Hoofdstuk 3 Paragrafen
Hoofdstuk 3 Paragrafen 3.1 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is een maatstaf voor de mate waarin de gemeente in staat is om de gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt. Het weerstandsvermogen is afhankelijk van de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (hoeveel middelen zijn nodig om alle risico’s op te kunnen vangen). Beide komen in het vervolg van deze paragraaf aan de orde en op basis daarvan bepalen wij vervolgens het weerstandsvermogen.
3.1.1 Beschikbare weerstandscapaciteit De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen vangen. De volgende onderdelen maken deel uit van de beschikbare weerstandscapaciteit: Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010 69.002
Beschikbare weerstandscapaciteit 1. Deel algemene reserve toe te rekenen aan weerstandscapaciteit 48
91.890
91.176
2. Stille reserves
9.430
9.571
6.751
3. Onbenutte belastingcapaciteit (2 jaar)
8.018
3.560
6.676
4. Niet ingevulde begrotingsruimte (4 jaar)
0
0
0
636
636
636
109.974
104.943
83.065
5. Post onvoorzien (4 jaar) Totaal Bedragen zijn in duizenden euro’s. Ad 1.
Deel algemene reserve, toe te rekenen aan weerstandscapaciteit
De algemene reserve bestaat uit drie onderdelen. Deze onderdelen lichten we hieronder verder toe.
Deel algemene reserve toe te rekenen aan weerstandscapaciteit Algemeen deel Dienstbedrijfsreserves Bedrijfsreserves projectorganisaties Totaal
Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010
118.622
117.272
92.522
3.268
3.904
480
-30.000
-30.000
-24.000
91.890
91.176
69.002
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
48
Niet alle onderdelen van de algemene reserve tellen mee in de weerstandscapaciteit. Zo telt de algemene
dekkingsreserve niet mee en telt voor de dienstbedrijfsreserves de minimumnorm van deze reserves mee in plaats van de werkelijke stand. 231
Het algemene deel van de algemene reserve daalt ten opzichte van de Verantwoording 2008 met 24,75 miljoen euro. In de Programmabegroting 2009 is 3,75 miljoen euro afgeroomd. Daarnaast is in de Voorjaarsnota 2009 tijdelijk 21 miljoen euro uit de algemene reserve ingezet voor de maatregelen in ons collegeprogramma. Het saldo van alle dienstbedrijfsreserves daalt met 4,9 miljoen euro ten opzichte van de Verantwoording 2008. Dit wordt vooral veroorzaakt door: Een daling van 18,8 miljoen euro als gevolg van de bestedings- en dekkingsvoorstellen 2008.
• • • •
De afroming van een aantal dienstbedrijfsreserves met in totaal 1,116 miljoen euro ter dekking van ons collegeprogramma. Bij de Voorjaarsnota 2009 hebben wij 7,9 miljoen euro bestemd voor het aanvullen van dienstbedrijfsreserves. Deze middelen zetten wij in ter aanvulling van de dienstbedrijfsreserve StadsOntwikkeling (7,56 miljoen euro) en de dienstbedrijfsreserve Stadswerken (0,340 miljoen euro). Begrote onttrekkingen en toevoegingen in 2009 (per saldo een toevoeging van 7,5 miljoen euro). Dit betreft met name Stadswerken en StadsOntwikkeling (zie de toelichting hieronder).
Voor de weerstandscapaciteit telt alleen de minimumnorm van de dienstbedrijfsreserves mee, of de werkelijke stand, indien die lager is dan de minimumnorm. Het saldo dat meetelt voor de weerstandscapaciteit is 0,2 miljoen euro lager. De opbouw van de weerstandscapaciteit van de dienstbedrijfsreserves is als volgt: Weerstands-
Weerstands-
Stand
Stand
capaciteit
capaciteit
Minimum
Maximum
Rekening
Begroting
Rekening
Begroting
Dienst
norm
norm
2008
2010 49
2008
2010
Stadswerken
1.920
5.760
2.006
52
1.920
52
650
1.950
1.075
796
650
650 210
Bestuurs- en Concerndienst Brandweer
210
630
416
222
210
Bibliotheek Utrecht
140
420
-29
-46
-29
-46
49
147
147
-29
49
-29
Dienst Gemeentelijke Musea
70
350
70
74
70
70
Muziekcentrum Vredenburg
140
700
373
22
140
22
Stadsschouwburg
120
600
442
168
120
120
Dienst Raadsorganen
StadsOntwikkeling
1.200
3.500
-1.344
-217
-1.344
-217
Maatschappelijke Ontwikkeling
2.770
8.310
1.508
2.658
1.508
2.658 19
GG&GD
260
780
358
19
260
n.v.t.
n.v.t.
0
0
0
0
Dienst Wijken
160
480
160
-3.219
160
-3.219
Dienst Burgerzaken
190
570
450
219
190
190
7.879
24.197
5.631
719
3.904
480
Dienst Ondersteuning
Totaal Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Ten opzichte van de Verantwoording 2008 neemt de dienstbedrijfsreserve van Stadswerken af met 1,954 miljoen euro. Door de bestedings- en dekkingsvoorstellen 2008 daalt de dienstbedrijfsreserve met 2,775 miljoen euro. Daarnaast is er in 2009 een onttrekking begroot van 0,237 miljoen euro voor de kosten van de ontsmettingsdienst. De dienstbedrijfsreserve wordt in 2009 weer aangevuld met enkele resultaatsposten die in 2008 zijn voorgefinancierd uit de dienstbedrijfsreserve van 0,716 miljoen euro. Verder hebben wij bij de afroming van programmareserves rekening gehouden met het aanvullen van de dienstbedrijfsreserves en hiervoor bij de Voorjaarnota een budget van 7,9 miljoen euro opgenomen. Wij stellen voor om hiervan 0,34 miljoen euro toe te voegen aan de dienstbedrijfsreserve van Stadswerken.
49
Deze bedragen sluiten niet altijd aan op de werkelijke stand, omdat hierin correcties zijn verwerkt die we pas bij de
derde technische wijziging 2009 opnemen in het administratieve systeem. 232
De stand van de dienstbedrijfsreserve van StadsOntwikkeling was op 31 december 2008 -1,344 miljoen euro. Bij de bestedings- en dekkingsvoorstellen van de Verantwoording 2008 is 12,895 miljoen euro ten laste van deze reserve gebracht, waardoor de reserve op -14,239 miljoen euro uitkwam. Een deel van de projectkosten die bij de Verantwoording 2008 ten laste van de dienstbedrijfsreserve zijn gebracht heeft echter betrekking op projectbudgetten 2009. Vandaar dat bij de tweede technische wijziging 2009 de dienstbedrijfsreserve per saldo weer is aangevuld met 6,462 miljoen euro. Verder hebben wij bij de afroming van programmareserves rekening gehouden met het aanvullen van de dienstbedrijfsreserves en hiervoor bij de Voorjaarnota een apart budget van 7,9 miljoen euro opgenomen. Wij stellen voor om hiervan 7,56 miljoen euro toe te voegen aan de dienstbedrijfsreserve van StadsOntwikkeling, waardoor deze op -0,217 miljoen euro komt te staan. Dienst Wijken heeft sinds 2008 uitvoering gegeven aan het dienstverleningsconcept Publieksdienstverlening. De realisatie van het dienstverleningsconcept vraagt op korte en lange termijn een aanzienlijke investering. Door middel van voorfinanciering van 2 miljoen euro zijn de investeringen op korte termijn al gedeeltelijk gerealiseerd. Deze voorfinanciering verklaart grotendeels de negatieve dienstbedrijfsreserve van Dienst Wijken. De investeringen leiden tot inverdienmogelijkheden bij de gemeentelijke diensten door meer synergie- en efficiencyvoordelen in het gemeentelijke dienstverleningsconcept, waardoor de dienstbedrijfsreserve weer aangevuld zal worden. Daarnaast is er een tekort op de bedrijfsvoering ontstaan waarvoor wij nog oplossingen zoeken. Naast de dienstbedrijfsreserves is er ook nog de bedrijfsreserve van het projectbureau Leidsche Rijn. Deze reserve presenteren we apart, omdat het in principe een eindig project betreft. Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010
Projectbureau Leidsche Rijn
-30.000
-30.000
-24.000
Totaal
-30.000
-30.000
-24.000
Bedrijfsreserve Projectorganisatie
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Het verschil in de reserve van Leidsche Rijn is veroorzaakt door bijgestelde verwachtingen van de negatieve grondexploitatie. Dit betreft de verbetering van het saldo in 2008 met 7,4 miljoen euro en de verslechtering van het saldo in 2009 met 1,4 miljoen euro. Door de verbetering in 2008 kon 7,4 miljoen euro vrijvallen uit de voorziening. Dit bedrag is in 2009, bij de bestedings- en dekkingsvoorstellen 2008, toegevoegd aan de negatieve dienstbedrijfsreserve. Door de stijging van het tekort in 2009 met 1,4 miljoen euro, zoals we meldden in de Bestuursrapportage 2009, moeten we de voorziening weer aanvullen, ten laste van de dienstbedrijfsreserve. Ad 2.
Stille reserves
Panden en gronden die de gemeente niet gebruikt voor de publieke taak en die we binnen één jaar kunnen verkopen, dragen bij aan de stille reserves indien de marktwaarde groter is dan de waarde op de balans. Ten opzichte van de Verantwoording 2008 zijn de stille reserves afgenomen door uitgifte van panden en door een wijziging van het gebruik van een aantal panden.
Stille reserves Marktwaarde panden
Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010
11.380
11.334
6.971
Waarde panden op de balans
1.950
1.763
220
Stille reserves panden
9.430
9.571
6.751
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Doordat de panden allemaal verhuurd zijn en de verkoopwaarde in verhuurde staat lager is, wordt een waarde van 80% van de Woz-waarde (Wet waardering onroerende zaken) gehanteerd.
233
Naast stille reserves op gronden en panden kunnen ook bij de financiële vaste activa stille reserves voorkomen. De gemeente Utrecht bezit in dit kader 763.074 aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Volgens de jaarrekening 2008 van de BNG is de waarde per aandeel 35 euro. Dit leidt tot een theoretische waarde van 26,7 miljoen euro, terwijl ultimo 2008 de waarde op de balans 0,077 miljoen euro is. Deze stille reserve behoort niet tot de beschikbare weerstandscapaciteit, omdat de ontvangen dividenduitkeringen onderdeel uitmaken van de exploitatie. Ad 3.
Onbenutte belastingcapaciteit
De onbenutte belastingcapaciteit bestaat uit drie delen: het onbenutte deel van de maximaal toegestane stijging van de onroerende-zaakbelasting (ozb);
• • •
de potentiële meeropbrengsten op overige belastingen bij een tariefsstijging van 5%; het verschil tussen werkelijke kostendekkendheid en maximale kostendekkendheid van retributies.
In ons collegeprogramma verlagen wij de ozb door een bijdrage vanuit de algemene middelen. In de nota weerstandsvermogen en risicomanagement is afgesproken, in dat geval de onbenutte capaciteit op nul te stellen. Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010
Woningen (maximaal toegestaan)
27.450
25.900
Woningen Utrecht (huidig tarief)
27.250
25.700
200
200
Niet-woningen (maximaal toegestaan)
36.450
35.800
Niet-woningen Utrecht (huidig tarief)
36.190
35.500
Niet-woningen onbenut
260
300
0
Totaal onbenutte capaciteit ozb
460
500
0
Onbenutte capaciteit ozb
Woningen onbenut
0
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Begroting
Rekening
Begroting
Onbenutte capaciteit overige belastingen
2009
2008
2010
Parkeerbelasting
1.305
1.150
1.200
Toeristenbelasting
60
80
60
Precariobelasting
20
30
20
Hondenbelasting
20
20
20
1.405
1.280
1.300
Totaal onbenut overige belastingen Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De onbenutte belastingcapaciteit op de belastingen bedraagt in 2010 1,3 miljoen euro. De onbenutte belastingscapaciteit op de retributies is de onderdekking op de betreffende verordening. De onbenutte capaciteit op de rioolheffing en de leges van de Bestuurs- en Concerndienst is nul, omdat deze tarieven kostendekkend zijn. Als gevolg van de regionalisering van de Brandweer vervalt met ingang van 2010 de onbenutte capaciteit van de leges van de Brandweer en de Brandweerrechten. In ons collegeprogramma verlagen we de afvalstoffenheffing door een bijdrage vanuit de algemene middelen. Conform de nota weerstandsvermogen en risicomanagement stellen we daarom de onbenutte belastingcapaciteit van de afvalstoffenheffing op nul. Dit doen we ook bij de marktgelden, die door amendement A57 (niet verhogen marktgelden van 2008 naar 2009) op dit moment niet meer volledig kostendekkend zijn. De onbenutte capaciteit op de leges van Stadswerken stellen we eveneens op nul, omdat naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Schutte is besloten een deel van de kosten van evenementen ten laste van de algemene middelen te dekken. 234
De onbenutte capaciteit op de leges van Stadsontwikkeling neemt toe ten opzichte van de begroting 2009 doordat de uitvoering van de vergunningverlening op het gebied van horeca, drank en seks is overgegaan van de Politie naar Stadswerken en (net name) Stadsontwikkeling. Deze leges zijn niet volledig kostendekkend. De onbenutte capaciteit bij de brug-, schut- en havengelden neemt af doordat we enkele kostenposten hebben opgenomen in het tarief.
Onbenutte capaciteit retributies
Begroting
Rekening
Begroting
2009
2008
2010
Leges Burgerzaken kosten
6.753
6.570
Leges Burgerzaken opbrengsten
6.367
6.168
Leges Burgerzaken niet benutte capaciteit
386
n.v.t.
402
Leges StadsOntwikkeling kosten
14.900
15.007
Leges StadsOntwikkeling opbrengsten
14.746
14.714
Leges StadsOntwikkeling niet benutte capaciteit 50
154
Leges Brandweer kosten
529
Leges Brandweer opbrengsten
401
Leges Brandweer niet benutte capaciteit
128
Brandweerrechten kosten
49
Brandweerrechten opbrengsten
18
Brandweerrechten niet benutte capaciteit
31
Brug-, schut- en havengelden kosten
n.v.t.
293
n.v.t.
n.v.t
n.v.t.
n.v.t.
1.030
1.050
Brug-, schut- en havengelden opbrengsten
435
547
Brug- schut en havengelden niet benutte capaciteit
595
n.v.t.
503
Begraafplaatsrechten kosten
1.884
1.926
Begraafplaatsrechten opbrengsten
1.034
1.086
Begraafplaatsrechten niet benutte capaciteit Totaal onbenutte capaciteit retributies
850
n.v.t.
840
2.144
n.v.t.
2.038
Bedragen zijn in duizenden euro’s. De onbenutte capaciteit op de overige retributies bedraagt 2,038 miljoen euro. De totale onbenutte belastingcapaciteit bedraagt hierdoor in 2010 3,338 miljoen euro. Dit bedrag telt twee keer mee voor de berekening van de weerstandscapaciteit, dus dat bedraagt 6,676 miljoen euro. Ad. 4.
Nog niet ingevulde begrotingsruimte
De buffer voor onvoorziene effecten van de kredietcrisis tellen we niet mee voor het weerstandsvermogen, omdat ook de betreffende risico's niet voorzien zijn in het risicomodel.
50
De tarieven voor verstrekking van gehandicaptenparkeerkaarten zijn laag gelet op de doelgroep. Daarom laten wij
deze leges buiten beschouwing. 235
Ad. 5.
Post onvoorzien
De post onvoorzien bedraagt structureel 0,159 miljoen euro. Voor de komende meerjarenperiode van vier jaar is deze post nog aanwezig, dus telt hij vier keer mee: voor een bedrag van 0,636 miljoen euro.
3.1.2 Benodigde weerstandscapaciteit De benodigde weerstandscapaciteit is afhankelijk van de risico’s die onze gemeente loopt. Om die te kunnen bepalen vindt regelmatig een risico-inventarisatie plaats. Hieruit zijn 87 risico’s naar voren gekomen. Van deze risico’s zijn er 29 (33%) op basis van de verwachte omvang met maatregelen volledig afgedekt. We delen de geïnventariseerde risico’s in naar urgentie en omvang. Hierdoor ontstaat de onderstaande risicokaart waarin per risicoklasse het aantal risico’s opgenomen staat.
Waarschijnlijkheid
> € 5.000.000
€ 5.000.000
€ 2.500.000 -
€ 2.500.000
€ 1.000.000 -
€ 1.000.000
€ 250.000 -
< € 250.000
Netto verwachte omvang
score
1
2
3
4
5
zeer klein
1
14
5
0
0
2
klein
2
8
5
0
0
0
50/50
3
11
8
5
1
6
groot
4
8
2
1
0
0
zeer groot
5
9
0
0
1
1
Legenda: Risicoklasse
Rapportage (bij cyclusmomenten) aan
Minimaal
Dienst intern
Laag
Concerndirectie
Gemiddeld
college van B en W
Hoog
gemeenteraad
Urgent
gemeenteraad
De netto verwachte omvang van alle andere risico’s bedraagt 121,1 miljoen euro. Dit betekent dat als álle risico’s zich tegelijk voordoen dit de gemeente naar verwachting 121,1 miljoen euro gaat kosten. Bij dit getal is nog geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid dat het risico zich voordoet. Door de netto verwachte omvang te vermenigvuldigen met de kans dat het risico zich voordoet, bepalen we de verwachte impact van het risico. De totale impact van alle risico’s bedraagt 40,6 miljoen euro. De totale impact wordt nog vermenigvuldigd met de zekerheidsfactor (een correctiefactor voor onzekerheden in de berekening van de verwachte impact van risico’s). Deze factor is vastgesteld op 1,8. Hierdoor komt de verwachte impact van alle risico’s uit op 73 miljoen euro. Daarnaast is er ook nog een minimumnorm, aangezien er zich ook tegenvallers kunnen voordoen waarmee niemand rekening heeft gehouden. Hiermee is de benodigde weerstandscapaciteit:
236
Verantwoording
Begroting
2008
2010
Benodigde weerstandscapaciteit Minimumnorm
7.000
7.000
Verwachte impact risico’s
87.497
73.020
Totaal
94.497
80.020
Bedragen zijn in duizenden euro’s. De benodigde weerstandscapaciteit is ten opzichte van de Verantwoording 2008 gedaald met 14,5 miljoen euro. Deze daling komt door een forse daling van de risico's van het Stationsgebied en het Muziekpaleis. De impact van de risico's van het Stationsgebied en het Muziekpaleis daalt met 17,2 miljoen euro. Het benodigde weerstandsvermogen voor het Muziekpaleis is gedaald met bijna 12 miljoen euro (van 17 naar 5,7 miljoen euro). Met het beschikbaar stellen van het aanvullend krediet deze zomer is meer zekerheid verkregen over de oplossingen voor de problematiek veroudering Oude zaal en de Energieprestatienormering (EPN). Verder zijn het aanbestedingsrisico en het risico met betrekking tot de grondstofprijzen vervallen nu de contracten met de aannemer zijn afgesloten. Voor de grondexploitatie Stationsgebied is de verwachte omvang van de risico's met circa 5 miljoen euro gedaald. De risico's met betrekking tot publiekrechtelijke procedures en het tijdig opleveren van bouwkavels zijn afgenomen, doordat een deel van de werkzaamheden inmiddels in uitvoering is (zoals het verleggen van kabels en leidingen en het uitvoeren van tijdelijke maatregelen).Verder zijn de onzekerheden rond de plankosten van de projectorganisatie voor dit jaar afgenomen. De overige risico's stijgen met 2,7 miljoen euro. Oorzaak voor deze stijging is een toename van de risico’s met 1,5 miljoen euro, vermenigvuldigd met de zekerheidsfactor van 1,8 (=2,7 miljoen euro). De overige risico’s stijgen vooral door: Als gevolg van de ombuigingen op het programma Welzijn heroverwegen we de structurele subsidierelatie met
• • •
een aantal instellingen. Als gevolg van deze heroverweging bestaat er een kans op juridische procedures met daarmee samenhangende kosten. We ramen dit risico op 0,15 miljoen euro. Beeldbepalende festivals en evenementen zijn in hoge mate afhankelijk van bijdragen van sponsors, fondsen en bedrijven. Door de economische recessie zijn deze culturele organisaties direct getroffen in hun inkomsten. We ramen dit nieuwe risico op 0,75 miljoen euro. Met ingang van 1 januari 2009 is de 'AWBZ-pakketmaatregel begeleiding' ingevoerd. Mensen met een lichte beperking kunnen geen aanspraak meer maken op ondersteuning uit de AWBZ. Als mensen niet in staat zijn om in het eigen netwerk oplossingen te vinden kunnen bestaande gemeentelijke voorzieningen worden ingezet. Tegenover de extra kosten stelt het Rijk compensatiemiddelen in het vooruitzicht. Het is echter onduidelijk of
•
deze middelen de extra kosten dekken. Dit risico ramen we op 0,25 miljoen euro. Het in 2008 door de Willibrordstichting aangevraagde faillissement is door de rechter vernietigd. Er is een exploitatieplan opgesteld voor het kerkgebouw. Naar verwachting zal de Stichting Willibrordus het Nationaal Restauratiefonds melden dat zij (nog) niet in staat zijn tot het betalen van rente en aflossing. Het risico dat de borgstelling door de gemeente van 1,6 miljoen euro voor restauratieleningen (deels) moet worden aangesproken is hiermee aanwezig. Dit leidt tot een stijging van 0,94 miljoen euro.
