K
Hoofdstuk 5 Achtergrondinformatie inzake mondiale thema’s
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
311
K
Inhoud van dit hoofdstuk Kinderen
313
Burgerschap
318
Democratie
322
Discriminatie en xenofobie
327
Onderwijs
341
Milieu
346
Gendergelijkheid
350
Mondialisering
354
Gezondheid
358
Menselijke veiligheid
363
Media
368
Vrede en geweld
372
Armoede
378
Sociale rechten
382
Sport
387
Eindnoten
392
312
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
K
Kinderen
Ruw geschat zijn er vandaag 2000 miljoen kinderen in de wereld. 79 miljoen daarvan leven in de Europese Unie en 25 miljoen in de kandidaat-lidstaten. In 1989 namen de Verenigde Naties het Verdrag inzake de Rechten van het Kind aan. Dat werd door alle landen geratificeerd, behalve door de Verenigde Staten en Somalië. Dit verdrag is een mijlpaal in de geschiedenis van de rechten van kinderen, want het is het eerste bindende internationale instrument dat in deze materie werd aangenomen.
Waarom is het kinderrechtenverdrag zo belangrijk? Het verdrag heeft heel wat veranderingen teweeggebracht op het vlak van de bescherming van de rechten van kinderen. 1. Het is het meest geratificeerde mensenrechteninstrument. 2. Het verdrag bevordert de “3p’s”. In eerste instantie bevordert het de deelname (“participation”) van kinderen – naargelang hun leeftijd, toestand en rijpheid – aan zaken die hun lot aanbelangen, zoals rechtszaken of adoptiezaken, aan familiezaken en aan zaken betreffende de samenleving als geheel. Het definieert het recht op bescherming (“protection”) tegen alle vormen van misbuik, geweld en andere praktijken die hun rechten kunnen schenden. Ten slotte voorziet het (“provision”), zoals elk verdrag, in rechten die bedoeld zijn als bescherming tegen potentiële schendingen. 3. Het beschouwt de kinderen als rechtssubject in plaats van rechtsobject. Traditioneel werd de grote meerderheid van volwassenen geleerd om kinderen te zien als voorwerpen die onvoorwaardelijk aan volwassenen moeten gehoorzamen, aan leraars, priesters, ouders, dokters, enz. In de plaats hiervan bevordert het verdrag het idee van kinderen als personen met rechten, rechten die moeten worden gerespecteerd door volwassen, door de samenleving en door alle instanties die te maken hebben met kinderzaken. Kinderen hebben het recht om te worden gerespecteerd en te worden behandeld met waardigheid omdat zij mensen zijn, ongeacht hun leeftijd. 4. Alle beslissingen (juridisch, administratief,…) waarbij een kind is betrokken, zouden moeten worden genomen in het hoogste belang van het kind. “Het hoogste belang van het kind” is een moeilijk te definiëren concept en er bestaat heel wat controverse over de exacte betekenis. In de praktijk impliceert het bijvoorbeeld dat een rechter die moet beslissen over het hoederecht over een kind, verscheidene aspecten van het leven van het kind en de betrokken volwassenen moet onderzoeken. In elk geval is het hoogste belang van het Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Je kinderen zijn je kinderen niet. Ze zijn de zonen en dochters van het verlangen van het Leven naar zichzelf…Je kan hun lichaam huisvesten maar niet hun ziel, omdat hun ziel verblijft in het huis van morgen, een huis dat je niet kan bezoeken, zelfs niet in je dromen.” Kahlil Gilbran
Verwante activititeiten • Beeld het uit, pagina 82. • Ashique’s verhaal, pagina 87. • Kinderrechten, pagina 99. • Kan het anders?, pagina 107. • Laat ieders stem gehoord worden, pagina 149. • Onze toekomstvisies, pagina 178. • Rechten bingo!, pagina 202. 313
Kinderen
K Kinderparticipatie 1. “Participatie is essentieel om het VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind tot leven te brengen. 2. [het] is een beslissende factor voor het verzekeren van sociale cohesie en voor het leven in democratie. 3. [het] is een noodzakelijk proces in de ontwikkeling van het kind…”1
kind belangrijker dan het hoogste belang van de ouders. 5. Het Kinderrechtenverdrag verwijst naar een uitgebreid aantal materies (administratieve, juridische, wettelijke, onderwijsmateries, enz.) waar de rechten van kinderen moeten worden gerespecteerd. Bij wijze van voorbeeld kunnen we aanhalen dat een kind dat niet correct werd geregistreerd bij de geboorte, in de ogen van de wet niet bestaat. Dit kind bestaat dus ook niet voor de schoolautoriteiten, die hen zullen weigeren als leerling. Het kind kan bijgevolg niet naar school gaan. Het gaat hier om een wijdverbreid probleem dat duizenden kinderen in vele landen treft. De weigering van de schoolautoriteiten het kind als leerling te aanvaarden omdat het “administratief en wettelijk niet bestaat” schendt duidelijk het recht van het kind op onderwijs. Het verdrag heeft de praktijk in veel landen beïnvloed. Door de ratificatie van het Kinderrechtenverdrag waren zij verplicht om een deel van hun bestaande wetgeving te amenderen en/of te wijzigen.
? Moeten kinderen altijd onvoorwaardelijk voor hun eigen welzijn de volwassenen gehoorzamen?
De toestand van kinderen: feiten en cijfers Ook al is het verdrag een immense stap in het voordeel van kinderen, de feiten bewijzen toch dat de rechten van de kinderen in de meeste delen van de wereld worden geschonden. Kinderen in Europa… •
•
•
•
• Wat is 'een kind’? Zoals gedefinieerd door art.1 van het verdrag, is een kind “ieder mens jonger dan 18 jaar, tenzij, volgens het op het kind toepasselijk zijnde recht, de meerderjarigheid eerder wordt bereikt.” Dit betekent dat elk persoon onder de 18 jaar, ook adolescenten, onder het verdrag valt.
314
•
•
Er is een opvallende stijging van de handel in vrouwen en kinderen. Schattingen doen vermoeden dat elk jaar tot 120.000 vrouwen en kinderen slachtoffer zijn van een handel van Centraal- en Oost-Europese landen naar West-Europa. Bepaalde rapporten stellen dat in Bulgarije prostitutie één van de belangrijkste bronnen van inkomsten is geworden voor een aanzienlijk aantal 14- tot 18-jarige meisjes en dat deze erg vaak deel uitmaken van een georganiseerd netwerk. De groei van het aantal mannelijke prostituees is eveneens zorgwekkend. In Estland werd vastgesteld dat prostitutie, waarbij erg jonge meisjes worden ingezet, in de bredere context van een groeiende buitenlandse markt voor sekstoerisme kadert. Ook in Litouwen werden erg jonge meisjes (niet ouder dan 8 à 10 jaar) gesignaleerd als prostituees. Onderzoek geeft aan dat er in het VK vele duizenden straatkinderen zijn, vooral, maar niet alleen, in de grote steden. Het aantal mannelijke en vrouwelijke straatkinderen is gelijk. Men schat dat elk jaar ongeveer 40000 kinderen van huis weglopen. In Frankrijk is het fenomeen van de straatkinderen sinds de jaren ’80 een aanzienlijk probleem geworden. Sommige autoriteiten menen dat er zo’n 10000 straatkinderen zijn, hoewel anderen het aantal veel lager inschatten. In het algemeen leven er in Centraal- en Oost-Europa steeds meer jonge mensen op straat. In Boekarest alleen al zijn er ongeveer 1500 kinderen en jonge mensen die hun leven op straat slijten. In Polen en Hongarije leeft meer dan een derde van de kinderen jonger dan vijftien in armoede. Een recente studie in Polen (UNDP,1999) toont dat 60% van de kinderen lijdt aan een of andere vorm van ondervoeding; 10% hiervan is permanent ondervoed. In de Russische Federatie steeg het aantal kinderen jonger dan twee met een gestoorde groei van 9.4% in 1992 tot 15.2% in 1994.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Kinderen
Kinderarmoedecijfers voor Europa2
K Belangrijke data 4 juni Internationale Dag van de Kinderen die het Slachtoffer zijn van Agressie 12 augustus Internationale Jeugddag 20 november Internationale Dag van het Kind
Kinderen in de wereld… • • • • •
Jaarlijks sterven nog steeds meer dan 10 miljoen kinderen onder de vijf jaar aan oorzaken die te voorkomen waren. Nog steeds gaan meer dan 100 miljoen kinderen niet naar de lagere school. Het merendeel hiervan zijn meisjes. Er zijn naar schatting zo’n 300 000 kinderen betrokken bij gevechten. 149 miljoen kinderen zijn ondervoed, twee derde hiervan leven in Azië. Vorig jaar alleen al raakten zo’n 31 miljoen vluchtelingen en ontheemden – meestal vrouwen en kinderen – betrokken in oorlogsconflicten en werden zo gedwongen hun huizen te verlaten en vluchteling te worden.
Europese kwesties met betrekking tot kinderen en adolescenten Er zijn specifieke kwesties met betrekking tot de rechten van de kinderen die uiterst relevant zijn, zowel voor de Europese instanties als voor de Europese regeringen. De wil is dan ook duidelijk aanwezig om maatregelen te bevorderen die tot doel hebben kinderen te beschermen tegen praktijken en fenomenen die duidelijk hun rechten schenden. In het licht van de hierboven geciteerde statistieken over seksuele handel, prostitutie en pornografie in Europa zijn de Raad van Europa en zijn leden steeds meer verontrust over de materie. Ze hebben dan ook verschillende aanbevelingen aangenomen, waaronder: • Aanbeveling 1065 (1987) inzake de handel in kinderen en andere vormen van kinderuitbuiting; • Aanbeveling R (91) 11 inzake de seksuele uitbuiting, de pornografie, de prostitutie alsmede de handel in kinderen en jonge volwassenen; • Resolutie 1099 (1996) betreffende de seksuele uitbuiting van kinderen. Zodra deze aanbevelingen zijn aangenomen, moeten de staten alle praktische maatregelen nemen om de naleving ervan te verzekeren. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn3: 1. Op initiatief van de Belgische Minister van Binnenlandse Zaken werd, op 23 november 1992, binnen het 'Centraal kantoor voor Vermiste personen' van de Rijkswacht een eenheid gecreëerd gespecialiseerd in het tegengaan van zulke handel. Op 11 september 1995 beval de Minister van Justitie de creatie binnen dezelfde dienst van een Eenheid voor Vermiste Kinderen. Deze eenheid is verantwoordelijk voor de coördinatie en het verlenen van steun en expertise inzake onrustwekkende verdwijningen van minderjarigen in onrustwekkende omstandigheden. 2. In Luxemburg werd binnen de politiemacht een speciale jeugdbeschermingsectie gevormd. Het politiehoofdkantoor in Luxemburg Stad heeft in zijn opsporingsafdeling een jeugdbeschermingsectie. Er is een hulplijn voor kinderen (KannerJugendtelefon).
? Waarom is het moeilijk om dit soort handel uit te roeien? Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Bij kinderen zijn heelt de ziel.” Fjodor Dostojewski
315
Kinderen
K
Kinderarbeid is… … werk dat voltijds wordt uitgevoerd door kinderen onder de 15 … werk dat kinderen verhindert om naar school te gaan … werk dat gevaarlijk is voor kinderen en hun fysieke, mentale of emotionele gezondheid bedreigt. De onderliggende redenen voor kinderarbeid zijn soms erg complex en gaan van culturele praktijken tot situaties van armoede waarin de ouders en familie de lonen aangebracht door hun kinderen nodig hebben. Bovenop het feit dat de kinderen geen gepaste opleiding krijgen en hun fysieke en mentale ontwikkeling wordt bedreigd, kan kinderarbeid leiden tot ernstige gezondheidsproblemen zoals skelet- of spiermisvorming, chemische vergiftiging, sneden en andere lichaamsverwondingen, ademhalingsaandoeningen, ernstige verbrandingen, enz. Voorbeelden van goederen gemaakt door kinderen zijn o.m. tapijten, bakstenen, lucifers, suiker, kledij, schoenen, sigaretten, vuurwerk, huizen en andere gebouwen, pennen, lederwaren. Ze worden ook tewerkgesteld in fabrieken, helpen bij de oogst, dragen zware lasten, vissen en verlenen eenvoudige huishoudelijke diensten.
Internet en pornografie Kinderen worden als ze het internet gebruiken blootgesteld aan een brede waaier van risico’s. Het gaat onder meer om blootstelling aan ongepast materiaal (gewelddadige foto’s, racistische en xenofobische propaganda, enz.), kwelling en pedofiele activiteiten. Er is groeiend bewijsmateriaal dat er netwerken bestaan die gewijd zijn aan de uitwisseling van informatie (namen, foto’s, enz.) inzake kinderpornografie. De laatste jaren werden in Europa en andere continenten personen gearresteerd wegens betrokkenheid bij en/of bevordering van dit soort illegale en immorele activiteiten. Mogelijke oplossingen die werden voorgesteld aan ouders, sociale werkers, leraars, psychologen, enz. zijn: • Individuele acties ondernemen zoals rapporteren, klacht indienen of vragen stellen wanneer ze een kind opmerken dat blootgesteld is aan dergelijke risico’s of wanneer ze illegaal of gevaarlijk internetmateriaal ontdekken; • Kinderen weerbaarder maken door hen te informeren en de kwestie met hen te bespreken; • Ouders sterker maken, die zich immers bewust moeten worden van de gevaren van het gebruik van het internet en zich verder moeten informeren over het onderwerp.
De wereldtop voor kinderen In september 1990 nam de Wereldtop voor Kinderen de Verklaring voor de Overleving, Bescherming en Ontwikkeling van Kinderen aan, evenals een Wereldactieplan ter uitvoering van de Verklaring. Een reeks doelstellingen m.b.t. kindersterfte, ondervoeding, de wereldwijde toegang van kinderen tot basisonderwijs, enzovoort, werd vooropgesteld. Deze doelstellingen moesten bereikt zijn tegen het jaar 2000.
? Geen van de doelstellingen is bereikt, maar betekent dit dat deze top nutteloos was? Veel ngo’s hebben een netwerk van geëngageerde mensen die websites die illegaal materiaal bevatten opsporen en rapporteren4. Het Verdrag van de Raad van Europa inzake Cybercriminaliteit werd aangenomen op 8 november 2001. Wanneer het van kracht wordt, zal dit verdrag het eerste internationale verdrag zijn over misdaden gepleegd via het internet en andere computernetwerken. Het verdrag handelt in het bijzonder over computer- en internetgerelateerde misdaden, inclusief kinderporno. De belangrijkste doelstelling van het verdrag is het volgen van een gemeenschappelijk misdaadbeleid gericht op de bescherming van de samenleving tegen cybermisdaad, vooral door het aannemen van een passende wetgeving en het bevorderen van internationale samenwerking. Artikel 9 van het verdrag is gewijd aan het bestrijden van pedofilie en kinderporno op het internet. 316
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Kinderen
? Kunnen we maatregelen nemen om het gebruik van het
internet bij kinderen te controleren zonder hun vrijheid om informatie en ideeën te vergaren, te ontvangen en door te geven, te schenden? (art.13 Kinderrechtenverdrag)
De ombudsman voor kinderen Het woord ‘ombudsman’ komt van het Scandinavische woord ‘ombud’, dat ambassadeur, gedelegeerde of boodschapper betekent. Nu duidt het een persoon aan die klachten behandelt van een welomschreven groep (in dit geval kinderen), diein naam van deze groep spreekt en die de toestand van zowel individuen als van de groep als geheel tracht te verbeteren. In Noorwegen werd in 1981 de eerste ombudsman voor kinderen aangesteld. De ombudsman is een onafhankelijke agent, woordvoerder of scheidsrechter, die verzekert dat o.m. de ministeries hun wettelijke verplichtingen nakomen. Daartoe stelt hij, in kwesties die kinderen betreffen, verbeteringen voor. De ombudsman beschermt de behoeften, rechten en belangen van minderjarigen, werkt voor de toepassing van het Kinderrechtenverdrag en ondersteunt de verspreiding van dit verdrag. De ombudsman heeft de bevoegdheid om te onderzoeken, te bekritiseren en te publiceren maar hij heeft niet de bevoegdheid om een administratieve actie ongedaan te maken of om administratieve beslissingen te herroepen. De ombudsman komt, los van wettelijke vertegenwoordigers, ouders of voogden, tussen om de rechten van het kind in alle soorten burgerlijke- of strafzaken waar kinderen direct of indirect bij betrokken zijn, te vertegenwoordigen.
K In Europa werd in 1997 het Europese Netwerk van Ombudsmannen voor Kinderen opricht. Dit bevat vertegenwoordigers van België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Hongarije, IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek van Macedonië, Litouwen, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, de Russische Federatie, Spanje, Wales en Zweden. Het Russische Ministerie van Arbeid en Sociale Ontwikkeling is een pilootproject begonnen, dat in 5 staten Commissarissen voor Kinderen invoert. De Commissarissen zijn allemaal benoemd bij decreet en hebben het mandaat om de bescherming en bevordering van kinderrechten te verbeteren.
In sommige landen is de ombudsman verantwoordelijk voor het invoeren van beoordelingsmethoden, zoals de ‘kinderimpactbeoordeling’, die alle mogelijke gevolgen van wettelijke voorstellen, reguleringen en andere maatregelen voor kinderen evalueren en identificeren. Volgens de Zweedse ngo Radda Barnen hebben tot nu toe twintig landen de ombudsman voor kinderen ingevoerd.
Internationale en regionale instrumenten voor kinderen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989) De Verklaring voor de Overleving, Bescherming en Ontwikkeling van Kinderen Het Wereldactieplan ter uitvoering van de Verklaring (1990) De Aanbeveling 1460 (2000) van de Parlementaire Vergadering over de Instelling van een Europese Ombudsman voor Kinderen, Raad van Europa, Straatsburg (2001) Aanbeveling 1286 (1996) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over een Europese Strategie voor Kinderen Het Europees Verdrag over de Uitoefening van de Rechten van Kinderen, Raad van Europa, Straatsburg (1996)
Bronnen •
Asquith, S., Juvenile Justice and Juvenile Delinquency in Central and Eastern Europe - A Review - Centre for the Child and Society, University of Glasgow. http://eurochild.gla.ac.uk (niet meer beschikbaar)
•
Final report of the study group on street children, Council of Europe, Strasbourg, April 1994.
•
Flekkoy, M., A Voice for Children – Speaking as their Ombudsman, UNICEF, 1991.
•
The Global Movement for Children, www.gmfc.org www.gmfc.org.
•
Human Rights Education Newsletter, No.29, Centre for Global Education, University of York, UK, 2001.
•
Setting up a European Ombudsman for Children, doc.8552, Council of Europe Parliamentary Assembly, 1999.
•
The State of the World’s Children, UNICEF, 2000.
•
“Trafficking in women, a comprehensive European strategy”, information sheets, European Commission. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
317
K
Burgerschap
Eenvoudige gedachte...
Aanverwante activiteiten • Een verhaal over twee steden, pagina 67. • Beeld het uit, pagina 82. • Let op, we kijken toe, pagina 91. • 'Teken-het-woord' spel, pagina 116. • Onderwijs voor iedereen?, pagina 118. • De werking van de democratie, pagina 123. • Strijders voor mensenrechten, pagina 126. • Een tuin in één nacht, pagina 135. • Helden en heldinnen, pagina 138. • Laat ieders stem gehoord worden, pagina 149. • Verbanden leggen, pagina 169. • Elektriciteitscentrale, pagina 194. • Gaan stemmen, of niet gaan stemmen? pagina 234. • Vakbondsvergadering, pagina 240. • Waar sta jij?, pagina 250.
De meeste mensen in de wereld zijn wettelijke burgers van een of andere natiestaat, en dit geeft hen bepaalde rechten en privileges. Burger zijn brengt ook bepaalde plichten met zich mee, m.n. de verwachtingen van de staat t.a.v. de personen die onder zijn jurisdictie vallen. Burgers vervullen dus bepaalde verplichtingen voor hun staat en mogen op hun beurt bescherming van hun vitale belangen verwachten. Tenminste, zo zou het toch moeten zijn.
De verwikkelingen… Er zijn twee hoofdvragen die dit simpel evenwicht verstoren: 1. Welke rechten zijn staten verplicht te garanderen aan hun burgers en onder welke voorwaarden? 2. Wat gebeurt er met die burgers die niet, om welke reden dan ook, de bescherming genieten van het land waar ze verblijven? Om de eerste vraag te beantwoorden, moeten we een duidelijker beeld hebben van wat het werkelijk betekent om burger te zijn of wat burgerschap echt betekent. Dat zullen we hieronder toelichten. Om de tweede vraag te beantwoorden, zouden we moeten nagaan waarom sommige mensen niet het burgerschap bezitten van de staat waar ze verblijven en wat hieraan kan worden gedaan. Dit debat is echter net begonnen en in deze sectie zullen we slechts enkele van de vragen opwerpen.
Wat is burgerschap? Reeds duizenden jaren discussieert men over de idee van burgerschap. Tot vandaag is er geen absolute overeenstemming over wat het begrip precies inhoudt. Het concept van wettelijk burgerschap is relatief eenvoudig: het is verbonden aan een natiestaat en is gedefinieerd volgens de wetten van die natie. Het is misschien daarom dat, voor veel mensen, de idee van burgerschap onmiddellijk verbonden is met de idee van patriottisme: een ‘goede burger’ wordt vaak verward met een ‘goede patriot’. Het concept ‘burgerschap’ heeft echter veel meer betekenislagen dan zuiver patriottisme. De historische oorsprong van de idee, die wordt geschetst in het volgende onderdeel, toont dit ook aan. Een nuttig onderscheid dat men niet uit het oog mag verliezen is dat tussen een burger en een onderdaan.
• Wie zijn ik?, pagina 253.
? Moeten burgers altijd de wet gehoorzamen?
318
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Burgerschap
K
Historische opvattingen over burgerschap Het is nuttig om enkele van de belangrijkste ontwikkelingen in de idee van burgerschap te bekijken. Dit helpt om de verschillende stromingen te schetsen die vandaag worden bediscussieerd. • De oorsprong van het burgerschap kan worden teruggebracht tot het Oude Griekenland waar ‘burgers’ degenen waren die het wettelijke recht bezaten om deel te nemen aan de staatszaken. Maar het was in geen geval zo dat iedereen burger was: slaven en vrouwen waren louter onderdanen. Voor hen die wel het geprivilegieerde statuut van burger hadden, was de idee van ‘burgerlijke deugd’ of ‘een goed burger zijn’ een belangrijk onderdeel van het concept. Deze traditie leidde tot de nadruk op de plichten die burgers verondersteld werden na te komen. • De associatie van burgerschap met nationale identiteit ontsproot natuurlijkerwijze uit het feit dat de wettelijke status van een ‘burger’ altijd gebonden was aan een natiestaat; vandaar de link tussen burgerschap en patriottisme. • De liberale kijk op burgerschap, die werd ontwikkeld in de negentiende eeuw, legde de nadruk op het belang van rechten voor alle burgers. Van zodra het stemrecht gestaag werd uitgebreid, werden rechtvaardigheid en politieke rechten werkelijkheid voor een steeds groter deel van de bevolking. • In de twintigste eeuw gingen de aanhangers van “sociaal burgerschap” nog verder, door te erkennen dat burgerlijke en politieke rechten slechts een deel zijn van wat burgers van de staat mogen verwachten. De opkomst van de welvaartstaat in de vorige eeuw was te danken aan denkers/filosofen die stelden dat de rechten van burgers betrekking moesten hebben op hun eigen levens- en werkomstandigheden, eerder dan enkel op hun deelname aan ‘hoge’ politiek. • Het concept ‘meervoudig burgerschap’ bestaat al een tijdje en laat toe dat individuen gelijktijdig burger kunnen zijn van meer dan één staat of organiserend lichaam. Met de ontwikkeling van de Europese Unie bijvoorbeeld, hebben burgers van de lidstaten steeds meer rechten in en plichten ten overstaan van de Unie als geheel en niet alleen van hun eigen natiestaat. • Een laatste stroming betreffende het concept ‘burgerschap’, die steeds meer aan belang wint, houdt de idee van opvoeding in. Als burgerschap in de traditionele zin genot van rechten en uitvoeren van plichten inhoudt, dan worden ‘burgers’ gecreëerd en niet geboren. Loyaliteit en verantwoordelijkheid bijvoorbeeld zijn kwaliteiten die moeten worden aangeleerd en gecultiveerd. Als die kwaliteiten essentieel zijn om een burger te zijn in de volle betekenis van het woord, dan moeten ‘echte’ burgers worden opgevoed in de ruimste betekenis van het woord. • Vandaag zal de opvatting van de meeste mensen over burgerschap – in mindere of meerdere mate – elk van deze zes concepten bevatten. Sommige mensen zullen de nadruk leggen op de ‘plichten’, terwijl anderen meer belang zullen hechten aan ‘rechten’ of aan ‘patriottisme’, of aan de kwaliteiten die ‘echte’ burgers zouden moeten bezitten.
“Burgerschap is een complexe en multidimensionale realiteit, die in zijn politieke en historische context moet worden gezien. Men kan niet geïsoleerd spreken van burgerschap, aangezien de idee enkel betekenis heeft in relatie tot de werkelijke noden van de samenleving of een politiek systeem. Democratisch burgerschap, meer specifiek, verwijst naar de actieve deelname van individuen aan het systeem van rechten en verantwoordelijkheden.”5
De link met mensenrechten We kunnen zien dat vanaf het begin rechten en verantwoordelijkheden een belangrijke component waren van het begrip burgerschap: burgers worden verondersteld bepaalde fundamentele rechten te bezitten, en ze moeten ook enkele plichten vervullen. Het zijn deze plichten of verantwoordelijkheden die mensen in gedachten hebben wanneer ze spreken over hoe burgers moeten zijn of hoe ze zich moeten gedragen. Als deze opvatting storend overkomt wegens te dirigerend of te beperkend voor de inherente vrijheid en waardigheid van elke burger, dan is het belangrijk eraan te herinneren dat deze grenzen een direct gevolg zijn van de mensenrechtentheorie. Het verlangen om een gemeenschap te bouwen die de mensenrechten van alle burgers Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Iedereen is zoals God hem heeft geschapen en vaak een heel stuk erger.” Miguel de Cervantes
319
Burgerschap
K “Simpel gezegd, een onderdaan gehoorzaamt de wetten en een burger speelt een rol in het maken en het veranderen van die wetten.” B. Crick
respecteert, legt ons allemaal, als burgers, verantwoordelijkheden op. Er bestaan twee directe verbanden tussen de verantwoordelijkheden die het burgerschap meebrengt en de mensenrechtentheorie: 1. Het feit dat elk individu over bepaalde grondrechten beschikt, laat niet toe dat iedereen zich zomaar gedraagt zoals hij wenst. Het laat dit enkel toe voor zover dit gedrag geen inbreuk maakt op de mensenrechten van andere mensen. We kunnen dus zeker zeggen over goed burgerschap dat het burgers noodzaakt respect te hebben voor de mensenrechten van anderen. 2. Het tweede verband met de rechten van de mens betreft de manier waarop het begrip burgerschap in essentie wordt verbonden aan lidschap van een gemeenschap. We spreken bijvoorbeeld niet van burgers van verlaten eilanden, omdat een burger veel meer is dan gewoon een inwoner van een bepaald land of regio. Een burger is in essentie een lid van de gemeenschap die een regio bewoont; als we samenlevingen willen opbouwen die respect hebben voor de rechten van de mens, legt dit een andere beperking op aan de manier waarop de mensen die in die samenlevingen wonen, zich moeten gedragen. Wat we dus nog kunnen zeggen over goed burgerschap is dat het oproept tot het type van gedrag dat de samenleving zou brengen tot meer respect voor de rechten van de mens.
? Wat moet de burger doen als de samenleving de rechten van bepaalde delen van de gemeenschap niet respecteert?
Problemen met burgerschap Het grootste deel van het hedendaagse debat over burgerschap gaat over hoe betrokkenheid en deelname van burgers aan het democratische proces kan verhoogd worden. Het komt meer en meer voor dat verkiezingen om de zoveel jaar niet volstaan, zowel wat betreft de verantwoording van de regeerders tussen de verkiezingen in als wat betreft het bevorderen van gevoelens van macht bij gewone burgers. Bovendien toont het stemgedrag aan dat de politieke apathie onder de bevolking zo hoog is, dat het effectieve functioneren van de democratie ernstig wordt ondermijnd. Met dergelijke problemen in gedachten werden programma’s opgezet zoals ‘Education for Democratic Citizenship’ van de Raad van Europa.
? Welke andere vormen van betrokkenheid of participatie zijn mogelijk voor gewone burgers?
Het tweede probleem dat, hoewel het tot op heden minder aandacht kreeg, steeds belangrijker wordt, betreft die mensen die, om een of andere reden, niet alle voordelen van het burgerschap genieten. Dit is ten dele het resultaat van voortdurende patronen van discriminatie binnen samenlevingen: minderheidsgroepen mogen dan wel vaak formeel burger zijn van het land waar ze leven, ze kunnen nog steeds afgehouden worden van een volledige deelname aan die samenleving. Een tweede oorzaak van het probleem is de toenemende globalisering, met nieuwe werk- en migratiepatronen die ertoe leiden dat een groot aantal mensen over de hele wereld wel in het buitenland werken, maar er het formeel burgerschap niet kunnen aanvragen. Tot die mensen behoren o.m. gastarbeiders/migranten, vluchtelingen, zij die tijdelijk in een ander land verblijven of zelfs zij die besloten hebben er zich definitief te vestigen.
? Wat zouden de criteria voor burgerschap moeten zijn in een
steeds meer multiculturele wereld? Moeten gastarbeiders/ migranten recht hebben op sommige van de voordelen van burgerschap, of zelfs op formeel burgerschap?
320
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Burgerschap Opvoeding tot democratische burgerzin: De Raad van Europa en Jeugd Het programma van de Raad van Europa heeft geprobeerd in een Europees kader te voorzien voor het versterken van de opvoeding tot democratisch burgerschap. De Raad van Europa roept lidstaten op om zulke programma’s op te nemen in hun educatieve activiteiten, trainingen en culturele en jongerenpolitiek en heeft zelf hard gewerkt om nieuwe strategieën en benaderingen op te sporen en te verspreiden. De Ontwerpverklaring en het Programma m.b.t. Opvoeding tot Democratisch Burgerschap (April 1999) gaf de volgende essentiële kenmerken aan: Opvoeding tot democratisch burgerschap: • is een ervaring in levenslag leren en een participerend proces ontwikkeld in verschillende contexten; • voorziet mannen en vrouwen van het nodige om een actieve rol te spelen in het publieke leven en op een verantwoordelijke wijze hun eigen lot en dat van hun gemeenschap vorm te geven; • heeft als doel een ‘mensenrechtencultuur’ te installeren, die het volle respect van deze rechten zal verzekeren evenals het begrip van de verantwoordelijkheden die eruit voortvloeien; • bereidt mensen voor op het leven in een multiculturele samenleving en op het omgaan met verschillen op een gevoelige, tolerante en ethische manier; • versterkt sociale cohesie, wederzijds begrip en solidariteit; • moet alle leeftijdsgroepen en sectoren van de samenleving omvatten.
K “Ik ben onder de indruk van het hoge aantal jonge mensenrechtenactivisten die hier aanwezig zijn. Hun kennis en ervaring geeft me het vertrouwen ons programma voor mensenrechteneducatie met scholen verder te zetten en tevens meer buitenschoolse activiteiten te organiseren om burgerschap te stimuleren. Mevr. Marina Kovinena, Youth Human Rights Education Forum, 2000.
Een belangrijk aspect van het programma van Opvoeding tot Democratisch Burgerschap is dat het gericht is op de ondersteuning van verscheidene jeugdnetwerken, samenwerkingsverbanden, modelinitiatieven, enz. met de bedoeling jonge mensen aan te moedigen deel te nemen aan de burgersamenleving. Jonge mensen vormen een belangrijk deel van de doelgroep.
Bronnen •
Crick, B., Essays on citizenship, Continuum, 2000.
•
Education for Democratic Citizenship (Council of Europe) www.coe.int/edc
•
Journal of Citizenship Studies, www.tandf.co.uk/journals/titles/13621025.asp
•
Kennedy, K. (Ed), Citizenship education and the modern state, Falmer Press, 1997.
•
Oliver, D., Heater, D., The foundations of citizenship, Harvester Wheatsheaf, 1994. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
321
K
Democratie
“Niemand wordt als een goed burger geboren, geen enkele natie wordt als democratie geboren. Beiden zijn eerder processen die zich levenslang verder ontwikkelen. Jonge mensen moeten er vanaf de geboorte aan deelnemen .” Kofi Annan
Democratie beschrijft een systeem van het maken van regels voor groepen. Het komt van de Griekse woorden demos – wat ‘mensen’ betekent – en kratos wat ‘macht’ betekent. Democratie wordt dan ook vaak gedefinieerd als “de heerschappij van het volk”: een systeem waarbij de mensen hun eigen regels opstellen. Kan zo’n systeem bestaan en kan het een goede manier zijn om beslissingen te nemen? Waarom is zo’n idee ontstaan en waarom wordt het vandaag door de meeste mensen en de meeste landen beschouwd als het enige systeem dat onze aandacht verdient? Is het echt zinvol om iedereen te laten besturen?
Waarom democratie? Er zijn twee fundamentele principes die aan de basis liggen van de idee van democratie en die haar aantrekkingskracht helpen verklaren: 1. Het principe van individuele autonomie: niemand moet onderworpen zijn aan regels die worden opgelegd door anderen. 2. Het principe van gelijkheid: iedereen moet evenveel gelegenheid krijgen om de beslissingen te beïnvloeden die mensen in de samenleving raken. Beide principes trekken intuïtief iedereen aan en een democratisch regeersysteem is het enige dat, ten minste in theorie, beide als fundamenteel aanvaardt. Andere systemen, zoals oligarchie, plutocratie of dictatuur, schenden normaal gezien beide principes: ze geven macht aan een bepaald (vast) deel van de samenleving en deze mensen nemen dan beslissingen voor de rest van de bevolking. In zulke gevallen worden noch de gelijkheid, noch de individuele autonomie gerespecteerd.
Aanverwante activiteiten • De werking van de democratie, pagina 123. • Verbanden leggen, pagina 169. • Gaan stemmen, of niet gaan stemmen? pagina 234. • Vakbondsvergadering pagina 240.
322
De twee bovenstaande principes vormen de morele rechtvaardiging voor democratie, en we kunnen opmerken dat beide in feite sleutelprincipes van de rechten van de mens zijn. Er zijn ook pragmatische redenen die vaak als rechtvaardiging worden aangehaald voor een democratisch systeem van regeren, eerder dan elk ander systeem. 1. Er wordt vaak beweerd dat een democratisch systeem een meer efficiënte vorm van regeren oplevert, omdat de genomen beslissingen vaker zullen worden gerespecteerd door het volk. Mensen breken niet vaak hun “eigen” regels. 2. Beslissingen zullen waarschijnlijk beter aanvaard worden omdat ze werden genomen nadat een consensus werd bereikt tussen verschillende fracties; de regels zouden niet realistisch zijn als ze onaanvaardbaar waren voor brede lagen van de bevolking. Er is dus een vorm van interne controle op de soorten wetten die een democratische regering zou moeten overwegen.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Democratie 3. Een democratisch systeem wordt ook verondersteld het initiatief te koesteren en daardoor beter te reageren op wijzigende omstandigheden, volgens het “twee weten meer dan één”-principe.
