467
Hout en houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen
L.I. Kooistra
Februari 2010
Colofon Titel: BIAXiaal 467 Hout en Houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen Auteur: Laura I. Kooistra Opdrachtgever: RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Gemeente: Overbetuwe Plaats: Driel, Elst Toponiem: Grote Molenstraat ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 22616 Centrumcoördinaten vindplaats: noord: 185.350 / 440.250; zuid: 186.000 / 438.425 ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2010 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
BIAXiaal 467
1.
1
Inleiding In de zomer van 2007 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Overbetuwe proefsleuvenonderzoek met een daarop aansluitende opgraving uitgevoerd in het plangebied Grote Molenstraat in Elst.1 Het onderzochte gebied is lintvormig met een lengte van ruim 2 km en een breedte van maximaal 80 m. Het tracé van de Grote Molenstraat ligt in een rivierenlandschap net ten westen van de stroomgordel Santacker-Driel. De rivier waarnaar de stroomgordel is genoemd, was in de IJzertijd actief, maar er zijn reactiveringsfasen in de Romeinse tijd en VroegeMiddeleeuwen geconstateerd. Tijdens de veldonderzoeken is op locatie 7 ‘Stenen’ op de flank van een restgeul (restgeul 1) een afvalpakket aangetroffen met houtskool, handgevormd aardewerk en een grote hoeveelheid natuursteen. Waarschijnlijk is dit afval afkomstig van een nabij gelegen nederzetting uit de Vroege-/Midden-IJzertijd. De meest in het oog lopende sporen dateren in de Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen. Het betreft palenrijen die deel uitmaakten van beschoeiingen van restgeulen van de Santacker-Driel. Tijdens het veldwerk zijn een grondmonster en vier stukken hout van het afvalpakket uit de Vroege-/Midden-IJzertijd verzameld, alsmede hout van enkele palenrijen uit beschoeiingen van locatie 5 ‘Distelheuvel’ en locatie 6 ‘Jansen’. Het grondmonster en het hout zijn voor nader onderzoek aan BIAX Consult aangeboden. Doel van het houtonderzoek is het achterhalen van de houtsoorten die in de beschoeiingen zijn gebruikt. Het grondmonster is onderzocht op informatie over de gebruikte brandstof als ook op voedsel- en gebruiksgewassen in de Vroege-/Midden-IJzertijd.
2.
Materiaal en methode
2.1
BOTANISCHE MACRORESTEN INCLUSIEF HOUTSKOOL Van het grondmonster is op BIAX Consult 2,5 liter met leidingwater gespoeld op een set zeven waarvan de onderste een maaswijdte van 0,5 mm had. Daarnaast is een halve liter gezeefd op een set zeven waarvan de onderste een maaswijdte van 0,25 mm had (zie tabel 1). Het grondmonster is geïnventariseerd op botanische macroresten inclusief houtskool. Uit de inventarisatie kwam naar voren dat het monster vrijwel geen resten van voedselen gebruiksgewassen, noch van wilde planten bevatte. Wel bleek een ruime hoeveelheid houtskool aanwezig. In overleg met de projectleider van het onderzoek, dhr. E. Verhelst, is besloten om honderd stuks houtskool uit dit monster te onderzoeken. Het determineren van houtskool vond plaats met behulp van een opvallend-lichtmicroscoop met donkerveldverlichting en vergrotingen tot 400x. Naast het bepalen van de houtsoort is vastgelegd welke boomonderdelen zijn verkoold en of deze voorafgaande aan het verkolen waren aangetast.2 Dat laatste gegeven is van belang om te kunnen vaststellen of het hout als brandstof heeft gediend of dat levend hout in een vuur terecht gekomen is.
2.2
HOUT Het verzamelde hout is in het RAAP-depot in Brummen beschreven en voor zover dit op het oog kon worden gedaan, gedetermineerd. Van de overige objecten is een houtmonster genomen, waarvan op het laboratorium van BIAX Consult met behulp van een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 400x de houtsoort is bepaald. Een houtbeschrijving bestaat uit een metrisch en een beschrijvend gedeelte. In het metrische 1 2
De projectcode van de proefsleuvencampagne is OVRO4, die van de opgraving OVRO5. Voor het determineren van houtskool (en hout) is gebruik gemaakt van Schweingruber 1982.
BIAXiaal 467
2
deel worden van elk houten object de relevante maten genomen. Het beschrijvende gedeelte bestaat uit het vaststellen van het gebruikte boomonderdeel (de zogenoemde stamcode), de puntvorm, de bewerkingssporen en de gebruikssporen. Daarnaast is onderzocht of het eikenhout (Quercus) geschikt was voor dendrochronologisch onderzoek. Enkele stukken hout zijn geselecteerd voor 14C-onderzoek (zie paragraaf 2.3). Tabel 1
Elst-Grote Molenstraat, administratieve gegevens botanisch onderzoek. Legenda: RT = Romeinse tijd; ME = Middeleeuwen; VIJT = Vroege-IJzertijd; V/MIJT = Vroege-/MiddenIJzertijd.
locatie
datering materiaal
context
N hout
volume (in l)
OVRO5-10, 98
RT/ME
hout
palenrij A
2
.
OVRO5-10, 95
RT/ME
hout
losse paal A?
1
.
OVRO5-10, 104
RT/ME
hout
palenrij B
7
.
13
.
Locatie 5 ‘Distelheuvel’
OVRO5-10, 94/96
RT/ME
hout
palenrij C
OVRO5-10, div.
RT/ME
hout
palenrij C?
5
.
OVRO5-10,118
RT/ME
hout
palenrij D
8
.
OVRO5-10,121
RT/ME
hout
palenrij D of F
14
.
OVRO5-4, sp. 0, M128 RT/ME
hout
palenrij F?
1
.
OVRO5-4, sp. 38
RT/ME
hout
palenrij H
18
.
OVRO5-4, sp. 39
RT/ME
hout
palenrij I
8
.
OVRO5-4, sp. 0
RT/ME
hout
palenrij
3
.
VIJT/RT
hout
palenrij
4
.
OVRO5-3, sp. 23
V/MIJT
hout
palenrij
4
.
OVRO5-3, sp. 23
V/MIJT
houtskool
afvalpakket
.
