Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1237 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET • • • • • •
•
• • •
•
• • •
• •
Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 9 juli 1991) Wet van 7 januari 2001 tot wijziging van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 25 januari 2001) Wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 2 mei 2003) Wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (B.S. 25 september 2001) Wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 21 juni 2010) KB van 24 februari 1992 tot vaststelling van het maximumbedrag van het risico van de consument in geval van verlies of diefstal van de kredietkaart of andere krediettitel (B.S. 4 april 1992) KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet (B.S. 8 september 1992; err. B.S. 25 november 1992) KB van 4 augustus 1992 tot regeling van de spreiding van de commissie voor bemiddeling inzake consumentenkrediet (B.S. 8 september 1992) KB van 20 november 1992 betreffende de verwerking van persoonsgegevens inzake consumentenkrediet (B.S. 11 december 1992) KB van 20 november 1992 betreffende de registratie door de NBB van wanbetalingen inzake consumentenkrediet (en hypothecair krediet) (B.S. 11 december 1992) KB van 11 januari 1993 tot vaststelling van de raadplegingsmodaliteiten en de voorwaarden waaraan de rechtspersonen die betaalkaarten ter beschikking stellen van de consument moeten voldoen om mededeling van persoonsgegevens te ontvangen (B.S. 9 februari 1993) KB van 23 maart 1993 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten (B.S. 26 april 1995) KB van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 25 mei 1993) KB van 5 september 1994 tot aanwijzing van de artikelen van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet die niet van toepassing zijn op bepaalde soorten van krediet, bedoeld in art. 3, § 3 van deze wet (B.S. 17 september 1994; err. B.S. 22 oktober 1991) KB van 15 december 1998 houdende uitvoering van art. 17 van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 29 december 1998) KB van 22 april 1999 tot regeling van de registratie van de berichten van collectieve schuldenregeling door de Nationale Bank van België en van hun raadpleging
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 5
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1238 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
• •
• •
•
• •
•
door de personen bedoeld in art. 19, § 2 van de Wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen (B.S. 19 mei 1999) KB van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (B.S. 19 juli 2002) KB van 11 januari 2006 tot bepaling van de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in art. 5, § 3 van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet vermeld dienen te worden (B.S. 22 februari 2006) KB van 2 mei 2006 tot aanwijzing van personen bedoeld in art. 25 van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 18 mei 2006) KB van 24 september 2006 tot wijziging van het KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op het invoeren van een maximale nulstellingstermijn (B.S. 20 oktober 2006, err. B.S. 16 november 2006) KB van 19 oktober 2006 tot wijziging van het KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op het bepalen van de maximale jaarlijkse kostenpercentages (B.S. 31 oktober 2006) KB van 12 juli 2009 tot wijziging van het KB van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (B.S. 18/8/2009) MB van 2 juni 1999 tot goedkeuring van het besluit van de Nationale Bank van België van 29 december 1998 betreffende de kosten van raadpleging van de door de Bank geregistreerde gegevens betreffende wanbetalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet (B.S. 17 juli 1999) KB van 21 juni 2011 tot wijziging van verschillende besluiten inzake consumentenkrediet en tot uitvoering van de artikelen 5, § 1, tweede lid, en § 2, en 15, derde lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 29 juni 2011)
6 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1239 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Inleiding: de wetgeving op het consumentenkrediet doorheen de tijd
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 7
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1240 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Een volledig overzicht geven van de evoluties in de Wet Consumentenkrediet zou ons te ver leiden. Daarom willen we ons hier beperken tot de grootste evoluties van de wet. In deze historiek moeten we teruggaan tot 1957, naar de Wet van 9 juli 1957 “tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering”, die werd gewijzigd door de Wet van 5 maart 1965 (B.S. 27 maart 1965) om ze uit te breiden tot persoonlijke leningen op afbetaling, en vervolgens ook door de Wet van 8 juli 1970. Oudere kredietovereenkomsten – specifiek deze van voor 1993 – vallen nog (gedeeltelijk) onder deze oude wetgeving. In de praktijk zullen we regelmatig moeten teruggrijpen naar deze regelgeving. Kijk in deze situaties specifiek de verjaringstermijnen na, dit zowel wat betreft de hoofdsom als de kosten. Op 12 juni 1991 kwam de eerste versie van de Wet op het Consumentenkrediet (afgekort als WCK). Deze lag aan de basis van onze huidige wetgeving. De inwerkingtreding gebeurde in vijf fasen. Uiteindelijk was de volledige wet (pas) op 1 januari 1993 van toepassing. (Zie het KB van 5 augustus 1991 “betreffende de data van inwerkingtreding van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet”) Samen met de wet trad op 1 januari 1993 ook het KB van 4 augustus 1992 “betreffende de kosten, percentages, duur en terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet” in werking. Hierin vind je verduidelijking omtrent art. 21 (maximaal jaarlijkse kostenpercentage) en art. 22 WCK (maximale terugbetalingstermijnen). In de bijlage van dit KB vind je ook de maximale JKP’s vanaf 15 juli 1993 terug. In de loop der jaren zijn er een aantal kleinere aanpassingen geweest van de WCK, aangebracht door de Wet van 6 juli 1992 en de Wet van 11 december 1998. Een meer ingrijpende wijziging werd aangebracht door de Wet van 7 januari 2001. Deze wet, beter gekend als de “Wet Santkin”, voorziet een aantal bijkomende definities en een nieuw art. 27bis dat de maximaal verschuldigde betaling bij betalingsachterstand of opeisbaarheid van het krediet vastlegt. Deze Wet Santkin werd van toepassing op alle nieuwe overeenkomsten afgesloten vanaf 1 januari 2002 en voor alle oudere overeenkomsten die opeisbaar werden na deze datum. Met deze wet krijgen we als schuldbemiddelaar eindelijk een duidelijk systeem van afrekening. Waar we voor 2002 moesten terugvallen op een aantal algemene principes, rechtspraak en de goodwill van de kredietgever, lijkt de Wet Santkin voor eens en altijd duidelijkheid te geven.
8 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1241 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de praktijk schuldbemiddeling worden we nog vaak geconfronteerd met afrekeningen van voor januari 2002. Ook al is de Wet Santkin hierop niet van toepassing, toch wordt een berekening volgens deze principes meestal aanvaard door de kredietgever. Andere wijzigingen van de WCK kwamen er door de Wet van 10 augustus 2001 “betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren” en het KB van 7 juli 2002 “tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren”. Hierdoor werd de positieve centrale vanaf 1 juni 2003 toegevoegd aan de reeds gekende “zwarte lijst”. Door het invoegen van een positief luik moet de kredietgever nog beter in staat zijn om zijn voorzichtigheidsverplichting na te komen. Door de Wet van 20 december 2002 “betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument” werd art. 39 WCK (dat betrekking had op de invordering van schulden verbonden aan consumentenkredieten) opgeheven vanaf 1 juli 2003. Deze wet voerde immers een meer algemene regeling in, die de minnelijke invordering van alle soorten schulden regelt en dus niet alleen van consumentenkredieten. Met de Wet van 24 maart 2003 werd de WCK nogmaals ingrijpend gewijzigd. De vorige versie van de WCK werd grondig geëvalueerd en bijgewerkt vanuit het oogpunt “de consument nog beter te beschermen”. Een principe dat we uiteraard kunnen toejuichen. Een aantal van de wijzigingen, voornamelijk die met betrekking tot afschaffing van het kredietaanbod, traden in werking op 1 juni 2003; de overige op 1 januari 2004. Enkel de bepaling m.b.t. de vermelding van het ondernemingsnummer (art.14, § 2) trad in werking op 1 januari 2005. In uitvoering van de wijzigingen die werden aangebracht door de Wet van 24 maart 2003 zijn er ondertussen een aantal belangrijke uitvoeringsbesluiten genomen. Zo bepaalt het KB van 11 januari 2006 de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in art. 5, § 3 WCK, vermeld dienen te worden. Hiernaast voert het KB van 19 oktober 2006 vanaf 1 februari 2007 nieuwe regels in m.b.t. de maximale jaarlijkse kostenpercentages. Vanaf dat moment zal enkel de kaart gebruikt voor elektronische overmaking van geldmiddelen recht geven op een hoger JKP bij kredietopeningen. Legitimatiekaarten vallen niet meer onder deze regeling. De Wet van 24 augustus 2005 “tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische com-
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 9
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1242 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
municatie” bracht met ingang van 1 januari 2006 een aantal wijzigingen aan in de WCK m.b.t. de overeenkomsten op afstand. Een laatste belangrijke wijziging van de Wet Consumentenkrediet vond plaats via de wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de Wet Consumentenkrediet. Deze wet strekte tot omzetting van de Europese Richtlijn Consumentenkrediet. Aangezien deze Richtlijn voor de geharmoniseerde materies niet enkel voorziet in een minimale bescherming, doch tevens in een maximale bescherming, kon de Belgische wetgever de bescherming die in de bestaande Belgische Wet Consumentenkrediet lag vervat niet overal behouden. De belangrijkste regelen ter bescherming van de consument bleven echter wel overeind. Intussen werd ter uitvoering van de nieuwe wet het KB van 21 juni 2011 tot wijziging van verschillende besluiten inzake consumentenkrediet en tot uitvoering van de artikelen 5, § 1, tweede lid, en § 2, en 15, derde lid, van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet uitgevaardigd. Dit KB wijzigt onder meer het KB van 4 augustus 1992. De gecoördineerde Wet op het Consumentenkrediet, waarin alle wetswijzigingen sinds 1991 zijn verwerkt, kan je terugvinden op de website in bijlage. Literatuurlijst • M. DE MUYNCK, “Consumentenkrediet: de wet van 13 juni 2010 gewikt en gewogen”, RABG 2011, 79 p. • M. DE MUYNCK en R. STEENNOT, “De nieuwe wet consumentenkrediet en kredietopeningen: een afdoende bescherming voor de consument?”, TBH 2011, 191-214. • Y. HOORNAERT, “Wet op het consumentenkrediet (WCK): andermaal hervormd”, Bank Fin. R. 2010, 400-408.
1.
Ten geleide: op welke overeenkomsten zijn de nieuwe wettelijke bepalingen van toepassing?
Het is uiteraard belangrijk te weten of men de nieuwe wettelijke bepalingen ook moet toepassen op overeenkomsten die voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke regelen (1 december 2010) werden gesloten. Artikel 73 van de wet van 13 juni bepaalt dat de nieuwe wettelijke bepalingen van toepassing zijn op lopende overeenkomsten. Dit impliceert dat kredietovereenkomsten die werden gesloten voor 1 december 2010 in beginsel ook onderworpen zijn aan de nieuwe wettelijke bepalingen. Men moet echter rekening houden met een aantal belangrijke bijzondere regelen, die het noodzakelijk maken in bepaalde gevallen terug te grijpen naar de wettelijke bepalingen die golden bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst. Wat de toepassing op de lopende kredietovereenkomsten van de artikelen 27bis (schadebedingen), 29 (uitdrukkelijk ontbindende bedingen) en 33ter, § 1, eerste lid,
10 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1243 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
en § 2 WCK betreft, worden de bedingen in de lopende overeenkomsten die, omwille van redenen van openbare orde of dwingend recht, strijdig zijn met deze bepalingen van rechtswege teruggebracht tot de bedingen die toegelaten worden door deze artikelen. Meer concreet, kunnen bijvoorbeeld schadebedingen en uitdrukkelijk ontbindende bedingen die in strijd zijn met de nieuwe wettelijke bepalingen niet nietig verklaard worden indien zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in overeenstemming waren met de op dat ogenblik geldende bepalingen. Zij zullen gereduceerd moeten worden tot wat vandaag toegelaten is bij toepassing van de Wet Consumentenkrediet. Men moet derhalve naar de oude regelen teruggrijpen om te weten of het beding gereduceerd moet worden (indien het in overeenstemming was met de bij de totstandkoming geldende regelen) of nietig verklaard moet worden (indien het ook in strijd was met de op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst geldende regelen). Op de regel van de onmiddellijke toepassing van de nieuwe bepalingen bestaan ook een aantal echte uitzonderingen. Meer concreet geldt de onmiddellijke toepassing niet voor de artikelen 3, 5 tot 18, 20 en 21, 25, a), 31, 35 tot 37, 60 en 64 WCK. Het betreft onder meer de artikelen betreffende kredietpromotie, de precontractuele informatieplichten, het herroepingsrecht en een aantal regelen betreffende de zekerheden. Dit betekent dat in het geval waarin de kredietovereenkomst is gesloten voor 1 december 2010, men voor de betrokken kredietovereenkomst de vroegere wettelijke regelen moet hanteren. Bijvoorbeeld, is de kredietovereenkomst gesloten voor 1 december 2010, dan moet de vraag of de kredietgever aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan en de vraag of de overeenkomst de verplichte vermeldingen bevat beoordeeld worden aan de hand van de oude wettelijke bepalingen, die golden bij de totstandkoming van de overeenkomst. Of een kredietovereenkomst al dan niet onder de wet ressorteert, dient evenzeer beoordeeld te worden aan de hand van de wettelijke bepalingen die golden op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst. Tot slot geldt nog een bijzondere regel voor het nieuwe artikel 22 § 2 WCK, dat bepaalt dat kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar in een nulstellingstermijn moeten voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag terugbetaald moet worden. Deze bepaling treedt pas in werking op 1 januari 2013. Zolang deze nieuwe regel niet in werking is getreden, geldt de verplichting om in een nulstellingstermijn te voorzien enkel voor kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar die niet in de periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien. Voor lopende overeenkomsten waarvoor reeds een nulstellingsverplichting geldt, neemt de termijn van nulstelling weliswaar slechts aanvang vanaf de eerste debetstand die zich voordoet na 1 januari 2011. In de mate waarin de oude regelen relevant blijven, werd ervoor geopteerd om de commentaar bij de oude wettelijke bepalingen op de website bij dit handboek1 te behouden.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 11
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1244 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
2.
•
Toepassingsgebied en begrippen die van belang zijn voor de bepaling ervan Art. 1 – 4 WCK
De bepalingen van de Wet Consumentenkrediet gelden voor kredietovereenkomsten gesloten tussen een consument en een kredietgever, al dan niet door tussenkomst van een kredietbemiddelaar. In dit deel bespreken we enkel de definities die van belang zijn bij de bepaling van het toepassingsgebied. Andere definities worden besproken in de afdeling waar ze relevant zijn.
2.1.
Personeel toepassingsgebied: consument, kredietgever en kredietbemiddelaar
2.1.1. Consument De consument wordt gedefinieerd als elke natuurlijke persoon die ten aanzien van de onder de wet vallende verrichtingen handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteit (art. 1.1° WCK). Om te bepalen of een kredietnemer al dan niet een consument is, dient men het bestemmingscriterium toe te passen. Meer concreet moet men nagaan of het krediet voor privédoeleinden, dan wel professionele doeleinden is bestemd. Met andere woorden, de kredietnemer is een consument indien het gefinancierde goed of de gefinancierde dienst (bv. auto) bestemd is voor privégebruik. Het is de bestemming ten tijde van het sluiten van de overeenkomst die bepalend is. Gemengde kredieten, dit zijn kredieten die zowel voor professionele als privédoeleinden worden aangegaan, vallen onder de toepassing van de Wet Consumentenkrediet indien zij voor hoofdzakelijk privédoeleinden worden aangegaan. Het begrip “consument” uit de Wet Consumentenkrediet is aldus ruimer dan het begrip “consument” uit de Wet Marktpraktijken, die een consument definieert als een natuurlijk persoon die handelt voor uitsluitend niet-beroepsmatige doeleinden (art. 1, 3° WMPC). Voorbeeld indien een man een PC op afbetaling koopt en deze PC hoofdzakelijk gebruikt wordt binnen het gezin, dan verhindert het occasionele beroepsmatige gebruik van de PC niet dat de man consument is in de zin van de Wet Consumentenkrediet. Op de Wet Marktpraktijken kan de man zich niet beroepen.
1.
Beschikbaar vanaf 2012.
12 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1245 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
2.1.2. Kredietgever Artikel 1.2° WCK definieert de kredietgever als elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die krediet toestaat binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten. Er kan slechts sprake zijn van een kredietgever indien een persoon krediet verstrekt in het kader van zijn beroepsactiviteit. Een occasionele kredietverlening aan een vriend of familielid ressorteert derhalve niet onder het toepassingsgebied van de wet, in tegenstelling tot wat geldt voor hypothecaire kredieten die onder de toepassing van de Wet Hypothecair Krediet vallen. Toepassing: Opdat de kredietverschaffing een handels- of beroepsactiviteit zou uitmaken, moet ze met regelmaat gebeuren. Het occasioneel verschaffen van krediet verleent aan degene die het krediet verleent niet de hoedanigheid van kredietgever in de zin van artikel 1, 2° Wet Consumentenkrediet (Gent 6 februari 2008, NjW 2008, 840). Uitzondering: Wanneer de overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever die in de overeenkomst wordt aangewezen, wordt de persoon die de kredietovereenkomst oorspronkelijk tot stand brengt, i.e. de overeenkomst ondertekent, echter niet beschouwd als kredietgever maar als kredietbemiddelaar (art. 2, 3° WCK). In de praktijk vindt deze regel vooral toepassing op kredieten aangeboden door garagisten in het raam van autofinancieringen. Dergelijke kredieten maken immers veelal het voorwerp uit van een onmiddellijke overdracht aan een captive-financieringsmaatschappij.
