Hoofdstuk I Rie Vendrik - een korte levensbeschrijving -5 I.1. Jaren thuis: “Hard werken en goed je best doen.” Op 4 januari 1908 wordt Rie Vendrik in Maarssen geboren. Zij is het vierde kind van het gezin Vendrik, waar tussen 1901en 1918 acht kinderen ter wereld komen. Het is een eenvoudig gezin waarin zij opgroeit. Haar vader is huisschilder, eerst werkzaam als knecht, later als tramschilder in dienst bij de gemeente Utrecht. Vanaf 1920 heeft hij een eigen schildersbedrijf in hartje Utrecht aan de Oude Gracht, waar het gezin ook gaat wonen. In de eerste huwelijksjaren was het voor een schildersknecht niet gemakkelijk om aan de kost te komen en sociale voorzieningen waren er in die tijd nauwelijks. Rie’s vader was toen nogal eens werkloos. Toen hij een baantje als schildersknecht in Vleuten kreeg, ging hij daar iedere dag te voet heen want geld voor een fiets was er niet. Dat betekende ‘s morgens om zes uur op pad ( zo’n 7 km.) en ‘s avonds laat thuis. Vader Vendrik is een zachtaardig man, zorgzaam en zeer intelligent. Hij heeft, evenals zijn vrouw, alleen lager onderwijs genoten maar hij leest veel en studeert voor allerlei vakdiploma’s. Hij heeft ook een groot sociaal gevoel, werkt mee in de katholieke arbeidersvereniging en heeft zodoende contact met Alphons Ariëns, die in die tijd pastoor te Maarssen is en bij de Vendriks thuis met eerbied wordt gememoreerd. Van haar vader krijgt Rie de intelligentie, de zorgzaamheid en een groot sociaal gevoel mee. Rie’s moeder is een boerendochter die al heel jong thuis grote verantwoordelijkheid moest dragen. Die verantwoordelijkheid heeft haar hele leven sterk getekend. Ze is een hardwerkende, dominante vrouw met een groot organisatievermogen. In haar huwelijk helpt zij mee de kost te verdienen, eerst door fijn naaiwerk voor welgestelde families langs de Vecht. Later, als het gezin de beschikking krijgt over een groter huis, verhuurt zij kamers en houdt zij de administratie van de zaak van haar man bij. Van haar moeder krijgt Rie het organisatietalent, een sterk verantwoordelijkheids-gevoel en doorzettingsvermogen mee. Het gezin Vendrik is een goed katholiek gezin. Hoewel de slogan in huis is: “Hard werken en goed je best doen,” is het er ook heel gezellig. De onderlinge sfeer tussen de kinderen thuis is zeer goed. Er wordt gezongen en muziek gemaakt. Rie blijkt een verdienstelijk
5
Gegevens zijn verkregen uit Collectie 414 over Rie Vendrik in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, uit interviews met enkele broers van Rie, een aantal personen dat met haar heeft samengewerkt, leden van de stichting Monialenberaad en een lid van de pauselijke studiecommissie over de vrouw in de maatschappij en in de kerk.
-5-
pianiste te zijn die samen met haar vriendin quatre-mains speelt. Andere leden van het gezin zingen in het kerkkoor. Regelmatig komen ook vrienden over de vloer en ‘het spel van verkennen’ speelt een grote rol in het gezin. Rie wordt, samen met haar vriendin en collega Cor Valk, welpenleidster en haar broers zijn bij de verkenners. Aalmoezenier A.C. Ramselaar, kapelaan in de Catharinaparochie, is een graag geziene huisvriend bij de Vendriks. Geen wonder dat scouting en sociale vraagstukken tot de regelmatige gespreksstof in het gezin behoren. De ouders van Rie hebben als grote drijfveer: de kinderen moeten het beter krijgen. Aangezien die kinderen allen zeer intelligent zijn, hebben de ouders alles over voor voortgezet onderwijs voor hen. De oudere kinderen, waaronder Rie, gaan naar de Mulo, gevolgd door een verdere opleiding, de jongste twee jongens gaan naar het Bonifatius lyceum. Na de Mulo bezoekt Rie de Paus Adriaan kweekschool aan de Oude Gracht te Utrecht, waarna zij als kwekeling met akte aan de lagere afdeling van diezelfde Paus Adriaan school lesgeeft. Intussen studeert zij voor de hoofdakte die zij al gauw haalt, evenals de aktes Engels en Frans L.O. Haar eerste baan als onderwijzeres vervult zij aan een school in het Ondiep, een nieuwe arbeidersbuurt in Utrecht. Daarna geeft zij les aan de Mulo op de Oude Gracht. Naast haar werkzaamheden als onderwijzeres wordt zij in 1938 hoofdpropagandiste van de Katholieke Actie en houdt zij zich bezig met het katholieke vrouwelijk jeugdwerk, eerst in de eigen Catharinaparochie en daarna als diocesaan voorzitster. Tijdens de oorlog wordt Rie nog enige tijd hoofd van de Mulo-school omdat de religieuzen van de Duitse bezetters geen hoofd mogen zijn. Rie aarzelt lang voordat ze die functie aanneemt: “Kun je dat wel doen....?” Na de oorlog legt ze het hoofdschap dadelijk weer neer. In de hongerwinter van 1944-45 werkt Rie mee aan het transport van Utrechtse kinderen naar het Oosten van het land waar nog geen voedselgebrek heerst. De kinderen worden daar in gezinnen ondergebracht. Zelf begeleidt Rie enkele van die transporten. Op de terugweg brengt zij voedsel mee voor haar familie en vrienden. Terugkijkend op die periode beschrijft één van Rie’s broers haar als lief en zorgzaam, met name