3
Locatie 6 ‘Jansen’ OVRO5-7 Locatie 7 ‘Stenen’
2.3
14
C-ONDERZOEK
Van locatie 7 ‘Stenen’ is een 14C-monster genomen uit spoor 23, het afvalpakket. Omdat botanische macroresten in de vorm van zaden en vruchten ontbraken, is houtskool van els ingestuurd (zie tabel 2). Van locatie 5 ‘Distelheuvel’ is 14C-materiaal van drie palenrijen ingestuurd, waaronder van palenrij H en I, waarbij op grond van oversnijding van palenrij I door palenrij H Tabel 2
Elst-Grote Molenstraat, administratieve gegevens
put
spoor vnr.
14
C-monsters.
context
materiaal soort
nat/droog
gewicht (in g)
Locatie 5 ‘Distelheuvel’ OVRO5-10
38
M106
palenrij H
hout
els, tak
nat
51,885
OVRO5-10
39
M107
palenrij I
hout
hazelaar, tak
nat
21,466
OVRO5-10
92/96
M112
palenrij C
hout
eik, spint
nat
23,600
M100
afvallaag
houtskool
els, stam
droog
0,052
Locatie 7 ‘Stenen’ OVRO5-3
23
BIAXiaal 467
3
wordt aangenomen dat I ouder is. Het was de bedoeling om meer hout voor daterend onderzoek in te sturen, om zo de chronologie van de palenrijen te kunnen ontrafelen. Een deel van het hout werd echter niet meer geschikt geacht voor onderzoek, omdat het betreffende hout na het veldwerk met schimmels en bacteriën was geïnfecteerd.
3.
Resultaten en discussie
3.1
RESULTATEN 14C-ONDERZOEK De resultaten van het 14C-onderzoek staan in tabel 3 en bijlage 1. De houtskool uit het afvalpakket is met ruim 72% waarschijnlijkheid gedateerd tussen 670 en 400 voor Chr. Er is een kans dat het materiaal iets ouder is. De datering komt daarmee uit op de overgang van de Vroege- naar Midden-IJzertijd, wat overeenkomt met de verwachting. De houtmonsters uit de drie palenrijen leveren vroegmiddeleeuwse dateringen op, van het einde van de 7e tot het begin van de 11e eeuw na Chr., waarbij opvalt dat het monster uit palenrij I niet ouder maar iets jonger lijkt dan het monster uit palenrij H. Tabel 3
Elst-Grote Molenstraat, resultaten
put
spoor vnr.
context
14
C-onderzoek (zie ook bijlage 1).
lab.nr.
jaren BP
gekalibreerde datering (95,4%)
Locatie 5 ‘Distelheuvel’ OVRO5-10
38
M106 palenrij H Poz-33612 1185 ± 35 (710-750)/760-900/(910-970) n.Chr.
OVRO5-10
39
M107 palenrij I
OVRO5-10
92/96
M112 palenrij C Poz-33609 1210 ± 35 680-900 n.Chr.
Poz-33611 1115 ± 35 (820-850)/860-1020 n.Chr.
Locatie 7 ‘Stenen’ OVRO5-3
3.2
23
M100 afvallaag
Poz-33613 2450 ± 40 760-680/670-400 v.Chr.
BOTANISCHE MACRORESTEN INCLUSIEF HOUTSKOOL UIT DE VROEGE-IJZERTIJD Tijdens het inventariserend onderzoek van het grondmonster uit het vroege-ijzertijd afvalpakket (OVRO5-3, spoor 23) zijn enkele verkoolde en sterk aangetaste graankorrels (Cerealia) aangetroffen. Aangezien het monster geen informatie over voedsel- en gebruiksgewassen, noch over de kruidachtige vegetatie zou opleveren, was de analyse gericht op het identificeren van houtskool (zie bijlage 2). In het houtskoolspectrum kwam eik het meeste voor, gevolgd door els (Alnus), gewone es (Fraxinus excelsior) en wilg (Salix). Eenmaal is een mogelijke esdoorn (cf. Acer) en eenmaal is prunushout (Prunus) gevonden. De prunushoutskool was niet nader te identificeren, maar waarschijnlijk betreft het één van de twee inheemse prunussoorten: vogelkers (Prunus padus) of sleedoorn (Prunus spinosa). Vier stukjes konden niet worden gedetermineerd, eenmaal betrof het een stukje dat te slecht geconserveerd was en driemaal ging het om verkoolde schors. Schors is slechts in uitzonderlijke gevallen te determineren en die gevallen deden zich in Elst-Grote Molenstraat niet voor. In vrijwel alle stukjes houtskool waren de jaarringgrenzen niet gekromd maar recht. Daarom wordt aangenomen dat dit houtskool afkomstig is van stammen of dikke takken. Alleen enkele stukjes van eik bevatten scheuren die ontstaan kunnen zijn als vochtig hout wordt verhit. Deze stukjes zouden afkomstig kunnen zijn van net gekapt hout. De meeste stukjes houtskool waren compact van structuur, wat wijst op hout dat was gedroogd voordat het met vuur in aanraking kwam. Daarnaast zijn, op die van eik na, in veel stukken houtskool verkoolde schimmeldraden aangetroffen. Eik is een duurzame
BIAXiaal 467
4
houtsoort, waar schimmels en bacteriën pas na verloop van tijd vat op krijgen. Eikenhout droogt wel, maar raakt niet onmiddellijk geïnfecteerd. Al met al lijkt het er sterk op dat de stukjes houtskool afval van brandstof zijn. Voor brandhout wordt immers bij voorkeur gedroogd en vaak al deels vergaan hout gebruikt. Van de gevonden houtsoorten zijn er twee die van nature in komgebieden voorkomen: els en wilg. Wilg komt daarnaast ook voor aan de oevers van rivieren. Daar staat wilg op plaatsen met wisselende waterstanden. De andere soorten, eik, gewone es, esdoorn en vogelkers/sleedoorn, hebben hun standplaats op de drogere delen van het landschap, op oeverwallen en de hogere delen van de stroomgordel van de Santacker-Driel. Deze soorten staan bovendien bij voorkeur in open, lichtminnende bossen of in struwelen.
3.3
HOUT Het hout is afkomstig van de locaties 5 ‘Distelheuvel’, 6 ‘Jansen’ en 7 ‘Stenen’. Het hout van locatie 5 ‘Distelheuvel’ is afkomstig van palenrijen die deel uitmaakten van beschoeiingen van restgeulen. Het hout van locatie 6 ‘Jansen’ en 7 ‘Stenen’ heeft geen duidelijke herkomst. Omdat aangenomen wordt dat dit hout uit oudere contexten komt, zal dit als eerste worden besproken. De gegevens over het houtonderzoek zijn in bijlage 3 te vinden.