2.1.3. Kredietbemiddelaar •
Art. 1 en 62 WCK
De Belgische wet definieert de kredietbemiddelaar als een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfsof beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel: – aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt of – consumenten anderszins bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van kredietovereenkomsten of – namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. Opdat een persoon als kredietbemiddelaar beschouwd kan worden, is vereist enerzijds dat de bemiddeling geschiedt in het kader van een beroepsactiviteit, anderzijds dat de “bemiddelaar” een vergoeding in de vorm van geld of enig ander overeengekomen economisch voordeel ontvangt. Een economisch voordeel of financiële belo-
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 13
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1246 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
ning dient vooraf met de kredietgever te zijn overeengekomen en kan bijvoorbeeld bestaan uit de toekenning door de kredietgever van voordelen die de verkoper of dienstverlener toelaten om kosten te besparen (bv. ter beschikking stellen van informatica of type-aanvraagformulieren). Het loutere feit dat een verkoper via een kredietovereenkomst erin slaagt een grotere omzet te realiseren, volstaat echter niet aangezien in een dergelijk geval er geen overeengekomen economisch voordeel bestaat. Het begrip “kredietbemiddelaar” omvat vooreerst de kredietmakelaars en de kredietagenten (zie art. 62 WCK). Kredietagenten hebben de bevoegdheid om in naam en voor rekening van de kredietgever een kredietovereenkomst te sluiten. Kredietagenten kunnen slechts één enkele kredietgever vertegenwoordigen voor een bepaald type van kredietovereenkomsten. Meer concreet, slechts indien de kredietgever die zij vertegenwoordigen niet alle kredietvormen aanbiedt, kunnen zij voor de kredietvormen die niet worden aangeboden door de betrokken kredietgever, bemiddelen voor een andere kredietgever (bv. indien de betrokken kredietgever geen leningen op afbetalingen verstrekt, kunnen zij voor leningen op afbetaling of hypothecaire kredieten bemiddelen voor maximaal een andere kredietgever). De rol van de kredietmakelaar beperkt er zich toe de partijen bij elkaar te brengen. Hij heeft geen vertegenwoordigingsbevoegdheid en kan de overeenkomst derhalve niet in naam en voor rekening van de kredietgever sluiten. Kredietmakelaars kunnen, in tegenstelling tot kredietagenten, voor eenzelfde soort kredietovereenkomst, optreden voor één of meer kredietgevers. Het begrip “kredietbemiddelaar” is evenwel niet beperkt tot kredietagenten en kredietmakelaars. Ook een winkelier die de consument naar een bepaalde kredietgever verwijst en daarbij een overeengekomen economisch voordeel verwerft, moet als een kredietbemiddelaar beschouwd worden. Immers, de winkelier staat de consument bij bij de voorbereiding van het sluiten van een kredietovereenkomst. In dit kader moet wel worden opgemerkt dat de leverancier van goederen of diensten die bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreedt van een hele reeks informatieverplichtingen wordt vrijgesteld (art. 11ter WCK, infra).
2.2.
Materieel toepassingsgebied
2.2.1. Verschillende soorten kredietovereenkomsten Een kredietovereenkomst wordt gedefinieerd als elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling (art. 1.4° WCK).
14 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1247 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Het begrip “kredietovereenkomst” omvat vier specifieke kredietvormen (lening op afbetaling, kredietopening, verkoop op afbetaling en financieringshuur), maar is geenszins beperkt tot deze vier vormen, aangezien elk uitstel van betaling een kredietovereenkomst uitmaakt. Zodra er sprake is van een tijdsverschil tussen enerzijds het ter beschikking stellen van een som geld, het in bezit nemen van een goed of het genieten van een dienst en anderzijds de terugbetaling van het verkregen bedrag of het betalen van de prijs, is er sprake van een uitstel van betaling en derhalve kredietovereenkomst. Het is niet vereist dat de consument een prijs moet betalen voor het krediet. Ook het gratis krediet valt derhalve onder de wet. De term kredietovereenkomst is derhalve veel ruimer dan de lening op afbetaling. Het gaat bijvoorbeeld ook over de hypothese waarin de verkoper van een goed de consument de mogelijkheid biedt om de prijs later (in termijnen) te betalen. Het belang van de bijzondere kredietvormen bestond er vroeger in dat voor elk van de vier genoemde kredietvormen, bijzondere regelen golden (art. 40 e.v. WCK). Kijkt men naar de huidige Wet Consumentenkrediet, dan ziet men dat er enkel nog bijzondere regelen bestaan voor de kredietopening en de financieringshuur (zie respectievelijk artt. 59-60ter en artt. 47-54 WCK). De afzonderlijke definitie van “verkoop op afbetaling” en “lening op afbetaling” is nog relevant voor de toepassing van artikel 11 § 4, lid 2 WCK (infra). Het is nuttig enkele punten van onderscheid tussen deze kredietvormen in herinnering te brengen. De kredietopening en de lening op afbetaling onderscheiden zich van elkaar door het feit dat bij een lening het kredietbedrag onmiddellijk en integraal ter beschikking wordt gesteld, een bedrag dat de consument door middel van periodieke stortingen dient terug te betalen. In geval van een kredietopening daarentegen verkrijgt de consument een recht om ten belope van een bepaald bedrag krediet op te nemen, dat hij dan overeenkomstig de afgesproken contractuele voorwaarden moet terug betalen. Een kredietopening is dan ook een meer geschikte kredietvorm indien men bij het sluiten van de kredietovereenkomst niet kan inschatten hoeveel krediet men daadwerkelijk nodig zal hebben (men zal dan immers enkel rente betalen op het opgenomen bedrag). Kent men het exacte kredietbedrag wel en is het krediet bestemd voor de financiering van één bepaald goed (bv. wagen), dan is een lening op afbetaling aangewezen, in het bijzonder omdat de kost van een lening veelal lager is dan deze van een kredietopening. De verkoop op afbetaling onderscheidt zich in hoofdzaak van de lening op afbetaling door de persoon die het krediet verstrekt. Wordt het krediet verstrekt door de verkoper of dienstverlener, dan is er sprake van een verkoop op afbetaling. Wordt het krediet daarentegen verleend door een derde (bv. een bank), dan is er een lening op afbetaling. De verkoop op afbetaling en de financieringshuur onderscheiden zich van elkaar doordat de verkoop op afbetaling gericht is op eigendomsoverdracht. De
Aflevering 43 – maart 2013
IX. Kredietschulden / 15
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1248 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
financieringshuur strekt tot het genot van een roerend goed en bevat enkel een optie in hoofde van de kredietnemer om aan het eind van de overeenkomst de eigendom te verwerven. Financieringshuur leidt derhalve niet noodzakelijk tot eigendomsoverdracht, een verkoop af afbetaling wel (tenzij in een clausule van eigendomsvoorbehoud is voorzien en de consument zijn terugbetalingsverplichtingen niet nakomt).
2.2.2. Uitgesloten kredietovereenkomsten De ruime definitie van het begrip “kredietovereenkomst” heeft de wetgever genoodzaakt om een hele reeks van kredietovereenkomsten geheel of gedeeltelijk uit te sluiten van het toepassingsgebied van de wet. Men dient daarbij een onderscheid te maken tussen de kredietovereenkomsten die volledig worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet (art. 3 § 1 WCK) en de kredietovereenkomsten die slechts gedeeltelijk worden uitgesloten (art. 3 § 2 WCK).
2.2.2.1.
Volledige uitsluitingen
Verzekeringen en doorlopende levering – Worden vooreerst volledig uitgesloten: de verzekeringsovereenkomsten (bedoeld worden bijvoorbeeld verzekeringscontracten waarbij de premie in maandelijkse termijnen worden betaald), alsook de overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de goederen, respectievelijk diensten worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt. Voorbeelden Bedoeld worden onder meer de overeenkomsten die worden gesloten tussen consumenten en leveranciers van gas en elektriciteit.
Huurovereenkomsten zonder aankoopverplichting – Huurovereenkomsten worden volledig uitgesloten van het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet indien zij niet voorzien in een verplichting om het goed te kopen. Dergelijke verplichting mag noch in de huurovereenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst vervat liggen. Indien de verhuurder eenzijdig kan beslissen dat de huurder tot de aankoop van het goed dient over te gaan, wordt de verplichting tot aankoop van het goed geacht te bestaan. Bepaalde kredietkaarten – Art. 3, § 1, 3° WCK sloot aanvankelijk kredietovereenkomsten zonder interest van het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet uit voor zover aan twee cumulatieve voorwaarden was voldaan. Enerzijds moest het krediet binnen een termijn van twee maanden worden terugbetaald, anderzijds moest de kostprijs lager zijn dan 50 euro per jaar (vanaf 1 januari 2012: 51,74 euro). Deze uitzondering was in de plaats gekomen van een andere uitzondering die niet langer in de wet is voorzien, met name de uitzondering van de kredietopeningen voor een bedrag < 1250 euro en terugbetaalbaar binnen een termijn van drie maanden.
16 / IX. Kredietschulden
Aflevering 43 – maart 2013
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1249 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld Onder deze uitzondering vielen de zogenaamde accreditiefkaarten of kredietkaarten, dit zijn kredietkaarten waarbij de consument maandelijks een afrekening verkrijgt en het gespendeerde bedrag in uitvoering van een domiciliëring van zijn rekening wordt gedebiteerd (normale VISA, Mastercard). Indien de kostprijs lager was dan 50 euro per jaar (vanaf 1 januari 2012: 51,74 euro), vielen deze kredietkaarten niet onder het toepassingsgebied van de wet, dit ongeacht het bedrag dat met de kaart kon gespendeerd worden. Indien de terugbetaling niet geschiedde binnen de twee maanden, i.e. wanneer de betrokken overeenkomst bij het toezenden van de afrekening aan de consument de keuze liet tussen een onmiddellijke terugbetaling en een terugbetaling op langere termijn (bv. KBC-Pinto) was de wet dus wel van toepassing.
In de praktijk werd van deze uitzondering echter ook gebruiktgemaakt door kredietverleners die in België zogenaamde ‘minikredieten’ aanboden. Het betreft kredieten voor een klein bedrag die binnen een korte periode terugbetaald moesten worden. Het contract werd gesloten per sms of via internet met een rente van 0 % maar er moesten wel kosten betaald worden. Zo werd er bv. voor een kredietbedrag van 200 euro dat gedurende 30 dagen ontleend werd een bedrag van 49,90 euro aan kosten aangerekend. Een dergelijke werkwijze was mogelijk omdat deze kredietverstrekkers hiervoor gebruikmaakten van de hierboven vermelde uitzondering op het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet, alhoewel deze uitzondering eigenlijk niet voor dergelijke vormen van kredietverstrekking bedoeld was. Het voordeel voor de kredietverstrekker was dat dergelijke ‘minikredieten’ dan niet aan de strenge vereisten van de WCK (o.m. op het vlak van maximale jaarlijkse kostenpercentages) moesten voldoen. Bij Wet van 3 augustus 2012 “tot wijziging van artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet” (B.S. 19/09/2012) werd het toestaan van dergelijke minikredieten financieel onaantrekkelijk gemaakt. Enkel wanneer de kosten voor een (mini)krediet op maandbasis lager zijn dan 4,17 euro (te indexeren), er geen interesten worden aangerekend en het opgenomen krediet binnen een termijn van twee maanden moet worden terugbetaald, is de uitzondering nog toepasselijk. Vraagt men 4,17 euro (te indexeren) of meer aan kosten per maand, dan is de WCK wel degelijk van toepassing. Deze wetswijziging is in werking getreden op 20 september 2012. Voor het meest actuele bedrag van deze drempel (geïndexeerd bedrag), zie I. Leidraad, hoofdstuk 3, punt 14. Hypothecaire kredieten – Hypothecaire kredieten die onder het toepassingsgebied vallen van hetzij Titel I van het K.B. nr. 225, hetzij titel I van de Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, ressorteren niet onder het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet. Met andere woorden, de Wet Consumentenkrediet en de Wet Hypothecair Krediet kunnen niet beiden van toepassing zijn. Deze vaststelling is niet zonder belang, aangezien de Wet Hypothecair Krediet bijvoorbeeld geen bijzondere regelen en sancties bevat op het vlak van precontractuele informatieverplichtingen.
Aflevering 43 – maart 2013
IX. Kredietschulden / 17
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1250 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Het komt er dus op aan eerst te kijken of een krediet gewaarborgd is door een hypotheek en in bevestigend geval na te gaan of deze hypothecaire kredietovereenkomst onder de Wet Hypothecair Krediet valt. De Wet Hypothecair Krediet geldt enkel wanneer een hypothecair krediet bestemd is voor de financiering van de verwerving of het behoud van zakelijke rechten op onroerend goed en de kredietnemer de overeenkomst sluit voor hoofdzakelijk privédoeleinden (art. 1 WhypK). Voorbeeld Indien de hypothecaire kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de financiering van een dure wagen, een boot of beleggingen, dan vindt de Wet Hypothecair Krediet geen toepassing. De Wet Consumentenkrediet kan in een dergelijk geval wel gehanteerd worden, uiteraard indien de betrokken kredietovereenkomst onder het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet ressorteert (bv. niet onder een andere uitzondering valt).
De vraag rijst welke wet gehanteerd moet worden bij een zogenaamd gemengd hypothecair krediet, i.e. een hypothecair krediet dat deels bestemd is voor de financiering van verwerving of behoud van zakelijke rechten op onroerend goed en deels voor de financiering van consumptiegoederen. Naar onze overtuiging moet men in een dergelijk geval nagaan of het krediet in hoofdzaak bestemd is voor de financiering van de verwerving of behoud van zakelijke rechten op onroerende goederen. Enkel in bevestigend geval vindt de Wet Hypothecair Krediet toepassing. Voorbeeld Deze situatie doet zich in de praktijk vooral voor bij een centralisatie of hergroepering van een hypothecair krediet en één of meer consumptiekredieten. De bestaande kredietovereenkomsten (hypothecaire en andere) worden in dergelijk geval vervroegd terugbetaald via een nieuwe kredietovereenkomst, die integraal wordt gewaarborgd door een hypotheek op een onroerend goed. Is het bedrag van de nieuwe kredietovereenkomst in hoofdzaak bestemd voor de terugbetaling van een hypothecaire kredietovereenkomst die bestemd was voor de financiering van de verwerving of behoud van zakelijke rechten op onroerende goederen, dan is de Wet Consumentenkrediet niet van toepassing. Omgekeerd, is het resterend saldo van de oorspronkelijke hypothecaire kredietovereenkomst beperkt en strekt de nieuwe hypothecaire kredietovereenkomst in hoofdzaak tot de vervroegde terugbetaling van bestaande consumptiekredieten of het aangaan van nieuwe consumptiekredieten, dan vindt de Wet Consumentenkrediet wel toepassing.
Huwelijksbemiddeling – Overeenkomsten betreffende huwelijksbemiddeling (elke activiteit waarbij tegen vergoeding ontmoetingen tussen personen worden geregeld die rechtstreeks of onrechtstreeks tot een huwelijk of tot een vaste relatie moeten leiden) die onder het toepassingsgebied vallen van de Wet van 9 maart 1993 die ertoe strekt de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, vallen niet onder het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet. Consumenten worden geacht voldoende te zijn beschermd door de Wet van 1993. Betalingsuitstel voor bestaande schuld – Indien de consument uitstel verkrijgt om een bestaande schuld terug te betalen en hem daarvoor geen enkele kost wordt aange-
18 / IX. Kredietschulden
Aflevering 43 – maart 2013
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1251 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
rekend, dan valt dit uitstel van betaling niet onder de toepassing van de Wet Consumentenkrediet. Opgelet, het gaat hier enkel over de hypothese waarin een schuld eisbaar is geworden en de partijen na de opeisbaarheid (i.e. na de vervaldatum) een regeling overeenkomen tot verder uitstel van betaling zonder hiervoor enige kost of interest aan te rekenen. Het gaat hier uiteraard niet om de hypothese waarin krediet wordt verleend met een jaarlijks kostenpercentage van 0 %. Dergelijk krediet valt wel degelijk onder het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet.
2.2.2.2.
Gedeeltelijke uitsluitingen
Een aantal kredietovereenkomsten worden in artikel 3 § 2 WCK gedeeltelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet. Een gedeeltelijke uitsluiting houdt in dat een aantal bepalingen van de wet van toepassing blijft. Benadrukt moet hierbij worden dat de regelen die toepassing vinden, verschillen van geval tot geval. De schuldbemiddelaar moet voor deze overeenkomsten dus steeds nagaan of een bepaald artikel al dan niet van toepassing is. Deze regelen zullen in de praktijk vooral belangrijk zijn voor kredietopeningen verbonden aan zichtrekeningen.
