1248-31
BIOMASSA houtvergassing en energielevering in Vathorst
aardgas ?
energie vathorst
afvalhout ?
Gemeente Amersfoort november 2001
Houtvergassing en energielevering Vathorst In deze notitie wordt informatie verstrekt over het voornemen van de REMU een houtmassacentrale te exploiteren in Vathorst. Met de centrale wordt beoogd warmte en elektriciteit aan nieuwbouwwoningen te leveren door middel van het vergassen van afvalhout. De levering van aardgas aan deze woningen kan daardoor achterwege blijven, zodat een bijdrage geleverd wordt aan het beperken van het verbruik van de (duurzame) voorraden fossiele brandstoffen. In Nederland is een aantal houtmassacentrales in werking. Het betreft hier centrales waar rest- en afvalhout wordt verbrand. Vergassingsinstallaties zijn in Nederland nog niet in gebruik. Bij de Amer-centrale in Geertruidenberg is een vergassingsinstallatie als mee- of bijstookinstallatie in gebruik. Aan de realisatie van een centrale in Vathorst gaat een zorgvuldig besluitvormingsproces vooraf. De ruimtelijke en milieukundige inpassing zal uiteindelijk plaatsvinden door middel van de toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet Milieubeheer. De besluitvorming rond de milieukundige inpassing van de centrale zal onderbouwd worden door middel van het opstellen van een MER, waarbij, ten behoeve van de advisering en toetsing, door het Ministerie van VROM onafhankelijke deskundigheid beschikbaar wordt gesteld. In november 2000 is een werkbezoek gebracht bij een aantal vergassings- en proefinstallaties in Duitsland waarbij naast het vergassingsproces ook inzicht werd verkregen in pyrolysetechnieken, waarbij zonder zuurstoftoevoeging hout wordt omgezet in bruikbare vaste en vloeibare stoffen. Deze pyrolysetechnieken zijn veelbelovend maar helaas op dit moment niet bruikbaar voor Amersfoort-Vathorst. Omdat, net als bij verbranding, ook bij vergassing gassen en stoffen in de buitenlucht moeten worden afgevoerd en gasmotoren kunnen bijdragen aan geluidhinder is gezocht naar een locatie met voldoende afstand tot bestaande en nieuw te bouwen woningen en waar de afvoer en verspreiding van de vergassings- en reinigingsprodukten in de buitenlucht minimaal wordt verstoord. Bij de uitwerking van de plannen zal het beperken van de in beslag genomen milieuruimte verder worden geoptimaliseerd. Op verzoek van de gemeente Amersfoort heeft de REMU ter verkrijging van inzicht in de te verwachten luchtkwaliteit in de omgeving van de vergassingsinstallatie en de dioxinevorming onderzoeksopdrachten verstrekt aan KEMA en TNO-MEP. De resultaten van dit onderzoek geven geen aanleiding af te zien van vergassing van afvalhout ten behoeve van de een duurzame energielevering aan de woningen in Vathorst. In de notitie wordt meer informatie verstrekt over het voornemen rond de vestiging van een houtmassacentrale. In de nog te volgen m.e.r.- procedure zal deze informatie uitgebreid en meer gedetailleerd aan de orde komen. Op basis daarvan zal het provinciebestuur besluiten de REMU al dan niet een vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer te verlenen en zal het gemeentebestuur een besluit nemen rond de ruimtelijke inpassing van deze centrale. Dit laatst genoemde besluit is overigens formeel niet gekoppeld aan een m.e.r.-procedure. De uitkomst van deze procedures is bepalend voor een tijdige levering van warmte en elektriciteit gewonnen via de conversie van afval- en resthout.
Gemeente Amersfoort SOB/SB/Milieu, L.Visscher november 2001(2)
2
Inhoudsopgave
Pagina
0. Samenvatting informatievoorziening houtmassacentrale (HMC) Vathorst….
4
1. Doelstelling HMC- Amersfoort …………………………………………………
5
2. Brandstof HMC- Amersfoort en energievoorziening Vathorst……………….
5
3. Leverantie A- en B- hout ………………………………………………………..
5
4. Energie- en milieubeleid …………………………………………………………
5
§ § § §
Europees beleid ……………………………………………………………… Nationaal beleid ……………………………………………………………… Provinciaal beleid ……………………………………………………………. Gemeentelijk beleid…………………………………………………………..