voor haar jongere broers. Zij neemt over wat haar moeder, wegens drukke werkzaamheden, niet op zich kan nemen. Zij is zeer sociaal voelend, ook ambitieus in de zin van je talenten gebruiken en ontwikkelen. Zij is lichamelijk en geestelijk sterk, redelijk flexibel, met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, sportief - ze houdt van tennissen en fietsen-, maar ze is in die jaren wel een ernstig kind. I.2. Nationaal actief in het lekenapostolaat I.2.1. Vrijgestelde voor het katholiek vrouwelijk jeugdwerk Wanneer in 1945 de priester G.A.H. Groothuis van aartsbisschop De Jong opdracht krijgt het vrouwelijk jeugdwerk in het Utrechtse diocees op te zetten, vraagt hij Rie Vendrik en Bep Twaalfhoven of zij als vrijgestelden hieraan willen meewerken. Dat is voor Rie een moeilijke en belangrijke beslissing. Het betekent uit het onderwijs stappen, weg van de zekerheid, ook financieel, van een vaste baan in een ongewisse toekomst. Zelf zegt ze hierover : “Iedereen was stomverbaasd dat ik deze zekerheid liet vallen om me te wagen aan een werk waarin toen alles nog onzeker was”6. 6
Interview in: Centrum, 2 augustus 1960.
-6-
Het blijkt een eerste stap te zijn naar een steeds grotere verantwoordelijkheid. Zo wordt zij in 1945 mede-oprichtster van de Katholieke Actie voor de Vrouwelijke Jeugd (KAVJ) en in datzelfde jaar landelijk voorzitster. In 1949 wordt deze KAVJ omgedoopt in Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk (KVJ). Dat is niet een eenvoudige naams-verandering maar een duidelijk los maken van de Katholieke Actie, waartoe het jeugdwerk behoorde, dat tot dan toe ook gezien werd als ondergeschikt aan het hiërarchisch apostolaat. Binnen de K.A. zelf, in Nederland, is er in die tijd ook al een groeiende kritiek op het concept Katholieke Actie als deel uitmakend van het hiërarchisch apostolaat. Leken worden zich meer en meer bewust van hun plaats als eigenstandige gelovigen. Het kerkelijk denkschema waarin twee soorten gelovigen worden onderscheiden - hiërarchie en leken - zou doorbroken moeten worden. Zelfs het woord ‘leek’, dat duidt op tweederangs, kan men maar beter vermijden. Het ‘ecclesiologisch dualisme’7 zou plaats moeten maken voor een integrale ecclesiologie: de kerk als volk Gods waarin alle gedoopten deel nemen aan de zending van de kerk. Voor Rie, Bep en andere leidinggevenden in het vrouwelijk jeugdwerk speelt ook mee dat de gehele K.A. gedragen wordt door mannen, clerus en leken. De jeugdleidsters willen de grote invloed van met name de clerus in hun organisatie verminderen. Bep Twaalfhoven zegt hierover: “Wij, de leken, namen het niet dat zij (de clerus) zo ontzaglijk veel te vertellen hadden. We vonden dat we zelf die verantwoordelijkheid ook wel konden nemen.Vooral de vrouwen in het bestuur vonden dat er alsmaar mannen aan het woord waren, en daarin wilden we verandering brengen. We wilden zelf ook wel eens aan het woord komen” 8. Dit opkomen voor de eigen verantwoordelijkheid van leken loopt als een rode draad door heel het leven van Rie Vendrik. Van het begin af aan strijdt zij voor de erkenning van de eigen opdracht van leken. Leken zijn meer dan louter object van zielzorg. Zij zijn geen hulpjes van de priester en lopen niet aan de hand van de hiërarchie. Zo schrijft Rie in 1944 in de kantlijn van een tekst voor studiedagen van de Jongerengemeenschap : “.....Er op hameren dat er in de K.A. voor volwassen leken verantwoorde- lijkheid wordt beleefd...... Leken vormen geen luisterend gezelschap ..... maar een meewerkend gezelschap”9. In 1951 komt zij, als lid van de Nederlandse delegatie, op het Wereldcongres voor Lekenapostolaat op voor die eigen verantwoordelijkheid van de leek. Ze reageert hierbij op een rede van de Argentijnse Kardinaal Caggiano, die stelt: “Om zich een juist denkbeeld te vormen van de natuur van het apostolaat, moet men de natuur der Kerk beschouwen. De Kerk is het volk Gods, het rijk Gods en 7
Jan Grootaers definieert ecclesiologisch dualisme als “de stroming die het kerkbeeld op de polariteit leken-clerus wil laten rusten; d.w.z. dat men elk van deze twee categorieën probeert een eigen statuut, eigen taken en desnoods een eigen theologische gestalte toe te kennen. Het kerkbeeld zelf zou vanuit dat uitgangspunt moeten worden opgebouwd ..... De uitloper van deze stroming is een ‘theologie van de leek’ zoals die vooral tussen 1950 en 1960 geschetst werd” Jan Grootaerts, De bouwwerf blijft open. Bestek over de leek in kerk en wereld, Tielt 1988,177-178. Pas na Vaticanum II ontwikkelt zich een theologie van de kerk als Volk Gods, als communio, een integrale ecclesiologie waarbij alle gedoopten in één gemeenschap deelnemen aan de zending van Christus. t.z.p. 68. 8 Marjet Derks, Bep Twaalfhoven (1918) en het Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk, in: Marjet Derks, Catharina Halkes, Annelies van Heyst (red.) Roomse Dochters, Katholieke Vrouwen en hun beweging, Baarn 1992, 293. 9 Archief KDC, collectie 414 van M.H.C. Vendrik, nr. 24.