Aflevering 43 – maart 2013
IX. Kredietschulden / 181
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1252 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1253 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Kredietovereenkomsten voor beperkte bedragen – Kredietovereenkomsten met een beperkte impact, met name kredietovereenkomsten voor een bedrag kleiner dan 200 euro, worden gedeeltelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet. Een hele reeks bepalingen blijven echter van toepassing, met name: – de regelen inzake kredietpromotie (art. 5-9 WCK), – de verplichting informatie in te winnen omtrent de financiële situatie van de consument (art. 10 WCK), – de informatieverplichtingen uit artikel 11-11ter WCK, – de adviesverplichting uit artikel 15 lid 1 WCK, – het verbod voor de ondertekening van de overeenkomst het kredietbedrag ter beschikking te stellen (art. 16 WCK), – de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), – de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-33bis WCK), – de regelen omtrent kredietovereenkomsten van onbepaalde duur en het recht kredietopnemingen te schorsen (art. 33ter WCK), – de bepalingen betreffende de persoonlijke zekerheidstelling (art. 34-37 WCK), – de regeling betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), – de bepalingen betreffende het lichten van de optie bij financieringshuur (art. 47 WCK), – de periodieke informatieverplichting bij kredietopeningen (art. 59 WCK), – de bepalingen betreffende kredietbemiddelaars en schuldbemiddeling (art. 62-67 WCK) en – de regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 74-109 WCK). Kredietovereenkomsten voor grote bedragen – Kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van meer dan 75.000 euro en die vastgesteld worden bij authentieke akte worden evenzeer gedeeltelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet. Opdat deze gedeeltelijke uitsluiting toepassing vindt, volstaat het niet dat het krediet 75.000 overschrijdt, maar is tevens vereist dat de kredietovereenkomst bij authentieke akte wordt vastgesteld. Blijven meer concreet van toepassing: – de regelen inzake kredietpromotie (art. 5-9 WCK), – de verplichting informatie in te winnen omtrent de financiële situatie van de consument (art. 10 WCK), – de informatieverplichting uit artikel 11-11ter WCK, – de verplichting bepaalde in artikel 14 § 2 WCK opgenomen vermeldingen in de overeenkomst te incorporeren, – de adviesverplichting uit artikel 15 lid 1 WCK, – de verplichting enkel krediet te verstrekken aan consumenten die redelijkerwijze in staat zullen zijn hun verplichtingen na te komen (art. 15, lid 2 WCK), – het verbod voor de ondertekening van de overeenkomst het kredietbedrag ter beschikking te stellen (art. 16 WCK), – de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), – de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-32bis WCK), – het recht op schorsing van kredietopnemingen (art. 33ter § 2 WCK),
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 19
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1254 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– – – – – – – –
de bepalingen betreffende de persoonlijke zekerheidstelling (art. 34-37), de bepalingen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), de bepalingen betreffende het lichten van de optie bij financieringshuur (art. 47) en de terugname van het goed bij financieringshuur (art. 54 WCK), de periodieke informatieverplichting bij kredietopeningen (art. 59 WCK), de bepalingen betreffende kredietbemiddelaars en schuldbemiddeling (art. 62-67 WCK), de bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens (art. 68-73 WCK) en de regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 74-109 WCK).
Geoorloofde debetstanden op rekening en overschrijdingen – Zoals reeds werd vermeld, werd de uitzondering voor kredietopeningen van 1250 euro of meer en terugbetaalbaar binnen de drie maanden niet overgenomen in de vernieuwde wet. Naast de in de plaats gekomen uitzondering voor bepaalde kredietkaarten (supra), wordt deze uitzondering gedeeltelijk vervangen door de bijzondere regeling voor geoorloofde debetstanden op een rekening en overschrijdingen. Onder bepaalde voorwaarden zullen deze immers slechts gedeeltelijk onder de wet ressorteren. Het komt er in de eerste plaats op aan om het concept “geoorloofde debetstand op een rekening” en het begrip “overschrijding” te definiëren. Artikel 1, 12ter WCK definieert de geoorloofde debetstand op een rekening als een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening te boven gaan. Het begrip “rekening” wordt ingevuld als een rekening die de consument toelaat om inkomsten te ontvangen, geld af te halen en betalingen ten gunste van derden te verrichten (art. 1, 25° WCK). Voorbeeld Kredietopeningen verbonden aan zichtrekeningen die door kredietinstellingen worden verstrekt. Kredietopeningen die worden verstrekt door postorderbedrijven vallen daarentegen niet onder het begrip “geoorloofde debetstand op een rekening” en blijven onderworpen aan de regelen die gelden voor kredietopeningen in het algemeen.
Overschrijding – Artikel 1, 12quater WCK definieert de overschrijding als een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan. Overschrijdingen veronderstellen dus niet noodzakelijk het eerdere bestaan van een geoorloofde debetstand op een rekening.
20 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1255 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld Hoewel de consument slechts het recht heeft om 1000 euro onder nul te gaan, voert de bank geheel vrijwillig een overschrijving uit die leidt tot het ontstaan van een debetsaldo dat groter is dan 1000 euro.
Het onderscheid tussen de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding is duidelijk. Waar de geoorloofde debetstand op een rekening de consument een contractueel recht op krediet verleent – het gaat immers om een uitdrukkelijke kredietopening – is dit bij overschrijdingen niet het geval. Verschillende soorten geoorloofde debetstanden op rekening – Bij de bepaling van de toepasselijke regelen volstaat het niet een onderscheid te maken tussen overschrijdingen en geoorloofde debetstanden. De wet maakt immers een onderscheid tussen drie categorieën van geoorloofde debetstanden op een rekening: 1) de geoorloofde debetstand op een rekening die binnen de maand moet worden afgelost, 2) de geoorloofde debetstand op een rekening die binnen de drie maanden of op verzoek van de kredietgever moet worden terugbetaald en 3) de overige geoorloofde debetstanden op een rekening. Wat de tweede categorie betreft, kan worden opgemerkt dat kredietopeningen die terugbetaalbaar zijn op verzoek van de kredietgever een typisch Angelsaksisch fenomeen zijn en onder de Belgische wet niet toegelaten zijn. Artikel 29, laatste lid WCK bepaalt immers dat elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen, verboden is. Met andere woorden, in de praktijk zal de tweede categorie dus enkel geoorloofde debetstanden op een rekening die terugbetaalbaar zijn binnen de drie maanden omvatten. De geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar binnen de drie maanden of op verzoek van de kredietgever zijn onderworpen aan het grootst aantal bepalingen. Het betreft: – bepaalde regelen inzake reclame (art 5, § 1, eerste lid, 1° tot 3° en § 2, 6-9 WCK), – de verplichting informatie in te winnen omtrent de financiële situatie van de consument (art. 10 WCK), – de informatieverplichting (art. 11bis en 11ter WCK), – bepalingen betreffende de weigering van het krediet (art. 12-13 WCK), – de regelen inzake de totstandkoming van de overeenkomst (art. 14, §§ 1 en 3 WCK), – de adviesverplichting uit artikel 15 lid 1 WCK, – de verplichting enkel krediet te verstrekken aan consumenten die redelijkerwijze instaat zullen zijn hun verplichtingen na te komen (art. 15, lid 2 WCK), – het verbod voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst het kredietbedrag ter beschikking te stellen (art. 16 WCK), – de verplichting de identiteit van de consument te controleren (art. 17 WCK),
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 21
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1256 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– – – – – – – – – – –
– – –
de regelen betreffende de band tussen de kredietovereenkomst en de overeenkomst waarvoor financiering wordt gevraagd (art. 19-20 WCK), de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), de bepalingen betreffende de terugbetalingstermijn en vervroegde terugbetaling (art. 22-23 WCK), de regelen betreffende de tegenwerpbaarheid van de verweermiddelen (art. 24 WCK), de bepalingen betreffende de overdracht van de vorderingen uit kredietovereenkomst (art. 25-27 WCK), de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-33bis WCK), de regelen omtrent kredietovereenkomsten van onbepaalde duur en het recht kredietopnemingen te schorsen (art. 33ter WCK), de bepalingen betreffende de persoonlijke zekerheidstelling (art. 34-37 WCK), de regelen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), periodieke informatieverplichting bij kredietopeningen (art. 59 § 1 WCK), de regelen betreffende niet-toegelaten debetstanden en overschrijdingen van minstens 1250 euro die langer dan een maand aanhouden (art. 60bis en 60ter WCK), de bepalingen betreffende kredietbemiddelaars en schuldbemiddeling (art. 62-67 WCK), de bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens (art. 68-73 WCK) en de regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 74-109 WCK).
In geval van een geoorloofde debetstand op een rekening die binnen de maand moet worden afgelost, gelden heel wat minder regelen. Het betreft: – de bijzonder beperkte informatieverplichting uit artikel 11bis § 3 WCK, – de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), – de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-33 WCK), – de bepalingen betreffende de afstand van loon (art. 37 WCK), – de regelen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), – de periodieke informatieverplichting bij kredietopeningen (art. 59 § 1 WCK), – de regelen betreffende niet-toegelaten debetstanden (art. 60bis WCK), – verschillende bepalingen betreffende kredietbemiddelaars (art. 62-63 en 65 WCK), – de bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens (art. 68-73 WCK) en – bepaalde regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 86 lid 1, 87, 90, 91, 96, 101-118 WCK). Bij overschrijdingen gelden: – bepaalde regelen inzake reclame (art. 5 § 2 en 6 WCK), – de verplichting informatie te verstrekken over de debetrentevoet (art. 11bis § 2, lid 2, 5° WCK),
22 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1257 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– – – – – – – –
de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-33 WCK), de bepalingen betreffende de afstand van loon (art. 37 WCK), de regelen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), de regelen betreffende overschrijdingen van minstens 1250 euro die langer dan een maand aanhouden (art. 60ter WCK), verschillende bepalingen betreffende kredietbemiddelaars (art. 62-63 en 65 WCK), de bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens (art. 68-73 WCK) en bepaalde regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 86, lid 1, 87, 90, 91, 96, 101-118 WCK).
Kredietovereenkomsten met beleggingsondernemingen – Worden verder gedeeltelijk van het toepassingsgebied van de wet uitgesloten: kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is. Het betreft bijvoorbeeld de hypothese waarin een cliënt via zijn bank een order plaatst voor de aankoop van effecten en daartoe krediet verkrijgt van zijn bank. Het belang van deze gedeeltelijke uitsluiting blijft beperkt aangezien de meeste bepalingen van de wet van toepassing blijven. De belangrijkste bepalingen die worden uitgesloten zijn de artikelen 16 (verbod kredietbedrag over te maken voor alle partijen de overeenkomst hebben ondertekend), 18 (het herroepingsrecht), 19-20 (bepalingen betreffende de band tussen kredietovereenkomst en gefinancierde overeenkomst) en 24 (tegenwerpbaarheid van de verweermiddelen) WCK. Regeling voor uitstel van betaling m.b.t. bestaande kredietovereenkomst – Een gedeeltelijke uitsluiting geldt verder voor kredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen treffen voor uitstel of aflossing indien de consument zijn verplichtingen uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen. Opdat deze gedeeltelijke uitsluiting zou gelden, moet tegelijkertijd voldaan zijn aan twee voorwaarden. Meer concreet is het vereist dat met deze regeling een rechtsvordering tot ingebrekestelling (dagvaarding) zou kunnen worden vermeden, alsook dat de voorwaarden van de nieuwe kredietovereenkomst voor de consument niet ongunstiger zijn dan de voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst. Dit laatste veronderstelt dat aan de consument geen bijkomende kosten mogen worden opgelegd en geen hoger JKP mag gelden. Meer concreet vinden de volgende regelen toepassing: – de regelen inzake kredietpromotie (art. 5-9 WCK), – de verplichting informatie in te winnen omtrent de financiële situatie van de consument (art. 10 WCK),
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 23
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1258 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– – – – – – – – – – – – – – – –
– –
de informatieverplichting uit artikel 11bis-11ter WCK, de bepalingen betreffende de weigering van het krediet (art. 12-13 WCK), de regel betreffende de totstandkoming van de overeenkomst (art. 14 § 1 WCK), de verplichting bepaalde in artikel 14 § 2 WCK opgenomen vermeldingen in de overeenkomst te incorporeren, de adviesverplichting uit artikel 15 lid 1 WCK, de verplichting enkel krediet te verstrekken aan consumenten die redelijkerwijze in staat zullen zijn hun verplichtingen na te komen (art. 15, lid 2 WCK), het verbod voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst het kredietbedrag ter beschikking te stellen (art. 16 WCK), de verplichting de identiteit te verifiëren (art. 17 WCK), de regelen betreffende de band tussen de kredietovereenkomst en de overeenkomst waarvoor financiering wordt gevraagd (art. 19-20 WCK), de bepalingen inzake het maximale JKP (art. 21 WCK), de bepalingen betreffende de terugbetalingstermijn en vervroegde terugbetaling (art. 22-23 WCK), de bepalingen betreffende de overdracht van vorderingen uit de kredietovereenkomst (art. 25-27 WCK), de regelen betreffende onrechtmatige bedingen (art. 27bis-33bis WCK), de regelen omtrent kredietovereenkomsten van onbepaalde duur en het recht kredietopnemingen te schorsen (art. 33ter WCK), de bepalingen betreffende de persoonlijke zekerheidstelling (art. 34-37 WCK), de bepalingen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten (art. 38 WCK), alle bepalingen betreffende bijzondere kredietvormen, met uitzondering van artikel 60ter WCK, de bepalingen betreffende kredietbemiddelaars en schuldbemiddeling (art. 62-67 WCK), de bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens (art. 68-73 WCK) en de regelen inzake controle, toezicht en sancties (art. 74-109 WCK).
Opmerking: De vaststelling dat een hele reeks bepalingen, waaronder artikel 15 WCK, van toepassing blijven, heeft ertoe geleid dat een aantal kredietgevers geen uitstel van betaling meer biedt aan consumenten die hun verplichtingen uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet kunnen nakomen.
2.3.
Territoriaal toepassingsgebied
Kredieten met buitenlandse kredietgevers – Artikel 2 WCK regelt de toepassing van de wet op grensoverschrijdende consumentenkredieten. De vraag of de Belgische wet van toepassing is indien het krediet wordt aangeboden door een buitenlandse kredietgever is van belang aangezien er zelfs binnen Europa nog aanzienlijke verschillen kunnen bestaan in de wetgeving. Zo bijvoorbeeld is België één van de weinige lidstaten die bepaalt dat de kredietgever slechts krediet mag verlenen indien blijkt dat de consument redelijkerwijze in staat zal zijn het krediet terug te betalen. Verder bevat
24 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1259 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
de Belgische wet bijvoorbeeld een bijzondere regeling inzake uitdrukkelijk ontbindende bedingen en vergoedingen die door de consument verschuldigd zijn bij een contractuele wanprestatie. Deze regel sluit aan bij de verwijzingsregel inzake consumentenovereenkomsten die vervat ligt in de Rome I Verordening (zie XVI. Grensoverschrijdende aspecten van schuldbemiddeling, punt 2). Meer concreet bepaalt artikel 2, lid 1 WCK dat de Belgische wet toepassing vindt indien de overeenkomst wordt gesloten tussen 1) een consument die in België zijn gewone verblijfplaats heeft en 2) een kredietgever die zijn commerciële of beroepsactiviteiten in België ontplooit of zijn activiteiten met gelijk welk middel op België richt (of op verschillende landen waaronder België) en 3) de overeenkomst onder die activiteiten valt. Een rechtskeuze (keuze voor het recht van het land van de kredietgever) is volgens artikel 2, lid 2 WCK mogelijk, doch kan er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest op grond van de bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens de toepasselijke Belgische regelgeving bij gebreke van rechtskeuze. Met dit laatste wordt bedoeld dat wanneer op grond van artikel 2, lid 1 WCK Belgisch recht van toepassing is, de keuze voor een ander rechtstelsel er niet toe kan leiden dat de consument de bescherming wordt ontzegd die hem door de Wet Consumentenkrediet wordt geboden. Voorbeeld Een Britse kredietgever vermeldt niet enkel in Britse pond welke bedragen ontleend en terugbetaald kunnen / moeten worden, maar ook in euro. Voor vragen kunnen consumenten terecht op een telefoonnummer met internationaal kengetal. In dergelijk geval zal de Belgische wet toepassing vinden of zal een keuze voor het Britse recht geen afbreuk kunnen doen aan de dwingende bescherming die de Belgische Wet Consumentenkrediet biedt.
2.4.
Dwingend karakter van de wet
Artikel 4 WCK bepaalt dat elk beding dat ertoe strekt de rechten van de consument die voortvloeien uit de wet in te perken of diens verplichtingen te verzwaren van rechtswege nietig zijn. Van de bepalingen van de Wet Consumentenkrediet kan dus bij overeenkomst niet worden afgeweken in het nadeel van de consument.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 25
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1260 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
3.
Kredietpromotie
De Wet Consumentenkrediet bevat verschillende bepalingen betreffende reclame. Artikel 5 WCK bepaalt welke gegevens moeten worden opgenomen in de reclame. Artikel 6 WCK geeft aan welke reclame verboden is. De artikelen 7 tot en met 9 WCK betreffen tenslotte de wijze waarop kredietovereenkomsten aan de man worden gebracht (promotietechnieken). Bij de beoordeling van reclame voor consumentenkredietovereenkomsten moet men overigens niet enkel rekening houden met de regelen uit de Wet Consumentenkrediet, maar ook met de bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken die vervat liggen in de Wet Marktpraktijken (Deel VIII. Bescherming van de consument. Hoofdstuk I, punt 4). Ook deze regelen kunnen bepaalde vormen van reclame en bepaalde promotietechnieken verbieden. Bovendien bevatten zij een sanctie die ook bij een schending van artikel 5 en 6 WMPC kan worden toegepast (infra punt 3.4).