Daarnaast is er ook een daling van bestaande risico’s. De belangrijkste zijn: De tussen de schoolbesturen en de gemeente lopende beroepszaak, betreffende een verschil van mening over de
•
uitkomsten van de vijfjaarlijkse afrekening van de overschrijdingsregeling, is in der minne geschikt. Begin augustus 2009 hebben de schoolbesturen het bij de rechtbank aangetekende beroep ingetrokken. Dit leidt tot
•
een afname van 0,1 miljoen euro. Door de extra middelen die in de Voorjaarsnota 2009 beschikbaar zijn gesteld daalt het risico van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) met 0,4 miljoen euro.
Zoals afgesproken informeren wij u hieronder over de risico’s uit de risicoklassen hoog en urgent. De volledige lijst met risico’s (inclusief vertrouwelijke risico’s) ligt ter inzage in de leeskamer.
237
Stadskantoor Programma: Stationsgebied. Doelstelling: Werkgelegenheid en economische potentie. Risicocategorie: Economisch/markt. Toelichting: Het risico betreft vooral het aanbestedingsrisico van het casco en het inbouwpakket. Tegenvallende aanbestedingen leiden tot vertraging en extra kosten. Daarnaast is er het risico dat de omvang van de organisatie niet overeenkomt met de omvang van het Stadskantoor, door bijvoorbeeld overheveling van taken van de Rijksoverheid. Sturing/beheersing: Verminderen en vermijden. Maatregelen: Contractueel goede afspraken maken en het inbouwpakket indien nodig aanpassen. De omvang van de organisatie monitoren. Netto verwachte omvang: - /- 2,5 miljoen euro incidenteel (exclusief vermenigvuldiging zekerheidsfactor). Risicoscore: omvang 4, waarschijnlijkheid 3. Muziekpaleis Programma: Stationsgebied Doelstelling: Cultuur Risicocategorie: Economisch/markt, uitvoering Toelichting: Het risico betreft medefinanciering door sponsors, renovatie en integratie van de te behouden oude zaal, het vergunningentraject, bodemproblematiek en de complexiteit van de bouw die prijsopdrijvend werkt. Sturing/beheersing: Verminderen en vermijden Maatregelen: Onder meer door het oprichten van een stichting sponsorgelden, nemen van bouwkundige voorzorgsmaatregelen voor behoud van de oude zaal, in bouwteam zoeken naar kostenbesparingen en goede contractuele afspraken maken. Netto verwachte omvang: -/-5,7 miljoen euro incidenteel (exclusief vermenigvuldiging zekerheidsfactor) Risicoscore: omvang 5
waarschijnlijkheid 3
Calamiteitenonderhoud Programma: Beheer Openbare Ruimte Doelstelling: Veilig en heel Risicocategorie: Middelen Toelichting: De gemeente loopt het risico dat de wegen, kunstwerken, havens, etcetera niet meer in bruikbare staat gebracht kunnen worden. Met het oog op de openbare veiligheid moeten we dan delen afsluiten voor gebruik. Hierdoor kan de bereikbaarheid van de gemeente in het geding komen. Het risico van aansprakelijkheid met het oog op economische en letselschade zal ook toenemen. Met name de achterstand in het baggeren vormt vanwege wettelijke verplichtingen een belangrijke rol in dit risico. Sturing/beheersing: Verminderen Maatregelen: Prioriteit bij het verminderen van het achterstallig onderhoud is de aanpak van onveilige situaties. Door maatregelen bij calamiteiten komt het reguliere vervangingsprogramma onder druk. Netto verwachte omvang: -/- 2,5 miljoen euro structureel Risicoscore: omvang 5
waarschijnlijkheid 3
Uitvoering Wmo Programma: Welzijn Doelstelling: Zelfstandigheid Risicocategorie: Politiek/maatschappelijk Toelichting: In het kader van de WMO zal de gemeente geconfronteerd worden met het risico van kostenstijgingen binnen de zorg (open einde regeling en aanbestedingsrisico). Daarnaast wordt de gemeente verantwoordelijk voor taken, bijvoorbeeld de inrichting van informatie & advies loketten, waarvoor de gemeente vanuit het Rijk niet gecompenseerd wordt. Sturing/beheersing: Vermijden Maatregelen: Actieve kostenbewaking en goede aanbesteding. Netto verwachte omvang: -/- 1,5 miljoen euro structureel Risicoscore: omvang 4
238
waarschijnlijkheid 5
Financiële tekorten bij garantstellingen Programma: Wonen en Monumenten Doelstelling: Behoud en gebruik van monumentale waarden en cultuurhistorische waarden. Risicocategorie: Uitvoering. Toelichting: Het in 2008 door de Willibrordstichting aangevraagde faillissement is door de rechter vernietigd. Er is een exploitatieplan opgesteld voor het kerkgebouw. Naar verwachting zal de Stichting Willibrordus het Nationaal Restauratiefonds melden dat zij (nog) niet in staat zijn tot het betalen van rente en aflossing. Het risico dat de borgstelling door de gemeente van 1,6 miljoen euro voor restauratieleningen (deels) moet worden aangesproken is hiermee aanwezig. Sturing/beheersing: Accepteren. Maatregelen: De financiering is gesplitst. Een deel van 1,3 miljoen euro waarvoor de gemeente direct garant staat en een deel van 0,35 miljoen euro uit het URF. Bij faillissement kan de keuze gemaakt worden om het URF niet aan te vullen. Netto verwachte omvang: -/- 1,25 miljoen euro incidenteel. Risicoscore: omvang 3, waarschijnlijkheid 4. Grondexploitatie Leidsche Rijn Programma: Leidsche Rijn. Doelstelling: Gebiedsontwikkeling. Risicocategorie: Economisch/markt, politiek/maatschappelijk en uitvoering. Toelichting: In de Bestuursrapportage van 1 mei 2009 is gerapporteerd dat het verwachte saldo van de grondexploitatie 20 miljoen euro negatief bedraagt. Voor dit tekort vormen we een voorziening, vanwege de voorschriften in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Deze voorziening vormen we ten laste van de dienstbedrijfsreserve, die daardoor negatief is (zie het onderdeel algemene reserves in paragraaf 3.1.1). Het Projectbureau Leidsche Rijn heeft de opdracht op nul te sturen. Er is een risico dat dit niet lukt. Mocht dit risico zich voordoen en de grondexploitatie sluit na afloop van het project met een tekort af, dan kunnen we de voorziening aanspreken. Daarom is dit risico niet meegeteld in de benodigde weerstandscapaciteit. Voor zover de grondexploitatie de komende jaren verbetert, leidt dit tot een positief effect op de beschikbare weerstandscapaciteit. Door de verbetering van het saldo kan namelijk de getroffen voorziening vrijvallen ten gunste van de dienstbedrijfsreserve, met als gevolg een toename van de beschikbare weerstandscapaciteit. Sturing/beheersing: Verminderen. Maatregelen: Er is een voorziening getroffen voor het verwachte tekort. Los daarvan geldt voor Leidsche Rijn de taakstelling op nul te sturen. Wezenlijke sturingsmogelijkheid is het verantwoord uitstellen van investeringen. Dit leidt tot een lagere rentelast. De opbrengsten ramen we behoedzaam. Als de afzet van woningen, kantoren en bedrijventerreinen volgens de planning verloopt en een marktconform prijsniveau haalbaar is, lijkt een sluitende grondexploitatie eind 2025 haalbaar. Vertragingen in afzet dan wel negatieve prijsontwikkelingen in woning-, kantoren- en/of bedrijventerreinen zullen dit beeld negatief beïnvloeden. Netto verwachte omvang: 0. Risicoscore: omvang 1, waarschijnlijkheid 5. Grondexploitatie Stationsgebied Programma: Stationsgebied. Doelstelling: Werkgelegenheid en economische potentie, leefbaarheid en veiligheid, bereikbaarheid. Risicocategorie: Economisch/markt, politiek/maatschappelijk en uitvoering. Toelichting: De hieronder gepresenteerde risico’s vormen samen een fors risico. Dit wordt naast de omvang en de complexiteit in belangrijke mate veroorzaakt door de startfase waarin dit project zich bevindt. In het algemeen geldt dat de risico’s rond de aannames in (grondexploitatie-)projecten afnemen naarmate het planproces vordert. Bovendien heeft het project een lange looptijd en kennen de deelprojecten wisselende snelheden. Uit de risicoanalyse komen de volgende belangrijke risico’s naar voren (in willekeurige volgorde): Oplopende plan- en VAT-kosten door vertraging in planvoorbereiding en complexiteit projectonderdelen.
• • • • • •
Bruikbare en/of onherroepelijke vergunningen worden niet of te laat afgegeven. Publiekrechtelijke procedures leiden tot vertraging. Te treffen tijdelijke maatregelen tijdens de uitvoering zijn onderschat. In de ontwerpfase Stationsgebied West worden verkeerde uitgangspunten gehanteerd door uitblijven planontwikkeling Westpleintunnel. Aanbestedingen vallen hoger uit dan ramingen in de grondexploitatie. Geraamde opbrengsten in de grondexploitatie worden niet gerealiseerd als gevolg van economische crisis (Van Sijpesteijnkwartier). 239
• • •
Contractuele afspraken kunnen door de gemeente niet tijdig worden nagekomen (onder andere bouwrijp opleveren van kavels). Inpassing van kabels- en leidingentracés in de Nieuwe Stationsstraat en zijstraten. Bereikbaarheid van de (binnen)stad en de bouwplaatsen.
Sturing/beheersing: Verminderen en vermijden. Maatregelen: Zorgvuldig plannen en continu vinger aan de pols houden. Vroegtijdig beginnen met voorbereidende activiteiten,
• • • • • •
zoals bodemonderzoek, archeologisch onderzoek etcetera. Vergunningencoördinator, gerichte communicatie, planaanpassingen met het oog op milieueisen en bezwaren, zorgvuldig processen en procedures doorlopen. Gerichte communicatie, overleg met partijen, prioriteiten stellen, goodwill acties. Planwijzigingen, afwegen startdatum projecten, eventueel nieuwe aanbestedingsprocedures Activeren planontwikkeling Westplein. Zorgvuldige probleemanalyses opstellen evenals faseringsplannen voor de uitvoering.
Netto verwachte omvang: -/- 33,2 miljoen euro incidenteel (exclusief vermenigvuldiging zekerheidsfactor). Risicoscore: omvang 5, waarschijnlijkheid 3.
3.1.3 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen geeft weer in hoeverre de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de geïnventariseerde risico’s (=benodigde weerstandscapaciteit) te kunnen afdekken. In de nota weerstandsvermogen en risicomanagement hanteren we het uitgangpunt dat de beschikbare weerstandscapaciteit minimaal gelijk moet zijn aan de benodigde weerstandscapaciteit. Door de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit op elkaar te delen moet dan een uitkomst van minimaal 1 ontstaan. In ons collegeprogramma zien wij ons echter genoodzaakt een beroep te doen op ons weerstandsvermogen: we accepteren tijdelijk een lagere norm van 0,8. In de voorjaarsnota schrijven we dat met de continuering van de Stationsgebied tot en met 2012 17 miljoen euro extra organisatiekosten zijn gemoeid. We stelden daarbij voor, deze kosten te dekken uit de financiële ruimte die de komende jaren gefaseerd (in vier jaren) vrijvalt door de verwachte afname van de risico's. In de hierboven in paragraaf 3.1.1 berekende beschikbare weerstandscapaciteit van 83 miljoen euro is hiermee nog geen rekening gehouden. In de berekende benodigde weerstandscapaciteit van 80 miljoen euro is wél rekening gehouden met de daling van de risico's van het Stationsgebied en het Muziekpaleis. Daarom verlagen we de berekende beschikbare weerstandscapaciteit eveneens met 17 miljoen euro. De beschikbare weerstandscapaciteit na aftrek van dit bedrag van 17 miljoen euro voor de organisatiekosten van POS komt hierdoor uit op 66 miljoen euro. Weerstandsvermogen =
Beschikbare weerstandscapaciteit
66 = 0,83
Benodigde weerstandscapaciteit
80
Dit betekent dat het weerstandsvermogen voldoet aan de tijdelijk verlaagde norm van 0,8. We stellen daarom voor in 2010 voor de continuering van de Stationsgebied 4,25 miljoen euro (= ¼ deel van 17 miljoen euro) beschikbaar te stellen uit de algemene reserve. Volgend jaar berekenen we opnieuw in hoeverre een deel van de algemene reserve kan vrijvallen voor de dekking van de organisatiekosten van het Stationsgebied. Plan van Aanpak herstel weerstandsvermogen We accepteren voor de korte termijn een verlaagde norm van 0,8, maar houden voor de langere termijn vast aan de in de nota weerstandsvermogen en risicomanagement vastgestelde norm van 1. Om weer op deze norm te komen denken we aan de volgende oplossingsrichtingen: In de voorjaarsnota is rekening gehouden met 21 miljoen euro vrijval van het weerstandsvermogen. Deze vrijval
•
werd ingeboekt in 2009. De begroting 2009 is echter (nagenoeg) sluitend, terwijl de begroting 2010 een tekort laat zien. Voor een evenwichtige verdeling over de jaren is het beter om de vrijval van het weerstandsvermogen in 2010 te laten plaatsvinden in plaats van in 2009. Dit geeft ons ook wat meer tijd voor het uitwerken van ons voorstel om het weerstandsvermogen te herstellen. Wij komen met deze uitwerking bij de actualisatie van de nota
•
weerstandsvermogen en risicomanagement in 2010. Voor de diensten Stadswerken en de Bibliotheek hebben we een Plan van Aanpak vastgesteld om de dienstbedrijfsreserves weer op het minimumniveau te brengen. Voor een deel zijn de daarin genoemde maatregelen verwerkt in deze begroting. Sommige maatregelen vergen nadere uitwerking binnen de diensten. De effecten daarvan verwachten we bij de Verantwoording 2009 of de Voorjaarsnota 2010 te kunnen verwerken.
240
Voor Stadsontwikkeling is eveneens een Plan van Aanpak opgesteld, maar vanwege de aard van de problematiek, achterstallig onderhoud in de bedrijfsvoering, wordt deze mede via dit spoort uitgewerkt. Ook hierbij geldt dat de
• •
effecten van de uitwerking bij de Voorjaarsnota 2010 verwerkt worden. In de risico-inventarisatie zijn enkele risico's opgenomen die verband houden met de kredietcrisis. Wellicht komen op termijn deze risico's weer te vervallen. In de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit hebben we de buffer voor onvoorziene effecten van de kredietcrisis niet meegeteld. Indien blijkt dat deze onvoorziene effecten van de kredietcrisis meevallen, kunnen we de buffer inzetten voor de aanvulling van het weerstandsvermogen.
241
3.2 Onderhoud kapitaalgoederen In deze paragraaf gaan wij in op het onderhoud van kapitaalgoederen en onze voornemens voor 2010 op dit gebied. Uitgangspunt voor deze paragraaf zijn drie meerjarennota’s kapitaalgoederen, die voor de gehele collegeperiode gelden. De nota kapitaalgoederen met betrekking tot het onderdeel Gemeentelijke Gebouwen is door uw gemeenteraad bij de Voorjaarsnota 2007 vastgesteld. De nota’s kapitaalgoederen Openbare Ruimte en Sociale Infrastructuur zijn in november 2007 gelijktijdig met de vaststelling van de Programmabegroting 2008 door u geaccordeerd. Per onderdeel (Openbare Ruimte, Sociale Infrastructuur en Gemeentelijke Gebouwen) geven wij per programma de stand van zaken weer met betrekking tot de kapitaalgoederenvoorraad. In deze paragraaf gaan we dieper in op het onderhoud van de kapitaalgoederen. Voor een nadere toelichting op de vervanging daarvan en de eventuele uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad verwijzen wij u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
3.2.1 Openbare Ruimte Programma Beheer Openbare Ruimte Algemene informatie Doelstelling: De openbare ruimte is functioneel: veilig in gebruik en heel. Beleidskader: Meerjarennota kapitaalgoederen, Openbare Ruimte, 2007 - 2010. Inhoud: We willen de technische staat van de openbare ruimte op orde houden om de functionaliteit te waarborgen, en tegelijkertijd een inrichtingskwaliteit leveren die past bij Utrecht. Dit willen wij bereiken door de technische staat en functionaliteit optimaal te waarborgen. Soort investeringen: Investeringen met een maatschappelijk nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013
1.
Onderhoudslasten
19.520
20.002
20.496
21.002
2.
Vervangingsinvesteringen
42.108
19.641
20.567
21.004
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
61.628
39.643
41.063
42.006
Totaal programma Beheer Openbare Ruimte Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten In het uitvoeringsprogramma van de 'Meerjarennota Kapitaalgoederen 2008 – 2011' is gekozen voor een tweesporen aanpak voor ‘economie en bereikbaarheid’ en ‘woon- en leefomgeving’. Bij bereikbaarheid zetten we in op het onderhoud van de hoofdwegen en hoofdfietsroutes. Bij economie kiezen we voor het aanpakken van wegen en havens in Lage Weide en het aanpakken van het wervengebied, verlichting, verkeersmeubilair en groen in de binnenstad. Voor de woon- en leefomgeving sluiten we aan bij de integrale buurtaanpak in de aandachtswijken Overvecht, Zuilen Oost, Ondiep, Kanaleneiland en Hoograven in het kader van de Krachtwijken.
2.
Vervangingsinvesteringen In 2010 voeren we de projecten uit die voor dat jaar zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma 2008-2011, aangevuld met naar voren gehaalde projecten in het kader van de impuls crisisbestrijding. De toegevoegde projecten zijn onder meer: groot onderhoud aan de Burgemeester Norbruislaan, baggeren van de havens in Lage Weide, groot onderhoud aan 7 bruggen over de Minstroom, renovatie van de Abstederbrug, renovatie van de eerste fase van de kade langs de Vecht en het vervangen van armaturen in woongebieden. Het extra bedrag van 35,6 miljoen euro voor de lage walmuren en de kluismuren hebben we ook verwerkt in de tabel met de volgende fasering: 2 miljoen euro in 2010, 3 miljoen euro in 2011, 3,5 miljoen euro per jaar in 2012 tot en met 2019 en 2,6 miljoen euro in 2020. Indien nodig halen we deze bedragen naar voren door egalisatie via de algemene dekkingsreserve. Voor een nadere toelichting verwijzen we u naar het hoofdstuk Investeringen. 243
3.
Uitbreidingsinvesteringen In dit programma vinden geen uitbreidingsinvesteringen plaats.