3.3.1
Locatie 7 Stenen’: hout uit de Vroege-/Midden-IJzertijd Van het afvalpakket uit de Vroege-/Midden-IJzertijd, spoor 23 (OVRO5-3) zijn vier stukken hout voor onderzoek aangeboden. Het gaat om vier eikenhouten palen. Eén van deze palen is van rondhout, van de andere drie is steeds één zijde vlak gemaakt (stc 2 of 8). De diameters van het hout dat voor de palen is gebruikt varieerden van 9,5 tot 15 cm. Drie van de vier palen waren voorzien van scherpe punten, met lengtes van 25 tot zelfs 75 cm. Van één paal was de punt niet bewaard gebleven. De puntvorm was vergelijkbaar; in doorsnede vierkant en bestaande uit drie tot vier kapvlakken. Palen met scherpe punten, dat wil zeggen met punten waarvan de lengte langer is dan de diameter van de paal, worden gemaakt om in de grond te slaan. Dit in tegenstelling tot palen met een stompe punt (puntlengte korter dan de diameter van de paal), deze worden ingegraven. Doorgaans hebben palen die in de grond geslagen worden kleinere diameters dan die worden ingegraven. De diameters van de palen uit spoor 23 zijn vrij fors. Bovendien is eikenhout als bouwmateriaal gebruikt. Het zal een behoorlijke inspanning gevergd hebben om deze vrij dikke, eikenhouten palen met ijzertijdgereedschap te maken. Dat betekent dat de palen waarschijnlijk deel uitmaakten van een stevige constructie. De jaarringen waren vrij breed en het patroon regelmatig. Dit duidt op eiken, die afkomstig zijn van vochtige, matig voedselrijke grond. Daarbij kan gedacht worden aan oeverwallen of de stroomgordel van de Santacker-Driel. Geen van de palen had voldoende jaarringen om in aanmerking te komen voor dendrochronologisch onderzoek.
3.3.2
Locatie 6 ‘Jansen’: hout uit de IJzertijd/Romeinse tijd Van werkput OVRO5-7 is één monster (M109) met vier paaltjes onderzocht. De ouderdom van dit hout is onbekend. Het zou om hout uit een context uit de IJzertijd of Romeinse tijd kunnen gaan. Alle vier de paaltjes waren van elzenhout. De diameters varieerden van 3 tot 3,5 cm. Alle paaltjes waren van rondhout met schors en van alle paaltjes waren de punten bewaard gebleven. Deze punten waren scherp, 8 tot meer dan 10 cm lang. De punten bestonden steeds uit een onbewerkte zijde en twee naast elkaar gelegen kapvlakken. Elzenhout is niet van een uitzonderlijke kwaliteit. De reden dat els vaak in constructies wordt toegepast, is omdat els een algemene, veel voorkomende boomsoort is. Het elzenhout voor deze paaltjes is waarschijnlijk afkomstig uit de lage delen van het landschap, het komgebied.
BIAXiaal 467
3.3.3
5
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, hout uit de Romeinse tijd of Vroege-Middeleeuwen Van palenrij A zijn twee stukken hout afkomstig uit OVRO5-10 onderzocht. Het gaat om een eiken paal van rondhout en een eiken plank (beiden M110). De paal had een diameter van 11,5 cm en een scherpe punt van 20 cm lengte, gemaakt met vijf kapvlakken. De plank was 9 cm breed en was uit een radiaal segment van een tenminste 18 cm dikke stam gemaakt. De plank was over 40 cm aangepunt en had twee kapvlakken, die zich aan de schorszijde en aan de hartzijde (de smalle zijden) van de plank bevonden. Het is mogelijk dat de plank eerst een andere functie heeft gehad en pas is aangepunt toen deze in een beschoeiing werd verwerkt. De punten van paal en plank waren scherp, wat erop duidt dat ze in de grond zijn geslagen. De beide objecten zijn fors en van een duurzame houtsoort gemaakt. Het is aannemelijk dat men een stevige, duurzame constructie wilde maken. Net ten noorden van palenrij A zijn enkele losse palen aangetroffen, waarvan er één (M115) voor nader onderzoek is verzameld. Het gaat hier om een eiken paal, die op een vergelijkbare manier als de plank van palenrij A is gemaakt. Ook de puntvorm is vergelijkbaar, hoewel de maximale lengte van 30 cm iets korter is. Palenrij B kwam voor in put OVRO5-10. Hiervan is één monster (M116) van zeven paaltjes onderzocht. Het ging hier om eiken palen van rondhout met diameters van 5 tot 8 cm en puntlengten van 20 tot 37 cm. Van twee palen kon de vorm (stc in bijlage 3) niet worden vastgesteld. De palen waren niet extreem dik, maar wel van een goede bouwhoutsoort. In dezelfde opgravingsput kwamen palenrij C en palenrij C? voor. Van beide lijnelementen zijn respectievelijk dertien en vijf palen voor nader onderzoek verzameld. Van palenrij C is een monster (M112) voor 14C-onderzoek ingestuurd. Dit leverde een datering op van 680 tot 900 na Chr. (zie tabel 3). Het aangetroffen houtspectrum is gevarieerd en stemt overeen met de 14C-datering; er is vijfmaal eik, viermaal beuk (Fagus sylvatica), driemaal wilg en eenmaal haagbeuk (Carpinus betulus) aangetroffen. Het verzamelde hout van palenrij C? bestond uit tweemaal eik, tweemaal beuk en eenmaal appelachtige (Malaceae). Met name de aanwezigheid van beuk en haagbeuk komt overeen met een vroegmiddeleeuwse ouderdom. Beide boomsoorten hebben in Nederland hun optimum in de eerste helft van de Vroege-Middeleeuwen, wanneer als gevolg van een lage bevolkingsdichtheid na de Romeinse tijd een periode van bosregeneratie optrad.3 De meeste palen van deze palenrijen zijn van rondhout. De diameters lagen op twee na tussen de 5 en 10 cm. Het paaltje van haagbeuk had een diameter van 3,5 cm en één van de wilgenhouten palen had een diameter van 12 cm. Er was veel variatie in puntvormen, maar alle punten waren lang en scherp, dus bedoeld voor palen die in de grond geslagen moesten worden. Opvallend waren de kapvlakken op de dikke wilgenhouten paal (M129). De punt aan deze paal heeft een grote hoeveelheid kapvlakken met een beetje holle kapsporen van slechts 2,5 tot 3 cm breedte. Het lijkt er haast op dat deze paal met een stenen bijl is aangepunt. Op wilg na kwamen de houtsoorten van vochtige, matig voedselrijke grond. Zoals al eerder gezegd zullen de wilgen afkomstig zijn van de oevers van restgeulen of uit de komgebieden. Eik, beuk, haagbeuk en de appelachtige – het gaat in het laatste geval om hout van appel (Malus), lijsterbes (Sorbus), meidoorn (Crataegus) of peer (Pyrus) – hebben een voorkeur voor vochtige, matig voedselrijke grond op stroomruggen en oeverwallen. Van beuk is bekend dat deze geen overstroming verdraagt. Dit hout kan dus alleen afkomstig zijn van die delen van het landschap die nooit overstroomden.4 Op wilg na zijn sterke houtsoorten voor de constructies gebruikt, hoewel van alle houtsoorten alleen eik echt duurzaam is. De andere houtsoorten zullen in vrij korte tijd op maaiveldniveau door vraat, schimmels en bacteriën zijn aangetast. Van palenrij D, afkomstig uit dezelfde opgravingsput OVRO5-10, zijn acht stukken hout onderzocht. Het gaat om fragmenten hout, waardoor een beschrijving meestal niet 3 4
Janssen 1974. Van Beurden 2007.
