Hoofdstuk 5: De profetische boeken: grote profeten
1. Babylonische koningen in Jeremia, Daniël en Jesaja 2. Jesaja 3. Jeremia 4. Klaagliederen 5. Ezechiël 6. Daniël
1. Babylonische koningen in Jeremia, Daniël en Jesaja1 Datum 605-562 562-560 560-556 556 556-539 553-539 539-530 530-522 522-486
Koning van Babylon Nebukadnessar Ewil-Merodak (Marduk) Neriglissar Labashi-Merodak (Marduk) Nabonidus Belsassar (mede-regent) Cyrus II (al vanaf 559 koning Perzië) - hij stelt Darius de Meder aan over het koninkrijk van de Chaldeeën Cambyses II Darius I (niet Darius de Meder uit Daniël 6,9)
komt voor in… Jeremia, Daniël (diverse plaatsen) Jeremia 52:31
Daniël 5,7,8 Jesaja 45:1-8, Daniël (diverse plaatsen) Daniël 6, 9
2. Jesaja2 a) Opbouw Het is niet gemakkelijk om een goede opbouw voor Jesaja te vinden. Sommigen hebben het over een Deutero- en Trito-Jesaja (zie later), anderen zien dan weer andere mogelijkheden. In heel Jesaja zijn er drie opschriften, waarin de naam van Jesaja voorkomt (als begin van een profetie). 1:1 Het gezicht van Jesaja … 2:1 Het woord, dat Jesaja … 13:1 De Godsspraak over Babel, die Jesaja … Zo komen we tot de volgende grote opbouw. Het lijkt vreemd, omdat de delen compleet verschillend in grootte zijn. In het tweede en het derde deel staat er telkens een geschiedkundige crisis in Juda in het midden – Jesaja speelt daarin een belangrijke rol. 1 2-12 7 – de koning van Israël (Pekach) en van Aram (Resin) willen de koning van Juda (Achaz) afzetten. Jesaja zegt dat God hem zal helpen, maar Achaz zoekt steun bij de koning van Assur en neemt ook zijn goden over. 13-66 36-39 – Koning Hizkia zit op de troon en wil God volgen. Daarom wil hij ook het juk van Assur afschudden. Assur pikt dit niet en verovert het grootste deel van Juda. Jesaja mag aankondigen dat God Juda zal redden en dat gebeurt ook (zie ook Hizkia bij 2 Koningen) Als we alles op een rijtje zetten, krijgen we volgende opbouw: 1 Inleiding op het hele boek 2-12 2-6 Aanklacht en belofte over Juda (2:1-5 gaat over het komend vrederijk) 7 Crisis (Israël en Aram tegen Juda) 8-12 Bedreiging door Assur, maar ook verlossing (12:1-6 gaat over het komend vrederijk) 1
KOOREVAAR, H.J. Oriëntatie in het Oude Testament. ETF v.z.w., Heverlee/Leuven 2005-6, p.146-147 KOOREVAAR, H.J. Koningen en profeten. BIB, Heverlee/Leuven. 1999-2000, p.139-157 en 1-3 (1-3: geen doorlopende nummering) 2
13-66 13-35 Oordeel over verschillende landen van de wereld, maar ook verlossing van Israël 36-39 Crisis (Assur tegen Juda) 39-66 Bevrijding en vertroosting van God (Kores als hulpmiddel) – de Knecht des Heren b) Jesaja en zijn familie Zijn naam betekent 'de Here redt'. Hij wordt beschreven (1:1) als de zoon van Amoz, een afkorting van Amazia. Er wordt aangenomen dat het gaat om koning Amazia (vader van koning Uzzia). Het is vanuit de bijbel niet vast te stellen of dit waar was, maar het is een verklaring voor de gemakkelijke toegang die Jesaja had tot het koninklijk hof en de koningen Achaz en Hizkia (7:3; 37:2; 38:1,4,5; 39:3). Zijn vrouw was een profetes (8:3). Hij had twee zonen: Sear-Jasub (7:3; betekenis: een overblijfsel zal terugkeren) en Maher-Salal Chas-Baz (8:1-3; betekenis: haastig buit, spoedig roof). Deze namen hadden grote betekenis in wat Jesaja moest vertellen tegen zijn volk. Volgens de joodse traditie is Jesaja tijdens de goddeloze periode van Manasse ter dood gebracht, omdat Jesaja beweerde de Here gezien te hebben (6:1) en Jeruzalem en Juda vergeleek met Sodom en Gomorra (1:10). Hij zou door midden gezaagd zijn (vgl. Hebr.11:37). c) Roeping van Jesaja Een hoogst merkwaardig en prachtig gedeelte is de roeping van Jesaja – 6:1-13. Jesaja ziet God in de tempel – beschreven in 6:1-4. Jesaja heeft geprobeerd dit onder woorden te brengen, maar we mogen ervanuit gaan dat het ons maar een heel beperkt beeld geeft van wat Jesaja werkelijk ervaren heeft. Jesaja kan in eerste instantie niet echt genieten van wat hij meemaakt. Hij beseft dat hij schuldig is en dat zijn volk schuldig is. Hij denkt dat hij zal sterven, omdat hij zo dicht bij God is. Dit gebeurt niet… Dan wordt er beschreven dat God iemand wil zenden God zegt: 'Wie zal ik zenden en wie zal voor Ons gaan?' Voor Ons… Merk de parallel met Genesis 1 op: 'Laat Ons mensen maken naar Ons beeld…'. De Drie-eenheid aan het werk! Jesaja springt als het ware op, niet wetend wat de opdracht is, en zegt: 'Hier ben ik, zend mij'. Mooi. Jesaja heeft juist Gods genade ervaren – Hij is niet gestorven o.w.v. zijn fouten, maar heeft vergeving gekregen. Nu is hij bereid om voor zijn God te werken. Dit mag ook onze houding zijn. Zijn opdracht is niet de meest vrolijke. Hij moet een waarschuwende boodschap aan het volk brengen, maar deze zal ervoor zorgen dat de mensen zich juist nog meer van God gaan verwijderen. Het einde zal verwoesting van het land betekenen. Toch… en dat is iets wat we in heel het boek Jesaja merken, blijft er altijd hoop. Er zal een overblijfsel zijn, die wel geloven en waarmee God verder zal gaan. Een tronk, waaruit een nieuwe boom zal groeien. Hoop…
d) Boodschappen voor Juda - tegen geestelijke achteruitgang van Juda: bijgeloof, afgoderij (1:2,11-14) - tegen zedelijke ontaarding: partijdigheid in rechtspraak, hebzucht, trots (3:1-5; 3:16-23; 5:8-24) - internationale betrekkingen en bedreigingen: * Aram/Israël zullen Juda niet veroveren (Jes.7:1-16) * Assur zal Israël/Aram vernietigen en Juda niet vernietigen (Jes.7:17-25; 8:5-10; 10:5-9; …) * tegen het verbond met Egypte (30:1-17) * profetieën over veel volkeren in Midden-Oosten (Jes.13-23) e) Voorzegging van de Babylonische ballingschap en de terugkeer uit de ballingschap Jesaja bereidt Juda voor op de ondergang van Jeruzalem en de ballingschap naar Babylon (39; 52:9). Het meest opvallende daarbij is de vermelding van koning Kores. Die leefde pas 150 jaar later. Voor historisch-kritische wetenschappers is dit onmogelijk (zie punt h)! Deze voorzegging was nodig. Als de ballingschap ineens zou komen, zouden de mensen dit kunnen wijten aan een falen van God. Nu kon het alleen nog uitgelegd worden als een aangekondigde straf. De Israëlieten konden hun geloof in God alleen maar verliezen als ze Zijn profeten, met name Jesaja, niet zouden geloven. Tegelijkertijd krijgen ze ook een behoorlijk aansporing om na de ballingschap terug te gaan naar Israël. Zoals we gezien hebben bij Ezra/Nehemia was dit na 70 jaar niet zo vanzelfsprekend – ze hadden een bestaan in de ballingschap, het was een verre reis en Israël lag in puin. f) De Knecht des Heren Vier gedeeltes in Jesaja gaan over de Knecht des Heren. 42:1-7 49:1-7 50:4-11 52:13-53:12 Het is een behoorlijk zware discussie over wie dat nu eigenlijk is. - koning Kores: hij wordt op een aantal plaatsen herder en gezalfde des Heren genoemd (44:28, 45:1), maar Kores kent God niet (45:4). In de Knecht-gedeeltes wordt duidelijk dat de Knecht God wél kent. - het joodse volk: de joodse opvatting. Als we 52:13-53:12 lezen, kunnen we dat onmogelijk toepassen op het joodse volk. - Jesaja zelf: Dit vroeg de kamerling uit Ethiopië zich ook al af (8:34). Veel moderne wetenschappers zoeken in deze richting. Toch is het moeilijk om Jesaja (of een ander mens) in veel verzen te zien. - Jezus van Nazareth: de christelijke opvatting. Filippus gebruikt dit vers om Jezus uit te leggen aan de kamerling (8:35). Er zijn heel veel verzen van de Knecht-gedeeltes die we op Jezus kunnen toepassen, maar toch lukt dat niet altijd even goed. Het lijkt erop dat Jezus van Nazareth de meest logische keuze is als Knecht des Heren. Dat klopt natuurlijk ook met hetgeen Hij gedaan heeft in Zijn periode op aarde. Het is weliswaar geen helemaal sluitend antwoord.