3.1.
Begrip reclame
Wat de definitie van reclame betreft, verwijst artikel 1, 7° WCK naar de Wet Handelspraktijken (lees: Wet Marktpraktijken). Het betreft: iedere mededeling van een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft de verkoop van producten (in casu kredieten) te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen (art. 2, 19° WMPC). De notie “reclame” wordt ruim ingevuld. Zo oordeelde het Hof van Cassatie eerder dat een mededeling die een imago bevorderend effect heeft als reclame beschouwd moet worden (Cass. 12 november 1999, Jaarboek Handelspraktijken 1999, 788). Zij is er immers op gericht om onrechtstreeks de verkoop te bevorderen. Voorbeeld: voorbeelden van reclame zijn: de vermelding van een logo, een advertentie in een krant of de Gouden Gids, een website, een gesponsorde koppeling, een persconferentie waarop nieuwe kredietvormen worden gepromoot…
3.2.
Verplichte vermeldingen in reclame
Artikel 5 WCK bepaalt welke vermeldingen in reclame betreffende consumentenkredietovereenkomsten moeten worden opgenomen, alsook op welke wijze dit moet gebeuren. De wet maakt daarbij een onderscheid tussen reclame die een rentevoet of een cijfer betreffende de kosten van het krediet vermeldt en reclame die dat niet doet.
26 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1261 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
3.2.1. Reclame zonder rentevoet Indien reclame geen rentevoet vermeldt, noch een cijfer betreffende de kosten van het krediet, volstaat het de vermelding op te nemen “Let op: lenen kost ook geld” (art. 5 § 2 WCK). De grootte van de lettertekens waarin deze boodschap moet worden opgenomen, wordt bij Koninklijk Besluit vastgesteld (art. 14 KB van 21 juni 2011). Hoewel dit niet uitdrukkelijk wordt bepaald in artikel 5 § 2 WCK kan men ervan uitgaan dat deze vermelding ook op hoorbare wijze kan (en moet) geschieden indien gebruik wordt gemaakt van reclame via de radio.
3.2.2. Reclame met rentevoet Wanneer reclame wel een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet vermeldt, moet de reclame de volgende gegevens bevatten: – de debetrentevoet, vast en/of veranderlijk, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen; – het kredietbedrag; – het jaarlijkse kostenpercentage; – de duur van de kredietovereenkomst; – in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, en – in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen. Ook hier wordt bij Koninklijk Besluit vastgesteld welke de grootte is van de lettertekens inzake informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, haar duur, het jaarlijkse kostenpercentage en, indien het om een promotiepercentage gaat, de periode gedurende welke dit percentage wordt toegepast, de vaste of veranderlijke aard van de debetrentevoet en het bedrag van de aflossingen (art. 14 KB van 21 juni 2011). De door de wet vereiste informatie dient op duidelijke wijze, dit is in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen te worden opgenomen. Dit impliceert dat geen gebruik gemaakt mag worden van een taalgebruik dat dermate technisch of juridisch is dat een gemiddeld consument het niet begrijpt. Bovendien moet de informatie beknopt worden weergegeven. De vaststelling dat de informatie op hoorbare wijze kan worden weergegeven, houdt in dat ook op de radio reclame kan worden gemaakt voor consumentenkredietovereenkomsten en daarbij een rentevoet vermeld kan worden. Van belang is verder dat de informatie hoe dan ook verstrekt moet worden aan de hand van een representatief voorbeeld. Artikel 5 § 1, laatste lid bepaalt ter zake dat het kredietbedrag dat wordt gebruikt in het representatieve voorbeeld gebaseerd
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 27
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1262 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
moet zijn op het gemiddelde kredietbedrag dat, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief is voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Met andere woorden de kredietgever of kredietbemiddelaar moet voorafgaand aan de reclame op zoek gaan naar het gemiddeld kredietbedrag dat representatief is voor de betrokken kredietvorm (bv. voor de geadverteerde leningen op afbetaling). Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden, dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven (bv. voor een lening op afbetaling en een kredietopening). Indien in verband met de kredietovereenkomst het sluiten van een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering (bv. schuldsaldoverzekering), verplicht is om het krediet te verkrijgen, of om het krediet te verkrijgen onder de geadverteerde voorwaarden, moet de verplichting tot het sluiten van die overeenkomst op een duidelijke, beknopte, opvallende en hoorbare wijze, tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld, tenminste indien de kosten van die dienst niet vooraf bepaald kunnen worden (art. 5 § 3 WCK). Immers, indien die kosten wel vooraf bepaald kunnen worden, moeten ze worden opgenomen in het JKP.
3.3.
Verboden vormen van reclame
Artikel 6 WCK verbiedt een aantal vormen van reclame. Verboden is vooreerst elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op: – het aanzetten van de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, tot het opnemen van krediet; – het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen (bijvoorbeeld: “snel krediet, zonder enig kredietwaardigheidsonderzoek”, “krediet binnen het uur”, “ krediet binnen de 48 uur”, “Direct Cash”); – het aansporen tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten (bijvoorbeeld: slogans als “wenst U Uw leningen samen te voegen zodoende minder snel te moeten betalen?” of “bestaande schulden en eigenaar van uw eigen woning? Centraliseer nu uw kredieten. Nog geld over!”) of die tot uiting brengt dat lopende kredietovereenkomsten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen. Opdat een inbreuk op één van deze regelen kan voorliggen, is vereist dat de reclame specifiek gericht is op één van deze elementen. Naar onze overtuiging is aan dit vereiste voldaan, zodra het betrokken element (bv. hergroepering) een prominente rol speelt binnen de reclame, i.e. bij een gemiddeld consument onmiddellijk in het oog springt. In tegenstelling tot wat het geval was voor de wetswijziging van 2010 is niet langer vereist dat het aansporen tot hergroepering of het benadrukken van de snelheid waarmee krediet kan worden verkregen op een onrechtmatige wijze geschiedt. Het schrappen van het vereiste “op onrechtmatige wijze” moet toelaten gemakkelijker te kunnen optreden tegen dit type van reclame.
28 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1263 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Is eveneens verboden elke reclame voor een kredietovereenkomst die: – verwijst naar een erkenning, een registratie of een inschrijving in de zin van deze wet; – aanduidt dat een kredietovereenkomst kan worden gesloten zonder informatie die zou toelaten de financiële toestand van de consument na te gaan (de artikelen 10 en 15 WCK bevatten immers de verplichting informatie in te winnen omtrent de financiële situatie van de consument en de verplichting om enkel krediet te verstrekken indien men er redelijkerwijze kan van uitgaan dat de consument het krediet zal kunnen terugbetalen (zie infra)); – voordeeltarieven vermeldt zonder opgave van de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan de toekenning van deze tarieven is onderworpen; – aanduidt met bewoordingen, tekenen of symbolen dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant; – door verwijzing naar het maximale jaarlijkse kostenpercentage of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekt dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast. Iedere verwijzing naar het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage en naar de wettelijk toegestane maximale debetrentevoet moet ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar worden voorgesteld en moet het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage nauwkeurig aanduiden; – reclame die een daad in de hand werkt die beschouwd moet worden als een niet-naleving van of een inbreuk op de Wet Consumentenkrediet of haar uitvoeringsbesluiten – een andere identiteit, adres of hoedanigheid vermeldt dan door de adverteerder opgegeven bij de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, in het raam van de erkenning, registratie of inschrijving; – om een kredietsoort aan te duiden enkel een benaming hanteert die verschilt van degene die door deze wet worden aangewend Voorbeeld Deze regel verbiedt om in reclame voor kredietopeningen enkel te spreken over “cashreserve”, “comfortline”, of bijvoorbeeld “mogelijkheid om onder nul te gaan”, dit zonder melding te maken van de begrippen “kredietopening”, “geoorloofde debetstand op rekening” of “overschrijding”.
Het valt op dat, opdat in deze gevallen een schending van de wet voorligt, het niet vereist is dat de reclame specifiek gericht is op één van de hierboven weergegeven elementen. De meeste van deze verboden hebben tot doel te vermijden dat de consument zou worden misleid. Deze vaststelling is niet zonder belang aangezien de Wet Marktpraktijken in een bijzondere sanctie voorziet in het geval waarin een onderneming zich schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten en de consument ingevolge de oneerlijke handelspraktijk de kredietovereenkomst heeft gesloten (art. 41 WMPC: infra).
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 29
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1264 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Verder blijft elke reclame die de vermelding "gratis krediet" of een gelijkaardige vermelding bevat verboden (art. 6 § 2 WCK). Voorbeeld Indien het krediet gratis is dan kan dit enkel voorgesteld worden door te bepalen dat het JKP gelijk is aan 0 %.
Wanneer reclame tegelijk betrekking heeft op kredietovereenkomsten die zowel binnen als buiten het toepassingsgebied van deze wet vallen en de reclameboodschap niet op een duidelijke, opvallende en desgevallend hoorbare wijze aanduidt welke informatie betrekking heeft op welke kredietovereenkomst dan is artikel 6 WCK van toepassing op de hele reclame (art. 6 § 4 WCK). Met andere woorden de verbodsbepalingen inzake reclame zijn van toepassing op de gehele reclameboodschap in het geval waarin niet duidelijk is welke informatie betrekking heeft op welke kredietovereenkomst. De verwijzing naar kredietovereenkomsten die buiten het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkrediet vallen, betreft in hoofdzaak hypothecaire kredieten die onder het toepassingsgebied van de Wet Hypothecair Krediet vallen.
3.4.
Sanctionering bij inbreuken op artikel 5 en 6 WCK
De Wet Consumentenkrediet bevat geen privaatrechtelijke sancties in het geval waarin de artikelen 5 en 6 WCK worden geschonden. De consument die het slachtoffer is geworden van een reclame die in strijd was met de artikelen 5 en 6 WCK kan zich derhalve niet beroepen op een in de Wet Consumentenkrediet voorziene privaatrechtelijke sanctie (art. 85 e.v. WCK). Wel is het vaak mogelijk een beroep te doen op de regelen inzake oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten (art. 41 WMPC). Indien men kan aantonen dat de kredietovereenkomst werd gesloten ingevolge de oneerlijke handelspraktijk kan de rechter de consument vrijstellen van de betaling van kosten en interesten. Uiteraard dient het ontleende kredietbedrag wel nog steeds te worden terugbetaald. Let wel, de rechter kan deze sanctie toepassen, maar hoeft dit niet te doen. Hij kan er overigens ook voor opteren om de consument gedeeltelijk vrij te stellen van de verplichting om interesten en kosten te betalen.
3.5.
Promotietechnieken
De artikelen 7 tot en met 9 van de Wet Consumentenkrediet bevatten enkele beperkingen betreffende de wijze waarop consumentenkredieten aan de man kunnen worden gebracht.
30 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1265 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
3.5.1. Leuren aan woonplaats Bij toepassing van artikel 7 WCK is het in principe verboden te leuren voor kredietovereenkomsten aan de woonplaats of verblijfplaats van de consument. Artikel 2, 26° WCK definieert leuren voor kredietovereenkomsten als het fysiek bezoeken van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar ter gelegenheid waarvan een kredietaanbod wordt geformuleerd of een kredietaanvraag, een kredietaanbod of een kredietcontract al dan niet ter ondertekening wordt voorgelegd. Met het fysisch bezoeken van de consument wordt bovendien gelijkgesteld, het benaderen van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar door communicatie via spraaktelefonie om de consument een bezoek voor te stellen (art. 2, 26° WCK). Men dient in het bijzonder aandacht te hebben voor deze bepaling indien men merkt dat de plaats van ondertekening van het contract de woonplaats van de consument is! Uitzondering: leuren is toegestaan indien de kredietgever of kredietbemiddelaar zich naar de woonplaats of verblijfplaats van de consument heeft begeven op het uitdrukkelijk en voorafgaand verzoek van de consument. Het bewijs van dit verzoek kan enkel geleverd worden aan de hand van een van de kredietovereenkomst te onderscheiden geschrift, opgesteld voor het bezoek (bv. reclamefolder met invulstrookje). Een probleem kan zich daarbij voordoen indien de consument de kredietgever heeft verzocht langs te komen om een bepaald product voor te stellen. Indien er dan bij de consument thuis een overeenkomst wordt gesloten voor een ander product is er sprake van leuren.
3.5.2. Leuren aan de werkplaats Artikel 8 WCK verbiedt het leuren met kredietovereenkomsten aan de werkplaats van de consument, alsook het leuren aan de woonplaats of verblijfplaats van een andere consument (homeparties). De consument kan niet afzien van dit verbod door middel van een voorafgaande en schriftelijke uitnodiging.
3.5.3. Toezenden kredietmiddel of kredietaanbod Artikel 9 WCK verbiedt een kredietmiddel (bv. kredietkaart) of een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst naar de woonplaats, verblijfplaats of werkplaats van de consument te sturen Uitzondering: Dit verbod geldt niet indien aan het toezenden een uitdrukkelijk verzoek, uitgaande van de consument voorafging en voor zover dit aanbod overeenkomstig de artikelen 14 tot 16 WCK is tot stand gekomen. Artikel 9 WCK voert in
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 31
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1266 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
feite een tweestappenprocedure in. Eerst moet de consument vragen een kredietaanbod te verkrijgen. Pas dan kan dit aanbod naar de consument worden gezonden. Artikel 9 WCK verbiedt niet een kredietaanvraagformulier naar de woonplaats van de consument te sturen. Er dient immers een onderscheid te worden gemaakt tussen een kredietaanbod en een kredietaanvraag. Van een kredietaanbod kan slechts sprake zijn wanneer het toegestuurde document de definitieve uitdrukking van de wil van de kredietgever bevat die door de consument enkel nog moet worden aanvaard om een overeenkomst tot stand te brengen.
3.5.4. Krediet ter gelegenheid van uitstap Het is ten slotte verboden een aanbod tot het sluiten van een kredietovereenkomst aan te bieden ter gelegenheid van een uitstap, georganiseerd door of voor rekening van een verkoper of een dienstverlener, met als hoofddoel de consument aan te zetten goederen of diensten te verwerven tenzij dit uitdrukkelijk en vooraf kenbaar werd gemaakt aan de consument als zijnde het hoofddoel van de uitstap. Het bewijs van een dergelijke kennisgeving rust op de persoon die de uitstap organiseert.
3.5.5. Bewijslast Het is de consument die het bewijs moet leveren van de aanwezigheid van het leuren of het toesturen van een kredietaanbod of kredietmiddel. Dit bewijs kan met alle middelen van recht geleverd worden. Eens het bestaan van het leuren is vastgesteld, is het echter aan de kredietgever om aan te tonen dat er een voorafgaand verzoek van de consument is geweest (Rb. Brussel 6 september 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 49). De loutere bewering dat de consument zijn toestemming heeft gegeven volstaat niet.
3.5.6. Sanctionering •
Art. 85 WCK
Indien de kredietgever of de kredietbemiddelaar de artikelen 7-9 WCK heeft geschonden dient artikel 85 WCK te worden toegepast. Dit impliceert dat de rechter de keuze heeft tussen de nietigheid van de overeenkomst en de vermindering van de verplichtingen van de consument tot het ontleende bedrag of het bedrag bij contante betaling, met behoud van het voordeel van betaling in termijnen.
32 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1267 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Nietigheid houdt in dat de partijen hersteld moeten worden in hun oorspronkelijke positie, wat impliceert dat de consument het verkregen kapitaal in één keer moet restitueren en de kredietgever de reeds gedane betalingen moet terugstorten. De vermindering van de verplichtingen van de consument tot het ontleende bedrag met behoud van het voordeel van betaling in termijnen, is in de regel dan ook voordeliger voor de consument, nu hij het ontleende bedrag niet in één keer moet terugbetalen. Het oorspronkelijk overeengekomen tijdschema blijft behouden, maar het bedrag van de mensualiteiten wordt gereduceerd aangezien interesten en kosten worden kwijtgescholden. Aangezien deze sanctie in de praktijk het vaakst wordt toegepast, is het nuttig de toepassing ervan te illustreren: Voorbeeld Ontleende bedrag: 12.000 euro op 5 jaar met een JKP van 6 % Mensualiteiten: 60 x 231, 32 euro Reeds betaald: 1775, 84 euro (12 mensualiteiten) Toepassing sanctie: 12.000 – 1775, 84 = 10224,16 => nog 213 euro per maand te betalen gedurende 48 maanden
Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk dat de reeds betaalde interesten tijdens het eerste jaar in mindering gebracht mogen worden van het ontleende bedrag, met het oog op de toepassing van deze sanctie.
4. •
De kredietovereenkomst Art. 10 – 39 WCK
4.1.