Programma Beheer Openbare Ruimte (onderdeel rioleringen) Algemene informatie Doelstelling: De openbare ruimte is functioneel: veilig in gebruik en heel. Beleidskader: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan Utrecht 2007-2010. Inhoud: De belangrijkste onderdelen van het rioleringsplan zijn: de vervanging van 25,2 kilometer riolering, voornamelijk in de wijken Kanaleneiland en Hoograven-Tolsteeg; de bouw van bergbezinkbassins ter sanering van de lozing van afvalwater naar oppervlaktewater; invulling geven aan de nieuwe gemeentelijke zorgplicht voor grondwater (Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken). Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013
1.
Onderhoudslasten
13.905
14.248
14.600
14.961
2.
Vervangingsinvesteringen
17.934
15.020
15.416
15.821
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
31.839
29.268
30.016
30.782
Totaal programma Beheer Openbare Ruimte (rioleringen) Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten Er zijn geen wijzigingen ten opzichte van de in het beleidskader beschreven werkzaamheden. De gegevens van 2011, 2012 en 2013 zijn gebaseerd op een extrapolatie van de cijfers 2010, nadat de mutaties 2009 daarin verwerkt zijn.
2.
Vervangingsinvesteringen De gegevens van 2011, 2012 en 2013 zijn gebaseerd op een extrapolatie van de cijfers 2010, nadat de mutaties 2009 daarin verwerkt zijn. Hierin zijn tevens de effecten verwerkt van de impuls ten behoeve van de vervangingsinvesteringen conform de besluitvorming zoals vermeld in de Voorjaarsnota 2009. Voor een nadere toelichting verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
3.
Uitbreidingsinvesteringen In dit programma vinden geen uitbreidingsinvesteringen plaats.
Programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit Algemene informatie Doelstelling: Betreft alle doelstellingen binnen het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. Beleidskader: Meerjarennota kapitaalgoederen 2007-2010 Openbare Ruimte. Inhoud: Hiervoor verwijzen wij u naar het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. Soort investeringen: Investeringen met een maatschappelijk en/of economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 250
1.
Onderhoudslasten
620
247
343
2.
Vervangingsinvesteringen
2.405
2.555
2.000
55
3.
Uitbreidingsinvesteringen
172.644
5.583
4.999
1.000
175.669
8.385
7.342
1.305
Totaal programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit Bedragen zijn in duizenden euro’s
244
1.
Onderhoudslasten Dit betreft de onderhoudslasten van de parkeergarages en de transferia. Deze lasten worden binnen de parkeerexploitatie gedekt. Het onderhoud is gebaseerd op het in stand houden van de kapitaalgoederen in een redelijke staat.
2.
Vervangingsinvesteringen Ten behoeve van de parkeerexploitatie worden parkeerautomaten, softwareapparatuur en fietstrommels vervangen. Voor een nadere toelichting verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
3.
Uitbreidingsinvesteringen Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
3.2.2 Sociale Infrastructuur Binnen het onderdeel Sociale Infrastructuur gaan we in op de kapitaalgoederen van de programma’s Cultuur, Sport, Onderwijs, Educatie en Bibliotheek, Welzijn, Volksgezondheid, Accommodatiebeleid Maatschappelijk Vastgoed en Leidsche Rijn.
Programma Cultuur Algemene informatie Doelstelling: Productie/broedplaatsen en werkruimten. Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2007 – 2010 Sociale Infrastructuur. Inhoud: Faciliteren van permanente werkruimten voor Utrechtse makers. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 827
1.
Onderhoudslasten
1.482
827
827
2.
Vervangingsinvesteringen
918
0
0
0
3.
Uitbreidingsinvesteringen
961
961
961
961
3.361
1.788
1.788
1.788
Totaal programma Cultuur Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten Het onderhoudsbudget voor (de panden van) het Centraal Museum is sinds het jaar 2008 structureel opgehoogd tot 0,827 miljoen euro. Daarnaast wordt in 2010 nog éénmalig 0,655 miljoen euro beschikbaar gesteld voor achterstallig onderhoud waarmee de onderhoudsproblematiek van het Centraal Museum is opgelost. Het reguliere onderhoud bij gesubsidieerde culturele instellingen wordt geraamd binnen het programma Stedelijke Ontwikkeling en Groen en door de instellingen (via huur) betaald uit subsidiegelden.
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
Programma Sport Algemene informatie Doelstelling: Grote bijdrage aan een attractieve stad door het faciliteren en stimuleren van sport en bewegen en door versterking van het (top)sportklimaat. Utrecht is een dynamische stad waar iedereen meedoet op zijn of haar niveau. Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2007 – 2010 Sociale Infrastructuur. Inhoud: Vaststellen van de noodzaak van investeren in (achterstallig) onderhoud en vervangen van onder andere sportvoorzieningen. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
245
Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013
1.
Onderhoudslasten
2.885
2.885
2.885
2.885
2.
Vervangingsinvesteringen
1.257
480
480
480
3.
Uitbreidingsinvesteringen
7.995
5.495
0
0
12.137
8.860
3.365
3.365
Totaal programma Sport Bedragen zijn in duizenden euro’s
De bedragen 2010 zijn conform de nota Kapitaalgoederen 2007-2010 Sociale Infrastructuur. 1.
Onderhoudslasten Dit betreft de onderhoudslasten die in de reguliere exploitatie van het programma Sport zijn opgenomen voor binnen- en buitenaccommodaties, zwembaden en speeltuinen. Het achterstallig onderhoud met betrekking tot speeltuinen vanuit het programma Jeugd staat in deze paragraaf bij het programma Welzijn.
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
Programma Onderwijs, Educatie en Bibliotheek Algemene informatie Doelstelling: Versterken educatieve infrastructuur. Beleidskader: Nota kapitaalgoederen 2007-2010 Sociale Infrastructuur, Masterplan Primair Onderwijs, Masterplan Voortgezet Onderwijs. Inhoud: Voorzien in adequate huisvesting voor het primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs middels onderhoud, renovatie, vervangende nieuwbouw of uitbreiding. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013
1.
Onderhoudslasten
1.771
1.674
1.674
1.674
2.
Vervangingsinvesteringen
14.374
82.284
5.717
3.905
3.
Uitbreidingsinvesteringen
1.714
427
526
2.924
17.859
84.385
7.917
8.503
Totaal programma Onderwijs Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten Het onderhoudsbudget voor onderwijshuisvesting bedraagt structureel 1,67 miljoen euro. Dit budget is nodig voor het handhaven van een sober en doelmatig onderhoudsniveau en is conform de uitgangspunten van de verordening voorziening huisvesting onderwijs. De exacte invulling van het begrote bedrag leggen we eind 2009 bij het huisvestingsprogramma 2010 voor aan uw gemeenteraad. Volgens het concept programma en overzicht Voorzieningen Huisvesting Onderwijs 2010 van juli 2009 is het benodigde bedrag voor 2010 1,77 miljoen euro. Het benodigde bedrag voor onderhoud kan van jaar tot jaar variëren: het ene jaar meer investeringen, het andere jaar meer onderhoud.
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
246
Programma Welzijn Algemene informatie Doelstelling: Dit betreft alle doelstellingen van het programma Welzijn. Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2007 – 2010 Sociale Infrastructuur. Inhoud: Het mede mogelijk maken van het realiseren van adequate voorzieningen ten behoeve van het gesubsidieerde veld waardoor de door ons gesubsidieerde activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
1.
Onderhoudslasten
1.375
0
0
0
2.
Vervangingsinvesteringen
5.262
2.132
480
480
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
6.637
2.132
480
480
Totaal programma Welzijn
2011
2012
2013
Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten Omdat binnen het programma Welzijn geen onroerend goed wordt geëxploiteerd of voor eigen gebruik wordt gehuurd, zijn er geen reguliere onderhoudsbudgetten opgenomen. Via het programma Welzijn worden de huisvestingslasten van accommodaties van welzijnsinstellingen gesubsidieerd. In deze huisvestingssubsidie zijn ook onderhoudskosten verdisconteerd. Deze subsidie is echter onvoldoende om het achterstallig onderhoud op te heffen. Het opheffen van het achterstallig onderhoud leidt ertoe, dat de welzijnsinstellingen in staat zijn het gewenste onderhoudsniveau in stand te houden. De in 2010 opgenomen onderhoudslasten hebben dan ook betrekking op het achterstallig onderhoud van het gebruikersdeel van welzijnsaccommodaties en speeltuinen.
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. In dit programma zijn geen uitbreidingsinvesteringen geprogrammeerd.
Programma Accommodatiebeleid Maatschappelijk Vastgoed Algemene informatie Doelstelling: Door een goede sociale voorzieningenstructuur faciliteren we de sociale infrastructuur op de thema’s Burgerschap, Kwaliteit van leven en Maatschappelijk evenwicht. Beleidskader: Collegeprogramma 2006-2010/meerjarennota kapitaalgoederen 2007-2010 Sociale Infrastructuur. Inhoud: Een goede sociale infrastructuur bestaat uit voorzieningen die aansluiten bij de vraag vanuit de gebruiker nu en in de toekomst. Het bestaat uit onder andere scholen, buurthuizen, speelvoorzieningen, sportvelden en culturele instellingen, maar ook multifunctionele voorzieningen waarbij meerdere voorzieningen onder een dak verenigd zijn. In het sociaal vastgoed zoeken we afstemming tussen de verschillende programma’s van de sociale infrastructuur te weten Onderwijs, Sport, Welzijn en Cultuur. Ook op het terrein van de stedelijke vernieuwing zoeken we samenhang met de programmering van voorzieningen inclusief het achterstallig onderhoud. Verder blijven we zoeken naar vrijkomende locaties en panden die we kunnen afstoten om zo opbrengsten te genereren. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 0
1.
Onderhoudslasten
0
0
0
2.
Vervangingsinvesteringen
3.000
0
0
0
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
3.000
0
0
0
Totaal programma Accommodatiebeleid Maatschappelijk Vastgoed Bedragen zijn in duizenden euro’s
247
1.
Onderhoudslasten
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Niet van toepassing. Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. In dit programma zijn geen uitbreidingsinvesteringen geprogrammeerd.
Programma Volksgezondheid Algemene informatie Doelstelling: Alle Utrechters en jeugd. Beleidskader: Meerjarennota kapitaalgoederen 2007-2010 sociale infrastructuur. Inhoud: Het onderhoud van kapitaalgoederen ten behoeve van de sociale infrastructuur. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 76
1.
Onderhoudslasten
76
76
76
2.
Vervangingsinvesteringen
400
5.000
0
0
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
476
5.076
76
76
Totaal programma Volksgezondheid Bedragen zijn in duizenden euro’s 1.
Onderhoudslasten Dit betreft het budget voor gebruikersonderhoud voor zes wijkgebouwen voor de Jeugdgezondheidszorg 4-19 jarigen, zeven gebouwen voor Jeugdgezondheidszorg 0-4 jarigen en voor de locatie aan het Jaarbeursplein.
2.
Vervangingsinvesteringen
3.
Uitbreidingsinvesteringen
Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie. Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
Programma Leidsche Rijn Algemene informatie Doelstelling: De voorzieningen afstemmen op de huidige en toekomstige bewoners van Leidsche Rijn. Beleidskader: Referentiekader Voorzieningen Leidsche Rijn en Referentiekader Tijdelijke huisvesting van voorzieningen Leidsche Rijn 2009. Inhoud: In het Referentiekader Voorzieningen Leidsche Rijn zijn het ruimtebeslag, de investeringskosten en de hierbij behorende taakstellende budgetten voor de permanente voorzieningen in Leidsche Rijn vastgelegd. Vooruitlopend op de realisatie van definitieve voorzieningen kan het noodzakelijk zijn voorzieningen tijdelijk te huisvesten. Deze voorzieningen zijn opgenomen in het Referentiekader Tijdelijke huisvesting van voorzieningen Leidsche Rijn. Bij het huisvesten van tijdelijke huisvesting kijken we kritisch naar nut en noodzaak. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 0
1.
Onderhoudslasten
0
0
0
2.
Vervangingsinvesteringen
0
0
0
0
3.
Uitbreidingsinvesteringen
14.115
63.612
0
4.391
Totaal programma Leidsche Rijn
14.115
63.612
0
4.391
Bedragen zijn in duizenden euro’s
248
1.
Onderhoudslasten De onderhoudslasten zijn opgenomen in de betreffende programma’s en moeten gedekt worden binnen het vastgestelde bedrag per inwoner.
2.
Vervangingsinvesteringen De vervangingsinvesteringen dienen te zijner tijd gedekt te worden binnen de betreffende programma’s. Hiervoor stellen we een bedrag per inwoner beschikbaar.
3.
Uitbreidingsinvesteringen Hierbij verwijzen we u naar het onderdeel Investeringsplanning van het hoofdstuk Financiële positie.
3.2.3 Gemeentelijke Gebouwen Het onderdeel gemeentelijke gebouwen heeft betrekking op panden en gronden in beheer van StadsOntwikkeling Vastgoedexploitatie. Dit betreft vooral panden waarin gesubsidieerde instellingen vanuit de programma’s Cultuur en Welzijn en gemeentelijke diensten zijn gehuisvest. Dit maakt onderdeel uit van het programma Stedelijke ontwikkeling en Groen.
Programma Stedelijke Ontwikkeling en Groen Algemene informatie Doelstelling: Verwerven, ontwikkelen en exploiteren van accommodaties. Beleidskader: Meerjarenperspectief Vastgoedbeheer 2009 en verder en Meerjarennota kapitaalgoederen 2007-2010, Gemeentelijke Gebouwen. Inhoud: Het vastgestelde beleid is gericht op de onderhoudsconditie 'redelijk' ten aanzien van alle bouw- en installatiedelen van de panden. Dit betekent dat plaatselijk zichtbare veroudering acceptabel is, maar zodanig dat de functievervulling van de bouw- en installatiedelen niet in gevaar is. Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut. Investeringsprogramma
2010
2011
2012
2013 4.764
1.
Onderhoudslasten
9.558
3.747
6.023
2.
Vervangingsinvesteringen
0
0
0
0
3.
Uitbreidingsinvesteringen
0
0
0
0
9.558
3.747
6.023
4.764
Totaal programma Stedelijke Ontwikkeling en Groen Bedragen zijn in duizenden euro’s. 1.
Onderhoudslasten Op basis van het beleidskader is er een meerjaren planning onderhoud gemaakt. Jaarlijks wordt op basis van inspecties dit meerjarenplan aangepast. Daarnaast vinden er jaarlijks mutaties plaats in de vastgoedportefeuille welke verwerkt worden in het meerjarenplan. De vastgoedportefeuille is vooral gegroeid door het in beheer nemen van de MultiFunctioneleAccomodaties in Leidsche Rijn. De jaarlijkse schommelingen in de onderhoudslasten worden in de begroting opgevangen door middel van de egalisatiereserve onderhoud. Op deze wijze is de exploitatiebegroting van jaar tot jaar stabiel.
2.
Vervangingsinvesteringen Bij het onderhouden en in stand houden van gebouwen worden de installaties of bouwdelen vervangen. Omdat dit niet leidt tot huurverhoging, is met de kosten van vervangingsinvesteringen al rekening gehouden bij de vaststelling van de kostendekkende huurprijs gedurende de hele looptijd van de exploitatie. Door de omvang van de vastgoedportefeuille is het mogelijk jaarlijkse schommelingen in de vervangingsinvesteringen op te vangen binnen de egalisatiereserve onderhoud. Derhalve worden vervangingsinvestering binnen vastgoedbeheer niet geactiveerd waardoor er ook geen rekening gehouden dient te worden met rentelasten.
3.
Uitbreidingsinvesteringen In dit programma zijn geen uitbreidingsinvesteringen geprogrammeerd.
249
3.3 Financiering 3.3.1 Begroting en meerjarenraming Renteontwikkelingen Onder invloed van de kredietcrisis zijn sinds oktober 2008 de verhoudingen op de geld- en kapitaalmarkt drastisch gewijzigd. De interbancaire tarieven op kortlopende leningen liggen op ongekend lage niveaus en ook de tarieven voor langer lopende leningen zijn het afgelopen jaar aanmerkelijk gedaald. Daar tegenover staat dat door de kredietcrisis de markt ook voor overheden liquiditeitsopslagen berekent op de interbancaire tarieven. Deze opslagen zijn vooral van belang voor langer lopende leningen. De rentevisie die de gemeente Utrecht hanteert, is gebaseerd op de verwachtingen van de grote marktpartijen (banken, institutionele beleggers). Voor 2010 verwachten zij een 10-jaars swaprente van ruim 4%. Gevoegd bij de liquiditeitsopslag voor gemeenten van circa 1% (augustus 2009) betekent dit voor 2010 een lange rente van circa 5%. De grote marktpartijen verwachten voorts voor 2010 een rente van circa 1,5% op een 3-maands lening. Deze verwachtingen hebben wij verwerkt in de Programmabegroting 2010. Voor de jaren 2011 en verder wordt een aantrekkende economie verwacht en een daardoor oplopende inflatie. Dit geeft een opdrukkend effect op de rente. De liquiditeitsopslagen echter zullen gaan dalen bij het normaliseren van de bancaire sector. Per saldo gaan we voor 2011 en verder uit van een lange rente van 5% en een korte rente van 3%. Voor concrete geld- en kapitaalmarkthandelingen lopende het jaar herzien we de rentevisie regelmatig. Naast deze aannames voor de externe renteontwikkeling gaan we voor de interne renteomslag uit van 5%. Dit percentage rekenen wij aan de diensten toe over de materiele vaste activa, de financiële vaste activa en het onderhanden werk. Het omslagrentepercentage is, in overeenstemming met de rijksvoorschriften, afgeleid van de rente over de opgenomen rente en de gecalculeerde rente over de beschikbare reserves en voorzieningen. Liquiditeitsbehoefte Medio 2009 hebben wij circa 75 miljoen euro kortlopend gefinancierd tegen ongekend lage percentages (circa 0,25%). In de rest van 2009 en in 2010 neemt de financieringsbehoefte toe als gevolg van: De contractuele aflossingen op de portefeuille langlopende leningen.
• • •
De toename van de gemeentelijke bezittingen als gevolg van de groei van de stad en de realisatie van de daarvoor benodigde gebouwde voorzieningen. Het benutten van bestemmingsreserves en voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld de realisatie van infrastructuur (BOR-fonds) en de bouw van het Muziekpaleis (reserves Stationsgebied).
Voor zover daardoor de wettelijke kasgeldlimiet wordt overschreden zullen langer lopende leningen worden aangetrokken waarbij de looptijd mede wordt afgestemd op de liquiditeitsbehoefte op langere termijn en op het spreiden van renterisico's. Renteresultaat Het verwachte externe renteresultaat neemt af van 3,6 miljoen euro voordelig in 2009 naar 1,1 miljoen euro nadelig in 2010 als gevolg van de verwachte toename van de financieringsbehoefte. Daartegenover staat een stijging van het resultaat van de intern toe te rekenen rente. In de investeringsbudgetten (bijvoorbeeld voor Leidsche Rijn) houden we al rekening met deze rentecomponent. Daarnaast betekent het teruglopen van het BOR-fonds en de reserves Stationsgebied dat we daaraan minder (interne) rente toerekenen. Het afromen van de rentevrije reserves en voorzieningen (reserves en voorzieningen waarover de treasury intern geen rente hoeft te vergoeden) brengt het risico met zich mee dat de rentetaakstellingen in de meerjarenraming niet meer gerealiseerd kunnen worden. Deze worden immers ingezet als intern financieringsmiddel en het teruglopen ervan leidt tot een toename van externe rentekosten waarmee in de exploitatiebudgetten geen rekening is gehouden. In de praktijk blijkt de omvang van deze reserves en voorzieningen moeilijk te voorspellen, mede omdat deze afhankelijk is van de mate waarin nieuwe reserves en voorzieningen – bijvoorbeeld door nog niet bekende nieuwe rijksbijdragen - worden gevormd. Voor zover wij nu kunnen overzien kan de realisatie van de rentetaakstelling voor het eerst in 2011 onder druk komen te staan. Wij houden de vinger aan de pols en zullen eventueel noodzakelijke bijstellingen melden bij de Voorjaarsnota 2010 respectievelijk bij de Programmabegroting 2011.