g) Boodschap van het koninkrijk van God en persoonlijk heil In Jesaja zijn het koninkrijk van God en persoonlijk heil heel belangrijk. God kondigt, via Jesaja, een ballingschap (straf!), maar ook een einde van die ballingschap aan. Dat is niet alles; er wordt verder gekeken. Er komt een moment waarop de gehele wereld beoordeeld zal worden. Daarna wordt het koninkrijk van God openbaar. Jeruzalem staat er in het midden (een paar voorbeelden zijn: Jes.2:1-5; 11:1-16; 32:1-8; 65:17-25)! Het moet het joodse volk moed geven als ze zien hoe Jeruzalem nu ver van God af is, maar dat er verandering komt. De boodschap gaat niet alleen over de wereld als geheel. Er is ook een boodschap van persoonlijk heil. Ondanks het oordeel dat zal komen, wordt er aan iedereen heil aangeboden. Iedereen kan redding krijgen, als hij/zij dat wil. Niet alleen het gelovige overschot van Israël, maar alle volkeren in de wereld (12:1-6; 56:1-8). h) Proto-, Deutero- en Trito-Jesaja De historisch-kritische wetenschappers gaan ervanuit dat Jesaja geschreven is door 2 of zelfs 3 schrijvers. De theorie van twee schrijvers dateert al van 1789. De 'uitvinder' (een zekere Johann Döderlein) vond dat er in de hoofdstukken 40-66 dingen beschreven stonden die een profeet uit 700 v.Chr. niet kon weten. Er wordt gesproken over de val van Jeruzalem (586v.Chr.) en de opkomst van de Perzische koning Kores (539v.Chr.). Het meest opvallende daarbij is dat Kores bij naam genoemd wordt (Jes.44:28, 45:1). Rond 1900 kwam Bernard Duhm tot de conclusie dat er ook sprake moest zijn van een nog latere profeet, Trito-Jesaja. Daarbij zei hij dat er in alle drie de profeten stukken stonden die er nog later bijgevoegd zouden zijn. In schema: 1-39 Proto-Jesaja profeet in de tijd van Juda (tss. 740-700 v.Chr.) 40-55 Deutero-Jesaja profeet in de tijd van Babel (tss. 550-540 v.Chr.) 56-66 Trito-Jesaja profeet in de tijd van Perzië (tss. 520-510 v.Chr.) Nog anderen zijn van mening dat er een verzameling uitspraken van Jesaja bestond, die door de eeuwen heen is aangevuld en veranderd en in de 3e eeuw voor Christus door iemand tot een mooi boek is gevormd. Dan is er dus zelfs geen sprake meer van drie profeten… Men is het spoor bijster! Eén van de hoofdredenen van critici om Jesaja op te splitsen is dat de onderwerpen en de stijl volgens hen erg verschillend zijn doorheen het boek. Bij het vorige punt zagen we echter dat doorheen heel Jesaja eenzelfde boodschap aangehouden wordt. Dat niet alleen; er zijn meer overeenkomsten te vinden. Zo komen er gedeeltelijke en volledige zinnen letterlijk terug. Hieronder een paar voorbeelden van hoe gedeeltes in de drie zogezegde Jesaja’s terugkomen: Proto-Jesaja Deutero-Jesaja Trito-Jesaja 1:20 40:5 58:14 11:6-9 65:25 14:27 43:13 29:23 60:21 35:10 51:11 We kunnen het ook simpel houden. Tussen 751 (6:1; sterfjaar koning Uzzia) en 681 (37:38; de dood van de Assyrische koning Sanherib; tijdens de regering van koning Manasse) profeteeerde een man, genaamd Jesaja. Hij kreeg van God, Schepper van hemel en aarde, inzichten in de toekomst en moest zijn volk waarschuwen dat ze zich moesten bekeren. Al
Jesaja's woorden werden tijdens zijn leven al opgeschreven door Jesaja zelf of door een schrijver. i) Qumran Onder de Dode Zee-rollen vond men een volledige Jesaja-rol, geschreven in ongeveer 200v.Chr. Dat was een belangrijke vondst, omdat het tot dan toe oudste Jesajaboek uit de 9e eeuw kwam (en dus zo'n 1000 jaar jonger was dan de Dode Zee-rol). Belangrijk hierbij was dat er zo goed als geen afwijkingen zijn tussen de twee handschriften en dat er geen scheiding was tussen 1-39, 40-55 en 56-66. Dit betekent dat Jesaja minstens vanaf 200v.Chr. als een compleet boek gezien werd. De historisch kritische wetenschappers stellen dat Jesaja niet of niet helemaal door Jesaja is geschreven; het zou zelfs pas afgewerkt zijn in de 3e eeuw v.Chr. Het is vreemd dat het boek dan al in 200v.Chr. door de Joden erkend zou zijn als zijnde van Jesaja. Dan waren ze op een eeuw tijd vergeten dat het boek hoogstens ten dele door Jesaja geschreven was. Het is zeker vreemd als je bedenkt dat Wijsheid van Salomo, geschreven rond de 2e eeuw v.Chr. niet erkend werd, omdat het beweert van Salomo te zijn, maar het niet is. Zou men een toonaangevende profeet als Jesaja dan wel foutief aanvaard hebben? j) Jesaja in het Nieuwe Testament In het Nieuwe Testament vinden we regelmatig uitspraken uit Jesaja terug; zowel uit Proto-, Deutero- als Trito-Jesaja. We zien in Johannes 12 hoe hij direct na elkaar uit Proto- en Deutero-Jesaja citeert. Dit spreekt tegen zo'n opdeling van Jesaja! Ook in Romeinen haalt Paulus, met een paar verzen tussen, twee Jesaja's aan. Nieuwe Testament Proto-Jesaja Deutero-Jesaja Trito-Jesaja Joh.12:38-41 6:9,10 53:1 Mt.3:3 40:1 Lc.3:4 40:3-5 Mt.12:17,18 42:1 Hd.8:28,32,33 53:7,8 Rom.10:16 53:1 Rom.10:20 65:1
3. Jeremia3 Jesaja profeteerde tot ongeveer 690v.Chr. (tijdens de regering van koning Manasse). Jeremia begon met profeteren in 626v.Chr. (in het 13e jaar van koning Josia) – zijn werk duurde zeker tot na 586v.Chr., dus ongeveer 40 jaar. Tijdens de regering van Josia was er een tijd van bekering. Toch zien we in Jeremia dat het niet helemaal in orde is. Juda wordt nog steeds trouweloos genoemd – dat zal bij de koningen na Josia nog veel sterker blijken. Tijdens de regering van Manasse had God een oordeel uitgesproken over Juda. Het zou vast en zeker ten onder gaan. We zien dit in Jeremia heel sterk aanwezig. Het oordeel komt! Er is echter nog mogelijkheid tot bekering. Het is nog niet te laat… 3
KOOREVAAR, H.J. Koningen en profeten. BIB, Heverlee/Leuven. 1999-2000, p.38-46