?
K “Een stembriefje is sterker dan de kogel.” Abraham Lincoln
Heb je het gevoel dat de regels in jouw land ‘de jouwe’ zijn? Wat kunnen de redenen hiervoor zijn?
Een goede theorie… In de praktijk is het natuurlijk niet redelijk om van iedereen in de samenleving te verwachten dat hij meewerkt aan het regelgevingproces. En niet iedereen wil dit. Vele landen gebruiken dan ook een systeem waarbij burgers vertegenwoordigers aanduiden om voor hen beslissingen te nemen: d.i. een representatieve in plaats van directe democratie. In theorie heeft elke burger evenveel mogelijkheid om die persoon te kiezen van wie hij denkt dat die het beste zijn belangen zal vertegenwoordigen. Op deze manier is het principe van gelijkheid gerespecteerd. Dit was niet altijd het geval: bij het ontstaan van de democratie, in het Oude Griekenland, konden vrouwen, slaven en uiteraard ook kinderen niet stemmen,. Vandaag hebben vrouwen in de meeste landen stemrecht, maar deze strijd werd pas relatief recent gewonnen. Er zijn andere lagen van de samenleving, waartoe gewoonlijk migranten, gevangenen en kinderen behoren, die niet het recht hebben te stemmen, hoewel ze verplicht zijn de wetten van het land na te leven.
?
Is het te rechtvaardigen dat bepaalde groepen uit de samenleving niet mogen deelnemen aan het democratische proces?
Controle over het proces van regelgeving Het gelijkheidsprincipe mag dan vandaag de dag wel min of meer gerespecteerd worden, ten minste wat het stemmen betreft, maar hoe doet het principe van autonomie het in de bestaande democratieën?. In welke mate hebben individuen in deze samenlevingen het gevoel dat de wetten die door hun vertegenwoordigers gemaakt worden ‘van hen zijn’? Het antwoord hier is heel wat minder bemoedigend. Inderdaad, de meeste mensen, in de meeste democratieën van de wereld, beweren dat de wetten van het land hen ‘opgelegd’ worden door regelgevers die hun belangen niet echt vertegenwoordigen. Is het eerste principe dan op een dwaalspoor geraakt?
? Kunnen mensen in een representatieve democratie echt
macht hebben over de beslissingen die in hun naam worden genomen?
Volgens bepaalde opvattingen kan worden gezegd dat mensen enige controle hebben over het proces van regelgeving in een representatieve democratie. Opnieuw moeten we het ideale model in beschouwing nemen, ook al geeft het de politieke situatie in vele landen niet accuraat weer. Het helpt ons op zijn minst de probleemgebieden aan te duiden en hiervoor oplossingen te zoeken. 1. Burgers beïnvloeden het proces van regelgeving, omdat ze mensen selecteren die de wetten zullen maken: theoretisch kiezen de burgers bij verkiezingen tussen verschillende mogelijke vertegenwoordigers van hun belangen. Ze kunnen dus de persoon kiezen die het platform aanbiedt dat het dichtste aansluit bij hun eigen voorkeuren. 2. Politici worden niet voor het leven verkozen. In de periode tussen twee verkiezingen zullen wetgevers er zich van bewust zijn dat ze bij de volgende verkiezing zullen worden beoordeeld op wat ze presteerden en dat ze daarom beter geen wetten aannemen die duidelijk onaanvaardbaar zullen zijn voor de bevolking. Dit is een vorm van stilzwijgende controle. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Twee hoera’s voor democratie: één omdat ze verscheidenheid toestaat en twee omdat ze kritiek toelaat. Twee hoera’s zijn meer dan genoeg: er is geen kans om er drie te geven.” E.M. Forster
323
Democratie
K
3. Er zijn, in principe, ruime mogelijkheden voor burgers om actief hun ongenoegen te uiten over een bepaald beleid of bepaalde wetten en zo een boodschap van bezorgdheid over te brengen aan hun vertegenwoordigers. 4. Theoretisch hebben burgers ook de mogelijkheid om een positievere invloed te hebben op het wetgevende proces door via NGO’s of via andere drukkingsgroepen en adviesorganen adviezen te geven aan politieke vertegenwoordigers. 5. Ten slotte is elk individu vrij om bij de verkiezingen op te komen als hij het gevoel heeft dat geen van de andere kandidaten zijn belangen kan behartigen.
Vrije en eerlijke verkiezingen – een middel voor een doel “De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.”
Verkiezingen zijn een methode om controle uit te oefenen op de wetgevers. Deze controle vloeit voort, tenminste in theorie, uit het verlangen of de nood van politici om bij alles wat ze doen aan hun kiezers te denken. Zo’n methode vereist duidelijk dat verkiezingen vrij en eerlijk zijn, maar het vereist ook iets fundamenteler: dat politici geloven dat ze de rekening zullen gepresenteerd krijgen door het electoraat als ze falen om hun belangen te verdedigen. Geen enkele politicus heeft de behoefte belangen te verdedigen die verschillen van de zijne/hare, tenzij hij/zij de afstraffing door het electoraat vreest. De efficiëntie van het systeem hangt daar van af, m.a.w. van het feit dat de kiezers bereid zijn (of ten minste bereid lijken) om indien nodig deze sanctie toe te passen.
Art.21,§iii, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
‘Verkiezingen’ kunnen dus vrij gemakkelijk in een politiek systeem geïntroduceerd worden zonder dat ze daarom dat systeem helemaal democratisch maken. Structurele verkiezingen dragen enkel bij tot een democratisch systeem als het electoraat ze gebruikt om de vertegenwoordigers tot de orde te roepen. Een hoge graad van onverschilligheid bij de kiezers in de meeste democratische landen bedreigt bij het begin van de 21ste eeuw de efficiëntie van dit controlesysteem. Die apathie stelt ook de legitimiteit van zogenaamd democratisch verkozen regeringen in vraag: in sommige gevallen zijn ze eigenlijk verkozen door een minderheid van het totale kiezerskorps.
Verkiezingen en onverschilligheid “Stockholm, 17 mei (IPS) – De onverschilligheid van de kiezers dempte de feestvreugde na de eerste verkiezing ooit van het Zweedse inheemse volk van rendierherders, de Saami, in een nationaal parlement …de opkomst voor de inaugurale verkiezing van zondag was laag: minder dan 50% van de 12 000 kiesgerechtigden ging stemmen.” InterPress Third World News Agency (IPS), 1993 “De verkiezingen voor de stadsdoema van Vladiovostok, voorzien op 17 december, hebben al te maken met ernstige tegenslagen, daar 12 kandidaten vanwege de afwezigheid van kiezers bij de verkiezingen hun aanstelling introkken.” Vladivostok Daily, 29 November 2000 “Hoewel de verkiezingsresultaten een zwaai naar links vertonen, is de lage stemopkomst meer indicatief voor de politieke sfeer in Roemenië. De opkomst was een historisch dieptepunt: slechts 44,5% van de kiesgerechtigden nam deel aan de verkiezing, tegenover 56,4% in 1996.” Central Europe Review, 12 juni 2000 “De opkomst voor de algemene verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk kende haar laagste cijfer in 80 jaar: slechts 60% van het kieskorps vond het de moeite zijn stem uit te brengen. De laagste cijfers werden genoteerd in Liverpool Riverside, waar slechts 34,1% van de kiezers opdaagde. Polluitslagen lijken aan te tonen dat over heel het land de onverschilligheid bij de 18 tot 25-jarigen het grootst was.” BBC, 9 juni 2001 “Terwijl de opkomst bij de Sloveense parlementsverkiezingen van 1994 meer dan 70% bedroeg, wordt geschat dat de opkomst van kiezers tussen 18 en 25 jaar niet meer dan 20% bedroeg.” Rock volieb, 1998
324
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Democratie
K
Democratie in de echte wereld
Belangrijke datum
Er zijn even veel verschillende vormen van democratie als er democratische naties zijn in de wereld. Geen twee systemen zijn gelijk en geen enkel systeem kan als ‘model’ van democratie naar voren worden geschoven. Er zijn presidentiële en parlementaire democratieën; democratieën die federaal, confederaal of unitair zijn; democratieën die constant gebruik maken van referenda; democratieën die veel of weinig beroep doen op externe organisaties; democratieën die een proportioneel kiessysteem gebruiken en anderen die een meerderheidssysteem gebruiken – of die de twee combineren; enz.
10 december Mensenrechtendag
Elk van deze systemen kan aanspraak maken op het label ‘democratisch’ door het feit dat ze, in naam althans, gebaseerd zijn op een bepaalde mate van persoonlijke autonomie. Het is duidelijk niet realistisch om te denken dat ‘autonomie’ betekent dat elk individu kan doen wat hij of zij wil. Het systeem erkent daarentegen, door het toekennen van een gelijkwaardige stem aan alle burgers, dat elk individu in staat is om onafhankelijke keuzes te maken en er recht op heeft dat er rekening gehouden wordt met die keuze. Een groot deel is zo dus afhankelijk van de individuele burgers. Hoewel bijna elke natie ter wereld zichzelf ‘democratisch’ noemt, lijdt het geen twijfel dat elk democratisch systeem dat heden ten dage bestaat, in staat is nog democratischer te zijn; iets waar elk systeem nood aan heeft.
Problemen met democratie Er bestaat wereldwijde bezorgdheid over de staat van de democratie aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Die bezorgdheid is in grote mate gebaseerd op de lage deelname van burgers aan verkiezingen, die een gebrek aan interesse en betrokkenheid vanwege de burgers lijkt aan te tonen en die het democratische proces ondermijnt, zoals hierboven beschreven. Hoewel dit ontegensprekelijk een probleem is, zijn er studies die aantonen dat andere vormen van inspraak in de lift zitten – bv. drukkingsgroepen, burgerlijke initiatieven, adviesorganen, enzovoort. Deze vormen van participatie zijn even essentieel voor het effectief functioneren van democratie als de stemopkomst bij verkiezingen, zoniet essentiëler. Verkiezingen zijn al bij al een ruwe manier om te verzekeren dat de belangen van de mensen accuraat vertegenwoordigd worden. Vier of vijf jaar, de normale tijdsspanne tussen verkiezingen, is ook een lange tijd om te wachten om de regering ter verantwoording te roepen. Mensen hebben een kort geheugen!
“In Noord-Ierland spreken we over een nieuwe Bill of Rights. Ik wil het verband leggen tussen de rechten in deze verklaring en het leven van de jongeren in onze jeugdclub.” Tara Kinney, Noord-Iers Jeugdforum, deelnemer aan het Forum van Mensenrechteneducatie, 2000
Er zijn nog twee andere problemen die meer intrinsiek verbonden zijn met het begrip van representatieve democratie. Deze betreffen de belangen van minderheidsgroepen. Het eerste probleem is dat de belangen van minderheden vaak door het kiessysteem niet worden vertegenwoordigd. Dit kan gebeuren als hun aantal te gering is om het minimumniveau te bereiken dat nodig is voor vertegenwoordiging, of, wat frekwenter voorkomt, omdat het kiessysteem een “alles-voor-de-winnaar”“alles-voor-de-winnaar” systeem gebruikt. Het tweede probleem is dat zelfs wanneer ze vertegenwoordigd zijn in de wetgevende organen, hun vertegenwoordigers een minderheid zullen zijn waardoor zij misschien niet in staat zijn om de nodige stemmen te vergaren om de vertegenwoordigers van de meerderheid te verslaan. Om deze redenen wordt democratie vaak aangeduid als ‘de heerschappij van de meerderheid’. Men kan niet rekenen op de democratie zelf om het tweede probleem op te lossen. Het is perfect denkbaar – en het is ook een ontelbaar aantal keren gebeurd – dat de meerderheid beslissingen neemt die schadelijk zijn voor de minderheid. Dat het de ‘wil van het volk’ is, is geen rechtvaardiging voor zulke beslissingen. De fundamentele belangen van minderheden zowel als van meerderheden kunnen enkel veilig gesteld worden door het aanhangen van de principes van de rechten van de mens, versterkt door een efficiënt wettelijk mechanisme – wat de wil van de meerderheid ook moge zijn.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Democratie is de theorie dat de gewone mensen weten wat ze willen en het verdienen om te krijgen wat ze vragen.” H.L. Mencken
325
Democratie
K
We vechten voor: vrijheid en mensenrechten, zodat elk individu, vrouw en man, volledige politieke rechten kan hebben zonder gediscrimineerd te worden op basis van klasse, kaste, sekse, religie of ras. gelijkheid, en tegen elke vorm van discriminatie tussen individuen; voor sociale rechtvaardigheid; voor gelijkheid tussen de seksen; voor gelijke kansen en gelijke toegang tot kennis. democratie, gebaseerd op de principes van vrijheid en gelijkheid; en tegen autoritarisme, populisme en dictatuur; voor het recht op zelfbeschikking, op vrijheid en op vrijheid van meningsuiting voor alle mensen. wereldwijde solidariteit, omdat we geloven in de mogelijkheid van collectieve actie voor de bevrijding van individuen. politieke oplossingen voor problemen, omdat we geloven dat mensen de mogelijkheid hebben om de wereld te veranderen.
Bronnen
326
•
Beetham, D., Democracy and human rights, Polity Press, 1999.
•
International Institute for Democracy, www.iidemocracy.coe.int/ www.iidemocracy.coe.int/.
•
Inter-Parliamentary Union, www.ipu.org/ www.ipu.org/.
•
Lijphart, A., Patterns of democracy, Yale University Press, 1999.
•
Politeia Network for Citizenship and Democracy in Europe, www.politeia.net www.politeia.net.
•
Rock Volieb, Slovakia, www.icm.sk/zipcem/volby2002.html www.icm.sk/zipcem/volby2002.html.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
K
Discriminatie en xenofobie
“De beschaving zou moeten worden beoordeeld op zijn behandeling van minderheden.” Mahatma Ghandi
Wat is discriminatie? Noch de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, noch andere internationale verdragen bevatten een algemene definitie van ‘discriminatie’, hoewel ze er verschillende keren naar verwijzen. Internationale en regionale mensenrechtenverdragen die met specifieke vormen van discriminatie omgaan, hanteren verschillende definities, afhankelijk van het type discriminatie.
Aanverwante activiteiten
‘Rassendiscriminatie’ is door het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Rassendiscriminatie gedefinieerd als “elke onderscheiding, uitsluiting, beperking, of voorkeur gebaseerd op ras, kleur, afkomst, of nationale of etnische origine die tot doel of als gevolg heeft dat afbreuk wordt gedaan aan de erkenning, het plezier of de uitoefening, op gelijke basis, van mensenrechten en fundamentele vrijheden op het politieke, economische, sociale, culturele of op elk ander gebied van het publieke leven.
• Toegang tot geneesmiddelen, pagina 76.
‘Discriminatie van vrouwen’ is gedefinieerd door het Verdrag over de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW) als “elke onderscheiding, uitsluiting of beperking op basis van de sekse die tot gevolg of doel heeft voor vrouwen dat afbreuk wordt gedaan aan de erkenning, het plezier en de uitoefening van mensenrechten en fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal, cultureel, burgerlijk of elk ander gebied.”
• Helden en heldinnen, pagina 138.
In beide definities zien we volgende elementen: Er is een motief, b.v. gebaseerd op het ‘ras’, het geslacht, de etnische origine,… (ze is zwart, ze is een vrouw, hij is een Roma,…) van de persoon of groep die wordt gediscrimineerd. De persoon of groep die discrimineert ervaart namelijk deze kenmerken als een probleem. Er zijn handelingen die worden beschouwd als discriminatie; afwijzing (een zwarte niet als vriend willen hebben), beperking (homofiele personen de toegang tot een discotheek weigeren), uitsluiting van een persoon of een groep mensen (geen vrouwen tewerkstellen), enzovoort. Er zijn gevolgen die tevens het doel zijn van de discriminerende daad. Dit alles kan het slachtoffer verhinderen zijn mensenrechten en fundamentele vrijheden uit te oefenen en/of ervan te genieten. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
• Beeld het uit, pagina 82. • Allemaal gelijk - allemaal anders, pagina 84. • Mag ik binnen?, pagina 94. • Loon naar werk?, pagina 103. • Kan het anders?, pagina 107.
• Laten we het over seks hebben!, pagina 152. • De weg naar het Land van Gelijkheid, pagina 181. • Spelletjes met beeldmateriaal, pagina 184. • Een antwoord geven op racisme, pagina 197. • Zie wat we wel kunnen!, pagina 205. • Sport voor allen, pagina 210. • Zet een stap voorwaarts, pagina 213. • De taalbarrière, pagina 224. • Wie zijn ik?, pagina 253. • Werk en kindjes, pagina 256. 327
Discriminatie en xenofobie
K “Mijn hele leven heb ik me ingezet voor het Afrikaanse volk en hun strijd. Ik heb gevochten tegen blanke overheersing, en ik heb gevochten tegen zwarte overheersing. Ik koester het ideaal van een democratische en vrije maatschappij waarin alle mensen harmonieus samenleven en gelijke kansen hebben. Het is een idee, waarvoor ik leef en dat ik hoop te realiseren. Maar als het nodig is, ben ik bereid voor dit ideaal te sterven.” Nelson Mandela
Discriminatie kan op directe of op indirecte manier gebeuren. Bij directe discriminatie is er het voornemen om een persoon of groep te discrimineren, zoals een bedrijf dat een Roma sollicitant weigert of een verhuurkantoor dat niet wil verhuren aan immigranten. “Directe discriminatie gebeurt wanneer een persoon slechter wordt behandeld dan een ander persoon in een vergelijkbare situatie wordt, werd of zou worden behandeld, omwille van raciale of etnische redenen.” Indirecte discriminatie focust op het resultaat van een beleid of een maatregel. Het gebeurt wanneer een ogenschijnlijk neutraal voorschrift, criterium of gebruik een persoon of personen van een bepaalde minderheid feitelijk benadeelt ten opzichte van anderen. Voorbeelden gaan van een verplichte minimumlengte voor brandweer-lieden (die mogelijk meer vrouwelijke kandidaten uitsluit dan mannelijke), over een winkel die geen personen in dienst wil nemen die een lange rok dragen, tot de overheidsdienst of het schoolreglement dat de toegang ontzegt aan mensen met hoofddeksel. Deze regels, op het eerste zicht neutraal met betrekking tot etniciteit of godsdienst, kunnen toch leden van een bepaalde minderheid of religieuze groepen die lange rokken en hoofddoeken dragen benadelen.
?
Ben jij ooit gediscrimineerd geweest?
Discriminatie van personen en groepen op grond van ras, godsdienst, geslacht, etnische afkomst, afstamming, nationaliteit of seksuele oriëntatie is door vele internationale mensenrechtenverdragen en door de meeste nationale wetten verboden. Nochtans worden minderheden dikwijls gediscrimineerd, ongeacht of het gaat om nationale, religieuze, culturele, etnische of sociale minderheden.
Discriminatie op de werkvloer “Een staflid van de Franse afdeling van Ikea, een meubelbedrijf, is veroordeeld tot een geldboete van 4.572 EURO voor het geven van richtlijnen aan de managers van het bedrijf om geen ‘gekleurde mensen’ aan te nemen. Zowel de veroordeelde vrouw als Ikea Frankrijk moeten ter compensatie in totaal 15.240 EURO betalen, als gevolg van een klacht die door vier vakbonden samen met “SOS Racisme” en de “Beweging tegen Racisme en voor Vriendschap tussen de Volken” werd ingediend. De werkneemster had een e-mail geschreven en verstuurd waarin ze beval geen ‘gekleurde mensen’ aan te nemen voor het superviseren van de correcte verspreiding van de catalogi.” EFE Press release, april 2001
De negatieve gevolgen van wijdverspreide vormen van openlijke of verscholen vormen van discriminatie hebben ertoe geleid dat sommige maatschappijen praktijken van positieve discriminatie hebben aangenomen. Positieve discriminatie, ook gekend als affirmatieve actie, bevoordeelt bewust een bepaalde groep of groepen zoals vrouwen, personen met een handicap of bepaalde etnische groepen. Het belangrijkste doel van zo’n beleid is structurele vormen van discriminatie te overwinnen die anders specifieke sociale groepen zouden treffen, meestal minderheden, en de balans van de vertegenwoordiging te herstellen. Non-discriminatie in het ECHR De aanvaarding in juni 2000, door het Comité van Ministers van de Raad van Europa, van protocol nr. 12 bij het Europese Verdrag inzake de Rechten van de Mens vergrootte het bereik van het Verdrag met betrekking tot discriminatie. Momenteel wordt discriminatie vermeld in artikel 14, dat discriminatie enkel verbiedt in het kader van de rechten die al vervat zitten in het verdrag. Protocol 12 is een belangrijke ontwikkeling omdat het als een algemene non-discriminatie clausule kansen creëert voor verhoogde actie op het gebied van racisme en discriminatie. Dit protocol wordt van kracht nadat tien staten het hebben geratificeerd.
328
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie Xenofobie Het Oxford woordenboek definieert xenofobie als “een ziekelijke angst voor buitenlanders en buitenlandse landen”. Met andere woorden, het betekent een aversie tegenover vreemdelingen en buitenlanders. Xenofobie is een gevoel of een waarneming gebaseerd op sociaal geconstrueerde beelden en ideeën en niet op rationele of objectieve feiten. Een xenofobische waarneming van de wereld reduceert complexe sociale en culturele fenomenen tot simplistische goed- of slechtscenario’s. “Wij” Wij” (de lokale mensen) = het model, de goede en normale mensen, de referentie Wij waaraan iedereen zich moet spiegelen in uiterlijk, gevoelen en gedachten - versus “Zij” Zij Zij” (de vreemdelingen) = de delinquenten, de bedreiging, de verstoring, de zwerver, de gewelddadiger, de dieven, de indringers, etc. “Wij” Wij” (de lokale mensen) zijn de goeden Wij versus “Zij” Zij” (de anderen), de slechten. Vanzelfsprekend hechten we waarde aan het Zij beeld dat we hebben van anderen en van onszelf, zoals
K Discriminatie, xenofobie en racisme komen overal ter wereld voor: in India zijn er ongeveer 160 miljoen ‘Dalits’ (onaanraakbaren). Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat ras een beslissende factor is bij het bepalen wie de doodstraf krijgt. In Rwanda werden in 1994 op drie maanden tijd bijna één miljoen mensen vermoord, voornamelijk Tutsi’s.
“Wij” = positief en “Zij” = negatief Onze identiteit opbouwen als individu en als lid van een groep, een etnische groep, een natie, etc. impliceert dat we ons bewust worden van de diversiteit van een gemeenschap en van onze verschillen ten opzichte van anderen, wat op zich niet negatief is zolang de diversiteit niet wordt ervaren als bedreigend en de herkenning van deze verschillen niet gebruikt wordt voor politieke manipulatie. De ander moet in de eerste plaats worden gezien als een broer of zus, als een medemens, niet als een vreemdeling, vijand of rivaal. Het dient gezegd dat terwijl in Oost-Europa de belangrijkste doelwitten van xenofobie voornamelijk leden van minderheden zijn, in veel West-Europese landen vooral immigranten en vluchtelingen het doelwit vormen, inclusief zij die uit OostEuropese landen komen.
?
Ken je recente voorbeelden van xenofobie in je land?
Hoewel de angst voor buitenlanders - xenofobie - moreel niet aanvaard wordt en ingaat tegen wat een cultuur van mensenrechten vormt, druist niet in tegen de wet en kan ze bijgevolg niet wettelijk worden bestraft. Als een gevolg daarvan zijn het enkel de manifestaties van xenofobie (die kan voortkomen uit xenofobische waarnemingen en gewelddadige vormen kan aannemen, zoals racistische aanvallen, discriminatie op het werk, verbale aanvallen of beledigingen, etnische zuiveringen, genocide, etc.) die kunnen worden gesanctioneerd in zoverre er wetten zijn die deze acties als misdaden kwalificeren.
Racisme Racisme kan op vele manieren worden gedefinieerd. Eén definitie beschouwt racisme als een bewust of onbewust geloof in de inherente superioriteit van het ene ras tegenover het andere. Daaruit volgt in de eerste plaats dat het ‘superieure’ ras het recht heeft om macht uit te oefenen over diegenen die als ‘inferieur’ worden beschouwd, en om hen te domineren; in de tweede plaats dat racisme zowel de houdingen als het gedrag van individuen en groepen bepaalt. Er stelt zich echter een probleem omdat de term ‘racisme’ het bestaan van verschillende ‘rassen’ veronderstelt. Recent is men tot de conclusie gekomen dat ‘ras’ eigenlijk een sociale constructie is en dat het onmogelijk is om mensen te classificeren in een andere categorie dan die van ‘mens’. Daarom bestaat racisme wel en ‘ras’ niet. Europa heeft een lange traditie van racisme. In het verleden werd de discussie over het bestaan van ‘superieur’ en ‘inferieur’ gevoerd op grond van biologische verschillen. Darwiniaanse evolutietheorieën werden toegepast op mensen om hen te classificeren volgens ‘ras’. Het kolonialisme, wanneer Europese naties andere aan uitbuiting onderwierpen, was mogelijk dankzij de wijdverspreide aanvaarding van het Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
329
Discriminatie en xenofobie
K Belangrijke datum 23 augustus Internationale dag ter herinnering aan de slavenhandel en de afschaffing ervan
sociale Darwinisme en andere gelijkaardige ‘racistische’ theorieën. De “white man’s burden” (de taak van de blanke man) bestond erin dat het de ‘plicht’ was van de koloniale Europeanen om andere volken te ‘beschaven’. Slavernij, tot de negentiende eeuw een gangbare praktijk onder Europese ondernemers en regeringen, was ook gebaseerd op het geloof dat slaven tot ‘inferieure rassen’ behoorden. Tegenwoordig leggen racisten eerder de nadruk op culturele verschillen dan op biologische inferioriteit. Cultureel racisme is gebaseerd op het geloof dat er een hiërarchie is van culturen of dat bepaalde culturen, tradities, gewoonten, en historische achtergronden niet verenigbaar zijn. De uitsluiting en discriminatie van buitenlanders of minderheden wordt gerechtvaardigd onder het mom van zogenaamde ‘onverenigbare culturen’, religies of ‘beschavingen’. Macht, en het gebruik en misbruik ervan, zijn zwaar verweven met racisme. Racisme wordt gedefinieerd door hen die macht hebben, en definieert tegelijk machtsrelaties tussen daders en slachtoffers. De slachtoffers van racisme zitten in een machteloze positie. Vooroordeel, of het negatieve oordeel van andere personen of groepen (zonder betekenisvolle kennis of ervaring van die personen of groepen), is ook verweven met racisme. Vandaar kan racisme worden begrepen als de praktische vertaling van vooroordelen in acties of vormen van bedreiging van anderen door diegene die de macht hebben en zich aldus in een positie bevinden om de acties te voltrekken. Racisme kan bestaan op verschillende niveaus • een persoonlijk niveau: dit verwijst naar persoonlijke houdingen, waarden en overtuigingen ten opzichte van de superioriteit van iemands ‘ras’ en de inferioriteit van andere ‘rassen’. • een interpersoonlijk niveau: dit verwijst naar het gedrag naar anderen toe dat het geloof in de superioriteit van iemands ‘ras’ weerspiegelt. • een institutioneel niveau: dit verwijst naar de gevestigde wetten, gewoonten, tradities en gebruiken die systematisch resulteren in raciale ongelijkheden en discriminatie in een maatschappij, organisaties of instituties. • een cultureel niveau: dit verwijst naar de waarden en normen van het sociale gedrag dat iemands autochtone culturele gebruiken als norm en standaard promoten en andere culturele praktijken als inferieur bestempelen. De verschillende niveaus waarop racisme zich manifesteert zijn onderling verbonden en voeden elkaar actief. Racisme manifesteert zich ook op openlijke en op verscholen manieren. In zijn meest subtiele en verscholen vorm is racisme even schadelijk als in zijn openlijke vormen. De gevolgen van racisme, zowel historisch als hedendaags, zijn verwoestend voor zowel de slachtoffers als voor de samenlevingen waar dit onrecht is binnengedrongen. Racisme stond aan de oorsprong van massa-executie, genocide en verdrukking. Het verzekerde de onderwerping van meerderheden aan de grillen van kleine minderheden die rijkdom en macht in hun wurggreep hebben. Terwijl veel vooruitgang is geboekt om deze onrechtvaardigheden recht te zetten, bestaan vandaag nog steeds verborgen en minder clandestiene vormen van isolatie, discriminatie en apartheid en worden ze nog steeds beoefend. Wie wordt gezien als ‘verschillend’ of ‘buitenlands’ krijgt te maken met beperkingen in zijn bewegingsvrijheid, met regelrechte agressie, vernedering of sociale uitsluiting.
Naar schatting werden in Noord-Amerika tussen 1600 en 1850 bijna 12 miljoen Indianen uitgeroeid. Vermoedelijk stierven tussen 10 en 20 miljoen zwarte Afrikanen tijdens de 200 jaar durende internationale slavenhandel. 330
Racisme en jongerengeweld Jongerengeweld gemotiveerd door rassenhaat is een realiteit in de meeste Europese landen. Er zijn verschillende gevallen bekend van jongeren en/of volwassenen die werden aangevallen, in elkaar geslagen, bedreigd, en, in de meest extreme gevallen, gedood, omwille van hun nationaliteit, uiterlijk, godsdienst, huidskleur, hun haar of zelfs hun baard. Racistisch geweld uit zich ook op andere subtiele, maar meer diffuse manieren. Het omvat verschillende manieren om een zondebok aan te duiden, segregatie en Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie discriminatie. Er uitgepikt worden voor (politie)controles omdat men er anders uitziet – een donkerder huid of haarkleur - is ook een vorm van onderdrukking.
K Belangrijke datum 21 maart
De VN Wereldconferentie tegen Racisme, Rassendiscriminatie, Xenofobie en verwante vormen van Intolerantie (WCAR)
Internationale dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie
De derde WCAR ging tussen 31 augustus en 7 september 2001 door in Durban, ZuidAfrika. Deze conferentie bracht een heel belangrijke internationale beweging voort en creëerde veel verwachtingen. Bijna 160 staten en meer dan 1500 ngo-deelnemers namen eraan deel. De conferentie werd door twee onderwerpen gedomineerd: de situatie van de Palestijnen (inclusief pogingen om Zionisme opnieuw te bestempelen als racistische praktijk) en de erkenning van slavenhandel als een misdaad tegen de menselijkheid, inclusief het recht op compensatie. De uiteindelijke tekst omschreef de twee problemen uiteindelijk op een manier die voor iedereen aanvaardbaar was: “We zijn bekommerd over de situatie van de Palestijnen onder buitenlandse bezetting. We erkennen het onvervreemdbare recht van het Palestijnse volk op zelfbeschikking en de stichting van een onafhankelijke staat. We erkennen ook het recht op veiligheid voor alle staten in de regio, inclusief Israël, en vragen dat alle staten het vredesproces steunen en tot een snel einde brengen.” Een verontschuldiging voor de slavernij werd opgenomen hoewel de tekst niet zo ver ging om enige compensatie aan te bieden. De erkenning van slavenhandel en slavernij als misdaden tegen de menselijkheid was voor velen een historisch ogenblik in het eerherstel van een groot deel van de mensheid.
?
Vind je dat de regeringen van landen die vroeger baat hadden bij slavernij nu een schadevergoeding moeten betalen?
Aanvullend bij de officiële conferentie werden in de dagen voorafgaand aan de WCAR een ngo-forum en een internationaal jongerenforum gehouden. Jongerenorganisaties, vertegenwoordigers en jongerenafgevaardigden van regeringsdelegaties waren uit-genodigd om deel te nemen. Zo’n 200 jonge volwassenen afkomstig uit alle geografische regio’s kwamen bijeen om de belangrijkste zaken in de strijd tegen racisme en xenofobie te bespreken.
? Waarom moet racistische propaganda op het internet gecontroleerd of verboden worden?
Immigranten, vluchtelingen en asielzoekers In het Europa van vandaag worden veel immigranten, asielzoekers en vluchtelingen geconfronteerd met heel moeilijke situaties. Hun basisrechten en waardigheid worden dagelijks geschonden. In veel gevallen werden vluchtelingen en asielzoekers verplicht om hun huis, land en familie te verlaten, om zichzelf te beschermen tegen oorlog, vervolging of een totaal gebrek aan veiligheid. Al zoekt de overgrote meerderheid van de vluchtelingen in de wereld geen asiel in Europa, sommige mensen en groepen doen dat wel. De groeiende of hardnekkige nationalistische en xenofobe gevoelens, of simpelweg de bezorgdheden van xenofobe politici, hebben ertoe geleid dat vele regeringen heel strenge maatregelen namen tegenover asielzoekers, vooral met het doel ervoor te zorgen dat ze hun gebied niet betreden. Asielzoekers en vluchtelingen vormen een bijzonder kwetsbare groep, wiens status gedefinieerd en beschermd is door de Vluchtelingenconventie van Genève (1951). De meeste Europese landen hebben nu een wetgeving die toestaat dat ze kunnen worden vastgehouden op luchthavens en grenspolitiestations, vaak zonder hun rechten in acht te nemen. Deportatie van illegale immigranten of asielzoekers wiens asielaanvraag werd geweigerd, is een alledaags gebruik en soms een vorm van vernederende behandeling. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
In Frankfort a/d Oder, aan de Pools-Duitse grens, is er een groep jonge Duitse skinheads die regelmatig buitenlandse universiteitsstudenten en arbeiders bedreigen en aanvallen. Aan Poolse zijde, in de buitenwijken van Frankfort a/d Oder, is er het stadje Slubice waar een andere groep jonge neo-nazi’s jacht maakt op buitenlanders. Er is een incident bekend waar zij een student waren beginnen afranselen, maar zich verontschuldigden toen zij beseften dat hij Spaanjaard was. Zij hadden verondersteld dat hij Duitser was.9 331
Discriminatie en xenofobie
K Belangrijke data 20 juni Wereld vluchtelingendag 18 december Internationale dag van de migranten
? Wat gebeurt er wanneer een vluchteling asiel zoekt in jouw land? Weet jij wat zij moeten doen?
De Schengenakkoorden (1990) voorzien voor iedereen vrije doorgang en onbeperkt transport tussen de grenzen van 14 lidstaten van de Europese Unie. Ondanks de afschaffing van de voormalige interne grenzen, bouwde de EU echter een sterkere “grens” om het Europese gebied te beschermen. De ontwikkeling van een gezamenlijk Europees beleid tegenover vluchtelingen en migranten wordt vaak omschreven als een beleid van een “fort Europa”, deels omwille van haar nadruk op uitsluiting en uitwijzing van vluchtelingen, anderzijds omdat het een voorbeeld is van hoe de angst voor economische migratie de ogen doet sluiten voor de realiteit en de noden van asielzoekers.
? Waar komen de vluchtelingen in jouw land vandaan? Waarom zijn ze gevlucht?