BIAXiaal 467
6
gemaakt kon worden. Er zijn verschillende houtsoorten aangetroffen, namelijk eik (3x), els (4x) en wilg (1x). Het verzamelde hout van spoor 121 was niet met zekerheid aan palenrij D of palenrij F toe te schrijven. Het lijkt hier te gaan om een vlechtwerkbeschoeiing, met uitzondering van één stuk eikenhout. Dit stuk (volgnr. 1 in bijlage 3) heeft veel weg van een plank die uit een radiaal segment van een stam is gehaald. Wellicht gaat het om een plank die is hergebruikt in een beschoeiing. Het overige hout dat tot dit spoor wordt gerekend, is afkomstig van rondhouten paaltjes of rondhouten vlechtende delen. De diameter varieerde tussen 1 en 9 cm. Er is een diversiteit aan houtsoorten gevonden, zoals appelachtige, beuk, eik, els, haagbeuk, hazelaar (Corylus avellana) en wilg. Els en wilg zijn vertegenwoordigers van de natte gebieden in het landschap. De overige soorten zijn kenmerkend voor de stroomruggen en oeverwallen. Opvallend is de aanwezigheid van beuk en haagbeuk. Kennelijk kwamen er bij de aanleg van deze beschoeiing nog bomen voor op de hoogste en permanent droge delen van het landschap. In opgravingsput OVRO5-4 is een eikenhouten paal verzameld die wellicht nog bij palenrij F hoort. Het betrof een rondhouten paal met een diameter van 16 cm en een lange scherpe punt. In opgravingsput OVRO5-4 kwam palenrij H voor. Het betrof een vlechtwerkbeschoeiing waarvan twee staande elementen en vijftien vlechtende elementen zijn onderzocht. Een 14C-monster van één van de staande elementen plaatst deze beschoeiing met 95,4% waarschijnlijkheid tussen 710 en 970 na Chr. (zie tabel 3). De staande elementen waren van els en deze waren circa 20 cm uit elkaar geplaatst. Het betrof takken met diameters van circa 3,5 cm. Voor de vlechtende elementen zijn twee- tot driejaar oude wilgentwijgen gebruikt, die waarschijnlijk in het winterseizoen waren verzameld. De diameters van de wilgentwijgen varieerden van 0,5 tot 2 cm. De twijgen waren door het vlechten en als gevolg van druk in de grond afgeplat. Naast het vlechtwerk is ook een eikenhouten paaltje met een diameter van 4,5 cm bemonsterd (M103). De reden van de bemonstering was de eigenaardige vorm die het had (zie figuur 1). Hout kan deze vorm aannemen als het deels is vergaan en onder zware grondbelasting terecht komt. Het is dus een postdepositionele vorm en heeft niets met de oorspronkelijke functie van het object te maken.
Figuur 1
Elst-Grote Molenstraat, eiken paal (M103) van palenrij H door bodemdruk vervormd (© BIAX Consult).
Palenrij I bestaat eveneens uit een vlechtwerkbeschoeiing. Hout van een vlechtend element dateerde tussen 820 en 1020 na Chr. (zie tabel 3). Het lijkt er daarmee op dat palenrij I niet ouder maar iets jonger is dan palenrij H is. Dat is in tegenspraak met de waarneming dat palenrij I is oversneden door palenrij H. Op basis van het houtgebruik kan verondersteld worden dat de beide vlechtwerkconstructies niet tegelijk zijn gemaakt, want de samenstelling aan houtsoorten in het verzamelde monster van palenrij I week af van die van palenrij H. In palenrij I is populier (Populus) voor het staande element
BIAXiaal 467
7
gebruikt, terwijl de vlechtende elementen van hazelaar waren. De diameters van het vlechtwerk lijken ook iets robuuster, die van het onderzochte staande element is ruim 4 cm en die van de onderzochte vlechtende elementen varieerden van 1,5 tot 2 cm. Drie palen uit opgravingsput OVRO5-4 konden niet aan een palenrij worden gekoppeld. Het betrof een rondhouten paal van els (M102) en twee beuken palen van rondhout. Twee van de palen hadden een lange, scherpe punt. Van de derde paal ontbrak de punt.
3.4
GEVONDEN HOUTSOORTEN Tabel 4 geeft een overzicht van de gevonden houtsoorten in de palenrijen. Eik, els en wilg zijn het vaakste aangetroffen. Els en wilg zijn veelvoorkomende houtsoorten van natte plaatsten. Het hout is echter niet duurzaam. In de omgeving van Elst-Grote Molenstraat zijn natte landschapselementen in ruime mate aanwezig. Het is aannemelijk dat deze houtsoorten daarom regelmatig zijn gebruikt. Eik is een duurzame houtsoort en bruikbaar voor vrijwel alle toepassingen. Dat eik zoveel is toegepast in de palenrijen kan twee dingen betekenen. Men hechte een groot belang aan een stevige en duurzame beschoeiing, of er was zoveel eikenhout beschikbaar dat er genoeg was om er ook beschoeiingen van te maken. In palenrijen C, C? en D/F is beuk en soms ook haagbeuk verwerkt. Beuk is niet bestand tegen overstromingen en komt in een rivierengebied alleen voor op die plaatsen die nooit overstromen. Dat zijn doorgaans ook de meest geschikte woonlocaties. Dat beuk in palenrijen is verwerkt, kan erop duiden dat het landschap na de bevolkingsafname in de Romeinse tijd nog niet volledig in gebruik was genomen. Deze palenrijen zouden daarom tot de oudste vroegmiddeleeuwse palenrijen van Elst-Grote Molenstraat kunnen behoren. Elst-Grote Molenstraat, overzicht van gevonden houtsoorten uit palenrijen. Legenda: IJT = IJzertijd; RT = Romeinse tijd; VME = Vroege-Middeleeuwen, cf. = determinatie niet zeker.
periode palenrij
RT/VME
RT A
A? B
C
Appelachtige
.