a) Opbouw4 1-39 Redevoeringen en gebeurtenissen vóór de val van Jeruzalem 1 Jeremia's roeping 2-29 Algemene verwijten en dreigingen 30-33 Redevoeringen over het komende heil 34-39 Historische schetsen van beide belegeringen van Jeruzalem 40-51 Redevoeringen en gebeurtenissen ná de val van Jeruzalem 40-45 Gebeurtenissen volgend op de val van Jeruzalem 46-51 Profetieën over buitenlandse machten (Egypte; Filistijnen; Moab; Ammonieten; Edom; Damascus; Arabieren; Elam; Babel) 52 Toevoeging: het lot van Jeruzalem Jeremia is niet bepaald chronologische opgebouwd. Sommige stukken zijn min of meer chronologisch, maar andere zijn thematisch geordend. De profetieën over buitenlandse machten zijn thematisch, en dus niet chronologisch, geordend. Deze profetieën zijn tijdens de regering van Jojakin (46:2) en Zedekia (51:59) uitgesproken (ongeveer 600v.Chr.), maar staan na de ondergang van Juda en Jeruzalem en na de aankomst van Jeremia in Egypte (ongeveer 585v.Chr.). b) Jeremia Zijn naam betekent ‘Jhwh richt op’. Hij was de zoon van Hilkia, uit het priestergeslacht dat woonde in Anatot in het erfdeel van Benjamin. Hij wordt door God naar Jeruzalem gestuurd; hij spreekt in de tempel, in de poorten van de stad, in het dal Ben-Hinnom en in de gevangenis. Hij gebruikt beelden en handelingen om zijn woorden kracht bij te zetten: zijn hoofdhaar afscheren (7:29), een linnen gordel (13:1-10), gevulde wijnkruiken (13:12-14), een pottenbakker (18:1-19:6), twee korven vijgen (24). Hij haalde zich heel wat vijandschap op de hals door Gods Woord te verkondigen. Eerst in Anatot (11:18-23) waar ze hem willen doden. Zijn familie kan hij daarna niet meer vertrouwen (12:6). Later in Jeruzalem willen de priesters en profeten hem ook doden (26:111). Koning Jojakim wil hem en Baruch laten arresteren, nadat het boek is voorgelezen (36:26), maar dat lukt niet. Later wordt Jeremia door de mannen van koning Sedekia wel gearresteerd en in een put geworpen om daar te sterven (37:11-38:12). Hij wordt echter bevrijd door een hoveling uit Ethiopië, Ebed-Melek. Hij blijft echter in gevangenschap tot de val van Jeruzalem. Na de dood van, de door Nebukadnessar aangestelde, Gedalja en de opstand van Ismaël, vluchtte het overgebleven volk naar Egypte (iets waar Jeremia van had gezegd dat ze niet mochten doen). Jeremia werd gedwongen mee te gaan (40-43)… In Egypte heeft hij nog een aantal jaren gewerkt. Volgens de overlevering is Jeremia in 580v.Chr. door de Joden gestenigd. Het leven van Jeremia was geen pretje. Hij moest een verschrikkelijke boodschap brengen aan mensen, die niet naar hem wilden luisteren. Hij is door gevoelens van eenzaamheid, wanhoop, mislukking en nutteloosheid gegaan. Dat allemaal, omdat hij gehoorzaam bleef aan zijn roeping. Er zijn momenten van verzet geweest tegen zijn eigen boodschap, maar God is hem blijven bemoedigen. 4
AEBI, E., Korte inleiding tot de bijbelboeken. Internationale Bijbelbond. Culemborg 2002, p.68-69
Jeremia's verhaal van moeite en strijd, lijkt op dat van Jezus. Ook Hij had een boodschap die niet aanvaard werd… Ook hij heeft veel vijandschap ervaren. Ook hij is gehoorzaam gebleven aan zijn roeping, tot in de dood. Jeremia 11:19: Als een argeloos lam dat ter slachting geleid werd. c) Chronologie in Jeremia Als je Jeremia doorleest, zal je zien dat er niet echt sprake is van een mooie chronologische opbouw. Het lijkt er meer op dat er telkens een aantal hoofdstukkken min of meer chronologisch opgebouwd zijn. Hieronder volgt een (grove) opsomming van de dateringen die te vinden zijn in de hoofstukken 1 tot 45. Zo krijg je toch min of meer een houvast. 1:2 3:6 21:1 22:10-12
Koning Josia Josia Sedekia (1e gezantschap naar Jeremia) over Sallum (d.i. Joachaz)
22:13-19 22:20-30 24:1
over Jojakim over Jojakin Jojakin
25:1
Jojakim
26:1 27:1 28:1 29:2-3 32:1 34:1 36:1 37:1 39:1-2 40-44 45
Jojakim Sedekia Sedekia Sedekia Sedekia Sedekia Jojakim Sedekia Sedekia Na Sedekia Jojakim
Wanneer uitgesproken door Jeremia? 13e regeringsjaar tijdens zijn regering tijdens zijn regering nadat hij naar Egypte gevoerd was; tijdens Jojakims regering tijdens zijn regering tijdens zijn regering kort nadat hij naar Babylonie was gevoerd; Sedekia was nog geen koning – v.8 4e regeringsjaar; jaar waarin Nebukadnessar op de troon kwam begin regering begin regering begin regering; in het 4e regeringsjaar is al koning; Jojakin is naar Babel gebracht 10e regeringsjaar tijdens regering 4e regeringsjaar 2e gezantschap naar Jeremia 9e-11e jaar tijdens Gedalja en als Jeremia in Egypte is 4e regeringsjaar
d) Hoofdstuk 52 Dit hoofdstuk is blijkbaar niet door Jeremia geschreven of in zijn opdracht geschreven – hoofdstuk 51 eindigt met 'Tot hiertoe de woorden van Jeremia'. Het lijkt erop dat iemand anders (misschien zijn schrijver, Baruch) hoofdstuk 52 heeft toegevoegd. Het hoofdstuk is een soort samenvatting van wat er gebeurde vanaf de regering van Sedekia, tot de begenadiging van koning Jojakin (dit staat ook in 2Koningen 25:27-30). Het is niet moeilijk te achterhalen waarom iemand dit ook nog in Jeremia wou hebben. Het einde geeft aan dat de aankondiging van Jeremia dat de ballingschap een einde zou kennen, in zicht is. Er is al een positieve evolutie te zien… We moeten oppassen met het zoeken van toevoegingen in bepaalde boeken. Zolang er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat een gedeelte door iemand anders geschreven is (zoals het einde van hoofdstuk 51), moeten we dit niet veronderstellen. Denk maar aan de historischkritische wetenschappers en het resultaat van hun onderzoek.