Het beperkende en xenofobe beleid van vele Europese landen dwingt veel immigranten ertoe illegale manieren te gebruiken om Europa binnen te geraken. Vaak vallen ze in de handen van georganiseerde mensenhandelaars. De meesten van hen bereiken Europa nooit. Sommigen sterven tijdens de reis: op zee en aan de kusten van Spanje, in afgedankte schepen en boten op de Middellandse zee of in treinen en vrachtwagens waarin ze verstikken. Illegale immigratie betekent ook goedkope werkkrachten voor vele industrieën en ondernemers. Armoede in landen zoals Moldavië en Oekraïne had tot gevolg dat veel mannen werk kwamen zoeken in de West-Europese landen. Omdat ze ‘illegaal’ zijn worden ze verplicht te werken in heel slechte omstandigheden en voor heel lage salarissen. Ze worden vaak afgeperst doordat hun paspoort wordt achtergehouden of er wordt gedreigd hen aan te geven bij de politie. Jonge vrouwen komen vaak in gelijkaardige situaties terecht waarin ze worden gedwongen als huishoudster of prostituee aan de slag te gaan. In de meeste landen bestaat er een utilitaristische visie op de immigrant. De immigrant wordt niet verwelkomd voor zijn intrinsieke waarde als persoon die kan bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving, maar wordt veeleer geaccepteerd in zoverre zijn arbeidspotentieel nodig is.
? Vind je dat enkel mensen met geld zouden mogen worden toegelaten in jouw land?
Veel jonge mensen met een immigratieachtergrond of afkomst, de zogenaamde tweede of derde generatie immigranten, ondervinden dagelijks verschillende vormen van discriminatie die soms resulteren in geweld, sociale uitsluiting en criminalisering. Eén van de meest voorkomende uitingen van bedekte racistische discriminatie is deze jonge mensen te vragen om ‘een keuze te maken’ tussen de ‘cultuur’ van hun ouders en die van hun ‘gastland’. Hetzelfde soort wantrouwen betreffende identiteit, trouw en patriottisme bestaat tegenover andere sociale en etnische minderheden.
Antisemitisme en Romafobie “De waarde van menselijke waardigheid staat centraal in mijn werk met migranten. Wij moedigen die jonge migranten die naar ons komen aan om hun verhaal te delen met hun lotgenoten.” Mevrouw Giulia Sanolla, Italiaanse vrijwilligster bij Sud
332
In heel Europa zijn de Joden en de Romas doorheen de geschiedenis de twee minderheden geweest die het meest hebben geleden onder discriminatie op grond van hun veronderstelde ‘inferioriteit en de daaruit voortkomende negatieve stereotypering die hoort bij hun zogenaamde inferioriteitsstatus. Beide minderheden komen oorspronkelijk van buiten Europa. De Joden uit de regio die nu Israël en Palestina vormt en uit de zuidelijke kusten van de Zwarte Zee, en de Romas vanuit India. Beiden immigreerden als gevolg van vervolging, leden eeuwenlang onder de heerschappij van de meerderheden in Europa en Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie werden als inferieur beschouwd. Een groot deel van beide groepen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s uitgeroeid. Beiden hebben geleden onder de communistische regimes in Europa en zijn vandaag nog steeds het slachtoffer van discriminatie, haat en vooroordelen, ook al zijn hun sociale situaties heel verschillend.
? Wat gebeurde er tijdens de tweede wereldoorlog met de Joden in jouw land?
K Belangrijke data 9 november Kristallnacht Internationale dag tegen fascisme en antisemitisme 30 april Holocaust herdenkingsdag (Yom ha Shoah)
Antisemitisme Antisemitisme kan gedefinieerd worden als “vijandigheid tegenover Joden als een religieuze of minderheidsgroep, vaak gepaard gaand met sociale, economische, en politieke discriminatie”, en dit was in de Europese geschiedenis wijdverspreid, tot op de dag van vandaag. Antisemieten verzonnen verhalen over joodse samenzweringen en voedden zo de antisemitische houding van niet-joden. De beruchtste zijn de “Protocollen van de wijze mannen van Zion” (een fictief lasterlijk document dat geweld tegen de Joden opwekte en tot vandaag nog steeds circuleert in sommige Europese landen). Tegen het einde van de negentiende eeuw werden joodse gemeenschappen in Rusland geregeld het slachtoffer van pogroms (een Russisch woord dat verwoesting betekent), georganiseerde systematische discriminerende gewelddaden tegen joodse gemeenschappen, gepleegd door de lokale bevolking, vaak met de passieve toestemming of actieve deelname van de politie, en aangemoedigd door het antisemitische beleid van de regering. Aanvallen op joodse gemeenschappen waren ook gemeengoed in andere Europese landen zoals bijvoorbeeld Frankrijk en Oostenrijk. De opkomst van het fascisme in de eerste helft van de 20e eeuw bracht nog meer ontbering voor vele joden in Europa aangezien antisemitisme een deel werd van de ideologie die aan de macht was. Fascistische regimes en partijen collaboreerden direct of indirect met het Duitse nazi-regime tijdens de holocaust. Tijdens de holocaust, ook gekend als de Shoa (een Hebreeuws woord voor bedroefdheid), werden door Nazi-Duitsland en zijn bondgenoten zo’n zes miljoen joden systematisch uitgeroeid alleen maar omdat ze joden waren. De holocaust was het hoogtepunt van het racistische en antisemitische beleid van de regering van Hitler, wiens wreedheden begonnen met de “Kristallnacht”, een enorme pogrom doorheen Duitsland op 9 november 1938. Met het succes van de Bolsjevieke Revolutie hielden de pogroms in de Sovjetunie op, maar het antisemitisme ging verder in verschillende vormen, zoals gedwongen verplaatsing, verbeurdverklaring van eigendom en nepprocessen. Onder communistische regimes ging antisemitisme vaak schuil achter het officiële antizionistische beleid. Vandaag bestaat antisemitisme als vanouds, al is het vaak op een verdoken manier. Groeperingen die beweren superieur te zijn ontheiligen joodse begraafplaatsen. Netwerken van neonazigroeperingen, waarvan vaak jongeren deel uitmaken, zeggen openlijk antisemitisch te zijn, en er circuleren veel websites en literatuur die nazipropaganda verheerlijken.
Romafobie Roma (verkeerdelijk zigeuners genoemd, inclusief de Sinti), zijn altijd als anders beschouwd door andere Europeanen. Tijdens het grootste gedeelte van de geschiedenis waren ze nomaden die van de ene plaats naar de andere trokken, als ketellappers, handarbeiders, musici en handelaars. Doorheen hun geschiedenis waren ze onderworpen aan gedwongen assimilatie. In sommige landen werd de Romataal verboden en werden kinderen met geweld bij hun ouders weggenomen. In vele landen waren Roma slaven. Roemenië was het laatste land waar dit zich voordeed, tot hun Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
333
Discriminatie en xenofobie
K Belangrijike datum 8 april Wereld Romadag
slavernij er in 1856 werd afgeschaft. De Roma hebben nooit een staat gehad en ze hebben nooit oorlogen uitgevochten tegen andere mensen. Tijdens de twintigste eeuw werden ze nog steeds als zwervers aanzien en in veel landen werden wetten goedgekeurd om hen te dwingen zich te vestigen. Vandaag worden Roma gemeenschappen in alle Europese landen nog steeds direct en indirect gediscrimineerd en vervolgd, en zijn ze nog steeds ongewenst.
? Hoe groot is de Roma gemeenschap in jouw land? Porajmos verwijst naar de genocide van Europese Roma en Sinti door Duitse nazi’s en hun bondgenoten tussen 1933 en 1945. Het geschatte aantal slachtoffers varieert volgens verschillende bronnen tussen 500.000 en 2.000.000. Als een gevolg van Porajmos, werd de populatie van de Roma in Europa met 70% gereduceerd. De communistische regimes in Oost-Europa braken, onder het mom van “de emancipatie van de Roma”, de traditionele Roma levenswijze af. De Romafamilie viel nog verder uiteen met de opkomst van het kapitalisme - de Roma zijn over het algemeen niet gekwalificeerd voor high-tech werk en zijn dus veroordeeld tot handenarbeid, werkloosheid en sociale uitsluiting.
“Zigeuners moeten nagejaagd worden met vuur en zwaard.” Spaanse wet in de achttiende eeuw
Vandaag telt de Romapopulatie in Europa zo’n acht tot twaalf miljoen mensen, over werkelijk alle Europese staten. De overgrote meerderheid is sedentair, maar in sommige Westerse landen leiden ze nog steeds een nomadenbestaan, geheel of gedeeltelijk. Terwijl de Roma in Spanje en Portugal hun zigeunerstaal zo goed als verloren hebben (omdat het verboden en onderdrukt was), is de Romataal bij de Romagemeenschappen in de meeste andere landen nog wel een eenmakende culturele factor. Romafobie, d.w.z. discriminatie en vijandigheid tegenover Roma mensen, vormt een wijd verspreide dagelijkse realiteit in heel Europa. De Roma zijn steeds bij de eerste slachtoffers van gewapende conflicten, zoals in de oorlogen in voormalig Joegoslavië waar de benarde toestand van de Roma, die net in de vuurlinie zaten, veelal genegeerd werd. Andere recente voorbeelden: het eigendomsrecht van Romafamilies wordt hen de facto op illegale wijze ontzegd op grond van ‘misdaadbestrijding’ (Portugal). Er is discriminatie inzake de toegang tot onderwijs voor Romakinderen en tot elementaire gemeenschapsdiensten (voor reizende gemeenschappen is dat o.m. in het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk het geval). Ook gebeurt het dat hun erkende rechten niet worden gerespecteerd. In veel landen werden Roma het slachtoffer van gewelddadige fascistische en racistische groeperingen, soms eindigend in moord. Romakinderen worden soms in dezelfde school geplaatst als mentaal gehandicapte kinderen. Roma dorpen worden vaak afgezonderd en geïsoleerd.
? Wat zegt je lokale berichtgeving over de Romagemeenschap? Veel jongeren en kinderen van de Romagemeenschap groeien op in vijandige sociale omgevingen, waar de enige steun en erkenning van hun eigen gemeenschap of familie komt. Veel basisrechten worden hen ofwel ontzegd ofwel hebben ze er een beperkte toegang toe, zoals tot onderwijs en gezondheid.
“Personen met een handicap hebben recht op onafhankelijkheid, sociale integratie en deelname aan het leven in de gemeenschap.” Artikel 15 van het herziene Europees Sociaal Handvest 334
Langzaam groeit het bewustzijn en de bezorgdheid over de Roma. Op internationaal niveau is de Internationale Unie van Roma de meest representatieve politieke Romaorganisatie, met raadgevend statuut in verschillende organen van de Verenigde Naties. Het Europese Centrum voor Rechten van Roma, dat gevestigd is in Boedapest, is de belangrijkste internationale organisatie voor mensenrechten van de Roma ,en werkt actief aan de sensibilisering, de controle en de bescherming van de mensenrechten van de Roma.
Invaliden en mensen met een handicap Invaliditeit is een toestand die als gevolg van ziekte, verwonding of fysische handicap invalide maakt; de uitdrukking wordt ook gebruikt om een wettelijke diskwalificatie of onbekwaamheid aan te duiden. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie De term ‘invaliditeit’ invaliditeit’ omvat een groot aantal verschillende functionele beperkingen die bij elke bevolking in eender welk land voorkomen. Mensen kunnen gehandicapt zijn door fysische, intellectuele of zintuiglijke problemen, medische condities of mentale ziekte. Zulke problemen, condities of ziektes kunnen blijvend zijn of tijdelijk. De term ‘handicap’ betekent het verlies of de beperking van mogelijkheden om op eenzelfde niveau als andere mensen deel te nemen aan het leven van de gemeenschap. Het beschrijft het raakvlak tussen de mindervalide persoon en de omgeving. Beide termen betekenen eigenlijk hetzelfde maar leggen een licht maar significant verschillende klemtoon.
? Hoe kunnen mindervalide mensen deelnemen aan activiteiten in jouw organisatie?
Naar schatting heeft ongeveer 10% van de wereldbevolking een handicap. Dat betekent dat er van de bijna 800 miljoen inwoners van de 43 lidstaten van de Raad van Europa zo’n 80 miljoen mindervalide zijn. Ondanks de vooruitgang die de laatste jaren op verschillende domeinen is geboekt, worden veel mindervalide mensen in Europa vandaag nog steeds geconfronteerd met grenzen aan gelijke kansen en volledige participatie in het gemeenschapsleven, zoals het lage onderwijsniveau en niveau van beroepsopleiding, hoge werkloosheidscijfers, lage inkomens, belemmeringen in de fysieke omgeving, sociale uitsluiting, intolerantie, clichés en stereotypes, directe of indirecte discriminatie, geweld, slechte behandeling en misbruik. Uit een onderzoek van Eurobarometer in 2001 is gebleken dat 97% van de ondervraagden vindt dat iets moet worden gedaan om de integratie van mindervalide mensen in de maatschappij vlotter te laten verlopen.
K Belangrijke data 10 oktober Werelddag van geestelijke gezondheid 3 december Internationale dag van mindervaliden In de Europese Unie maken de meeste organisaties die actief zijn in het promoten van de rechten van gehandicapten deel uit van het European Disability Forum (EDF). Binnen de Raad van Europa worden beleid en acties gecoördineerd door het Directoraat Generaal voor Sociale Zaken.
De Europese Unie heeft 2003 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Persoon met een Handicap.
Wat willen mindervalide mensen? “Niets speciaals, niets ongewoons. We willen naar de school in de buurt kunnen gaan, de openbare bibliotheek kunnen gebruiken, naar de bioscoop kunnen gaan, op een bus kunnen stappen om in de stad te gaan winkelen of om vrienden en familie in de stad of ergens anders een bezoek te brengen. We willen in het plaatselijk stembureau terecht kunnen om zoals iedereen op de verkiezingsdag te gaan stemmen. We willen kunnen trouwen. We willen kunnen werken. We willen voor onze kinderen kunnen zorgen. We willen kwaliteitsvolle en betaalbare medische zorg. We willen gezien worden als echte mensen, als deel van de maatschappij, niet als iets dat wordt weggestopt, waarmee je medelijden moet hebben of dat liefdadigheid nodig heeft.“ Adrienne Rubin Barhydt, 10 april 1996 Bron: www.disrights.org (niet meer beschikbaar)
Homofobie of discriminatie omwille van seksuele oriëntatie
Homofobie kan gedefinieerd worden als aversie of haat tegenover homoseksuele mensen, hun levenswijze of cultuur, of in het algemeen tegenover mensen met een andere seksuele geaardheid. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
335
Discriminatie en xenofobie
K Belangrijke datum 7 augustus Internationale transgenderrechtendag
In een rapport over seksuele discriminatie in Polen dat in juni 2001 aan het Europees Parlement werd voorgesteld verklaarde 22% van de ondervraagde LGBT-ers (Lesbian, Gay, Bisexual and Transgenders) dat zij fysiek misbruikt waren geweest. 77% van hen heeft deze incidenten nooit gemeld aan de politie, uit angst voor de reacties van hun familie en van de politie.14
In veel werelddelen worden mensen die een verschillende seksuele geaardheid hebben (verschillend van de meerderheid) gediscrimineerd, gaande van beledigingen tot moord. In veel landen is homoseksualiteit nog steeds een misdaad. In sommige landen staat er zelfs de doodstraf op. Hoewel er in Europa vooruitgang is geboekt en wetten zijn veranderd, zien veel mensen homoseksualiteit nog steeds als een ziekte, een psychologische afwijking of onnatuurlijk gedrag. Homoseksualiteit betekent voor verschillende mensen iets verschillends. Enkele definities: • Biseksueel verwijst naar iemand die wordt aangetrokken door personen van hetzelfde en van het andere geslacht. • Homo is een term die wordt gebruikt voor homoseksuele mannen. In sommige kringen behelst het ook homoseksuele vrouwen (lesbiennes). • Homoseksueel verwijst naar een persoon die enkel wordt aangetrokken door personen van hetzelfde geslacht. • Heteroseksueel verwijst naar personen die enkel worden aangetrokken door personen van het andere geslacht. • Lesbisch wordt gebruikt om naar vrouwelijke homoseksuelen te verwijzen, vrouwen die worden aangetrokken door andere vrouwen. • Transgender verwijst naar personen die een ander geslacht hebben dan wat hun biologisch geslacht aanwijst (een man in een vrouwelijk lichaam of omgekeerd). • Holebi is een term waarmee alle lesbiënnes, homo's, biseksuelen en transgender worden bedoeld. (De Engelse term hiervoor is LGBT: Lesbian, Gay, Bisexual & Transgender.) Leven als een holebi-persoon varieert in Europa vandaag van heel gemakkelijk (in de grote steden in West-Europa, met een goed ontwikkelde subcultuur, bars, clubs en organisaties) over relatief moeilijk (in kleine steden in West-Europa en grote delen van Centraal Europa waar meningen over homoseksualiteit langzaamaan veranderen) tot gewoonweg gevaarlijk (pesterijen zowel door de politie als door ‘gewone’ mensen, discriminerende wetten en haatmisdaden zijn dagelijkse kost in sommige Oost-Europese landen, zoals bijvoorbeeld Bulgarije, Albanië, Roemenië¨en Moldavië). Lesbiennes en homo’s over heel Europa zijn ook slachtoffer van wettelijke discriminatie, bijvoorbeeld wat het recht op huwen betreft, om een gezin te stichten of om kinderen te adopteren (in andere woorden, ze genieten niet dezelfde status als heteroseksuele koppels).
De roze driehoek Tienduizenden homoseksuelen stierven in de nazi-concentratiekampen. De roze driehoek en de roze kleur worden over het algemeen geassocieerd met homoseksuele bewegingen en de homocultuur, afgeleid van de roze badge die homoseksuelen in de nazi-concentratiekampen vanwege hun ‘seksuele afwijking’ moesten dragen. “In het geval van homo’s leert de geschiedenis en de ervaring ons dat de schade niet veroorzaakt worden door armoede of machteloosheid, maar door de onzichtbaarheid. Het is het aantasten van het verlangen, het feit dat spontane lichamelijke affectie wordt afgedaan als pervers en schandelijk, het verbod om openlijk gevoelens van liefde te tonen, het is de ontkenning van het totale morele burgerschap in de maatschappij omdat je bent wie je bent (…).” Justice Albie Sachs, Constitutioneel Gerechtshof, Zuid-Afrika, 199815 336
? Ken je een bekende homo of lesbische uit jouw land? De grootste problemen waar holebi-jongeren mee worden geconfronteerd zijn aan de ene kant de discriminatie door derden, waarmee wordt bedoeld het geweld, de pesterijen en het weigeren van bediening (uit een restaurant gegooid worden komt regelmatig voor). Aan de andere kant zijn er vaak problemen met de familie en vrienden wanneer iemand voor zijn geaardheid uitkomt. Voor veel mensen zijn dit serieuze problemen en heel veel holebi-jongeren stellen hun coming-out vanwege hun angst voor afwijzing uit. Op school kan de druk van de omgeving en vrienden heel zwaar wegen en het leven van holebi-studenten moeilijk maken.
? Moeten holebikoppels het recht krijgen om te trouwen? Jonge mensen zijn ook heel kwetsbare doelwitten van homofoob geweld en Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie
K
discriminatie. Vaak moeten ze omgaan met schuldgevoelens en diepe vragen over hun sexuele identiteit en vrezen ze afgewezen of verkeerd begrepen te worden. De negatieve ‘feedback’ die ze ontvangen verzuurt de relatie tussen henzelf en de samenleving. Daarenboven zorgen geweld en misbruik ervoor dat velen depressief worden en soms ook zelfmoord plegen.
Religieuze discriminatie Diversiteit in Europa is vaak het meest zichtbaar als religieuze diversiteit. De meerderheid van de Europeanen is christen, zelfs al beoefenen ze hun religie niet. Achter deze meerderheid gaat echter vaak nogal wat diversiteit schuil. Europa werd diep verscheurd door oorlogen tussen katholieken en protestanten, zoals dat eerder gebeurde werd tussen katholieken en oosterse orthodoxe christenen. Achter elke denominatie schuilen nog verschillende takken met verschillen die de leek vaak niet kan onderscheiden maar die cruciaal zijn voor diegenen die erin geloven. Hoewel christelijke religieuze minderheden in heel Europa bestaan, werden ze doorheen de geschiedenis (en in sommige landen nog steeds) gediscrimineerd. Hun religie of kerk wordt niet ‘erkend’ of geniet niet hetzelfde aanzien of dezelfde rechten (bijvoorbeeld wat onderwijs betreft) als de ‘officiële’ of dominante kerk. Gedeeltelijk door het proces van de Europese integratie en samenwerking zijn verschillen tussen christelijke denominaties op socio-politiek niveau minder belangrijk geworden. Voor sommige denkers en politici moet het christendom de basis zijn van de Europese identiteit, een gevaarlijke beweging die de miljoenen Europeanen negeert die niet religieus zijn en natuurlijk ook diegene die niet christelijk zijn.
? Welke minderheidsreligies zijn er in jouw dorp of gemeenschap? Waar houden ze hun eredienst?
Onder de niet-christelijke religies is het jodendom misschien degene die doorheen de geschiedenis over het hele continent het meest is gediscrimineerd. Na de uitdrijvingen uit Spanje en Portugal in de 15e eeuw, bijvoorbeeld, werden de overblijvers met geweld bekeerd of werden ze verplicht hun godsdienst in het geheim te belijden, met gevaar voor hun leven. Vooroordelen en misvattingen over het joodse geloof hebben zeker bijgedragen tot het voeden van antisemitische houdingen. Ze zijn doorheen de geschiedenis ook gebruikt om discriminatie en segregatie van joden te rechtvaardigen en hebben in sommige, voornamelijk christelijke, gemeenschappen waarschijnlijk bijgedragen tot het passief gedogen van de holocaust.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werde de Getuigen van Jehova naar concentratiekampen gestuurd omdat zij weigerden te dienen in het Duitse leger.
Islamofobie Onder de niet-christelijke godsdiensten is de Islam in Europa de meest populaire. Het is de meerderheidsreligie in sommige landen en regio’s in de balkan en in de Kaukasus, en de tweede grootste religie in Frankrijk, Duitsland en vele andere landen, zowel westerse als oosterse. De schijnwerpers, die in de nasleep van de verschrikkelijke aanslagen op de Verenigde Staten in 2001, op de moslims over de hele wereld werden gericht, tonen hoe breekbaar de relaties tussen gemeenschappen en onze tolerantie eigenlijk zijn. Moslims die in het westen leven waren verrast door mensen waarvan ze dachten dat het vrienden, buren en medeburgers waren, die zich plotseling tegen hen keerden en hen de schuld gaven voor de aanslagen op het World Trade Center, en zelfs wraakacties ondernamen op onschuldige mannen, vrouwen en jonge kinderen. Het is vooral schrikwekkend dat in de Verenigde Staten en in Europa een aantal vrouwen aangevallen werden die een hoofddoek droegen.
? Welk beeld heb je van de islam? Islamofobie (letterlijk: angst voor de islam, voor moslims en voor zaken die betrekking hebben tot hen) is geen nieuw fenomeen. Het is eigenlijk een oud vooroordeel dat Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
“Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé; zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.” Europees Verdrag van de Mensenrechten, artikel 9.1.
337
Discriminatie en xenofobie
K
recent een actueel onderwerp is geworden, door het verwoestende gevolg dat het heeft op het leven van moslims, in het bijzonder van die moslims die in minderheidsgroepen wonen. De huidige situatie wordt gevoed door een sterk en diepgeworteld vooroordeel over de islam dat in de meeste Europese samenlevingen leeft. Enkele van de meest voorkomende vormen zijn het gebrek aan officiële erkenning als godsdienst, het niet verlenen van toestemming om moskeeën te bouwen of het niet voorzien van faciliteiten of ondersteuning aan religieuze moslimgroeperingen of gemeenschappen. Onwetendheid over de islam is de belangrijkste reden voor islamofobie. De islam wordt vaak enkel geassocieerd met terrorisme en extremisme. Eigenlijk is de islam een godsdienst die tolerantie, solidariteit en naastenliefde predikt, zoals veel godsdiensten dat doen.
?
Wat kan jouw organisatie of school doen om de kennis en het begrip van andere godsdiensten te verhogen?
Een van de meest voorkomende vooroordelen over de islam is de zogenaamde ‘onverenigbaarheid’ ervan met mensenrechten. Dit vooroordeel komt vaak voort uit de realiteit van de landen waar de islam de overheersende godsdienst is, vooral de Arabische landen. Het gebrek aan democratie en de wijdverspreide schendingen van mensenrechten worden vaak als voorbeelden gegeven van deze ‘onverenigbaarheid’. Het vooroordeel bestaat erin dat de islam wordt beschouwd als de enige factor die bijdraagt tot deze situaties, terwijl de meeste van de regimes in kwestie eigenlijk gewoon ondemocratisch zijn. Toegepast op christelijke landen, zou het dus hetzelfde zijn als we de christelijke godsdiensten verantwoordelijk stelden voor de voormalige dictaturen in Portugal, Spanje of Griekenland bijvoorbeeld, en dan te besluiten dat het christendom niet verenigbaar is met mensenrechten en democratie. Jongeren worden vaak lastig gevallen omdat ze hun trouw aan de islam demonstreren. In sommige landen is het voor moslimmeisjes verboden om met een hoofddoek naar school te gaan.
Wettelijk kader Verschillende internationale en regionale instrumenten verwijzen naar discriminatie in het algemeen, of handelen over specifieke vormen van discriminatie. Enkele voorbeelden op het niveau van de Verenigde Naties: • De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) • Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Rassendiscriminatie (1965) • Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (1979) • De Verklaring inzake de Rechten van Personen met een Handicap (1975) • De ILO-Conventie (nr. 169) over Inheemse Volken en Stammen in Onafhankelijke Landen (1989) In de Raad van Europa, bovenop het Europese Verdrag inzake Mensenrechten, zijn de afgelopen jaren belangrijke successen geboekt, vooral door: • Het Europees Handvest voor Minderheidstalen (1992) • Het Verdrag over de Participatie van Buitenlanders in het Openbare Leven op Lokaal Niveau (1992) • Kaderverdrag voor de Bescherming van Minderheden (1995)
338
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Discriminatie en xenofobie
K
Verdere informatie Over racisme en discriminatie ß De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa: www.coe.int/ecri ß Het Internationale Verbond tegen Racisme en Anti-semitisme (LICRA), Frankrijk: www.licra.org ß SOS Racisme (Frankrijk): www.sos-racisme.org ß UNITED voor Interculturele Actie - het Europese netwerk tegen nationalisme, racisme, fascisme en ter ondersteuning van migranten en vluchtelingen: www.xs4all.nl/~united ß Het Europese netwerk tegen racisme: www.enar-eu.org/ ß Het Internet Antiracisme Centrum in Europa: www.icare.to/ ß Het Europese Controlecentrum van racisme en Xenofobie (EUMC): www.eumc.eu.int ß Jonge Vrouwen van Minderheden (WFM): www.wfmonline.org Over Roma ß Het Europese Centrum voor Rechten van Roma (ERRC): www.errc.org ß De Internationale Romani Unie: www.romaniunion.org (niet meer beschikbaar) ß Union Romani (Spanje): www.unionromanni.org ß Patrin Web Journal: www.geocities.com/Paris/5121/patrin.htm Over mensen met een handicap ß Het Wereldinstituut over Invaliditeit (WID): www.wid.org ß Het Europese Forum over Invaliditeit: www.edf-feph.org Over immigranten en vluchtelingen ß VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten: www.unhcr.org ß Het portaal voor de promotie en bescherming van de rechten van migranten: www.december18.net ß Vereniging van Maghreb-arbeiders in Frankrijk: www.atmf.org ß SOLIDAR: www.solidar.org ß De Europese Raad voor Vluchtelingen en Bannelingen: www.ecre.org Over godsdienst ß ß ß ß ß ß ß ß ß ß ß
Het United Religions Initiative: www.uri.org Bahá’í Geloof (site van de Bahá’í Wereld): www.bahai.org Over de islam - site van het Islam 21 Project: www.islam21.net Het Forum tegen Islamofobie en Racisme (VK): www.fairuk.org De homepagina van het Sikhisme: www.sikhs.org Hindu Resources on line: www.hindu.org De Wereldraad van kerken: www.wcc-coe.org Katholieke kerk - De Heilige Stoel website: www.vatican.va Oosterse Orthodoxe Kerken: www.orthodoxinfo.com Russische Orthodoxe Kerk: www.russian-orthodox-church.org.ru Shamash: Jewish Network informatie en discussie op het internet: http://shamash.org/about.shtml
Over antisemitisme ß Antisemitism and Xenophobia Today: www.axt.org.uk ß De Anti-Defamation League: www.adl.org ß Het Joodse Wereldcongres: www.wjc.org.il Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
339
Discriminatie en xenofobie
K
Over lesbische en homozaken ß De Internationale Vereniging van Lesbo’s en Homo’s: www.ilga.org ß Het Instituut voor Lesbische en Homoseksuele Strategische Studies: www.iglss.org ß “Feiten over seksuele oriëntatie en seksuele vooroordelen”: http://psychology.ucdavis.edu/rainbow ß De Internationale Lesbische en Homoseksuele Jongerenorganisatie (Iglyo): www.iglyo.net
Bronnen
340
•
Alaux, J.P., Bach, J., Benot, Y., et Al., Égalité sans frontière:les immigrés ne sont pas une marchandise, Les notes de la Fondation Copernic, Haut Conseil de la Coopération Internationale, Éditions Syllepses, Paris, 2001.
•
Brander, P., Cardenas, C., Gomes, R., Vicente Abad, J, Taylor, M., Education pack “all different – all equal”, Council of Europe European Youth Centre Strasbourg, 1995.
•
Crimes of Hate, Conspiracy of silence, Amnesty International, London 2001.
•
Liégeois, J-P, Roma, Gypsies, travellers, Council of Europe Press, Strasbourg, 1994.
•
Ohana, Y., Participation and citizenship – Training for minority youth projects in Europe, (ed.), Council of Europe Publishing, 1998.
•
Patrin Web Journal (www.geocities.com/Paris/5121/).
•
Symonides, J., Ed., “The struggle against discrimination”, A collection of international instruments adopted by the United Nations System, Unesco, Paris, 1996.
•
Taguieff, P.-A., La force du préjugé, Gallimard, Paris, 1987.
•
“Xenophobia in a European context”, Mind and human interaction, Vol. 9, No.1, University of Virginia, 2001.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
K
Onderwijs
Het recht op onderwijs als mensenrecht In een zaak voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens werd het recht op onderwijs gedefinieerd als “een recht op toegang tot onderwijsinstellingen ‘die op een gegeven moment bestaan’, en het recht uit het ontvangen onderwijs voordeel te halen, wat wil zeggen het recht officiële erkenning te krijgen voor de voltooide studies.”16
“Onderwijs is niet enkel een middel om in je levensonderhoud te voorzien of een instrument voor het vergaren van rijkdom. Het is een initiatie in het leven van de geest, een oefening van de menselijke ziel in het zoeken van de waarheid en het beoefenen van de deugd.” Vijaya Lakshmi Pandit
Onderwijs “… is zowel een mensenrecht op zich als een onontbeerlijk middel om andere mensenrechten te realiseren. Als een hefboomrecht is onderwijs immers het voornaamste hulpmiddel dat economisch en sociaal gemarginaliseerde volwassenen en kinderen in staat stelt om zichzelf uit de armoede te halen en de middelen te verwerven om ten volle deel te nemen aan het leven van hun gemeenschap. Onderwijs is essentieel om vrouwen in staat te stellen voor zichzelf op te komen, kinderen te beschermen tegen uitbuiting, gevaarlijk werk en seksuele uitbuiting, mensenrechten en democratie te bevorderen, het milieu te beschermen en de bevolkingsaangroei onder controle te houden. Meer en meer wordt onderwijs erkend als een van de beste investeringen die een overheid kan doen. Maar het belang van onderwijs ligt niet enkel op praktisch vlak: een goed opgeleide, verlichte en actieve geest, in staat vrij en op vele gebieden rond te dwalen, is een van de vreugden en beloningen van het menselijk bestaan.”17
In de volgende mensenrechtendocumenten wordt naar het recht op onderwijs verwezen: • De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 26) • Het Europees Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en van de fundamentele vrijheden (art. 2 van protocol nr. 1) • Het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw (art. 10) • het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (art. 28 en 29) • Het Afrikaans Handvest over mensen- en volkerenrechten (art. 17) • Het Protocol van San Salvador bij het Amerikaanse Verdrag over de Mensenrechten (art. 13) • Het Internationaal Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten (art. 13 en 14). Merk op dat artikel 13 de langste bepaling van het verdrag is en het meest omvangrijke en uitvoerige artikel over het recht op onderwijs in de internationale wetgeving over mensenrechten. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Aanverwante activiteiten • Globalisering: een woordenlijst, pagina 65. • Kinderrechten, pagina 99. • Onderwijs voor iedereen, pagina 118. • Laat ieders stem gehoord worden, pagina 149. • De weg naar het Land van Gelijkheid, pagina 181. • Een antwoord geven op racisme, pagina 197. • De taalbarrière, pagina 224.
341
Onderwijs
K Belangrijke data 8 september Internationale dag van alfabetisering 5 oktober Wereld leerkrachtendag
Wat zijn op dit ogenblik de belangrijkste uitdagingen voor het onderwijs? In 1996 heeft een commissie van de Unesco een overzicht gegeven van de zeven belangrijkste spanningsvelden op mondiaal gebied waar het onderwijs mee te maken heeft: 1. de spanning tussen het mondiale en het lokale; 2. de spanning tussen het universele en het individuele; 3. de spanning tussen traditie en vernieuwing; 4. de spanning tussen het spirituele en het materiële; 5. de spanning tussen lange- en korte termijn overwegingen; 6. de spanning tussen wedijver en gelijkheid van kansen; 7. de spanning tussen de buitengewone uitbreiding van kennis en het menselijk vermogen deze te assimileren. De Unesco heeft wat zij noemt de vier ‘pijlers’ van het leren onder de aandacht gebracht, als een strategie die nuttig kan zijn in het omgaan met deze uitdagingen: 1. Leren samenleven: meer bepaald wordt hiermee bedoeld dat onderwijs de vaardigheden moet bevorderen die leerlingen nodig hebben om hun onderlinge afhankelijkelijkheid van anderen te accepteren; om met anderen te werken aan gemeenschappelijke doelen en een gemeenschappelijke toekomst; om pluralisme en diversiteit te respecteren (bijvoorbeeld wat betreft gender, etniciteit, religie en cultuur); om actief deel te nemen aan het gemeenschapsleven. 2. Leren weten: dit wil zeggen dat onderwijs de leerlingen zou moeten helpen om kennis te verwerven: de belangrijkste leermiddelen voor communicatie en mondelinge expressie, geletterdheid, het kunnen omgaan met getallen en het oplossen van problemen; om zowel een brede algemene kennis te verwerven als diepgaande kennis op enkele gebieden; om rechten en verantwoordelijkheden te begrijpen; en het belangrijkste: om te leren leren. 3. Leren doen: onderwijs zou leerlingen moeten helpen om beroepsvaardigheden te ontwikkelen alsook sociale en psychologische vaardigheden die hen in staat stellen intelligente beslissingen te nemen in diverse levenssituaties, om in sociale in professionele relaties te functioneren, om deel te nemen aan de mondiale en lokale markten, om technologische hulpmiddelen te gebruiken, om te voorzien in hun basisbehoeften en om de kwaliteit van hun eigen leven en dat van anderen te verbeteren; 4. Leren zijn: onderwijs zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid en zou mensen in staat moeten stellen zelfstandiger, met meer inzicht, kritischer en verantwoordelijker te handelen. Het zou erop gericht moeten zijn alle soorten potentieel te ontwikkelen, bijvoorbeeld geheugen, redeneren, gevoel voor schoonheid, spirituele waarden, fysieke capaciteiten en communicatievaardigheden; een gezonde levensstijl en plezier in sport en recreatie; waardering voor de eigen cultuur; het bezitten van een ethische en morele code; de mogelijkheid op te komen voor zichzelf en zichzelf te verdedigen; veerkracht.
