Hoogleraar Internationale fiscale aspecten van collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen Leeropdracht: (i) De invloed van het EU-recht en het internationale recht op nationale fiscale regimes voor collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen en (ii) de wenselijkheid en mogelijke vormgeving van een gehele of gedeeltelijke Europese harmonisatie van die nationale fiscale regimes Het belang van de leerstoel in de huidige samenleving De toenemende vergrijzing van de bevolking stelt de samenleving voor grote uitdagingen. Niet alleen zijn individuen zich meer bewust van het idee dat zij moeten sparen voor later, ook pensioenfondsen zien zich gesteld voor de uitdaging te voorzien in een structureel toereikende dekking van de op deze fondsen rustende pensioenverplichtingen. De gelden van deze individuen en pensioenfondsen worden doorgaans belegd. Vastgoed is een voorname beleggingsklasse omdat de belegger zich hiermee tegen inflatie kan wapenen. Vaak wordt door middel van collectieve beleggingsinstellingen belegd. Zij zijn een intermediair bij de vraag naar en het aanbod van beleggingskapitaal. Nederland kent een lange historie van collectief beleggen en daarmee van beleggingsinstellingen. Als voordelen van collectief beleggen worden genoemd schaalvoordelen, risicospreiding, toegang tot expertise, bevordering van de bezitsvorming en de spaarzin. Het door middel van collectieve beleggingsinstellingen belegde Nederlandse vermogen is zeer omvangrijk. Gelet op de vergrijzing valt te verwachten dat die omvang verder zal toenemen. Fiscale regimes voor beleggingsinstellingen hebben één gemeenschappelijk doel: het waarborgen van de fiscale neutraliteit. Dat houdt in dat op het niveau van de beleggingsinstelling geen additionele heffing van (vennootschaps)belasting plaatsvindt, zodat de belastingheffing van de beleggers gelijk is aan die welke de beleggers zouden ondervinden indien zij zelf rechtstreeks (individueel) zouden hebben belegd in de objecten waarin de beleggingsinstelling belegt. Het niet langer handhaven van die fiscale neutraliteit zou tot het onwenselijke gevolg leiden dat via collectieve instellingen meer beleggingsvermogen nodig is om de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden dan via rechtstreeks beleggen. De meeste landen, waaronder de Europese landen, hebben daarom specifieke nationale regelingen getroffen om fiscale neutraliteit te waarborgen. Deze regelingen zijn daartoe in een zuiver nationale context – de beleggers, de beleggingsinstelling en de beleggingen bevinden zich in één jurisdictie – adequaat, maar in grensoverschrijdende situaties – de genoemden bevinden zich in verschillende jurisdicties – wordt de fiscale neutraliteit als gevolg van de interactie van verschillende belastingjurisdicties veelal verstoord, hetgeen strijd kan opleveren met belastingverdragen of met het EU-recht. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de OESO zijn aandacht gevestigd op collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen. Vanaf 1993 heeft een werkgroep van de fiscal committee van de OESO zich ermee bezig gehouden, onder meer met de toepassing van het OESO-modelverdrag op collectieve (vastgoed) beleggingsinstellingen. Specifiek is in OESO-verband aandacht besteed aan Real Estate Investment Trusts (REITs), en aan (andere) collectieve beleggingsinstellingen, de Collective Investment Vehicles (CIVs). Dit heeft geleid tot het REIT-rapport van 2008 dat in dat jaar in het commentaar op het OESO-modelbelastingverdrag is opgenomen en dat de grensoverschrijdende investeringen door middel van collectieve vastgoedbeleggingsinstellingen behandelt. In 2010 heeft de Raad van Ministers van de OESO vervolgens het
-1-
CIV-rapport aanvaard, dat in 2010 in het commentaar op het OESO-modelbelastingverdrag is opgenomen. Het verschil in fiscale behandeling tussen direct gehouden grensoverschrijdende beleggingen in vastgoed en indirect gehouden grensoverschrijdende beleggingen in vastgoed lijkt onder invloed van deze rapporten af te nemen, ook indien geen bilateraal belastingverdrag tussen de betrokken Staten is gesloten. Ook de Europese Commissie verdiept zich in grensoverschrijdend collectief beleggen. Zij wil die materie horizontaal aanpakken, bijvoorbeeld op het terrein van pensioenfondsen in Europa, in plaats van een aanpak gebaseerd op incidenten (klachten). Daarnaast heeft het HvJ EU zich over grensoverschrijdende vastgoedinvesteringen moeten uitlaten in verband met de vrijheid van vestiging