e) Roeping van Jeremia De roeping van Jeremia is helemaal anders dan de roeping van Jesaja. Geen visioen, maar de melding dat God hem al in de moederschoot had geroepen om een profeet te worden. Later wordt hij dan echt door God geroepen. We zien in vers 6 dat de roeping in de moederschoot niet wil zeggen dat Jeremia een robot was. Hij zegt: 'Ach Here, Here, ik kan niet spreken, want ik ben jong.' Een uitvlucht! Wat een contrast met Jesaja die zei: 'Hier ben ik, zend mij'. Jeremia heeft zijn twijfels, maar wordt gerustgesteld als God zegt dat Hij hem woorden in zijn mond zal leggen. f) Boodschap van Jeremia In het begin van Jeremia, namelijk 1:4-19, vinden we al heel wat informatie over de boodschap van Jeremia. - er is vooral onheilsprofetie, maar ook heilsprofetie (1:10): Jeremia spreekt zowel over het einde van volken en koninkrijken, als over heropbouw. - er zal vervulling van zijn profetieën komen (1:12): God waakt erover dat Zijn Woord uitgevoerd zal worden. - de vervulling komt uit het Noorden (1:13,14): de Babyloniërs onder Nebukadnessar kwamen uit die richting (ze moesten eerst naar het Noorden trekken om Juda te bereiken) g) Andere thema's in Jeremia - over het leven in ballingschap: * tempel zal verwoest worden (26:6) * het volk moet Gods geboden bewaren in het hart (4:4; 7:22,23) * het volk moet een leven opbouwen in de ballingschap (29:5-7) - terugkeer uit ballingschap (29:10,14) - het Nieuwe Verbond en het Messiaanse rijk (31:31-34, 38-40) - profetieën over de volken (zie punt a) h) Zinnebeeldige handelingen5 Jeremia maakt, d.m.v. een aantal handelingen, duidelijk wat God te zeggen heeft aan het volk. Hieronder een opsomming van deze handelingen, met daarbij de boodschap. handeling de amandeltak de kokende pot de linnen gordel het verbod om te trouwen de pottenbakker de gebroken kruik de twee korven met vijgen het juk de aankoop van het stuk land de ingegraven stenen het in het water gegooide boek
boodschap waakzaamheid gericht verwerping soberheid Gods almacht rampspoed selectie uitlevering geloofsdaad onderwerping ongeluk
tekst 1:11-12 1:13-16 13:1-11 16:1-9 18:1-10 19:1-13 24:1-10 27:2-11 32:6-15 43:8-13 51:59-64
i) Aramees 5
AEBI, E., Korte inleiding tot de bijbelboeken. Internationale Bijbelbond. Culemborg 2002, p.69
In Jeremia staat een vers in het Aramees: 10:11 De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de hemel en van onder de hemel. Dit vers staat in de context van de overwinning van God over de volken en van de aarde die Hij gemaakt heeft. Het is alsof de taal van Israël (het Hebreeuws) wordt gebruikt als het over Gods overwinning en majesteit gaat en de taal van de heidense volkeren voor uiteindelijk verlies. In heel Jeremia geeft dit ook een heel mooi, contrasterend beeld. Juda en Jeruzalem zullen overwonnen worden door de heidenen, maar ze zullen terugkeren en uiteindelijk zal God overwinnen (10:11). j) Koningin des hemels In 7:18; 44:17-19,25 wordt er gesproken over het offeren aan de koningin des hemels. Deze staat gelijk aan Astarte of Asjera (zie Richteren, punt e). Deze godin had dus al een hele geschiedenis in het Joodse volk. In hoofdstuk 44 blijkt dat het volk ervoor kiest om deze koningin des hemels te volgen in plaats van te luisteren naar Jeremia en naar God. Zelfs na de val van Jeruzalem blijft het overblijfsel in Egypte zich hardnekkig verzetten tegen God en vasthouden aan afgoderij…
4. Klaagliederen6 a) Opbouw 1 dodenlied; acrostichon (22 verzen) 2 dodenlied; acrostichon (22 verzen) 3 vertroosting en hoop in wanhoop (66 verzen; telkens blok van 3 verzen met dezelfde letter) 4 dodenlied; acrostichon (22 verzen) 5 volksklacht; geen acrostichon (22 verzen) Er zijn 7 keer (getal van de volheid) 22 verzen (getal van de totaliteit). Hoofdstuk 1,2,4 en 5 zijn aan elkaar gelijk, omdat ze allemaal uitzichtloosheid weergeven. b) Jeremia We vinden in het boek geen aanduidingen door wie het geschreven is. Zowel de joodse traditie, als de Septuaginta, als de Vulgata (de Latijnse basisvertaling van de Roomskatholieke kerk) schrijven het boek toe aan Jeremia. Zowel de Septuaginta, als de Vulgata geven in het opschrift aan dat het door Jeremia geschreven is. In het moderne onderzoek wordt Jeremia als schrijver uitgesloten. Zo zou Jeremia een proChaldees (Babylonisch) standpunt innemen, maar de schrijver van Klaagliederen een antiChaldees standpunt. Jeremia is helemaal niet pro of anti Babylonië. Vergelijk Jeremia 27:12,13 en 38:17-18 maar eens met Jeremia 50-51. Jeremia zegt wat God hem te zeggen heeft. Juda zal overrompeld 6
KOOREVAAR, H.J. Wijsheidscanon 1:Rut, Klaagliederen, Daniël, Ester, Ezra/Nehemia, Kronieken. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p.1-17 (geen doorlopende nummering)
worden door Babylonië, maar de mensen moeten er niet tegen in opstand komen. Dat wil niet zeggen dat Jeremia pro-Babylonië is. Als Jeremia zegt dat Babylonië ten onder zal gaan, wil dat niet zeggen dat hij anti-Babylonië is. Hij spreekt gewoon Gods Woorden. Kortom: er is niets op tegen om Jeremia te zien als schrijver van Klaagliederen. Het is nogal duidelijk dat Klaagliederen kort na de verwoesting van de tempel geschreven is. In Jeremia 41:4-5 komen er mannen uit Sichem, Silo en Samaria (steden in het vroegere noordelijke rijk Israël) in volle rouw naar de tempel. We kunnen ons voorstellen dat er in die periode na de verwoesting rouwplechtigheden waren. Een boekje als Klaagliederen past daar heel goed in. Het zal toen als lied gemaakt en opgeschreven zijn. c) Boodschap Klacht over ellende 1:11 Zie Here en aanschouw hoe veracht ik ben geworden 1:21 Zij horen hoe ik zucht, maar niemand is er, die mij troost Oorzaak van de ellende: zonde 1:18a Hij, de Here is rechtvaardig, want tegen zijn woord ben ik weerspannig geweest. 5:16 De kroon van ons hoofd is gevallen, wee ons, dat wij gezondigd hebben Uitvoerder: vijand 1:14 de Here heeft mij overgegeven in de macht van hen, tegenover wie ik niet staande kon blijven 2:3 Hij heeft Zijn rechterhand weggetrokken bij de nadering van de vijand. Jhwh slaat 2:2 de Here heeft meedogenloos vernietigd 2:5 de Here is als een vijand geworden. Hij heeft Israël verslonden. Het boek is een klacht. Geen klacht aan het adres van God, dat Hij niet goed voor Zijn volk gezorgd heeft of wat dan ook. Wel een klacht over de zonde die het volk gedaan heeft en de consequenties daarvan. God wordt aangeduid als degene die het oordeel aangekondigd en voltrokken heeft 1:21 … dat Gij hebt doen komen de dag die Gij had aangekondigd… De vijand heeft Juda veroverd en het volk in ballingschap gevoerd, maar kon dit alleen omdat God dat toeliet. De verovering is geen falen van God. d) Vertroosting en hoop in ellende Er is in het midden van hoofdstuk 3 iets heel moois. Het hoofdstuk begint somber, zoals de eerste twee hoofdstukken. Vers 21 is een ommekeer: 'daarom zal ik hopen'. Het is het begin van een hoopvol gedeelte. Dat slaat weer om in vers 42: 'Gij hebt niet vergeven'. Vanaf vers 55 spreekt weer hoop: 'Ik roep uw naam, o Here'. Na een somber hoofdstuk 4 en eerste deel van hoofstuk 5, is het einde van hoofdstuk 5 toch weer hoopgevend. Het is een gebed tot Degene die kan verlossen. Het is toch nog niet helemaal gedaan. Zal God zich ontfermen over Zijn volk? Het is mooi dat Ezechiël na dit boek volgt. Daar wordt duidelijk dat God zich ontfermt over Zijn volk in de ballingschap. Hij toont zich (in het begin van Ezechiël en nog twee keer daarna) aan Ezechiël. God is Zijn volk niet vergeten!!!