-7-
het Mystieke Lichaam, maar de constitutie van die Kerk is hiërarchisch, niet krachtens de wil van mensen maar krachtens goddelijke instelling. Zij is volgens de wil van haar stichter een gemeenschap van ongelijken, geïntegreerd uit twee klassen van leden die onderling wezenlijk van elkaar verschillen: de hiërarchie en de eenvoudige gelovigen, zij die heiligen en zij die geheiligd worden, zij die besturen en zij die bestuurd worden...... De conclusie waartoe men moet komen, is, dat de leden van de Katholieke Actie door het feit van hun lid zijn, nooit op zullen houden eenvoudige leken te zijn in de strikt juridische en theologische zin”10. In haar antwoord op deze rede vraagt Rie, namens de Nederlandse delegatie en met instemming van verschillende andere afgevaardigden, of zo’n sterke nadruk op de ‘subordinatio’ van het lekenapostolaat aan de kerkelijke hiërarchie niet het gevaar inhoudt van passiviteit bij katholieke leken. Zal dat geen gebrek aan initiatief bij hen in de hand werken? “Wij menen dan ook dat de subordinatie van leken aan de hiërarchie wellicht voldoende gegarandeerd wordt door de liefde der leken voor de kerk, door hun ‘sentire cum Ecclesia’, dat hun apostolaat vruchtbaarder zal maken dan wanneer hun subordinatie alleen op juridische gronden zou worden aanvaard”11. Toegegeven, het is nog een heel voorzichtige opmerking, maar in het kerkelijk Rome van die tijd is het een moedige reactie van een leek op de rede van een kardinaal. Hoewel het KVJ in die jaren zich niet direkt richt op de emancipatie van het meisje en de vrouw, geeft het er toch wel enkele aanzetten toe. Er wordt in de jeugdbeweging opgekomen voor de vorming van meisjes en vrouwen vanuit dezelfde rechten die voor jongens en mannen gelden. In de vormingsprogramma’s wordt naast het perspectief van het huwelijk ook aandacht geschonken aan een goede beroepsopleiding voor meisjes. Een groot deel van Rie’s werk bestaat uit het opstellen van programma’s en het leiden van studiedagen voor leidsters van de K.V.J. Geleidelijk aan wordt ook steeds meer de behoefte gevoeld, gezien de ontwikkelingen in de maatschappij, aan professioneel opgeleide jeugdleidsters en jeugdleiders. Daartoe wordt een eigen opleidingscentrum opgericht, de ‘Kopse Hof’ in Ubbergen, waarvan Bep Heins, een van de jeugdleidsters, de leiding krijgt. Rie Vendrik en Bep Twaalfhoven zijn bestuursleden. In 1960 beëindigt Rie haar voorzitterschap van de KVJ. Ze wordt opgevolgd door Bep Twaalfhoven. I.2.2. De Horstink In 1959 wordt Rie Vendrik gevraagd als staflid bij De Horstink, Landelijk Centrum van Katholieke Actie.12 Tot haar werkzaamheden behoren : ? Studie over de positie van de vrouw in Kerk en Maatschappij. Zo wordt zij vanuit De Horstink in 1967 lid van de ‘Werkgroep Samenwerking van Man en Vrouw in de
10
samenvatting van de rede van kardinaal Caggiano in het officiële congres-bulletin en weergegeven in: De Tijd van zaterdag 13 oktober 1951. 11 T.z.p. 12 In 1965 wordt de naam veranderd in: Communicatie- en Oriëntatiecentrum voor Kerk en Wereld De Horstink.