5 6 6 7
5. Milieu ……………………………………………………………………………..
7
§ § §
Algemeen conversie hout …………………………………………………… Gemeentelijk milieuhygiënisch bedrijfsvestigingsbeleid …………………. M.e.r.-procedure en milieuvergunning …………………………………….
7 8 9
6. Procedures en organisatie ……………………………………………………….
10
§ §
Procedure HMC ……………………………………………………………… Procedure Smink …………………………………………………………….
3
10 10
0. Samenvatting informatievoorziening houtmassacentrale Vathorst De in Vathorst te realiseren houtmassacentrale (HMC), waar uitsluitend niet geïmpregneerd hout (zgn. A- en Bhout) wordt vergast, voorziet ca. 7050 nog te bouwen woningen in deze wijk van warmte en elektriciteit. Deze woningen worden niet aangesloten op het aardgasnet. Ten behoeve van het functioneren van de houtmassacentrale moet A- en B- hout worden versnipperd. De snippers worden in de houtmassacentrale vergast. De daarbij vrijkomende houtgassen worden benut om warmte en elektriciteit op te wekken. Op basis van een recente uitspraak van de Raad van State (10 oktober 2001) blijkt dat er geen aanleiding is te stellen dat afvalhout niet mag worden versnipperd om te komen tot een optimale vergassing van deze stoffen. Houtvergassing is een duurzame stap voorwaarts in het realiseren van de Europese, nationale, provinciale en locale energie- en milieudoelstellingen. Binnen het kader van het gemeentelijke milieuhygiënische bedrijfsvestigingsbeleid is een locatie ten noorden van de stortplaats Smink op een afstand van tenminste ca. 450 m uit woonbebouwing milieuplanologisch ruimschoots aanvaardbaar en om logistieke redenen het meest gewenst. Uit nader (geluid-)onderzoek kan blijken dat deze afstand nog minder kan worden. De door TNO MEP en KEMA gepresenteerde onderzoeksresultaten naar de milieueffecten van een ten noorden van de stortplaats gelokaliseerde centrale geven geen aanleiding te veronderstellen dat de milieuvergunning door de provincie Utrecht zou moeten worden geweigerd of dat om milieuredenen van de zijde van het gemeentebestuur geen medewerking zou kunnen worden verleend aan de RO-procedures. De nog uit te voeren milieueffectrapportage zal op dit punt zeer waarschijnlijk niet tot een ander oordeel leiden.
4
1. Doelstelling HMC-Amersfoort Door het zuurstofarm stoken (=vergassen) van uitsluitend afvalhout voorziet de houtmassacentrale (HMC) tenminste ca. 7050 nog te bouwen woningen in de wijk Vathorst van warmte en elektriciteit. Het betreft hier een zogenaamde “stand alone” -installatie met een vermogen van ca. 5-10 MW.
2. Brandstof HMC-Amersfoort en energievoorziening woningen Vathorst In de HMC wordt uitsluitend afvalhout vergast. Het vergassen van andere biomassa, zoals kippenmest of zuiveringsslib, en het vergassen van geïmpregneerd hout (categorie C) is niet toegestaan. Categorie A- en B- afvalhout kunnen respectievelijk worden gekwalificeerd als schoon hout (bv. snoeihout, resthout) en ‘geverfd’ hout ( hout tussen categorie A- en C- hout). Dit afvalhout wordt in versnipperde vorm aangeboden aan de installatie. Door het vergassen van afvalhout bij een temperatuur van 500-900 oC wordt het hout omgezet in stookgas en warmte. Het stookgas wordt benut om met een gasmotor en een stoomturbine elektriciteit op te wekken en water op te warmen. Via het net worden elektriciteit en warmte afgeleverd aan de woningen in Vathorst.