5. Ezechiël7 a) Opbouw 1-24 Naderende verwoesting en ondergang van Juda en Jeruzalem 1-3 Inleiding en roeping (heerlijkheid des Heren; 1:1-28; 3:23; 8:4; 43:1-3) 4-24 Aankondiging en ondergang van Jeruzalem 25-32 Profetieën tegen buitenlandse machten 33-48 Profetieën van vertroosting en hoop na de val van Jeruzalem 33-39 Profetieën van vertroosting en herstel van Israël na de val van Jeruzalem 40-48 De nieuwe orde voor de tempel en het volk Israël b) Ezechiël Zijn naam betekent ‘God maakt sterk’. Hij was een priester uit Juda (Ez.1:3). Hij behoorde tot de elite die samen met koning Jojakin (in 597v.Chr.) naar Babel gevoerd werd. In het 5e jaar van de ballingschap van Jojakin (dus 592v.Chr.) werd hij geroepen (Ez.1:2,3). Hij was toen 30 jaar (Ez.1:1) – het jaar waarin een priester normaal aan zijn taak begon (Num.4:3). Hij moet een behoorlijk erkenning gehad hebben, want hij werd zowel door de oudsten (8:1; 14:1; 20:1) als door het gewone volk (24:18a) geraadpleegd. Ezechiël was getrouwd, maar zijn vrouw stierf – waarschijnlijk in het 9e jaar van de ballingschap (24:1,18). Dat was niet zomaar iets voor Ezechiël (24:16-17). Ik neem de lust van uw ogen door een plotselinge slag weg, maar gij zult geen dodenklacht aanheffen, gij zult niet wenen noch tranen storten. Kerm in stilte. c) Historisch-kritische opmerkingen Als je bekijkt op hoeveel boeken van de Bijbel de historisch-kritische mensen commentaar hebben, dan blijft er niet veel meer over. Van de laatst besproken boeken is er commentaar op Prediker, Hooglied, Jesaja, Klaagliederen en nu ook op Ezechiël. Men vindt het hoogst onwaarschijnlijk dat Ezechiël in Babylon woont en gebeurtenissen in Jeruzalem beschrijft. Sommigen zeggen dat Ezechiël in Jeruzalem woonde en deed alsof hij in Babylon woonde. Anderen zeggen dat het boek veel later is geschreven door een onbekende profeet. Hun probleem is dat ze niet kunnen aannemen dat profeten van God dingen te zien kregen die ze eigenlijk niet konden zien of weten. Jesaja die schrijft over Kores of Ezechiël die schrijft over Jeruzalem terwijl hij in Babylon is. Dat kan menselijk gesproken niet. In feite is dit de vraag: Bestaat er een God die zo'n dingen door mensen kan doen of niet? Als dat niet zo is, heeft de historische kritiek overschot van gelijk. Als dat wel zo is, dan is de Bijbel het Woord van God! Kiest dan heden wat gij geloven zult! Op bepaalde momenten wordt Ezechiël door de Geest naar Jeruzalem gebracht (bijvoorbeeld Ez.11). Hoe dit juist in zijn werk ging, zullen we hier op aarde niet te weten komen. Of de mensen in Jeruzalem Ezechiël zagen, weten we ook niet – het staat niet beschreven. Min of
7
KOOREVAAR, H.J. Koningen en profeten. BIB, Heverlee/Leuven. 1999-2000, p.51-84
meer hetzelfde gebeurde met Filippus die plots op een andere plaats was. God kan dit; dat moet voor ons vaststaan. d) Boodschap Er zijn doorheen Ezechiël vijf belangrijke boodschappen: - Ez.1-24: verwoesting van Juda, Jeruzalem en de tempel door de zonden van Israël en zijn leiders - Ez.18: persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens (zie Jesaja, punt g) - Ez.25-32: oordeel over de volken, wegens hun haat tegen Israël en hun hoogmoed tegen God - Ez.33-39: herstel van Israël in de eindtijd - Ez.40-48: de nieuwe tempel in het land Israël en het koninkrijk van God Er is een grondgedachte die 66 keer terugkomt in Ezechiël. Israël en de volken zullen door oordeel en genade 'weten, dat Ik de Here ben'. Gods oordeel is hier dus een manier om mensen terug naar God te brengen. Geen wilde wraak of verdelgingszucht! e) Boodschap overbrengen Ezechiël is, net als Jeremia, een profeet die zijn boodschap op verschillende, zelfs dramatische manieren naar de mensen moest brengen. Bij Jeremia hebben we al gezien dat dit nogal veel van hem vergde (bv. vijandschap van zijn familie en de overheid). Bij Ezechiëlis dat niet anders. Zoals bij Jeremia hebben we ook hier een lijst met zinnebeeldige handelingen8 handeling de tichelsteen teneerliggen als een leger brood eten met verdriet haar afgeschoren uitreis (verhuis in de nacht) eten met beving rouwen verboden de twee stukken hout
boodschap belegering van Jeruzalem duur van het gericht Hongersnood lot van de bewoners vlucht van Sedekia onzekerheid bij het volk Jeruzalems val Israël en Juda verenigd
tekst 4:1-3 4:4-8 4:9-17 5:1-12 12:1-16 12:17-20 24:15-24 37:15-22
f) Visioen van Ezechiël Bij zijn roeping ziet Ezechiël in een visioen de heerlijkheid des Heren. Hoe die eruit ziet, is samen te vatten in vier punten: - Vier levende wezens, met de gedaante van een mens, met vier gezichten en vier vleugels. Het zijn gezichten van een mens, leeuw, rund en arend. Dit zijn cherubs – zij staan het dichtst bij God (Op.4:6,7). - Vier raderen. Elk rad is een rad midden in een rad. Zij kunnen naar alle kanten gaan. - Een uitspansel boven de hoofden van de wezens. - Een troon boven het uitspansel, met daarop een gedaante die eruit ziet als een mens. De gedaante is vurig van aanzien.