en van kapitaalverkeer binnen de interne markt van de EU en heeft de Commissie op 16 maart 2011 een Richtlijnvoorstel aan de Raad voorgelegd over een Europese vennootschapsbelasting, de Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB). In dat kader rijst de vraag of en zo ja, hoe de heffing over vastgoedinkomen op Europese leest kan worden geschoeid. De Europese Commissie moet tevens beoordelen of speciale REIT-regimes mogelijk staatssteun opleveren. Zo heeft zij recent geoordeeld dat het in Finland in te voeren REIT-regime geen staatssteun is. Dit werpt de vraag op hoe het zit met de collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen van de andere lidstaten. Het doel van de Amsterdam School of Real Estate (‘ASRE’), een aan de Universiteit van Amsterdam gelieerde instelling, is om vastgoedonderzoek in Nederland te bundelen. Tot nu toe is binnen de ASRE geen onderzoek gedaan naar de (internationaal) fiscaalrechtelijke aspecten van vastgoed. Daarin wil de ASRE verandering brengen door een leerstoel Internationale fiscale aspecten van collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen in te stellen. Het is de bedoeling dat multidisciplinair samengewerkt wordt tussen de ASRE en het ACTL van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam, zoals de ASRE thans samenwerkt met de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen en de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam. Naar de internationaal-fiscaalrechtelijke aspecten van vastgoedbeleggingsinstellingen wordt in Nederland nog geen onderzoek verricht. Wel wordt op de Nyenrode Business Universiteit aandacht besteed aan direct gehouden vastgoed vanuit nationaal perspectief. Naar indirect, via collectieve beleggingsinstellingen en grensoverschrijdend gehouden vastgoed wordt in Nederland nog geen structureel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Op dit moment is, voor zover bekend, in Europa geen leerstoel die zich toespitst op de internationale fiscale aspecten van (vastgoed)belegginginstellingen. Te verrichten onderzoek Het onderzoek richt zich vooral op de invloed van (i) het algemene (primaire) EU-recht (met name de verkeersvrijheden en de staatssteunregels), (ii) het internationale belastingrecht (met name belastingverdragen) en (iii) geldend en aanhangig secundair EU-recht zoals de genoemde CCCTB op de fiscaalrechtelijke positie van grensoverschrijdend opererende vastgoedbeleggingsinstellingen en hun participanten. Daarbij gaat het meer specifiek over de (wenselijke) verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de betrokken staten, de voorkoming van dubbele belasting en van belastingontwijking en meer in het algemeen de realisering van een vergelijkbare fiscale neutraliteit in grensoverschrijdende situaties als in vergelijkbare interne situaties.
-2-
Onderzoeksthema’s zullen zijn:
De invloed van het primaire en secundaire Europese recht op nationaalrechtelijke heffingsbevoegdheden ter zake van vastgoed en van participanten in grensoverschrijdende beleggingsinstellingen: in dit thema wordt onder meer onderzocht welke grenzen de VwEUverdragsvrijheden stellen (negatieve integratie), welke opdrachten het EU-recht bevat (positieve integratie), zoals de Europese vennootschapsbelasting (de Common Consolidated Corporate Tax Base: CCCTB), en welke invloed op de nationale fiscale beleggingsinstellingenregimes uitgaat van het verbod op staatssteun.
De invloed van het internationale recht op nationaalrechtelijke heffingsbevoegdheden ter zake van vastgoed en van participanten in grensoverschrijdende beleggingsinstellingen: in dit thema wordt onderzocht welke invloed wordt uitgeoefend door ontwikkelingen in en rond het OESOmodelbelastingverdrag en de feitelijke bilaterale belastingverdragen tussen de OESO-Staten, met name die van Nederland met andere EU-Staten en met de VS, zoals de internationale behandeling van vastgoedbeleggingsinstellingen (REITS), en welke verschillen (en waarom) in grensoverschrijdende situaties bestaan tussen direct en indirect gehouden vastgoed.
De invloed van goedkoopmansgebruik, de bedrijfseconomie en het jaarrekeningenrecht op de fiscale behandeling van vastgoed: in dit meer nationaal gerichte thema wordt onder meer onderzocht hoe vastgoed in Nederland fiscaal wordt behandeld en welke verschillen (en waarom) bestaan tussen het belastingrecht, de bedrijfseconomie en het jaarrekeningenrecht. De met dit onderzoeksthema opgedane onderzoeksresultaten kennis bieden een basis voor de andere onderzoeksthema’s.