-8-
Kerk.’ Zij neemt ook deel aan onderzoek en publicatie over de levenssituatie van weduwen’.13 ? Aandacht voor internationale zaken. In 1960 wordt zij, namens De Horstink, vicevoorzitter van het Katholiek Genootschap voor Internationale Betrekkingen (KAGIB) en geeft zij cursussen ter oriëntatie op internationaal werk. Zij is ook direkt betrokken bij het onderbrengen van de KAGIB bij de Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving in 1978. Op het Derde Wereldcongres voor Lekenapostolaat in Rome, 11-18 oktober 1967, speelt Rie een belangrijke rol. Als lid van het bestuur van COPECIAL, het Permanent Comitee voor de Internationale Congressen van Lekenapostolaat, werkt zij intensief mee aan de voorbereiding van het congres, onder andere door het organiseren van een internationale enquête. Zij heeft een groot aandeel in de voorbereiding van de Nederlandse delegatie. Op het congres is zij aktief in de organisatiecommissie. Voor Rie en de andere deelnemers is dit congres een hoogtepunt: het gaat om de uitwerking voor leken van het nieuwe zelfverstaan van de kerk als Volk van God, dat het Tweede Vatikaans Concilie had verkondigd. De openlijke en verborgen beïnvloeding van het congres door Vatikaanse autoriteiten is daarom voor velen een teleurstellende ervaring.14 ? Vormingswerk bij vrouwelijke contemplatieve religieuzen. In de jaren zestig ontstaat bij monialen de behoefte om zich te bezinnen op het contemplatieve leven in de moderne tijd en de opvang en begeleiding van jonge vrouwen die zich melden. Het klooster ‘Werkhove’ nodigt in 1964 oversten en novicen-meesteressen uit om met elkaar van gedachten te wisselen. Men zoekt daarbij een gespreksleidster van buiten de eigen kring en via De Horstink wordt Rie Vendrik daarvoor uitgenodigd. Deze taak neemt zij met veel plezier op zich. Tien jaar lang geeft Rie leiding aan de jaarlijkse gespreksdagen, eerst in Werkhove, later bij de Augustinessen te Heemstede. Haar eerste inleidende speech ‘Hoe ziet de leek de slotkloosters’ maakt grote indruk en legt de basis voor verdere diepgaande discussies. Rie wordt door de monialen zeer gewaardeerd. Zij kan meesterlijk omgaan met de felle discussies die zich soms voordoen. Zij luistert aandachtig, geeft ieder de mogelijkheid zich vrijelijk uit te spreken ook als dat spanningen oplevert en toont respect voor de mening van elkeen. Haar indringende vragen worden daarbij bijzonder gewaardeerd evenals haar groot aanvoelingsvermogen, haar humor en haar heldere samenvattingen. Ze geeft vertrouwen en stimuleert ieder zichzelf te zijn. Bij haar afscheid op 7 juni 1974 zei zuster Joanna, de voorzitster: “Rie, je bent een echte ‘goeroe’ voor ons geweest en dat kunnen wij nooit meer vergeten. Hartelijk dank.”15 ? Naast deze studiedagen met leidinggevenden organiseert Rie ook bijeenkomsten voor jonge monialen, novicen en postulanten uit verschillende kloosters, opdat deze jongeren steun vinden bij elkaar en zich samen bezinnen op het contemplatieve leven in deze tijd. Tegelijkertijd werkt Rie mee aan het rapport over de Religieuzen voor de vijfde 13
M.H.C. Vendrik en C.J. Straver, Weduwen, een verkennend onderzoek, Bussum 1969. Voor verslag van het congres zie: Katholiek Archief, jrg.22, nr.51-52, 22 december 1967. Zie ook een kritische bespreking door Daniël de Lange, ‘Wereldcongres voor lekenapostolaat. Van binnenkerkelijke navelkijkerij naar wereldomvattend verantwoordelijkheidsbesef.’ in: Kosmos en Oecumene, jrg.1,1967, nr. 10, 362-364 en J.Vaillancourt, Papal Power. A Study of Vatican Control over Lay Catholic Elites, Berkeley 1980, hoofdstuk 4 en 5. 15 In: Verslag jaarvergadering Monialenberaad, Noordwijkerhout 1974, 62. 14
-9-
plenaire vergadering van het Nederlands Pastoraal Concilie te Noordwijkerhout in januari 1970.16 Aan het Nederlands Pastoraal Concilie neemt Rie aktief deel. Zij is lid van de Studiecommissie ‘Religieuzen’ en werkt mee aan het opstellen van het rapport over de religieuzen voor de vijfde plenaire vergadering, 4 - 7 januari 1970. Ook op de zesde plenaire vergadering, 5 - 8 april 1970, is zij aanwezig. Zij is intussen benoemd in de Werkgroep ad hoc van het Pastoraal Concilie voor de Religieuzen. Deze werkgroep krijgt de opdracht een rapport op te stellen over de herstrukturering van de samen- werkingsverbanden van de religieuzen in Nederland. I.2.3 Oecumene Oecumenische kontakten in Nederland heeft Rie regelmatig in haar werk vanuit De Horstink. In 1969 wordt het Oecumenisch Actie Centrum opgericht (O.A.C.). Hierin gaan drie instituten nauw samenwerken voor het realiseren van oecumene in Nederland: Kerk en Wereld (Stichting van de Nederlandse Hervormde Kerk), de St. Willibrord vereniging, en De Horstink.17 Rie wordt vanuit De Horstink afgevaardigd in de beleidsraad van het O.A.C. Dit beraad over oekumenische initiatieven en konkrete vormen van kerkelijke samenwerking past goed bij de openheid van haar realistische instelling. Zij wordt ook lid van de redaktie van ‘Kosmos + Oekumene’, het maandblad van de St. Willibrordvereniging. Al vanuit de tijd van de KVJ in Nederland heeft zij goede contacten met Albert van den Heuvel en via hem wordt de deur geopend naar de Wereldraad van Kerken. Ook daar zijn de contacten zeer goed. De Wereldraad wordt door de FMJFC en de OIC regelmatig uitgenodigd voor internationale conferenties en vaak wordt