8
AEBI, E., Korte inleiding tot de bijbelboeken. Internationale Bijbelbond. Culemborg 2002, p.73
Erich Von Däniken9 ziet deze passage als een ondersteuning voor zijn theorie dat wij afkomstig zijn van ruimtewezens. De voorstelling van de heerlijkheid des Heren is volgens hem een ruimteschip. Je kan misschien wel bepaalde elementen van de beschrijving inpassen in een ruimteschip, maar het hele hoofdstuk kan niet gelijkgesteld worden aan een ruimteschip. Von Däniken zegt dat Ezechiël deze dingen fysiek gezien heeft (dus: zoals wij alles zien). Ezechiël zelf zegt dat hij gezicht zag van godswege (1:1). We moeten hierbij in ons achterhoofd houden dat Ezechiël het heeft over het aanschouwen van de almachtige God zelf. Het gaat er bij Ezechiël niet om waar wij vandaan komen, maar wel wie hem roept om een taak uit te voeren. Daarbij komt nog dat de visie dat wij gemaakt zijn door ruimtewezens nergens ondersteund wordt. Het scheppingsverhaal heeft het over een God die hemel en aarde, zon, maan en sterren maakt. Dat is wel wat anders dan de visie van Von Däniken. g) Het klaaglied over de vorst/koning van Tyrus (28:11-19) Er zijn drie uitleggingen over wie deze vorst/koning was/is: - de antichrist en de hoer uit Openbaring 17-18: er zijn nogal wat overeenkomsten tussen Ez.26-28 en het stuk uit Openbaring. In 2Tess.2:4 wordt gezegd dat de antichrist zich toont als een god, net als de vorst van Tyrus. - koning Ithobal II van Tyrus: bij deze visie worden uitspraken als dat hij een god is, vol van wijsheid en volkomen schoon, de dag van zijn schepping, het heiligdom en de vergelijking met Adam gezien als beschrijvingen van zijn koningschap. Het gaat over dingen die hij gebouwd of gedaan heeft, zijn aantreden als koning, de tempels en heiligdommen in Tyrus, … - combinaties van de twee uitleggingen: het gaat ten dele over Ithobal II, een machtige en succesvolle koning, maar daarmee is niet alles gezegd. Deze vorst werd beïnvloed door de satan (antichrist); satan was de drijvende kracht achter Ithobal II en maakte hem succesvol. Daarom zijn een aantal verwijzingen niet toe te passen op Ithobal II, maar op de antichrist. Het is goed te beseffen dat er in dit stuk gesproken wordt over de val van satan. Zijn rijk zal niet eeuwig duren. In Jesaja 14 wordt dit ook aangekondigd. h) Het herstel van Israël (37) In hoofdstuk 37 wordt gesproken over het herstel van Israël – in v.15-19 wordt duidelijk dat Juda en Israël weer één koninkrijk zullen vormen en in v.20-28 dat de Joden uit alle volken in Israël samengebracht zullen worden. Er moet ook een geestelijke ommekeer plaatsvinden. Dat zal het begin zijn van het koninkrijk van God. Mensen als Ds. Glashouwer zijn er rotsvast van overtuigd dat het bestaan van Israël en het nog steeds terugkeren van Joden naar hun land belangrijke stappen zijn in de vorming van het koninkrijk van God. Een volgende stap, de geestelijke ommekeer van Israël, is een voorwaarde die nog niet vervuld is. Maar… er komt dus een dag (periode) dat Israël zich massaal zal bekeren tot God.
i) Gog en Magog (38-39) Na het herstel van Israël zal er een aanval komen uit het uiterste Noorden door Gog, grootvorst van Mesech en Tubal, in het land Magog. Het zal een coalitie-leger zijn, waar ook 9
Erich von Däniken is vooral bekend door zijn boek 'Waren de goden kosmonauten?'.
Perzen, Ethiopiërs, Puteeërs, Gomer en Bet-Togarma in betrokken zullen zijn. Het is onduidelijk wat dit allemaal inhoudt. Sommige uitleggers identificeren Magog met zuidelijk Rusland, anderen zeggen dat het gaat over volken die vroeger bekend waren, nog anderen spreken over Rusland en Siberië. Duidelijk is wel dat Israël door een massa volken aangevallen zal worden en dat Israël zal overwinnen, door Gods hulp. Dan is er nog de vraag over wanneer dit zal gebeuren. Sommigen zeggen vóór de antichrist komt, anderen erna. Opvallend is dat in Openbaring 20 ook gesproken wordt over Gog en Magog – als aanduiding voor de volken die na het duizendjarig rijk een aanval zullen lanceren op Jeruzalem en de heiligen. Ook hier is veel onduidelijkheid over. j) De nieuwe tempel (40-48) Een mooi onderwerp om Ezechiël mee te eindigen. Ezechiël wordt naar een hoge berg in het land Israël gebracht, waar een tempel op staat. Het moet dus over de berg Sion gaan. Deze tempel wordt helemaal beschreven. Het mooie is dat in hoofdstuk 43 de heerlijkheid des Heren terugkeert naar de tempel. Voor de verwoesting van de tempel (in 586v.Chr.) had de heerlijkheid des Heren de tempel verlaten (10:18-19) – er was zoveel afgoderij dat God er niet meer in kon wonen. Verder wordt er nog gesproken over de offers, het land Israël, … Na Klaagliederen dat zo zwaar en moeilijk is, waar je moet zoeken naar een positieve gedachte, is dit een pracht van een einde. God zal ooit weer in een tempel wonen, in Jeruzalem, in Israël. Zoals de heerlijkheid des Heren in de tabernakel in de woestijn en in de tempel van Salomo kwam wonen, zo zal God ook ooit terug op aarde wonen. Wat een heerlijk vooruitzicht!
6. Daniël10 In Daniël staan nogal wat moeilijk te doorgronden profetieën, zoals de profetie over de 70 weken. Het uitleggen ervan leidt heel ver en gaat samen met zware discussies en geschiedenisvragen. Daarom ben ik er niet verder op ingegaan. a) Opbouw Er zijn nogal wat mogelijkheden om de opbouw van Daniël weer te geven. De gemakkelijke opbouw: 1-6 geschiedkundig gedeelte 1 Daniël aan het Babylonische hof 2. De droom van Nebukadnessar (het beeld) 3. Het beeld van Nebukadnessar; de mannen in de brandende oven 4. De waanzin van Nebukadnessar 5. Het schrift op de wand 6. Daniël in de leeuwenkuil 7-12 gezichten 7. Het droomgezicht van de vier dieren 8. Het gezicht van de ram en de bok 10
KOOREVAAR, H.J. Wijsheidscanon 1:Rut, Klaagliederen, Daniël, Ester, Ezra/Nehemia, Kronieken. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p.1-58 (geen doorlopende nummering)
9. De zeventig weken 10-12. De toekomst van Daniëls volk Een zekere Gooding11 heeft een andere opbouw gemaakt. GROEP 1 1. Weigering het onreine voedsel van de koning eten.