Totstandkoming van de kredietovereenkomst: informatie-, advies en onthoudingsverplichtingen
De artikelen 10, 11 en 15 WCK houden nauw verband met elkaar en betreffen de verhouding tussen kredietgever en kredietnemer voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst. Artikel 11 WCK houdt voor de kredietgever of kredietbemiddelaar de verplichting in om informatie te verstrekken aan de kredietnemer, zodat deze verschillende kredietaanbiedingen met elkaar kan vergelijken en een geïnformeerd besluit kan nemen. Is de kredietnemer geïnteresseerd en verzoekt hij een kredietgever een overeenkomst te sluiten, dan houdt artikel 10 WCK de verplichting in voor de kredietgever om bij de consument informatie in te winnen omtrent zijn financiële situatie en zijn terugbetalingsmogelijkheden. Op grond van deze informatie (en een raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren) moet de kredietgever beoordelen of krediet aan de kredietnemer kan worden verstrekt (art. 15, lid 2 WCK). Bovendien moet dit het krediet zijn dat het best is aangepast aan de noden van de kredietnemer (art. 15, lid 1 WCK).
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 33
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1268 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.1.1. Informatieverplichting betreffende de terugbetalingsmogelijkheden van de consument •
Art. 10 WCK
Artikel 10, lid 1 WCK bepaalt dat de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt de juiste en volledige informatie moeten vragen die zij noodzakelijk achten om de financiële toestand van de consument, de terugbetalingsmogelijkheden en de lopende financiële verbintenissen van de consument te beoordelen. Indien een persoonlijke zekerheid wordt verstrekt (bv. borg), geldt dezelfde verplichting ten aanzien van de verstrekker van deze zekerheid. In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksuele gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds (art. 10, lid 2 WCK).
4.1.1.1.
Actieve ondervragingsverplichting
Bij toepassing van artikel 10, lid 1 WCK rust op de kredietgever een actieve ondervragingsverplichting (Bv. Vred. Berchem 5 januari 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 49; DCCR 1999, 88; RW 1999-2000, 1345; T. Vred. 2000, 109; Vred. Sint-Niklaas 4 december 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 161; AJT 2001-2002, 1030; A. DE BOECK, “De aansprakelijkheid van de kredietverlener en de informatieverplichting van de consument”, noot onder Vred. Gent 18 juli 1995, RW 1995-1996, 1272). De kredietgever moet actief op zoek gaan naar informatie over de financiële, de vermogensrechtelijke en de economische situatie van de consument. Meer concreet zal de kredietgever of de kredietbemiddelaar bijvoorbeeld informatie moeten inwinnen over de lopende kredieten, het inkomen van de consument (zowel inkomsten uit werk als andere), te betalen huurgelden en onderhoudsgelden en de familiale situatie van de consument (aantal kinderen ten laste), kortom over al wat de financiële situatie van de consument beïnvloedt. Hij zal daartoe in de praktijk enerzijds de Centrale voor Kredieten aan Particulieren raadplegen (wat wettelijk verplicht is), anderzijds de consument een vragenlijst laten invullen (of samen met de consument invullen). Voorbeelden Indien de consument gescheiden is en de kredietgever daarvan op de hoogte is, alsook van het feit dat de kredietnemer kinderen heeft, dan is het de kredietgever die aan de consument moet vragen of de consument alimentatiegeld verschuldigd is. De kredietnemer hoeft dit niet uit zichzelf mede te delen (Vred. Arendonk 29 september 2009, zal verschijnen in T. Vred. 2011).
34 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1269 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De kredietgever moet de solvabiliteit van de consument onderzoeken en inlichtingen inwinnen alvorens aan een consument van rond de twintig binnen een tijdspanne van negen maanden drie leningen op afbetaling toe te kennen, telkens voor de aankoop van een voertuig, voor een totaal bedrag van 9239,04 euro, terug te betalen in maandelijkse schijven van 372,29 euro. De raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren volstaat niet (Vred. Gent 28 juni 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 43).
4.1.1.2.
Antwoorden
De consument moet de vragen juist en volledig beantwoorden. Ook de consument moet immers te goeder trouw handelen (Rb. Brugge 31 januari 2003, T. Vred. 2003, 224). Voorbeeld Indien de consument op het tijdstip van de kredietaanvraag melding maakt van zijn loon, zonder daarbij te melden dat hij zich in zijn opzegperiode bevindt (is ontslagen en geen ander werk heeft gevonden).
Wel wordt in de rechtspraak vaak aanvaard dat de kredietgever de juistheid van bepaalde informatie moet verifiëren. Zo werd geoordeeld dat de kredietgever de correctheid van het inkomen moet verifiëren aan de hand van een loonfiche (Vred. Gent 6 januari 2005, RABG 2005, 345; Vred. Ronse 27 juli 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 18; Vred. Waregem 6 april 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 9. In omgekeerde zin: Vred. Houthalen 14 september 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 29) en de door de consument verstrekte informatie inzake kredieten aftoetsen aan wat bepaald is in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
4.1.1.3.
Bewijslast
Het Hof van Cassatie besliste dat de bewijslast op de consument rust (Cass. 10 december 2004, Jaarboek Kredietrecht 2005, 19, noot F. DE PATOUL). De consument moet aantonen dat niet alle vereiste informatie werd gevraagd. De kredietgever heeft volgens het Hof evenwel de verplichting mee te werken op het niveau van de bewijsvoering. Dit impliceert dat van de kredietgever verlangd kan worden dat hij een document aanreikt waaruit blijkt dat de noodzakelijke informatie werd ingewonnen, in het bijzonder indien de situatie laat vermoeden dat de kredietgever zijn actieve ondervragingsverplichting niet heeft vervuld (in die zin ook: Vred. Diksmuide 8 januari 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 39; Vred. Gent 28 juni 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 43). Indien belangrijke informatie op het document ontbreekt (bv. geen vermelding van het bedrag van de huur), kan een schending van artikel 10 WCK worden vermoed.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 35
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1270 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.1.1.4. •
Sanctionering
Art. 92 en 95 WCK
Indien de kredietgever deze informatieverplichting niet nakomt dan kan de rechter, onverminderd andere gemeenrechtelijke sancties, de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag (art. 92 WCK). Ook de borg kan zich op deze sanctie beroepen indien de kredietgever zijn informatieplicht tegenover de kredietnemer of de borg heeft miskend. Indien de consument verkeerde of onvolledige informatie verstrekt, kan de kredietovereenkomst in zijn nadeel worden ontbonden (art. 95 WCK). De consument moet dan het nog verschuldigd blijvend saldo en eventueel bijkomend een schadevergoeding betalen aan de kredietgever. Indien zowel de consument als de kredietgever in de fout gaan, bijvoorbeeld omdat de consument verkeerder informatie heeft verstrekt, doch de kredietgever deze niet heeft geverifieerd, werd reeds beslist dat de consument vrijgesteld kan worden van interesten, maar niet het voordeel van de betaling in termijnen behoudt, zoals bepaald in artikel 92 WCK (Rb. Antwerpen 16 januari 2004, NjW 2004, 1065).
4.1.1.5.
Borgstelling
Deze ondervragingsverplichting bestaat niet enkel ten aanzien van de kredietnemer(s), maar ook ten aanzien van de borg (steller van een persoonlijke zekerheid). De kosteloze borg (dit is de borg die geen economisch voordeel haalt uit de borgstelling, zoals bijvoorbeeld de ouders die zich zonder daarbij enig eigen belang te hebben borg stellen) zal zich bovendien kunnen beroepen op de artikel 2043bis ev BW inzake de kosteloze borgtocht, in het geval de borgtochtovereenkomst werd afgesloten na 1 december 2007. Artikel 2043sexies BW bepaalt dat op straffe van nietigheid geen borgtocht kan worden afgesloten waarvan het bedrag kennelijk niet in verhouding staat tot de terugbetalingsmogelijkheden van de borg. Deze laatste moeten beoordeeld worden in functie van de roerende en onroerende goederen en inkomsten van de borg. Indien de borgtochtovereenkomst nietig is, kan de borg niet worden aangesproken (zie voor meer details: II. Partijen in de schuldbemiddeling, hoofdstuk 1, punt 3.6.).
36 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1271 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.1.2. Informatieverstrekking via Europees standaardinformatieformulier •
Art. 11-11bis WCK
Artikel 11 WCK verplicht de kredietgever (en/of kredietbemiddelaar) de consument te gelegener tijd voordat deze door een kredietovereenkomst en/of een aanbod wordt gebonden op papier of op een andere duurzame drager informatie te verstrekken die hem toelaat verschillende aanbiedingen te vergelijken om zodoende een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het al dan niet sluiten van de kredietovereenkomst.
4.1.2.1.
Tijdstip informatieverstrekking
De informatie moet in principe verstrekt worden vooraleer de consument verbonden is, hetzij door de ondertekening van de kredietovereenkomst, hetzij door de ondertekening van het aanbod. Uitzondering: Wordt de kredietovereenkomst gesloten (1) via een middel van communicatie op afstand (bv. post, internet) en dit (2) op verzoek van de consument, kan de Standaardinformatie bij toepassing van de nieuwe wet ook onmiddellijk na het sluiten van de overeenkomst worden overgemaakt, met name indien het onmogelijk blijkt de informatie voorafgaandelijk over te maken. Meer concreet kan deze uitzondering toepassing vinden indien kredietovereenkomsten via sms of telefoon worden gesloten op verzoek van de consument.
4.1.2.2.
Inhoud van de informatie
De informatie die verstrekt moet worden, wordt gedetailleerd opgesomd in artikel 11 WCK. Wij verwijzen ter zake naar de tekst van de wet en beperken ons verder tot de mededeling dat voor bepaalde kredietovereenkomsten, met name de geoorloofde debetstanden op rekening en de overschrijdingen, afwijkende regelen bestaan, die inhouden dat minder informatie moet worden verstrekt (art. 11 bis WCK). Welke informatie precies verstrekt moet worden, hangt dan weer af van de modaliteiten van de geoorloofde debetstand op rekening (terugbetaalbaar binnen de maand of op drie maanden).
4.1.2.3.
Wijze van informatieverstrekking
De precontractuele informatie moet worden verstrekt via het Europese Standaardinformatieformulier (op papier of via een duurzame drager). Het model van dit formulier vindt men in bijlage bij de wet. De kredietgever mag de plaats van de rubrieken, vermeld op het formulier, niet wijzigen, aangezien een verplaatsing van de informatie de vergelijkbaarheid zou bemoeilijken. Indien echter blijkt dat bepaalde elementen niet van toepassing zijn op het aangeboden krediet, dan kunnen ze worden weggelaten.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 37
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1272 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Indien de kredietgever naast de in wet vermelde informatie, die in het standaardinformatieformulier moet worden opgenomen, bijkomende informatie wenst te verstreken, dan moet deze aanvullende informatie in een afzonderlijk, aan het Standaardinformatieformulier gehecht document worden opgenomen. Het Standaardinformatieformulier mag geenszins als een kredietaanbod worden beschouwd. De informatie moet verder ofwel schriftelijk ofwel via een duurzame drager (bv. e-mail) gegeven worden. Een website is geen duurzame drager tenzij wanneer de kredietgever aan de consument een e-mail zendt waarin het webadres vermeld is en de consument uitgenodigd wordt om de aldus aan hem gerichte informatie op te slaan of uit te printen.
4.1.3. Verplichting passende toelichting te verstrekken •
Art. 11 § 4 WCK
De kredietgever is er niet enkel toe gehouden informatie te verstrekken. Hij moet tevens aan de consument een passende toelichting geven, dit om de consument toe te laten te oordelen of de kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt (art. 11 § 4 WCK). De wetgever verduidelijkt dat dergelijke toelichting de voornaamste kenmerken van de voorgestelde kredietovereenkomsten alsook de gevolgen van (het niet nakomen van) de daarin opgenomen verbintenissen dient te omvatten. Bij de invulling van deze toelichtingsverplichting dient onder meer rekening te worden gehouden met de financiële geletterdheid van de kandidaat-kredietnemer. Voorbeeld Indien de kredietnemer niet over de financiële capaciteit beschikt om op basis van de in het standaardinformatieformulier opgenomen informatie een weloverwogen besluit te nemen i.v.m. het al dan niet aangaan van de kredietovereenkomst, zal het aan de kredietgever of kredietbemiddelaar zijn om deze informatie op individuele basis toe te lichten, dit in een voor de consument begrijpelijke taal.
Indien men te maken heeft met een kredietopening die wordt aangeboden buiten de onderneming van de kredietgever (bv. bij consument thuis, op een beurs), alsook op afstand (bijvoorbeeld per sms of telefoon), en voor zover naast de kredietopening ook leningen op afbetaling of verkopen op afbetaling worden aangeboden, bepaalt de wetgever zelf wat onder de toelichtingsverplichting dient te worden begrepen. Artikel 11 § 4, lid 2 WCK verplicht de kredietgever, in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, in dergelijk geval immers expliciet een passende toelichting te verstrekken omtrent de voor-en nadelen van een kredietopening in vergelijking met de
38 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1273 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
verkoop op afbetaling of lening op afbetaling (bv. over de hogere kost van een kredietopening).
4.1.4. Informatieverplichtingen voor de kredietbemiddelaar in nevenactiviteit •
Art. 11ter WCK
Artikel 11ter WCK bepaalt dat leveranciers van goederen of aanbieders van diensten die “bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreden” worden vrijgesteld van de in artikel 11 WCK bepaalde informatieverplichtingen. Artikel 11ter WCK houdt enkel een vrijstelling in voor de kredietbemiddelaar, zodat de kredietgever er nog steeds moet voor zorgen dat de consument de door de wet vereiste informatie daadwerkelijk ontvangt. Uitzonderingen: de vrijstelling geldt niet indien de kredietbemiddelaar tegelijkertijd een betaalinstrument aanbiedt dat aangewend kan worden buiten zijn onderneming. Zij geldt evenmin indien de kredietbemiddelaar een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden. Toepassing: Uit de voorbereidende werken blijkt dat grootwarenhuizen, alsook postorderbedrijven die systematisch binnen hun onderneming kredietproducten promoten en de betrokken consumenten welbepaalde financieringsmaatschappijen of kredietgevers opleggen, niet in aanmerking voor kwalificatie als kredietbemiddelaar bij wijze van nevenactiviteit.
4.1.5. De zoektocht naar het best aangepaste krediet •
Art. 15, lid 1 WCK Artikel 15, lid 1 WCK bepaalt dat de kredietgever en de kredietbemiddelaar verplicht zijn om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best aangepast is, rekening houdend met de financiële situatie van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.