samen overlegd over het voeren van eenzelfde strategie. Rie wordt in Génève dan ook zeer gewaardeerd. Ook op internationaal niveau krijgt zij oekumenische taken toebedeeld. Rie wordt lid van de WELG, Women’s Ecumenical Liaison Group. Deze oekumenische vrouwenkontaktgroep werd in 1968 opgericht door de Wereldraad van Kerken en het Secretariaat voor de Eenheid der christenen.18 I.3. Internationaal actief I.3.1. Internationale vrouwelijke jeugdbeweging Tijdens internationale ontmoetingen van leidinggevenden in het vrouwelijk jeugdwerk is Rie al snel opgevallen door haar grote organisatievermogen en scherp inzicht. Geen wonder dat zij in 1948 gevraagd wordt zitting te nemen in het bestuur van de ‘Fédération Mondiale de Jeunesse Féminine Catholique’ (FMJFC). Vandaar rolt zij van het een in het ander. In 1952 wordt zij vice-voorzitster van de FMJFC en lid van het uitvoerend
16
Pastoraal Concilie van de Nederlandse Kerkprovincie, nr. 6. Vijfde plenaire vergadering ‘de religieuzen en de ambtsbediening’, Amersfoort 1970. 17 Over de oprichting en de taakstelling van het Oecumenisch Actie Centrum zie: Katholiek Archief, jrg.24, nr. 29-30, 18-25 juli 1969, 721v. Het O.A.C. werd opgezet nadat in 1968 de Raad van Kerken in Nederland was opgericht. 18 Over de oprichting van WELG zie: Pro Mundi Vita, Bulletin 108, 1987, nr.1, 31.
- 10 -
comité van de ‘World Assembly of Youth’(WAY). Zij neemt tevens zitting in het uitvoerend comité van ‘l’Institut de la Jeunesse van de UNESCO’. In 1956 volgt Rie freule C. de Hemptinne op als internationaal voorzitster van de FMJFC, waarbij zij onder andere samenwerkt met een oude huisvriend, Mgr.A.C.Ramselaar, die internationaal adviserend aalmoezenier is.19 De Fédération is een wereldwijde organisatie met tien miljoen leden en afdelingen in 110 landen verdeeld over alle continenten. Er ressorteren 84 organisaties onder. Het doel van de FMJFC is het bestuderen van sociale en culturele problemen van de vrouwelijke jeugd wereldwijd en het met elkaar in contact brengen van jonge meisjes en vrouwen die zo elkaars sociale en culturele situatie kunnen leren kennen en ervaringen kunnen uitwisselen. Voor Rie en haar staf betekent dit vooral veel vergaderen en het organiseren van seminars, congressen, internationale kampen en ontmoetingsdagen. Van 1959 tot 1961 fungeert zij ook als voorzitster van de ‘Organisation International Catholique’(OIC), een overkoepelende organisatie waar ook de FMJFC onder valt. In december 1960 krijgt Rie de leiding van een speciale, internationaal samengestelde werkgroep van het OIC, de zogenaamde ‘conciliecommissie van de OIC’. De opdracht van deze commissie was om vanuit de OIC zoveel mogelijk materiaal over het lekenapostolaat aan te dragen voor de concilie-voorbereidings-commissie te Rome.20 Veel van Rie’s werk betekent voor haar vaak de leiding van congressen op zich nemen. Dat voorzitterschap is haar op het lijf geschreven. De wijze waarop zij deze functie vervult dwingt groot respect af. Haar organisatievermogen en haar uitstekende talenkennis komen haar nu goed van pas. Zonder moeite gaat zij van de ene taal op de andere over. Daarbij bereidt zij zich altijd heel zorgvuldig voor op alle vergaderingen en congressen. Haar intelligentie helpt haar ook om snel door te dringen tot de kern van zaken waardoor ze tegenstellingen en conflicten dadelijk begrijpt. Die conflicten gaat zij niet uit de weg. Wel tracht zij altijd verzoenend op te treden. Zij heeft daarbij een talent om met allerlei soorten mensen om te gaan, of het nu jonge vrouwen uit de jeugdbeweging zijn of kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zowel in als buiten Rome. Zij heeft een makkelijke ingang in Rome. Twee maal per jaar wordt er door de staf van de Fédération vergaderd te Rome. Mgr. Damen, de rector van het ‘Hollands College’, verleent daartoe gastvrijheid in het huis ‘Domus Mariae’. Mede dank zij hem openen zich in Rome voor Rie ook vele deuren. Hoewel zij daar min of meer kind aan huis is, is ze zich wel bewust van de ambivalente houding van de Romeinse heren ten opzichte van de vrouw. Zij voelt wel dat in Rome vrouwen niet helemaal voor vol worden aangezien. Er wordt daar wel met waardering maar ook met een zekere dédain over haar gesproken. Het behoort eveneens tot de taken van Rie om aan internationale congressen in verschillende landen deel te nemen. Zo maakt zij met aalmoezenier H.Vaessen, de 19
In de voorbereidingscommissie van het Lekenapostolaat, voor Vaticanum II, reageert Mgr. Ramselaar, vermoedelijk op een negatieve tekst over buitenshuiswerkende vrouwen (“om nutteloze verlangens te koesteren of aanspraak te maken op een valse autonomie en vrijheid in gezinsverband en daarbuiten”), met afkeuring over de negatieve manier waarop over de positie van de vrouw werd gesproken. Zie: Peter de Haan, “Samenwerking met de anderen wordt aanbevolen”’ Het aandeel van Mgr. Ramselaar in de voorbereidingscommissie van het Lekenapostolaat (1960-1962) van Vaticanum II in: Jaarboek van het KDC 1989, 99. Voor Ramselaar zie ook Archief 55 van het KDC evenals het Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 3, Den Haag 1982, 480-481. 20 Zie J.Y.H.A. Jacobs, Met het oog op een andere Kerk, Katholiek Nederland en de voorbereiding van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie 1959-1962, Baarn 1986, 117.