GROEP 2
Daniël en zijn vrienden worden gerechtvaardigd
6. Weigering om het gebod van de koning te gehoorzamen om niet te bidden tot God. Daniël wordt gerechtvaardigd
TWEE BEELDEN
TWEE GEZICHTEN OVER DIEREN
2. Droombeeld van Nebukadnessar
7. De vier dieren
De vier rijken
De vier rijken
3. Gouden beeld van Nebukadnessar. Geen God kan bevrijden uit zijn macht.
8. De twee dieren. De kleine horen. Niemand kan bevrijden uit zijn macht.
TWEE KONINGEN BESTRAFT
TWEE SCHRIFTEN VERKLAARD
4. Tucht en herstel van Nebukadnessar in 7 tijden.
9. De profetie in het boek Jeremia. Tucht en herstel van Jeruzalem in 70x7 jaar. 10-12. Het boek van de waarheid en de vernietiging van de koning.
5. Het schrift op de muur en de vernietiging van Belsassar.
b) Daniël Daniël betekent ‘God is mijn rechter’. Hij werd in het derde jaar van de regering van koning Jojakim naar Babel gevoerd (605v.Chr.). Onder deze groep moet een aantal edelen geweest zijn (Dan.1:3). Uit dat vers kunnen we ook besluiten dat Daniël zelf van adel was. We weten voor de rest niets van Daniëls achtergrond of afkomst. Hij leefde een lange tijd in Babel – tijdens de regering van Nebukadnessar en zijn opvolgers tot na de val van Babylonië (10:1 spreekt over het derde jaar van Kores – 536v.Chr.; waarschijnlijk leefde hij nog langer). In Babel werd hij tijdens de regering van Nebukadnessar heerser over het gewest Babel en hoofd van alle wijzen van Babel. Onder de regering van Belsassar, in 539v.Chr. (vlak vóór de val van Babel), werd hij de derde belangrijkste man in het Babylonische rijk. Onder Darius de Meder, toen Babel was overgenomen door de Perzen, werd Daniël één van de drie rijksbestuurders. c) Boodschap van Daniël Een eerste belangrijke boodschap in Daniël is de trouw aan God en de trouw van God. Het voorbeeld van Daniël is heel belangrijk voor de ballingen. De Israëlieten die vroeger in een door God beschermd land leefden, zijn nu heel kwetsbaar geworden. De vijandige maatschappij wil ervoor zorgen dat de Israëlieten assimileren (worden als hen). De Israëlieten moeten echter trouw blijven aan God en Zijn geboden. Daniël en zijn vrienden geven aan hoe het moet: zij blijven trouw aan God en zijn ervan overtuigd dat God hen ook trouw is. Zij kiezen de moeilijke weg, die van het niet eten van het voedsel dat hen voorgeschoteld wordt, die van de brandende oven en die van de leeuwenkuil. Menselijk gesproken zullen zij 11
GOODING, D.W., The literary structure of the book of Daniel and its implications. Tyndale Bulletin 32. Inter-Varsity Press. Cambridge 1981, p.52,58-59
daardoor verzwakken en sterven. God is echter trouw! Door Gods trouw kunnen Daniël en zijn vrienden de schijnbaar superieure maatschappij overwinnen. Koningen als Nebukadnessar en Darius (de Meder) zien dit gebeuren en we lezen op een paar plaatsen in Daniël hoe zij uitroepen dat de God van Daniël en zijn vrienden de enige, ware God is. Een andere boodschap is Gods heerschappij over de koninkrijken op aarde. Alleen als God dit toelaat, blijft een bepaalde koning of een bepaald volk aan de macht. Nebukadnessar wordt op een bepaald moment door Gods ingrijpen waanzinnig. Niet met de bedoeling hem in de put te duwen, maar om hem tot inzicht te brengen dat God werkelijk de enige, ware God is. In 4:25b-26 wordt aangegeven dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap van mensen. Bij het schrift op de wand legt Daniël aan Belsassar uit dat zijn koninschap geteld is en dat er een einde aan gemaakt wordt. Dit moet ook voor ons, als we bidden voor machthebbers in deze tijd (onze eigen overheid, landen waar godsdienstvervolging is – bv. Noord-Korea, …) een stimulans zijn. God kent ook deze mensen en zij zijn niet machtiger dan Nebukadnessar of Belsassar. Als de antichrist zal optreden, zal ook dat een eigenschap van hem zijn – hij kan niet buiten Gods controlerende macht om! Als God zegt: 'Stop', dan moet hij stoppen. d) Hebreeuws – Aramees Een redelijk groot gedeelte van Daniël is geschreven in het Aramees. Hebreeuws 1:1-2:4a Aramees 2:4b-7:28 Hebreeuws 8:1-12:13 Het is niet toevallig dat 2:4a-7:28 in het Aramees staat. Hieronder volgt een herneming van een stukje uit Jeremia. Jeremia 10:11 staat in het Aramees: 'De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de hemel en van onder de hemel.' Dit vers staat in de context van de overwinning van God over de volken en van de aarde die Hij gemaakt heeft. Het is alsof de taal van Israël (het Hebreeuws) wordt gebruikt als het over Gods overwinning en majesteit gaat en de taal van de heidense volkeren voor uiteindelijk verlies. We kunnen het Aramees gedeelte in Daniël op dezelfde manier zien. Het eerste Hebreeuwse gedeelte is het verhaal van hoe Israël onderworpen is. Het Aramees begint op het moment dat Nebukadnessar gedroomd heeft en dat niemand de droom kan uitleggen. Er is maar één persoon die de droom kan uitleggen: Daniël, de Israëliet. De heidense wereld (Aramees) mag dan Israël (Hebreeuws) overwonnen hebben, God staat achter Zijn volk en zal het nooit verlaten. Het Aramees gedeelte eindigt met de beschrijving van de komende heerschappij van de Allerhoogste en dat alle volken Hem onderworpen zullen zijn. Het Hebreeuws, Israël (God), zal het Aramees, het heidendom (afgoden) overwinnen. Een woordje uitleg over de datering van het Aramees en Hebreeuws. In het eerste hoofdstuk is al verwezen naar het Hebreeuws en Aramees van Daniël. De historisch-kritische wetenschappers dateren Daniël rond 160v.Chr. (zie volgend punt) en de taal moet dus ook overeenkomen met het Hebreeuws en Aramees van die tijd. Als Daniël rond 500v.Chr. geschreven is, moet hij een heel andere taal gehanteerd hebben dan rond 160v.Chr. Men heeft door vergelijkingen met geschriften uit Elefantine (een Joodse kolonie in Zuid-Egypte aan het einde van de 5e eeuw) en Qumran (daterend uit de 2e eeuw v.Chr. tot de 1e eeuw n.Chr.)