251
3.3.2 Risicobeheersing Kasgeldlimiet De Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO) maximeert door middel van de kasgeldlimiet de kortlopende schuld (rekening-courantkrediet of kortlopende leningen). De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal ( 1,45 miljard euro ), en bedraagt in 2010 circa 123 miljoen euro . Bij een normale rentestructuur, waarbij de korte rente lager is dan de lange rente, benutten wij bij het aantrekken van financieringsmidden in eerste instantie de kasgeldlimiet voordat wij langlopende financieringsmiddelen aantrekken. Daarvan zal in 2010 naar verwachting sprake zijn. Renterisiconorm De renterisiconorm is een in de Wet FIDO bepaalde norm die stelt dat voor een bedrag van maximaal 20% van het begrotingstotaal (voor Utrecht circa 290 miljoen euro) aan de langlopende geldleningenportefeuille mag worden gewijzigd door herfinanciering of renteherziening. In 2010 wordt een toename voorzien van de lange portefeuille van circa 150 miljoen euro. Renteherzieningen worden niet verwacht. Daarmee blijven de renterisico's op de lange portefeuille ruimschoots binnen de toegestane renterisiconorm. Verstrekte leningen/garanties Eind 2008 bedroeg het totaal aan gegarandeerde geldleningen 1,432 miljard euro. Het overgrote deel heeft betrekking op gegarandeerde leningen aan woningbouwcorporaties die geborgd zijn door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Het beheer van de garanties is een taak van de betreffende gemeentelijke diensten. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is weggenomen door overeenkomsten met diverse banken waardoor de gemeente kan beschikken over omvangrijke kredietfaciliteiten op de lopende rekening-courant. Daarnaast heeft de gemeente te allen tijde een onbeperkte toegang tot de geldmarkt. Debiteurenrisico c.q. kredietrisico De gemeente heeft 175 miljoen euro tot 2013 en 50 miljoen euro tot 2016 aan overtollige middelen weggezet bij de BNG en de RABObank (beiden met de hoogste rating van AAA). Over deze beleggingen loopt de gemeente Utrecht geen kredietrisico. Nieuwe beleggingen voorzien wij de komende jaren niet en mocht deze situatie zich toch voordoen dan zullen wij het huidige behoedzame beleggingsbeleid voortzetten. Wel loopt de gemeente debiteuren-/kredietrisico bij leningen die uit hoofde van de publieke taak zijn verstrekt aan particuliere organisaties zoals bijvoorbeeld Memid (in het kader van de FC Utrecht) of aan gezondheidscentra. Mochten zich bij dit soort leningen problemen voordoen dan zullen wij u daarover afzonderlijk informeren. Koersrisico Bij (verhandelbare) financiële activa (zoals obligaties) bestaat het risico dat deze in waarde verminderen door koersdalingen. Dit risico (dat zowel positief als negatief kan zijn) wordt alleen manifest bij tussentijdse verkoop. Deze situatie voorzien we niet.
3.3.3 Bedrijfsvoering Organisatie De centrale treasurerfunctie is ondergebracht bij de afdeling Financiën van de sector Financiën en Personeel. De uitvoeringsorganisatie van de treasury is vanaf 2008 opgenomen in het servicecentrum Financiële Dienstverlening van de Dienst Ondersteuning. De belangrijkste operationele treasurytaken zijn centraal bij deze onderdelen ondergebracht. Er zijn twee uitzonderingen, namelijk: het verstrekken van leningen in het kader van de schuldhulpverlening door de Kredietbank (DMO);
• •
het verstrekken van (hypothecaire) startersleningen door de dienst Stadsontwikkeling.
Aanbesteding In de tweede helft van 2009 wordt de bancaire dienstverlening voor zover deze nu bij de ABNAMRO is ondergebracht (op onderdelen maken we ook gebruik van de diensten van andere banken) europees aanbesteed. Indien dit deel van de bancaire dienstverlening overgaat naar een andere bancaire partner dan vindt de implementatie daarvan plaats in het tweede kwartaal van 2010. 252
Single Euro Payments Area (SEPA) SEPA gaat ervoor zorgen dat er geen verschillen meer zijn tussen binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen in euro's Door de EC (Europese Commissie) is aan de publieke sector gevraagd om met de invoering van SEPA hiervoor het voortouw te nemen in samenspraak met de EPC (European Payments Council).Inmiddels hebben wij een extern bureau opdracht gegeven om een scan voor ons uit te voeren naar de gevolgen voor onze betaalprocessen. De uitkomst daarvan verwachten we in het najaar van 2009. SEPA is een marktgedreven proces, dat zo kort als mogelijk en zo lang als wenselijk zal duren. De verwachting is dat medio 2013/2014 alle eurolanden SEPA 'proof ' zijn.
3.3.4 Rekenkamerbrief Naar aanleiding van de raadsbesluiten met betrekking tot de rekenkamerbrief 'Uitgezette gelden – in ijzer en beton' merken wij het volgende op: In het najaar van 2009 komen wij met aangepaste regelgeving voor de treasury. De huidige zorgvuldige en
• •
prudente uitzettingspraktijk zullen wij daarin op een passende manier verankeren. In overleg met de gemeentelijke diensten worden de liquiditeitsprognoses verbeterd. Daarbij past de kanttekening dat aan elke liquiditeitsprognose onvermijdelijk onzekerheidsmarges zijn verbonden. Dit heeft te maken met de aanmerkelijke invloed van externe factoren op de uitgaande en inkomende kasstroom. Dit kan te maken hebben de ontvangst van incidentele rijkssubsidies of met juridische procedures respectievelijk met marktfactoren die de feitelijke uitvoering van het investeringsprogramma (inclusief grondexploitaties) beïnvloeden. Ter indicatie: bij een jaarlijkse omzet van circa 1,5 miljard euro (en daarbij behorende uitgaande en inkomende kasstromen) heeft een afwijking van 3% al een effect van 45 miljoen euro. De treasury heeft nu een maal te opereren in een onzekere omgeving, temeer omdat ook de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt
•
moeilijk voorspelbaar zijn. Een en ander vraagt om de nodige flexibiliteit in het strategisch en praktisch handelen. De treasury maakt van elke afgesloten langer lopende leningovereenkomst een transactieverslag en legt dit vast in het leningendossier. De controleerbaarheid van deze transacties is daardoor verbeterd.
253
Bedrijfsvoering Beoogde effecten 2010
Beoogde resultaten 2010
Uitvoering van de
Betalingen zijn in 90% van de gevallen tijdig en correct verricht.
begrotingsprogramma’s is effectief ondersteund. Het totale ziekteverzuim is niet hoger dan 5,7%. Utrechts management is van goede kwaliteit. Het personeelsbestand is jonger en bicultureler van samenstelling. Conform de afspraken met DO (ABU/ICT).
Uitvoering van de
De servicenormen publieksdienstverlening worden in 90% van de
begrotingsprogramma’s is
situaties nageleefd.
klantgericht, ‘duurzaam’ en efficiënt. 80% van de medewerkers is beoordeeld volgens de RGWsystematiek. Realisatie van 250 stageplaatsen. Invoering van aangepaste financiële spelregels.
De toekomstige gemeentelijke
De benoemde, kritische projecten van de organisatieontwikkeling
bedrijfsvoering faciliteert de
hebben de afgesproken voortgang.
ambities van de stad. De benoemde, kritische projecten van de organisatieontwikkeling hebben goede (tussen)resultaten geboekt.
254
3.4 Bedrijfsvoering 3.4.1 Gemeentebrede bedrijfsvoering Algemene doelstelling We willen als gemeente ons werk goed doen. De gemeentelijke bedrijfsvoering heeft daarbij een onmisbare, ondersteunende, richtinggevende en innoverende functie. Voldoende geld, voldoende medewerkers met de goede competenties en goede informatievoorziening zijn onontbeerlijk om ons werk goed te doen. Dit verzorgen is een zaak van de diensten en het concern. Daarnaast willen we dat de gemeentelijke bedrijfsvoering richting geeft aan de primaire processen. We willen dat de uitvoering van de primaire processen voldoet aan bepaalde eisen: klantgericht, duurzaam en efficiënt. Verschillende ontwikkelingen in en om de gemeente nopen ons bovendien de gemeentelijke bedrijfsvoering te innoveren. Het Nationaal Uitvoeringprogramma Betere Dienstverlening en E-overheid (NUP), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), de Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen, de EU-dienstenrichtlijn, en de bouw van het Stadskantoor zijn de belangrijkste ontwikkelingen, naast bijvoorbeeld de CAO-afspraken en de eigen Utrechtse ambities op de terreinen Publieksdienstverlening, Deregulering en HRM. ICT, digitalisering, internet en intranet, procesinnovatie maar ook HRM ondervinden gevolgen van deze ontwikkelingen. Wij zijn een aantal projecten gestart om de gemeentelijke bedrijfsvoering in de goede richting te innoveren. Van de realisatie van de bovengenoemde voornemens stellen wij ons regelmatig en expliciet op de hoogte via voortgangsrapportages en verantwoordingsgesprekken. Zo nodig sturen wij de realisatie bij. We hebben echter meer bedrijfsvoeringsafspraken gemaakt dan in deze Paragraaf Bedrijfsvoering staan. Om onwenselijke bureaucratie te voorkomen, monitoren we de realisatie van deze afspraken weliswaar actief, maar minder frequent en meer op afstand. Dat gebeurt bijvoorbeeld via Personeel in Cijfers, maar ook via andere managementrapportages en het uitvoeren van audits. Effectdoelstelling 1 De uitvoering van de begrotingsprogramma’s is effectief ondersteund Wij willen dat de bedrijfsvoering in zijn personele, financiële, organisatorische en informatietechnische aspecten, de uitvoering van begrotingsprogramma’s effectief ondersteunt. Daarvoor formuleren wij de volgende prestaties. Indicator
Toelichting
Doelstelling 2010
Betaalbaar-
De betalingen die we op grond van facturen en aangegane
De betalingen zijn in 90% van de
stellingen
verplichtingen dienen te verrichten, moeten tijdig en correct
gevallen tijdig en correct.
Financiën
geschieden. Daarmee blijft we een betrouwbare partner. Personeel Ziekteverzuim
We willen het verzuim verder terugdringen, omdat het de
5,7% inclusief langdurig verzuim
kwaliteit van de dienstverlening nadelig beïnvloedt (en tot
(2008: 6,3%, augustus 2009 5,9%).
meerkosten leidt). Het verzuim is de laatste jaren al fors gedaald. Toch heeft Utrecht een verzuim dat nog boven het landelijke gemiddelde ligt. Wij gaan op basis van een nieuwe norm verder met het verminderen van het verzuim door meer aandacht te besteden aan verzuimpreventie en het management nog beter toe te rusten.
255
Indicator
Toelichting
Doelstelling 2010
Kwaliteit
Goed gemotiveerd personeel is een voorwaarde voor goed
Na elke benoeming van een (voor de
management
presteren. De dominante factor bij werknemerstevredenheid
gemeente) nieuwe leidinggevende,
is vaak het oordeel van de personeelsleden over de kwaliteit
volgt deze een leergang van de UMS.
van hun leidinggevende(n). Dit vergt dat leidinggevenden
(2008: 19).
over de juiste kennis en kunde beschikken. Elke nieuwe leidinggevende volgt de leergangen van de Utrechtse Management School (UMS) om kennis te krijgen van de Utrechtse managementinstrumenten én om meer zicht te krijgen op de Utrechtse organisatie. Diversiteit
Utrecht wil door een grotere diversiteit binnen het personeelsbestand op het gebied van leeftijd en afkomst zorgen voor: een betere relatie met de klanten;
• het percentage personeelsleden
met een biculturele achtergrond is eind 2010 ruim 15% (2008: 13,5%);
• • extern vervulde vacatures in schaal 10 en hoger zijn voor 20% vervuld • een versterking van het innovatievermogen; • het voorkomen van continuïteitsproblemen wanneer grote met mensen met een biculturele hoeveelheden medewerkers met pensioen gaan. achtergrond (2008: niet bekend); • 30% van de vacatures die extern worden aangeboden vervullen met
mensen jonger dan 30 (2008: geen doelstelling, percentage jongeren in dienst steeg met 29%);
• 2 traineetrajecten gestart (2008: 1; 2009: 1).
ICT Beschikbaarheid
Bedrijfskritische informatiesystemen zijn essentieel voor het
Conform de respectievelijk afspraken
gemeentebrede
goed functioneren van de organisatie. Als gemeentebrede
met de dienst ondersteuning. (2008:
bedrijfskritische
bedrijfskritische systemen zijn gedefinieerd: de mail- en telefoniesystemen;
niet conform).
ICT
• • www.utrecht.nl; • het intranet; • het bedrijfsnetwerk (Domstadomgeving); • het financiële informatiesysteem (SAP); • het personeelsinformatiesysteem (PIMS); • het digitale archief (Corsa).
Effectdoelstelling 2 Uitvoering van de begrotingsprogramma’s is klantgericht, ‘duurzaam’ en efficiënt Aan de uitvoering van de begrotingsprogramma’s geven we een bepaalde richting: Klantgericht. We willen een klantvriendelijke gemeente zijn. Daar innoveren we de komende jaren flink voor. Maar
• •
er is ook al het een en ander gereed. De Utrechts servicenormen zijn al afgesproken voor 2009 en we willen daar ook in 2010 naar handelen. Duurzaam. We vinden het belangrijk dat we een goede werkgever te zijn en blijven. Een werkgever die oog heeft voor de mogelijkheden en behoeften van zijn medewerkers om de continuïteit te waarborgen. Dat verschaft ons een aantrekkelijkere positie op de arbeidsmarkt. De Resultaat Gericht Werken (RGW)-systematiek is hiervoor een essentieel hulpmiddel. We voeren hier een werknemerstevredenheidsonderzoek naar uit. We richten daarnaast de blik op de toekomstige medewerkers. Daarom, en vanwege onze voortrekkersrol in het maatschappelijk
•
verantwoord ondernemen, bieden we wederom zowel stages als traineeschappen aan. Efficiënt. Tenslotte vinden we efficiëntie van groot belang. Zowel vanuit het principe, als vanuit de noodzaak, is het van belang dat we doelmatig opereren. Dat is in de programmabudgetten verwerkt. We zien er in 2010 en verder op toe dat die budgetten correct worden besteed zodat onder andere de besparingstaakstellingen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Overigens treffen we langs de weg van innovatie (zie effect 3) nog vele andere maatregelen die zijn gericht op grotere efficiëntie (bijvoorbeeld standaardisatie, procesverbetering, digitalisering).
256
Indicator
Toelichting
Doelstelling 2010
Utrecht heeft in 2008 de servicenormen voor beantwoording
Ultimo 2010 naleving in
van post, e-mail en telefoon en de bejegening van bezoekers
90% van de gevallen voor
aan de balie afgesproken. De norm vergt dat in 2009 wordt
alle servicenormen. (2008:
gewerkt aan het vervullen van een aantal gemeentebrede
80%)
PDV Servicenormen
randvoorwaarden, in ieder geval: opschonen en vervolgens borgen van medewerkergegevens en verbeteren afhandeling post. Personeel Resultaatgericht
Utrecht verwacht van zijn leidinggevenden dat ze de door het
Met 80% van de
werken
bestuur geformuleerde doelen op een verantwoorde manier
personeelsleden is een
met hun mensen omzetten in resultaten. Dat faciliteert de
resultaatafspraak gemaakt
continuïteit. Voor leidinggevenden is RGW: hét
en een
sturingsinstrument, hét instrument om aandacht te besteden
beoordelingsgesprek
aan professionele ontwikkeling en hét
gevoerd (2008: 50%)
beoordelingsinstrument. Bovendien is het een noodzakelijke basis voor rechtspositionele besluiten. Of het nu gaat om ontslag of een vorm van prestatiebeloning. Stages
Utrecht wil sociaal verantwoord ondernemen en het
Minimaal 250
aanbieden van stageplaatsen hoort daarbij. Bovendien
stageplaatsen (waarvan:
kunnen wij als stage-instelling ons imago als werkgever
150 aan leerlingen van het
onder jongeren in positieve zin beïnvloeden.
VMBO, VSO, MBO niveau 1 en 2, en (zo mogelijk) meer dan 50 aan inburgeraars). (2008: 386)
Financiën Scherper begroten
Voor de realisatie van de met ingang van 2009 benodigde
Invoering van aangepaste
besparingen hanteren we een vijftal sporen. De maatregel
financiële spelregels.
'scherper begroten' maakt hier onderdeel van uit. Deze maatregel voorziet in een aanpassing van de financiële spelregels aan. Met de nieuwe spelregels wordt een solide dekking van benodigde bedragen gewaarborgd en wordt scherper begroot. We zijn hiermee in 2009 gestart en voeren de aangepaste spelregels in 2010 in. Effectdoelstelling 3 De toekomstige gemeentelijke bedrijfsvoering faciliteert de ambities van de stad. De gemeente heeft een bedrijfsvoering nodig die de ambities van de stad helpt waar te maken. Daarvoor denken we aan het volgende: vernieuwing van de dienstverlening en minder administratieve lasten (dit is onderhanden werk, verschillende
• • •
projecten zijn al uitgevoerd, verschillende staan nog op stapel onder andere omdat Utrecht zich verbond aan het NUP voor betere digitale dienstverlening); een ‘nieuwe manier van werken’ als voorbereiding voor het betrekken van het Stadskantoor; ‘basis op orde’: tal van initiatieven voor basisfaciliteiten voor de gemeentelijke organisatie, veelal als gevolg van achterstallig onderhoud.
We werken in 2010 op samenhangende wijze aan bovenstaande onderwerpen door binnen de mogelijkheden die daarvoor zijn.
257
In 2010 streven we de volgende doelen na: Project
Omschrijving/resultaat
Vernieuwing dienstverlening 14030
In het NUP is afgesproken dat alle 100.000+ gemeenten een klantcontact-centrum inrichten dat
(Antwoord ©)
aangesloten is op 14+netnummer waar tevens informatie over producten van provincies en
E-loket
Het e-loket neemt een centrale plaats in in de verbeterde dienstverlening van Utrecht. Via het e-
waterschappen is te verkrijgen. loket kan de burger 24 uur per dag, 7 dagen in de week diverse gemeentelijke producten afnemen, afspraken maken voor bijvoorbeeld ondertrouw (via de afspraken module) en informatie opvragen. Naast het e-loket blijft de gemeente goed bereikbaar via post, telefoon en balie (multichanneling). We streven er naar de burger in 1x te helpen (one stop shopping), waar hij/zij ook aanklopt. Het e-loket is nodig om tot een betere dienstverlening te komen en voor het nakomen van afspraken in het kader van het NUP. Daarnaast is het nodig voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen voortvloeiend uit de EU-dienstenrichtlijn. Eind 2010 willen we het e-loket hebben geopend voor de belangrijkste diensten. Productservice-
Gemeentelijke producten (bijvoorbeeld vergunningen of bezwaarschriften) moeten natuurlijk
normen
voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen (bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht (AWB), de Wet ‘dwangsom bij niet tijdig beslissen’, en de WABO). We willen al gedurende 2010 aan de wettelijke verplichtingen voldoen. We bezien daarom onder andere: Bezwaarschriften: het terugdringen van de afhandelingstijd van een bezwaarschrift en
• • • •
toepassing van premediation. WABO: De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de Wet Ruimtelijke Ordening en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen nopen tot het verbeteren van de werkprocessen voor één omgevingsvergunning. Het streven is een eenvoudiger vergunningverlening. WRO: De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat ruimtelijke instrumenten in digitale vorm beschikbaar moeten worden gesteld. Nader te benoemen werkprocessen die verband houden met productservicenormen.
Deregulering
De Algemene Plaatselijke Verordening en diverse andere regelgeving bezien we uiterlijk begin
APV en overige
2010 op mogelijkheden voor deregulering. Op grond daarvan is besloten tot het treffen van
regelgeving
verschillende maatregelen. De uitvoering daarvan is uiterlijk medio 2010 gestart.