.
.
.
.
1
Beuk
.
.
.
.
4
Eik
4
2
1
7
Els
4
.
.
.
Haagbeuk
.
.
.
Hazelaar
.
.
cf. Hazelaar
.
Populier
.
Wilg
.
totaal
4.
IJT/
D/F
F?
.
1
.
.
. 1
3 Malaceae
2
.
1
.
.
. 2
9 Fagus sylvatica
5
2
3
4
1
1 1
.
31 Quercus
.
.
4
2
.
2
.
.
12 Alnus
.
1
.
.
1
.
.
.
.
2 Carpinus betulus
.
.
.
.
.
1
.
. 5
.
6 Corylus avellana
.
.
.
.
.
.
1
.
. 1
.
2 cf. Corylus avellana
.
.
.
.
.
.
.
.
. 1
.
1 Populus
.
.
.
3
.
1
3
.
5 8
14
8 2
1 7 13
C? D
H I ?
totaal
Tabel 4
15
.
.
22 Salix
1 18 8 3 88
Conclusie Van Elst-Grote Molenstraat is een monster op houtskool onderzocht en er is hout van palenrijen van beschoeiingen beschreven en gedetermineerd. Het houtskoolmonster was afkomstig uit een afvalpakket uit de overgang van de Vroege- naar de Midden-IJzertijd. Het houtskoolassemblage bestond uit eik, els, gewone
BIAXiaal 467
8
es, wilg, prunus en een mogelijke esdoorn. Waarschijnlijk betrof het restanten brandhout, omdat het meeste hout was ingedroogd en door schimmels was aangetast voordat het verkoolde. Het houtskoolspectrum geeft aan dat het (brand)hout van zowel de komgebieden en oevers van restgeulen als van de droge delen van het landschap (stroomgordel en oeverwallen) is betrokken. De palenrijen dateren vooral uit de Vroege-Middeleeuwen. Hiervoor is een breed spectrum aan houtsoorten gebruikt. Eik is in bijna alle palenrijen aangetroffen. Waarschijnlijk had men een voorkeur voor eikenhout omdat dit hout stevig en duurzaam is. Els en wilg kwamen elk in vier palenrijen voor. Dit zijn algemene houtsoorten van natte standplaatsen. De aanwezigheid van beuk – een boomsoort die geen overstroming verdraagt – geeft aan dat nog niet alle hoogste en droogste delen van het landschap voor bewoning in gebruik genomen waren. Wellicht behoren de beschoeiingen met beuk daarom tot de oudste uit de vroegmiddeleeuwse periode.
5.
Literatuur Beurden, L. van, 2007: Vegetatie en ontwikkelingen in het rivierengebied in de Bronstijd, Zaandam (BIAXiaal 331). Janssen, C.R., 1974: Verkenningen in de palynologie, Utrecht. Schweingruber, F.H., 1982: Mikroskopische Holzanatomie, Birmensdorf.
Bijlage 1
Elst-Grote Molenstraat, resultaten
14
C-onderzoek.
Given are intervals of calendar age, where the true ages of the samples encompass with the probability of ca. 68% and ca. 95%. The calibration was made with the OxCal software. References - Atmospheric data from Reimer et al (2004);OxCal v3.10 Bronk Ramsey (2005); cub r:5 sd:12 prob usp[chron]. OVR 05-94/96 M112 : 1210±35BP OVR 05-S39 M107 : 1115±35BP OVR 05-S38 M106 : 1185±35BP OVR 05-23 M100 : 2450±40BP 68.2% probability 770AD (68.2%) 880AD 95.4% probability 680AD (95.4%) 900AD
68.2% probability 890AD (68.2%) 975AD 95.4% probability
68.2% probability 780AD (68.2%) 890AD 95.4% probability
820AD ( 1.8%) 850AD
710AD ( 3.3%) 750AD
860AD (93.6%) 1020AD
760AD (82.8%) 900AD 910AD ( 9.3%) 970AD
68.2% probability 750BC (20.4%) 680BC 670BC ( 6.3%) 640BC 560BC (41.4%) 410BC 95.4% probability 760BC (23.0%) 680BC 670BC (72.4%) 400BC
Bijlage 2
Elst-Grote Molenstraat, resultaten van houtskoolonderzoek aan een afvaldump (spoor 23) uit de Vroege-/Midden-IJzertijd in put OVRO5-3. Legenda: N-C = het getal in de kolom N-C geeft aan bij de hoeveelste determinatie de betreffende soort is aangetroffen; Indet./indet. = soort of boomdeel onbekend; cf. = determinatie niet zeker; schim. = aantal stukken waarin verkoolde schimmeldraden zijn aangetroffen; pof = aantal stukken met scheuren; sint. = aantal gesinterde stukken.
N-C
weta. naam
Ned. naam
det.
deel
1 2 9 12 20 . 61 .
Alnus Quercus Fraxinus excelsior Acer Salix Indet. Prunus Indet.
Els Eik Gewone es Esdoorn Wilg Indet. Prunus Indet.
. . . cf. . . . .
stam/dikke tak stam/dikke tak stam/dikke tak indet. stam/dikke tak schors stam/dikke tak indet.
N
N in %
gew. in g
gew. in %
schim.
pof
sint.
15 58 11 1 10 3 1 1
15 58 11 1 10 3 1 1
0,496 2,596 0,238 0,016 0,249 0,057 0,030 0,019
13,4 70,1 6,4 0,4 6,7 1,5 0,8 0,5
8 . . . 7 . 1 1
. 5 . . . . . .
. 1 . . . . . .
opmerkingen . ook knoesten gezien . jaarringgrens ontbreekt . . . slecht geconserveerd
Bijlage 3
Elst-Grote Molenstraat, resultaten houtonderzoek met maten in centimeters. Legenda: zie laatste bladzijden van deze bijlage.
projectcode
spoor
Vnr
volgnr. Soort
context
artefact
stc
L
B
D
diam. PV
PL
cons. seiz. schors Njr
20
.
.
-
?
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen put OVRO5-10
98
M110
1
Quercus
palenrij A
paal
1
>90
.
.
11,5
5
put OVRO5-10
98
M110
2
Quercus
palenrij A
plank
14
>65
9
4
>18
2aa 43-30
.