De complementaire rol van onderwijs en buitenschoolse vorming
“Als je meent dat onderwijs duur is, probeer het dan eens met onwetendheid.” Anoniem
342
Twee sleutelbegrippen worden in het Europese onderwijs-beleid stilaan geïntegreerd: de idee van levenslang leren in een lerende maatschappij. Het is de idee van een samenleving waar mensen in de loop van hun leven verschillende mogelijkheden krijgen om hun bekwaamheden te ontwikkelen. Het is belangrijk op te merken dat er een toenemende erkenning is, niet enkel van de rol van de het onderwijs maar ook van de mogelijkheden die worden geboden door buitenschoolse vorming, dit wil zeggen programma’s buiten het onderwijs. Zulke programma’s worden vaak opgezet Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Onderwijs door niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van jongerenorganisaties. Zij kunnen zich bezighouden met een uitgebreid gamma van onderwerpen en verschillende methodologieën, gebruik makend van een soepele aanpak, en ze zouden manieren kunnen uitwerken om kinderen en volwassen die geen toegang hebben tot onderwijs, of functionele analfabeten zijn, te alfabetiseren en andere vaardigheden aan te leren.
? Ken je voorbeelden van niet-formele onderwijsprogramma’s in je eigen omgeving?
K “…als een van de belangrijkste beschikbare middelen om een dieper en meer harmonische vorm van menselijke ontwikkeling mogelijk te maken en tegelijkertijd armoede, uitsluiting, onwetendheid, onderdrukking en oorlog terug te dringen.18”
In de twintigste eeuw zijn in Europa openbare of staatsscholen de belangrijkste onderwijsinstellingen voor de massa geworden en is onderwijs wijd verspreid. In de voorbije decennia resulteerde deze tendens in verhoogde budgetten voor basisonderwijs, in leerplicht en in een uitgebreide mediabelangstelling voor thema’s die te maken hebben met onderwijs en ontwikkeling. Onderwijsexperts spreken over het belang van ‘grensoverschrijding’ tussen het gewone onderwijs en buitenschoolse vorming, en pleiten voor het bevorderen van communicatie en samenwerking om onderwijsactiviteiten en leeromgevingen op elkaar af te stemmen met de bedoeling lerenden een samenhangend geheel van mogelijkheden te bieden.
De rol van de Europese jeugdbewegingen Jeugdbewegingen zijn er op Europees niveau in geslaagd gehoord te worden over onderwijskwesties. Zo ook studentenorganisaties zoals de Europese studentenorganisatie (ESIB) en het Organising Bureau of European School Student Unions (OBESSU), het grootste Europees platform van nationale scholierenorganisaties dat actief is in het algemeen secundair en het secundair beroepsonderwijs. Deze organisaties spannen zich in om het uitwisselen van informatie, ervaring en kennis tussen nationale scholierenorganisaties te vergemakkelijken en spelen een vruchtbare rol in het bevorderen van de discussie over nieuwe trends in de Europese onderwijssystemen.
? In welke mate kunnen onderwijssystemen over het algemeen een antwoord bieden op de huidige uitdagingen?
Naarmate de wereld complexer werd, zijn onderwijssystemen uitgebreid zowel wat betreft omvang als complexiteit. Het totaal aantal kinderen in deze systemen is wellicht zelfs sneller aangegroeid dan de bevolking: het totaal aantal inschrijvingen voor het basisonderwijs in de ontwikkelingslanden is gestegen van 50% in 1970 tot 76% in 1990 en 82% in 1995. De meeste systemen hebben zich verruimd om systematischer dan voordien kleuters, adolescenten en volwassenen op te nemen. De alfabetiseringsgraad in ontwikkelingslanden is eveneens toegenomen – van 43% in 1970 tot 65% in 1990 en meer dan 70% in 1995. Deze toename is grotendeels het gevolg van verbeteringen van de kwaliteit van het onderwijs, grotere aandacht van regeringen en de internationale gemeenschap voor scholing en de waarde die gezinnen blijven hechten aan scholing. Onderwijs wordt gewaardeerd omwille van zichzelf en wordt ook beschouwd als een algemene oplossing voor de dagelijkse uitdagingen van deze families. Desondanks kan men het bewijs van het tegendeel zien in het stagneren van de inschrijvingen in een aantal landen. Sommige experts hebben er op gewezen dat in de voorbije twintig jaar “het aantal leerlingen in het basis-, secundair en voortgezet onderwijs in de meeste landengroepen trager aangegroeid is. Ook het percentage van het bruto binnenlands product (BBP) bestemd voor onderwijs groeide trager in alle landen”19 Dit heeft vooral negatieve gevolgen gehad voor de verwezenlijkingen van het onderwijs, ook wat betreft de alfabetiseringsgraad, in landen die de voorbije twintig jaar een tragere verbetering hebben gekend, vergeleken met die in de twee vorige decennia. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
343
Onderwijs
K
Mondialisering Sleutelelementen van de mondialisering, zoals de liberalisering van het handelsverkeer, de mogelijkheden die bedrijven hebben om hun activiteiten te verplaatsen naar waar ook ter wereld en belastingontduiking vormen op lange termijn een bedreiging voor de financiering van het onderwijs. Belastingproblemen hebben de overheidsfinanciering van het onderwijs aangetast. In Ghana kan de overheid door belastingen 12% van het bruto nationaal product (BNP) innen. Indien ze slechts 10% van de belastinginkomsten - d.w.z.1,2% van het BNP - zou verliezen, zou dit het equivalent zijn van ongeveer de helft van het budget voor basisonderwijs. Het beschermen van de mogelijkheid om rijksmiddelen te vergaren, is daarom van levensbelang om vooruitgang te kunnen boeken wat betreft de doelstelling van universeel basisonderwijs20.
In vele Centraal- en Oosteuropese landen is het herstel van de economie nog steeds geen realiteit. Wat zijn de gevolgen hiervan voor het onderwijs? “De decentralisering van de sociale uitgaven heeft belangrijke gevolgen gehad voor de beschikbare middelen voor het onderwijs (Polen, 1999; Russische Federatie, 1999; Roemenië 1999). Verscheidene CentraalEuropese landen hebben reeds voor 1990 een grote decentralisering van onderwijsfinanciering en –bestuur doorgevoerd, maar in de rest van de regio werden nieuwe inspanningen gedaan om verantwoordelijkheden over te hevelen van de centrale regering naar lagere niveaus. Zo kregen lokale bestuursorganen een steeds grotere verantwoordelijkheid voor het verschaffen van onderwijs, van voorschools tot secundair onderwijs. In veel gevallen kregen de scholen zelf een grote verantwoordelijkheid toegewezen. In termen van bestedingsverantwoordelijkheid zijn de regio’s vaak verantwoordelijk voor het grootste deel van de onderwijsuitgaven. In sommige landen worden de ongelijkheden tussen de verschillende regio’s wat betreft de mogelijkheden om onderwijsprogrammas te financieren steeds groter (Polen, 1999). In bepaalde gevallen, in het bijzonder in landelijke gebieden, krijgt de lokale overheid niet de financiële middelen om deze nieuwe verantwoordelijkheden te dragen. Ze kan ook weinig aanvullende gelden inzamelen. Vaak zijn de lonen van de leraars (goed voor het grootste deel van het onderwijsbudget) vastgelegd door de centrale overheid, waardoor scholen maar weinig autonomie hebben in budgettaire beslissingen. Hoe dan ook, het gedeelte van de middelen bestemd voor onderwijs, komt uit een openbaar budget dat veel kleiner is geworden. Door een grote vermindering van het nationaal inkomen en door verminderde belastinginkomsten is de overheidssteun voor onderwijs in reële termen fel achteruit gegaan. Niettegenstaande de moeilijkheden die samenhangen met de overgang, hebben landen veel concrete stappen ondernomen om het onderwijs te hervormen. Deze hervormingen richten zich op de gebieden van onderwijswetgeving, democratisering van curricula en decentralisering van bestuur en financiering. Maar in sommige landen verliep de eigenlijke invoering van deze hervormingen traag en vaak moeilijk”21.
“De wortels van onderwijs zijn bitter, maar de vrucht is zoet.” Aristoteles
344
Helaas tonen de beschikbare indicatoren over de toestand van het onderwijs op wereldvlak aan dat er veel te weinig middelen in deze sector worden geïnvesteerd. In een wereld die gekenmerkt wordt door steeds snellere veranderingen stellen ouders en jongeren de relevantie van wat scholen onderwijzen in vraag. Bovendien hebben al te veel scholen over heel de wereld te kampen met een hoog absenteïsme van het onderwijzend personeel, gebrekkig gebruik van de tijd die beschikbaar is voor het lesgeven en een verwaarloosbare aandacht voor de belangen en de mogelijkheden van individuele leerlingen. Het is dan ook niet te verwonderen dat in zulke scholen, waar kinderen weinig bruikbare kennis oppikken en waar veel van hun tijd besteed wordt aan het uit het hoofd leren, veel kinderen verwerpen wat het onderwijssysteem te bieden heeft. Van de leerlingen die wel school blijven lopen, verwerven velen niet de basisvaardigheden om hun schoolkennis toe te passen in belangrijke levenstaken. Experten van de Raad van Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Onderwijs Europa hebben drie belangrijke groepen jongeren naar voren geschoven die bijzonder kwetsbaar zijn in onderwijssystemen: 1. jongeren uit economisch zwakkere families 2. jongeren met laag opgeleide ouders 3. etnische minderheden, migranten en rondtrekkenden
?
Ken jij nog andere groepen die niet in deze lijst voorkomen, die bijzonder kwetsbaar zijn in jouw gemeenschap?
In grote delen van de wereld is er een toenemend scepticisme wat betreft uniforme onderwijssystemen. Men ziet toenemende ongelijkheden en kloven (in kosten, kwaliteit, prestaties en behalen van diploma’s) en dit heeft in grote delen van de wereld geleid tot een ‘vertrouwenscrisis’ tegenover het openbare onderwijs.
K “We worden zwak geboren en we hebben kracht nodig. Hulpeloos en we hebben hulp nodig. Dwaas en we hebben verstand nodig. Alles waaraan het ons bij de geboorte ontbreekt, alles wat we nodig hebben om mens te worden, is het geschenk van opvoeding.” Jean-Jacques Rousseau
Indien alle kinderen in de schoolleeftijd gedurende minstens vier jaar goed basisonderwijs zouden krijgen, zou het probleem van analfabetisme in een generatie zijn opgelost. Toch: 1. ... zitten 125 miljoen kinderen van de lagere schoolleeftijd niet op de schoolbanken; de meeste van hen zijn meisjes. 2. ... zijn er nog eens 150 miljoen kinderen die aan de basisschool beginnen maar wegblijven voor ze vier jaar onderwijs voltooid hebben. De meerderheid vertrekt voor ze basisvaardigheden in lezen en schrijven verworven heeft. 3. In grote delen van Afrika beneden de Sahara en in Zuid-Azië kunnen kinderen zo’n 4 tot 7 jaar onderwijs verwachten. In de geïndustrialiseerde landen is dat 15 tot 17 jaar. 4. Vandaag zijn er 870 miljoen analfabeten; 70% hiervan zijn vrouwen.
?
Kan jij redenen bedenken waarom zo’n hoog percentage van de analfabeten vrouwen zijn?
Vijftig jaar geleden kondigde de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gratis en verplicht onderwijs af als een mensenrecht. In 1990 herbevestigde het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat ondertekend is door alle regeringen ter wereld behalve twee, dat dit recht een wettelijk bindende verplichting is.
“Onderwijs is een betere waarborg voor vrijheid dan een paraat leger.” Edward Everett
Sindsdien zijn er internationaal op hoog niveau verscheidene verbintenissen geformuleerd om dit recht na te leven. Ontwikkelde landen hebben zichzelf herhaaldelijk verbonden tot meer ontwikkelingssamenwerking, om de doelstellingen te kunnen halen die in de jaren ‘90 op internationale topconferenties werden vastgelegd. Regeringsleiders uit heel de wereld kwamen in 1990 in Jomtien, Thailand, bijeen voor de Wereldconferentie over Onderwijs voor Eenieder. Hier stelden ze als doel binnen het decennium alle kinderen ter wereld de kansen te geven om hun capaciteiten ten volle te ontwikkelen. Dit engagement behelsde universele toegang tot basisonderwijs van goede kwaliteit en het einde van de ongelijkheid tussen de geslachten. De meest recente verbintenis van staten en regeringsleiders met betrekking tot algemeen basisonderwijs wil dit bereiken tegen 2015. Aan het huidige ritme zal zelfs dit minder ambitieuze doel onbereikbaar zijn. Als de regeringen nu niet handelen, zullen in 2015 75 miljoen kinderen verstoken zijn van basisonderwijs. Toch benadrukte de meest recente wereldtop over onderwijs (Dakar, 2000) dat “onderwijs een fundamenteel mensenrecht is. Het is de sleutel tot duurzame ontwikkeling en vrede en stabiliteit in en tussen landen, en bijgevolg een onontbeerlijk middel tot effectieve deelname in de samenlevingen en economieën van de eenentwintigste eeuw.”
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Bronnen • Building Bridges for Learning, Youth Forum, Brussels, 1999. Education for All – country reports, 2000. www.unesco.org • Education Now Campaign, Oxfam www.caa.org.au/ oxfam/advocacy/education • European Youth Trends 2000, Council of Europe, 2001 • Learning: The treasure within, Unesco, Paris, 1996. • World Education Report www.unesco.org
345
K
Milieu
“Als de woestijn zich uitbreidt, wouden verdwijnen, ondervoeding toeneemt en mensen in stedelijke gebieden in erbarmelijke omstandigheden leven, komt dit niet door een gebrek aan middelen maar door het beleid dat door onze leiders wordt gevoerd, door een elitegroep. Mensen hun rechten ontzeggen en weigeren rekening te houden met hun belangen, leidt tot een situatie waar alleen armoede nog een voorspoedige toekomst heeft in Afrika… Enkel vrije mensen, mensen die rechten hebben, zijn volwassen en verantwoordelijke burgers die hun steentje kunnen bijdragen aan de ontwikkeling en de bescherming van het milieu.” Spreker uit de zaal, WECD publieke hoorzitting, Nairobi, 23 september 1986.
Het is onmogelijk om het milieu - woestijnen, wouden of uitdijende steden - los te zien van mensen en mensenrechtenkwesties, in het bijzonder inzake sociale rechtvaardigheid en ontwikkeling. Dit geldt niet enkel in Afrika maar overal, ook in Europa. Milieu en mens hebben een wederzijdse relatie: alle menselijke activiteit werkt in op het milieu en het milieu heeft invloed op het leven van de mens. Een voorbeeld is het “broeikaseffect”. Het 300-jarig gebruik van olie, steenkool en gas als brandstof voor de industriële ontwikkeling overal ter wereld heeft bijgedragen tot een significante opwarming van de aarde. De hieruit voortvloeiende catastrofale gebeurtenissen waar we de voorbije vier jaar getuige van waren, treffen mensen overal ter wereld. Hoe dan ook, de mensen van de rijke landen in het Noorden, die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de koolstofdioxide-uitstoot, kunnen zichzelf beter beschermen tegen ‘natuurrampen’ dan degenen die in de ontwikkelingslanden in het Zuiden leven. Dit is een kwestie van rechtvaardigheid en bijgevolg een mensenrechtenkwestie. Enkele andere voorbeelden van het verband tussen milieu en mensenrechten zijn: • Landbouwgrond die tijdens oorlogen bezaaid is met landmijnen. Deze landmijnen bedreigen de menselijke veiligheid. • Mensen die door armoede gedwongen worden weinig rendabele grond te bebouwen, wat leidt tot woestijnvorming en nog grotere armoede. • De ramp bij Baia Mare waarbij grote hoeveelheden cyanide de rivier de Szamos vervuilden, vervolgens de Tisza en tenslotte de Donau.
Aanverwante activiteiten • Een verhaal over twee steden, pagina 67. • Voorpagina, pagina 131. • Een tuin in één nacht, pagina 135. • In een perfecte wereld leven, pagina 156. • Makah walvisvangst, pagina 162. • Onze toekomstvisies, pagina 178. • Het web van het leven, pagina 231. 346
Onze wortels in het milieu We gebruiken het milieu om ons te voorzien van grondstoffen voor onze ontwikkeling en we gebruiken het ook als stort voor ons afval. Tegelijkertijd moet het ons, om het leven in stand te houden, voorzien van stabiele temperaturen, zuurstof in de lucht en zuiver water. We leven op een begrensde wereldbol waar alles met alles verbonden is, bijvoorbeeld door voedselkringlopen en de kringlopen van water en rotsen. Er is een natuurlijke veerkracht, maar een ernstige verstoring van deze cycli door bijvoorbeeld vervuiling, ongeschikte landbouwpraktijken, irrigatieprojecten of overbevissing, destabiliseert het natuurlijk evenwicht. Het ongeluk in Tsjernobyl in Oekraïne, het afsterven van de bomen in het Zwarte Woud in Duitsland, woestijnvorming in Zuid-Spanje, gekkekoeienziekte in Groot-Brittanië, het opdrogen van het Aralmeer in Oezbekistan en de geplande waterkrachtdam in het Turkse Ilisu zijn allemaal voorbeelden van de manier waarop mensen in de loop van de ontwikkeling het milieu schaden, de basis voor alle economische activiteit en voor het leven zelf. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Milieu
?
Kan je plaatselijke voorbeelden geven? Bijvoorbeeld, wat voor invloed op de omgeving waar jij leeft hebben wegenaanleg, mijnontginning of andere ontwikkelingen?
De idee van duurzame ontwikkeling
K Wereldrampen22 Rampen
1996
Orkanen
62
2000 99
Overstromingen
69
153
Droogte
9
46
In 1989 propageerde de VN Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling (WCED), in wat het Brundtlandrapport genoemd wordt, het principe van “duurzame ontwikkeling”. Dit wordt gedefinieerd als “ontwikkeling die tegemoet komt aan de noden van vandaag zonder de mogelijkheid van de toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen”. Dit werd in 1992 gevolgd door de Verklaring van Rio die stelde dat “mensen centraal staan in de zorg voor duurzame ontwikkeling. Ze hebben recht op een gezond en productief leven in harmonie met de natuur.” Het echte en dringende probleem is hoe je mensenrechtenkwesties als armoede, globalisering en het recht op ontwikkeling kan aanpakken zonder de omgeving die in onze behoeften voorziet te vernielen. Eén manier om dit aan te pakken, is door internationale afspraken over specifieke kwesties. Op de klimaatconferentie van de VN in Kyoto (1997) bijvoorbeeld hebben de industrielanden specifieke afspraken gemaakt om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Er werd veel onderhandeld over uitzonderingen voor ontwikkelingslanden en er waren veel kritische opmerkingen zowel over de uiteindelijke doeltreffendheid als de rechtvaardigheid van het definitieve akkoord. Een alternatieve aanpak is uitgaan van mensenrechten, wat zou garanderen dat de principes van rechtvaardigheid en gelijkheid in alle akkoorden centraal staan. Sommigen argumenteren dat milieukwesties reeds voldoende aan bod komen in de bestaande wetgeving over mensenrechten, bijvoorbeeld het recht op eigendom, gezondheid en leven. Anderen spreken op uiteenlopende wijzen over nieuwe of opkomende milieurechten. Eén idee is dat er een milieu-mensenrecht zou moeten toegevoegd worden aan de lijst van bestaande mensenrechten. In 1994 bijvoorbeeld stelt de ontwerpverklaring over de principes van mensenrechten en milieu: “Elke persoon heeft het recht op een veilige, gezonde en ecologisch stabiele omgeving. Dit recht en andere mensenrechten, met inbegrip van burgerlijke, culturele, economische, politieke en sociale rechten zijn universeel, onderling afhankelijk en ondeelbaar”. Sommigen, vooral ecologisten, hebben kritiek op een dergelijke vraag naar een milieu-mensenrecht. Zij vrezen dat als menselijk leven en gezondheid het doel zijn van milieubescherming het milieu enkel beschermd zal worden in de mate die nodig is voor het menselijk welzijn. In plaats daarvan pleiten ze voor een meer holistische aanpak van mensenrechten. Ze zeggen dat mensen deel uitmaken van de biosfeer (het levensweb op aarde) en dat bijgevolg hun plicht tegenover de mensheid niet losstaat van hun plicht om het milieu te beschermen. In een breder kader zouden aanspraken op mensenrechten zowel rekening moeten houden met intrinsieke waarden en de noden van de toekomstige generaties als met de tegenstrijdige belangen van staten en volkeren. Sommigen zijn van mening dat andere diersoorten “dierenrechten” zouden moeten hebben, zoals mensen mensenrechten hebben. In de wetgeving hebben dieren als zodanig geen rechten. Toch worden ze vaak door de wet beschermd. In de meeste Europese landen bijvoorbeeld zijn er wetten om het welzijn en de levensomstandigheden van boerderijdieren te waarborgen.
“De milieubeweging kan enkel overleven als ze een beweging voor rechtvaardigheid wordt. Als zuivere milieubeweging zal ze ofwel uitsterven ofwel overleven als collectieve “groenwasserij”. Geen enkele eerlijke milieuactivist kan genoegen nemen met deze rol. Maar als ecologische beweging en tegelijkertijd een beweging voor meer rechtvaardigheid heeft ze onbeperkte mogelijkheden.” Vandana Shiva
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
347
Milieu
K
Ecologische mensenrechten Ecologische mensenrechten kunnen beschouwd worden als een antwoord op de milieusituatie van de wereld. Ze zijn een product van onze tijd, zoals burgerlijke en politieke rechten een product waren van de historische gebeurtenissen in vroeger tijden.
Een andere mogelijke stap voorwaarts die door sommigen besproken wordt, is het concept van ecologische mensenrechten. Deze benadering tracht de filosofie van mensenrechten te verzoenen met ecologische principes. Mensenrechten (zoals menselijke waardigheid, vrijheid, bezit en ontwikkeling) dienen rekening te houden met het feit dat individuen niet enkel werkzaam zijn in een politieke en sociale omgeving maar ook in een natuurlijke omgeving. Net zoals elk individu de intrinsieke waarde van zijn medemens mens moet respecteren, moet hij ook de intrinsieke waarde van andere wezens (dier, planten en ecosystemen) respecteren. Een van de grootste uitdagingen waarmee leraren en jeugdwerkers vandaag de dag geconfronteerd worden, is het opvoeden van jongeren zodat ze het tweevoudig concept van respect voor de menselijke waardigheid en voor de intrinsieke waarde van het leven begrijpen en ernaar leven. Met andere woorden, “mondiaal denken en lokaal handelen”, en nieuwe levensstijlen vinden die ook houdbaar zijn in de toekomst.
Deelname van jongeren en jeugdorganisaties Scholen, niet-gouvernementele milieuorganisaties en andere instellingen geven jongeren in elk land kansen om actief betrokken te worden bij milieuvraagstukken. Op plaatselijk niveau kunnen ze hun thuis, school en jeugdgroep milieuvriendelijker maken en kunnen ze deelnemen aan de plaatselijke besluitvorming. Op regionaal en nationaal niveau kunnen ze invloed uitoefenen op het publiek en politiek debat, door bijvoorbeeld brieven te schrijven, toneelstukken op te voeren en (vreedzaam) te demonstreren over kwesties die hen aanbelangen. Op internationaal en mondiaal niveau kunnen ze invloed hebben door verklaringen zoals het Handvest voor de Aarde en door internationale campagnevoerende organisaties als Greenpeace. Op alle niveaus kunnen jongeren deelnemen door correspondentie via het internet, door campagnes en door mondiale vieringen zoals de Werelddag voor het Milieu en de Dag van de Aarde. De Werelddag voor het Milieu, 5 juni, werd in 1972 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ingesteld. Hij kan op veel manieren gevierd worden, met inbegrip van straatdemonstraties, fietsoptochten, groene concerten, opstel- en affichewedstrijden in scholen, het planten van bomen, inspanningen om te recycleren en opruimacties. Ieder jaar is er een thema waarop men zich kan richten. Voorbeelden van vroegere thema’s zijn onder andere “Voor het leven op aarde – Red onze zeeën”, “Armoede en het milieu – Doorbreek de vicieuze cirkel” en “Kinderen en het milieu” (www.unep.org www.unep.org). De Dag van de Aarde, 22 april, wordt gecoördineerd door het Earth Day Network, dat samenwerkt met andere milieu- en mensenrechtenorganisaties, bijvoorbeeld de Sierra Club en Amnesty International, om publiek actie te voeren door vieringen en door protestacties tegen schendingen van mensenrechten en milieuschandalen. www.earthday.net/events/events-europe.stm
De Goldmanprijs voor het milieu De Goldmanprijs voor het milieu is ’s werelds belangrijkste prijsprogramma om het werk van basis-ecologisten te honoreren. In 2000 won Oral Atanniyazova de prijs voor haar werk in de Oezbeekse gemeenschappen die waren getroffen door de ramp van het Aralmeer. Zij concentreerde zich op educatie, medische vraagstukken en familiaal welzijn, en de rechten van vrouwen en kinderen. In 2001 werd de prijs gewonnen door Myrsini Malakou en Giorgios Catsadorakis die zich inspanden om de bedreigde moerasecologie van Préspa in het Noordwesten van Griekenland te redden. Een van hun verwezenlijkingen was de ondertekening van een akkoord tussen Albanië, de vroegere Joegoslavische republiek Macedonië en Griekenland om het eerste grensoverschrijdend beschermd gebied van de Balkan te vestigen, een voorbeeld van vreedzame samenwerking tussen deze landen.
348
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Milieu
K
Het werk van de Raad van Europa
Belangrijke data
De Raad van Europa lanceerde zijn milieuprogramma in 1961. Zij concentreert haar activiteiten op dit gebied vooral op het behoud van natuur en landschappen. Het programma maakt nu deel uit van het Departement Cultuur en Cultureel en Natuurlijk Erfgoed van de Raad van Europa. De drie belangrijkste richtingen zijn: de Paneuropese strategie voor biologische en landschapsdiversiteit, het verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu (het Verdrag van Bern, 1979) en het bevorderen van het bewustzijn van biologische en landschapsdiversiteit.
5 juni Werelddag voor het Milieu 22 april Dag van de Aarde
De publicaties van de Raad van Europa zorgen voor informatie en bewustzijn over de bescherming van het milieu. Zijn netwerk van nationale instellingen draagt ook bij tot het bevorderen van het behoud van biologische en landschapsdiversiteit.
Internationale documenten en verklaringen Een greep uit de talrijke verdragen en andere documenten die handelen over zowel milieu als mensenrechten en die nuttig kunnen zijn: 1. Het Europees Handvest over milieu en gezondheid (1989) 2. De VN Verklaring inzake milieu en ontwikkeling (1992) 3. De ontwerpverklaring van principes inzake mensenrechten en milieu (1994) 4. De Verklaring van Bizkaia over het recht op milieu (1999) 5. Het Handvest van de Aarde (2000)
•
Boyle, A., Anderson, M.R., Human rights approaches to environmental protection: An overview, Clarendon Press, Oxford, 1996.
•
Bosselmann, K., Human rights and the environment: redefining fundamental principles, www.arbld.unimelb.edu.au/envjust/papers/allpapers/bosselmann/home.htm
•
Caring for the Earth, The World Conservation Union (IUCN), United Nations Environment Programme (UNEP), World Wide Fund for Nature (WWF-UK), www.ciesin.org/IC/iucn www.ciesin.org/IC/iucn/CaringDS.html
•
Het Raad van Europa milieu programma, www.nature.coe.int
•
De 1994 ontwerp Princiepsverklaring over mensenrechten en het milieu: www1.umn.edu/humanrts/ instree/1994-dec.htm
•
Het Handvest van de Aarde initiatief, www.earthcharter.org
“De redding van de wereld ligt in het menselijk hart, in het menselijk vermogen tot reflectie, in de zachtmoedigheid van de mens en de menselijke verantwoordelijkheid. We worden nog steeds geregeerd door het destructieve en ijdele geloof dat de mens de kroon op de schepping is en niet enkel een deel ervan, en dat bijgevolg alles toegelaten is. We zijn nog altijd niet in staat om moraal voorrang te geven op politiek, wetenschap en economie. We zijn nog steeds niet in staat om in te zien dat de enige echte ruggengraat van ons handelen –als het handelen moreel moet zijn- verantwoordelijkheid is. Verantwoordelijkheid gaat boven mijn familie, mijn land, mijn onderneming, mijn succes. Verantwoordelijkheid tegenover het Zijn, waar ze juist zullen beoordeeld worden, en enkel daar.”
•
Worldwatch, www.worldwatch.org
Vaclav Havel
Bronnen
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
349
K
Gendergelijkheid
Enkele basisbegrippen “Het zou een mooie levensfase moeten zijn: jong zijn en een leven voor je hebben dat je kan plannen en waarvan je kan dromen. Het zou bovendien even mooi moeten zijn of je nu een jonge vrouw bent of een jonge man. In werkelijkheid echter wordt aan veel jongeren het recht ontzegd om plannen te maken en dromen te koesteren, alsook hun recht op veiligheid en waardigheid. In werkelijkheid maakt het een groot verschil of je als jongen of als meisje geboren bent. Vrouwen lopen een veel groter risico dat hun fundamentele mensenrechten geschonden worden.”23
Aanverwante activiteiten • Loon naar werk?, pagina 103. • Binnen vier muren, pagina 110. • Helden en heldinnen, pagina 138. • Laten we het over seks hebben, pagina 152. • De weg naar het Land van Gelijkheid, pagina 181. • Wie zijn ik?, pagina 253. • Werk en kindjes, pagina 256. 350
Terwijl in de jaren 1970 en 1980 vrouwenrechtenactivisten praatten over het “integreren van de vrouw in het proces van ontwikkeling”, lag in de jaren 1990 de nadruk op de integratie van genderkwesties in ontwikkelingsbeleid en planning. Vandaag spreekt men zowel van “vrouwenrechten” als van “de gelijkheid tussen man en vrouw”. Wat wordt met deze termen bedoeld en wat is het verschil ertussen? De uitdrukking “mensenrechten van de vrouw” wordt gebruikt om te benadrukken dat vrouwenrechten mensenrechten zijn, rechten waarop vrouwen zich kunnen beroepen gewoon op grond van hun menszijn. Dit idee integreert het thema van de vrouw in de mensenrechtenbeweging en integreert tegelijkertijd principes van mensenrechten in de vrouwenbeweging. Gelijkheid tussen man en vrouw wil zeggen een gelijke mate van macht, deelname en zichtbaarheid van beide seksen in alle domeinen van het openbaar en privé-leven. Gelijkheid van man en vrouw moet niet worden begrepen als het tegendeel van verschillen tussen man en vrouw maar als het tegendeel van ongelijkheid tussen man en vrouw. Het wil de volledige deelname van vrouwen en mannen in de samenleving bevorderen. Gelijkheid van man en vrouw moet, zoals mensenrechten, voortdurend bevochten, beschermd en aangemoedigd worden. De term ‘gender’ verwijst naar de sociale rollen van man en vrouw die hen worden toegeschreven op basis van hun geslacht. Deze rolpatronen hangen daarom af van de specifieke socio-economische, politieke en culturele context en worden beïnvloed door andere factoren met inbegrip van ras, etnische groep, klasse, seksuele geaardheid en leeftijd. Rolpatronen zijn aangeleerd en variëren sterk in en tussen culturen. In tegenstelling tot het biologisch geslacht van een persoon, kunnen rolpatronen veranderen. “De discussie over socialisering en stereotypen toonde aan dat de ‘oude’ vormen van socialisering ruimte creëerden voor nieuwe vormen van identiteit en individualiteit. ‘Nieuwe’ vormen van socialisering komen in de plaats, maar het is mogelijk dat ze gelijkaardige stereotype verwachtingen kopiëren en gelijkaardige gevolgen voortbrengen als voorheen. De invloed van familie, school en werkplaats is misschien niet meer zo sterk, maar nieuwe informatietechnologieën en prille culturele praktijken (in muziek, media en televisie) komen misschien te hulp om de sociale macht van mannen te versterken en de ondergeschikte positie van vrouwen te behouden.”34
? Hoe makkelijk is het voor mannen om zich aan te passen aan
de veranderingen die het gevolg zijn van de erkenning van de rechten van de vrouw?
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Gendergelijkheid
K
Voorbeelden van schendingen van de rechten van vrouwen
Belangrijke data
Huiselijk geweld
8 maart
De meest voorkomende vorm van geweld tegen vrouwen is huiselijk geweld. Huiselijk geweld werd jarenlang beschouwd als een privé-zaak, waar de staat en het gerechtelijk systeem zich niet mee te moeien had. Toch is huiselijk geweld niet enkel een schending van het fysieke en psychologische welzijn van de betrokken vrouwen, en bijgevolg een directe aanslag op hun mensenrechten; het is ook een misdrijf.
Wereldvrouwendag 25 november Internationale dag inzake geweld tegen vrouwen
Statistieken tonen aan dat een vrouw meer kans heeft om geslagen, aangevallen en zelfs gedood te worden door haar partner of ex-partner dan door enig ander persoon. • Afhankelijk van het Europese land in kwestie zijn tussen 20% en 50% van de vrouwen het slachtoffer van huiselijk geweld. • Huiselijk geweld komt voor in alle lagen van de bevolking en in alle leeftijdsgroepen. • Huiselijk geweld neemt vele vormen aan: fysiek, seksueel, psychologisch en structureel. • Eén vrouw op vijf wordt ooit in haar leven het slachtoffer van seksuele aanranding. De leeftijd van de slachtoffers gaat van twee maanden tot 90 jaar. • 98% van de agressors is mannelijk, en 50% is getrouwd of leeft in een de facto huwelijk of als koppel. • 70% van de verkrachtingen gebeurt met voorbedachten rade en slechts 3% van de agressors is mentaal onevenwichtig. • Het fenomeen van groepsverkrachting neemt toe. • Cijfers tonen een toenemend aantal gevallen van aanranding van zeer jonge meisjes. “De statistieken zijn beroerd, naar welk deel van de wereld je ook kijkt… Geen enkel land of regio is vrij van huiselijk misbruik”. Dit staat te lezen in een rapport van Unicef over huiselijk geweld tegen vrouwen en meisjes dat in 2000 gepubliceerd werd in een eerste poging om de wereldwijde omvang van dit fenomeen vast te stellen.