3. Leverantie A- en B-hout De firma Smink kan jaarlijks ca. 30.000 ton sloop- en resthout leveren voor de energieproductie. Over de garanties rond de levering van versnipperd A- en B- hout is tot op heden niets bekend. Indien de uitkomst van een mer-procedure is dat het vergassen van versnipperd C-hout de meest milieuvriendelijke verwerkingsmethode is en de aanvraag om een vergunning heeft ook betrekking op het vergassen van dit C-hout, dan moet in elk geval de vraag worden beantwoord of C-hout mag worden versnipperd. Uit, via de provincie verkregen, schriftelijke informatie is gebleken dat een verzoek om een algemeen verbod op het versnipperen van geïmpregneerd (gewolmaniseerd) hout door de Raad van State recent (10 oktober 2001) is afgewezen. De momenteel in den lande verleende vergunningen voor het versnipperen van dit hout zijn intact gebleven. Het voordeel van het vergassen van C-hout is dat de handhavingsproblematiek rond het scheiden van C-hout uit de houtafvalstroom minder problematisch is dan bij een verbod op het vergassen van C-hout. De provincie Utrecht dient bij het aanvaarden van de richtlijnen voor het opstellen van een MER hieraan de nodige aandacht te besteden en de uitkomst daarvan te verwerken in het opstellen van de vergunningsvoorschriften voor een te hanteren milieuzorgsysteem.
4. Energie en milieubeleid §
Europees
In de richtlijn 2001/77/EG van het Europees parlement en de raad van 27 september 2001, betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt geeft de Europese Gemeenschap (EG) aan dat het nodig is de bevordering van hernieuwbare energiebronnen als prioritaire maatregel aan te merken. Deze maatregelen dragen volgens de EG bij tot bescherming van het milieu en aan een duurzame ontwikkeling. Ook worden de doelstellingen van Kyoto sneller bereikt bij gebruik van deze energiebronnen. Dit potentieel dient in het kader van de interne elektriciteitsmarkt dan ook beter te worden benut. Onder hernieuwbare energiebronnen wordt door de EG verstaan: “hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas)”. Biomassa is door de EG gedefinieerd als: “de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval”.
5
·
Nationaal
Het landelijk beleid is erop gericht in de toekomst voldoende energiebronnen beschikbaar te laten zijn. Belangrijk daarbij is dat bij het gebruik van energie de nadelige gevolgen voor het klimaat, het broeikaseffect, zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dit effect (langcyclisch CO2) treedt met name op bij de verbranding van fossiele brandstoffen zoals aardgas, olie etc. Kort-cyclisch CO2 levert geen bijdrage aan het broeikaseffect.
lang-cyclisch CO2 kort-cyclisch CO2
CO2
CO2
C
C
CH4, CxHy, ………………………..
Kern van het Nederlandse energiebeleid is het gebruik van fossiele brandstoffen te vervangen door duurzame bronnen. Het aandeel duurzame energie dient 10% in het jaar 2020 te bedragen. Van deze duurzame energie dient een groot deel , ca. 45 %, te worden geleverd door biomassa en afval. Tijdens de Kyoto-klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 1997 hebben de aanwezige landen het streven naar maximale inzet van duurzame energiebronnen formeel bekrachtigd. Bij de conversie van afvalhout ten gunste van de energievoorziening, wordt, ook in Europees verband, hout beschouwd als een duurzame energiebron.
·
Provinciaal
Het landelijk beleid wordt gedragen door de provincie Utrecht. In de ontwerpnota Energiebeleid geeft de provincie aan dat zij de oprichting van 2 houtmassacentrales mogelijk wil maken. In de bij de verwerking van afvalstoffen gehanteerde ladder van Lansink : 1) preventie ontstaan afvalhout, 2) produkthergebruik, 3) materiaalhergebruik, 4) verbranden met nuttige toepassing, 5) verbranden zonder nuttige toepassing en 6) storten neemt het vergassen van houtstoffen positie 4 in.
6
·
Gemeentelijk
Het landelijk beleid wordt ook gedragen door de gemeente Amersfoort. Als resultaatsverplichting voor de nieuwbouwwijk Vathorst heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd: -
Energieprestatie op gebouwniveau 10 % lager dan de wettelijk vigerende EPC; Additionele besparing van 10 % op primaire energie; Aandeel duurzame energie van 7 % op de primaire energiebehoefte.