- 11 -
opvolger van Mgr. A.C.Ramselaar, en enkele stafleden in 1958 een reis door tien ZuidAmerikaanse landen, waar ze overal met groot enthousiasme begroet wordt. Naast die congressen bezoekt zij eveneens de afdelingen van de Federatie van Katholieke Jonge Vrouwen ter plekke om die te stimuleren, en waar mogelijk geeft ze lezingen en cursussen. Zij is ook heel diplomatiek: Bij aankomst in een land bezoekt zij, samen met aalmoezenier Vaessen, eerst de nuntius en de aartsbisschop, waarbij zij, als terloops, de namen van haar contacten in Rome laat vallen. Alle deuren gaan daarna voor haar open. Naast al die vele werkzaamheden vindt Rie nog tijd om samen met haar staf te studeren. De veranderende tijd roept de behoefte op om zich te bezinnen op de nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en in de kerk. Zij lezen en bediscussieren daartoe samen werken van onder andere E.Schillebeeckx, F.Haarsma en K. Rahner. Het werk dat Rie in die jaren verzet geeft haar niet veel tijd voor ontspanning, hobbies en het onderhouden van vriendschapsrelaties. Wel heeft ze een open, hartelijk en informeel contact met haar medewerksters. In de tijd dat het secretariaat van de Federatie zich in Utrecht bevindt, wordt er ‘s avonds laat, op de flat van Rie, in de Karel Doormanlaan, met secretaris Mr. Annemarie Roeloffzen nog vaak bij een borreltje nagepraat, vrij gebrainstormd en zo maar gezellig van gedachten gewisseld. In 1964 besluit Rie Vendrik zich na acht jaar voorzitterschap van de FMJFC terug te trekken. Op de algemene vergadering van 6-8 april dat jaar wacht haar daarbij een onaangenaam afscheidscadeautje. Er zijn 2 kandidaten voorgedragen als haar opvolgster: een Nederlandse, Mr. Bep Twaalfhoven en een Argentijnse, Mevrouw M. Moyano. De kandidaten die voorgedragen worden behoeven nog de goedkeuring van de H.Stoel. Hoewel op 20 februari al een brief is uitgegaan naar Rome met het verzoek om die goedkeuring, wordt, zelfs na herhaald verzoek, tot vlak voor de verkiezing nog niets van de H.Stoel vernomen. Pas op 3 april, vier dagen voordat de keuze plaats vindt, wordt aan het hoofdbestuur, dat al in Rome is, een brief overhandigd waarin alleen de goedkeuring aan de Argentijnse kandidate wordt verleend, met daarbij de wens dat de nieuwe presidente uit een niet-Europees land komt. In een aangevraagd gesprek dat Rie samen met de aalmoezenier de volgende dag ten Vaticane heeft, wordt bij monde van Mgr. Luoni meegedeeld dat het de wens van de H. Vader is dat Mej. Twaalfhoven zich terugtrekt en dat, als Mej. Twaalfhoven haar kandidatuur handhaaft “zij regelrecht ingaat tegen het verlangen van de H.Vader..... Op de algemene vergadering moet meegedeeld worden dat Mej. Twaalfhoven haar kandidatuur niet aanvaardt. Er mag echter in geen geval gezegd worden dat dit geschiedt op wens van de H. Stoel. U moet maar een of ander motief zoeken”. Bij dit gesprek barst Rie in tranen uit. Op de vergadering zelf deelt Bep Twaalfhoven mee dat zij haar kandidatuur intrekt om redenen die ‘van buiten de federatie’ tot haar gekomen zijn. Wanneer toch bekend wordt dat het op bevel van de H.Stoel is dat Bep Twaalfhoven zich terugtrekt, roept dat bij velen grote kritiek op tegen zo’n dictatoriaal ingrijpen van het Vaticaan. Een interventie van een gedelegeerde uit de Verenigde Staten stelt: “Wij willen graag gehoorzamen aan de H. Stoel. Er wordt hier echter een gehoorzaamheid gevraagd, die men ons niet had mogen vragen in deze tijd van het concilie en de bewustwording van de leek” 21
21
Archief R. Vendrik, nr. 337. Zie ook Archief der Kerken 1964, 19de jrg. nr. 22, kol.635.