.
-
ca. 60
put OVRO5-10
95
M115
1
Quercus
losse paal
paal
7
>40
10 4
>20
2aa 30-15
.
.
-
ca. 40
put OVRO5-10
104
M116
1
Quercus
palenrij B
paaltje
1
>40
.
.
6,5
7
20
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
2
Quercus
palenrij B
paaltje
1
>50
.
.
7
6
30
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
3
Quercus
palenrij B
paaltje
1
>43
.
.
8
7
24
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
4
Quercus
palenrij B
paaltje
1
>43
.
.
5
5
20
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
5
Quercus
palenrij B
paaltje
9?
>37
.
.
6
6
37
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
6
Quercus
palenrij B
paaltje
?
>40
.
.
>7
5
20
.
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
7
Quercus
palenrij B
paaltje
1
>22
.
.
7
5
22
.
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M112
1
Quercus
palenrij C
paal
1
>80
.
.
8
2a
36
.
.
+
ca. 35
put OVRO5-10
94/96
M113
1
Quercus
palenrij C
paal
1
>60
.
.
7
5
16,16,12,7,6
.
.
-
ca. 20
put OVRO5-10
94/96
M114
1
Salix
palenrij C
paal
1
>40
.
.
8
6
>20
.
.
-
.
put OVRO5-10
94/96
M114
2
Fagus
palenrij C
paal
1
>16
.
.
6
4a
>16
.
.
+
.
put OVRO5-10
94/96
M114
3
Carpinus
palenrij C
paal
1
.
.
.
3,5
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
94/96
M114
4
Quercus
palenrij C
paal
1
.
.
.
6,5
5
21, 18, 9, 9, 9 .
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
5
Fagus
palenrij C
paal
1
>60
.
.
6
3
16-15
.
.
-
.
put OVRO5-10
94/96
M114
6
Fagus
palenrij C
paal
1
.
.
.
3,5
2
10
.
.
+
.
put OVRO5-10
94/96
M114
7
Salix
palenrij C
paal
1
.
.
.
5
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
94/96
M114
8
Quercus
palenrij C
paal
5
.
.
.
.
.
.
.
.
+
15
put OVRO5-10
94/96
M114
9
Quercus
palenrij C
paal
1
.
.
.
.
.
.
.
v
+
11
put OVRO5-10
94/96
M129
1
Salix
palenrij C
paal
1
>105
.
.
12
>10 30
.
.
-
.
put OVRO5-10
96
M132
1
Fagus
palenrij C
paal
1
>130
.
.
9,5
3a
>25
.
.
+
.
M130
1
Quercus
palenrij C?
paaltje
1
>47
.
.
5,5
4
>10
.
.
+
10
put OVRO5-10 put OVRO5-10
M130
2
Fagus
palenrij C?
paaltje
1
>34
.
.
6
5
13
.
.
+
.
put OVRO5-10
96
M131
1
Fagus
palenrij C?
paaltje
1
>44
.
.
5,5
4a
15
.
.
+
.
put OVRO5-10
96
M131
2
Malaceae
palenrij C?
paaltje
1
>98
.
.
5,5
4a
18
.
.
+
.
put OVRO5-10
96
M131
3
Quercus
palenrij C?
onbekend
2
>45
8
5
8
.
.
.
.
+
10
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor
Vnr
volgnr. soort
context
artefact
stc
L
B
7
145 .
D
diam. PV
PL
cons. seiz. schors Njr
10 5
>20
.
.
.
.
-
ca. 50
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen (vervolg) put OVRO5-10
118
M118
1
Quercus
palenrij D
bewerkt?
put OVRO5-10
118
M119
1
Alnus
palenrij D
bewerkt?
put OVRO5-10
118
M120
1
Alnus
palenrij D
paaltje
1
.
.
.
6
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
118
M121
1
Quercus
palenrij D
bewerkt
17
.
5
3
>10
.
.
s
.
-
ca. 30
put OVRO5-10
118
hout paal
1
Salix
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
6
.
.
.
.
.
.
put OVRO5-10
118
hout paal
1
Alnus
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
put OVRO5-10
118
hout paal
1
Quercus
palenrij D
bewerkt?
1
.
4
5
.
.
.
.
.
.
.
put OVRO5-10
118
M119
1
Alnus
palenrij D
bewerkt
2
.
6
3
6
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123
1
Quercus
palenrij D of F
plankje
14
8
4
.
.
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123
2
cf. Corylus
palenrij D of F
staak?
1
.
1
2
1,5
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123
3
Alnus
palenrij D of F
staak?
1
.
3
4
3,5
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123
4
Alnus
palenrij D of F
staak?
1
.
.
.
4
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123
5
Salix
palenrij D of F
staak?
1
.
5
5
5
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123
6
Fagus
palenrij D of F
staak?
1
.
.
.
3,8
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
1
Quercus
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
8
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
2
Quercus
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
9
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
3
Malaceae
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
0,9
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
4
Corylus
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
2
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
5
Carpinus
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
2
3
3
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
6
Salix
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
4,5
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
7
Salix
palenrij D of F
vlechtwerk
1
.
.
.
5,5
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-10
121
M123(3)
1
Quercus
palenrij D of F
bewerkt?
1
.
7
6
7
.
.
.
.
-
.
put OVRO5-4
0
M128
1
Quercus
palenrij F?
paal
1
>162
.
.
16
6
46
.
.
-
?
put OVRO5-4
38
M103
1
Quercus
palenrij H
paaltje
1
>40
.
.
4,5
.
.
m
.
-
10
put OVRO5-4
38
M105
S1
Alnus
palenrij H
staander
1
.
.
.
3,5-3
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-4
38
M105
H1
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1
.
.
.
w
+
2
put OVRO5-4
38
M105
H2
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,2
.
.
.
w
+
3
put OVRO5-4
38
M105
H3
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
0
1
0,5
.
.
.
w
+
1
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor
Vnr
volgnr. soort
context
artefact
stc
L
B
D
diam. PV
PL
cons. seiz. schors Njr
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen (vervolg) put OVRO5-4
38
M105
H4
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
2
1,5
.
.
.
w
+
3
put OVRO5-4
38
M105
H5
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
.
.
0,5
.
.
.
w
+
2
put OVRO5-4
38
M106
S1
Alnus
palenrij H
vlechter
1
.
.
.
3,5
2a
12-9
g
z-w
+
9
put OVRO5-4
38
M106
H1
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
2
1
1,9
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H2
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,4
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H3
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,2
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H4
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,3
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H5
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,3
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H6
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
0,8
.