Houtvergassing is een uitstekende optie om een bijdrage te leveren aan deze resultaatsverplichting. Daarnaast geldt een inspanningsverplichting om verdergaande energiebesparing te realiseren.
5. Milieu ·
Algemeen conversie hout
Met een houtmassacentrale kan de verwerking van afvalhout op de locatie (na-)bij Smink op de volgende manieren plaatsvinden: -
storten, verbranden vergassen pyrolyse
Het storten van hout kan duurzaam zijn, maar is economisch vanwege met name de hoge stortkosten niet rendabel. Bovendien wordt niet voldaan aan de eerder genoemde ‘ladder van Lansink’. Direct verbranden van hout levert een minder groot energierendement op dan vergassen. Bovendien kan bij verbranding de vorming van dioxine optreden en moet deze vorming bij vergassing uitgesloten worden geacht. Bij pyrolyse wordt hout zuurstofloos verstookt. In tegenstelling tot de voornoemde technieken, waar koolstof in een of andere vorm direct aan de lucht wordt afgegeven, wordt bij pyrolyse koolstof terug gewonnen in een vloeibare of vaste vorm. Deze techniek is met de kennis van nu volgens de ‘ladder van Lansink’ (positie 3) het meest gewenst, omdat het houtmateriaal wordt omgezet in andere grondstoffen. Helaas is pyrolyse nog geen bewezen techniek en is er nog geen markt voor de afzet van de vrijkomende vloeibare en vaste produkten. Deze moeten dan alsnog worden verbrand.
· Duurzaamheid vergassing
afvalhout
Smink
woningen
afvalhout, vergassen snoei- en resthout
Smink REMU woningen
elders: materiaalhergebruik verbranden C-hout
elders: materiaalhergebruik verbranden hout aardgas
Door vergassing van houtstoffen wordt een bijdrage geleverd aan een beter klimaatbeheer, omdat de voorraad fossiele brandstoffen niet wordt aangesproken. Het vergassen van houtstoffen levert een bijdrage aan een betere kwaliteit van het land- en bosbouwbeheer. Op diversen plaatsen in Denemarken en Duitsland worden vergassings- en verbrandingsinstallaties voor houtstoffen door de land- en bosbouw bevoorraad.
7
Het is gebruikelijk woningen door middel van aardgas te voorzien van energie en warmte. Uit TNO MEPonderzoek is gebleken dat uit het oogpunt van het beperken van de omvang van de luchtverontreinigende stoffen NO2 en CO de HMC in Vathorst op leefniveau beter presteert dat de gezamenlijke individuele aardgasgestookte CV-ketels. Uit KEMA-onderzoek blijkt dat dioxinevorming bij vergassing van A- en B- hout uitgesloten moet worden geacht . Bij verbranding kan dioxinevorming niet worden uitgesloten. Hoewel het vergassen van geïmpregneerd hout tot op heden niet is toegestaan, zijn er op basis van literatuurgegevens aanwijzingen dat de dioxinevorming ver onder de toelaatbare dioxine-norm voor verbranding ligt. Het is niet ondenkbaar dat de vergassingstechniek, uiteindelijk een betere oplossing is voor het verwerken van geïmpregneerd afvalhout dan de huidige stortmethode toegepast bij Smink of verbranding in Duitsland. Dit is een belangrijk punt van aandacht bij het opstellen van een MER voor het vinden van de meest milieuvriendelijke verwerkingsmethode voor afvalhout. Een net zo belangrijk punt daarbij is de handhavingsproblematiek bij het instellen van een verbod op vergassen van dit hout, waarbij C- hout gescheiden moet worden gehouden van A- en B- hout.