- 12 -
Mevrouw M. Moyano wordt met 69 van de 130 stemmen tot internationaal presidente gekozen. Het was misschien niet erg verstandig om als opvolgster van Rie Vendrik weer een Nederlandse kandidate, hoe geschikt ook, naar voren te schuiven. Maar de wijze waarop de procedure door Rome werd gehanteerd was zeer autoritair en ondemocratisch. Mgr. Dell’Acqua heeft later daarvoor excuses aangeboden. I.3.2. Auditrice bij het tweede Vaticaans Concilie Tijdens de eerste zitting van het tweede Vaticaans concilie is alleen een mannelijke leek, Jean Guitton, als toehoorder uitgenodigd. Tijdens de tweede zitting worden meerdere mannelijke leken toegelaten. Dat roept bij veel vrouwen, die de kerk zeer zijn toegedaan, kritiek op. Het gevolg is dat voor de derde zitting in 1964 meerdere vrouwen zijn uitgenodigd. De Nederlandse Annemarie Roeloffzen wordt als vertegenwoordigster van de FMJFC uitgenodigd, terwijl Rie Vendrik door de pauselijke nuntius in Nederland op persoonlijke titel wordt gevraagd eveneens bij de derde zitting aanwezig te zijn. Zij was al regelmatig in Rome, waar zij deel uitmaakte van de staf van het DOC-C (Documentatiecentrum Concilie, opgericht op initiatief van de K.R.O.) samen met de journalist K. Piket en de priester L. ter Steeg. De leiding van het DOC-C berustte aanvankelijk bij dr. L.G.M. Alting von Geusau en later bij dr. F. Haarsma.22 Voor beide Nederlandse vrouwen is het bijwonen van deze zitting over schema 13 : ‘de Kerk in de Wereld’, een heel indrukwekkende en belangrijke ervaring. ‘s Morgens begeven zij zich, met een zwarte mantillia getooid, naar de Sint Pieter, die gevuld is met bisschoppen en kardinalen in plechtig paars en rood. Vanuit het auditorenhoekje volgen zij de vele voordrachten. De middagen zijn zij zelf ook actief omdat zij dan zitting hebben in verschillende commissies en daarbij vrijelijk mee kunnen praten en discussiëren en zo de belangen van leken en vooral vrouwen naar voren kunnen brengen. Zij genieten ook van de vele informele contacten buiten de bijeenkomsten met bisschoppen uit de gehele wereld vooral uit Afrika en Azië. Zo nodigt een bisschop hen op een avond uit om iets te komen drinken aan de bisschoppelijke bar, een plaats die voor vrouwen strikt verboden is. Het duurt dan ook niet lang of twee Vaticaanse ‘uitsmijters’ sommeren hen dit episcopale verblijf te verlaten, echter niet dan nadat ze hun kopje koffie hebben leeggedronken. I.3.3. Internationale Raad voor de Leken Het werk van de Wereldcongressen voor Lekenapostolaat werd overgenomen door een nieuw permanent orgaan in de Romeinse curie: de Internationale Raad voor de Leken (Consilium de Laicis), in 1967 door de paus ingesteld. Deze raad zal regelmatig in Rome vergaderen om de zaken van leken in de kerk te behartigen. De eerste vergadering vindt plaats van 5 - 14 februari 1968. Uit Nederland wordt één persoon als lid uitgenodigd, Rie Vendrik als staflid van De Horstink. Zij begint welgemoed aan het werk in deze veelbelovende Raad. Vanaf het begin stelt zij zich zeer onafhankelijk en vrijmoedig op. Samen met andere leden weigert zij een loyaliteitsverklaring te ondertekenen, die verplicht tot geheimhouding over wat er in de vergaderingen besproken wordt. Meermaals heeft zij verschil van mening met priesters over hun opvattingen over de vrouw. 22
Zie J.Y.H.A. Jacobs, Met het oog op een andere Kerk, 212-213.