ICT-
Basisregistraties: Utrecht heeft zich geconformeerd aan het NUP om diverse basisregistraties in te
ondersteuning
richten. In 2009 zijn cq. worden een aantal basisregistraties opgeleverd met aansluiting op het
verbeterde
landelijk stelsel van basisregistraties conform wettelijke normen en een daarvoor bij de gemeente
dienstverlening
ingerichte organisatie en applicatie. Het betreft: de basisregistratie Personen (GBA), de Registratie Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Eind 2010 willen we ook de Basisregistratie Topografie (BRT), de Basisregistratie Kadaster (BRK) en de Basisregistratie Bevolking opgeleverd hebben. Overheidsservicebus (OSB): Dit verbetert de dienstverlening via een e-loket en faciliteert éénmalige gegevensverstrekking (burgers hoeven eenmaal aan de gemeente verstrekte gegevens niet nogmaals te verstrekken). De werkprocessen van diensten kunnen bovendien via de OSB efficiënter verlopen. De OSB completeren we in 2010. Ook de 'deployment' ervan moet dan het geval zijn. DigiD Burger: DigiD is het gemeenschappelijke digitale authenticatiesysteem voor overheden. We implementeren thans de DigiD-techniek en starten eind 2010 met het gebruik. Burgerservicenummer: In 2010 is geregeld dat het BSN efficiënt en betrouwbaar uitwisselen van persoonsgegevens tussen burger en overheid mogelijk maakt, onder andere voor alle basisregistraties, met minder administratieve lasten en identiteitsfraude tot gevolg. Afsprakenmodule: Een systeem waarin mensen afspraken kunnen maken met de gemeente via alle kanalen van het KlantenContactCentrum (ook vanuit huis via de website; het e-loket). De burger kan bijvoorbeeld via de website een outlookagenda raadplegen om een afspraak in te plannen voor ondertrouw en daar bovendien de relevante informatie voor krijgen. Dit systeem hebben we eind 2010 gereed als onderdeel van het e-loket.
258
Project
Omschrijving/resultaat
Nieuwe Manier van Werken Visie NMW
We hebben een visie op Utrechts werkgeverschap, inclusief Nieuwe Manier van Werken (NMW). De visie definieert de projecten op het terrein van NMW, bijvoorbeeld: HRM (met name de stijl van leiding geven).
• • • • • • • • • •
Chat & Videoconferencing. Actualiteit Bureaublad. Intranet. Digitaal werken. Documentaire informatievoorziening. United Communications. Clean Desk Policy. NIPAG. Bewustwording van NMW.
Implementatie
We beschikken medio 2010 over een plan voor gefaseerde uitvoering van gedefinieerde projecten
NMW gestart
zodat sturing daarvan mogelijk is. De uitvoering daarvan starten we ook in 2010.
Nieuwe
In 2010 hebben we zicht gekregen op de wensen ten aanzien van een nieuwe
Samenwerkingso
samenwerkingsomgeving (Intranet) en hebben die aanbesteed.
mgeving Basis op orde Achterstallig onderhoud
We hebben de volgende vormen van achterstallig onderhoud in de organisatie weggewerkt: Standaardisatie: Het gebruik van gegevens en toepassing van applicaties gaat volgens
•
vastgestelde standaarden, dan wel is er een planning opgesteld gericht op uitfaseren van afwijkingen hierop.
ICT
Financiën
• Continuïteit: De Quick Wins uit plan van aanpak zijn behaald. • Basiswerkplek: de kritieke prestatie-indicatoren (KPI) zijn vastgesteld. • Performance van de basiswerkplek op basis van de vastgestelde KPI’s is overeenkomstig de vast te stellen norm. • Standaardisatie (reductie van het aantal applicaties). • We hebben beleid opgesteld voor de positie van open-sourcesoftware binnen Utrecht. • We zijn gestart met de infrastructuur voor digitale dienstverlening en digitaal werken. • Het functioneel beheer van concernvoorzieningen is operationeel in zijn nieuwe organisatie. We zijn najaar 2010 in control voor wat betreft: • Verplichtingen. • Facturen. • Managementrapportages.
259
3.4.2 Budgetten 2010 Interne dienstverlening In onderstaande tabel zijn de budgetten weergegeven die voor 2010 beschikbaar zijn voor de interne dienstverlening, dit bestaat uit concernoverhead en de 7 verschillende servicecentra. De concernoverhead omvat activiteiten ten behoeve van de concernsturing en –beheersing. Deze zogenoemde concerntaken zijn ondergebracht bij de Bestuursen Concerndienst. De ondersteunende activiteiten worden uitgevoerd in de 7 verschillende servicecentra binnen de Dienst Ondersteuning. De in de tabel weergegeven bedragen betreffen de bedragen die voor de basis dienstverlening via de kostentoerekeningssystematiek van de gemeente Utrecht worden doorverdeeld naar de diverse inhoudelijke programma's. Daarbij is geen rekening gehouden met bijdragen uit het budget Organisatie 2010 (2,1 miljoen euro voor het herstellen van achterstanden in de bedrijfsvoering) en voor Catharijnenet (0,5 miljoen euro). Er is ook geen rekening gehouden met maatwerkopdrachten die door de verschillende servicecentra in opdracht van andere organisatieonderdelen worden uitgevoerd. Bedrijfsvoeringsactiviteiten
Actuele begroting 2009
Begroting 2010
Concernoverhead
16.123
15.662
ABU
11.183
11.200
Communicatie
7.175
7.115
PSA/HRM
4.250
4.313
FD
5.665
5.139
DIV
4.259
4.323
15.459
15.390
630
638
64.744
63.780
Facilitair Bedrijf Bureau Aanbestedingen Totaal Bedragen zijn in duizenden euro's
In afwijking van de werkwijze op andere onderdelen uit de Programmabegroting 2010 is in de tabel niet de nominale begroting 2009 opgenomen, maar de actuele begroting. Dit is gedaan om een betere vergelijking tussen de jaren 2009 en 2010 te kunnen maken: in de nominale begroting 2009 waren de budgetten voor de servicecentra HRM (onderdeel ARBO-dienstverlening), Facilitair bedrijf en Documentaire Informatievoorziening nog niet overgeheveld vanuit de vakdiensten naar de dienst Ondersteuning. Deze servicecentra waren weliswaar in (de loop van) 2008 ingesteld, maar de administratieve uitwerking daarvan heeft bij de Bestuursrapportage 2009 plaatsgevonden. Ook in 2009 is er gewerkt aan een verdere bundeling van ondersteunende activiteiten: het servicecentrum HRM zal, naast de taken die dit servicecentrum uitvoert op het gebied van salarisadministratie en arbodienstverlening, voor een aantal gemeentelijke diensten de P&O-adviestaken gaan uitvoeren. De voorbereidende activiteiten daarvoor zullen in het laatste kwartaal 2009 gereed komen.
260
3.5 Verbonden partijen Verbonden partijen zijn rechtspersonen waarmee de gemeente een bestuurlijke en financiële band heeft. Dit zijn onder andere gemeenschappelijke regelingen en vennootschappen die een publiek belang behartigen en waarvan de aandelen geheel of gedeeltelijk in het bezit van de gemeente zijn. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een of meer zetels in het bestuur van de participatie en/of het hebben van stemrecht. Financieel belang is er wanneer de gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld en die kwijt is in geval van faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente. De belangrijkste verbonden partijen van de gemeente in 2010 komen hierna aan de orde. Afvalverwijdering Utrecht (AVU) Doel: Deze gemeenschappelijke regeling heeft tot doel een doelmatige en uit een oogpunt van milieuhygiëne verantwoorde wijze van overslag, transport en verwerking van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen. Betrokkenen: Alle gemeenten binnen de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden door en uit de provinciale staten, twee leden door en uit de gemeenteraad van Utrecht (daaronder begrepen de voorzitter van de gemeenteraad), één vertegenwoordiger per deelnemende gemeente (met uitzondering van de stad Utrecht) door en uit de gemeenteraden, de voorzitter van de gemeenteraad daaronder begrepen. Financieel belang: De AVU sluit contracten af met verwerkers voor het transport en de verwerking van diverse afvalstromen. De kosten worden op basis van de werkelijke aangeboden gewichten bij de deelnemende gemeenten in rekening gebracht samen met een opslag voor de apparaatskosten. Voor 2010 wordt op basis van de begroting 14,373 miljoen euro- (exclusief BTW) bij de gemeente Utrecht in rekening gebracht. Doordat de AVU geen weerstandsvermogen heeft is de aansprakelijkheid van de gemeente Utrecht echter in theorie niet gelimiteerd. Ontwikkeling: De AVU ontwikkelt voortdurend initiatieven om aan haar doelstellingen te voldoen. Daarnaast worden steeds meer kleine deelstromen door de AVU in raamcontracten ondergebracht. NV Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) Doel: De BNG is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt de BNG bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. Daarmee is de bank essentieel voor de publieke taak. De strategie van de bank is gericht op het behouden van substantiële marktaandelen en het handhaven van een excellente kredietwaardigheid (Triple A). Betrokkenen: Overheden en instellingen op het gebied van volkshuisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en openbaar nut (publieke sector). Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht heeft geen zetel in het bestuur en de raad van Commissarissen van de BNG. De gemeente heeft als aandeelhouder wel stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders. Financieel belang: De bank is een structuurvennootschap. De Staat is houder van de helft van de aandelen, de andere helft is in handen van gemeenten, provincies en een waterschap. De gemeente Utrecht bezit 763.074 aandelen van € 2,50 per aandeel (1,38% van het totaal). Ieder jaar keert de bank een dividend uit dat gefixeerd is op 50% van de netto winst. Ontwikkeling: Ook de BNG ontkomt niet aan een aantal gevolgen van de crisis, echter in belangrijk mindere mate dan andere partijen. In een onzekere markt zullen toekomstige resultaten lager uitvallen, mede door de waardeontwikkeling van de vaste activa. De hogere financieringslasten ten gevolge van de extra uitkering aan de aandeelhouders van 500 miljoen euro over 2007 klinken hierin door. Andere oorzaken zijn het uitlopen van leningen met relatief hoge marges, de aanhoudende lage lange rente en het op grond van de vlakke rentecurve prudente positiebeleid. Bestuur Regio Utrecht (BRU) Doel: Het BRU vervult taken op het gebied van wonen, werken, mobiliteit, milieu en de ruimtelijke inpassing daarvan. Het gaat om taken en vraagstukken die niet 'ophouden' bij de gemeentegrens en daarom samenwerking vereisen tussen de gemeenten in de regio. De samenwerking in BRU-verband is per 1 januari 2006 gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen plus (Wgr+). Het BRU is één van de zeven zogenoemde Wgr-plus regio’s. Betrokkenen: De gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Maarssen, Nieuwegein, Utrecht, Vianen, IJsselstein en Zeist.
261
Bestuur: Alle BRU-gemeenten zijn vertegenwoordigd in het dagelijks en algemeen bestuur. Het algemeen bestuur telt 34 zetels, waarvan 10 voor de gemeente Utrecht. Het dagelijks bestuur telt 11 zetels (inclusief de voorzitter), waarvan er 3 voor Utrecht zijn. De burgemeester van Utrecht is voorzitter van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur. Financieel belang: Met ingang van 2009 is de gemeentelijke afdracht aan het BRU geregeld via een regiobijdrage. De begroting en afdracht van deze bijdrage gaat uit van het aantal inwoners. De regiobijdrage 2010 is vastgesteld op € 3,55 per inwoner. De totale regiobijdrage wordt voor 2010 2,.172 miljoen euro. De Utrechtse bijdrage voor 2010 zal 1,038 miljoen euro zijn. Naast deze regiobijdrage krijgt het BRU ook geld van het Rijk, vooral voor taken op het gebied van verkeer en vervoer. In totaal omvat de BRU-begroting in 2010 een bedrag van circa 123 miljoen euro. Ontwikkeling: In maart 2010 zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Voor het BRU betekent dit dat er in juni 2010 een nieuw algemeen en dagelijks bestuur benoemd zal worden. Het BRU introduceert in 2010 de Regionale Agenda Nieuwe Stijl. Dit is als het ware een programma-akkoord van het algemeen bestuur van het BRU, voor de nieuwe bestuursperiode van vier jaar. De Regionale Agenda Nieuwe Stijl wordt met name vormgegeven op basis van het BRUoverdrachtsdocument en de college-akkoorden van de deelnemende gemeenten van het BRU. De doelen van de Regionale Agenda zijn het bepalen van de koers van het BRU voor de komende bestuursperiode, het vergroten van de bestuurlijke betrokkenheid en het verbeteren van de sturingsmogelijkheden van bestuur en management van het BRU. Houdstermaatschappij Gasbedrijf Centraal Nederland (GCN) Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco). Betrokkenen: De gemeenten Utrecht en Amersfoort, evenals de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor 47,5% een belang in de vennootschap. Ontwikkeling: De vennootschap heeft in 2003 haar aandelen in REMU NV in eigendom overgedragen aan NV Eneco. Aan de gemeente Utrecht kan nog een nabetaling plaatsvinden van naar verwachting circa 1,8 miljoen euro, als Eneco zich vóór 31 december 2010 verder privatiseert. Grondexploitatiemaatschappij (GEM) Beheer BV Kanaleneiland Doel: Bevordering van stedelijke herstructurering, het optreden als beherend vennoot van de commanditaire vennootschap, het kopen en verkopen van onroerende zaken en het (doen) ontwikkelen, realiseren en (tijdelijk) beheren van projecten, het (doen) financieren, ook door middel van het stellen van zekerheden, van derden, het verkrijgen van financiering, het plaatsen van gelden á deposito. Betrokkenen: gemeente Utrecht, Mitros Aska Beheer BV, Portaal Holding BV en Proper-Stok Groep BV Bestuurlijk belang: Aandeelhouders benoemen gezamenlijk de directeur van de vennootschap, die vervolgens moet opereren binnen het tussen partijen overeengekomen directiereglement. Financieel belang: De geldstromen lopen via deze vennootschap vanaf de GEM Kanaleneiland CV. Ontwikkeling: Is terug te vinden onder het programma Utrecht Vernieuwt en in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties. Grondexploitaitemaatschappij (GEM) Kanaleneiland CV Doel: Bevordering van stedelijke herstructurering, ontwikkeling en realisatie van onroerende zaken in het gebied dat wordt begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal en het centrumgebied Kanaleneiland, een en ander volgens de op 28 maart 2006 tussen partijen (zie hieronder bij betrokkenen) gesloten samenwerkingsovereenkomst 'Realisatie Vernieuwingsplan Centrumgebied Kanaleneiland'. Betrokkenen: De gemeente Utrecht, stichting Mitros, stichting Portaal en Proper-Stok Groep BV en GEM Beheer BV. Bestuurlijk belang: De gemeente wordt vertegenwoordigd door de directeur van Utrecht Vernieuwt BV. Financieel belang: De gemeente heeft net als de overige betrokkenen 1,0 miljoen euro bijgedragen aan het eigen vermogen. Ontwikkeling: Is terug te vinden onder het programma Utrecht Vernieuwt en in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties. Utrecht Vernieuwt BV Doel: Het als commanditaire vennoot deelnemen in commanditaire vennootschappen dan wel uit andere hoofde participeren in publiek-private-samenwerkingsverbanden die de herstructureringsopgave van de gemeente Utrecht ten doel hebben, het beheren van vermogen en het beleggen van gelden in onroerende zaken, aandelen en obligaties, het kopen en verkopen van onroerende zaken. effecten en andere goederen, het (doen) financieren, ook door middel van het stellen van zekerheden, van andere personen en ondernemingen. Betrokkenen: De gemeente Utrecht is 100% aandeelhouder van de BV. Bestuurlijk belang: Realiseren stedelijke herstructurering, ontwikkelen krachtwijken. 262
Financieel belang: Via Utrecht Vernieuwt BV participeert de gemeente Utrecht als stille vennoot in de GEM Kanaleneiland CV. Ontwikkeling: Is terug te vinden onder het programma Utrecht Vernieuwt en in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties. Het Utrechts Archief (HUA) Doel: Het in goede en geordende staat acquireren, bewaren, beheren en ter beschikking stellen van archieven voor de provincie en de gemeente Utrecht. Betrokkenen: De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de gemeente Utrecht. Bestuur: Het bestuur van HUA bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De gemeente wijst drie leden van het algemeen bestuur aan, waaronder in ieder geval het lid van het college van B en W belast met de portefeuille archiefzaken. Dit is in het huidige college de burgemeester. Drie leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de minister van OC&W, waaronder in ieder geval de algemene rijksarchivaris. De voorzitter van het algemeen bestuur is het lid van het college van B en W dat belast is met de portefeuille archiefzaken, thans de burgemeester. Het dagelijks bestuur bestaat in de praktijk uit het algemeen bestuur. Financieel belang: Alle uit deze gemeenschappelijke regeling voortvloeiende kosten worden onder aftrek van inkomsten paritair door het bestuur van de gemeente en de minister gedragen. De reguliere gemeentelijke bijdrage 2010 bedraagt 2,441 miljoen euro. Ontwikkeling: In 2008 is het nieuwe pand van Het Utrechts Archief aan de Hamburgerstraat geopend voor de publieksfunctie. Hierdoor is er meer aandacht voor exposities, ontvangsten, lezingen, rondleidingen, internettoepassingen etcetera en moet het archief beter ingebed worden in het culturele leven van de stad en van de provincie. Het gebouw aan de Alexander Numankade blijft in gebruik voor de beheersactiviteiten en voor raadpleging van originelen. Dit gebouw wordt in 2009 en 2010 gerenoveerd. Personeel en archieven worden dan tijdelijk elders gehuisvest. In 2009 zijn overleggen gestart tussen het ministerie van OC&W met onder meer IPO en VNG over mogelijke decentralisatie van de rijksverantwoordelijkheid voor de Regionale Historische Centra (HUA is zo'n centra) naar de provinciale overheden. Recreatieschap Stichtse Groenlanden Doel: De gemeente concentreert vanaf 2004 de bestuurlijke aandacht voor het buitengebied op het werkgebied van het recreatieschap Stichtse Groenlanden. Hierbinnen ligt het grootste en directe recreatieve belang voor de inwoners van de stad. Ook vindt de groei van de stad (Leidsche Rijn) vooral plaats grenzend aan en deels in het werkgebied van dit schap. Met de groei van dit nieuwe stadsdeel hangt een toenemende behoefde aan recreatievoorzieningen samen. Belangrijke ontwikkelingen die plaatsvinden zijn uitbreiding van recreatie in het Noorderpark (Ruigenhoek) en de aanleg van de 1e fase voor Haarzuilens en recent de opening van de Laagravense Plassen. Betrokkenen: Gemeentebesturen van Utrecht, Nieuwegein, Maarssen, Woerden, Houten, IJsselstein, Lopik, De Bilt en het bestuur van de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeenten wijzen elk twee leden van het algemeen bestuur aan. Tenminste één van deze leden dient lid te zijn van het college van B en W. Ook de provincie wijst twee leden van het algemeen bestuur aan, waarvan er één lid dient te zijn van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Elk lid heeft een stem. Het algemeen bestuur benoemt uit haar midden de leden van het dagelijks bestuur. Financieel belang: De bijdrage van de gemeente Utrecht bedraagt in 2010 0,861 miljoen euro zijnde 32,93% van het exploitatietekort van 2,614 miljoen euro. Ontwikkelingen: De werkzaamheden lopen voorspoedig, behalve bij de Nedereindse Plas. Hier zorgt de bodemsanering (inmiddels uitgevoerd) voor een vertraging in de oplevering als recreatiegebied. Plassenschap Loosdrecht Doel: De gemeente is sinds januari 2009 weer deelnemer aan het Plassenschap Loosdrecht. Het belang van dit plassengebied en daaraan verbonden recreatie is zodanig dat een beperkte deelname is heroverwogen. Waterrecreatie is op andere plekken voor de inwoners van Utrecht niet echt mogelijk. Bij het Plassenschap gaat het voor Utrecht vooral om het gebied De Strook. Betrokkenen: Gemeentebesturen van Utrecht, Wijdemeren, Breukelen, Loenen en het bestuur van de provincie Utrecht en Noord-Holland. Bestuurlijk belang: De gemeenten wijzen elk twee leden van het algemeen bestuur aan. Tenminste één van deze leden dienst lid te zijn van het college van B en W. Ook de provincie wijst twee leden van het algemeen bestuur aan, waarvan er één lid dient te zijn van het college van gedeputeerde staten. Elk lid heeft een stem. Het algemeen bestuur benoemt uit haar midden de leden van het dagelijks bestuur.