Trafiek van vrouwen en meisjes Elk jaar worden miljoenen mannen, vrouwen en kinderen het slachtoffer van de wereldwijde mensenhandel in omstandigheden die gelijk staan met slavernij. Vele duizenden van hen zijn jonge vrouwen en meisjes die werden gelokt, ontvoerd of verkocht voor gedwongen prostitutie of andere vormen van seksuele dwangarbeid. Globalisering en moderne technologieën hebben deze ontwikkeling vergemakkelijkt. De onderliggende oorzaken van deze mensenhandel zijn o.m. armoede, werkloosheid en een gebrek aan onderwijs, factoren die elk op zich mensen dwingen risico’s te nemen om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Een onrustwekkende trend in de industrie-landen is “het gebruik van goedkope en niet aangegeven arbeidskrachten alsook het uitbuiten van vrouwen en kinderen in de prostitutie en de pornografie.”25 Mensenhandel is zeker geen nieuw fenomeen, maar het verkopen van naïeve en wanhopige jonge vrouwen voor seksuele slavernij is een van de snelst groeiende criminele activiteiten geworden in de mondiale economie. “De handelsstroom tussen bepaalde ontwikkelingslanden (Noord- en Centraal-Afrika, Latijns-Amerika en Azië) en westerse landen van bestemming houdt aan. Maar het meest opmerkelijke element… is de toename van het aantal vrouwen en kinderen die vanuit Centraal- en Oosteuropese landen de Europese Unie binnengesmokkeld worden. Schattingen gaan tot 120.000 vrouwen en kinderen die jaarlijks naar West-Europa worden gebracht.”26 De handel in vrouwen en kinderen - en mensenhandel in het algemeen - is sinds enkele jaren een prioriteit op de agenda van de Raad van Europa.
Genitale verminking van vrouwen ('vrouwenbesnijdenis') Genitale verminking van vrouwen (female genital mutilation, FGM) treft naar schatting ongeveer 130 miljoen meisjes en vrouwen en komt het meest voor in Afrika. FGM is een cultureel gebruik dat schadelijk is voor vrouwen en het recht van de vrouw op Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Ieder jaar worden er in de wereld twee miljoen jonge meisjes op deze manier besneden en dit bovenop de 130 miljoen reeds besneden vrouwen.27 351
Gendergelijkheid
K
leven, lichamelijke integriteit, gezondheid en seksualiteit schendt. Omdat het vooral wordt toegepast bij jonge meisjes, roept genitale verminking van vrouwen ook ernstige vragen op over de rechten van het kind.
In conflictzones... In de afgelopen jaren werden voorvallen van geweld tegen vrouwen gemeld in Bosnië, Cambodja, Tsjetsjenië, Haïti, Peru, Somalië, Sierra Leone, Oost- en West-Timor en in brandhaarden elders ter wereld. De internationale gemeenschap heeft nood aan een alternatief voor de enkele ad hoc internationale rechtbanken - zoals die voor ex-Joegoslavië en Rwanda. Hoewel deze nuttig en noodzakelijk zijn, zijn ze duidelijk inadequaat en onvoldoende in het beschermen van de rechten van vrouwen.
De parlementaire vergadering van de Raad van Europa “betreurt dat, niettegenstaande het feit dat verkrachting erkend is als oorlogsmisdaad, het nog steeds, ook in recente conflicten (Kosovo en Tsjetsjenië), systematisch aangewend wordt als oorlogswapen dat niet enkel psychologisch trauma toebrengt maar ook gedwongen zwangerschap.”28
? Wat kan er gedaan worden om een einde te maken aan het geweld tegen vrouwen en meisjes?
Bestaande internationale mensenrechtendocumenten Sinds de Verenigde Naties hun eerste wereldconferentie over vrouwen hielden (Mexico City, Mexico, 1975) is er grote vooruitgang geboekt met betrekking tot het bereiken van gelijkheid tussen man en vrouw. Het VN Ontwikkelingsfonds voor de Vrouw (UNIFEM) werd in 1976 opgericht om vernieuwing en verandering in dit domein te financieren. Sedert die tijd heeft het talrijke projecten en initiatieven overal in de ontwikkelingslanden gesteund en zo vrouwen aangemoedigd om op politiek, economisch en sociaal vlak voor zichzelf op te komen. Het eerste wettelijk bindend internationaal document dat discriminatie van vrouwen verbood en regeringen verplichtte stappen te ondernemen voor de gelijkberechtiging van de vrouw is het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (“Vrouwenrechtenverdrag” of CEDAW). Dit werd in 1979 goedgekeurd en werd in 1981 van kracht. Het doel van het verdrag is om alle vormen van vrouwendiscriminatie uit te bannen. In artikel 1 wordt dit gedefinieerd als “elke vorm van onderscheid, uitsluiting of beperking op grond van het geslacht, die tot gevolg of tot doel heeft de erkenning, het genot of de uitoefening door vrouwen - onafhankelijk van hun huwelijkse staat, en op voet van gelijkheid tussen mannen en vrouwen - van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal, cultureel vlak, als burger of op welk ander vlak dan ook aan te tasten of teniet te doen.” Staten zijn verplicht periodiek rapporten in te dienen over de naleving van het verdrag. In de loop van het laatste decennium is een wereldwijde beweging ontstaan om de beperkende idee dat de rechten van de vrouw zouden ondergeschikt zijn ten opzichte van andere mensenrechtenvraagstukken te betwisten.
“Ongelijkheid en ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw op het gebied van mensenrechten is onverenigbaar met de principes van echte democratie.” Parlementaire vergadering van de Raad van Europa, Resolutie 1216 (2000) 352
In 1999 voegde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een facultatief protocol toe aan CEDAW; dit was uitgewerkt door het VN Comité voor de uitbanning van vrouwendiscriminatie. Dit facultatieve protocol werd van kracht in 2000. Het betekende een belangrijke stap in de bescherming van de rechten van vrouwen, doordat het individuele vrouwen of vrouwengroepen toelaat klachten wegens mensenrechtenschendingen direct bij het Comité voor de uitbanning van vrouwendiscriminatie in te dienen. Het geeft het Comité ook de mogelijkheid om onderzoeken te starten naar gevallen van zware of systematische schendingen van de rechten van vrouwen overal ter wereld. Toch is de macht van het protocol beperkt, omdat de staten die het ratificeerden een verzoek van het Comité, om schendingen Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Gendergelijkheid van vrouwenrechten op hun territorium te onderzoeken, kunnen weigeren. Binnen de Raad van Europa wordt de kwestie van gelijkheid van man en vrouw beschouwd als een fundamenteel mensenrecht en valt het onder de bevoegdheid van Stuurgroep voor Gelijkheid tussen Vrouw en Man (CDEG). Dit is een intergouvernementeel orgaan binnen de Raad, dat analyses, studies en evaluaties uitvoert, strategieën en politieke maatregelen definieert en, waar nodig, beslissingen neemt over de gepaste wettelijke middelen. De vierde Wereldvrouwenconferentie van 1995 in Beijing, China, bracht bijna 47.000 vrouwen en mannen bijeen, en was tot op heden de grootste VN-bijeenkomst van vertegenwoordigers van regeringen en ngo’s. Ter gelegenheid van deze historische gebeurtenis keurden 189 landen unaniem de Verklaring van Peking en het actieplatform goed. Nationale regeringen hebben er zich toe verbonden de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen in het formuleren van elk regeringsbeleid of programma. Ze wezen de volgende twaalf knelpunten aan: armoede, onderwijs en opleiding, gezond-heid, geweld tegen vrouwen, gewapende conflicten, economie, macht en besluit-vorming, institutionele mechanismen voor gelijkheid van mannen en vrouwen, mensenrechten, media, het leefmilieu en jonge meisjes.
K Het belangrijkste probleem is dat de definitie van gelijkheid die gehanteerd wordt een zeer enge definitie is van gelijkheid de jure, die niet altijd tegen discriminatie beschermt. Een tweede probleem ligt in het feit dat vrouwen traditioneel deze kwesties hebben moeten aanpakken buiten de heersende maatschappelijke stroming. Een derde probleem is dat vrouwen in de meeste landen een zwakke positie innemen in de besluitvormingsstructuren.29
Onderwijs… de oplossing Het zou een belangrijke stap zijn om van de erkenning van rechten te evolueren naar het effectief afdwingen van rechten. Wie aan mensenrechteneducatie doet moet de gevoelige aard van de mensenrechtenvisie naar waarde schatten, en moet rekening houden met de verschillen in noden en reacties van individuele vrouwen. Zonder deze gevoeligheid zou mensenrechteneducatie gewoon een andere vorm van manipulatie of onderdrukking van vrouwen worden. Onderwijs is een belangrijk terrein voor het realiseren van gelijkheid tussen mannen en vrouwen omdat het een instrument is waarmee samenlevingen normen, kennis en vaardigheden overdragen. “Het bestrijden van geweld op basis van het geslacht en het bevorderen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen vereist vorming en actieve betrokkenheid van alle sectoren van de samenleving, in het bijzonder van jonge vrouwen en mannen en van leden van minderheidsgroepen, van bij het begin.”30
? Geef jij, als opvoeder of jeugdleider, aandacht aan gendervraagstukken als je met jonge mensen werkt?
Bronnen • • • •
Connell, R.W., Gender and power, Stanford University Press. Mertus J., Flowers N., Dutt M., Local action, global change, UNIFEM and the Center for Women’s Global Leadership, 1999. Williams S. and others, The Oxfam gender training manual, Oxfam Publication, 1994. Ramberg I. Violence against young women in Europe, seminar report, Council of Europe, 2001.
Enkele nuttige websites over vrouwenkwesties • • • • • • • • •
OECD-DAC Gender, www.oecd.org/dac/gender United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (Unesco), http://portal.unesco.org/ en/ev.php-URL_ID=3160&URL_DO=DO_TOPIC&URL_SECTION=201.html United Nations Statistics Division Gender Statistics, www.un.org/depts/unsd/gender United Nations Development Fund for Women (UNIFEM), www.undp.org/unifem Women Watch, www.un.org/womenwatch European Women’s Lobby (EWL), www.womenlobby.org Women against Violence Europe (Wave Network): www.wave-network.org Men against Violence Against Women (MAVAW), http://menagainstviolence.tripod.com Young Women from Minorities (WFM), www.wfmonline.org
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
353
K
Globalisering
Onze wereld wordt hoe langer hoe meer één grote markt. Sommigen hebben zelfs al gezegd dat de wereld een dorp geworden is.
We hebben allemaal de mond vol van globalisering, maar weten we ook wat het precies is? Globalisering verwijst naar een proces dat wordt gekenmerkt door: 1. de groei van telecommunicatie- en informatietechnologieën; 2. het wegvallen van nationale grenzen voor handel en investeringen; 3. toenemende kapitaalstromen en de onderlinge afhankelijkheid van financiële markten.
Aanverwante activiteiten • Globalisering: een woordenlijst, pagina 65. • Toegang tot geneesmiddelen, pagina 76. • Allemaal gelijk – allemaal anders, pagina 84. • Ashique’s verhaal, pagina 87. • Let op, we kijken toe!, pagina 91. • Onderwijs voor iedereen?, pagina 118. • Voorpagina, pagina 131. • Horoscoop van de armoede, pagina 141. • In één minuut, pagina 146. • Makah walvisvangst, pagina 162. • De impact van het internet, pagina 218. • Het gevecht om geld en macht, pagina 227. • Het web van het leven, pagina 231. 354
Globalisering bevordert ontegenzeggelijk een toenemende mobiliteit van mensen, hoewel de controle op de migratie groter is dan ooit (luchtverkeer is nooit in de geschiedenis zo belangrijk geweest). Internationale allianties tussen bedrijven komen meer en meer voor (denk bijvoorbeeld aan de telecommunicatie- en de voedselindustrie) en het is mogelijk om door middel van computers te chatten met mensen uit praktisch elk land ter wereld. Tot slot hebben de recente financiële debacles in Azië en Latijns-Amerika de toenemende financiële en economische onderlinge afhankelijkheid aangetoond.
En wat zijn de belangrijkste uitdagingen van de globalisering? Er heerst grote controverse over de huidige en potentiële gevolgen van de mondialisering. We kunnen vele netelige vraagstukken hiermee in verband brengen en in veel gevallen bestaan er geen duidelijke antwoorden. Talloze sectoren en individuen zoals mensenrechtenactivisten, geleerden, economisten, onderzoekers en sociologen die zich zorgen maken over de negatieve gevolgen hebben enkele van de volgende kwesties aangewezen als belangrijke uitdagingen: 1. Vermindering van de staatssoevereiniteit: waar regeringen steeds minder controle hebben over belangrijke beslissingen die hun economie en bijgevolg het welzijn van hun volk kunnen beïnvloeden, hebben de machtigste transnationale bedrijven, intergouvernementele organisaties en private financiële instellingen een toenemende invloed en zijn ze geneigd op te treden als regeringen. Dit is de reden waarom gezegd wordt dat de staatssoevereiniteit vermindert. Hun traditionele rol wordt opnieuw gedefinieerd. 2. “Gericht op de economie”: economische overwegingen komen in de plaats in van politieke en sociale overwegingen. Vermits privé-bedrijven en nationale en regionale intergouvernementele organisaties in toenemende mate een Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Globalisering overheersende rol gaan spelen in staten en op wereldvlak, bestaat het risico dat economische en financiële aspecten als enige bekommernissen van deze instellingen de overhand zullen krijgen en andere fundamentele kwesties met betrekking tot sociale, gezondheids- of milieuaspecten genegeerd zullen worden. 3. Gebrek aan transparantie en verantwoordelijkheid: regeringen, openbare instellingen, deskundigen van de nationale bank enz… aan wie van oudsher beslissingen over de toekomst van hun land en volk werden toevertrouwd, hebben in sommige gevallen meegemaakt dat deze verantwoordelijkheid hen geleidelijk werd ontnomen. Vermits zij het volk verantwoording verschuldigd zijn, worden vele van hun handelingen en beslissingen gecontroleerd, doch dit is niet het geval voor transnationale ondernemingen of internationale en regionale instellingen. In het geval van schendingen van de mensenrechten bijvoorbeeld, is het bijna onmogelijk om hen verantwoordelijk te stellen en hun handelen te controleren. Bovendien is in veel van deze gevallen bezorgdheid uitgesproken over het gebrek aan transparantie van de bestaande besluitvormingsmechanismen. In de Wereldhandelsorganisatie bijvoorbeeld worden sommige besluiten achter gesloten deuren genomen, na ingewikkelde informele of formele multilaterale onderhandelingen. 4. “Wedren naar beneden toe”: een specifiek kenmerk van de liberalisering van de handel is dat transnationale bedrijven geneigd zijn te verhuizen naar landen die verhoudingsgewijs betere voordelen bieden, wat concreet wil zeggen: lagere lonen voor werknemers, minder strikte arbeidswetgeving, soepelere arbeidsvoorwaarden, onbestaande of niet-toegepaste milieuwetgeving, lagere belastingen en vermindering van sociale uitgaven zoals werkloosheidsverzekering, gezondheidszorg enz… In deze omstandigheden komt men gemakkelijk tot de conclusie dat mensenrechten sterk beïnvloed worden door zulke praktijken, in het bijzonder maar niet uitsluitend wat betreft de economische en sociale rechten van de werknemers in de gastlanden, die worden geconfronteerd met moeilijke sociale en economische omstandigheden en nood hebben aan buitenlandse investeringen om hun reeds kwetsbare economie nieuw leven te helpen inblazen. 5. Homogenisering: Sommigen stellen dat de dreiging om in één enkele geïntegreerde maatschappij met gestandaardiseerde sociale en culturele gedragspatronen te leven, ons zou conditioneren om hetzelfde voedsel te eten, naar dezelfde muziek te luisteren of naar dezelfde films te kijken, waar we ook leven of welke nationaliteit we ook hebben. Dit zou de eigenheid van elk land ontkennen en ons het recht ontzeggen van onze eigen cultuur te genieten. In dit verband zijn boycots van consumenten om onethische en onwettelijke handelspraktijken recht te zetten soms succesvol geweest. Daarenboven proberen sommige ondernemingen en organisaties strategieën te ontwikkelen die de problemen van de globalisering zouden overstijgen.
K De Fair Trade Movement is van plan goederen en producten die geproduceerd worden in overeenstemming met sociale geplogenheden en de rechten van de mens van een keurmerk te voorzien. Op die manier kunnen de consumenten die zich bewust zijn van deze kwesties een verschil maken door macht als consument te gebruiken.
Wat nu meer specifiek de liberalisering van de handel betreft, zijn enkele van de belangrijkste intergouvernementele internationale en regionale instellingen die hiertoe hebben bijgedragen: • De Wereldhandelsorganisatie • Het Internationaal Monetair Fonds • De Wereldbank • Het Wereld Economisch Forum. Dit is een private organisatie die de 2000 machtigste bedrijven ter wereld samenbrengt. Ze komt elk jaar samen in Davos, Zwitserland. • Regionale handelsblokken zoals de Europese Unie, Het Noord-Amerikaans Vrijhandelsverdrag (NAFTA) en de Economische Samenwerking in het Aziatisch-Stille Zuidzeegebied (APEC)
? Weet jij waar de kleren die je draagt en het voedsel dat je eet vandaan komen?
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
355
Globalisering
K “De Subcommissie voor bevordering en bescherming van de mensenrechten… verzoekt alle regeringen en alle fora voor economisch beleid in de formulering van het internationale economisch beleid terdege rekening te houden met internationale verplichtingen en principes met betrekking tot de mensenrechten.22”
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationale Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten en het herziene Europees Sociaal Handvest, het Gemeenschapshandvest van de Sociale Grondrechten van de Werkenden en het EU Handvest over de Fundamentele Rechten (hoewel dit laatste nog niet wettelijk bindend is) zijn enkele van de meest relevante internationale en regionale documenten over de globalisering. Eveneens het vermelden waard is dat zowel de Subcommissie voor bevordering en bescherming van de mensenrechten van de Verenigde Naties als de Subcommissie preventie van discriminatie en bescherming van minderheden allebei resoluties over mensenrechten hebben goedgekeurd, de eerste over de liberalisering van de handel en de gevolgen hiervan voor de mensenrechten (Resolutie 1999/30) en de tweede over mensenrechten als eerste doelstelling van handel, investeringen en financieel beleid (Resolutie 1998/12).
Enkele van de verondersteld positieve kanten van globalisering 1. Het herdefiniëren van burgerschap: burgerschap krijgt een nieuwe dimensie, die wereldburgerschap wordt genoemd. Het is te combineren met het traditionele concept van burgerschap, dat verbonden is met het uitoefenen van politieke en wettelijke rechten en plichten, zoals stemmen. Wereldburger zijn vandaag betekent inderdaad kritischer zijn over wat we verbruiken en in welke omstandigheden producten geproduceerd werden en meer bewust zijn van mondiale kwesties zoals de armoede in de wereld, milieuproblemen of geweld. Bovendien stellen sommigen dat sociale en culturele globalisering het tegendeel van homogeniteit betekent; dat integendeel nieuwe gebruiken en identiteiten ontstaan als resultaat van het interactieproces. 2. Toenemende mobiliteit en snellere communicatie: Ondanks de duidelijk groeiende technologische kloof tussen de bezitters en de bezitlozen die een van de belangrijkste nadelen van deze trend is, is een van de positieve gevolgen van het openstellen van grenzen en de ontwikkeling van internet en andere technologieën dat het steeds makkelijker geworden is van het ene naar het andere land te reizen en contacten te onderhouden met mensen over de hele wereld. Dit geeft ons de gelegenheid te delen en van elkaar en andere culturen te leren; hopelijk door te leren meer tolerant en respectvol te zijn. 3. Het geleidelijk openstellen van grenzen: Globalisering zou de ontwikkeling en implementatie van transnationale en regionale juridische systemen ter bescherming van de mensenrechten, die mensenrechtenschendingen kunnen rechtzetten, moeten vergemakkelijken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is een voorbeeld van een zeer efficiënt regionaal systeem voor het beschermen van de mensenrechten.
De anti-globalistische beweging Als antwoord op de financiële en economische globalisering zijn belangrijke sectoren van de maatschappij, verontrust door de negatieve gevolgen, begonnen met het organiseren van een wereldbeweging voor de promotie van wat zij een vermenselijking van de globalisering noemen. Deze internationale beweging, gewoonlijk anders-globalistische beweging genoemd, verenigt vakbonden, nietgouvernementele milieuorganisaties, politici, mensenrechtenactivisten, geleerden, vrouweninstellingen, enz… kortom, een brede waaier van instellingen en individuen die belang stellen in het opbouwen van een rechtvaardiger wereld die volgens hen niet kan bestaan zolang neoliberalisme, deregularisering en privatisering de belangrijkste motoren van de economische globalisering zijn. Ze pleiten voor globalisering met een menselijk gezicht. Sommige van deze groepen hebben hun ongenoegen willen tonen door deel te nemen aan grote protestacties tijdens vergaderingen georganiseerd door de G7+1 en andere instellingen die zulke fenomenen bevorderen. Jammer genoeg waren de gewelddadige incidenten die veel materiële schade hebben veroorzaakt het meest zichtbare aspect bij zulke gebeurtenissen. Deze beweging is zichzelf ook geleidelijk aan het organiseren. Het Wereld Sociaal Forum 356
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Globalisering kwam samen in Porto Alegre, in Brazilië, “parallel” met de vergadering van het Wereld Economisch Forum in Davos, Zwitserland en gaf aan duizenden afgevaardigden van organisaties uit het maatschappelijk middenveld de gelegenheid om kwesties te analyseren die verband houden met globalisering en zijn gevolgen, en om alternatieven te bestuderen. Onder de slogan “Een andere wereld is mogelijk” waren als één van de vele kwesties besproken: de hervorming van de Wereldhandelsorganisatie, het verdedigen van mensenrechten (in het bijzonder economische, sociale en milieurechten) en de vermindering van schuld voor de Derde Wereld.
K “Solidariteit is de tederheid van volkeren.” Ernesto Cardenal
Als besluit kunnen we Xavier Godinot van ATD Quart Monde citeren: “Globalisering is zowel een collectieve uitdaging als een uitnodiging voor elk van ons om nieuwe manieren uit te vinden om wereldburger te zijn.” Enkele ngo’s en instellingen die zich bezighouden met globalisering: Oxfam, www.oxfam.org Fédération Internationale des Droits de l’Homme, www.fidh.org International Forum on Globalisation, www.ifg.org Third World Network, www.twnside.org.sg L’Observatoire de la Mondialisation, http://terresacree.org/obsmondi.htm ATTAC, www.attac.org World Social Forum, www.forumsocialmundial.org.br
? Ken je nog andere instellingen of individuen van je eigen land die aan deze lijst kunnen worden toegevoegd?
Bronnen •
Bîrzéa, C., Education for democratic citizenship: A lifelong learning perspective, Council for Cultural Co-operation, Strasbourg, June 2000, pp. 8-11.
•
Leary, V., “Globalisation and human rights”, Human Rights, New Dimensions and Challenges, Unesco, Paris, 1998, pp. 265-276.
•
“Mondialisation et droits de l’homme”, La Lettre, No. 28, Fédération Internationale des Droits de l’Homme, Paris, 1999.
•
“ Mondialisation et pauvreté“, Revue QUART MONDE, No. 175, Editions Quart Monde, Paris, 2000.
•
Oloka-Onyango, J., Udagama, D., “ Human rights as the primary objective of international trade, investment and finance policy and practice. Working paper submitted in accordance with SubCommission resolution 1998/12”. United Nations, E/CN, 4/Sub.2/1999/11, 1999.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
357
K
Gezondheid
“Gezondheid is een staat van compleet fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet enkel de afwezigheid van ziekte.” Heave
Gezondheid is niet enkel een sociale, economische en politieke kwestie, maar heeft evenzeer betrekking op mensenrechten. Ongelijkheid en armoede liggen aan de basis van een slechte gezondheid, en van de dood van arme en gemarginaliseerde mensen. Het Wereldgezondheidsrapport (World Health Report) heeft ziektes en doodsoorzaken geklasseerd en genummerd. De belangrijkste doodsoorzaak ter wereld, volgens dit rapport, draagt het nummer 259.5: extreme armoede. Het is een vicieuze cirkel geworden: armoede veroorzaakt ziekte, wat op zijn beurt tot nog grotere armoede leidt. De voorbije decennia hebben wereldwijde economische veranderingen de gezondheid van mensen en hun toegang tot gezondheidszorg en sociale voorzieningen sterk beïnvloed. De rijkdommen van de wereld raken meer en meer geconcentreerd in de handen van een kleine groep economische spelers, die er naar streven hun private winst zo groot mogelijk te maken. Het economisch en financieel beleid wordt meer en meer bepaald door een klein aantal regeringen en internationale organen, zoals de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelorganisatie. Het beleid van deze organisaties en de activiteiten van multinationale ondernemingen, hebben ernstige gevolgen voor het leven, de levensomstandigheden, de gezondheid en het welzijn van mensen, zowel in het noordelijk als in het zuidelijk halfrond.
Aanverwante activiteiten • Toegang tot geneesmiddelen, pagina 76. • Binnen vier muren, pagina 110. • Een tuin in één nacht, pagina 135. • Laten we het over seks hebben!, pagina 152. • In een perfecte wereld leven, pagina 156. • Sport voor allen, pagina 210. 358
Als nooit tevoren leggen de cijfers met betrekking tot armoede en sterfte ongelijkheid en onrecht bloot: 75% van de wereldbevolking leeft in ontwikkelingslanden doch vertegenwoordigt slechts 8% van de farmaceutische markt. Een derde van de wereldbevolking heeft zelfs geen enkele toegang tot noodzakelijke basismedicatie.
Aids en mensenrechten Een sprekend voorbeeld hiervan is aids. In rijke landen leven mensen met HIV/aids beter en langer dankzij anti-retrovirale medicatie, die door sommige staten gratis of tegen redelijke prijzen verschaft wordt, terwijl in zuidelijke landen mensen die besmet zijn met HIV sterven omdat ze geen toegang hebben tot medicatie. In de meeste gevallen komen de jaarlijkse uitgaven voor gezondheid neer op ongeveer 10$ per persoon. De Commissie Mensenrechten van de Verenigde Naties (VN) heeft, in een rapport over aids en mensenrechten, onder andere de volgende mensenrechten geïdentificeerd als sterk verbonden met de verspreiding van aids over de wereld31: Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Gezondheid •
Het recht om te trouwen en een familie te stichten. Een rapport van de VN Commissie Mensenrechten stelt dat “het duidelijk is dat het recht van mensen met HIV/aids geschonden worden door voorhuwelijkse testen en/of de vereiste van ‘aids-vrije certificaten’ als een voorwaarde voor het verkrijgen van de toelating om te trouwen voor de wet. Ten tweede gaan gedwongen abortus of sterilisatie van vrouwen die besmet zijn met HIV in tegen het recht om een familie te stichten, evenals het recht op vrijheid en integriteit van de persoon.”
•
De mensenrechten van kinderen en jongeren zouden ook bedreigd kunnen worden. “Vele van deze rechten, zoals de bescherming tegen mensenhandel, prostitutie, seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, zijn relevant voor de aidspreventie, verzorging en ondersteuning van kinderen. Seksueel geweld tegen kinderen verhoogt immers hun kwetsbaarheid voor HIV/aids. De vrijheid om informatie en allerhande ideeën op te zoeken, te ontvangen en door te geven en het recht op onderwijs, zorgen er beiden voor dat kinderen alle HIV-gerelateerde informatie kunnen ontvangen en doorgeven. Zo kunnen ze infectie beter vermijden, en indien ze toch worden besmet kunnen ze daar beter mee omgaan.”
•
"Het recht op privacy omvat verplichtingen om de fysieke privacy te respecteren, waaronder de verplichting iemands toestemming te vragen voor een HIV-test, en ook de privacy van informatie, zoals de noodzaak tot het vertrouwelijk behandelen van alle informatie mbt iemands HIV status. Het belang van het individu bij zijn/haar privacy is van uitzonderlijk belang in de context van HIV/aids, ten eerste omwille van het indringende karakter van een verplichte HIV-test, en ten tweede wegens het stigma en de discriminatie verbonden met het verlies van privacy en vertrouwelijkheid bij bekendmaking van de HIV status. De gemeenschap heeft er belang bij de privacy van mensen te respecteren, zodat ze zich veilig voelen in het gebruik van publieke gezondheidsvoorzieningen."
•
Het recht op onderwijs. Dit recht bevat drie uitgebreide componenten die in de context van HIV/aids van toepassing zijn. Ten eerste hebben zowel kinderen als volwassen recht op educatie over HIV/aids, in het bijzonder inzake preventie en verzorging. Toegang tot educatie over HIV/aids is een essentiele levensreddende component van doeltreffende preventie- en zorgprogramma’s. Het is de plicht van de staat om er voor te zorgen dat in elke culturele en religieuze traditie de gepaste middelen gevonden worden om informatie over HIV/aids, zowel binnen als buiten scholen, in educatieve programma`s te kunnen opnemen. Ten tweede, staten zouden moeten kunnen verzekeren dat zowel kinderen als volwassen met HIV/aids niet gediscrimineerd worden inzake toegang tot onderwijs, zoals toegang tot scholen, universiteiten, beurzen en internationale educatie, of aan geen enkele beperking onderworpen worden omwille van hun HIV-status. De openbare gezondheid verschaft geen grond voor dergelijke maatregelen, aangezien er geen risico is dat HIV in een educatieve omgeving overgedragen wordt. Ten derde zouden staten door educatie, begrip, respect, tolerantie en non-discriminatie ten aanzien van mensen met HIV/aids moeten promoten.
•
Het recht op werk omvat het recht van elke persoon om toegang te hebben tot een job zonder enige voorwaarde behalve de nodige beroepskwalificaties. Dit recht wordt geschonden wanneer een sollicitant of werknemer een verplichte HIV-test moet ondergaan en op basis van een positief resultaat geweigerd of ontslagen wordt.
?
K Belangrijke data 1 december Wereldaidsdag 7 april Wereldgezondheidsdag
Op welke wijze worden in jouw land mensen die lijden aan aids of die met het HIV-virus besmet zijn, in hun rechten geschonden? Hoe kan dit worden vermeden?
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
359
Gezondheid
K
Gezondheid en leefmilieu in Europa Sommige gezondheidskwesties zijn gelinkt aan milieuproblemen. In oktober 2001 werd een conferentie georganiseerd om de gevolgen van de klimaatsveranderingen en de aantasting van ded ozonlaag op de gezondheid te analyseren. Experts geloven dat “de potentieel schadelijke impact van de interactie tussen klimaatsverandering en ozonaantasting zeer duidelijk zijn” en dat “dringende actie vereist is om zowel de milieuschade als de impact op de gezondheid in te dammen”.
Gezondheid en jongeren De laatste jaren werd in de Europese lidstaten een zorgwekkende trend waargenomen. De consumptie van alcohol onder jongeren is sterk toegenomen; en dat op steeds jongere leeftijd. De schade die zij als gevolg daarvan ondervinden is aanzienlijk. Een vergelijkende risicoanalyse toont bijvoorbeeld aan dat één op vier sterfgevallen bij mannen tussen 15 en 29 jaar in de Europese regio aan alcohol te wijten is. Deze overwegingen leidden tot de beslissing om van ‘Jongeren en alcohol’ het thema te maken van de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (Stockholm, 19-21 februari 2001). Het algemene doel van de conferentie was de uitvoering van het Europese Alcohol Actie Plan. De conferentie nam een verklaring aan die de volgende hoofdzaken bevatte: 1. de identificatie van alcohol als een belangrijk punt in de gezondheid van jongeren; 2. de bevestiging van de noodzaak een publiek gezondheids-/alcoholbeleid te ontwikkelen, zonder enige tussenkomst van commerciële of economische belangen; 3. het scheppen van de gelegenheid om jongeren in dit beleidsproces te betrekken; 4. de noodzaak om doelen vast te leggen, zowel op nationaal als op lokaal niveau, om de impact van alcohol op de gezondheid van jongeren te verminderen. Verschillende stappen werden door het Regionaal Comité voor Europa van de Wereld gezondheidsorganisatie voor goedkeuring aanbevolen. Deze bevatten: • het versterken van internationale partnerschappen, in het bijzonder met de Europese Commissie, de Raad van Europa, het Kinderfonds van de Verenigde Naties, het Europees Forum voor Medische Bijstand en de Wereldgezondheidsorganisatie; • het onderhouden van contact met jongeren en hun organisaties doorheen de regio; • het tot stand brengen van een systeem dat toezicht houdt op de promotie van alcoholische dranken bij jongeren
? Kan je een lijst maken van concrete en praktische acties die ontwikkeld kunnen worden om deze aanbevelingen in jouw gemeenschap of land tot uitvoering te brengen?
Zoals hierboven benadrukt werd, kunnen en moeten jongeren strategische partners worden in activiteiten en programma`s die, door preventie of interventie, ingaan op gezondheidsproblemen. Er zijn reeds jongerenorganisaties actief op dit gebied, zoals de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Red Crescent Societies, die over de hele wereld jongerenafdelingen hebben. De Wereldhandelsorganisatie, de Europese Commissie en de Raad van Europa hebben gezamelijk een project gelanceerd: het Europees Netwerk voor Gezondheidsbevorderende Scholen. Dit project legt de nadruk op het belang van gezondheidspromotie in het opvoedingsysteem, door middel
360
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Gezondheid
K
van samenwerking tussen gezondheids- en opvoedingsdeskundigen en mensen uit de samenleving.