Het onderzoeksplan past binnen het ‘zwaartepunt’ onderzoek Europees Privaat- en Publiekrecht van de UvA en het Research Programme van het Amsterdam Centre for Tax Law (ACTL). Het onderzoek zal dan ook worden ondergebracht in het onderzoeksprogramma van het ACTL. De onderzoeksthema’s sluiten naadloos aan bij actuele internationale en communautaire ontwikkelingen op het terrein van de fiscale behandeling van collectieve vastgoedbeleggingen en hun participanten. Met het voorgenomen onderzoek zal op actieve wijze een bijdrage worden geleverd aan de gedachtenvorming over deze (en andere) actuele thema’s. De Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke aspecten kunnen slechts dan vruchtbaar onderzocht worden indien de nationaalrechtelijke behandeling van vastgoed die afgestemd moet worden op andere nationale stelsels en dus de basis van toetsing is, eveneens onderzocht wordt. Het is dus van belang ook de ontwikkelingen op nationaal niveau in Nederland en enige andere belangrijke investerings- en investeerderslanden bij te houden en te onderzoeken, zowel fiscaalrechtelijk als jaarrekeningrechtelijk, waaronder de regels voor vastgoed volgens IFRS.
-3-
Relatie tot andere leerstoelen De leerstoel Internationale fiscale aspecten van collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen sluit goed aan bij de andere leerstoelen van de leerstoelgroep Belastingrecht (tussen haken de omvang van de onderzoeksaanstelling):
Het onderzoek van prof. dr. R.P.C. Cornelisse (0,24 fte), die een algemene leerstoel belastingrecht bekleedt, strekt zich met name uit over de vennootschapsbelasting en het fiscale winstbegrip;
Het onderzoek van prof. dr. P.J. Wattel (leerstoel Europees belastingrecht; 0,08 fte) betreft vooral de interactie tussen algemeen Europees recht en nationaal en bilateraal belastingrecht, dat van prof. dr. D.M. Weber (leerstoel European corporate tax law; 0,20 fte) met name de positieve integratie van de nationale vennootschapsbelastingstelsels, en dat van prof. dr. O.C.R. Marres (leerstoel Fiscale grondslagbescherming; 0,16 fte) met name fiscale antigrondslaguithollingsmaatregelen en de grenzen die het EU-recht en bilaterale belastingverdragen daaraan stellen;
Het onderzoek van prof. dr. S. van Weeghel (leerstoel internationaal belastingrecht; 0,08 fte) is met name gericht op het traditionele internationale (OESO)belastingrecht (geldende belastingverdragen en de zeer gezaghebbende soft law van de OESO fiscal committee).
Daarnaast heeft de leerstoel Internationale fiscale aspecten van collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen raakvlakken met diverse leerstoelen van de ASRE (tussen haken de omvang van de onderzoeksaanstelling), die alle een interdisciplinair karakter hebben:
Het onderzoek van prof. dr. A. Bregman (leerstoel Gebiedsontwikkeling; 0,2 fte) is gericht op financieringsgedreven gebiedsontwikkeling, waarbij publieke en private partijen een rol spelen, en het (Europese) aanbestedingsrecht;
Het onderzoek van prof. dr. J. Conijn (leerstoel Woningmarkt; 0,2 fte) betreft vooral de sturing vanuit de overheid van de woningmarkt, waaronder de vraag omtrent de wenselijkheid en invloed van renteaftrek en huursubsidies, alsmede de vormgeving daarvan;
Het onderzoek van prof. dr. P. van Gool (leerstoel Vastgoedeconomie; 0,2 fte) strekt zich uit over financieringsvraagstukken ter zake van nationaal vastgoed, beleggingsvraagstukken voor beleggingsfondsen en omvat mede de reikwijdte van de IPD/ROZ Vastgoedindex.
Het thema collectief beleggen is van groot maatschappelijk belang en speelt een rol op alle genoemde terreinen. De in te stellen leerstoel heeft daardoor een dwarsverbindende functie en heeft bovendien een multidisciplinair karakter door de samenwerking met de ASRE. Gelet op de aanwijzing van de fiscale leerstoelgroep als onderzoeksspeerpunt van de juridische faculteit van de UvA, op de facultaire profilering van het onderzoek op internationaal en Europees recht, en gelet op de beperkte aanstellingen van de genoemde hoogleraren, is instelling van een afzonderlijke leerstoel Internationale fiscale aspecten van collectieve (vastgoed)beleggingsinstellingen aan de Universiteit van Amsterdam gerechtvaardigd. Onderwijs Zowel de Masteropleiding Nederlands belastingrecht als de Masteropleiding Internationaal en Europees belastingrecht aan de Leerstoelgroep Belastingrecht van de Universiteit van Amsterdam, evenals de opleidingen
-4-
van de ASRE hebben belang bij de nieuwe leerstoel. De aan te stellen hoogleraar kan mede onderwijs verzorgen binnen de volgende mastervakken: Faculteit der Rechtsgeleerdheid:
Fiscale winstbepaling
Belastingheffing van Concerns
Internationaal belastingrecht
Europees belastingrecht
Amsterdam School of Real Estate:
Beleggingsanalyse
Investeringsanalyse Valuation
-5-