valutarisico’s
pagina 4
Huishoudelijk reglement HOFAM
het risicoprofiel van de onderneming kunnen analyseren; de daaruit voortvloeiende solvabiliteits- en rendementseisen, gekoppeld aan de strategie en structuur van de onderneming kunnen afleiden de taken en verantwoordelijkheden van de treasurersfunctie kennen; de integratie ervan in de controllersfunctie in kleinere organisaties kennis hebben van overgangsvormen tussen obligaties en aandelen en hun betekenis voor het financiële beleid van een onderneming waardebepaling van ondernemingen bij acquisities betekenis van ‘financial public relations’ en het omgaan met banken, ‘venture capital companies’ en participatiemaatschappijen
4. DEEL ‘INTERNE VERSLAGGEVING’
1.
Algemeen
2.
de betekenis kennen van de financieel-economische informatievoorziening bij de besturing van een organisatie het kunnen toepassen van moderne technieken voor kostprijsberekeningen en procescontrole kennis hebben van verschillende soorten verantwoordingscentra en daarbij behorende berichtgeving, de consequenties voor de opzet van de interne berichtgeving kunnen beoordelen de financieel-economische informatievoorzieningssystemen kunnen plaatsen in een cybernetisch stuurmodel
Specifiek
1-01-2000
de essentiële verschillen tussen de interne en externe verslaggeving kunnen aangeven methoden van kostprijsberekeningen kunnen toepassen en knelpuntcalculaties kunnen maken: traditionele methoden van verschillen analyses kunnen toepassen verschillende waarderingsgrondslagen kunnen toepassen en de voor- en nadelen ervan kennen in het kader van managementinformatie het interne financieel-economisch informatievoorzieningssysteem in relatie kunnen gebruiken tot beslissingsondersteuning en tot prestatiesturing van managers (management control): de betekenis van responsibility accounting in het kader van de prestatiesturing kunnen aangeven het probleem van suboptimalisatie kunnen herkennen; wiskundige en pragmatische oplossingen voor dit soort problemen kunnen formuleren kennis van transferpricing (interne verrekenprijzen) en kennis van budgetteringstechnieken en hun consequenties zoals incremental budgetteren, Zero Base Budgetting en Overhead Value Analyses, kerntaken-budgettering, kaasschaafmethode de relaties kunnen leggen tussen de organisatiestructuur en de interne berichtgeving de mogelijke functies van financieel economische informatiesystemen in concrete situaties kunnen aangeven de functie van financieel-economische informatie bij bedrijfsactiviteiten en bij projecten kunnen formuleren en kunnen uitwerken in rapportages en adviezen; over de voortgang, financiële risico’s en financiële resultaten kunnen oordelen en kunnen rapporteren van de recente ontwikkelingen op het vakgebied van ‘management accounting’ (zoals bijv. activity based costing" en performance measurement’) op de hoogte zijn en kunnen toepassen prestatie-indicatoren bij productie en dienstverlenende ondernemingen; beperkingen ervan en de betekenis van niet financiële informatie ‘management performance’ en ‘economic performance’ als informatie-elementen in de interne berichtgeving.
pagina 5
Huishoudelijk reglement HOFAM
Van de cursisten wordt verwacht dat zij met de stof van het onderdeel Externe Verslaggeving op niveau II kunnen omgaan en met de stof van de onderdelen Financieel Management en Interne Verslaggeving op niveau II- III. ARTIKEL 9. EINDTERMEN VAN MODULE 4: ‘BEDRIJFSFUNCTIES’
1.