kunnen zien dat het Aramees van Daniël meer lijkt op dat van Elefantine dan op dat van Qumran. Er zijn tegenwoordig historisch-kritische mensen die dit toegeven! Hetzelfde gaat op voor het Hebreeuws. Dat komt veel minder overeen met het Hebreeuws van Qumran en 'Wijsheid van Salomo' (rond 2e eeuw v.Chr.) dan met Haggaï, Ezra, Ezechiël, Kronieken (5e eeuw v.Chr). e) Daniël apocalyptisch? In de laatste eeuwen voor Christus en kort erna ontstond er een aantal geschriften die men later 'apocalyptiek' heeft genoemd. Namen van grote en bekende mannen uit het verleden worden ten tonele gevoerd (bv. Wijsheid van Salomo). Zij hebben vaak een indrukwekkende openbaring, die doorgaat tot de tijd van de schrijver. Men is er hierbij van overtuigd dat het koninkrijk van God spoedig zal aanbreken. De Openbaring van Johannes wordt door sommigen tot deze geschriften gerekend en Daniël ook. Daarom dateert men Daniël rond 160v.Chr. i.p.v. rond 500v.Chr. (zie vorig punt). Er zijn ook gedeeltes uit andere bijbelboeken die tot de apocalyptiek worden gerekend: Jesaja 24-27, Ezechiël 38-39, Joël 3 en Zacharia 1-8 en 9-14 (men ziet dit als twee boeken). f) Aanvullingen op Daniël De deuterocanonieke of apocriefe boeken bevatten een paar aanvullingen op Daniël. - het gebed van Azarja - het gezang van de drie mannen. - de geschiedenis van Susanna - de geschiedenis van Bel en de draak Er zijn toch een paar problemen met deze aanvullingen. Zij komen voor in de Griekse tekst (Septuaginta), maar niet in de Hebreeuwse. In het gebed van Azarja staat een tegenstrijdigheid met de Hebreeuwse tekst van Daniël (zo zou een engel de vlammen uit de oven blazen). Een paar gedeeltes zijn nogal sprookjesachtig (vooral de geschiedenis van Bel en de draak). Ook op geschiedkundig vlak zijn er onwaarschijnlijkheden – zo speelt de profeet Habakkuk een rol in Bel en de draak, maar dit verhaal speelt zich zeker 70 jaar na het optreden van de profeet af. Niet uitgesloten, maar zeker onwaarschijnlijk. g) Jeremia en Darius de Meder Jeremia speelt een belangrijke rol in het leven van Daniël. Daniël 9:1-19 vertelt hoe Daniël in het eerste jaar van Darius de Meder het boek Jeremia leest. Hij ontdekt dat er 70 jaren voorbij zouden gaan (na de ballingschap) voor de puinhopen van Jeruzalem herbouwd zouden worden. Hij doet hierna boete voor zijn zonden en die van zijn volk. We moeten ons hierbij afvragen wie Darius de Meder eigenlijk was. Hij wordt in Dan.6:1 en 9:1 genoemd. Hij is koning over het koninkrijk van de Chaldeeën (Babel en omstreken). Sommigen denken dat het hier gaat over koning Darius van Perzië. Dat kan niet, want hij wordt een Meder genoemd. De Perzische koningen waren Perzen. Dat Daniël in 9:1-19 leest over het herbouwen van Jeruzalem (in het eerste jaar van Darius de Meder) is een sterk argument om Darius de Meder te zien als een door Kores aangestelde vorst over de Chaldeeën in 539v.Chr. Enerzijds heersten vóór 539 de Babyloniërs over Babel – dus kon er nog geen sprake zijn van een koning uit Medië. Anderzijs gaf Kores in 539 of 538 het bevel dat de Israëlieten terug mochten gaan naar hun land. Daniël leest dit stuk in Jeremia vóór de Israëlieten terug naar hun land mochten (dat wordt duidelijk uit het stuk) – dus vlak vóór het
bevel van Kores geweest zijn; enkele maanden, misschien zelfs weken ervoor. En dus vlak nadat Kores Babel overwon en Darius erover aanstelde. h) Belsassar Jarenlang heeft men Daniël (en de hele Bijbel) afgeschoten als een historisch onbetrouwbaar boek, mede o.w.v. koning Belsassar (Dan.5). In de Babylonische koningslijsten komt Belsassar nergens voor. Nabonidus wordt als laatste koning genoemd, voordat het rijk overgenomen werd door de Meden en de Perzen. Dan.5:25-28,30 beschrijft het einde van Belsassar dat zijn rijk wordt overgenomen door de Meden en de Perzen. Er was dus een tegenstelling tussen de gewone geschiedschrijving en het Bijbelse verhaal. In 1853 vonden archeologen een klei cylinder waarop stond dat er, toen Babylonië veroverd werd, twee koningen op de troon zaten, een vader en een zoon. Belsassar was onderkoning; zijn vader Nabonidus koning. Dat verklaart waarom Daniël als derde in het koninkrijk werd aangesteld (5:29) – na Nabonidus en Belsassar. i) De wereldrijken in hoofdstuk 2 en 7 1e rijk
Hoofdstuk 2 (het beeld) hoofd van goud
2e rijk
borst en armen van zilver
Hoofdstuk 7 (vier dieren) een leeuw met adelaarsvleugels; de vleugels worden eruit gerukt; het dier wordt opgericht als een mens en krijgt een menselijk hart een beer; hij richt zich op 1 zijde op; hij heeft drie ribben in zijn muil
3e rijk
buik en heupen van koper
een panter; hij heeft 4 vleugels op zijn rug en heeft 4 koppen
4e rijk
benen van ijzer
een naamloos dier; het is vreselijk met ijzeren tanden en koperen klauwen; hij heeft 10 horens; 3 horens worden uitgerukt; 1 horen wordt groter dan de rest en heeft menselijke ogen en een mond vol grootspraak
…
voeten van ijzer en klei
Hoofdstuk 2 heeft een 5e rijk (wordt niet benoemd als een volgend rijk, maar wordt gewoon na het 4e rijk besproken – het heeft gelijkenissen met het 4e rijk door het ijzer). Hoofdstuk 7 maakt geen melding van een vijfde rijk. We moeten in de uitleg van deze rijken onderscheid maken tussen de historisch-canonieke en de historisch-kritische wetenschappers. De kritische hebben twee richtingen. 1e rijk 2e rijk 3e rijk 4e rijk …
Historisch-canoniek Babylonisch Medo-Perzisch Grieks-Macedonisch Romeins
Babylonisch Medisch Perzisch Grieks-Macedonisch
Historisch-kritisch Babylonisch Medo-Perzisch Grieks-Macedonisch Seleucidisch
Er zit een heel logische uitleg achter deze verschillen. De historisch-kritische wetenschappers geloven dat Daniël rond 160v.Chr. is geschreven (zie punt c) door iemand die niet in de toekomst kon kijken. Op dat moment was koning Antíochus IV van Syrië aan de macht in Israël. Dit Syrië is afhankelijk van hoe je het bekijkt: a. een overblijfsel van het Grieks-Macedonische rijk van Alexander de Grote (dat viel uiteen in vier delen)
b. het Seleucidische rijk (één van de vier delen van het Grieks-Macedonische rijk). De oude joodse en christelijke visie heeft geen problemen met een persoon als Daniël die in de toekomst kon kijken. In zijn tijd ging het Babylonische rijk over in het Medo-Perzische rijk. Hij zag, door Gods visioenen, dat er ook nog een Grieks-Macedonische en een Romeins rijk ging komen. En hij zag welke eigenschappen ze zouden hebben. Het vijfde rijk… Als we de beschrijving zien, is het het rijk dat er zal zijn voor Gods koninkrijk zal aanbreken. Is dit vijfde rijk het rijk van de antichrist? Een rijk dat lijkt op het Romeinse rijk, maar toch niet hetzelfde is. Veel mensen zien de Europese Unie als een uitloper van het Romeinse rijk, dat zich uitbreidt, maar toch niet echt een geheel is (ijzer en leem). Het is een mogelijkheid. Er valt nog veel meer te zeggen over deze rijken, over de persoon Antíochus IV en zijn plaats in hoofdstuk 11, over de antichrist die aangekondigd wordt, … Er is een overvloed aan literatuur over te vinden.