.
m
w
+
2
put OVRO5-4
38
M106
H7
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H8
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
2
1
1,5
.
.
m
w
+
3
put OVRO5-4
38
M106
H9
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
1,1
.
.
m
w
+
2
put OVRO5-4
38
M106
H10
Salix
palenrij H
vlechter
1
.
1
1
0,7
.
.
m
w
+
2
put OVRO5-4
39
M107
1
Quercus
palenrij I
bewerkt
14
>15
6
1
.
.
.
s
.
.
.
put OVRO5-4
39
M107
S1
Populus
palenrij I
staander
1
.
.
.
4,3
.
.
.
z-w
.
15
put OVRO5-4
39
M107
H1
Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
1
1,5
.
.
.
w
.
4
put OVRO5-4
39
M107
H2
Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
1
1,5
.
.
.
w
.
8
put OVRO5-4
39
M107
H3
Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
1
1,5
.
.
.
w
.
3
put OVRO5-4
39
M107
H4
Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
2
2
.
.
.
w
.
6
put OVRO5-4
39
M107
H5
cf. Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
1
1,6
.
.
.
w
.
6
put OVRO5-4
39
M107
H6
Corylus
palenrij I
vlechter
1
.
2
1
1,7
.
.
.
w
.
6
put OVRO5-4
0
M102
1
Alnus
palenrij
paal
1
>67
.
.
7
>10 26
.
.
+
.
put OVRO5-4
0
M104
1
Fagus
palenrij
paal
1
.
.
.
8,5
.
.
.
.
+
.
put OVRO5-4
0
M104
2
Fagus
palenrij
paal
1
>24
.
.
8
4a
16
.
.
.
.
Locatie 6 "Jansen", Vroege-IJzertijd/Romeinse tijd put OVRO5-7
M109
1
Alnus
onbekend
paaltje
1
>18
.
.
3
2a
10; 10
m
.
+
.
put OVRO5-7
M109
2
Alnus
onbekend
paaltje
1
>22
.
.
3
2a
8; 8
m
.
+
.
put OVRO5-7
M109
3
Alnus
onbekend
paaltje
1
>20
4
3
3,5
2?
>13,5; 5
m
.
+
.
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor
Vnr
volgnr. soort
context
artefact
stc
L
B
D
diam. PV
PL
cons. seiz. schors Njr
Alnus
onbekend
paaltje
1
>10
.
.
3,5
2
>10
m
.
+
.
.
Locatie 6 ‘Jansen’, Vroege-IJzertijd/Romeinse tijd (vervolg) put OVRO5-7
M109
4
Locatie 7 ‘Stenen’, Vroege-/Midden-IJzertijd put OVRO5-3
23
M124
1
Quercus
onbekend
paal
1
>139
.
9,5
3a
25
.
.
-
ca. 40
put OVRO5-3
23
M125
1
Quercus
onbekend
paal
2/8
>110
14 11 14
3a
40
.
.
-
27
put OVRO5-3
23
M125
1
Quercus
onbekend
paal
2/8
>125
15 13 15
.
.
.
.
-
40-60
put OVRO5-3
23
M127
1
Quercus
onbekend
paal
1/8
>170
13 11 13
4
75
.
.
-
40-60
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor vnr
sub soort
context
artefact
dendro C14
opmerkingen
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen put OVRO5-10
98
M110
1
Quercus
palenrij A
paal
?
.
met spint
put OVRO5-10
98
M110
2
Quercus
palenrij A
plank
ja?
.
met spint, PL30 aan spint zijde, PL43 tegenover liggende zijde
put OVRO5-10
95
M115
1
Quercus
losse paal
paal
nee
.
spint, PL15 spintzijde, PL30 tegenover liggende zijde
put OVRO5-10
104
M116
1
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
2
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
3
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
4
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
5
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
6
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
104
M116
7
Quercus
palenrij B
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M112
1
Quercus
palenrij C
paal
nee
x (23,600 g)
punt met 2 afslagen onder hoek van 90 14 graden, spint voor C monster geselecteerd
put OVRO5-10
94/96
M113
1
Quercus
palenrij C
paal
nee
.
beetje spint, zijtak net boven punt. PV 5hoekig
put OVRO5-10
94/96
M114
1
Salix
palenrij C
paal
.
.
veel zijtakaanzetten, PV 6-hoekig
put OVRO5-10
94/96
M114
2
Fagus
palenrij C
paal
.
.
helft omtrek punt is schors
put OVRO5-10
94/96
M114
3
Carpinus
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
4
Quercus
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
5
Fagus
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
6
Fagus
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
7
Salix
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
8
Quercus
palenrij C
paal
.
.
.
put OVRO5-10
94/96
M114
9
Quercus
palenrij C
paal
.
.
.
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor vnr
sub soort
context
artefact
dendro C14
opmerkingen
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen (vervolg) put OVRO5-10
94/96
M129
1
Salix
palenrij C
paal
.
.
afslagen 2,5-3,2 cm breed, beetje hol
put OVRO5-10
96
M132
1
Fagus
palenrij C
paal
.
.
PV vierkant, 4e zijde is schors
put OVRO5-10
M130
1
Quercus
palenrij C?
paaltje
nee
.
hart zit een beetje acentraal
put OVRO5-10
M130
2
Fagus
palenrij C?
paaltje
.
.
hart zit een beetje acentraal, PV is 5hoekig
put OVRO5-10
96
M131
1
Fagus
palenrij C?
paaltje
.
.
PV 5-hoekig, 5e zijde is schors
put OVRO5-10
96
M131
2
Malaceae palenrij C?
paaltje
.
.
PV 5-hoekig, 5e zijde is schors
put OVRO5-10
96
M131
3
Quercus
palenrij C?
onbekend
nee
.
hart acentraal
put OVRO5-10
118
M118
1
Quercus
palenrij D
bewerkt?
ja?
.
onregelmatig stuk
put OVRO5-10
118
M119
1
Alnus
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
put OVRO5-10
118
M120
1
Alnus
palenrij D
paaltje
.
.
.
put OVRO5-10
118
M121
1
Quercus
palenrij D
bewerkt
nee
.
geen spint, verweerd en gespleten
put OVRO5-10
118
1
Salix
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
put OVRO5-10
118
1
Alnus
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
put OVRO5-10
118
1
Quercus
palenrij D
bewerkt?
.
.
.
put OVRO5-10
118
hout paal hout paal hout paal M119
1
Alnus
palenrij D
bewerkt
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123
1
Quercus
palenrij D of F
plankje
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123
2
palenrij D of F
staak?