·
Gemeentelijk milieuhygiënisch bedrijfsvestigingsbeleid
Op basis van : - de verkregen informatie over de bedrijfsvoering, - bedrijfsbezoeken aan houtvergassingsinstallaties in Duitsland, - ervaring met houtmotverbrandingsinstallaties in Amersfoort - en een vergelijking met in de VNG brochure “Bedrijven en Milieuzonering” (uitgave 1999)opgenomen milieucategorisering van verbrandingsinstallatie voor gas en afval kan deze HMC (houtvergassingsinstallatie) worden ingedeeld in milieucategorie 3 of 4. Voor categorie 3 respectievelijk 4 gelden volgens voornoemde VNG-brochure indicatief als grootste milieuafstanden tot woningen 100 m en 300 m. Voor deze afstanden is de afvoer van afgassen in de buitenlucht niet bepalend. Bepalend is de geluidproductie. Bij een goed geluidontwerp voor gebouwen, installaties en het bedrijfsverkeer behoort een definitieve categorieindeling in categorie 3 zeker tot de mogelijkheden. Milieuplanologisch is het op voorhand gewenst te beschikken over een locatie waarbij binnen een cirkel met een straal van ca. 300 m geen woningen aanwezig zijn. Logistieke redenen met betrekking tot de leverantie van hout (beperking afstand houttransport) en de warmteaflevering (beperking warmteverliezen bij transport naar woningen Vathorst) zijn bepalend om de locatie te zoeken nabij de stortplaats Smink (leverancier hout) en de toekomstige woningen in Vathorst (warmteafnemers). woningen Zevenhuizerstraat ca. 750 m
REMU ca. 450 m woningenVathorst
Smink Rijksweg A1
geluidwal Vathorst
De milieuvergunde (toekomstige) hoogte van de stortplaats (ca. 40 m) en de in de geluidwal langs de rijksweg A1 te integreren en geplande bedrijfsbebouwing dienen de verspreiding van de bij de centrale vrijkomende afgassen in de buitenlucht minimaal te verstoren. Op basis van deze 3 criteria is een locatie ten noorden van de stortplaats Smink het meest gewenst. De daar beschikbare afstand tot aanwezige en toekomstige woonbebouwing kan, zonder dat dit op milieugronden is vereist, tenminste ca. 450-500 m bedragen. Deze afstand is milieuplanologisch ruimschoots aanvaardbaar. Verwacht wordt dat de afstand van de HMC tot de woningen aan de Zevenhuizerstraat ca. 750 m zal bedragen.
8
·
Mer-procedure en milieuvergunning
Naast een milieuplanogisch oordeel is het in de gemeente Amersfoort gebruik dat, vooruitlopend op het indienen van de aanvraag om een milieuvergunning, ook een oordeel wordt gegeven over het kunnen verstrekken van de milieuvergunning voor de HMC. De provincie Utrecht is hier bevoegd gezag in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer. In dat kader zal ook een MER-rapport worden opgesteld en zal o.a. advies worden gevraagd aan een onafhankelijke mer-commissie. Op dit moment zijn er geen emissie-eisen met betrekking tot de luchtkwaliteit voor houtvergassingsinstallaties bekend. Wel zijn er eisen voor de toelaatbare emissies voor verbrandingsinstallaties, waarvan er al een aantal in Nederland in werking is. Op basis van een door TNO MEP voor het houtverbrandingsscenario uitgevoerde onderzoek naar : - de milieueffecten voor de luchtkwaliteit in de omgeving van de HMC en - de mogelijke dioxineopname in de voedselketen kan geconcludeerd worden dat bij een normale bedrijfsvoering en zelfs bij een incidentele storing daarvan er geen aanleiding is de milieuvergunning te weigeren of in beroep te vernietigen. Op basis van een door KEMA uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek voor de Amersfoortse centrale kan worden geconcludeerd dat dioxinevorming bij houtvergassing zeer onwaarschijnlijk is, omdat in tegenstelling tot bij verbranding, bij vergassing te weinig zuurstof (een belangrijk element voor de vorming van dioxine) beschikbaar is. De door KEMA verzamelde (schaarse) ervaringsgegevens bevestigen dit. Dat betekent dat de uitkomsten van het dioxine-onderzoek uitgevoerd door TNO- MEP voor het verbrandingsscenario moeten worden gezien als een ‘most worst