263
Financieel belang: De bijdrage van de gemeente Utrecht bedraagt in 2010 0,164 miljoen euro, zijnde 10,94% van het exploitatietekort van 1,499 miljoen euro. Ontwikkelingen: De toetreding van Utrecht tegen een verlaagde bijdrage en het daarmee laten vervallen van een afkoopsom levert een financieel probleem op voor het schap. Inmiddels zijn stappen gezet om dit tekort van ruim 0,900 miljoen euro binnen de eigen reserveringen te dekken. Dat is voor een groot deel mogelijk, er blijft echter een financieel tekort van globaal 0,200 miljoen euro. Hierover vindt overleg plaats tussen de twee provincies en gemeente Utrecht om alsnog een deel van dit bedrag te dekken. Met een regulier financieel belang van 11% is een eventueel financieel risico beperkt. NV REMU-houdster Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco). Betrokkenen: De gemeenten Utrecht en Amersfoort evenals de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor 47,5% een belang in de vennootschap. Ontwikkeling: De vennootschap heeft in 2003 haar aandelen in REMU NV in eigendom overgedragen aan NV Eneco. Aan de gemeente Utrecht kan nog een nabetaling plaatsvinden van naar verwachting circa 60 miljoen euro, als Eneco zich vóór 31 december 2010 verder privatiseert. Samenwerkingsverband Regio Randstad Het bestuur van het samenwerkingsverband Regio Randstad heeft in 2007 besloten het samenwerkingsverband op te heffen. De opheffing is per 1 januari 2008 een feit geworden. De provincie Utrecht is belast met de afwikkeling en ontbinding van de gemeenschappelijke regeling. De definitieve afwikkeling zal plaatsvinden medio 2010 of zoveel eerder als mogelijk. Veiligheidsregio Utrecht Doel: Het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten ter bevordering en waarborging van de voorbereiding op rampen en crises, op een gelijkwaardig kwaliteitsniveau (artikel 4 van de Brandweerwet 1985, artikel 4 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen). De Veiligheidsregio ondersteunt gemeenten bij de daadwerkelijke uitvoering, ook ten tijde van een calamiteit. Ook houdt de Veiligheidsregio de gemeenschappelijke meldkamervoorziening in stand, bestaande uit de regionale brandweeralarmcentrale, de centrale post ambulancevervoer en de meldkamer van de Politie Utrecht. Met ingang van 1 januari 2010 zal de Veiligheidsregio Utrecht ook verantwoordelijk worden voor de brandveiligheid in de deelnemende gemeenten, waaronder de bestrijding en preventie van branden. Betrokkenen: Naast Utrecht 28 omliggende gemeenten. De Politie Utrecht is aan de Veiligheidsregio verbonden door een convenant. Bestuurlijk belang: De Veiligheidsregio is tot stand gebracht door middel van een gemeenschappelijke regeling. Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur neemt besluiten met een gewone meerderheid van stemmen. Utrecht heeft in het algemeen bestuur 9 stemmen, dat is 13% van het totaal aantal. De regeling bepaalt dat de burgemeester van Utrecht voorzitter is van het algemeen bestuur. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur. Financieel belang: De totale bijdrage van de gemeente Utrecht over 2010 is volgens de ontwerpbegroting van de Veiligheidsregio nog niet bekend in verband met regionalisering brandweer. Ontwikkeling: De regionalisering van de gemeentelijke Brandweer moet volgens planning zijn beslag krijgen per 1 januari 2010. NV Vitens Doel: Het maken en verkopen van drinkwater. Betrokkenen: De provincies Overijssel, Gelderland en Utrecht, evenals een 140-tal gemeenten. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor circa 4% een belang in de vennootschap. Jaarlijks ontvangt de gemeente Utrecht een vergoeding van circa 1 miljoen euro voor de destijds aan NV Hydron afgegeven concessie. Naar verwachting zullen de aandeelhouders van NV Vitens met ingang van 1 januari 2010 een jaarlijkse dividenduitkering ontvangen, gebaseerd op een redelijk rendement over het in de vennootschap werkzame eigen vermogen.
264
Grondexploitatiemaatschappij (GEM) Vleuterweide Beheer BV Doel: Het ontwikkelen van de VINEX-locatie Vleuterweide ten behoeve van de realisatie van 6000 woningen, voorzieningen, kantoren en bedrijfsbestemmingen als Beherend Vennoot van de GEM Vleuterweide CV. Betrokkenen: De gemeente Utrecht, AMVEST Woningen A-BV, Fortis Investments Vastgoed Ontwikkeling NV, AM Wonen BV en Ballast Nedam Ontwikkelingsmij BV. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 50% aandeelhouder van de GEM Vleuterweide Beheer BV. Financieel belang: Het financiële belang in de GEM Vleuterweide Beheer BV is ongeveer 0,010 miljoen euro. Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode tussen 2003 en 2012 zullen 6200 woningen worden opgeleverd, 5.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van 13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen, zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven). Grondexploitatiemaatschappij (GEM) Vleuterweide CV Doel: Het verkrijgen van de voor de ontwikkeling van de VINEX-locatie Vleuterweide benodigde gronden, het bouw- en woonrijpmaken van de gronden en het vervreemden van de bouwrijp gemaakte kavels ten behoeve van de realisatie van 6000 woningen en voorzieningen. Betrokkenen: De Vleuten-De Meern Zelfstandig BV als Commandiet Gemeente, Terra Landelijke Eigendommen BV als Commandiet Amvest, Woodpecker Investments BV als Commandiet Fortis/Amev, Amstelland deelnemingen Grondbedrijf BV als Commandiet AM Wonen BV, Ballast Nedam Vleuterweide BV als Commandiet Ballast Nedam Ontwikkelingsmij BV, GEM Vleuterweide Beheer BV . Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 48% eigenaar van het kapitaal in de GEM Vleuterweide CV. Financieel belang: Het financieel belang van de gemeente in de GEM Vleuterweide CV is 1,743 miljoen euro. Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode tussen 2003 en 2012 zullen 6200 woningen worden opgeleverd, 5.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van 13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen, zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven). UW-Holding BV Doel: De uitvoering van de taken op het gebied van gesubsidieerde arbeid (voorheen sociale werkvoorziening). Betrokkenen: De gemeente Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 100% aandeelhouder van de vennootschap en benoemt één lid van de raad van Commissarissen. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor een bedrag van in totaal circa 6,7 miljoen euro (basis jaarrekening 2008) diverse geldleningen en/of garanties verstrekt. Voorts staat de gemeente garant voor alle kosten van in dienst genomen personeel uit de desbetreffende doelgroep. Ontwikkeling: In 2009 zijn de statuten in lijn gebracht met de uitkomsten van het rekenkamerrapport van 5 februari 2008. Verder wordt met UW Holding BV gezocht naar een duurzaam houdbare regeling voor de financiering van de Wsw-activiteiten omdat de landelijke Wsw subsidie de kosten niet volledig dekt. De directie van UW Holding BV is voortvarend bezig met de reductie van dit financiële tekort door besparingen op kosten en het verhogen van opbrengsten. De gemeente Utrecht ondersteunt UW Holding BV bij deze maatregelen. De kredietcrises compliceert het maken van betrouwbare prognoses. Ambtelijk zitten wij per kwartaal aan tafel met de directie om de (financiële) ontwikkelingen te bespreken en zonodig bij te sturen. Coöperatie WiGo4it UA Doel: De behartiging van de stoffelijke belangen van de deelnemende gemeenten zodat de dienstverlening aan burgers op het brede werkgebied van de diensten werk, inkomen, zorg en inburgering van de deelnemende gemeenten, alsmede de daartoe noodzakelijke handhaving, continue kan verbeteren en de effectiviteit en doelmatigheid kan worden vergroot Betrokkenen: de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Bestuurlijk belang: De wethouder Sociale zaken en werkgelegenheid vertegenwoordigt de gemeente Utrecht in de ledenvergadering en het afdelingshoofd Sociale zaken en werkgelegenheid is bestuurslid. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft een entreegeld gestort van 0,025 miljoen euro. Bij uittreding uit de coöperatie kan de gemeente Utrecht onder bepaalde voorwaarden worden verplicht een vergoeding te betalen. Ontwikkeling: De belangrijkste projecten voor de coöperatie zijn in 2010 de reguliere doorontwikkeling van de Inkomens-, Zorg-, Handhavingsmodule, Re-integratiemodule en Integrale en E-Dienstverlening. Daarnaast zal het project Wizz@rd worden uitgevoerd. Hiermee wordt de software van WiGo4it voorbereid op de ontwikkelingen in komende jaren binnen de G4. 265
CV en BV Wijkontwikkelingsmaatschappij Noord West Doel: Het bevorderen van de stedelijke herstructurering in de wijk Noordwest in de gemeente Utrecht met het oog op verbetering van de leefbaarheid en de sociaal-economische ontwikkeling in die wijk, alsmede het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, ontwikkelen, beheren, verbeteren, exploiteren en verhuren van onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen, en ten slotte al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Het speerpunt van de WOM is gericht op verbeteren van de sociaal-economische ontwikkeling van de Amsterdamsestraatweg. Betrokkenen: gemeente Utrecht en Mitros. Bestuurlijk belang: De wethouder Economische Zaken. Verbeteren economische ontwikkeling in de wijk en meer specifiek op de Amsterdamsestraatweg. Financieel belang (CV): De gemeente heeft net als Mitros 1,566 miljoen euro bijgedragen aan het eigen vermogen. Financieel belang (BV): De gemeente heeft net als Mitros 0,009 miljoen euro bijgedragen aan het eigen vermogen. Ontwikkeling: De WOM is 30 december 2008 opgericht. Alle kosten gemaakt om de WOM op te richten zullen worden afgedekt door middel van subsidie. Wijkontwikkelingsmaatschappij Lombok BV Doel: Het versterken van de economische structuur en leefbaarheid van de wijk Lombok. Door middel van het aankopen, opknappen en verhuren van panden aan geschikte ondernemers in de juiste branches wordt dit gerealiseerd. Betrokkenen: Naast de gemeente Utrecht zijn betrokken als aandeelhouders SSH Utrecht, Rabobank Utrecht en omgeving, Stichting Mitros, aannemingsbedrijf R. Middelkoop BV, E. van Rossum Beheer Utrecht BV. Bestuurlijk belang: De wethouder Economische Zaken is namens de gemeente Utrecht de grootaandeelhouder in de vergadering van aandeelhouders. Financieel belang: De gemeente Utrecht bezit 95% van de aandelen. Deze zijn destijds verkregen door inzet van Europese subsidie. Ontwikkeling: Het beschikbare kapitaal van de WOM is besteed aan de aankoop van panden. Om verdere aankoop van panden en daarmee verdere realisatie van de doelstellingen mogelijk te maken is enkele jaren geleden besloten om op basis van het eigen vermogen ook vreemd vermogen aan te trekken. NV Wonen Boven Winkels Utrecht Doel: Het realiseren van woningen en wooneenheden door het herontwikkelen van lege verdiepingen boven winkels (c.q. boven andere functies op de begane grond) in de binnenstad van Utrecht. Betrokkenen: De gemeente is aandeelhouder van de NV Wonen Boven Winkels en is inhoudelijk betrokken bij de werkzaamheden van de NV Wonen boven winkels. Er zijn drie aandeelhouders: woningcorporatie Bo-Ex, NV Stadsherstel Utrecht en de gemeente Utrecht. Bestuurlijk belang: Het realiseren van het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke doelstelling voor Wonen boven winkels; het intensiveren van de woonfunctie met als nevendoelen het verbeteren van verblijfsklimaat (met name ook in de avonduren) en sociale veiligheid in het (kern)winkelgebied en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Financieel belang: De gemeente heeft bij de oprichting van de NV 0,025 miljoen euro in de NV gestort. De NV heeft geen winstoogmerk, feitelijk is het gestorte aandelenkapitaal het exploitatiebudget van de NV voor vaste kosten en de uitvoering van de werkzaamheden. Het eigen vermogen bedroeg per 01-01-2009 0,040 miljoen euro. De deelnemers in de NV kunnen het eigen kapitaal aanvullen met extra stortingen. Voor wat betreft de gemeentelijke participatie is dit verschuiving van eigen inzet van middelen naar een bijdrage in de exploitatie van de NV en in die zin budgettair neutraal. Ontwikkeling: De NV adviseert eigenaren van panden bij het ontwikkelen van plannen voor woningen. Daarnaast wordt gewerkt aan promotie en het verwerven van een positie als partij in het werkveld. De doelstelling is het realiseren van 20 wooneenheden per jaar. Naar verwachting zal dat aantal in 2009 gehaald worden en wordt voor 2010 gestreefd naar een zelfde resultaat.
266
Utrechtse Maatschappij tot stadsherstel NV Doel: Het aankopen, restaureren en exploiteren van monumentale panden in Utrecht. Betrokkenen: De gemeente is aandeelhouder van de NV Utrechtse maatschappij tot stadsherstel. Bestuurlijk belang: De gemeente is een van de zeven grootaandeelhouders (meer dan 5% van de aandelen) en kan langs die weg invloed uitoefenen op het beleid van de NV. Vanuit het algemeen monumentenbelang is er een aantal keren per jaar een regulier overleg tussen team Monumenten van StadsOntwikkeling met restaurerende instellingen in Utrecht waarbij ook de NV is betrokken. Financieel belang: De gemeente heeft sinds de oprichting van de NV twee maal een pakket van 1000 aandelen van NLG 1.000 gekocht (nu totaal circa 0,9 miljoen euro). Er is in 2010 geen sprake van lasten voor de gemeente anders dan de kosten en baten van het bestaande aandelenpakket. De aandelen zijn gefinancierd uit het leningsfonds, de lasten worden gedekt uit het jaarlijks dividend . Ontwikkeling: De NV is een gezonde organisatie. De NV heeft geen winstoogmerk en investeert de winst na aftrek van dividend en lasten in het bestaande bezit c.q. het aankopen van monumenten. Het vermogen (totaal activa) bedraagt per eind 2008 10,9 miljoen euro. Het totaal aan vlottende en passieve activa bedroeg 20,7 miljoen euro. De NV heeft vanuit zijn doelstelling voor behoud van monumentale waarden in de stad Utrecht zijn inzet verbreed en is sinds 2007 participant in de NV Wonen boven winkels Utrecht. De NV heeft daarin in 2008 een eerste bijdrage van 0,025 miljoen euro gestort.
267
3.6 Grondbeleid Doel van het grondbeleid Met het vaststellen van de Nota Grondbeleid en de eind 2008 in besluitvorming gebrachte Aanvulling op de Nota Grondbeleid (inmiddels in 2009 vastgesteld) zijn de kaders van het grondbeleid bepaald. De hoofddoelstelling van het Utrechtse grondbeleid is 'direct en indirect met inzet van financiële en juridische grondbeleidsinstrumenten bijdragen aan een evenwichtige en duurzame kwalitatieve en kwantitatieve ruimtelijke functionele ontwikkeling van Utrecht'. Daarbij kan het grondbeleid zowel sturend (direct) als volgend (indirect) zijn. Sturend omdat het grondbeleid kaders stelt aan de wijze waarop grondbeleidsinstrumenten worden ingezet. Volgend omdat via het grondbeleid instrumenten op samenhangende wijze worden ingezet alsmede wordt bepaald welke kostensoorten onderdeel uitmaken van een grondexploitatie. Dit om het beleid van ruimtelijke ordening, wonen, economie en werk, milieu, maatschappelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, enzovoorts, te kunnen realiseren. Grondbeleid heeft een volgend, dienend karakter voor het realiseren van doelstellingen van andere beleidsvelden. Het grondbeleid richt zich op de grondmarkt, waar de grond, die nodig is om de inhoudelijke doelstellingen te realiseren en die ruimtelijk is bestemd, wordt gekocht, geëxploiteerd, ontwikkeld en verkocht. De inzet van de vormen van grondbeleid en grondbeleidsinstrumenten is gericht op het binnen de gestelde doelen van ruimtelijke ordening en beleidssectoren realiseren van de gewenste verandering van het grondgebruik voor verschillende functies: met de gewenste (ruimtelijke) kwaliteit en kwantiteit van het grondgebruik (stedenbouwkundig programma);
• • • • •
tegen een verantwoorde kosten-kwaliteitverhouding van het grondgebruik; op de gewenste tijd en plaats; op een efficiënte wijze; met een financieel-economisch rendement.
Aanpak De gemeente Utrecht kiest waar mogelijk voor een actief grondbeleid. Bij actief grondbeleid verwerft de gemeente de grond, ontwikkelt deze en geeft deze vervolgens uit in erfpacht. De gemeente voert actief grondbeleid als een of meerdere van de hierna genoemde criteria op een locatie van toepassing zijn: een sterke gemeentelijke regie is noodzakelijk en mogelijk voor het bereiken van publieke doelen;
• • • •
de gemeente heeft een dominante grondpositie of kan dit bereiken; de locatie is van bijzondere strategische betekenis voor het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelstellingen; de locatie beschikt over winstpotentie.
Het criterium winstpotentie is belangrijk omdat het kunnen continueren van een actieve grondpolitiek alleen mogelijk is als ook de financiële continuïteit gewaarborgd blijft. Locaties die vanwege maatschappelijke doelen of strategisch belang gerealiseerd worden, maar in de grondexploitatie een tekort vertonen, moeten gecompenseerd kunnen worden door winstgevende ontwikkelingen elders dan wel door de inzet van andere financiële middelen, bijvoorbeeld subsidies. Verevening met winst uit andere grondexploitaties kan alleen als deze tegelijk worden vastgesteld. Dit gebeurt tegen de achtergrond van het vigerende Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) en de daarin opgenomen stand van de reserve grondexploitatie. Utrecht heeft te maken met vier grootschalige gebiedsontwikkelingen, zijnde: de bouw van het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn (circa 30.000 woningen, 720.000 m² kantoor, 133 hectare
• • • •
bedrijventerrein, compleet pakket voorzieningen en infrastructuur); reconstructie, uitbreiding en vernieuwing van het Stationsgebied; herstructurering van naoorlogse wijken (sloop/nieuwbouw van circa 9.500 woningen, verdichting en functiewijziging van circa 5.000 woningen, voorzieningen zoals forumscholen, welzijn- en sportaccommodaties, opknappen winkelcentra etcetera); het optimaliseren van de ruimtelijke mogelijkheden van het bestaand stedelijk gebied vanuit het oogpunt van optimaal ruimtegebruik (functiewijzigingslocaties zoals Cereol, Parkhaven etcetera).
Nauw aan deze gebiedsontwikkelingen gerelateerd is de aanpassing van de hoofdinfrastructuur. Dit alles moet uiteindelijk leiden tot een sterke(re) stad. Het betreft hier een tijdshorizon van circa 15 jaar. De ontwikkelingen binnen de programma's Leidsche Rijn, Stationsgebied en Stedelijke Ontwikkeling en Groen worden in de programma's Leidsche Rijn, Stationsgebied en Stedelijke Ontwikkeling en Groen toegelicht. 269
Instrumenten grondbeleid Instrumenten van dit actief grondbeleid zijn, naast vrijwillige verwerving, onder meer voorkeursrecht, onteigening, kostenverhaal en erfpacht. Verwerven (strategisch en anticiperend) Een onderdeel van het actief grondbeleid is het strategisch aankopen van vastgoed. De gemeente gaat dan in een vroegtijdig stadium en anticiperend op nog formeel vast te stellen doelen, vastgoed aankopen. Hiermee wordt het mogelijk vastgoed in eigendom te krijgen op basis van de huidige bestemming en zonder waardestijging als gevolg van het bekend zijn van gemeentelijke ontwikkelingsplannen voor een bepaald gebied. Het doel van strategisch aankopen is om de uitvoering van gemeentelijke plannen op ruimtelijk gebied tijdig en financieel verantwoord mogelijk te maken. De strategische aankopen mogen plaatsvinden onder de volgende randvoorwaarden: iedere aankoop moet aantoonbaar bedrijfseconomisch verantwoord zijn;
• •
het vastgoed moet nodig zijn voor de uitvoering van nog door de gemeenteraad vast te stellen beleid of er moet sprake zijn van een unieke aankoopkans.