Deze regel houdt uiteraard niet in dat de kredietgever de consument moet verwijzen naar het bestaan van voor de consument meer voordelige formules bij de concurrentie (Vred. Kortrijk 29 juni 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 55). Immers, de kredietgever moet enkel zoeken naar het best aangepaste krediet binnen de kredieten die hij gewoonlijk aanbiedt. Uit de regel van artikel 15 WCK resulteert daarentegen wel
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 39
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1274 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
dat de kredietgever die helemaal geen gepast krediet kan aanbieden zich ervan moet onthouden om een kredietovereenkomst te sluiten. Wat de kredietbemiddelaar betreft, moet men een onderscheid maken tussen de kredietagent en de kredietmakelaar. Voor de kredietagent volstaat het te zoeken naar het best aangepaste krediet binnen de kredieten die worden aangeboden door de kredietgever voor wie hij uitsluitend optreedt. Voor de makelaar is van het belang te kijken naar de kredieten die worden aangeboden door de verschillende kredietgevers waarvoor hij bemiddelt. De bewijslast rust op de consument. Hij moet aantonen dat de kredietgever niet heeft gezocht naar het meest aangepaste krediet. Voorbeeld 1 Uit de rechtspraak blijkt duidelijk dat de verplichting te zoeken naar het krediet dat het best is aangepast aan de behoeften van de consument inhoudt dat de kredietgever een grotere voorzichtigheid aan de dag moet leggen wanneer een krediet bestemd is om andere kredieten aan te zuiveren (Vred. Sint-Niklaas 28 maart 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 124, noot G. STRAETMANS; DCCR 2001, 170; Vred. Grâce-Hollogne 13 februari 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 176; T. Vred. 2002, 143; Vred. Oudenaarde 15 januari 2001, T. Vred. 2002, 138; Vred. Oostrozebeke 31 maart 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 106). Dit betekent evenwel niet dat een kredietgever er steeds toe gehouden is te weigeren dergelijke kredietovereenkomsten te sluiten (Vred. Sint-Niklaas 4 december 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 161; AJT 2001-2002, 1030). Meer concreet, zou het aangaan van een krediet, dat bestemd is voor de herfinanciering van een of meerdere andere kredieten, bijvoorbeeld gerechtvaardigd kunnen worden door de mogelijkheid voor de consument om een nieuwe overeenkomst onder meer voordelige voorwaarden te sluiten (bv. lager jaarlijks kostenpercentage, lagere mensualiteiten). Omgekeerd werd geoordeeld dat een kredietgever artikel 15, lid 1 WCK miskent wanneer blijkt dat het jaarlijkse kostenpercentage voor het oude en het nieuwe krediet bijna identiek is en het bedrag van de maandelijkse afkortingen van de nieuwe lening nauwelijks lager is dan dat van de termijnen die op grond van de bestaande lening terugbetaald dienden te worden. Dergelijk krediet is niet interessant voor de consument. Ofwel ondervindt de consument immers geen problemen bij de terugbetaling van het lopende krediet en dan heeft het geen zin een nieuw krediet onder de genoemde voorwaarden tot stand te brengen, ofwel waren er wel betalingsmoeilijkheden en dan had de kredietgever het krediet moeten weigeren (Rb. St.-Niklaas 17 april 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 133). 䉬 Vred. Waregem 2 december 2003, Jaarboek Kredietrecht 2003, 48: Een krediet toekennen om een vroeger gesloten krediet af te lossen vertegenwoordigt niet steeds een fout vanwege de kredietgever indien het nieuwe krediet niet enkel bestemd is voor de aflossing van het vroeger gesloten krediet – vermits het bedrag van het nieuwe krediet driemaal groter is dan het verschuldigd blijvend saldo van het vroeger gesloten krediet – en indien de betaaltermijnen ervan regelmatig worden betaald. 䉬 Rb. St.-Niklaas 17 april 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 133: De kredietgever is aansprakelijk wanneer hij de consumenten een krediet heeft toegekend bestemd om
40 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1275 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
een ander, eerder gesloten krediet af te betalen, tegen een vrijwel identiek jaarlijkse kostenpercentage. Ofwel ondervonden de consumenten geen moeilijkheden om het voorgaande krediet af te betalen en in dergelijk geval was een nieuw krediet overbodig, ofwel ondervonden de consumenten moeilijkheden om het voorgaande krediet af te betalen en in dergelijk geval had de kredietgever de toekenning van een nieuw krediet moeten weigeren. Voorbeeld 2 Artikel 15, lid 1 WCK wordt miskend indien de kredietgever aan de consument voor de aankoop van een wagen een kredietopening verstrekt, waarbij de consument er initieel enkel toe gehouden is om interesten te betalen. De kredietgever verantwoordde de keuze voor een kredietopening door er op te wijzen dat de financiële situatie van de consument geen andere oplossing toeliet. De consument zou enkel in de mogelijkheid zijn geweest om interesten te betalen. De vrederechter aanvaardt dit niet (Vred. Grâce-Hollogne 5 juni 2007, JLMB 2008, 107, noot C. BIQUET-MATHIEU). Gaat het om een aankoop van een wagen en zijn de financiële mogelijkheden van de consument beperkt, dan is een kredietopening zonder periodieke terugbetaling van het kapitaal niet aangepast aan de financiële situatie van de consument, noch het doel van het krediet. Een lening op afbetaling is dan beter geschikt. Indien de kredietgever dan tot het besluit komt dat de consument bij een dergelijke lening op afbetaling de consument zijn terugbetalingsverplichtingen niet zal kunnen nakomen, dan moet hij het krediet weigeren, dit bij toepassing van artikel 15 WCK. Voorbeeld 3 Wanneer de schuldsaldoverzekering het volledig terug te betalen bedrag verzekert en niet enkel het kapitaal is er sprake van oververzekering. Immers, in geval van vervroegde terugbetaling in uitvoering van een verzekering die de terugbetaling van het krediet waarborgt is geen wederbeleggingsvergoeding verschuldigd (infra). Indien in een dergelijk geval ook de premie van de schuldsaldoverzekering mee gefinancierd wordt, dan ligt een schending voor van artikel 15, lid 1 WCK. Het ontleende bedrag zal voor de consument immers hoger liggen dan noodzakelijk.
4.1.6. Verplichting enkel krediet te verstrekken aan kredietnemers die redelijkerwijze in staat zijn tot terugbetaling •
Art. 15, lid 2 WCK
Artikel 15, lid 2 WCK bepaalt dat de kredietgever slechts een kredietovereenkomst mag sluiten indien hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de raadpleging van de Centrale voor kredieten aan particulieren en op basis van de informatie bedoeld in artikel 10 WCK, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen. Artikel 15, lid 2 WCK geldt niet voor de kredietbemiddelaar. De kredietbemiddelaar moet echter rekening houden met artikel 64 § 1 WCK dat de kredietbemiddelaar verbiedt een kredietaanvraag in te dienen voor een consument die duidelijk niet in staat zal zijn om zijn verplichtingen na te komen.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 41
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1276 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Artikel 15, lid 2 WCK legt de kredietgever de verplichting op, alvorens het krediet toe te staan op nauwgezette wijze de kredietwaardigheid van een aspirant-kredietnemer te onderzoeken (Rb. Oudenaarde 4 december 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 104; Rb. Kortrijk 11 september 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 95; Vred. Oudenaarde 15 januari 2001, T. Vred. 2002, 138; Vred. Izegem 6 januari 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 53, noot J. T’JAMPENS). Stelt de kredietgever vast dat de kredietnemer normaal het krediet niet zal kunnen terugbetalen, dan moet hij weigeren de kredietovereenkomst te sluiten. De beoordeling geschiedt aan de hand van de informatie die de kredietgever van de consument heeft ontvangen en de gegevens in de Kredietcentrale. De Raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren is verplicht. De kredietgever moet het bewijs van de raadpleging leveren. Lukt dit niet, dan vindt de sanctie uit artikel 92 WCK toepassing. De raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren is van belang omdat hierin niet enkel wanbetalingen met betrekking tot kredietovereenkomsten worden geregistreerd, maar ook alle lopende kredietovereenkomsten die onder de toepassing van de Wet Consumentenkrediet en Hypothecair Krediet vallen. De raadpleging van de Centrale moet geschieden binnen de twintig dagen voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst. Indien de kredietovereenkomst niet tot stand komt binnen deze termijn, dient een nieuwe raadpleging plaats te vinden. Vindt deze nieuwe raadpleging niet plaats dan laat artikel 16 van de Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren de rechter toe om zelfs ambtshalve de consument te ontslaan van de nalatigheidsinteresten (of een deel ervan) of om de verplichtingen van de consument te verminderen tot het ontleende bedrag of bedrag bij contante betaling. Bewijs van raadpleging Artikel 15, lid 3 WCK verwijst naar het KB van 21 juni 2011. Art. 15 van dit KB bepaalt dat de kredietgever het bericht van raadpleging bewaart gedurende de looptijd van de overeenkomst, en ten minste gedurende drie jaar op papier of op een duurzame drager moet bewaren, met opgave van, op zijn minst: – de unieke identificatiecode; – het ogenblik van raadpleging; – identiteitsgegevens van de persoon op wiens naam werd geraadpleegd. Het KB voorziet dat de kredietgever het bewijs van raadpleging moet kunnen voorleggen op verzoek van bevoegde ambtenaren of de rechtbanken rechtstreeks of onrechtstreeks.
42 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1277 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Deze bepaling doet geen afbreuk aan de overige bewijsregelen die door de bevoegde rechtbanken worden gehanteerd met betrekking tot de toepassing van art. 11 en 15 WCK, in het bijzonder de plicht van de kredietgever om mee te werken aan de bewijslast van de consument binnen de wettelijke bepaalde grenzen conform Cass. 10 december 2004, C030143N. Het lijkt mij zeer interessant voor de schuldbemiddelaar om, verwijzende naar deze bepaling, steeds bewijs van raadpleging op te vragen. Artikel 15, lid 2 WCK impliceert dat de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument op zich moet beoordelen. Het is niet omdat de kredietgever in het bezit is van voldoende zekerheden dat hij zonder probleem de kredietovereenkomst kan sluiten (Vred. Leuven 19 maart 2002, T. Vred. 2003, 220). Dit betekent dat de kredietgever geen rekening mag houden met de inkomsten van de borg. In de praktijk proberen bepaalde kredietgevers dit te omzeilen door de persoon die economisch gezien een borg is (omdat hij geen belang heeft bij het krediet) mee te laten tekenen als kredietnemer. Op die manier zou het dan mogelijk zijn om rekening te houden met de inkomsten van deze persoon (zie ook. F. VAN DER HERTEN, “Informatie en adviesverplichtingen”, in Handboek Consumentenkrediet, Die Keure, 2007, 144). Niet iedereen is echter van oordeel dat deze handelswijze mogelijk is. Onder meer Biquet en Steennot zijn van oordeel dat de rechter in een dergelijk geval kan overgaan tot een herkwalificatie en de derde die geen belang heeft bij het krediet kan beschouwen als een borg (C. BIQUET-MATHIEU, “Les sûretés personnelles”, in Handboek Consumentenkrediet, Die Keure, 2007, 220). De rechter moet in een dergelijke situatie dan nagaan of de inkomsten van de kredietnemer die wel belang heeft bij het krediet volstaan voor de terugbetaling. De verplichting uit artikel 15, lid 2 WCK vormt een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis (met uitzondering van de verplichting tot raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren). Dit betekent dat enkel wanneer de kredietgever een krediet toekent in omstandigheden waarin een normaal, redelijk en voorzichtige kredietgever zich zou hebben onthouden om krediet te verlenen, aansprakelijk gesteld kan worden (Rb. Dendermonde 10 februari 1998, T. Vred. 2000, 128; Rb. Kortrijk 11 september 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 95; Vred. Gent 23 juni 2000, DAOR 2001, 178; Jaarboek Kredietrecht 2000, 64, noot J. VAN LYSEBETTENS; Vred. Gent 18 april 2000, AJT 2000-2001, 745; J. T’JAMPENS, noot onder Vred. Izegem 6 januari 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 62). Het loutere feit dat de consument zijn kredietschulden niet kan terugbetalen volstaat niet. Voorbeelden Tot een schending van artikel 15 WCK werd bijvoorbeeld beslist in een geval waarin meer dan de helft van het maandelijks inkomen van slechts 1400 euro besteed zou moeten worden aan de lening en de huur. Rekening houdende met maandelijkse weerkerende kosten en kosten van verzekeringen had de kredietgever moeten beseffen dat de consument redelijkerwijze niet in staat zou zijn om het krediet terug te betalen. Bovendien bleek een deel van
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 43
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1278 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
het krediet bestemd te zijn voor het storten van de huurwaarborg, wat de kredietgever er attent had op moeten maken dat de consument niet beschikte over financiële reserves (Vred. Leuven 23 juni 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 30).
In een andere zaak werd een schending van artikel 15 WCK weerhouden omdat het gezin, samengesteld uit vier personen na betaling van huur, leningen en vaste kosten nog slechts 642,82 euro per maand (of omgerekend een budget van 5,14 euro per persoon per dag) overhield. Op grond van die gegevens kan de kredietgever er niet redelijkerwijze van uitgaan dat de consument zijn terugbetalingsverplichtingen zal kunnen nakomen (Vred. Kortrijk 4 oktober 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 39). Ter vergelijking in een geval waarin het inkomen 1611 euro bedroeg en de consument één kind ten laste had, en 148 euro huur en 326 euro aan kredietlasten per maand diende te betalen, werd geen schending van artikel 15 WCK weerhouden (Vred. Waregem 2 december 2003, Jaarboek Kredietrecht 2003, 48, noot D. BLOMMAERT). In nog een andere zaak werd een schending van artikel 15 WCK vastgesteld, hoewel de leninglast volgens de kredietgever nauwelijks 33 % van het maandelijkse inkomen betrof (Vred. Kortrijk 31 oktober 2006, Jaarboek Kredietrecht 2006, 23, noot. L. VAN DEN STEEN). In casu was het maandelijks inkomen, inclusief kindergeld, beperkt tot 1611 euro, dit terwijl het gezin was samengesteld uit vijf personen. Uit de loutere vaststelling dat slechts 33 % van het inkomen aan leningen wordt besteed mag dus niet worden afgeleid dat de consument het krediet redelijkerwijze zal kunnen terugbetalen.
4.1.7. Sanctionering artikelen 10, 11, 11bis en 15 •
Art. 92 WCK
De schending van de artikelen 10, 11, 11bis, 11ter en 15 WCK wordt gesanctioneerd door artikel 92 WCK. De rechter kan, onverminderd andere gemeenrechtelijke sancties, de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag (zie IX. Kredietschulden, Hoofdstuk 3, punt 5.6 voor een voorbeeld).
4.2. •
Weigering kredietovereenkomst
Art. 12 en 13 WCK
Indien de kredietgever weigert de kredietovereenkomst te sluiten, mag hij van de consument enkel een vergoeding vragen voor de kosten van de raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. Bovendien moet hij de consument bepaalde informatie verstrekken.
44 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1279 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.3. •
Vorm en inhoud van de kredietovereenkomst
Art. 14 en 16 WCK
4.3.1. Wijze van totstandkoming 4.3.1.1.
Ondertekening
De kredietovereenkomst komt pas geldig tot stand indien zij wordt opgesteld op papier of een andere duurzame drager en door alle contracterende partijen wordt ondertekend. Elke partij die een onderscheiden belang, heeft, alsook de kredietbemiddelaar dienen een exemplaar van de kredietovereenkomst te ontvangen. De controle van de handtekening van alle kredietnemers is bijzonder belangrijk, omdat artikel 16 WCK verbiedt om het kredietbedrag ter beschikking te stellen van de consument vooraleer de overeenkomst door alle partijen is ondertekend. De sanctie in het geval waarin het kredietbedrag aan de consument wordt overgemaakt vooraleer de overeenkomst werd ondertekend, is bijzonder zwaar. De consument is er niet toe gehouden het kapitaal terug te betalen. De sommen die hij in het verleden reeds heeft betaald, kunnen van de kredietgever teruggevorderd worden (art. 88-89 WCK). Voorbeelden Indien de handtekening van één van de kredietnemers ontbreekt, dan kan de kredietgever in ieder geval van deze kredietnemer geen enkel bedrag terugvorderen (Vred. Arendonk 12 oktober 2010, NjW 2011, 343, noot).
Wanneer de kredietgever er niet in slaagt te bewijzen dat de cheque pas na het sluiten van de kredietovereenkomst werd overhandigd, kan toepassing gemaakt worden van de sanctie die vervat ligt in artikel 89 WCK (Rb. Kortrijk 17 maart 2006, T. Vred. 2007, 403, noot F. DE PATOUL).
4.3.1.2.
Aflossingstabel
Verder bepaalt artikel 14 WCK dat een kredietovereenkomst die voor bepaalde duur is gesloten en gepaard gaat met de aflossing van kapitaal slechts voltrokken is wanneer elke partij met een onderscheiden belang een aflossingstabel heeft verkregen. De aflossingstabel moet vermelden: – de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden; – elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en in voorkomend geval bijkomende kosten;
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 45
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1280 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
indien de debetrentevoet niet vast is (infra) een duidelijke vermelding dat de gegevens van de aflossingstabel maar gelden tot de wijziging van de rentevoet overeenkomstig de overeenkomst. De aflossingstabel is, ook voor de schuldbemiddelaar, een bijzonder handig instrument, aangezien deze duidelijk maakt welke bedragen nog verschuldigd zijn. Het is ook een bijzonder nuttig instrument in het kader van de toepassing van artikel 27bis WCK dat bepaalt welke vergoeding verschuldigd is door de consument die zijn verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst niet is nagekomen (eenvoudige betalingsachterstand en ontbinding).
4.3.1.3.
Gelezen en goedgekeurd en datum en adres
De consument moet zijn handtekening laten voorafgaan door de vermelding “Gelezen en goedgekeurd voor … euro op krediet” (kredietopening) of de vermelding “Gelezen en goedgekeurd voor … euro terug te betalen” (andere kredietovereenkomsten). De bedoeling van deze verplichte vermeldingen bestaat erin de consument bewust te maken van de draagwijdte van zijn verbintenissen. De consument moet ook de datum vermelden en het precieze adres van ondertekening aanbrengen op het contract. In tegenstelling tot wat geldt voor overeenkomsten gesloten voor 1 december 2010 dienen deze vermeldingen niet langer eigenhandig te worden aangebracht. De precieze datum van ondertekening is van belang omdat deze datum het startpunt vormt voor de bedenktermijn waarover de consument beschikt om op de overeenkomst terug te komen. De datum laat ook toe de geldigheidsduur van de raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren te bepalen.
4.3.1.4.
Elektronische kredietovereenkomsten
De bepalingen van de Wet Consumentenkrediet verzetten zich niet tegen de totstandkoming van de kredietovereenkomst langs elektronische weg (via internet). De partijen zullen gebruik moeten maken van een elektronische handtekening (voor de consument kan het gaan om zijn elektronische identiteitskaart).
4.3.1.5.
Andere overeenkomsten
Het is mogelijk dat naast de kredietovereenkomst andere overeenkomsten worden gesloten, die strekken tot het waarborgen van de terugbetaling van het krediet. In het bijzonder denken we hier aan de loonoverdracht en de borgstelling. We verwijzen ter zake naar punt 8.
46 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1281 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.3.2. Inhoud van de overeenkomst 4.3.2.1.
Verschillende regimes
Wat de verplichte vermeldingen betreft, moet men een onderscheid maken naargelang het gaat om een geoorloofde debetstand op rekening of een andere kredietovereenkomst. Voor een geoorloofde debetstand op een rekening die terugbetaalbaar is binnen de drie maanden geldt immers een afwijkend regime waarbij minder informatie moet worden opgenomen in de kredietovereenkomst. We merken in de marge hiervan op dat artikel 14 WCK geen toepassing vindt op overschrijdingen en geoorloofde debetstanden op rekening terugbetaalbaar binnen de maand.
4.3.2.2.