case’-scenario. Houtvergassing zal dus een nog gunstiger beeld opleveren dan het verbrandingscenario laat zien. Ook op het punt van dioxinevorming en de opname daarvan in de voedselketen is er geen enkele aanleiding de milieuvergunning te weigeren. Met betrekking tot de beschikbare en, bij een goed geluidontwerp, noodzakelijke geluidruimte is er geen aanleiding te veronderstellen dat de milieuvergunning moet worden geweigerd. Wel moet rekening worden gehouden met een beperkte verlaging van het huidige achtergrondniveau door de toenemende geluidafschermende werking van de geluidswal langs de A1 en mogelijk ook door de toenemende storthoogte van de stortplaats Smink. Dat stelt zwaardere eisen aan het geluidontwerp van de centrale om de geluidruimte tot het minimum te beperken. De te houden mer-procedure zal geen aanleiding geven de milieuvergunning en de planologische inpassing te weigeren of de besluitvorming daarover in beroep te vernietigen. Het MER levert met name een bijdrage aan het vinden van een optimale locatie en een verantwoorde toepassing van de conversie van hout en de milieubedrijfsvoering. Zo zal het MER bevestigen dat de keuze voor de vergassingstechnologie in operationele zin de meest verantwoorde milieukeuze is. Betere technieken zijn momenteel niet beschikbaar om op zeer korte termijn te voorzien in de warmtebehoefte in Vathorst.
9
6. Procedures en organisatie §
procedure HMC
Er zijn 4 procedures relevant om de HMC tijdig te realiseren en zo de tijdige warmtelevering aan woningen in Vathorst te waarborgen. a. mer-procedure (bevoegd gezag provincie) b. wm-procedure (bevoegd gezag provincie) c. ro-procedure (bevoegd gezag gemeente en provincie) d. bouwvergunningsprocedure (bevoegd gezag gemeente) De milieuproblematiek komt hier nog eens extra onder de aandacht van de mer-commissie. Op basis van wat al bekend is en de aandacht van deze commissie mag verwacht worden dat de milieuproblematiek niet belemmerend zal zijn. De vergunning in het kader van de Wet milieubeheer is te verlenen binnen het kader van de nu geldende eisen. Er kan ruimschoots worden voldaan aan wettelijke en niet wettelijke normen. In het kader van de mer-beoordeling kan ook de landschappelijk inpassing aan de orde komen. De milieu- en landschappelijke informatie is voldoende om een goede afloop van een ro-procedure te waarborgen. Het grootste risico voor een niet tijdige warmtelevering aan de woningen in Vathorst is de toewijzing van één of meerdere schorsingsverzoeken door de Rechtbank of de Raad van State. Alle inspanningen van betrokken partijen moeten gericht zijn op het voorkomen van schorsingsverzoeken of in elk geval de toewijzing daarvan. Rekening houdend met de dubbele belangen van enkele betrokken partijen moet zorgvuldig aandacht worden besteed aan: a. het functioneren van een projectorganisatie, die volgens strakke planning en goed geïnformeerd via produktboeken gaat werken; b. het tussentijds juridisch laten toetsen van procedures door een jurist met gezag bij collega’s en bij de rechtbank/raad van state ter voorkoming van het maken van vorm- en motiveringsfouten. Bij voorkeur geen huisadvocaat kiezen. c. de mogelijkheid dat belanghebbenden/omwonenden op kosten van de initiatiefnemers een door hen gekozen onafhankelijke adviseur kunnen inhuren en raadplegen om de plannen te kunnen beoordelen en om te kunnen communiceren met de projectorganisatie d. een onafhankelijk voorzitter, die bewezen heeft afstanden tussen initiatiefnemers en belanghebbenden bij tegengestelde belangen te kunnen overbruggen e. een onafhankelijke projectleider, die breed ro – en milieugeoriënteerd is en in staat is afstanden tussen initiatiefnemers en burgers te kunnen overbruggen. § procedure Smink Tenslotte moet ook de vergunning van Smink wellicht worden aangepast op het leveren van de voedingsstoffen aan de HMC. Dat geldt zeker voor de situatie dat C-hout versnipperd mag worden aangeleverd.
10