Het recht op gezondheid In vele internationale mensenrechtenverklaringen wordt het recht op gezondheid vermeld. Dit is onder meer het geval in artikel 12 van het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, en artikel 24 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Wat Europa betreft, verwijst artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest uitgebreid naar dit recht: “Met het oog op het verzekeren van de uitoefening van het recht op sociale en medische bijstand, ondernemen de deelnemende partijen het volgende: 1. Te verzekeren dat een persoon, die niet beschikt over de nodige middelen en niet in staat is deze middelen door eigen inspanningen of via andere bronnen te verwerven, in het bijzonder door steun vanwege het sociale zekerheidssysteem, voorzien wordt van de nodige bijstand en, in geval van ziekte, van de vereiste hulp; 2. Te verzekeren dat een persoon die zulke verzorging ontvangt om die reden niet moet inboeten op zijn of haar politieke of sociale rechten; 3. Er in te voorzien dat elke persoon de gepaste publieke of private diensten, zoals advies en persoonlijke hulp, ter preventie, verwijdering of verlichting van persoonlijke of familiale noden mag ontvangen; 4. De verplichting de voorzieningen waarnaar in paragrafen 1, 2 en 3 van dit artikel gerefereerd wordt op het eigen grondgebied zonder onderscheid toe te passen op zowel de eigen burgers als de burgers van de andere ondertekenende partijen, dit in overeenstemming met hun verplichtingen onder de Europese Conventie over Sociale en Medische Bijstand, op 11 december 1953 te Parijs ondertekend. Het Wereldgezondheidsrapport van 1999 heeft de volgende vier uitdagingen voor de nationale regeringen, de internationale gemeenschap en de civiele samenleving geïdentificeerd: 1. Gezondheidssystemen zo sturen dat ze met een minimum aan interventies de grootste impact hebben in het verminderen van de last van ziektes bij arme mensen. Dit brengt met zich mee: een hernieuwd engagement om malaria onder controle te houden, meer inspanningen om tuberculose onder controle te houden, een focus op gezondheid en voeding van moeder en kind en de revitalisering en betere dekkingsgraad van inentingsprogramma’s. 2. Gezondheidssystemen in staat stellen potentiële bedreigingen voor de gezondheid resulterend uit economische crises, ongezonde omgeving en risicogedrag pro-actief aan te pakken. Eén van de belangrijkste bedreigingen is tabaksverslaving. Een wereldwijd engagement om tabak te controleren zou miljoenen mensen van een vroegtijdige dood sparen. Andere prioriteiten zijn het bestrijden van de groeiende resistentie tegen antimicrobiële middelen en een effectief antwoord geven op de bedreiging van opkomende ziektes. Andere kritieke punten zijn polio en de promotie van een gezonde levensstijl (propere lucht en water, adequaat sanitair, gezonde voeding en veilig transport). 3. Gezondheidssystemen creëren die voorzien in een algemene kosteloze (of goedkope) toegang tot gezondheidszorgen. Dit vereist publieke financiering of sociale verzekering onde controle van de regering, of beide. Het wordt echter erkend dat wanneer diensten voor iedereen moeten worden voorzien, in dat geval niet alle mogelijkheden kunnen aangeboden worden. De meest kosteffectieve middelen moeten eerst aangeboden worden. Zelfs de rijkste landen kunnen niet hun hele bevolking voorzien van alle behandelingen waarvan de medische waarde het risico overtreft. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
361
Gezondheid
K
4. Gezondheidssystemen aanmoedigen om te investeren in de uitbreiding van kennis die de 20steeeuwse revolutie in gezondheid mogelijk heeft gemaakt en die in de 21ste eeuw voor nog meer voordelen zal zorgen. Meest kritisch is de nood aan onderzoek en ontwikkeling inzake infectieziektes die een disproportioneel effect hebben op de armen, en de ontwikkeling van een informatiebasis die landen moet helpen hun eigen gezondheidssysteem te ontwikkelen.
Bronnen The World Health Report, World Health Organisation, www.who.int/whr/.
362
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
K
Menselijke veiligheid
Het concept van menselijke veiligheid kwam pas op het einde van de 20ste eeuw opzetten. Tijdens de periode van 300 jaar voordien was het concept van veiligheid van de staat gebruikelijk en aanvaard. Staten hadden het recht, en werden effectief verwacht, hun territoriale integriteit te beschermen tegen externe bedreigingen, waarbij zelfs speciale maatregelen konden worden aanvaard. De notie van veiligheid echter, ten minste op internationaal niveau, stopte aan de landsgrenzen.
“De betekenis van menselijke veiligheid is synoniem met deze van ‘de veiligheid van de mensen’… Het objectief van menselijke veiligheid is de veiligheid en overleving van alle mensen.”
Het discours omtrent veiligheid veranderde in de jaren ’90. De internationale gemeenschap begon het belang te aanvaarden van speciale maatregelen om niet alleen staten, maar ook mensen te beschermen tegen bedreigingen voor hun veiligheid, zelfs wanneer dit ingaat tegen de wensen van de betrokken regering. Voorheen werd het woord ‘veiligheid’ ook wel gebruikt met betrekking tot mensen, maar de radicale verandering in de jaren `90 lag in het internationale discours: voor de eerste maal werd de bescherming van een volk, wat voorheen werd beschouwd als de soevereine zaak van de afzonderlijke natiestaten, potentieel de zaak van de internationale gemeenschap.
Dr. Sverre Lodgaard
De woorden veranderden, en zo ook de daden Collectieve veiligheidsacties, die een coalitie van staten onder leiding van de VN betrekken, werden niet enkel ondernomen om de veiligheid van staten te vrijwaren, maar in de eerste plaats in naam van de veiligheid van mensen en volkeren. Gebeurtenissen waar eerder slechts naar verwezen werd als humanitaire rampen, werden nu herbenoemd in termen van veiligheid en vrede. Dit werd gebruikt om internationale handhavingsmaatregelen te rechtvaardigen. Eén van de eerste voorbeelden daarvan was het humanitaire interventieprogramma in Somalië (1992-1193), waar de VN stelde dat “de omvang van de menselijke tragedie … een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid.” De Operatie van de VN in Somalië (UNOSOM) werd in 1992 tot stand gebracht om toezicht te houden op het staakt-het-vuren in Mogadishu en om humanitaire konvooien en verdeelcentra doorheen Somalië te beschermen.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Aanverwante activiteiten • Mag ik binnen?, pagina 94. • Geld om te besteden, pagina 173. • Rechten bingo!, pagina 202. • De taalbarrière, pagina 224. • Het gevecht om geld en macht, pagina 227. • Geweld in mijn leven, pagina 244. • Als morgen komt, pagina 246.
363
Menselijke veiligheid
K
"De Veiligheidsraad, In gedachten houdend, de doelen en principes van het Handvest van de Verenigde Naties, en de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor het behoud van de internationale vrede en veiligheid, Vastbesloten de ernstige humanitaire situatie in Kosovo, Voormalige Republiek Joegoslavië, op te lossen en in een veilige en vrije terugkeer van alle vluchtelingen en verplaatste personen naar hun huis te voorzien, Vaststellend dat de situatie in de regio een bedreiging blijft vormen voor de internationale vrede en veiligheid … en handelend voor deze doelen onder Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, “… beslist dat de verantwoordelijkheden van de internationale veiligheidsmacht die zaal ontplooid worden en actief zijn in Kosovo zullen omvatten: 1. Het ontmoedigen van hernieuwde vijandigheden … ; 2. De demilitarisering van het Kosovaars Bevrijdingsleger (KLA) … ; 3. Het tot stand brengen van een veilige omgeving waarin vluchtelingen en verplaatste personen terug naar huis kunnen keren … en waarin humanitaire hulp geleverd kan worden; Publieke veiligheid en orde verzekerend…” Uittreksels van Resolutie 1244 (1999). Aangenomen door de Veiligheidsraad van de VN op haar 4011de bijeenkomst, op 10 juni 1999.
Twee aspecten van verandering: Het bovenstaande stukje uit de VN resolutie over Kosovo illustreert de twee fundamentele veranderingen in de classificatie van zaken die een bedreiging vormen voor de internationale veiligheid. 1. De soorten gebeurtenissen die als bedreigend voor de veiligheid gezien worden; 2. De uitbreiding van veiligheidsconcerns zodat die binnenstaatse gebeurtenissen alsook conflicten tussen staten betreffen.
Wat heeft tot deze verandering geleid? Er zijn een heel aantal invloeden die deze verschuiving van de definitie van veiligheid die focust op de staat naar een die focust op hebben beïnvloed. Eén ervan was ongetwijfeld het einde van de Koude Oorlog, dat er voor zorgde dat de belangen van overheden en mensen die voorheen verborgen waren, nu het daglicht zagen. Een resultaat ervan was een uitbarsting van complexe en scherpe conflicten, dikwijls binnen staten, waarvan het verlies aan mensenlevens een nieuw soort antwoord vereiste. Toch was er misschien een belangrijkere invloed dan vooral het besef dat de bescherming van de mensen soms een internationale respons vereiste. Dit besef bestond eigenlijk al langer, doch het was de interventie in wat gezien werd als interne conflicten die als onmogelijk of onaanvaardbaar werd beschouwd. Nu heeft echter het pprofiel van mensenrechtenbezorgdheden in de wereld geleid tot een rechtvaardiging die, indien niet universeel, dan toch wijd verspreid aanvaardbaar was: mensenrechten bekommeren zich immers om mensen, eerder dan om staten, en alle landen zeggen het tenminste in principe met deze normen eens te zijn.
? In hoeverre zou het binnenlands beleid van staten onderworpen moeten zijn aan het toezicht van de internationale gemeenschap?
Individueel of staatsbelang? Het centrale idee achter mensenrechten is dat er een bepaald niveau van menselijke waardigheid bestaat, waaraan door geen enkele regering of individu geraakt kan worden. Een onvermijdelijk gevolg van het omarmen van mensenrechten omarmen, beperken ze automatisch is dus dat staten een deel van hun soevereiniteit, in de oude betekenis van die term, inleveren. Door mensenrechtenverdragen te ondertekenen, gaan ze ermee akkoord het individu op de voorgrond van al hun acties te plaatsen, waarmee ze de mogelijkheid verliezen om eender wat te doen in naam van de staat. 364
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Menselijke veiligheid Dit idee heeft de laatste tien jaar terrein gewonnen op het vlak van de internationale relaties. Het resultaat daarvan was niet enkel een toegenomen aantal operaties van de Verenigde Naties met een breder mandaat dan voorheen, maar ook de toegenomen druk om een permanent internationaal strafhof op te richten, waar overtreders van mensenrechten buiten de grenzen van een bepaalde staat vervolgd kunnen worden.
K “Veiligheid is een voorwaarde die andere zaken mogelijk maakt.” Emma Rothschild
The International Criminal Court Tussen 15 en 17 juli 1998 hield de internationale gemeenschap in Rome een bijeenkomst. Daar werd een statuut opgesteld dat, toen het goedgekeurd werd door 60 landen, een Internationaal Strafhof tot stand bracht. Het is een permanent hof om individuen te berechten die beschuldigd worden van genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.
Voortdurende debatten: vrij zijn van ‘noden’ De oorsprong van de nieuwe focus op menselijke veiligheid wordt vaak gezocht in de publicatie, in 1992, van een “Agenda voor Vrede” door de VN SecretarisGeneraal Boutros Boutros-Ghali. Dit document stelde dat bedreigingen voor de veiligheid niet enkel van militaire aard zijn: “Een poreuze ozonlaag kan een grotere bedreiging vormen voor de blootgestelde bevolking dan een vijandig leger. Droogte en ziekte kunnen een bevolking even genadeloos decimeren als oorlogswapens.” Er werd gesteld dat stabiliteit van het leefmilieu, armoede, hongersnood en onderdrukking niet enkel op zich kritische veiligheidskwesties waren, maar dat zij evenzeer oorzaak en gevolg waren van conflicten. Het Human Development Report van 1994, van het VN Ontwikkelingsprogramma, gin g verder op het idee van een bredere interpretatie van het concept veiligheid. Het stelde dat het concept van menselijke veiligheid opgesplitst kon worden in twee factoren: 1. “bescherming tegen plotselinge en pijnlijke ontwrichtingen van het dagelijks leven” (vrij zijn van angst) 2. “veiligheid voor de constante bedreigingen van honger, ziekte, misdaad en onderdrukking” (vrij zijn van noden). Het rapport werkte deze concepten verder uit en identificeerde zeven aparte componenten van menselijke veiligheid: ß economische veiligheid (een verzekerd basisinkomen) ß voedselveiligheid (fysische en economische toegang tot voedsel) ß gezondheidsveiligheid (relatieve bescherming tegen ziekte en infectie) ß milieuveiligheid (toegang tot sanitaire watervoorzieningen, zuivere lucht en een niet aangetaste bodem) ß persoonlijke veiligheid (veilig voor fysisch geweld en bedreigingen) ß gemeenschapsveiligheid (behoud van culturele identiteit) ß politieke veiligheid (bescherming van de basisrechten en vrijheden) Niettemin werd deze brede opvatting van menselijke veiligheid bekritiseerd. Velen geloofden dat hoe meer elementen je in het concept betrekt, hoe minder bruikbaar het wordt voor de beleidspraktijk. Eén van de stichters van het internationale ‘Human Security Partnership’, het Canadese departement voor Buitenlandse Zaken en Internationale Handel (DFAIT), stelt een veel beperktere definitie voor: “Menselijke veiligheid betekent vrijwaring van zowel gewelddadige als niet-gewelddadige bedreigingen. Het is een conditie of toestand gekarakteriseerd door het vrij zijn van hardnekkige bedreigingen voor de rechten van mensen, hun veiligheid, of zelfs hun leven … De manier om te bepalen of het nuttig is een zaak in termen van menselijke veiligheid te stellen is de graad waarin de veiligheid van mensen op het spel staat.”
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
365
Menselijke veiligheid
K Jongeren en menselijke veiligheid Van jongerenorganisaties die in programma’s werken die bijvoorbeeld vrede, mensenrechteneducatie, milieukwesties en hongerbestrijding promoten, kan men zeggen dat ze allemaal ijveren voor een grotere menselijke veiligheid: ze proberen condities te ontwikkelen waarin mensen vrijer zijn van angst en van noden.
“… redelijke mensen kunnen gewoon niet blijven toekijken op systematische bloedbaden die door de staat worden geleid. Fatsoenlijke mensen kunnen dit simpelweg niet tolereren en kunnen niet nalaten te hulp te komen als een reddingsactie binnen hun mogelijkheden ligt.” Vaclav Havel
366
? Wat zijn de voor- en nadelen van de uitbreiding van het
concept menselijke veiligheid zodat het zowel het vrij zijn van behoefte als het vrij zijn van nood inhoudt?
De Human Security Agenda Ondanks de verschillende interpretaties, definities en klemtonen, hebben de verscheidene concepten van menselijke veiligheid een aantal gemeenschappelijke componenten. De volgende karakteristieken doen hun opmars als centrale elementen op de agenda van de menselijke veiligheid. • Er is een verschuiving van de nadruk van veiligheid van staten naar veiligheid van mensen. Dit wordt als één van de belangrijkste bijdragen van het concept van menselijke veiligheid beschouwd. Zoals reeds eerder vermeld, werd veiligheid eeuwenlang gezien als nationale veiligheid of veiligheid van de staat. De notie van mensenlijke veiligheid geeft mensen een grotere plaats in internationale discussies en brengd bezorgdheden over de beveiliging en veiligheid van mensen met zich mee, niet enkel van staten. • Dit brengt voor staten de verplichting met zich mee om de veiligheid van hun burgers te garanderen, en legt er opnieuw de klemtoon op. • Het erkent de verbondenheid van mensen en het feit dat vele kwesties grensoverschrijdend zijn. Een invalshoek van menselijke veiligheid beklemtoont de wederzijds afhankelijke aard van mensen in de hedendaagse wereld. Het herinnert ons eraan dat vele problemen geen nationaliteit hebben en niet aan politieke grenzen stoppen. Zo staan vrouwen en mannen in geïndustrialiseerde landen niet helemaal los van de problemen van armoede in ontwikkelingslanden. Ze worden ermee geconfronteerd in de migratiepatronen en ziektes die niet stoppen aan de grens. En mensen in ontwikkelingslanden worden bedreigd door industriële vervuiling geproduceerd in het noorden. • Het erkent het belang van niet-statelijke actoren. De internationale campagne tegen landmijnen is een veel geciteerd voorbeeld van een effectief initiatief waarvan niet-gouvernementele organisaties het speerpunt waren. "Organisaties uit de civiele samenleving zoeken meer mogelijkheden en een grotere verantwoordelijkheid om menselijke veiligheid te promoten. In vele gevallen zijn niet-gouvernementele organisaties hierin zeer effectieve partners gebleken."33 • Het vereist dat zij die verantwoordelijk zijn voor schendingen van mensenrechten en van humanitair recht ter verantwoording geroepen worden. De oprichting van een Internationaal Strafhof, evenals de internationale Straftribunalen voor ex-Joegoslavië en Rwanda, worden gezien als grote stappen vooruit in het nastreven van een agenda voor menselijke veiligheid. • Het beklemtoont de complexiteit van veiligheidskwesties en versterkt de nood aan genuanceerde antwoorden. Ondanks de verschillen in gebruik van de term 'menselijke veiligheid' is men het erover eens dat er door de gelaagdheid van het concept nood is aan coördinatie van en samenwerking tussen een hele reeks actoren. Eerder dan op militaire macht moet er gefocust worden op zachte macht ("beter krachtige ideeën dan krachtige wapens").34
Persoonlijke veiligheid en de ECHR Het recht op vrijheid en veiligheid van een persoon wordt gegarandeerd door artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) Het belang van dit artikel werd al snel duidelijk in enkele van de eerste zaken die behandeld werden in Straatsburg. Van de eerste 10.000 zaken bestond bijna een derde uit zaken van individuen die van hun vrijheid beroofd waren.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Menselijke veiligheid
K
Het artikel handelt over de bescherming van fysische vrijheid en in het bijzonder over het vrij zijn van willekeurige arrestatie of vasthouding. Het garandeert een aantal procedurele basisrechten zoals het recht onmiddellijk geïnformeerd te worden over de reden van arrestatie, het recht om snel voor een rechter gebracht te worden en het recht om stappen te zetten waarbij over de rechtmatigheid van de detentie of van de voortdurende detentie snel door een rechtbank mag beslist worden. Voorbeelden van zaken die voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens gebracht werden, zijn: 1. Bozano versus Frankrijk, 1986 Het Hof vond dat de omstandigheden van de arrestatie en deportatie van de aanklager van Frankrijk naar Zwitserland noch wettelijk waren noch compatibel met het recht op veiligheid van een persoon. 2. Brogan en anderen versus het Verenigd Koninkrijk, 1988 Het Hof vond dat de vasthouding van de aanklagers onder een preventieve antiterrorismewet voor een periode van langer dan vier dagen, zonder dat beslist werd over de legitimiteit van hun vasthouding, een schending vormde van het recht om snel voor een rechter gebracht te worden. 3. De Wilde, Ooms en Versyp versus België, 1970-1971 Het Hof stelde dat de voor de aanklagers beschikbare procedures om de wettelijkheid van hun vasthouding onder de landloperswetgeving aan te klagen hen niet voldoende toegang gaf tot een verweer dat hen de noodzakelijke garanties gaf om de lange vrijheidsberoving, van zeven maanden tot een jaar en negen maanden, aan te vechten.
Bronnen •
Annan, K., “Two concepts of sovereignty”, The Economist, 18 September 1999.
•
Charter of the United Nations, www.un.org/peace
•
www.humansecuritynetwork.org
•
Lodgaard, S., “Human security: concept and operationalization”, Norwegian Institute of International Affairs, unpublished, 2000.
•
Rothschild, E., “What is security?”, DAEDALUS, the Journal of the American Academy of Arts and Sciences, Vol. 124, No. 3, Summer 1995.
•
Human Development Report 1994, United Nations Development Programme, www.undp.org.
•
The Canadian Department for Foreign Affairs and International Trade (DFAIT), www.dfait-maeci.gc.ca/ foreignp/humansecurity
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
367
K
Media
In zijn autobiografie vertelt president Mandela over een gesprek dat hij had met een groep jonge Inuit uit Goose Bay, ten noorden van de arctische cirkel: “… door te praten met deze slimme, jonge mensen, ondervond ik dat zij mijn bevrijding op de televisie hadden gezien en op de hoogte waren van de gebeurtenissen in Zuid-Afrika. ‘Leve het ANC!’ zei één van hen. De Inuit zijn aboriginals die vroeger mishandeld zijn geworden door de blanke kolonisten. Er waren parallellen terug te vinden tussen de zwarte ZuidAfrikanen en de Inuit. Wat ik zo sterk besefte was hoe klein de planeet geworden was tijdens mijn verblijf in de gevangenis. Het was voor mij verbazingwekkend dat een Inuit, op het dak van de wereld, de bevrijding van een politieke gevangene in het zuiden van Afrika kon volgen. Televisie heeft de wereld doen krimpen en is zo een sterk wapen geworden om onwetendheid te verbannen en democratie te promoten.”
Aanverwante activiteiten • ‘Teken-het-woord’ spel, pagina 116. • Strijders voor mensenrechten, pagina 126. • Voorpagina, pagina 131. • Spelletjes met beeldmateriaal, pagina 184. • De impact van het internet, pagina 218. • Als morgen komt, pagina 246.
368
Het proces dat hier door president Mandela treffend met één enkel beeld wordt beschreven is dat van een exponentiële versnelling in de verspreiding van de verschillende media. Iets meer dan een eeuw geleden, in 1895, verzond Marconi de eerste draadloze boodschap. Twintig jaar later ontdekte Edison de fonograaf. In de voorbije decennia hebben we, na de uitvinding van radio en televisie en de start van de uitzendingen in beide media, de technische vooruitgang zien versnellen. Hoe deze uitzendingen tegenwoordig plaatsgrijpen kon men moeilijk voorzien toen in 1957 Sovjet wetenschappers de Spoetnik lanceerden, het eerste ruimtetuig dat in een baan rond de aarde werd gebracht, een metalen globe van zo'n 60 cm diameter die gemaakt was om de dichtheid van de buitenste atmosfeer van de aarde te bepalen. In dit geval werd de gebeurtenis via de radio uitgezonden, en de satelliet cirkelde slechts drie maanden rond de aarde. Twaalf jaar later zonden de VS op de televisie beelden uit van onze planeet en van de eerste man die voet zette op de maan. Vandaag staat het idee van één wereld en van communicatie via satellieten centraal in het aanpakken van mondiale en plaatselijke zaken. De eerste internationale satelliet, de Intelsat, werd in 1965 gestationeerd. Sindsdien zijn in het ruimtetijdperk telecommunicatie, informatietechnologie en optische elektronica versmolten met wat traditioneel als 'massamedia' worden beschouwd. De mensen kregen hierdoor een hele reeks middelen ter beschikking, van de mobiele telefoon tot het internet, om hun gezichtsveld uit te breiden, hun meningen te uiten, om met anderen in contact te komen en om verandering te begrijpen en erop te reageren. In de wereld van de media wijzigt de perceptie van verandering radicaal. De radio had 38 jaar nodig om 50 miljoen mensen te bereiken, de televisie 13 jaar en PC's 16. Het world wide web (dé manier om internet te gebruiken) deed er slechts 4 jaar over. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Media
K
Uitdagingen voor een mediarijke wereld
Belangrijke data
UNESCO heeft een commissie die helpt bij het analyseren van de moderne communicatietrends en van de centrale rol van de Westerse cultuur in het globaliseringsproces. Deze stelt dat nieuwe technologieën nooit geziene mogelijkheden bieden voor de media. Traditionele vormen van censuur worden steeds moeilijker. De media kunnen een gevoel van mondiale solidariteit versterken en multimediatechnologieën creëren nieuwe artistieke en intellectuele uitdagingen. Het gemak van reproductie en verspreiding maken het voor elke regering moeilijker informatie te controleren, laat staan te censureren, welke informatie wordt uitgezonden of ontvangen. De hedendaagse media ondersteunen bewegingen van mensen en zorgen ervoor dat de burger beter geïnformeerd is. Ze versterken ook een gevoel van wereldwijde solidariteit, zonder dewelke geen wereldwijde ethiek zich kon beginnen vormen. “Door bij te dragen tot inspanningen voor hulpverlening en door uitleg en actie te vragen van regeringen, hebben beelden van menselijk lijden mensen gemotiveerd hun bezorgdheid over en solidariteit met mensen in verre landen uit te drukken.”
21 november Wereldtelevisiedag 17 mei Wereldtelecommunicatiedag
Maar er zijn ook negatieve effecten. Het is waarschijnlijk een onderschatting te zeggen dat op dit ogenblik in meer dan 20 landen meer dan 100 journalisten gevangen gehouden worden voor het uitoefenen van hun onweerlegbaar gegarandeerd recht op vrijheid van meningsuiting, om nog maar te zwijgen van degenen die hun leven gaven tijdens het uitoefenen van hun beroep. Een ander probleem dat benadrukt moet worden, is de beschikbaarheid van middelen. Hoe kan de communicatierevolutie miljarden mensen bereiken, wanneer honderdduizenden menselijke nederzettingen in de ontwikkelingslanden niet over elektriciteit beschikken? Zij zijn nog steeds de 'have-nots' van deze informatierevolutie. De 'haves' vormen een minderheid. Het zijn voornamelijk burgers uit ontwikkelde landen en stedelingen over de hele wereld die de kans krijgen gebruik te maken van satelliettelevisie en van internationale informatienetwerken.
Wist je dat… Voor ontwikkelingslanden is de zwakke schakel in de ketting van de infrastructuur vaak “the last mile” van lokale uitwisseling naar het huishouden. Sommige Afrikaanse landen zijn inderdaad zo beperkt in telecommunicatie dat er minder dan één enkele telefoonlijn per 1000 mensen is. Of, om het nog duidelijker te maken: er zijn meer telefoons in Tokyo of Manhattan dan in heel Afrika. Het Human Development Report van 1999 geeft een wereldwijde vergelijking van de beschikbaarheid van telefoonlijnen, tv-toestellen, faxen, PC’s en Internet. Ontwikkelde landen hebben een gemiddelde van 502 telefoonlijnen, 595 tv-toestellen, 45 faxen, 204 Pc’s en 35 internetaansluitingen per 1000 inwoners. Armere landen moeten het doen met 4 telefoonlijnen, 36 TV’s, 0.2 faxen en geen significant aantal PC’s of internetaansluitingen per 1000 inwoners. Vandaag de dag blijft de radio het enige medium dat voldoende verspreid is over de wereld en dat ook beantwoordt aan de noden van de mondelinge culturen.
Welk effect hebben deze snelle ontwikkelingen op onze perceptie van gebeurtenissen in de wereld? Drie cruciale dimensies in de veranderende natuur van de media kunnen benadrukt worden: 1. De snelle ontwikkeling van de telecommunicatie en de mediatechnologieën heeft de aard van de media veranderd. In termen van zowel tijd als ruimte worden ze een integraal deel van de gebeurtenissen. Live verslaggeving is een gebeurtenis op zich geworden. Voorbeelden hiervan zijn de landing van de marine van de VS in Somalië en Haïti, en de aanval op de Beli Dom en het Ostankino televisiestation in Moskou. 2. Politici hebben een machtige en cruciale invloed op de media in ondemocratische landen en niet-erkende democratieën. In democratische landen proberen de politici de media te beïnvloeden door ‘spin-doctoring’. Aan de andere kant zijn de media zelf in toenemende mate in staat een beslissende invloed uit te oefenen op het gedrag en de beslissingen van de politici. 3. Commercialisering brengt de diversiteit van programma’s onder druk, evenals de programma’s met betrekking tot minderheden, alternatieve culturen en subculturen. De jacht op hogere kijkcijfers wordt weerspiegeld in Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
369
Media
K “Iedereen heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting; dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.”
de verslaggeving van het nieuws. De nieuwspresentatie en de selectie van uittreksels uit de werkelijkheid die de media aan hun publiek presenteren, wordt nu gekarakteriseerd door het triviale, het bizarre en het schandalige. Een gevolg hiervan is dat echt nieuws nu minder plaats inneemt in de media. Er is minder bereidheid om de kosten van publieke zenders te dragen, zodat deze tot commercialisering gedwongen worden. In dit proces heeft het publiek het meeste te verliezen, namelijk zijn informatiebronnen.
Artikel 19, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Artikel 11 van het Europees charter voor regionale en minderheidstalen (1992) over de media De partijen ondernemen, voor de gebruikers van regionale en minderheidstalen binnen de territoria waarin deze talen gesproken worden, overeenkomstig de situatie van elke taal, in zoverre publieke autoriteiten rechtstreeks of onrechtstreeks bevoegdheid hebben, macht hebben of een rol spelen in dit veld, en de principes respecterend van de onafhankelijkheid en autonomie van de media: A. in zoverre radio en televisie een missie van publieke dienst uitvoeren: i. de totstandkoming te verzekeren van tenminste één radiostation en één televisiekanaal in de regionale of minderheidstalen; of ii. de totstandkoming van ten minste één radiostation en één televisiekanaal in de regionale of minderheidstalen aan te moedigen en/of in de hand te werken; of iii. adequate voorzieningen te treffen zodat zenders programma’s aanbieden in de regionale of minderheidstalen.
Nood aan alternatieven Vooral in tijden van spanning en gewelddadige conflicten, zoals bijvoorbeeld in de Balkan, “zouden nieuwe kanalen van vrije informatiestroom kunnen en moeten bijdragen aan pluralisme, economische en sociale ontwikkeling, democratie en vrede … Trainingsprogramma’s over journalistieke ethiek zouden journalisten gevoelig moeten maken voor vooroordelen en discriminatie.”37 Eén van de belangrijkste internetsites met informatie over mensenrechten, One World (www.oneworld.net), heeft de vier belangrijkste uitdagingen voor de democratie in de media opgesomd: 1. Vrijheid van meningsuiting. Traditioneel hebben veel discussies over democratie in de media zich gericht op vrijheid van meningsuiting. In het bijzonder tijdens de jaren van de Koude Oorlog legden de westerse overheden sterk de nadruk op de staatscensuur in het Sovjetblok, in contrast met de zogezegde vrijheid van de eigen pers. Hoewel vrijheid van meningsuiting door vele instanties in de wereld nog steeds niet wordt verzekerd, toch heeft het zich exclusief richten op dit aspect andere meer fundamentele zaken van de mediademocratie doen vergeten. 2. Stemprojectie. In de media is democratie meer dan enkel ‘in de mogelijkheid zijn te zeggen wat je wilt’. Mediademocratie draait om stemprojectie - jezelf laten horen. Hoewel de technologie het gemakkelijker dan ooit heeft gemaakt om je eigen tijdschrift te publiceren (of je eigen videonieuws op te nemen), is het heel moeilijk geworden om er zelfs maar een kleine groep mensen mee te bereiken. Zelfs wanneer je een verdeler kan vinden die het materiaal kan verspreiden over het kleine aantal nog onafhankelijke winkels die bereid zijn het in voorraad te nemen, betekent het feit dat je geen miljoenen kan uitgeven aan promotie dat maar een zeer klein aantal doorzetters er ooit toegang toe zal vinden. 3. Concentratie van eigenaarschap. In zijn meer gesofisticeerde vorm kan censuur, in plaats van door wettelijke repressie, door kapitalistische instellingen gepleegd worden, die samenwerken om een hegemonie van hun overtuigingen in stand te houden. De controle over de krachtige nieuwe mediamiddelen is nog steeds in handen van een klein aantal mensen (nationaal of internationaal), 370
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Media in privé-eigenaarschap of onder regeringsmonopolie. Dit betekent dat de meerderheid van de media in handen is van een kleine groep industriële reuzen. Of het nu in individuele landen is of - meer en meer - op mondiaal niveau, deze kartels oefenen effectieve controle uit over de beelden en verhalen doorheen dewelke wij de wereld begrijpen. In plaats van een echte democratische diversiteit, worden ons eindeloze versies van hetzelfde product aangeboden (steeds lichtjes anders verpakt). 4. Hou het veilig. Dit gebrek aan variëteit heeft ernstige gevolgen. Het wordt steeds moeilijker in de doorsnee media alternatieven aan bod te laten komen. Hoeveel aandacht werd besteed aan de honderdduizenden mensen in NoordAmerika en West Europa die tijdens de Golfoorlog campagne voerden tegen de aanvallen op Irak? Beperkte mediademocratie leidt tot beperkte politieke democratie. Alternatieve ideeën worden met opzet van de publieke aandacht weggehouden (in het bijzonder wanneer ze de adverteerders zouden kunnen beledigen).
K Vrijheid van mening – nog veel werk voor de boeg “Vele journalisten overal ter wereld, inclusief Europa, worden nog steeds lastig gevallen, vervolgd en soms zelfs vermoord als zij verslag proberen uit te brengen over zaken van openbaar belang, aldus Secretaris Generaal van de Raad van Europa, Walter Schwimmer, in een verklaring naar aanleiding van de Werelddag van de Persvrijheid (3 mei 2001).”38
Concentratie van eigenaarschap “Twee bedrijven die kerncentrales bouwen bezitten twee van Amerika’s nationale TV-netwerken - General Electrics bezit NBC en Westinghouse bezit CBS. Het andere netwerk is eigendom van een cartoonbedrijf: Disney bezit ABC.” Dit bracht Ralph Nader, kandidaat voor het VS presidentsschap, onder de aandacht. Eén groep adverteerders heeft controle over 40% van de markt. De concentratie van macht, zoals zichtbaar werd met de fusie van Amerika On Line (AOL), Time Warner en de Turner-groep, doet het spook opdoemen van culturele hegemonie.
? We worden voortdurend via de massamedia blootgesteld aan
commerciële propaganda. Denk je dat dit onze mogelijkheid beperkt om vrij keuzes te maken?
? Denk je dat blootstelling van jongeren aan ongepaste
materialen, met gewelddadige en racistische inhoud, op televisie bijvoorbeeld, hun denken en houding beïnvloedt?
NGO’s en media 1. Het Baltische Mediacentrum is een onafhankelijke non-profitorganisaite die democratie, sociale ontwikkeling en internationale samenwerking promoot door een actieve inschakeling van de media: www.bmc.dk. 2. AIM (Alternativena Informativna Mre.a / Alternative Information Network) is een netwerk van onafhankelijke journalisten in ex-Joegoslavië en de zuidelijke Balkan, die als dienstverlening diepgaande informatie verschaft, in de lokale talen en in het Engels: www.aimpress. www.aimpress.ch/. 3. Reporters zonder Grenzen is een organisatie die informatie verspreidt over journalisten wereldwijd die vrijuit schreven en nu in ballingschap zijn. Ze organiseren petities en schrijfacties ter verdediging van bedreigde journalisten, zie www.rsf.fr.
Bronnen •
Human Development Report 1999, United Nations Development Programme, www.undp.org
•
Human Development Report 2001, United Nations Development Programme, www.undp.org
•
www.coe.int/media
•
Our creative diversity, verslag van de World Commission on Culture and Development, Unesco, 1995
•
World Communication and Information Report, Unesco publishing, 1999 Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
371
K
Vrede en geweld
“Brood in vredestijd is beter dan cake in oorlogstijd.”
Wat is de verhouding tussen vrede en mensenrechten? Is vrede een mensenrecht?
(Slovaaks spreekwoord)
De massale schendingen van mensenrechten tijdens de tweede wereldoorlog, en het gewenst en noodzakelijk zijn van vrede lagen aan de oorsprong van de Raad van Europa. Een cultuur van mensenrechten is een allereerste voorwaarde om tot een situatie van vrede te komen in om het even welk land van de wereld. Het recht op vrede behoort tot de mensenrechten van de derde generatie of de zogenaamde solidariteitsrechten. UNESCO, de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur, is de toonaangevende instelling die actief voor dit recht is opgekomen. Federico Mayor, de directeurgeneraal van UNESCO, lanceerde in 1994 een internationale oproep om een recht op vrede in te stellen. In 1997 werd een voorstel tot een verklaring, waarin vrede als een mensenrecht werd voorgesteld, voorgelegd aan de Algemene Vergadering van UNESCO. Het voorstel werd verworpen, maar het recht op vrede staat nog steeds op de agenda van de Verenigde Naties. De Commissie voor Mensenrechten keurde in het begin van 2001 een Resolutie goed ter Bevordering van het Recht van Volkeren op Vrede.
Aanverwante activiteiten • Mag ik binnen?, pagina 94. • Kan het anders?, pagina 107. • Binnen vier muren, pagina 110. • In een perfecte wereld leven, pagina 156. • Geld om te besteden, pagina 173. • Speel het spel!, pagina 190 • Elektriciteitscentrale, pagina 194. • Geweld in mijn leven, pagina 244. • Als morgen komt, pagina, 246. 372
? Ben je van oordeel dat er een specifiek recht op vrede zou moeten bestaan, of is dit reeds vervat in de bestaande mensenrechten?