Basisregime
Bij toepassing van artikel 14 § 2 WCK moeten in de kredietovereenkomst worden opgenomen: – het soort krediet (bv. lening, geoorloofde debetstand op rekening, kredietopening); – de naam, voornaam, geboorteplaats en datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen; – de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; – indien de overeenkomst tot stand komt via een kredietbemiddelaar: de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 䉬 Vred. Brasschaat 13 juli 2004, T. Vred. 2006, 49: deze bepaling wordt geschonden indien enkel de naam van de kredietbemiddelaar wordt opgegeven. Ook de voornaam, woonplaats en inschrijvingsnummers zijn immers verplicht.
– –
–
de duur van de kredietovereenkomst; het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming. Indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde; in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 47
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1282 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
–
–
–
–
–
–
– – –
de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt; het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen moeten worden vermeld; het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing; in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel (supra voor de vermeldingen) te ontvangen. indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen en -voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten; de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 30 WCK; de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming; Opmerking: Het is voortaan duidelijk dat de kredietovereenkomst de nalatigheidsinterestvoet in een cijfer moet vaststellen, maar daarbij wel kan bepalen onder welke voorwaarden deze nalatigheidsinterestvoet kan worden gewijzigd. een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling (bv. inzake schadevergoedingen); desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht; desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen (bv. schuldsaldoverzekering); 䉬 Vred. Kortrijk 1 maart 2005, T. Vred. 2007, 414: indien een schuldsaldoverzekering wordt vereist, dan moet daarvan melding worden gemaakt in de kredietovereenkomst.
–
het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de
48 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1283 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– –
– – –
verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel 18 WCK, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag; informatie over de uit artikel 24 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan (inzake tegenwerpbaarheid van verweermiddelen); het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald; de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst; of voor de consument buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures openstaan en zo ja, hoe hij die procedures kan inleiden; in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden.
4.3.2.3.
Regime voor geoorloofde debetstanden
In geval van een geoorloofde debetstand op rekening terugbetaalbaar binnen de drie maanden dienen enkel volgende gegevens in de kredietovereenkomst te worden opgenomen: – het soort krediet; – de naam, voornaam, geboorteplaats en datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de persoon die een zekerheid stelt; – de naam, voornaam of de vennootschapsnaam, de woonplaats of de maatschappelijke zetel van de kredietgever en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; – indien de overeenkomst tot stand komt via een kredietbemiddelaar: de naam, voornaam of de vennootschapsnaam, de woonplaats of de maatschappelijke zetel van de kredietbemiddelaar en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; – de duur van de kredietovereenkomst; – het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming; – de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt; – het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen bepaald door de Koning worden vermeld; – in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen (volgens de voorberei-
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 49
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1284 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– –
dende werken verbiedt artikel 29 WCK evenwel dat het krediet terugbetaalbaar is op verzoek); de procedure voor de uitoefening van het recht van beëindiging van de kredietovereenkomst; de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst verschuldigde kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen gewijzigd worden overeenkomstig artikel 30 WCK.
4.3.2.3.
Geen formele vereisten meer
In het verleden bevatte de Wet Consumentenkrediet de verplichting om een aantal vermeldingen (bv. “onderteken nooit een blanco contract”) op te nemen in vette letters, een afzonderlijk lid en in een ander lettertype. Het niet vervullen van deze formaliteiten werd steeds streng gesanctioneerd. Voor overeenkomsten gesloten na 1 december 2010 zijn deze formele voorwaarden evenwel weggevallen, zodat de schuldbemiddelaar voor deze overeenkomsten niet meer moet verifiëren of deze vereisten werden nageleefd.
4.3.2.4. •
Sanctionering
Art. 86 WCK
De sanctie voor de miskenning van artikel 14 WCK ligt vervat in artikel 86 WCK. Men moet bij de toepassing van artikel 86 WCK een onderscheid maken afhankelijk van de vermeldingen die in de overeenkomst ontbreken. Indien de aflossingstabel ontbreekt, alsook indien de “belangrijkste” vermeldingen niet werden opgenomen (zie wettekst), dan heeft de rechter de keuze tussen de nietigverklaring van de overeenkomst en de vermindering van de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot het ontleende bedrag. In de praktijk kiest de rechter bij een miskenning van artikel 14 WCK voor de tweede sanctie waarbij de consument meestal wordt vrijgesteld van de verplichting om rente en kosten te betalen (volgens de wet zou de rechter er kunnen voor opteren om de consument slechts gedeeltelijk vrij te stellen van de verplichting rent of kosten te betalen, maar in de praktijk wordt de consument hier meestal volledig van vrijgesteld). Voor de terugbetaling van het kapitaal behoudt hij het voordeel van de termijnen. In deze gevallen vindt de sanctie automatisch toepassing en moet de consument geen belangenschade aantonen (Vgl. Vred. Kapellen 18 september 2002, T. Vred. 2003, 216, noot; Vred. Izegem 19 mei 2004, T. Vred. 2006, 44, noot F. DE PATOUL).
50 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1285 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Indien andere, minder belangrijke vermeldingen (bv. geboortedatum consument), niet werden opgenomen, kan de rechter dezelfde sanctie toepassen, maar hoeft hij dit niet te doen. Het valt te verwachten dat rechters in deze gevallen wel zullen nagaan of de consument schade heeft geleden door het niet opnemen van de betrokken vermelding. Deze sancties kunnen ook worden toegepast indien de administratie (FOD Economie) de betrokken kredietovereenkomst heeft “toegelaten” (Rb. Leuven 13 maart 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 63).
4.4. •
Geen betaling voor ondertekening kredietovereenkomst
Art. 16 WCK
Zoals reeds werd vermeld (punt 4.3.1.1), mag de kredietgever het kredietbedrag niet aan de consument overmaken vooraleer de kredietovereenkomst werd ondertekend. Gebeurt dit toch, dan is de consument niet tot terugbetaling van het kapitaal gehouden. De consument kan wat hij al heeft betaald (omdat hij deze regel niet kent), terugvorderen.
4.5. •
Herroepingsrecht
Art. 18 WCK
4.5.1. Voor alle kredietovereenkomsten De consument heeft het recht om, zonder opgave van redenen (dus zonder enige motivering), de kredietovereenkomst te herroepen. Er moet onder de nieuwe wettelijke regeling geen onderscheid meer worden gemaakt in functie van de aard van de overeenkomst en het bedrag ervan. Uitzondering: Het herroepingsrecht geldt enkel niet voor kredietovereenkomsten die volgens de wet door tussenkomst van een notaris moeten worden gesloten, mits de notaris verklaart dat de consument de rechten bedoeld in de artikelen 11 en 14 WCK geniet.
4.5.2. Veertien kalenderdagen De termijn van het herroepingsrecht bedraagt 14 kalenderdagen en gaat in principe in op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst. Uitzondering: De herroepingstermijn gaat pas in op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel 14 WCK ontvangt, als
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 51
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1286 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
de consument deze informatie pas ontvangt na het sluiten van de kredietovereenkomst.
4.5.3. Hoe uitoefenen? Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik wil maken, moet hij de kredietgever, bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel 14, § 2, 18° WCK aanvaarde drager hiervan in kennis stellen. Het is voldoende die kennisgeving vóór het verstrijken van de termijn te verzenden, en geenszins noodzakelijk dat de kennisgeving de kredietgever ook bereikt binnen de bedenktermijn.
4.5.4. Verplichtingen consument In geval van een verkoop op afbetaling, een financieringshuur of een kredietopening waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking werden gesteld van de consument, moet de consument, na het versturen van de kennisgeving, onmiddellijk de ontvangen goederen teruggeven. De consument moet tevens aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente betalen. Voor de overige kredietovereenkomsten moet de consument onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal terugbetalen aan de kredietgever, alsook de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald. De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald.
4.5.5. Verplichting kredietgever De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst moeten door de kredietgever worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping.
4.5.6. Aangehechte overeenkomsten De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de aangehechte overeenkomsten (bv. schuldsaldoverzekering) met zich mee.
52 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1287 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.6. •
Band tussen kredietovereenkomst en gefinancierde overeenkomst
Art. 19-20 WCK
Verschillende artikelen in de Wet Consumentenkrediet bevatten bijzonder regelen die toepassing vinden indien er een bepaalde band bestaat tussen de kredietovereenkomst en de gefinancierde overeenkomst. Welke band precies vereist is voor de toepassing van deze regeling verschilt van geval tot geval.
4.6.1. Start verplichtingen van de consument •
Art. 19 WCK
Artikel 19 WCK vindt toepassing indien het gefinancierde goed of de gefinancierde dienstverlening in de kredietovereenkomst wordt vermeld, alsook indien het bedrag van de kredietovereenkomst rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper of de dienstverlener wordt gestort. Is dit het geval, dan krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst. Ingeval van een verkoop of dienstverlening met opeenvolgende uitvoeringen, krijgen de verplichtingen van de consument uitwerking vanaf de aanvang van de leveringen van het goed of de verlening van de dienst en houden ze op te werken wanneer deze onderbroken worden. Uitzondering: Deze regel geldt niet indien de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever. Voorbeeld Indien een consument een lening op afbetaling aangaat voor de aankoop van een wagen, waarbij in de kredietovereenkomst melding wordt gemaakt van deze wagen, dan kan de consument maar gehouden zijn tot terugbetaling onder deze persoonlijke lening vanaf het tijdstip waarop de wagen wordt geleverd.
4.6.2. Overmaking kredietbedrag •
Art. 19 WCK
Verder verbiedt artikel 19 WCK het kredietbedrag aan de verkoper of de dienstverlener over te maken voor een kennisgeving werd verricht aan de kredietgever dat de levering van het goed of de verlening van de dienst heeft plaats gevonden. Deze kennisgeving moet op papier of op een andere duurzame drager gebeuren en omvat onder meer een leveringsbewijs, dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn. De krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 53
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1288 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.6.3. Verkoper als kredietgever of kredietbemiddelaar •
Art. 20 WCK
Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend. Elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen, is nietig (art. 20 WCK).
4.6.4. Sanctionering •
Art. 94 WCK
Een miskenning van de regel dat de verplichtingen van de consument pas uitwerking krijgen na levering heeft tot gevolg dat de consument ontslagen is van de interesten voor het gedeelte van de betalingen voorafgaand aan de levering van het goed of de dienstverlening (art. 93 WCK). Gaat de consument in strijd met artikel 20 WCK een verbintenis aan met betrekking tot de gefinancierde overeenkomst voor de ondertekening van de kredietovereenkomst dan kan de consument de nietigverklaring vorderen van de gefinancierde overeenkomst, alsook de terugbetaling vorderen van de reeds verrichte betalingen (art. 94 WCK).
5.
Uitvoering van de kredietovereenkomst
5.1.
Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag
•
Art. 16 WCK
Tenzij anders werd overeengekomen, moet de kredietgever het kredietbedrag onmiddellijk met een overschrijving ter beschikking stellen op de rekening van de consument, of op de rekening van een door de consument aangewezen derde, of via cheque. De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contanten kan slechts geschieden in de gevallen bepaald bij K.B.
5.2. • •
Maximaal Jaarlijks Kostenpercentage
Art. 1.6° WCK Art. 21 WCK
54 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1289 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorafgaandelijk De berekening van het JKP is belangrijk teneinde te controleren of: – het contractueel voorziene JKP overeenstemt met het werkelijke JKP; – het werkelijke JKP de maximale JKP’s (wettelijke plafonds) al dan niet overschrijdt. Voor de controle van de al dan niet overschrijding van de maximale JKP’s is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat het K.B. van 19 oktober 2006 een quasi automatisch wijzigingsmechanisme van de maximale JKP’s invoerde. Dit wijzigingsmechanisme is gebaseerd op indexcijfers die gekoppeld zijn aan de evolutie van welbepaalde rentevoeten op de kredietmarkt. Het K.B. van 19 oktober 2006 bepaalt dat er zesmaandelijks moet nagegaan worden in welke mate de indexcijfers gestegen zijn t.o.v. de vorige indexcijfers die aanleiding gaven tot een wijziging van de maximale JKP’s. Dit moet telkens bij het verstrijken van de maand maart en van de maand september gebeuren. De nieuwe maximale JKP’s die men zo bekomt, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en worden dan van kracht op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand van de bekendmaking ervan. Let op: Bij wijziging van een maximaal JKP ingevolge dit wijzigingsmechanisme geldt dit enkel voor de kredietovereenkomsten die worden afgesloten nadat dit nieuw maximaal JKP van kracht is geworden. Afhankelijk van de datum waarop de kredietovereenkomst werd afgesloten, moet u voor de controle dus teruggrijpen naar de basistabel die voorzien is in het K.B. van 19 oktober 2006 (voor kredietovereenkomsten afgesloten vanaf 1 februari 2007) of naar de oudere maximale JKP’s. Art. 21, § 3 WCK voorziet nochtans een uitzondering bij verlaging van het maximale JKP (en, eventueel, van de maximale kredietkosten): iedere verlaging is namelijk van onmiddellijke toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien (binnen de perken van hetgeen de WCK toelaat). Voor de meest actuele maximale JKP’s, zie I. Leidraad, hoofdstuk 3, punt 7. Voor een historiek van de maximale JKP’s, zie het document “Historiek maximale JKP’s” op de website bij dit handboek (klik op Wet- en regelgeving).
5.2.1. Definities Het jaarlijkse kostenpercentage wordt in artikel 1.6° WCK gedefinieerd als het percentage dat de gelijkheid uitdrukt op jaarbasis, van de geactualiseerde waarden van het geheel van de verbintenissen van de kredietgever (kredietopnemingen) en de consument (aflossingen en totale kosten van het krediet voor de consument), bestaand of toekomstig, en die berekend wordt aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt.
Aflevering 40 – juni 2012
IX. Kredietschulden / 55
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1290 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Bij het bepalen van de maximale terugbetalingstermijn of de minimale aflossing en het JKP zijn er een aantal relevante definities in de WCK en het KB van 4 augustus 1992 (zoals gewijzigd bij KB van 21 juni 2011): – De definitie van kredietbedrag vinden we terug in art. 1, 23° WCK nl. het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld. In principe is dit het maximale kredietbedrag vermeld in de overeenkomst. – De definitie van het verschuldigd saldo is terug te vinden in art. 9 § 3 van het KB van 4 augustus 1992: “het nog niet terugbetaalde bedrag der aan de consument toegestane kredietopnemingen met inbegrip van [lees: vermeerderd met] de debetintresten”. Let op: Deze definitie wijkt af van art. 1, 19° WCK die het verschuldigd blijvende saldo bepaalt als het bedrag in hoofdsom dat moet worden gestort om het kapitaal af te lossen of terug te betalen. – De betalingstermijn (art. 1, 2° KB van 4 augustus 1992) is de termijn die besloten ligt tussen:• • het tijdstip waarop de kredietgever een som geld ter beschikking stelt aan de consument of koopkracht ter beschikking stelt ofwel met het verschaffen van het genot of het leveren van een goed of het verlenen van een dienst een aanvang maakt, en het tijdstip waarop de consument de eerste betaling moet hebben gedaan; • twee opeenvolgende tijdstippen waarop de consument een betaling moet hebben gedaan. Op deze definitie wordt verder in dit hoofdstuk dieper ingegaan. – Het termijnbedrag (art. 1,3° KB van 4 augustus 1992) is het bedrag van een betaling die de consument aan iedere betalingstermijn moet hebben gedaan. Dit bedrag (of de berekeningswijze hiervan) is terug te vinden in de kredietovereenkomst. Bij een lening op afbetaling zal het termijnbedrag doorgaans gelijk blijven. Bij een kredietopening krijg je in de kredietovereenkomst een aantal parameters om de betalingstermijn te berekenen. Bij een kredietopening kan dit bedrag variëren per periode afhankelijk van het opgenomen bedrag en de vorm van overeenkomst.
5.2.2. Sanctie bij JKP > maximaal JKP •
Art. 87 WCK
Het JKP dat door de kredietgever wordt gehanteerd mag in geen geval het maximaal JKP, dat wordt bepaald bij KB, overschrijden (Vred. Gent 25 juni 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 245). Gebeurt dit toch, dan worden de verplichtingen van de consument automatisch beperkt tot het ontleende bedrag of de prijs bij contante betaling. De consument behoudt het voordeel van terugbetaling in termijnen (art. 87 WCK).
56 / IX. Kredietschulden
Aflevering 40 – juni 2012
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1291 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
5.2.3. Berekening JKP De berekening van het JKP kan nuttig zijn omdat uit de praktijk blijkt dat het in de kredietovereenkomst vermelde JKP niet altijd in overeenstemming is met het werkelijke JKP. Indien bij nazicht blijkt dat het in de overeenkomst vermelde JKP niet, maar het werkelijke JKP wèl hoger ligt dan het maximale JKP kan de schuldbemiddelaar de toepassing van de sanctie uit artikel 87 WCK vragen. Bij berekening van het JKP spelen volgende factoren een rol: – Welke kosten moeten al dan niet opgenomen worden in de “totale kosten van het krediet voor de consument” (zie punt 5.2.3.1. hieronder)? – Welke betalingstermijnen moeten we in acht nemen bij onze berekening (zie punt 5.2.3.2. hieronder)?
5.2.3.1.