Indien blijkt dat een strategisch verworven onroerend goed toch niet ingezet kan worden, wordt het teruggeplaatst in de markt. Eventuele negatieve saldi worden afgedekt door een binnen de reserve grondexploitatie opgenomen reservering voor strategische verwervingen van 3 miljoen euro. Wet voorkeursrechten gemeenten De Wet voorkeursrechten gemeenten verplicht grondeigenaren in stadsvernieuwingsgebied en op uitbreidingslocaties die hun grond willen verkopen, deze eerst aan de gemeente te koop aan te bieden, althans wanneer de gemeente een voorkeursrecht heeft gevestigd. Onteigeningswet Deze wet biedt de gemeente de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden eigenaren van grond (met opstal) te onteigenen, onder betaling van een schadeloosstelling. Voordat tot onteigening kan worden overgegaan moet eerst langs minnelijke weg getracht worden de grond (met opstal) te verwerven. De onteigeningsprocedure kent een administratieve fase, leidend tot een Koninklijk Besluit op de onteigening, en een gerechtelijke fase. Pas in de gerechtelijke fase wordt na het vonnis van de rechtbank (en met overige stappen) door inschrijving in het Kadaster de eigendom van de grond door de gemeente verkregen. Onteigeningsprocedures worden door de gemeente Utrecht gestart op basis van een bestemmingsplan of een bouwplan ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en de volkshuisvesting. Tevens vindt onteigening ook plaats uitsluitend voor de aanleg van wegen en bruggen etcetera. Als voorwaarden voor een onteigening geldt dat er steeds aantoonbaar sprake moet zijn van een publiek belang, en van een noodzaak en urgentie tot onteigening. Kostenverhaal Door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 met als onderdeel daarvan afdeling 6.4 over grondexploitatie, de zogenoemde Grondexploitatiewet, is voor de gemeente de mogelijkheid verbeterd om tot kostenverhaal te komen. Voorheen was er onduidelijkheid over de vraag welke kosten, en tot welke hoogte, op basis van de Exploitatieverordening 1997 verhaald konden worden. Door deze nieuwe regeling die van toepassing is bij faciliterend grondbeleid, dat wil zeggen de ontwikkeling van een bouwlocatie door projectontwikkelaars, kunnen kosten die de gemeente maakt voor bijvoorbeeld de aanleg van infrastructuur en de inrichting van de openbare ruimte beter op de particuliere grondeigenaar (bouwer en/of projectontwikkelaar) verhaald worden. Met de Grondexploitatiewet is namelijk een wettelijke basis gelegd voor het mogen sluiten van exploitatieovereenkomsten met daarin bepalingen over kostenverhaal. Het kostenverhaal is gekoppeld aan het verlenen van de bouwvergunning. Het kostenverhaal wordt berekend per m² uitgeefbare grond. De gemeente kan bovendien ook specifieke eisen stellen per locatie, en sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap mogelijk maken. Indien niet tijdig een privaatrechtelijke exploitatieovereenkomst kan worden gesloten heeft de gemeente vervolgens de mogelijkheid en zelfs de verplichting tot kostenverhaal langs publiekrechtelijke weg te komen. Verwacht wordt dat het privaatrechtelijke spoor in overleg tussen de gemeente en de particuliere projectontwikkelaar vooral zal worden gevolgd.
270
Erfpacht De gemeente geeft in principe haar gronden uit in erfpacht, dat wil zeggen dat het volledig gebruik (vol genot) van een onroerend goed, tegen een vergoeding aan de erfpachter ten goede komt. Dit kan betreffen een jaarlijks te betalen vergoeding (de canon), of een eenmalige vergoeding (de afkoopsom). De gemeente Utrecht geeft als vast beleid grond in erfpacht uit, zowel voor sociale woningbouw als voor andere bestemmingen. Dit gebeurt al decennia door middel van Algemene Voorwaarden. In 1989 zijn de Algemene Voorwaarden voor het laatst gewijzigd. De belangrijkste wijziging die toen is doorgevoerd, is dat de vergoeding voor het gebruik van de grond niet meer in de vorm van jaarlijkse betalingen geschiedt, maar in de vorm van een eenmalige afkoopsom, die gelijk is aan de marktwaarde van de grond met de daarbij behorende bestemming. Door een wijziging van het gebruik of de bestemming van de grond, bijvoorbeeld door sloop, of uitbreiding van gebouwen en nieuwbouw, kan een waardestijging van de grond ontstaan. Deze waardestijging, de zogenaamde meerwaarde, dient op basis van de erfpachtovereenkomst aan de gemeente (de erfverpachter) afgedragen te worden. Deze wijze van benadering van het erfpacht, namelijk het in rekening brengen van de meerwaarde bij herontwikkeling c.q. bestemmingswijziging, maakt dat de erfpacht onderdeel is van het actieve grondbeleid van de gemeente. Organisatorische inbedding Zoals we hiervoor al aangaven, kunnen we het ruimtelijke beleid en het sectorale beleid niet los zien van het grondbeleid en dienen zij elkaar wederzijds te beïnvloeden. Het grondbeleid is daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle diensten die zijn betrokken bij de ruimtelijke invulling van de stad Utrecht. Via overleg zorgen we voor afstemming. In de gemeente Utrecht zijn dit de volgende diensten: Projectbureau Leidsche Rijn (PBLR), voor de ontwikkeling van Leidsche Rijn;
• • • •
Stationsgebied (POS), voor de ontwikkeling van het Stationsgebied; StadsOntwikkeling (SO), voor het sectorale en ruimtelijke beleid en het realiseren van het grondbeleid in bestaand stedelijk gebied; Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), voor het sectorale beleid op het gebied van welzijn, sport en onderwijs.
De diensten PBLR, POS en SO voeren het grondbeleid uit. Naast de grondexploitaties van de gemeente Utrecht zijn ook de gemeentelijke investeringsprogramma’s, waaronder Integraal Accommodatiebeleid, het Masterplan Voortgezet onderwijs en Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit, van grote invloed op het ruimtelijke beleid van de stad Utrecht. Buiten de gemeentelijke organisatie doen derden (particulieren) eveneens belangrijke investeringen met een relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid. De afspraken rond De Utrechtse Opgave (DUO) in relatie tot het programma Utrecht Vernieuwt zijn hiervan een goed voorbeeld. Reserve grondexploitatie Ten behoeve van de binnenstedelijke grondexploitaties is een reserve gevormd. De totale omvang van de reserve grondexploitatie per 1 januari 2009 bedraagt 42,9miljoen euro. Hiermee dekken we de risico’s die samenhangen met de grondexploitatieprojecten zoals opgenomen in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG), af. Een gedetailleerd overzicht van risico's en de relatie met de reserve grondexploitatie staat in het MPG 2009. Voor de risico’s die samenhangen met de grondexploitaties Leidsche Rijn en Stationsgebied is bij de bepaling van het gemeentebrede weerstandsvermogen rekening gehouden met het actuele risicoprofiel zoals is geschetst in de afzonderlijke rapportages over Leidsche Rijn en het Stationsgebied. De toelichting op de omvang en berekening van het weerstandsvermogen is opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen.
Voorziening grondexploitatie Algemeen Bij projecten met een negatieve grondexploitatie moeten we conform artikel 44 lid 1 BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) voor het saldo een voorziening vormen. Deze voorziening wordt in eerste instantie gevormd vanuit de reserve grondexploitatie. Wanneer deze reserve niet toereikend is, komt de voorziening ten laste van de dienstreserve. StadsOntwikkeling (SO) Bij StadsOntwikkeling is op basis van het BBV een voorziening gevormd ter afdekking van het verwachte negatieve resultaat van lopende grondexploitaties. Per 31 december 2008 is de stand van de voorziening 31,7 miljoen euro.
271
Projectbureau Leidsche Rijn Binnen de gemeente Utrecht zal eind 2008 voor de ontwikkeling van Leidsche Rijn in totaal euro 22,6 miljoen aan benodigde weerstandscapaciteit gereserveerd zijn. Deze reservering is gebaseerd op de verwachte stand van de negatieve bedrijfsreserve van het Projectbureau Leidsche Rijn per 31 december 2008. De bedrijfsreserve bestaat uit twee hoofdcomponenten, zijnde het negatieve saldo van de grondexploitatie van euro 18,6 miljoen euro en reeds betaalde taakstelling verdienend vermogen groot euro 4,0 miljoen euro. Eind 2009 zal de benodigde weerstandscapaciteit naar huidige inzichten 24,0 miljoen euro bedragen, zijnde saldo grondexploitatie per 1 mei 2009 aangevuld met reeds betaalde taakstelling verdienend vermogen. Stationsgebied Er is op 31 december 2008 geen sprake een negatieve grondexploitatie en daarom ook geen aanleiding voor het vormen van een voorziening voor het opvangen van negatieve resultaten. Voor het Stationsgebied is wel een voorziening beschikbaar van 51,3 miljoen euro. Deze voorziening is gevormd uit de gemeentelijke bijdrage aan het project van 70 miljoen euro. Het verschil tussen de 70 miljoen euro en de 51,3 miljoen euro betreft de gemaakte plankosten tot en met 2004 van 18,7 miljoen euro. Weerstandsvermogen Weerstandsvermogen is te definiëren als de mate waarin de gemeente in staat is de gevolgen van haar risico´s financieel op te vangen. Bij StadsOntwikkeling heeft de reserve grondexploitatie deze functie. De risico’s die samenhangen met Leidsche Rijn en het Stationsgebied welke de hierboven getroffen voorzieningen overstijgen, zijn bij de bepaling van het gemeentebrede weerstandsvermogen verwerkt.
Actuele Ontwikkelingen Rapportage voortgang grondexploitatieprojecten De Bestuursrapportages Leidsche Rijn en POS (handelend over de grondexploitatie en risico's verbonden aan deze gebiedsontwikkelingen), evenals het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) van de bestaande stad (handelend over het uitvoeren van het grondbeleid in bestaand stedelijk gebied) maken onderdeel uit van de begrotingscyclus. Deze rapportages bieden we jaarlijks aan uw gemeenteraad aan bij de behandeling van de voorjaarsnota. Voor de actuele prognoses en financiële ontwikkelingen op grondexploitatiegebied verwijzen wij naar deze rapportages. Dit jaar heeft u bij de voorjaarsnota een samenvatting van het MPG ontvangen, waardoor u bij de programmabegroting alsnog separaat een volledig MPG wordt aangeboden.
272
3.7 Lokale heffingen In deze paragraaf gaan wij in op de lokale heffingen en onze voornemens voor 2010 op dit gebied. Uitgangspunt voor onze voornemens is de nota ‘Lokale heffingen’, die de gemeenteraad op 1 juni 2006 vaststelde. In deze nota gaat de gemeente uitgebreid in op de wettelijke kaders rond de verschillende heffingen en de beleidslijnen waarvoor in Utrecht is gekozen. Lokale heffingen bestaan uit belastingen (zie paragraaf 1.1.1) en retributies (zie paragraaf1.1.2). De toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van lokale heffingen zijn onderwerp van paragraaf 1.1.3. Om een integrale afweging te kunnen maken tussen beleid en inkomsten is in paragraaf 1.1.4 de ’lokale lastendruk‘ weergegeven. Tenslotte beschrijven we het kwijtscheldingsbeleid van de gemeente Utrecht in paragraaf 1.1.5. Meer detailinformatie over de hoogte van de tarieven en de verwachte inkomsten in 2010 staan in de bijlage ’Lokale heffingen’ en de diverse verordeningen die we gelijktijdig met de begrotingsbehandeling aan de gemeenteraad voorleggen.
3.7.1 Belastingen De gemeente Utrecht heeft op dit moment vijf belastingen: de onroerende-zaakbelastingen;
• • • • •
de hondenbelasting; de toeristenbelasting; de precariobelasting; de parkeerbelastingen.
Kenmerkend aan belastingen is dat er geen direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat. Met andere woorden: de burger draagt bij aan de algemene kas van de gemeente, waaruit een gedeelte van de uitgaven worden betaald. Hieronder geven wij per belasting aan welke tarieven voor 2010 we voorstellen en welke belastingopbrengst wij daarmee in 2010 denken te realiseren. Uitgangspunt voor onze tariefsvoorstellen is steeds de beleidslijn die is vastgelegd in de nota ‘Lokale heffingen’, aangevuld met de maatregelen die zijn vastgelegd in ons collegeprogramma. Daarnaast is aangegeven wat de maatregelen zijn op het gebied van de heffing van gemeentelijke belastingen en retributies in het kader van de economische crisis. Onroerende-zaakbelastingen (OZB) De onroerende-zaakbelastingen zijn belastingen die worden geheven over binnen de gemeentegrenzen gelegen onroerende zaken (op basis van de WOZ-waarde). In ons collegeprogramma bevestigen wij de beleidslijn dat de tarieven van de onroerende-zaakbelastingen slechts voor inflatie worden gecorrigeerd en verder niet verhoogd. Wel worden de tarieven gecorrigeerd voor de waardeontwikkeling, zodat de opbrengststijging gelijke tred houdt met de inflatie. Voor 2010 betekent dit een tariefcorrectie van 1,25%. Op dit uitgangspunt is voor het jaar 2010 een belangrijke uitzondering gemaakt. In 2008 is er mondiaal sprake van een kredietcrisis. De gemeente Utrecht neemt voor 2010 maatregelen in het kader van deze crisis voor burgers en bedrijven in Utrecht. De opbrengst van de onroerende-zaakbelastingen zal met een bedrag van 4 miljoen euro worden verlaagd. Het OZB-tarief daalt hierdoor. Met ingang van 1 januari 2007 moeten gemeenten onroerende zaken jaarlijks waarderen conform de bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken. Op basis van de uitkomsten van deze herwaardering wordt voor 2010 een waardedaling van 1% voor woningen en 5% voor niet-woningen voorzien. Als gevolg hiervan worden de tarieven zodanig aangepast dat de totale opbrengst uit de onroerende-zaakbelastingen voor woningen en niet-woningen stijgt met bovengenoemd percentage en niet meer. Actualiteiten Voor 2010 geldt als waardepeildatum (voor de waardevaststelling van onroerende zaken) 1 januari 2009. Voor het eerst sinds jaren is er geen sprake meer van een stijging, maar van een (lichte) daling van verkoopprijzen van onroerend goed. Ook het aantal verkopen is in de periode september 2008 – mei 2009 gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. De onroerende-zaakbelastingen zijn gebaseerd op de waarden die conform de Wet waardering onroerende zaken worden vastgesteld. Veelal zijn ontwikkelingen op de verkoopmarkt voor onroerende zaken direct terug te zien in het aantal bezwaarschriften gericht tegen de waardebeschikkingen en de aanslagen onroerende273
zaakbelastingen. Op dit moment valt lastig in te schatten hoe er gereageerd zal worden op de nieuwe waardevaststelling en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2010. Een grotere instroom van bezwaarschriften zal de druk op de tijdige afhandeling daarvan verhogen, mede gelet op het feit dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen met ingang van 1 oktober 2009 in werking is getreden. De tarieven voor 2010 staan in onderstaande tabel. Onroerende-zaakbelastingen
2009
Tarieven Eigendom woningen
• • •
2010
0,0935%
0,0898%
Gebruik niet-woningen
0,1595%
0,1596%
Eigendom niet-woningen
0,1978%
0,1980%
63.933
61.815
Opbrengst Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de inkomsten van de onroerende-zaakbelastingen in de periode 2006– 2010 weergegeven.
Onroerende-zaakbelastingen 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0
2006
2007
2008
2009
2010
opbrengst in duizenden euro's
Hondenbelasting De hondenbelasting is een belasting die wordt geheven van de houder van één of meer honden. In overeenstemming met de beleidslijn uit de nota ‘Lokale heffingen‘ stellen wij voor de hondenbelasting te verhogen met (een gewogen gemiddelde van) het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten. Dit komt overeen met een stijgingspercentage van 1,9%. Door de periodieke controle op het houden van honden blijft het aantal geregistreerde honden in Utrecht stabiel. Ook lijkt de Utrechtse burger de controles voor de hondenbelasting als een jaarlijks terugkerend verschijnsel te accepteren. Er komen over de controles nog nauwelijks reacties binnen. Met ingang van het jaar 2008 is er alleen nog kwijtschelding mogelijk voor de eerste en de tweede hond. Ook deze wijziging heeft nauwelijks reacties opgeleverd, mede door de gerichte voorlichting aan de personen die in het verleden voor meer dan twee honden kwijtschelding kregen. Ook voor 2010 is niet te verwachten dat dit problemen zal opleveren. De gegevensverstrekking door derden inzake de hondenbelasting komt landelijk nog steeds niet op gang. Dierenartsen blijven zich verzetten tegen het verstrekken van gegevens van hun klanten (met een hond) aan gemeenten. Ook vanuit dit oogpunt is het goed om vast 274
te stellen dat de gemeente Utrecht door uitbesteding van de periodieke controle van de hondenbelasting destijds een juiste keuze gemaakt heeft. Het zelf 'ophalen' van de gegevens over hondenbezit, en derden daar niet mee belasten, lijkt volledig geaccepteerd te zijn en er is in deze situatie ook geen sprake van een administratieve last voor de burger en voor derden (dierenartsen, dierenasiels etcetera). In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2010 weergegeven. Hondenbelasting Tarieven Per hond
• •
Per kennel
Opbrengst (netto)
2009
2010
60,60
61,80
182,40
186,00
469
478
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s. Toeristenbelasting Voor het houden van verblijf door personen in Utrecht die niet in de gemeentelijke bevolkingsadministratie staan ingeschreven, heffen we de toeristenbelasting. De helft van de opbrengsten zet de gemeente jaarlijks in voor toeristische stadspromotie. In Utrecht wordt de toeristenbelasting geheven naar een vast percentage van de overnachtingsprijs (5%). In overeenstemming met de beleidslijn uit de nota ‘Lokale heffingen‘ stellen wij voor dit percentage niet te veranderen. De toeristenbelasting behoort tot de kleinere gemeentelijke belastingen. ‘Politiek Den Haag’ besprak ideeën om de toeristenbelasting op te laten gaan in één algemene belasting die in de plaats moet treden van de kleinere gemeentelijke belastingen. Onderzoeken naar een dergelijke nieuwe heffing hebben echter laten zien dat er sprake is van een duidelijke verschuiving van de belastingdruk over de burgers. Een dergelijke verschuiving wordt als onwenselijk beschouwd, waardoor de toeristenbelasting in zijn huidige vorm blijft bestaan. Met name de toeristenbelasting kan als een thermometer gezien worden voor de economische ontwikkelingen. Is het crisis, dan neemt normaliter het aantal overnachtingen in hotels af, is er sprak van hoogconjunctuur, dan zien we veelal het aantal overnachtingen en de opbrengst toeristenbelasting toenemen. Door de huidige crisis zou, als die aanhoudt, voor wat betreft de raming van de opbrengst uit de toeristenbelasting rekening moeten worden gehouden met een afname van het aantal overnachtingen in 2010. Vooralsnog is geen bedrag als nadeel verwerkt. In onderstaande tabel staan de verwachte opbrengsten van de toeristenbelasting. Toeristenbelasting Tarieven Percentage overnachtingprijs
•
Opbrengst
2009
2010
5%
5%
1.265
1.289
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s. Precariobelasting De precariobelasting is een heffing voor het hebben van voorwerpen op, in of boven gemeentegrond die voor de openbare dienst bestemd is. Ook terrassen vallen onder de precariobelasting. In overeenstemming met de beleidslijn uit de nota ‘Lokale heffingen’ stellen wij voor de precariobelasting te verhogen met (een gewogen gemiddelde van) het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten. Dit komt overeen met een stijgingspercentage van 1,9%. Er is nog steeds discussie over de afschaffing van de heffing van precariobelasting op kabels en leidingen. In 2009 heeft de Hoge Raad aangegeven dat onder de vigerende wettelijke regeling ook niet in alle gevallen tot heffing van precariobelasting mag worden overgegaan. In het verleden tussen gemeenten en nutsbedrijven afgesloten contracten kunnen daarin bepalend zijn. In Utrecht kennen we geen heffing voor kabels en leidingen van nutsbedrijven, dus speelt de discussie hier niet. Utrecht zal ook geen 'last' hebben van de aanpassing van de wettelijke regeling. Met precariobelasting belasten we het hebben van voorwerpen op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Het maakt voor de belastingplicht niet uit of de voorwerpen legaal of illegaal zijn geplaatst. Het kan daarom voorkomen dat een ondernemer een aanslag precariobelasting ontvangt en tevens een brief van de gemeente 275
dat hij de voorwerpen moet verwijderen omdat een geldige vergunning ervoor ontbreekt. Dit heeft aanvankelijk nogal wat vragen opgeroepen in 2008/2009. Inmiddels lijkt de discussie over het belasten met precariobelasting en het aanschrijven om voorwerpen te verwijderen wat naar de achtergrond gedrongen te zijn. Belangenorganisaties pleiten al enige tijd voor afschaffing van de precariobelasting. Precariobelasting
2009
2010
Tarieven Voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond per m² per jaar
• •
(laagste en meest voorkomende tarief) Pomp voor meerdere soorten motorbrandstof per stuk per jaar
Opbrengst
37,44
38,16
946,68
964,68
374
382
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s. De onderstaande grafiek is een weergave van de ontwikkeling van de opbrengsten van de honden-, toeristen- en precariobelasting in de periode 2006-2010.