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123
3
cf. Corylus Alnus
palenrij D of F
staak?
.
.
is alleen punt
put OVRO5-10
121
M123
4
Alnus
palenrij D of F
staak?
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123
5
Salix
palenrij D of F
staak?
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123
6
Fagus
palenrij D of F
staak?
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
1
Quercus
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
2
Quercus
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
3
Malaceae palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor vnr
sub soort
context
artefact
dendro C14
opmerkingen
Locatie 5 ‘Distelheuvel’, Romeinse tijd/Middeleeuwen (vervolg) put OVRO5-10
121
M123(2)
4
Corylus
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
5
Carpinus
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
6
Salix
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(2)
7
Salix
palenrij D of F
vlechtwerk
.
.
.
put OVRO5-10
121
M123(3)
1
Quercus
palenrij D of F
bewerkt?
.
.
hart acentraal
put OVRO5-4
0
M128
1
Quercus
palenrij F?
paal
?
.
put 10, vlak 1, spoor 122. Bovenkant paal verweerd, spint aanwezig
put OVRO5-4
38
M103
1
Quercus
palenrij H
paaltje
.
.
is door druk vervormd (zie foto)
put OVRO5-4
38
M105
S1
Alnus
palenrij H
staander
.
.
staanders staan ca. 20 cm uit elkaar
put OVRO5-4
38
M105
H1
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
38
M105
H2
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
38
M105
H3
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
38
M105
H4
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
38
M105
H5
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
38
M106
S1
Alnus
palenrij H
vlechter
.
x (51,885 g)
punt met 2 afslagen onder hoek van 90 graden
put OVRO5-4
38
M106
H1
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H2
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H3
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H4
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H5
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H6
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H7
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H8
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H9
Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
put OVRO5-4
38
M106
H10 Salix
palenrij H
vlechter
.
.
afgeplatte twijg
Bijlage 3 (vervolg) projectcode
spoor vnr
sub soort
context
artefact
dendro C14
opmerkingen
Locatie 5 ‘Distelheuvel’ , Romeinse tijd/Middeleeuwen (vervolg) put OVRO5-4
39
M107
1
Quercus
palenrij I
bewerkt
.
.
.
put OVRO5-4
39
M107
S1
Populus
palenrij I
staander
.
.
.
put OVRO5-4
39
M107
H1
Corylus
palenrij I
vlechter
.
.
valse ringen, moeilijk tellen
put OVRO5-4
39
M107
H2
Corylus
palenrij I
vlechter
.
.
valse ringen, moeilijk tellen
put OVRO5-4
39
M107
H3
Corylus
palenrij I
vlechter
.
.
valse ringen, moeilijk tellen
put OVRO5-4
39
M107
H4
Corylus
palenrij I
vlechter
.
.
put OVRO5-4
39
M107
H5
palenrij I
vlechter
.
put OVRO5-4
39
M107
H6
cf. Corylus Corylus
x (21,466 g) .
palenrij I
vlechter
.
.
.
put OVRO5-4
0
M102
1
Alnus
palenrij
paal
.
.
kwart van omtrek punt is onbewerkt
put OVRO5-4
0
M104
1
Fagus
palenrij
paal
.
.
.
put OVRO5-4
0
M104
2
Fagus
palenrij
paal
.
.
PV 5-hoekig
.
Locatie 6 ‘Jansen’, Vroege-IJzertijd/Romeinse tijd put OVRO5-7
M109
1
Alnus
onbekend
paaltje
.
.
punt met 2 afslagen onder hoek van 90 graden
put OVRO5-7
M109
2
Alnus
onbekend
paaltje
.
.
punt met 2 afslagen onder hoek van 90 graden
put OVRO5-7
M109
3
Alnus
onbekend
paaltje
.
.
punt incompleet
put OVRO5-7
M109
4
Alnus
onbekend
paaltje
.
.
is alleen punt
Locatie 7 ‘Stenen’, Vroege-/Midden-IJzertijd put OVRO5-3
23
M124
1
Quercus
onbekend
paal
nee
.
klopt M124? Is put 10-1-S122. Met spint, PV vierhoekig, 4e zijde is schorszijde
put OVRO5-3
23
M125
1
Quercus
onbekend
paal
nee
.
met spint, PV vierde zijde is kloofzijde
put OVRO5-3
23
M125
1
Quercus
onbekend
paal
ja?
.
.
put OVRO5-3
23
M127
1
Quercus
onbekend
paal
ja?
.
stc=1, met aan 1 zijde een afslag, PV is vierkant
Bijlage 3
Uitleg van de codering soort = houtsoort; Alnus = els; Carpinus = Carpinus betulus = haagbeuk; Corylus = Corylus avellana = hazelaar; Fagus = Fagus sylvatica = beuk; Malaceae = appelachtige = appel, lijsterbes, meidoorn en peer; Populus = populier; Quercus = eik; Salix = wilg stc = stamcode = schematische weergave van de herkomst van het object uit een boom (zie onderstaand schema) L = lengte; B = breedte; D = hoogte/dikte; diam. = diameter van oorspronkelijke stam of tak PV = puntvorm, d.w.z. het aantal vlakken waarmee de punt is gemaakt halverwege de punt 2 = 2 bekapte vlakken enz. a = één vlak van punt die niet bekapt of bewerkt is, naast het aantal bekapte vlakken aa = twee vlakken van punt die niet bewerkt zijn, naast het aantal bekapte vlakken Deze onbewerkte vlakken zijn dus niet inbegrepen in het aantal vlakken aangegeven met een cijfer. Bijvoorbeeld: 4aa = punt gevormd door 4 bewerkte vlakken en twee onbewerkte PL = puntlengte, d.w.z. de lengte van het hoogste kapvlak van de punt cons. = conservering; g = goed; m = matig; s = slecht seiz. = seizoen; n = najaar; v = voorjaar; w = winter; z = zomer schors + = schors aanwezig; - = schors ontbreekt; . = niet vastgesteld Njr = aantal jaarringen dendro ja = monster geschikt voor dendrochronologisch onderzoek; nee = niet geschikt; ? = geschiktheid niet zeker C14: x met getal tussen haakjes = monster ingestuurd voor 14C-onderzoek met het natte gewicht tussen haakjes
stamcodes (stc):
1
hele stam
8
eenzijdig gerechte ‘balk’
2
halve stam
9
gerechte ‘balk’ door het hart van de stam
5
radius kleiner dan booglengte
14
7
radius groter dan booglengte
17
radiale ‘plank’ maximaal tot hart
relatief klein deel uit stam