Wat is vrede dan? Het begrip vrede heeft een belangrijke culturele dimensie. In de oosterse culturen wordt vrede traditioneel meer in verband gebracht met innerlijke vrede (vrede in onze geesten en harten), terwijl men in het westen vrede meer beschouwt als buiten het individu (afwezigheid van oorlog of gewelddadig conflict). Zo betekent het Indische woord voor vrede “shanti” een volmaakte orde van de geest of gemoedsrust. Gandhi baseerde zijn filosofie en strategie op een concept dat Ahimsa genoemd wordt, en dat algemeen betekent zich onthouden van alles wat schaadt. Hij zei: “Letterlijk betekent Ahimsa geweldloosheid. Maar voor mij heeft het een veel hogere, een oneindig hogere betekenis. Het wil zeggen dat je niemand mag beledigen, je mag geen onbarmhartige gedachten koesteren, zelfs in verband met hen die je als Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Vrede en geweld
K
je vijanden beschouwt. Iemand die deze leer volgt kent geen vijanden”. In de Mayatraditie verwijst vrede naar een concept van welzijn. Het is verbonden met de idee van een volmaakt evenwicht tussen de verschillende aspecten van ons leven. Er zijn vele definities voor vrede. Eén ervan, die een stevige invloed had, was het onderscheid tussen positieve en negatieve vrede dat werd uitgedacht door Johan Galtung, een internationaal bekende Noorse geleerde en vorser in dit gebied. Negatieve vrede betekent dat er geen oorlog is, geen gewelddadig conflict tussen staten of binnen staten zoals de oorlogen in de Balkan. Positieve vrede daarentegen betekent een afwezigheid van oorlog of gewelddadig conflict, die samengaat met een situatie van gelijkheid, rechtvaardigheid en ontwikkeling. We zouden deze twee begrippen als volgt kunnen samenvatten: Geen oorlog = negatieve vrede Geen oorlog + sociale rechtvaardigheid en ontwikkeling = positieve vrede Een positieve vrede wordt dus gekenmerkt door een hoge graad van sociale rechtvaardigheid en een minimale aanwezigheid van geweld. Terwijl sommigen menen dat alle problemen bij het beëindigen van een oorlog opgelost zijn, blijft er in werkelijkheid een groot deel van het werk te doen, namelijk de heropbouw van het land en de uitbouw van structuren die zullen leiden tot meer sociale rechtvaardigheid en tot ontwikkeling voor alle mensen in de betrokken landen. We kunnen dus stellen dat vrede niet alleen een kwestie is van ontwapening maar ook van de wijze waarop de mensen leven.
? Wie zou er verantwoordelijk moeten zijn om strategieën in
werking te stellen die om het even welke vorm van geweld in je eigen samenleving voorkomen?
Vredesconferentie In mei 1999 kwamen 10.000 vredesactivisten van alle leeftijden samen in Den Haag, om nieuwe strategieën te ontwikkelen voor een vredevolle 21° eeuw. Onder de deelnemers aan deze historische conferentie “Oproep van Den Haag” bevonden zich 1.500 jongeren uit 100 verschillende landen. Bij het slot van deze conferentie werd de Agenda van Den Haag voor Vrede en Rechtvaardigheid voor de 21° Eeuw voorgelegd aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan. Het is nu een officieel VN-document, met een 50-punten plan voor wereldwijde actie voor regeringen en de civiele maatschappij.
Maar kunnen we spreken over vrede zonder te spreken over geweld? Er zijn vele definities van geweld, o.a.de volgende: geweld is het gebruik van kracht – openlijk of verborgen – met als doel van een persoon of een groep iets te verkrijgen waarmee zij niet vrijelijk akkoord gaan. Er zijn verschillende soorten geweld. We kunnen een onderscheid maken tussen direct en indirect (of structureel) geweld: • Direct geweld = fysiek geweld • Indirect of structureel geweld = armoede, uitbuiting, sociale onrechtvaardigheid, geen democratie, enz. Er is daarom slechts vrede wanneer er geen direct en geen indirect geweld is.
Wat is de prijs van geweld? In een situatie van niet-vrede zien de partijen die in het conflict betrokken zijn hun economische en sociale rechten geschonden (de economie van het land wordt ver-stoord, er ontstaat een zwarte markt, verlies van job of huis, enz.) en ook hun burgerlijke en politieke rechten (het recht op leven is bedreigd, naast het recht om niet gemarteld te worden, of het recht op fysieke integriteit, enz.). De korte- en langetermijngevolgen van een gewelddadig conflict zijn vernietigend op het gebied van Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
373
Vrede en geweld
K Belangrijke datum 21 september Internationale dag van de vrede
mensenrechten en zij laten diepe sporen na in de samenleving. De statistieken en informatie hierna lichten de kosten van geweld toe, in menselijke en financiële termen.
Direct geweld 1. In Bosnië-Herzegovina zijn er, ondanks de General Framework Peace Agreement (1995), nog steeds tussen 850.000 en 1.200.000 intern verplaatste personen of ontheemden; zo ‘n 17.000 personen zijn nog steeds opgegeven als vermist. 2. In 3 maanden tijd stierven 800.000 personen tijdens de oorlog in Rwanda in 1994. 3. Het totaal aantal mensen die stierven gedurende de eerste wereldoorlog bedroeg 8.538.315. 4. In de jaren ‘90 van de vorige eeuw zijn wereldwijd 5.000.000 mensen omgekomen in burgeroorlogen. 5. Er circuleren 500 miljoen lichte wapens in de wereld. 6. In de jaren 1990 moesten 50 miljoen mensen hun huizen ontvluchten wegens oorlogen en binnenlandse conflicten. 7. Anti-persoonsmijnen (landmijnen) veroorzaken 800 doden per maand. 8. In 1995 werden 53 miljoen mensen (1 per 115 aardbewoners) uit hun huis verjaagd: ze werden ofwel vluchtelingen ofwel intern ontheemden.
Indirect geweld: 1. Jaarlijks sterven ongeveer 17 miljoen mensen door gebrek aan medicijnen. 2. Ongeveer 24.000 mensen sterven dagelijks van de honger. Dat is 1 persoon per 3,5 seconde. 3. Meer dan 30.000 kinderen sterven dagelijks aan voornamelijk voorkombare ziekten. De Internationale Campagne voor een Verbod op Landmijnen is co-laureaat voor de Nobelprijs voor vrede in 1997. www.icbl.org
Geweld laat in het algemeen niet enkel fysische maar ook emotionele sporen na bij ieder die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is geweest bij conflictsituaties zoals oorlogen of gevallen van geweld tussen personen, bv. binnen een familie. Deze sporen kunnen langdurige trauma’s veroorzaken die niet zichtbaar zijn. Het is onmogelijk om hun financiële kostprijs te schatten, maar de menselijke kost is enorm.
? Denk je dat er regels zouden moeten zijn die de graad van geweld in tv-programma’s beperken?
Prioriteiten in Openbare Uitgaven (in % van het BNP)40 Land
Openbare Uitgaven Openbare Uitgaven voor Onderwijs voor Gezondheidszorg 1995 - 1997 1998
Militaire Uitgaven
Angola
6,2 (1985-1987)
5,8
23,5
Costa Rica
5,4
5,2
...
Eritrea
1,8
...
22,9
Ethiopië
4,0
1,7
9,0
Noorwegen
7,7
7,4
2,2
Russische Federatie
3,5
2,5 (1990)
3,8
Saoedi-Arabië
7,5
12,8
13,2
Turkije
2,2
2,2 (1990)
5,0
Oekraïne
5,6
3,6
3,1
Verenigd Koninkrijk
5,3
5,9
2,5
374
1999
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Vrede en geweld
K
De 6 landen met de hoogste militaire uitgaven (in miljard US Dollar) Rangorde 2000 (1999)
Land
2000
Aandeel in militaire uitgaven op wereldvlak (%)
1 (1)
VS
280,6
37
2 (7)
RUSLAND
43,9
6
3 (3)
FRANKRIJK
40,4
5
4 (2)
JAPAN
37,8
5
5 (5)
VK
36,3
5
6 (4)
DUITSLAND
33
4
Militaire uitgaven op wereldschaal en hun alternatieven41 De totale tabel = de totale jaarlijkse militaire uitgaven De uitgaven in 2001 bedragen 756 miljard $ (1 vakje = 1 miljard $)
Bedrag noodzakelijk om… A) de bevolkingsaangroei te stabiliseren: 10,5 miljard $ (US dollar) B) de ontbossing te stoppen: 7 miljard $ C) de opwarming van de aarde te voorkomen: 8 miljard $ D) zure regen te voorkomen: 8 miljard $ E) gezondheidszorg te verstrekken: 15 miljard $ F) honger en ondervoeding uit te roeien: 19 miljard $ G) de vermindering van de ozonlaag te stoppen: 5 miljard $ H) bodemerosie te voorkomen: 24 miljard $ I) zuivere en veilige energie te voorzien: voor hernieuwbare energie: 17 miljard $ voor energie-efficiëntie: 33 miljard $ J) om analfabetisme uit te roeien: 5 miljard $ K) om de schulden van ontwikkelingslanden kwijt te schelden: 30 miljard $ L) om huisvesting te voorzien: 21 miljard $ M) om veilig zuiver water te voorzien: 58 miljard $
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
375
Vrede en geweld
K Belangrijke datum 25 november Internationale dag van de uitbanning van geweld tegen vrouwen
Is geweld natuurlijk? Vele mensen zijn ervan overtuigd dat menselijke wezens van nature uit gewelddadig zijn en dat we daarom oorlogen, conflicten en ander geweld in ons leven en onze samenleving niet kunnen vermijden. Andere experts op dit terrein beweren dat we gewelddadig denken, voelen en handelen kunnen vermijden. De Verklaring van Sevilla over geweld, opgesteld in 1986 door een groep geleerden en wetenschappers uit vele landen, van alle windstreken, bevestigt dit als volgt : 1. “Het is wetenschappelijk niet correct te zeggen dat we een neiging om oorlog te voeren van onze dierlijke voorvaderen hebben geërfd… Oorlog voeren is een uitsluitend menselijk fenomeen en komt niet voor bij andere dieren… 2. Er zijn culturen die gedurende eeuwen geen oorlog hebben gevoerd en er zijn culturen die in bepaalde periodes regelmatig oorlog hebben gevoerd en in andere geen… 3. Het is wetenschappelijk fout te zeggen dat oorlog of om het even welk ander gewelddadig gedrag genetisch geprogrammeerd is in de menselijke natuur… 4. Het is wetenschappelijk fout om te zeggen dat mensen een “gewelddadig brein” hebben… hoe we ons gedragen wordt bepaald door hoe we werden geconditioneerd en gesocialiseerd...”. De meeste onder ons zijn door hun omgeving geconditioneerd om agressief en gewelddadig te reageren. Wij leren om agressief en in sommige gevallen gewelddadig te denken, te voelen en te handelen. Waar we ook leven, we zijn onderworpen aan een sociale en culturele druk die ons ertoe brengt om bijna constant over geweld te lezen, naar geweld te kijken en over geweld te horen. Tv-programma’s, publiciteit, kranten, videospelletjes en de muziek- en filmindustrie dragen ruim bij tot deze situatie. Vooraleer een kind de puberteit bereikt, heeft het duizenden moorden en gewelddaden gezien, enkel door tv te kijken. Onze moderne samenlevingen verdedigen, bewust of onbewust, geweld. Geweld wordt als een positieve waarde beschouwd. In de meeste culturen worden het afwijzen van geweld en het ontwijken van fysiek geweld en confrontatie als een teken van zwakte beschouwd, in het bijzonder voor mannen, die van kindsbeen af een zware druk voelen van hun leeftijdsgenoten.
? Ben je het eens met de stelling dat geweld nooit
gerechtvaardigd is, zelfs niet tegenover de meest gewelddadige personen?
Pesten is een vorm van persoonlijk geweld tussen jongeren en het illustreert hoe geweld wordt gebruikt als een middel om je sterker te voelen door anderen schade te berokkenen. In een onderzoek in 2001 bij een aantal Spaanse middelbare scholen gaf bijna de helft van de geïnterviewde studenten toe dat ze gevallen kenden van medestudenten die geïntimideerd werden door andere studenten. Naast pesten zijn er vele vormen van geweld tussen personen: geweld dat veband houdt met alcohol- en druggebruik, geweld van bendes, gedwongen prostitutie, slavernij, geweld in scholen en geweld gekoppeld aan racisme zijn elk op zich uitingen van geweld tussen personen, die ons leven of dat van vele anderen beïnvloeden. Enkele van deze vormen beïnvloeden meer specifiek jongeren – b.v. geweld van bendes, geweld op school en racistisch geweld. “Net zoals ‘oorlog begint in de geesten van mensen’ begint ook vrede in onze geesten. Dezelfde diersoort die de oorlog heeft uitgevonden is bekwaam om de vrede uit te vinden. De verantwoordelijkheid ligt bij elk van ons.” De verklaring van Sevilla over Geweld 376
? Ben je het eens met het idee dat een “echte man” niet bang zou mogen zijn van geweld?
Seksueel misbruik en seksueel geweld tegenover kinderen of vrouwen (of zelfs mannen) zijn wijdverspreide fenomenen in onze samenlevingen. In tegenstelling tot wat dikwijls wordt verondersteld, vinden de meeste gevallen van geweld thuis en in private ruimten plaats, en niet op straat. De daders zijn meestal gekend door hun slachtoffers, en ze misbruiken het vertrouwen dat zij genieten om hun misdaden te begaan. De meeste slachtoffers geven de misdaad niet aan of wachten vele jaren Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Vrede en geweld
K
alvorens dat te doen. Daarvoor bestaan vele redenen, die meestal met elkaar verband houden, alsook met de situatie, de identiteit van de dader, de aard van het misdrijf (duurtijd en frequentie), de persoonlijkheid van het slachtoffer, enz. Het kan gebeuren dat het slachtoffer te jong is en pas veel later begrijpt wat er gebeurde. Het gebeurt ook dat ze hulp nodig hebben en niemand hebben op wie ze kunnen vertrouwen. Of dat ze het gebeurde aan iemand vertellen die het niet wil geloven, (dit komt vaak voor, vooral bij kinderen) . Of dat ze zich te beschaamd voelen, schuldig en verraden, of bedreigd en gemanipuleerd door de dader. In de meerderheid van de gevallen is de dader een familielid.
Bronnen •
Declaration on the Rights of Peoples to Peace, A/RES/39/11, United Nations General Assembly, 12 November 1984.
•
Human Development Report 2000, United Nations Development Programme, Oxford University Press, USA, 2000.
•
Report 2000, Amnesty International, Amnesty International Publications, UK, 2000.
•
The Seville Statement on Violence, www.unesco.org/human_rights/hrfv.htm , Spain, 1986.
•
Tyler, J., Berry A. (Comp.), Time to abolish war, a youth agenda for peace and justice, Hague Appeal for Peace, European Youth Foundation, 2001.
•
United Nations Commission on Human Rights, Resolution on the Promotion of the Right of Peoples to Peace, E/CN.4/RES/2001/69, 25 April 2001.
•
Fisas, V., Introducción al estudio de la paz y del conflicto, Lerna, Barcelona, 1987.
•
Voices of youth explore children and war, www.unicef.org/voy/meeting/war/war-exp2.html www.unicef.org/voy/meeting/war/war-exp2.html, Unicef.
•
World Report 2001, Human Rights Watch, USA, 2000. Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
377
K
Armoede
“We mogen aan de toekomstige generaties geen egoïstisch Europa doorgeven, dat doof en blind is voor de behoeften van anderen.” Vaclav Havel
Armoede is een wereldwijd probleem dat nog toeneemt. Wij hebben de neiging om armoede in verband te brengen met gebieden als Sub-Saharaans Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Maar ook in Europa worden miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Van de 400 miljoen inwoners van de EU leven er 60 miljoen onder de armoedegrens (die is vastgelegd op 50 % van het gemiddelde inkomen in een land) en zijn er 2,7 miljoen dakloos. In Spanje leeft 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede.
Armoede tijdens de periode van overgang “… bijna alle voormalige socialistische landen werden tijdens de periode van overgang geconfronteerd met een belangrijke toename van de armoede. Desalniettemin is armoede er geen absoluut nieuw fenomeen en is ze niet alleen aan het overgangsproces te wijten. Armoede bestond al eerder in de Sovjet Unie en de regio, alhoewel het wegens politieke en ideologische redenen niet erkend werd. Een sociale groep die vroeger geen armoede kende zijn de werknemers in de openbare sector, die hun salarissen en levensstandaard dramatisch hebben zien verminderen. Werkloosheid is een van de belangrijkste redenen van armoede in de regio.” UNDP, 2001.
Armoede in de wereld “In de rijke landen haalt minder dan 1 kind op 100 zijn vijfde verjaardag niet, terwijl in de armste landen 1 kind op 5 sterft voor het 5 jaar oud is. Terwijl in de rijke landen minder dan 5 % van alle kinderen onder de vijf jaar ondervoed zijn, geldt dat voor de helft van de kinderen in de arme landen.” De Wereldbank, 2000.
De definities van armoede
Aanverwante activiteiten • Horoscoop van de armoede, pagina 141. • Zet een stap voorwaarts, pagina 213. • Het gevecht om geld en macht, pagina 227. • Waar sta jij? pagina 250.
378
Absolute armoede wordt gemeten met wat beschouwd wordt als het minimum om te overleven. Door deze definitie wordt er van uit gegaan dat er minimum standaarden zijn en dat mensen die daaronder blijven beschouwd kunnen worden als ‘arm’. Een van de meest gebruikte maatstaven is het inkomensniveau: wanneer het inkomen van een persoon of een gezin onder een bepaald niveau blijft dat als een minimum wordt gesteld om een redelijke levensstandaard te hebben, dan wordt die persoon of dat gezin als arm beschouwd. Bij relatieve armoede wordt de status van een specifieke groep bepaald en gemeten in verhouding tot anderen in dezelfde leefomgeving, gemeenschap of hetzelfde land. Bijgevolg kan iemand die in een ontwikkeld land als arm beschouwd wordt Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Armoede een hoger inkomen hebben dan iemand die in een minder ontwikkeld land als bemiddeld wordt beschouwd. De betekenis van armoede hangt af van de gewoontes, de standaarden en de waarden van elk land en elke regio. In deze zin is er ook een culturele dimensie in de perceptie van wat armoede is. In deze tijd erkennen velen dat armoede niet noodzakelijk vermindert door de economische groei van een land. In landen met een economische groei is de armoede niet verdwenen. Zo kent bv. Polen in economisch opzicht een aanzienlijk succes, maar de armoede is er nog toegenomen. Het wordt in brede kringen aangenomen dat “armoede een multi-dimensioneel fenomeen is dat bestaat uit mentale, politieke, maatschappelijke en andere aspecten”, samen met een materiële dimensie (normaal uitgedrukt als financiële waarde). De onderliggende factoren kunnen economisch, sociaal, politiek of ecologisch zijn. Armoede heeft vele gezichten: zij kan ruraal of stedelijk zijn, een permanente of tijdelijke situatie. Sommigen kunnen hun hele leven arm zijn, terwijl anderen in armoede terechtkomen en er terug uit los geraken. Het is geen statische toestand.
K “Economische groei vergroot de materiële basis voor de voldoening van de menselijke behoeften, maar de mate waarin aan deze behoeften wordt voldaan hangt af van de verdeling van de middelen tussen de mensen en de verdeling en aanwending van de kansen, vooral de kansen op de arbeidsmarkt” Moreira
Nog een belangrijke dimensie van armoede betreft wat vaak de “vervrouwelijking van armoede” wordt genoemd. Dit betekent dat er een overwicht van vrouwen bij de armen is, wat gekoppeld wordt aan, naast andere oorzaken, de naar geslacht scheefgetrokken gevolgen van armoede.
Armoede en mensenrechten De Verklaring van Wenen en het Actieprogramma dat werd goedgekeurd gedurende de Wereldconferentie Mensenrechten in Wenen, in juni 1993, stellen dat “het bestaan van alom verspreide extreme armoede het volledige en effectieve genot van mensenrechten belet... vooral de economische, sociale en culturele rechten.” (artikel 14) Het is belangrijk om te beseffen dat het ontzeggen van doeltreffende gezondheidszorg, onderwijs, gelijkheid, onderdak enzovoort (wat enkele van de gevolgen zijn van armoede en sociale uitsluiting), de toegang verhindert tot burgerlijke en politieke rechten, wat op zijn beurt mensen belet om hun economische, sociale en culturele rechten op te eisen. Dat is een duidelijk voorbeeld van de ondeelbaarheid en de onderlinge afhankelijkheid van de mensenrechten.
De Vierde Wereld Jongeren Beweging Is een deel van de Vierde Wereld Beweging, een organisatie die de strijd tegen de armoede als doelstelling heeft. www.atd-fourthworld.org
Amnesty International en economische, sociale en culturele rechten De Internationale Algemene Vergadering van Amnesty International, die in augustus 2001 plaatsvond, keurde de uitbreiding van het mandaat van de organisatie goed, ten einde haar toe te laten om voor een brede waaier van mensenrechten te werken. Vanaf nu zal de organisatie niet alleen strijden tegen marteling of voor gewetensgevangenen, maar ook tegen alle vormen van discriminatie, of ze nu burgerlijke en politieke rechten beperken, of economische, sociale en culturele rechten.
De Verklaring over het Recht op Ontwikkeling, die op 4 december 1986 door de Algemene Vergadering van de VN aanvaard werd, is het eerste internationale instrument dat exclusief verwijst naar het recht op ontwikkeling. Het is nauw verbonden met de tweede generatie van mensenrechten, zoals die beschreven zijn in het Internationaal Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten. Ontwikkeling is in artikel 1 omschreven als “een globaal economisch, sociaal, cultureel en politiek proces dat streeft naar verbetering van het welzijn van alle mensen en personen, gebaseerd op hun vrije, actieve en betekenisvolle deelname aan de ontwikkeling en aan de eerlijke verdeling die er het gevolg van is.” Artikel 2 van dezelfde verklaring benadrukt dat “de menselijke persoon het belangrijkste onderwerp van ontwikkeling is en dat hij/zij een actieve deelnemer aan, en genieter van, het recht op ontwikkeling zou moeten zijn.”
? Denk je dat alle teksten die door regeringen zijn goedgekeurd een verschil kunnen maken in de strijd tegen wereldwijde armoede?
Op de Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling in 1995, bekend als de Top van KopenHandleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
379
Armoede
K Belangrijke data 17 oktober Internationale dag voor de eliminatie van armoede 5 december Internationale vrijwilligersdag voor economische en sociale ontwikkeling
hagen, verbonden 185 landen zich ertoe, bij monde van hun afgevaardigden, om de absolute armoede uit te roeien. Daartoe aanvaardden ze concrete plannen en voorstellen. De staatshoofden en regeringsleiders namen een verklaring aan en een actieplan, bekend als “Kopenhagen + 6”, maar in September 2001 werd geen enkel van de gestelde doelen volledig bereikt. Het bestaande internationaal en regionaal instrumentarium heeft een beperkte invloed gehad op de strijd tegen armoede. Een reden daarvoor is dat vele van deze instrumenten geen mechanismen bevatten om die rechten af te dwingen. Een andere reden is dat, alhoewel er gedurende de laatste 50 jaren vooruitgang is geboekt wat betreft de ontwikkeling van een raamwerk voor mensenrechten, en alhoewel de internationale gemeenschap aanvaard heeft dat duurzame menselijke ontwikkeling onmogelijk is zonder respect voor mensenrechten, er nog altijd geen uitdrukkelijk verband wordt gelegd tussen armoede en mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de twee internationale mensenrechtenverdragen verwijzen in hun inleiding wel naar het vrij zijn van gebrek, en de mensenrechtenverdragen voorzien wel degelijk in het recht op een adequate levensstandaard die voldoende voeding, kledij en wooncomfort inhoudt.
Het Europees Sociaal Handvest Met het oog op het verzekeren van een daadwerkelijke uitoefening van het recht op bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting, verbinden de Partijen zich om : a) maatregelen te nemen, in het kader van een alomvattende en gecoördineerde aanpak, om aan personen en families, die in een situatie van sociale uitsluiting of armoede leven of dat risico lopen, de toegang te bevorderen tot werkgelegenheid, huisvesting, opleiding, opvoeding, cultuur en sociale en medische bijstand. b) deze maatregelen te herzien en ze zo nodig aan te passen. Het herziene Europees Sociaal Handvest, artikel 30.
Slotbeschouwingen Een van de meest algemene vooroordelen over armen is dat ze zich in die situatie bevinden omdat ze dat willen of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om de armen met de volledige verantwoordelijkheid voor hun situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de maatschappij niet verantwoordelijk voor hen zou zijn en dat ze niets voor hen kan doen. Deze aanpak gaat niet samen met een cultuur van mensenrechten, omdat het de mensen die zichzelf uitgesloten zien de kans ontneemt om waardig te leven en hun rechten uit te oefenen. Zij haalt bovendien de gevolgen van armoede (veranderd gedragspatroon, drugsmisbruik, de weigering om te werken, alcoholgebruik enz.) dooreen met de ingewikkelde grondoorzaken. Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken, niet alleen de onmiddellijke noden, en dat vereist een belangrijke politieke inspanning van staten en internationale organisaties: armoede heeft dus een sterke politieke dimensie. “De strijd tegen armoede is een door en door politiek onderwerp. In de meeste samenlevingen heeft armoede te maken met de ongelijkheden in de verdeling van macht, rijkdom en kansen.” UNDP 2001
? Ben je het eens met deze stelling? In de Millennium Verklaring (september 2000), verbond de wereldgemeenschap zich ertoe om de armoede uit te roeien, met als concreet streven het aantal mensen met een inkomen van minder dan 1 USD per dag tegen 2015 te halveren. 380
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Armoede
K
Voorbeelden van sociale indicatoren die verband houden met armoede: werkloosheid en jongeren in Oost-Europa Zoals in het Westen hebben jongeren te lijden van hogere werkloosheidscijfers dan andere volwassenen. In 1999 waren er in Centraal en Oost Europa en in de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten (in het totaal 27 landen) 65 miljoen jongeren tussen 15 tot 24 jaar. Van de totale jeugdige bevolking was 27% (18 miljoen) niet in het onderwijs ingeschakeld noch tewerkgesteld. De gemiddelde jongerenwerkloosheidsgraad voor 18 van deze landen bedroeg 30 %, dit is het dubbele van de algemene werkloosheidsgraad. Jongerenwerkloosheid is bijzonder hoog in Zuid-Oost Europa (71 % in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, 61 % in voormalig Joegoslavië, 35 % in Bulgarije), in de Kaukasus (46 % in Azerbeidzjan, 27 % in Georgië), en in Centraal Azië (37 % in Kirgizië, 33 % in Tadzjikistan).42
Voorbeeld van een nationaal plan voor armoedebestrijding De situatie van de kinderen in Moldavië is verontrustend. Voor vele families is de bescheiden kinderbijslag de belangrijkste inkomstenbron. De laatste jaren werd een achteruitgang van de voedingsstandaarden bij kinderen uit arme families vastgesteld, met nadelige gevolgen voor hun gezondheid en hun verstandelijke ontwikkeling. Tengevolge daarvan heeft de regering beslist om een speciaal programma ter bestrijding van kinderarmoede te ontwikkelen, als deel van het nationaal korte termijn programma ter beperking van de armoede. Dit initiatief stelt een brede waaier van maatregelen in om een systeem van sociale zorg in te stellen voor wezen, mindervalide kinderen en kinderen van arme families.43
Bronnen •
Bilan économique et social 2000, le Monde, France, Édition 2001.
•
Choices for the poor, United Nations Development Programme, New York, 2001.
•
Human Development Report 2001, United Nations Development Programme, New York, 2001.
•
Moreira, C, Eradication of poverty in the world: an assessment on the threshold of the year 2000, Social Watch, www.socwatch.org.uy/ www.socwatch.org.uy/, Uruguay, 2000.
•
Pettiti, L, Meyer-Bisch, P., “Human rights and extreme poverty”, Human Rights, New Dimensions and Challenges, Ed. J. Symonides, Unesco, Paris, 1998, pp. 157-176.
•
Report of the expert seminar on human rights and extreme poverty, 7-10 February 2001, E/CN.4/2001/ 54/Add.1, United Nations Commission on Human Rights, Geneva, March 2001.
•
The dimensions of poverty, Social Watch, www.socwatch.org.uy/ www.socwatch.org.uy/, Uruguay, 1997.
•
“Young people in changing societies”, Regional Monitoring Reports, No 7, Florence: Unicef Innocenti Research Center, 2000.
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
381
K
Sociale rechten
Een blik op het Europees Sociaal Handvest “Als ik aan werk denk, dan betekent dat vooral controle hebben over je toekomst, in tegenstelling tot overgeleverd zijn aan de genade van de buitenwereld.” Gary Sinise
Aanverwante activiteiten • Globalisering: een woordenlijst, pagina 65. • Een verhaal over twee steden, pagina 67. • Ashique’s verhaal, pagina 87. • Let op, we kijken toe! pagina 91. • Loon naar werk?, pagina 103. • Horoscoop van de armoede, pagina 141. • Zie wat we wel kunnen!, pagina 205. • Vakbondsvergadering, pagina 240. • Werk en kindjes, pagina 256.
382
Terwijl het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens de burgerlijke en politieke rechten waarborgt, verzekert het Europees Sociaal Handvest de economische en sociale rechten van de burgers van de betrokken staten. Het Sociaal Handvest werd in 1961 door de Raad van Europa aangenomen. In 1988, 1991 en 1995 werden er 3 protocollen aan toegevoegd. Het Handvest en het Protocol van 1988 waarborgen een reeks rechten die we in 2 categorieën kunnen onderbrengen : • Arbeidsvoorwaarden: verbod op dwangarbeid, niet-discriminatie in de werkomgeving, vakbondsrechten, verbod op kinderarbeid onder de leeftijd van 15 en bescherming van 15- tot 18-jarige werknemers, gelijke behandeling van migrantenwerkers, enzovoort. • Sociale cohesie: het recht op gezondheid, sociale zekerheid, medische bijstand, het recht van ouderen om beschermd te worden, enzovoort. Het herziene Sociaal Handvest werd in 1996 aangenomen. Het werd op 1 juli 1999 van kracht en zal geleidelijk het Handvest van 1961 vervangen. Dit nieuw document waarborgt: gelijkheid tussen man en vrouw, bescherming in geval van ontslag, waardigheid van de werknemers in de werkplaats, bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting, het recht op huisvesting, de uitbreiding van het recht om niet gediscrimineerd te worden, enzovoort. Het Handvest heeft een controlemechanisme dat gebaseerd is op de overhandiging van nationale verslagen door de lidstaten (het 1991 Protocol), alsook een systeem van collectieve klacht (het 1995 Protocol) dat onder meer toelaat dat vakbonden en NGO’s collectieve klachten indienen.
? Denk je dat sociale zekerheid privaat of openbaar zou moeten zijn?
Het recht op werk Het recht op werk is, als een van de sociale en economische rechten, gewaarborgd door internationale instrumenten zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) (artikel 23), het Internationaal Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten (artikel 6), en het herziene Europees Sociaal Handvest (ESH). Een staat die het recht op werk erkent, verbindt zich niet om tewerkstelling te verzekeren voor iedereen die dat wil; zo ’n verplichting zou in de praktijk ‘onwerkbaar’ Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Sociale rechten kunnen zijn. Het recht op werk houdt eerder in dat de staat de verplichting heeft om een economische en sociale situatie te ontwikkelen waarin jobs kunnen gecreëerd worden. Het recht op werk is belangrijk op zich, maar ook in zover het een voorwaarde is om menselijke waardigheid te verzekeren. Als niet eerst het recht op werk is gewaarborgd, zal de uitoefening van vele andere rechten in de praktijk ondenkbaar zijn.
K “De arbeiders hebben hierbij niets te verliezen tenzij hun ketens. Ze hebben de wereld te winnen.” Karl Marx
Uit het recht op werk vloeit het recht voort op rechtvaardige (of redelijke) werkomstandigheden. Dit recht bevat de waarborg om niet gediscrimineerd te worden, om een billijk loon en betaald verlof te krijgen alsook om redelijke werkuren en een veilige en gezonde werkplek die het fysieke en geestelijke welzijn van de werknemer vrijwaart. Deze waarborgen hebben de bedoeling te verzekeren dat de werknemers hun arbeidsloopbaan in behoorlijke omstandigheden beginnen en verder zetten. Werk zou geen onhoudbare last mogen worden, of een doel op zich; het zou een middel moeten zijn om te verzekeren dat minstens de basisbehoeften zoals voeding, kledij, huisvesting en onderwijs worden bevredigd.
? Vind je dat werklozen steun van de staat zouden moeten krijgen? Tewerkstelling vanuit een jongerenperspectief Een job hebben betekent meer dan de middelen hebben om zichzelf te kunnen behelpen. Het is ook een manier om levenservaring op te doen. Door tewerkgesteld te zijn ontwikkelen individuen (en zeker jongeren) vele vaardigheden, variërend van technische tot persoonlijke vaardigheden. Werkloosheid en slechte werkomstandigheden zijn een deel van de complexe en onderling verbonden kwesties die de volledige ontplooiing van een persoon belemmeren en zijn/haar inherente waardigheid in het gedrang brengen. Enkele voorbeelden van deze gevolgen zijn: het onvermogen van de werklozen om voor zichzelf en de zijnen een bevredigende levensstandaard te veroorloven, het kunnen tot stand komen van een groot aantal jobs op de zwarte markt (wat de zekerheid van de werknemers en hun mogelijkheden om hun rechten te verdedigen vermindert en de noodzaak aantoont om een uitgebreid systeem van sociale zekerheid uit te bouwen om de werklozen steun te verlenen). De overgang van school naar werk is voor de jongeren een cruciale fase in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling gedurende hun leven als volwassene. De gevolgen van jeugdwerkloosheid kunnen ernstig zijn. Jeugdwerkloosheid hangt dikwijls samen met sociale problemen zoals geweld, misdaad, zelfmoord en alcoholen drugsmisbruik. De percentages voor jeugdwerkloosheid zijn vaak hoger dan die voor volwassenen. Dit verschil kan groot of klein zijn, afhankelijk van de specifieke situatie in het land.
Werkloosheidscijfers in enkele Europese landen44 Land
Jeugdwerkloosheid (%)
Gemiddelde werkloosheid (%)
Kroatië
31,4
9,9
Duitsland
10,7
9,9
Letland
25,5
13,8
Rusland
26,8
13,3
Slovakije
20,4
11,1
Spanje
39,2
20,9
Zweden
11,2
5,3
Nederland
5,1
3,8
Verenigd Koninkrijk
13,6
7,1
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
383
Sociale rechten
K “Niemand kan slagen door talent alleen. God geeft talent; werken zet talent om in genie.” Anna Pavlova
Vele factoren verklaren de hoge cijfers voor jeugdwerkloosheid: de segmentering van de arbeidsmarkt, technische en organisatorische veranderingen die een vraag naar hogere kwalificaties hebben gecreëerd en de crisis op de arbeidsmarkt, die de situatie voor werklozen moeilijker heeft gemaakt.