Algemeen
2.
de ontwikkeling van bedrijfsfuncties, taken en verantwoordelijkheden van functies binnen een organisatie kunnen waarnemen; de onderlinge beïnvloeding kunnen signaleren kunnen aangeven wat de gewenste informatiebehoefte is analyses kunnen maken van de verschillen tussen budgetten en gerealiseerde doelstellingen van bedrijfsfuncties en aan kunnen geven welke relaties resp. consequenties dit heeft; kunnen aangeven in welke richtingen oplossingen gevonden resp. maatregelen genomen kunnen worden de veranderingen van het risicoprofiel van organisaties voortvloeiende uit de ontwikkelingen binnen en buiten de organisatie kunnen onderkennen en vanuit de controllersfunctie kunnen aangeven wat de consequenties zijn en met mogelijke oplossingen komen een opzet en onderverdeling van kernactiviteiten en processen kunnen maken en relevante meetpunten kunnen ontwikkelen als gesprekspartner kunnen optreden van managers op het gebied van productie/dienstverlening, logistiek, inkoop, marketing/verkoop, innovatie, personeelsmanagement, onderzoek/ontwikkeling/technologie en R & D. efficiency en effectiviteit van de werkzaamheden van bedrijfsfuncties kunnen beoordelen vanuit financieel economisch perspectief
Specifiek
de afzet- en inkooppatronen voor de consumptie- en industriële goederen en voor de dienstverlening kunnen onderkennen en consequenties daarvan voor de organisatie kunnen vaststellen de verschillende methoden van marktsegmentering en -onderzoek kunnen onderscheiden en in staat zijn deze te systematiseren ten behoeve van inkoop en verkoop: ze te koppelen aan de financiële informatie het product-, prijs-, distributie- en promotiebeleid in relatie kunnen brengen met financiële en markttechnische factoren de opgezette financiële systemen en de administratieve organisatie te onderhouden ten behoeve van bedrijfsfuncties; als gesprekspartner op kunnen treden bij de problematiek: −
met betrekking tot de keuze tussen de op aanbod en op vraag gestuurde voortbrenging van goederen en diensten
−
de mogelijkheden van inkoop en uitbesteding, de consequenties van ‘make or buy’ beslissingen en de technieken voor bronnenonderzoek, leverancierskeuze- en beoordeling
−
de mogelijkheden en technieken kennen van marketing, weten hoe bronnenonderzoek moet worden aangepakt
−
de waarde en de voorwaarden van systemen voor arbeidsanalyse, waardenanalyse en kwaliteitszorg
−
de inrichting van een voortbrengingsorganisatie met de gevolgen voor de productieplanning, de seriegrootte, de flexibiliteit en het voorraadbeleid
−
bij het prognotiseren van het personeelsbestand en het onderzoek naar de relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
−
de planning en organisatie van het wervings- en selectiebeleid; van het loopbaanbegeleidings- en outplacement beleid. Van de cursisten wordt verwacht dat zij op niveau I - II met de stof kunnen omgaan.
1-01-2000
pagina 6
Huishoudelijk reglement HOFAM
ARTIKEL 10. EINDTERMEN VAN MODULE 5: ‘COMMUNICATIE: PERSOONLIJKE EFFECTIVITEIT EN VORMING’
1.
Algemeen
2.
de attitude bezitten, die sterk communicatief gericht is en conceptueel denkend is ingesteld analyserend en oplossingsgericht te werk gaan een onafhankelijke opstelling en besluitvaardigheid kunnen tonen, integer en standvastig zijn en hun persoonlijkheid versterkt hebben.
Specifiek
inzicht krijgen in de spanningsvelden, waar ze in hun functie mee te maken hebben, en hoe ze hier mee moeten omgaan het kunnen toepassen van communicatieve vaardigheden zoals: −
kunnen voeren van diverse soorten gesprekken
−
kunnen onderhandelen
−
kunnen leiden van vergaderingen
−
kunnen verzorgen van presentaties
−
kunnen hanteren van discussietechnieken
−
bezitten van adviesvaardigheden
−
kunnen maken van rapporten
−
omgaan met macht
− leidinggeven en leidingnemen. Van de cursisten wordt verwacht dat zij op niveau I met de stof kunnen omgaan.
1-01-2000
pagina 7