- 13 -
In 1972 wordt zij herbenoemd in de Lekenraad. Kort daarop wordt zij diep geschokt door het Vatikaanse verbod op de oprichting van een Nationale Pastorale Raad in Nederland. Zij reageert heel openhartig: “Ik ben mij bewust van de steeds groter wordende afstand tussen de lokale kerk in Nederland en de top in Rome. Ik ben dikwijls verbijsterd door Vaticaanse besluiten en richtlijnen zodat ik met mijn positie in de Lekenraad soms wel moeite heb”23. Maar zij laat zich niet uit het veld slaan en blijft lid van de Lekenraad. De toenemende centralisatie en de hervorming van de curie brengen mee dat in 1976 de status en de naam van de Raad veranderd worden in Pauselijke Raad voor de Leken (nu: Consilium pro Laicis). Aan de naam wordt de aanduiding ‘Pontificale’ toegevoegd. Er komen meer kardinalen en bisschoppen in het bestuur van de Raad. De leken hebben weinig meer in te brengen in het beleid. I.3.4. Pauselijke commissie over de vrouw in de maatschappij en in de kerk In mei 1973 krijgt Rie een brief van kardinaal Villot van het Vaticaans staatssecretariaat waarin haar de benoeming tot lid van de pauselijke commissie voor de vrouw wordt meegedeeld. Met hooggestemde verwachtingen vertrekt Rie naar Rome voor de eerste commissiebijeenkomst. Zij hoopt er mee te mogen werken aan een betere, rechtvaardiger positie van de vrouw in de maatschappij en in de kerk, zodat na een eeuwenlang mannenklimaat er ruimte komt voor vrouwen. Het wordt een grote deceptie! Voor Rie, gewend aan democratisch vergaderen, is het onverdraaglijk zoals het in die commissie toegaat. De conservatieve standpunten van de Romeinse theologen en de tegenwerking die zij en enkele andere vrouwen ondervinden, maken haar mismoedig maar tegelijkertijd ook strijdlustig. Samen met vier andere vrouwen onderscheidt zij zich door kritische stellingnamen tegen achterhaalde traditionele Romeinse opvattingen over de vrouw en komt zij op voor open en eerlijke discussies. De eindconclusies van de commissie en de wijze waarop die tot stand zijn gekomen, zijn voor Rie dan ook moeilijk te accepteren. Haar hoop op een rechtvaardiger toekomst voor de vrouw in de kerk wordt er ernstig door aangetast. I.4. Laatste levensjaren Tot aan haar zeventigste levensjaar wil Rie nog niets weten van ophouden. Zij vindt het moeilijk afstand te nemen van het werk waar ze haar hele hart en energie in gestoken heeft. Haar afscheid van de Horstink wordt echter uitbundig gevierd. Zeer velen die Rie kennen en waarderen zijn aanwezig en van alle kanten en in veel toespraken wordt zij geroemd en geëerd. De benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau is dan ook een verdiende afsluiting van haar vele werkzaamheden. Het geeft haar wel voldoening maar het verzoet de pijn van het afscheid niet. Ze heeft geen hobbies, daar is nooit tijd voor geweest. Wat overblijft zijn haar persoonlijke contacten en de band met haar familie. Nu krijgt zij eindelijk tijd voor zichzelf, voor bezinning op haar eigen leven en diepste zelf. Korte tijd voor haar dood zegt ze: “Ik wil weten wie ik ben voor ik sterf.” “ Ik ervaar dat ik in mijzelf een kracht heb die sterker is dan de dood.” Om die reden volgt zij dan ook met veel inzet een cursus Psychosynthese, waarin naast niet geheelde trauma’s vooral de spiritualiteit van mensen uitgebreid aan bod komt. 23
Hans Bronkhorst in: de Tijd, 9 sept. 1972.
- 14 -
Na een vakantie in Afrika komt Rie ziek thuis. Zij valt soms zo maar opeens op straat neer. Aanvankelijk menen de artsen dat zij een vreemde ziekte in Afrika heeft opgelopen. Wanneer zij in februari 1982 wordt opgenomen in het Diakonessenziekenhuis constateert men echter een tumor in haar hersenen. Daar is helaas niets meer aan te doen. De lijdensweg duurt tot 17 september 1982; zij overlijdt 74 jaar oud. Op 22 september heeft in de parochiekerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming te Utrecht de uitvaartliturgie plaats, waarbij Rie’s broer Nico voorgaat. Aansluitend vindt de crematie plaats. I.5. “De Vrouw, de zachtsterke” De invloed van Rie is niet allereerst te vinden in publicaties. Zij heeft niet veel van haar gedachten en ideeën neergeschreven. Haar invloed is vooral tot uiting gekomen in studiedagen, congressen, organisaties en persoonlijke contacten met velen. Terugkijkend op haar leven krijgt men bewondering voor haar grote werkkracht en haar vastberadenheid in het opkomen voor de idealen die zij zich stelde. In Rie ziet men ook een ontwikkeling die meer vrouwen in de kerk in deze eeuw hebben doorgemaakt. Zij kwam allereerst op voor de eigen verantwoordelijkheid van leken in de kerk. Geleidelijk aan ontdekte zij echter dat met een meer zelfstandige positie van leken de discriminatie van vrouwen niet verdwenen is; daar is een andere beleving van kerk voor nodig, waarin de gelijkheid van vrouwen en mannen in praktijk gebracht wordt. Aan die vernieuwing heeft Rie haar beste krachten gegeven. Met name in de pauselijke commissie over de vrouw, waar zij zich te weer moest stellen tegen verouderde en discriminerende opvattingen over vrouwen. Rie hield van de kerk en leed ook aan die kerk. Ze heeft er vreugde gekend maar ook teleurstelling. Soms was ze moedeloos maar nooit verbitterd; ondanks alles bleef zij hopen op een menselijke kerk, waarin vrouwen en mannen gelijke verantwoorde lijkheid dragen. Jacques Stalpers zei bij Rie’s afscheid van de Horstink: “Wat jij teweeg gebracht hebt ..... is het besef hoe men bij veranderingen trouw kan zijn, terwijl men zich toch los maakt van een voorbijgegroeid verleden..... Rie, ik heb gesproken over een vrouw die op de kentering der tijden werd geboren en waarvan het werk geheel betrokken is geweest op het maken van die kentering en op andere momenten op het verwerken en bijsturen van dit woelige, verbijsterende en riskante proces.” 24. Jacques Stalpers eindigt met het gedicht van Henriëtte Roland Holst: “De zachte krachten zullen zeker winnen in ‘t eind”.......
24
Jacques Stalpers, afscheidsrede voor Rie Vendrik in: Archief Rie Vendrik, nr.618.
- 15 -