Vakbonden, werken voor de werkers De geschiedenis van de vakbonden gaat tot zeer ver terug. De rechten van de werknemers zijn ongetwijfeld verbeterd, zelfs al gebeurde dit slechts geleidelijk, en de vakbonden hebben in dit proces een cruciale rol gespeeld.
Dag van de Arbeid: 1 mei 1 mei: Internationale Dag van de Arbeid, herdenkt de historische strijd van de arbeiders wereldwijd. 1 mei ontstond in de strijd om de achturendag. Terwijl de werknemers gedwongen werden om 10, 12 of 14 uren per dag te werken, groeide de steun voor de achturendag snel. De eerste dagen van mei 1886 werden gekenmerkt door stakingen en betogingen in de Verenigde Staten. Over het hele land nam een half miljoen werknemers deel aan de 1 mei betogingen. In Chicago bv. namen zo ‘n 90.000 mensen deel aan een mars. 1 mei werd vlug een jaarlijks gebeuren. In meer en meer landen over de hele wereld vierden de arbeiders de Dag van de Arbeid op 1 mei. 1 mei werd in 1891 voor de eerste maal gevierd in Rusland, Brazilië en Ierland.
Vakverenigingen zijn organisaties van werknemers (er zijn ook organisaties van werkgevers). Hun belangrijkste doel is de belangen van de werknemers t.o.v. de werkgevers te vertegenwoordigen. Het recht om een vakbond op te richten en er zich bij aan te sluiten is een fundamenteel mensenrecht. Een goed functionerende en gerespecteerde beweging van vakbonden is vaak een goede indicator van democratie en mensenrechtenstandaarden. Naast hun rol in de strijd voor betere arbeidsvoorwaarden speelden de vakverenigingen een sleutelrol (en die spelen ze nog) in de opbouw van sociale bewegingen en in het in gang zetten van sociale veranderingen. De rol van de vakbonden in de verschillende landen van Europa is zeer verschillend geweest. In enkele landen, waar fascistische en communistische regimes het bewind voerden, werden vakbonden overgenomen of opgericht door de overheid en de politieke elite, en werden ze een werktuig voor hun onderdrukkend regime. Als gevolg van deze historische realiteit zijn vele mensen sceptisch over de rol die vakbonden kunnen spelen. Zeer recent zijn de werknemers van deze landen begonnen om de positieve rol ervan in de strijd voor hun rechten te erkennen. Er bestaan in Europa ook andere verschillen, vooral i.v.m. de rol en de organisatie van de vakverenigingen. In de meeste landen zijn vakverenigingen georganiseerd in confederaties. Solidarnosc (Solidariteit) was een nieuwe nationale vakbond die in de jaren 1980 in Polen furore maakte. De beweging startte op 31 augustus 1980 officieel met het ondertekenen van de Akkoorden van Gdansk, die o.a. pleitten voor het recht om onafhankelijke vakbonden op te richten en het recht om te staken. In realiteit startte Solidarnosc toen de arbeiders van de scheepsbouwindustrie besloten om op 14 december 1970 te protesteren, met een mars van de scheepswerven naar het centrum van Gdansk, die brutaal door de politie werd uiteengeslagen. Vele stakingen in de zomer van 1980 bewezen dat de beweging Solidarnosc als een factor van sociale en democratische verandering wortel had geschoten. Het ledenaantal van de beweging groeide tot meer dan 9 miljoen. De repressieve politiek van de communistische regering werd duidelijk toen ze Solidarnosc verbood, waardoor de vakbeweging vele jaren noodgedwongen ondergronds werkte.
Jeugd en lidmaatschap van vakbonden In recente jaren werden de vakbonden in vele landen geconfronteerd met een terugloop van leden onder de jongeren. Vele vakbonden hebben slechts traag gereageerd op de veranderingen die jongeren hebben ervaren, en ze hebben soms gefaald om een agenda op te stellen die de jongeren in voldoende mate aantrekt om het verlies op het terrein van het klassieke lidmaatschap te compenseren. Bijgevolg zijn vele vakbonden nu een werking aan het uitstippelen die rekening houdt met de 384
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Sociale rechten noden en de realiteit van jonge werknemers en ook aangepaste structuren om met deze sector om te gaan. Enkele ervan hebben jeugdcomités opgericht, wat het geval is voor het EVV (Europees Vakverbond) en het IVVV (de Internationale Vereniging van Vrije Vakverenigingen).
K “Het werk zal je leren hoe je het moet doen.” Gezegde uit Estland
? Ben jij lid van een vakvereniging? Ben je het ooit geweest? • Tussen 1988 en 1997 verloren de vakverenigingen die verbonden zijn aan de Deutscher Gewerkschaftsbund (DGB) niet minder dan 609.407 jonge leden, of 55,2 % van het totaal aantal jonge leden. • Tussen 1987 en 1999 slonk het percentage jongeren (van 16 tot 24 jaar) aangesloten bij een vakbond van 62,7 % naar 46,7 %. • In Griekenland verklaarde 70,1 % van de jongeren dat ze geen vertrouwen stelden in de vakverenigingen, dit terwijl slechts 22,9 % het leger en 40,6 het gerecht niet vertrouwden.45
Kinderarbeid Het onderwerp kinderarbeid krijgt tegenwoordig veel aandacht. Kinderen worden ingezet in velerlei soorten werk, van huishoudelijk werk tot zware industriële productie. Het aantal kinderen dat erbij betrokken is, is alarmerend hoog. Het is moeilijk om statistisch materiaal over kinderarbeid te verzamelen, gezien het meestal illegale karakter ervan. Het aantal kinderen tussen 5 en 14 jaar die werken wordt op 250 miljoen geraamd: 120 miljoen voltijds en 130 miljoen deeltijds. Zo ‘n 61 % van dit totaal (bijna 153 miljoen) is in Azië te vinden, 32 % (80 miljoen) in Afrika, en 7 % (17,5 miljoen) in Latijns Amerika. Kinderarbeid komt ook voor in vele geïndustrialiseerde landen, en in Oost-Europese landen neemt het toe. In vergelijking met de waarborgen die gegeven waren in het Handvest van 1961 heeft het herziene Europees Sociaal Handvest de waarborg voor de bescherming van kinderen en jongeren op de werkvloer versterkt. Artikel 7(1) voorziet dat “met het oog op de verzekering van het effectieve recht op bescherming voor kinderen en jongeren, nemen de Partijen het op zich om: de minimumleeftijd om toegelaten te worden tot de arbeidsmarkt vast te stellen op 15 jaar, behoudens uitzonderingen voor kinderen die worden tewerkgesteld in voorgeschreven licht werk zonder gevaar voor hun gezondheid, hun zeden en hun opvoeding.” De Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organisation, ILO), de belangrijkste organisatie voor het bepalen van arbeidsnormen, heeft lange tijd haar activiteiten toegespitst op de uitroeiing van kinderarbeid. Daartoe heeft zij aanbevelingen gedaan en afspraken vastgelegd. Twee belangrijke verdragen behandelen specifiek kinderarbeid. 1. Het ILO-verdrag over de Ergste Vormen van Kinderarbeid (1999) werd in 2000 van kracht. Vorige pogingen om komaf te maken met kinderarbeid mislukten en de algemene situatie voor werkende kinderen blijft verslechteren. Daarom besliste de internationale gemeenschap, vanuit de idee één stap per keer te zetten, om de ergste vormen van kinderarbeid volledig te verbieden. In november 2001 hadden reeds 108 landen het verdrag bekrachtigd. 2. Het ILO-verdrag over de Minimumleeftijd (1973) is een ander voorbeeld. Artikel 1 verklaart “elk Lid (…) neemt het op zich om een nationaal beleid toe te passen dat gericht is op de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid en op het progressief verhogen van de minimumleeftijd om toegelaten te worden tot de arbeidsmarkt tot een niveau dat overeenkomt met de meest volledige fysieke en mentale ontwikkeling van de jongeren.” Een van de belangrijke ILO-programma’s om kinderarbeid uit te roeien is het Internationaal Programma voor de Eliminatie van Kinderarbeid. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind voorziet in artikel 32 (1) dat “de betrokken staten het recht van het kind erkennen om beschermd te worden tegen economische uitbuiting en tegen Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
De Internationale ArbeidsOrganisatie (ILO) Heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van en de strijd voor het respect van werknemersrechten en heeft bijgedragen tot de vorming en promotie van gepaste structuren om de werknemersrechten te bevorderen. www.ilo.org 385
Sociale rechten
K De percentages kinderen tussen de leeftijd van 10 en 14 jaar, die werken, zijn: 30,1 % in Bangladesh, 11,6 % in China, 14,4 % in India, 17,7 % in Pakistan, 24 % in Turkije, 20,5 % in Ivoorkust, 11,2 % in Egypte, 41,3 % in Kenia, 25,8 % in Nigeria, 31,4 % in Senegal, 4,5 % in Argentinië, 16,1 % in Brazilië, 6,7 % in Mexico, 0,4 % in Italië en 1,8 % in Portugal.
elk soort werk dat gevaarlijk kan zijn of de opvoeding van het kind kan hinderen, of schadelijk kan zijn voor de gezondheid van het kind of zijn fysieke, mentale, geestelijke, morele of sociale ontwikkeling.” De globalisering is zwaar op de sociale rechten beginnen wegen. Dit proces bevordert inderdaad praktijken die de sociale waarborgen tarten die algemeen beschouwd worden als minimale waarborgen voor elementaire werkvoorwaarden. Met de uitbouw van de vrijemarkteconomie beschouwen vele ondernemingen het gebrek aan sociale bescherming als een ‘uitnodigend’ element voor investeringen en voor productie van goederen aan lage kostprijs. De hervestiging van industrieën vanuit landen waar arbeidswaarborgen verplicht zijn naar andere landen die zulke zekerheden aan hun werknemers niet bieden, wordt beschouwd als een haalbare optie voor winstgevende doeleinden. In een context waar de prioriteit van de meeste ondernemingen het verhogen van de winst is, zelfs ten koste van de sociale en arbeidsrechten van hun werknemers, zijn de internationale en regionale mensenrechteninstrumenten die sociale en economische rechten verschaffen fundamenteel voor de bescherming van de rechten van de werknemers.
Bronnen
386
•
La Charte, ses protocoles, la Charte revisée, Editions du Conseil de l´Europe, 1998.
•
Conditions of employment in the European Social Charter. Study compiled on the basis of the case law of the European Committee of Social Rights, Council of Europe Publishing, 2000.
•
Pascual, S., Waddington, J., Young people: the labour market and trade unions. A report prepared for the Youth Committee of the European Trade Union Confederation, European Trade Union Confederation Publication, May 2000.
•
Solidarnosc, www.solidarnosc.org.pl
•
Taking steps; young people and social protection in the European Union, European Youth Forum.
•
Unicef (2000), “Young people in changing societies”, Regional Monitoring Reports, No 7, Florence Innocenti Research Centre.
•
United Nations, World Bank, ILO Policy, A global alliance for youth employment: recommendations of the High Level Panel of the United Nations Secretary-General’s Youth Employment Network, www.ilo.org/public/english/employment/strat/yen/publ/recomm.htm
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
K
Sport
Is sport een mensenrecht? Strikt gezien is het antwoord nee. Geen van de mensenrechtenverklaringen of -verdragen bevat specifieke bepalingen die het mensenrecht op de beoefening van of de toegang tot sport beschrijven. Sport kan echter wel gezien worden als een essentieel onderdeel van het recht op onderwijs en cultuur. Het recht op onderwijs staat in artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in artikel 13 van het Internationale Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten. Het luidt: “… dat het onderwijs gericht dient te zijn op de volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid en van het besef van
“Het beoefenen van een sport is een mensenrecht. Elk individu moet, in overeenstemming met zijn of haar noden, over de mogelijkheid beschikken een sport te beoefenen.” Het Olympisch Handvest, Principe 8
De Paralympische Spelen De Paralympische Spelen zijn een atletiekwedstrijd voor personen met een handicap, waaronder mensen met amputaties, met een visuele handicap, met verlammingen aan de onderste ledematen of de hersenen. “De eerste Paralympische Spelen vonden plaats in 1948 in het Stoke Mandeville ziekenhuis te Aylesbury, Engeland (...). Vanaf 1952 werden de Paralympics georganiseerd in de Olympische jaren. De eerste Winter Paralympics werden in 1976 gehouden. Bij de spelen van 1992 in Barcelona namen 3500 atleten uit 82 landen deel aan de Zomer Paralympics. Bij de spelen van 1988 in Seoel, Zuid Korea, liepen de Olympische en Paralympische Spelen voor het eerst werkelijk parallel: de atleten hadden een paralympisch dorp en gebruikten de Olympische sites voor de competitie. (...) De Paralympics worden erkend en gesteund door het Internationaal Olympisch Comité en worden bestuurd door het Internationaal Paralympisch Comité.”
haar waardigheid en dat het dient bij te dragen tot de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden”. Via sport ontwikkelen mensen zich fysiek en intellectueel. Deelname in sport verhoogt het zelfvertrouwen, het schept kansen tot zelfverwezenlijking en tot respect vanwege anderen. Dat geldt in het bijzonder voor personen met een handicap via evenementen zoals de paralympics. Wat kinderen betreft, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind onderstreept dat het onderwijs van het kind gericht moet zijn op “…de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind” en artikel 31 verwijst naar het recht op rust en ontspanning, op deelname aan spel en recreatieve activiteiten aangepast aan de leeftijd van het kind. Ieders recht om deel te nemen aan het culturele leven staat beschreven in artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en in artikel Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Aanverwante activiteiten • In één minuut, pagina 146. • Speel het spel!, pagina 190. • Zie wat we wel kunnen!, pagina 205. • Sport voor allen, pagina 210. 387
Sport
K
15 van het Internationaal Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten (ICESCR). Alle soorten sport worden overal ter wereld beoefend – voetbal, zwemmen, darts, schaak, speerwerpen, worstelen, rugby – wat dan ook! Sport is ongewijfeld een belangrijk deel van het culturele leven in alle landen, en er kan dus worden geargumenteerd dat iedereen het recht heeft om van sport te genieten, als toeschouwer, mededinger of speler. Hoewel sport over het algemeen niet wordt erkend als een mensenrecht, hebben sport en de manier waarop ze wordt ondersteund toch gevolgen voor de mensenrechten. In verschillende omstandigheden kan het als middel worden gebruikt zowel om mensenrechten te promoten als om ze te misbruiken.
Sport promoot mensenrechten Deelname aan sport zorgt voor gedeelde interesses en waarden, en leert sociale vaardigheden aan die nodig zijn voor een democratisch burgerschap48. Sport geeft een meerwaarde aan het sociale en culturele leven, door individuen en gemeenschappen samen te brengen. Lokale of nationale teams zijn vaak multinationaal of multi-religieus, en ook de toeschouwers hebben verschillende achtergronden. Zo helpt de sport verschillen te overwinnen, stimuleert het de dialoog en helpt zo vooroordelen, stereotypen, culturele verschillen, onwetendheid, intolerantie en discriminatie te ontkrachten.
Open Fun Voetbal Scholen Open Fun Voetbal Scholen is een humanitair en non-profit consortium dat gefinancierd wordt door twee Deense NGO’s, de Cross Cultures Project Association (CCPA) en de Deense Raad voor Vluchtelingen (DRC). De context is een publieke sportcultuur die gekenmerkt wordt door een sterke lokale focus, democratische principes, vrijwilligerswerk, ondersteuning door de ouders, en het basisprincipe van “sport voor allen”. De bedoeling is om de sportclubs te versterken door sportuitrustingen onder alle deelnemende voetbalclubs te verdelen. Het is ook een stimulans voor de scholen om hun clubs open te stellen voor alle kinderen en jongeren, ongeacht hun capaciteiten, hun geslacht, etniciteit of sociale achtergrond. Gedurende de voorbije twee jaren heeft Open Fun Voetbal Scholen 15 “open straat” evenementen georganiseerd. Dit zijn kleine sport-en-spel festivalletjes die open staan voor alle kinderen. Zulke festivalletjes duren drie tot vijf uur, en worden gebruikt als smaakmakers in moeilijker omgevingen. Zo vestigde het Street Sports programma in Kosovo in 1999 een netwerk van 140 zogenaamde straatmeesters – jongeren tussen 14 en 18 jaar – die van dag tot dag straatsport organiseren voor de kinderen uit hun wijk. Er wordt geschat dat ongeveer 6000 kinderen van alle leeftijden participeerden in dit programma, de meeste daarvan dagelijks.49
In verband met discriminatie van vrouwen bevordert het feit zelf dat vrouwen ook zogenaamde ‘mannensporten’ zoals voetbal en gewichtheffen kunnen beoefenen het wegwerken van een aantal stereotypen over vrouwelijke rolpatronen en verschillen tussen mannen en vrouwen. Sportberoemdheden worden vaak verkozen tot ‘goodwill ambassadeurs’ om via informele educatie humanitair werk te promoten. De Braziliaanse voetbalster Ronaldo bijvoorbeeld, is een speciale afgezant van “Kracht voor Verandering: Wereld Aidscampagne met Jonge Mensen”.
Mensenrechten kunnen ook via sport worden misbruikt Het gebruik van prestatieverhogende middelen is waarschijnlijk het best gekende misbruik van menselijke waardigheid en gezondheid. Er zijn ook controversiële zaken als hormonenbehandeling en seksetesten op vrouwelijke atleten, die te maken hebben met respect, menselijke waardigheid en het recht op privacy. Sponsors kunnen sportmannen en –vrouwen uitbuiten, en ambitieuze ouders kunnen kinderen uitbuiten die een jong talent lijken te hebben. Intensieve training en de druk om te winnen kan leiden tot sportkwetsuren en kunnen het mentale welzijn bedreigen. Iedereen heeft het recht om te weten welke risico’s en welke voordelen het bereiken van hoge prestatieniveaus met zich meebrengt. 388
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Sport
K
“Gymnastiek: een sport als alle andere of kindermishandeling?” Tot voor kort was Alexandra Huci, 12, gewoon een van de vele getalenteerde jonge meisjes die hun leven doorbrengen in trainingskampen en die dromen ooit wereldkampioen te worden. Op een dag stortte ze tijdens de training onverwacht in, geraakte in een coma, en stierf vijf dagen later. Haar kleine lijfje kon het simpelweg niet meer aan. Diëten en fysieke inspanning veroorzaken bij de jonge gymnasten veelal meer lijden dan plezier. “Pijn is een deel van mijn leven geweest sinds ik met de training begon”, vertelt de 10-jarige Wang Shuo in een recent interview voor CNN in het trainingskamp te Beijing, waar kinderen op de leeftijd van drie jaar hun carrière starten. Maria Pardo, een Spaanse turnster, woog 43 kilogram en was 170 cm lang.
Mogelijkheden om te sporten zijn niet altijd inclusief en wat betreft de toegang tot sportfaciliteiten kunnen er vormen van discriminatie bestaan tegen religieuze of culturele minderheden. Commerciële druk en belangen kunnen verband houden met misbruiken van mensenrechten die de waardigheid en het respect voor anderen ondermijnen. Sommige spelers laten zich bijvoorbeeld omkopen om ‘professionele fouten’ te maken in het voetbal, of om de cricketwedstrijd te ‘regelen’. Er zijn ook andere gevallen van misbruik van mensenrechten die in verband kunnen worden gebracht met de globalisering van de sportartikelenindustrie. In veel landen hebben zowel nationale als lokale sportverenigingen een beleid ontwikkeld over de arbeidsomstandigheden die worden geëist van de producenten van het materiaal en de kleding die ze gebruiken. Er zijn campagnes, bijvoorbeeld de Schone Kleren Campagne in Europa, die de fabrikanten ervan proberen te overtuigen respect op te brengen voor de mensenrechten van hun arbeiders. De Sportschoenen Campagne in Noord-Amerika voert onder meer campagne opdat mensen als Tiger Woods en André Agassi stoppen met het promoten van producten die gemaakt zijn door uitgebuite arbeid51.
Sport en politiek Sport werd lange jaren gebruikt als een vreedzaam politiek actiemiddel tegen onrechtvaardigheid. Tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico Stad brachten John Carlos en Tommie Smith tijdens een overwinningsceremonie de Black Panther groet om te protesteren tegen de discriminatie van zwarten in de VS. Tijdens het tijdperk van de apartheid weigerden vele landen sportrelaties te onderhouden met Zuid-Afrika, wat enorm heeft bijgedragen aan de politieke verandering in dat land.
‘Capoeira’ Tijdens de 16° eeuw onderhielden de Angolese slaven in Brazilië hun traditionele dansen en rituelen, en ontwikkelden ze tot ‘capoeira’, een zelfverdedigingsport. De slavendrijvers verboden enige vorm van gevechtskunst, maar de slaven konden hun training voortzetten onder de vermomming van een onschuldig ogende recreatieve dans. Tijdens de 17° eeuw werd de kunst van de ‘capoeira’ verder geperfectioneerd en vervolgens gebruikt in de decenniumlange vrijheidsstrijd tegen de koloniale onderdrukker.
Sport kan ook worden misbruikt voor nationalistische of politieke doeleinden. Op de Olympische Spelen van 1972 in München bijvoorbeeld vielen 8 Arabische terroristen het Israëlische hoofdkwartier binnen en doodden twee mensen. 9 andere gijzelaars werden vermoord na een mislukte reddingspoging van de Duitse politie. De Olympische spelen worden sinds lang door naties gebruikt om politieke statements te maken. De Verenigde Staten van Amerika bijvoorbeeld boycotten samen met 65 andere niet-communistische naties de spelen van 1980 in Moskou omwille van de Sovjetinvasie in Afghanistan. De Sovjetunie en 15 bondgenoten boycotten vervolgens de volgende spelen in Los Angeles in 1984 om veiligheidsredenen en uit angst dat politiek asiel zou worden gevraagd en gegeven.
?
Mogen sport en politiek worden vermengd?
Er kan worden gediscussieerd over het feit of het al dan niet correct was om China te verkiezen tot gastland van de Olympische spelen van 2008. China wordt al lang bekritiseerd voor haar gebrek aan democratie en wegens schendingen van de Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
389
Sport
K
mensenrechten. Sommige van de argumenten die werden gegeven om toch voor Beijing te kiezen waren dat de behandeling van dissidenten en andere schendingen van mensenrechten in China hoe dan ook in fora zoals de jaarlijkse bijeenkomst van de VN Commissie Mensenrechten verder zouden worden bekritiseerd. China zou als gastland misschien zelfs meer inzitten met een veroordeling.
Sport en racisme Racisme in de sport is geen fenomeen dat zich beperkt tot het voetbalveld, noch tot spelers met een andere huidskleur. Het kan zich manifesteren in alle sporten en op alle niveaus: in amateursport, op institutionele en internationale niveaus, zowel als in de media. In het bijzonder, maar niet exclusief, kan het zich op plaatselijk niveau voordoen in de interactie (om echte of ingebeelde redenen van kleur, godsdienst, nationaliteit of etnische afkomst) tussen of tegenover spelers, teams, trainers en toeschouwers, en ook tegen scheidsrechters. Het kan ook de slechte behandeling van teams of zelfs hele groepen inhouden. Iedereen heeft de verantwoordelijkheid om racisme in de sport te bestrijden, van publieke autoriteiten (de wetgevende autoriteit, de rechtbanken, de politie, regeringsorganen verantwoordelijk voor sport en lokale autoriteiten) tot niet-gouvernementele organisaties (nationale sportverenigingen in de beroepssport of amateursport, clubs, plaatselijke sportverenigingen, supportersclubs, spelersorganisaties, antiracistische organisaties, enz.).
?
Wat kan jij in je school of club doen opdat de sport die je beoefent sociaal toegankelijk is en mensenrechten promoot?
Gerapporteerde incidenten 21 september 2001. SK Rapid Wenen spits Gaston Taument onderging voortdurend racistisch scanderen tijdens de UEFA-beker wedstrijd gisteren tegen FK Partizan in Belgrado. Gaston Taument, die al 15 keer geselecteerd werd voor het Nederlandse efltal, zei eerder in een interview: “Als racistische incidenten zich voordoen..., is het verkeerd om te zwijgen over racisme”.52
Racistisch gedrag tijdens voetbalwedstrijden is een uitstekend thema voor een debat over de dilemma’s die gepaard gaan met het toepassen van de mensenrechten.
? Moet het iemand die van hooliganisme verdacht wordt
verboden worden om naar een ander land te reizen om er een wedstrijd bij te wonen? Is dit een inbreuk op het recht op vrijheid van verplaatsing?
Jeugd en sport ‘Voetbal tegen Racisme in Europa’ (FARE) is een voorbeeld van hoe jonge mensen voor mensenrechten ijveren. FARE bestrijdt via voetbal alle vormen van discriminatie in het voetbal: in het stadion, op het veld, in de kleedkamer, op kantoor en in het klaslokaal; bij fans, spelers, trainers, administratieve krachten en instructeurs. In verband met de Sportschoenen Campagne die eerder werd genoemd, gooien studentengroepen uit de Verenigde Staten van Amerika de sportsponsoring ondersteboven en eisen ze dat bedrijven zich houden aan een gedragscode op straffe van het verlies van hun contract om de sportploegen van hun school te bevoorraden.
Het werk van de Raad van Europa Het Directoraat van Jeugd en Sport is een deel van het Algemene Directoraat van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport en Milieu. Het werkt richtlijnen, programma’s en wettelijke instrumenten uit voor de ontwikkeling van een coherent en efficiënt jeugdbeleid op plaatselijk, nationaal en Europees niveau. Het zorgt voor fondsen en educatieve ondersteuning voor internationale jeugdactiviteiten die zich richten op de 390
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Sport
K Belangrijke data
promotie van het jongerenburgerschap, de jongerenmobiliteit, en van de waarde van mensenrechten, democratie en cultureel pluralisme. Het Comité voor de Ontwikkeling van de Sport van De Raad van Europa heeft verschillende activiteiten ontplooid die gezonde levenswijzen en sportbeoefening promoten, zoals bijvoorbeeld EUROFIT (persoonlijke fitnesstests voor kinderen en volwassenen). Er is het Anti-Doping Verdrag van 1989 en de ‘Schone Sportgids’, een educatief informatiepakket voor scholen en sportorganisaties, dat in samenwerking met de Europese Unie werd gemaakt. In 1986 werd het Europees Verdrag over Toeschouwergeweld en Wangedrag op Sportevenementen op punt gesteld.
Internationale instrumenten en internationale dagen die verband houden met sport
7 april Wereldgezondheidsdag 31 mei Wereld Anti-Tabaksdag 3 december Internationale Dag van de Personen met een Handicap
1. Het Europese Handvest van Sport voor Allen (1975). Artikel 1 kondigt voor iedereen het recht af om aan sport te doen. 2. Het Europese Handvest voor de Sport en de Ethische Code (1975) zorgt ervoor dat de toegang tot sportaccomodaties en sportactiviteiten verzekerd wordt zonder discriminatie. 3. Het Internationale Handvest voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (1978), Artikel 1: “Ieder mens heeft een fundamenteel recht op toegang tot lichamelijke opvoeding en sport, die essentieel zijn voor de volle ontwikkeling van hun persoonlijkheid.“ 4. Het VN Verdrag voor de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie jegens Vrouwen. Het belang van niet-discriminatie van vrouwen in sport wordt sterk beklemtoond. Staten zijn verplicht om het recht van vrouwen op deelname aan vrijetijdsactiviteiten, sport en alle aspecten van het culturele leven te verzekeren. 5. Het Internationaal Verdrag tegen Apartheid in de Sport (1985).
Bronnen •
De Raad van Europa, Directoraat Jeugd en Sport, www.coe.int/youth www.coe.int/youth.
•
How you play the game: the contribution of sport to the promotion of human rights. Conference in Sydney 1 to 3 September 1999, http://members.ozemail.com.au/~hrca/Sport_and_human_rights.htm http://members.ozemail.com.au/~hrca/Sport_and_human_rights.htm.
•
Symonides, J., Sport in the service of human rights, World Conference on Education and Sports for a Culture of Peace, Unesco, Paris, France, 5 to 7 July 1999.
•
Sports Shoes Campaign, www.heartland-cafe.com/aup/aup.html (niet meer beschikbaar) Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
391
K
Eindnoten 1 Aanbeveling No.8 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten, goedgekeurd op 18 september 1998. 2 De EU cijfers hebben in het algemeen betrekking op de vroege jaren 1990. De cijfers die worden getoond zijn het percentage kinderen dat in gezinnen woont met een inkomen dat lager is dan 50% van het gemiddelde. Bron: Bradbury and Jäntti (1999, Table 3.3) in Micklewright, J., Stewart, K., Child Well-Being in the EU and Enlargement to the East, Working Papers, UNICEF, Innocenti Centre, 2000. 3 Implementatie van Aanbeveling No. R (91) 11 over Seksuele Uitbuiting, pornogrfie en prostitutie en handel in kinderen en jong-volwassenen; Straatsburg, 8 april 1998. 4 Bilson, A., Child safety on the Internet, a child rights approach, Centre for Europe’s Child, http: //eurochild.gla.ac.uk (niet meer beschikbaar) 5 Consultatiebijeenkomst voor het Education for Democratic Citizenship programma van de Raad van Europa, 1996. 6 Marina Kovinena, Centre for Civic and Legal Education, Rostov-on-Don, Russische Federatie, Youth Human Rights Education Forum, Budapest, 2000. 7 Annan, K., Eerste Wereld Conferentie van Ministers van Jeugd, Lissabon, Portugal, 1998. 8 Europese Unie, Richtlijn van de Raad 2000/43/EC van 29 Juni 2000 die het principe van gelijke behandeling van personen onafgezien van hun raciale of etnische oorsprong toepast. 9 El País digital, 5 november 2000. 10 Webster’s Third New International Dictionary 11 Raad van Europa, Directoraat Sociale Zaken. 12 Eurobarometer verslag (54.2/2001) gebaseerd op interviews van meer dan 16000 burgers tussen 2 januari en 6 februari 2001. 13 www.disrights.org (niet meer beschikbaar) 14 Biedron, R., Situation of sexual minorities in Poland, Campaign against homophobia, Riga, August 2001. 15 Amnesty International, Crimes of hate, conspiracy of silence, 2001. 16 Belgische Taalkwestie Case, met betrekking tot bepaalde aspecten van de wetten over het taalgebruik in het onderwijs in België. Vonnis van het Europees Hof voor de Mensenrechten, 23 juli 1968, Publicaties van het Hof, Reeks A, vol. 6, p. 31. 17 Het recht op onderwijs (art.13), 08/12/99. E/C.12/1999/10, CESCR. 18 Learning: The treasure within, Unesco, Paris, 1996. 19 Weisbrot, M., Baker, D., Kraev, E., and Chen, J., The scorecard on globalisation 1980-2000: twenty years of diminished progress, Centre for Economic and Policy Research, www.cepr.net/ www.cepr.net/. 20 Watkins, K., Education now - Break the cycle of poverty, Oxfam International, 2000. 21 Uittreksels uit Motivans, A., Education for all, central and eastern Europe - Synthesis report, Unesco Institute for Statistics, UNICEF Innocenti Research Centre, februari 2000. 22 World Disasters Report 2001, International Federation of Red Cross and Red Crescent Society. 23 Ingrid Ramberg, in ”Violence against young women in Europe”, Raad van Europa, 2001. 24 Radicova I., “Human Rights of girls and young women in Europe: questions and challenges for the 21st Century”, Algemene Besluiten, Raad van Europa, Straatsburg, 1994. 25 Uittreksel uit “Trafficking in women, a comprehensive European strategy”, informatiebladen, Europese Commissie 26 Ibidem 27 Lori, H., German, A., Pitanguy, J., Violence against women: the hidden health burden, the World Bank, Washington, D.C, 1994. 28 Resolutie 1212 (2000), Parlementaire Assemblee, Raad van Europa 29 Gender mainstreaming conceptual framework, methodology and presentation of good practices. Final report of activities of the group of specialists on mainstreaming (EG-S-MS), Straatsburg, mei 1998. 30 Publieke verklaring vanwege de deelnemers aan het seminarie “Violence against young women in Europe”, European Youth Centre Budapest, 2001. 31 Resolution of the Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights. E/CN.4/SUB.2/ RES/1999/30. 32 Second international consultation on HIV/Aids and human rights. E/CN.4/1997/37, United Nations Commission on Human Rights, 20/01/97. 33 Conferentie georganiseerd door het WHO’s European Centre for Environment and Health, in samenwerking met het Italiaans Ministerie voor het Leefmilieu en het European Environment Agency, Orvieto, Italy, op 5–6 oktober 2001. Persbericht EURO 12/2001, www.who.dk/mediacentre/ PressBackgrounders/2001/20011130_3. PressBackgrounders/2001/20011130_3 34 Canadian Department for Foreign Affairs and International Trade (DFAIT), www.humansecurity.gc.ca/ 392
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
Eindnoten
K
foreignp/humansecurity. foreignp/humansecurity 35 Hay, R., Peace building during peace support operations: a survey and analysis of recent missions, 1999. 36 Mandela, N., Long Walk to Freedom, Little Brown and Company, London, 1994. 37 Veran Matic, Chairman of the Association of Independent Electronic Media (ANEM). 38 Standpunt ingenomen op 13 september 1997 in de Verklaring van Sofia (later goedgekeurd als Resolutie 35 door de Algemene Conferentie van de Unesco op haar XXIXe sessie in november 1997). 39 Voor meer informatie, zie www.coe.int/media 40 Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI), www.sipri.se 41 Human Development Report 2001, UNDP. 42 Instituto del Tercer Mundo (1992), Third World Guide, Uruguay. 43 Uit Unicef, “Young people in changing societies”, Regional Monitoring Reports, No7, Florence: Innocenti Research Centre, 2000. 44 Choices for the poor, UNDP, March 2001. 45 Uittreksel uit Pascual, S., Waddington, J., Young people: the labour market and trade unions. A report prepared for the Youth Committee of the European Trade Union Confederation, European Trade Union Confederation Publication, mei 2000 en Unicef (2000), “Young people in changing societies”, Regional Monitoring Reports, No 7, Florence Innocenti Research Centre. 46 Uittreksels uit Young people: the labour market and trade unions. Report for the Youth Committee of the European Trade Union Confederation, May 2000. 47 Zie de achtergrondinformatie over globalisering (pagina 354). 48 Uittreksel uit www.encarta.msn.com. Voor meer informatie, zie het Internationaal Paralympisch Comité, www.paralympic.org/. www.paralympic.org/ 49 Voor meer detals, zie de achtergrondinformatie over burgerschap (pagina 318). 50 www.openfunfootballschools.org.mk/status.htm www.openfunfootballschools.org.mk/status.htm. 51 Uittreksel uit Tomek, L., Lidové Noviny, 23 August 2001. Vertaald door Jana Ondrackova. 52 Voor meer informatie, zie New Internationalist 330, December 2000, www.newint.org/issue330/ factfile.htm. Zie ook de achtergrondinformatie over globalisering (pagina 354). 53 Football against Racism in Europe, www.farenet.org 54 Voor meer informatie, zie http://www.coe.int/T/E/cultural_co-operation/Sport/Resources/list_texts_ sport_for_all.asp. sport_for_all.asp
Handleiding voor mensenrechteneducatie met jongeren – Raad van Europa
393