Honden-, toeristen- en precariobelasting
1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0
2006
2007
2008
2009
2010
opbrengst toeristenbelasting in duizenden euro's opbrengst precariobelasting in duizenden euro's opbrengst hondenbelasting in duizenden euro's
Parkeerbelastingen Parkeerbelastingen zijn een regulerende belasting. De gemeente kan ze heffen om het parkeergedrag van burgers te beïnvloeden. Wij werken aan een bereikbare en schone stad en maken daarom het gebruik van de auto in de stad minder aantrekkelijk en stimuleren het gebruik van andere vervoermiddelen.
276
Parkeerbelastingen
2009
2010
Tarieven Kortparkeren gebied 1
4,10
4,10
Kortparkeren gebied 2
2,50
2,50
Kortparkeren gebied 3
2,25
2,25
23.966
25.862
• • •
Opbrengst Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
De opbrengst van de parkeerbelasting laat in de periode 2006-2010 de volgende ontwikkeling zien:
Parkeerbelastingen 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
2006
2007
2008
2009
2010
opbrengst in duizenden euro's
Toelichting op opbrengstontwikkeling In 2010 worden de parkeertarieven op straat bevroren op het niveau van 2009. De inkomsten zijn daardoor 0,5 miljoen euro lager. Ter compensatie van deze inkomstenderving hebben wij 0,5 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld. De in het overzicht gepresenteerde opbrengsten 2010 zijn inclusief de opbrengsten van de Jaarbeurspleingarage. Naar verwachting sluit deze garage medio 2010. Bij de Bestuursrapportage 2010 informeren wij u over de realisatie hiervan. Daarnaast verwachten wij een stijgende opbrengst offstreetparkeren en een dalende betalingsbereidheid en minder parkeerders. Actualiteit Jurisprudentie in de afgelopen periode wijst uit dat de gemeente bij de bevoegdheidsregeling voor de heffingsambtenaar en de controleurs op straat elk jaar opnieuw goed moet kijken wat er aangepast moet worden op basis van feitelijke ontwikkelingen. Een hiaat in de formele regeling komt er in een procedure voor de Belastingrechter op neer dat de gemeente in het ongelijk gesteld zal wordt en de naheffingsaanslagen vernietigd wordt.
277
3.7.2 Retributies De gemeente Utrecht kent op dit moment zeven soorten retributies: afvalstoffenheffing;
• • • • • • •
rioolheffing; leges; marktgelden; brandweerrechten; brug-, schut- en havengelden; begraafplaatsrechten;.
Kenmerkend aan retributies is dat er een direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat. Met andere woorden: retributies zijn vergoedingen die de gemeente vraagt voor verleende diensten of het gebruik van voorzieningen. Retributies mogen maximaal honderd procent kostendekkend zijn. De afvalstoffenheffing is hybride: het is een belasting, maar met kenmerken van een retributie. Zo geldt voor de afvalstoffenheffing ook het voorschrift dat ze maximaal kostendekkend mogen zijn. Om deze reden wordt de afvalstoffenheffing vaak onder de retributies opgenomen. Hieronder geven wij voor een drietal retributies (afvalstoffenheffing, rioolhefing en leges Burgerzaken) per retributie aan welke tarieven wij voor 2010 voorstellen en welke opbrengst wij daarmee in 2010 denken te realiseren. Uitgangspunt voor onze tariefsvoorstellen is in de basis het handhaven van de kostendekkendheid. Afvalstoffenheffing De gemeente brengt afvalstoffenheffing in rekening voor de verwijdering en verwerking van huishoudelijk afval. De kosten van verwijdering van bedrijfsafval brengt de gemeente niet via de afvalstoffenheffing in rekening, maar via privaatrechtelijke overeenkomsten. In het kader van bestrijding van de effecten van de (krediet) crisis is besloten om in 2010 3 miljoen euro minder aan afvalstoffenheffing te heffen. Dit in combinatie met een verlaging van de opbrengst onroerende-zaakbelastingen. Voor 2010 verwachten we 118.700 objecten (2009: 119.000). Bij circa 12.000 objecten verlenen we kwijtschelding van de afvalstoffenheffing. Het aantal kwijtscheldingen in 2010 ligt daarmee 500 hoger dan in 2009, dit als gevolg van de economische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de burgers. De heffing van afvalstoffenheffing voor kamerbewoningpanden in Utrecht blijft regelmatig vragen opleveren. In 2008 stelde de Socialistische Partij Kamervragen over de afvalstoffenheffing en kamerbewoning. De minister heeft toegezegd de problematiek te laten onderzoeken. Naar verwachting komt er een wettelijke regeling, waarmee gemeenten de aanslag afvalstoffenheffing voor kamerbewoningpanden mogen opleggen aan de eigenaar van het pand of die eigenaar de keuze laten om een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente te sluiten. Deze regeling gaat, zoals de geluiden nu zijn, in met ingang van 1 januari 2010. In onderstaande tabel staan de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2010. Afvalstoffenheffing
2009
2010
Tarief Per huishouden
•
275,76
256,20
Opbrengst (exclusief kwijtschelding)
29.644
27.337
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
278
In onderstaande grafiek staan de inkomsten van de afvalstoffenheffing in de periode 2006-2010.
Afvalstoffenheffing
35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
2006
2007
2008
2009
2010
opbrengst in duizenden euro's
Rioolheffing De gemeente heft de rioolheffing voor het gebruik of het genot van een aansluiting op de gemeentelijke riolering. Eigenaren van panden die op het gemeentelijke rioleringsstelsel zijn aangesloten, ontvangen elk jaar een aanslag rioolheffing eigenarendeel naar een vast bedrag. Gebruikers van panden die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten en meer dan 250 kubieke meter water per jaar lozen op het stelsel, ontvangen een aanslag rioolheffing gebruikersdeel. Met ingang van 2009 is de heffing van de Brede Rioolheffing van toepassing. Gemeenten moeten daarvoor gaan samenwerken met waterschappen en waterleidingbedrijven. De gemeente Utrecht is in het kader van samenwerking met andere overheden al actief. Zo werken wij samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden op het gebied van de kwijtschelding. Met het waterleidingbedrijf werkt de gemeente al samen op het punt van de jaarlijkse gegevens van het waterverbruik voor het opleggen van aanslagen rioolheffing grootverbruik (meer dan 250 kubieke meter waterverbruik per jaar). Met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken hebben gemeenten een formele taak gekregen in de afvoer van overtollig regenwater en de aanpak van stedelijke grondwaterproblemen. Het gemeentelijke beleid hiervoor komt te staan in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) dat hiervoor wettelijk een bredere grondslag krijgt. Met ingang van 2008 bevat de Gemeentewet in artikel 228a een verbrede rioolheffing ter gedeeltelijke vervanging van de tot dan in artikel 229 geregelde rioolrechten. De maatregelen die de gemeente neemt om waterproblemen te bestrijden, kan de gemeente bekostigen uit deze verbrede rioolheffing. De wet biedt de gemeenten de mogelijkheid om de nieuwe heffing vorm te geven op vergelijkbare wijze als het huidige kostenverhaal en aan te sluiten bij de bestaande kostentoerekening. Als gevolg van het onderbrengen van de bredere taakinvulling in de heffing verandert het karakter van de oude rioolrechten van een retributie in een bestemmingsheffing. De Brede Rioolheffing is een belasting in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet. Niettemin blijft de opbrengstnorm van maximale kostendekkendheid gelden. Actualiteit Rioolheffing naar de maatstaf van heffing 'waarde in het economische verkeer' is in 2009 door een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden bevestigd. Overigens lopen er nog andere procedures over kosten welke in de dekking via de heffing van het rioolrecht door gemeenten mogen worden meegenomen. Ons huidige systeem, de heffing van een vast recht van eigenaren en een rioolheffing boven een verbruik van 250 kubieke meter van gebruikers, wordt momenteel in gemeentelijk fiscaal land gezien als de meest voor de hand liggende methodiek die ook middels diverse uitspraken van Gerechtshoven en Hoge Raad bevestigd is. 279
In onderstaande tabel staan de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2010 Rioolheffing Tarieven Eigenaar
•
2009
2010
205,24
215,43
Grootverbruik: 251 tot 50.000 m3
• • • •
1,60
1,69
50.001 tot 100.000 m3
1,54
1,62
100.001 tot 150.000 m3
1,42
1,50
meer dan 150.000 m3
1,30
1,37
32.094
33.841
Opbrengst (exclusief kwijtschelding) Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
De inkomsten uit rioolheffing laten in de periode 2006-2010 de volgende ontwikkeling zien:
Rioolheffing
40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
2006
2007
2008
2009
2010
opbrengst in duizenden euro's
Leges (onder andere Burgerzaken) De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers een uiteenlopend pakket aan diensten. Door het heffen van leges verhaalt de gemeente de kosten die we hiervoor maken (gedeeltelijk) op de burger die de dienst afneemt. Om de kostendekkendheid te handhaven moeten de legestarieven stijgen met (een gewogen gemiddelde van) het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten. Voor de leges Burgerzaken komt dit prijsindexcijfer voor 2010 neer op 1,9%. In de legesverordening - die de gemeenteraad tegelijkertijd met deze begroting bespreekt - gaan we op de bijzonderheden nader in. Hieronder staan de tarieven van enkele veelgevraagde diensten van Burgerzaken.
280
Leges Burgerzaken Tarieven Afschrift GBA (laagste en meest voorkomende tarief)
• • •
2009
2010
10,55
10,80
Paspoort
49,60
49,60
Rijbewijs
47,75
48,50
6.367
6.168
Opbrengst Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
De tarieven voor paspoorten en rijbewijzen zijn in hoge mate afhankelijk van besluitvorming van het Rijk. Op dit moment is nog niet bekend voor welke ontwikkeling het Rijk ten aanzien van de hoogte van de tarieven voor paspoorten en rijbewijzen voor 2010 zal kiezen. Belangenorganisaties pleiten in toenemende mate voor uniformering van legestarieven van gemeenten. Daarbij worden veelal bouwleges, paspoortleges, leges voor rijbewijzen en leges voor het maken van een kopie genoemd. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat de mate van dienstverlening door gemeenten veelal ook in de tarieven terug te vinden is. 'Is een dienst als Burgerzaken en Gemeentebelastingen de hele dag voor publiek open of slechts voor halve dagen.' Dat komt in de kosten, en dus ook in de tarieven terug.
3.7.3 Toekomstige ontwikkelingen Een ontwikkeling die nu en in de toekomst speelt is dat gemeenten in toenemende mate samenwerken op het gebied van de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen en de waardevaststelling voor onroerende zaken. Dit komt de efficiency ten goede en zal, op termijn, de kosten die samenhangen met de heffing en invordering van belastingen drukken. Sinds 1 januari 2009 werken we samen met de gemeente De Bilt op het gebied van waardevaststelling en heffing en invordering van gemeentelijke belastingen. Ook is er een intentieverklaring gesloten tussen de gemeente Utrecht en het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. De samenwerking daarmee gaat van start met de dwanginvordering en de afhandeling van kwijtscheldingsaanvragen. Het is de bedoeling dat een burger nog maar op één plaats de kwijtschelding moet aanvragen: in Utrecht. De uitspraak op die aanvraag geldt dan voor meerdere heffingen. De tarieven voor de bouwleges zullen mogelijk in 2010 wijzigen. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond daarvan zal het vergunningsregime worden aangepast met als doel verschillende bouwgerelateerde vergunningen binnen één aanvraag af te doen. De verschillende legestarieven zullen dan tot één (omgevings)tarief worden samengevoegd.
3.7.4 Lokale lastendruk Het belastingoverzicht grote gemeenten van de COELO vermeldt de rangorde van de grote gemeenten in Nederland voor wat betreft de lokale lastendruk. In het overzicht van 2009 komt Utrecht op de eerste plaats. Dit gegeven is in de lokale en landelijke pers uitgebreid aan de orde geweest. De totale woonlast voor Utrecht kwam in 2009 uit op 704 euro, voor 2008 was dat 683 euro. De lastenverlichting 2010 die voor de OZB en afvalstoffenheffing zijn doorgevoerd (respectievelijk 4 miljoen euro en 3 miljoen euro) zullen hun beslag krijgen in het overzicht van 2010. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de lokale lastendruk voor burgers in de gemeente Utrecht. Hierbij is alleen rekening gehouden met de woonlasten. Eventuele overige lasten zijn immers afhankelijk van de vraag of en hoeveel een individuele burger gebruik maakt van de diensten van de gemeente (zoals een bouwvergunning of een paspoort).
281
Woonlasten burgers Waarde woning
Belasting/retributie
2009
2010
Daling
Afvalstoffenheffing
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
Totaal
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
2009
2010
Huurder Alle
Eigenaar / gebruiker woning Waarde woning
Belasting/retributie
100.000
Onroerende-zaakbelasting
150.000
300.000
500.000
Daling
98,47
89,80
-8,67
-8,8%
Afvalstoffenheffing
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
Rioolheffing
205,24
215,43
10,19
5,0%
Totaal
579,47
561,43
-18,06
-3,1%
Onroerende-zaakbelasting
147,68
134,70
-12,98
-8,8%
Afvalstoffenheffing
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
Rioolheffing
205,24
215,43
10,19
5,0%
Totaal
628,68
606,33
-22,35
-3,6%
Onroerende-zaakbelasting
295,37
269,40
-25,97
-8,8%
Afvalstoffenheffing
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
Rioolheffing
205,24
215,43
10,19
5,0%
Totaal
776,37
741,03
-35,34
-4,6%
Onroerende-zaakbelasting
492,28
449,00
-43,28
-8,8%
Afvalstoffenheffing
275,76
256,20
-19,56
-7,1%
Rioolheffing
205,24
215,43
10,19
5,0%
Totaal
973,28
920,63
-52,65
-5,4%
Bedragen zijn in euro’s. De lokale lasten voor bedrijven bestaan uit de onroerende-zaakbelastingen voor gebruikers en/of eigenaren van nietwoningen, de rioolaansluitheffing en de rioolafvoerheffing. Aangezien verwijdering van bedrijfsafval plaatsvindt via privaatrechtelijke overeenkomsten, behoort de afvalstoffenheffing niet tot de lokale lasten van bedrijven. Zowel de aanslag onroerende-zaakbelastingen als de rioolafvoerheffing kan sterk verschillen tussen bedrijven onderling, afhankelijk van de WOZ-waarde van de onroerende goederen en de hoeveelheid afvalwater die zij op de gemeentelijke riolering afvoeren. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de lokale lasten van bedrijven en bijbehorende tarieven. Lokale lasten bedrijven Onroerende-zaakbelasting Eigendom niet-woningen 51
•
2009
2010
0,1978%
0,1980%
Het verschil van het procentuele tarief van 2010 ten opzichte van dat van 2009 betreft het saldo van nominale lastenverlichting, compensatie van de waardeontwikkeling van niet-woningen (- 5%) en doorberekening van de inflatie (1,25%). 51
282
Lokale lasten bedrijven Rioolheffing Eigenaar
•
Grootverbruik: 251 tot 50.000 m3
• • • •
50.001 tot 100.000 m3
2009
2010
205,24
215,43
1,60
1,69
1,54
1,62
100.001 tot 150.000 m3
1,42
1,50
Meer dan 150.000 m3
1,30
1,37
Tarieven zijn in hele euro’s.
3.7.5 Kwijtscheldingsbeleid Kwijtschelding van belastingen is in Utrecht mogelijk voor de onroerende-zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de hondenbelasting. Voorwaarde is dat de aanslag betrekking heeft op een woonlast voor een 'natuurlijke persoon'. Voor kwijtschelding van aanslagen in de zakelijke sfeer is op dit moment nog geen ruimte. Naar verwachting zal er op dit punt in 2010 duidelijkheid komen over de vraag of en hoe gemeenten kwijtschelding mogen verlenen aan ondernemers en kleine zelfstandigen die onvoldoende inkomen hebben om de gemeentelijke woonlasten te betalen. Gemeenten mogen in principe wel een strenger beleid voeren dan de rijksregeling toestaat, maar geen soepeler beleid. De gemeente Utrecht hanteert voor de kwijtschelding de maximale norm die het Rijk geeft aan gemeenten, te weten honderd procent van de norm voor de bijstand. Vrijwel alle burgers die een aanslag gemeentelijke belastingen ontvangen en moeten rondkomen van een bijstandsuitkering of alleen een AOW-uitkering en geen vermogen hebben, komen op basis van deze norm voor kwijtschelding in aanmerking. De regelgeving voor de kwijtschelding is neergelegd in de Leidraad Invorderingswet 1990. In onderstaande tabel staat een overzicht van de bedragen die met kwijtschelding zijn gemoeid. Kwijtschelding Onroerende-zaakbelasting (eigendom) Rioolheffing (aansluitrecht) Afvalstoffenheffing Hondenbelasting Totaal
2009
2010
11
11
7
7
3.171
3.074
48
50
3.237
3.142
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Vanaf 2008 is het niet meer mogelijk om kwijtschelding te krijgen voor meer dan twee honden. De houders van honden die voorheen wel kwijtschelding kregen, zijn hierover schriftelijk geïnformeerd. Hier zijn geen reacties op gekomen vanuit de burgers. Men lijkt dit dus te accepteren. De gemeente intensiveert de samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden op het gebied van de kwijtschelding. Door koppeling van bestanden trachten we personen die van een uitkering moeten rondkomen en recht hebben op kwijtschelding via geautomatiseerde weg de kwijtschelding te verlenen. Daardoor neemt de administratieve last (elk jaar opnieuw weer aanvragen) voor een aantal burgers af. Ook ontvangen personen, die het jaar voorafgaande aan het kwijtscheldingsjaar 2010 op aanvraag kwijtschelding hebben gekregen van hun woonlastenaanslag, vooraf een aanvraagformulier kwijtschelding. Tevens handhaven wij de service dat op afspraak burgers zich kunnen laten assisteren (door medewerkers van de afdeling Gemeentebelastingen) bij het invullen van het formulier voor de kwijtschelding.
283