Begrip “totale kosten van het krediet”
Voor de berekening van het JKP is het vooreerst het belangrijk om te weten welke kosten opgenomen moeten worden in de “totale kosten van het krediet voor de consument”. De definitie van dit begrip in art 1,5° WCK werd uitgebreid en vervangt de vroegere bepaling uit art. 2 van het K.B. van 4 augustus 1992. Art. 1,5° WCK definieert de totale kosten van het krediet voor de consument op heden meer bepaald als volgt: “alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van de notariskosten. Zijn hierin onder meer begrepen: a) de debetrente; b) commissielonen en/of vergoedingen die de kredietbemiddelaar ontvangt voor zijn bemiddeling; c) belastingen;
Aflevering 40 – juni 2012
IX. Kredietschulden / 561
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1292 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1293 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
d) vergoedingen van welke aard ook, onder meer, onderzoekskosten, kosten voor het samenstellen van het dossier en het raadplegen van de bestanden, kosten van beheer, administratie en inning, alle kaartkosten behoudens hetgeen onder f) wordt bedoeld; e) de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt; f) de kosten voor het beheer van een betaalrekening verbonden aan een kredietovereenkomst waarop zowel betalingsverrichtingen als kredietopnemingen worden geboekt, de kosten voor het gebruik van een betaalinstrument waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht en de overige kosten voor deze betalingstransacties, tenzij de opening van de rekening facultatief is en de kosten voor deze rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld. De totale kosten van het krediet voor de consument omvatten niet: a) kosten en vergoedingen die de consument moet betalen wegens niet naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verbintenis; b) de andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij het verwerven van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald” In het algemeen kan men derhalve aannemen dat alle kosten die rechtstreeks verbonden zijn aan het krediet verrekend moeten worden bij de berekening van het JKP. De wetgever maakt een uitzondering voor de notariskosten. Vraag blijft natuurlijk hoe men het bewijs kan leveren dat een verzekering verplicht werd gesteld. Een aantal overeenkomsten zal melding maken van het verplichte karakter van de schuldsaldoverzekering. Anderzijds lijkt het evident dat, in geval het kredietbedrag werd verhoogd met de premie van de schuldsaldoverzekering of de premie rechtstreeks werd ingehouden van het kredietbedrag, we dit kunnen beschouwen als verplichte schuldsaldoverzekering. In deze zin moet de premie opgenomen worden bij berekening van het JKP.
5.2.3.1.
Betalingstermijnen
Naast de kosten waarmee rekening gehouden moet worden, moet ook rekening gehouden worden met de betalingstermijnen. Hier is heel wat gewijzigd ten opzichte van de vroegere regeling.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 57
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1294 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De nieuwe regeling laat toe dat er gerekend wordt op basis van exacte dagen voor de eerste periode in combinatie met gelijke maanden voor de volgende periode. Volgens de richtlijn van de Europese Commissie zou er een keuzevrijheid zijn om voor de volgende periode te rekenen in dagen of in gelijke maanden. Aangezien beide berekeningen een ander resultaat geven zou dit betekenen dat het JKP niet vergelijkbaar is, afhankelijk van de berekeningsmethode. De Europese Commissie wil een technische werkgroep samenroepen om deze problematiek verder te bekijken. Het KB van 4 augustus 1992 werd in deze zin al aangepast om te komen tot een uniforme berekeningswijze. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de situatie waarbij er een som geld of koopkracht ter beschikking wordt gesteld en de situatie waarbij de kredietovereenkomst het genot of het leveren van een goed verschaft of het verlenen van een dienst. Er wordt geld/koopkracht ter beschikking gesteld Het tijdstip waarop de kredietgever een som geld ter beschikking stelt aan de consument of koopkracht ter beschikking stelt is het moment waarop consument effectief zijn gelden of zijn betaalkaart ontvangt. Voorbeeld Ik sluit vandaag een lening op afbetaling en ontvang het geld onmiddellijk op mijn rekening.
Wat indien de kredietgever het geld stort op een rekening? De gewijzigde WCK voorziet als regel dat de kredietgever de gelden onmiddellijk met een overschrijving of cheque ter beschikking moet stellen van de consument of aangewezen derde behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst. In geval de kredietgever de gelden stort op de dag van het onderschrijven van de kredietovereenkomst, nemen we als begindatum deze datum. Indien de kredietgever het geld niet onmiddellijk stort maar bv. pas de volgende dag, nemen we dat moment om onze eerste periode te berekenen wat vermoedelijk een invloed zal hebben op de eerste betaalperiode en dus ook op het JKP. Het ter beschikking stellen van het kredietbedrag in baar geld of contant kan enkel in uitzonderlijke gevallen te bepalen bij KB. Momenteel werden deze bepalingen nog niet in een KB opgenomen. Wat als de kredietovereenkomst melding maakt van de uitbetaling in contanten en de kredietgever toch beslist om het geld over te schrijven op de rekening? In dat geval lijkt het aangewezen om de eerste periode te laten lopen op het tijdstip dat de gelden toegekomen zijn op rekening van de consument.
58 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1295 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld In een praktijksituatie nam de kredietbemiddelaar de cheque mee terug naar huis om hem, samen met een overschrijvingsfomulier voor schuldsaldoverzekering, te verzenden naar het bankkantoor van de consument. De gelden stonden pas vier dagen later op rekening van cliënt. Dit maakt dat het geld niet op de dag van het sluiten van de overeenkomst beschikbaar was maar pas na vier dagen.
Er wordt/worden goed(eren)/dienst(en) ter beschikking gesteld Een andere situatie doet zich voor wanneer de kredietovereenkomst het genot of het leveren van een goed verschaft of het verlenen van een dienst. Uitgangspunt hier moet zijn dat het genot of het leveren van een goed of dienst gelijk staat met het het uitbetalen van de kredietovereenkomst. Als het doel van de kredietovereenkomst de aanschaf van een nieuwe wagen is zal de eerste betalingstermijn pas beginnen te lopen bij overhandiging van de wagen en niet bij overhandiging van de gelden. Opmerking: nogal wat kredietverleners durven te zondigen tegen dit principe. De consument koopt bv. een tweedehandswagen in de garage en sluit een lening voor deze wagen af met zijn financiële instelling. Nog vóór de levering van de wagen wordt deze lening echter al in orde gemaakt en uitbetaald. Voor de berekening van het JKP moeten we nochtans rekening houden met de effectieve leveringsdatum van de wagen en niet met het tijdstip waarop consument zijn gelden mocht ontvangen. Belang van het tijdstip van de terbeschikkingstelling Waarom is het bepalen van het moment van het ter beschikking stellen van de gelden/koopkracht zo relevant? Dit tijdstip hebben we nodig om het aantal dagen te kunnen berekenen van de eerste betalingstermijn. Enkel een juiste berekening van deze dagen geeft een correcte berekening van het JKP. Art. 4 § 1 van het KB van 4 augustus 1992 bepaalt dat de berekening van het JKP moet gebeuren aan de hand van een standaardjaar van 365 dagen of 366 bij een schrikkeljaar of twaalf genormaliseerde maanden van elk 30,41666 dagen zowel bij een gewoon jaar als bij een schrikkeljaar. Om te komen tot dit standaardjaar ga je er vanuit dat je telkens een (veelvoud van een) maand later op dezelfde dag moet terugbetalen. Het tijdstip waarop je effectief terugbetaalt, is niet relevant bij de berekening. Voorbeeld Ik ontvang mijn geld op 1/4/09 en moet de eerste keer terug betalen op 1/5/09.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 59
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1296 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Ongeacht of april nu 30 of 31 dagen telt, of in het geval van de maand februari 28, is dit een genormaliseerde maand. Samen met de andere maanden in mijn berekening kom ik aan 365. Een aantal kredietgevers staat een eerste periode toe van twee maanden (eerste maand niets terug te betalen). Hier telt dezelfde regel. Als ik moet betalen op de dag van uitbetaling heb ik te maken met (een veelvoud) van een genormaliseerde maand. In dit geval moet je geen effectief aantal dagen berekenen. In het voorbeeld onder 3, enkele berekeningen WCK zal dit duidelijker worden. Maar indien de eerste maand geen genormaliseerde maand is moet je het effectief aantal dagen berekenen tussen het tijdstip dat de gelden werden uitbetaald en de eerste theoretische terugbetaling. Hiervoor hebben we enerzijds de elementen uit de overeenkomst nodig en anderzijds de feitelijke situatie te bevragen bij consument. Voorbeelden uit de praktijk Enkele voorbeelden waarin de eerste maand geen genormaliseerde maand is: – De kredietovereenkomst maakt melding van een andere eerste betalingstermijn. Nogal wat kredietgevers bepalen de eerste betaaltermijn op 30 dagen. In dat geval hebben we niet te maken met een genormaliseerde maand maar een eerste periode van 30 dagen. In de situatie dat de eerste maand 30 dagen telt, zal dit een gelijk resultaat geven. Let op als de eerste maand effectief een maand is van 30 dagen kom je toch weer op een gestandariseerde maand. – Een aantal kredietgevers stelt in de overeenkomst dat de terugbetaling telkens de vijfde van de maand moet gebeuren. Je telt dan voor de eerste periode het effectief aantal dagen tussen uitbetaling en de vijfde van de volgende maand. Stel dat consument op 15 maart zijn gelden ontvangt en op 5 april een eerste betaling moet doen, kom je op een eerste periode van 21 dagen. – Omgekeerd merk je dat een aantal kredietgevers terugbetaling vraagt tegen het eind van de volgende maand. Bv.: de consument ontvangt op 5 april zijn gelden en moet pas op 28 mei een eerste betaling doen. In dat geval is de eerste periode 53 dagen. – De kredietovereenkomst voor aankoop wagen werd uitbetaald op 5 april. De wagen werd geleverd op 10 april. De kredietgever vraagt de eerste betaling op 5 mei. Voor de berekenig van het aantal dagen moeten we rekening houden met de periode tussen 10 april en 5 mei, zijnde 25 dagen. Voor de overige periodes reken je met maanden.
Enkele principes Indien er sprake is van genormaliseerde maanden – ik ontvang mijn geld op 5/1 en moet telkens de vijfde van de maand terug betalen – dan reken je met genormaliseerde maanden. Indien de eerste periode geen genormaliseerde maand is – ik ontvang mijn gelden op 15/3 en moet een eerste keer terugbetalen op 5/4 en daarna telkens de vijfde van de maand – dan reken je een eerste periode in dagen en de overige periodes in maanden.
60 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1297 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Enkel als je niet kan rekenen in een geheel aantal maanden, jaren of weken reken je in geheel aantal dagen. Indien een betalingstermijn bepaalbaar is maar niet bepaald en kan verschillen naargelang de datum van sluiten van de kredietovereenkomst wordt de kortst mogelijke betalingstermijn geacht van toepassing te zijn. Dit is van toepassing bij kredietovereenkomsten die de terugbetalingstermijn afhankelijk maken van de datum waarop het krediet werd gesloten. Bij berekening van het JKP voor een kredietopening moeten we, indien niet alle parameters vaststaan, uitgaan van een aantal veronderstellingen (art. 4 § 3 KB van 4 augustus 1992): – Bij de berekening van het JKP moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verbintenissen nakomen volgens de voorwaarden en op de data die in de kredietovereenkomst zijn bepaald. Er moet dus vanuit gegaan worden dat de consument zijn verplichtingen correct heeft uitgevoerd en dat de oorspronkelijke looptijd werd gehandhaafd. Het is niet omdat de consument vroeger heeft betaald dat dit een invloed heeft op de berekening van het JKP. – Indien de kredietovereenkomst geen maximum bedrag vastlegt of het bedrag is nog niet bepaald, is het veronderstelde kredietbedrag gelijk aan 1500 euro. – Bij een kredietopening wordt verondersteld dat het kredietbedrag volledig en onmiddellijk werd opgenomen. – Indien een kredietovereenkomst de consument in het algemeen de vrijheid biedt om te kiezen hoeveel krediet hij opneemt, maar bij de verschillende wijzen van kredietopneming een beperking oplegt met betrekking tot het bedrag en de termijn, wordt verondersteld dat het kredietbedrag op de vroegste datum waarin de overeenkomst voorziet overeenkomstig deze opnemingsbeperkingen wordt opgenomen. – Indien er een aflossingsschema is vastgesteld, maar het bedrag van de aflossingen kan veranderen, wordt verondersteld dat het bedrag van elke aflossing het laagste is waarin de overeenkomst voorziet. – Indien er geen betalingsregling is vastgelegd en niet kan worden afgeleid uit de bepaling van de kredietovereenkomst, wordt de kredietovereenkomst geacht een theoretische looptijd te hebben van 1 jaar. – Bij variabele debetrentevoet, wordt enkel de debetrentevoet geldig op het tijdstip van overhandigen van het kredietaanbod in rekening gebracht. – Indien kredietovereenkomst verscheidene betalingsregelingen worden vermeld, wordt het krediet ter beschikking gesteld en de betalingen verricht op het meest nabije tijdstip voorzien in de kredietovereenkomst.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 61
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1298 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Aan de hand van deze veronderstellingen maak je de berekening van het JKP. In de kredietovereenkomst zal je in principe de diverse bepalingen terugvinden omtrent de regeling van terugbetaling. Ook feitelijke situatie in rekening brengen Naast de contractuele bepalingen lijkt het aangewezen om ook de feitelijke situatie te bekijken. Zo zal het tijdstip waarop kredietgever effectief de eerste betaling vraagt een invloed kunnen hebben op het JKP. Evenzo zal je moeten nagaan of er naast de contractuele kosten andere kosten aangerekend werden die een invloed kunnen hebben op het JKP (bv. kaartkosten). Rekenvoorbeelden Momenteel nemen wij hier geen rekenvoorbeelden op aangezien de FOD Economie liet weten dat de Europese Commissie werkt aan een nieuw rekenprogramma voor de berekening van het JKP. Zodra dit programma beschikbaar is, zullen een aantal voorbeelden uitgewerkt worden. Voor alle leningen met vaste maandelijkse afbetalingen kan je nog steeds gebruik maken van het JKP-programma op de website bij dit handboek. Let wel op: het nieuwe KB veronderstelt een afronding tot één cijfer na de komma. De rekenmodule geeft het JKP echter tot twee cijfers na de komma. Voor kredietopening is er momenteel nog geen rekenblad voorhanden.
5.2.4. Wijziging maximaal JKP Indien het maximaal JKP tijdens de duur van de kredietovereenkomst wordt verlaagd en het in de overeenkomst bepaalde JKP daardoor plots hoger wordt dan het nieuw vastgestelde JKP, rijst de vraag of het JKP verlaagd moet worden. Bij het beantwoorden van de vraag moet men een onderscheid maken naargelang de kredietovereenkomst voorziet in de veranderlijkheid van de debetrentevoet. Is de variabiliteit voorzien, dan moet het JKP aangepast worden, zodanig dat het niet langer het bij KB vastgestelde JKP overschrijdt. Is de veranderlijkheid van de rente niet voorzien, dan moet het JKP behouden blijven, ook al overschrijdt dit het nieuw vastgestelde maximale JKP.
5.3. • •
Terugbetalingstermijn
Art. 22 WCK Art 8 en 9 KB 4 augustus 1992, gewijzigd bij KB van 21 juni 2011
62 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1299 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
5.3.1. Vaststelling terugbetalingstermijn Artikel 22 WCK geeft de Koning de bevoegdheid om een maximale terugbetalingstermijn vast te stellen. Het KB van 4 augustus 1992 heeft de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet bepaald, rekening houdende met het geleende bedrag en het type van het krediet. Het gaat hier om volgende soorten kredieten: – verkoop op afbetaling; – financieringshuur; – lening op afbetaling; – alle kredietovereenkomsten waarbij de betalingstermijnen en de termijnbedragen gedurende de looptijd doorgaans gelijk blijven. Overzicht van de terugbetalingstermijnen voor kredieten met gelijkblijvende aflossingen: Kapitaal
Maximale termijn
200 tot 500 euro
18 maandtermijnen
501 tot 2500 euro
24 maandtermijnen
2501 tot 3700 euro
30 maandtermijnen
3701 tot 5600 euro
36 maandtermijnen
5601 tot 7500 euro
42 maandtermijnen
7501 tot 10 000 euro
48 maandtermijnen
10 001 tot 15 000 euro
60 maandtermijnen
15 001 tot 20 000 euro
84 maandtermijnen
20 001 tot 37 000 euro
120 maandtermijnen
boven 37 000 euro
240 maandtermijnen
5.3.2. Nulstellingstermijn Artikel 22 § 2 WCK bepaalt dat kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar, die niet in de periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien, een termijn van nulstelling moeten voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag betaald moet worden. Binnen deze termijn van nulstelling moet het totaal terug te betalen bedrag vereffend worden. Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van die nulstellingstermijn moet de kredietgever de consument hiervan ver-
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 63
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1300 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
wittigen door middel van om het even welk nuttig communicatiemiddel (art. 22 § 4 WCK). Opmerking: Vanaf 1 januari 2013 zal deze regel gelden voor elke kredietopening van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar. Art. 9 van het KB van 4 augustus 1992 bevat termijnen en minimale terugbetalingen voor de kredietopeningen waarbij een onderscheid gemaakt wordt naargelang er wel of geen periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien is in de overeenkomst: Bij kredietopening met periodieke terugbetaling van kapitaal moet de consument een minimum bedrag per periode betalen. Deze is afhankelijk van het kredietbedrag. De minimale terugbetaling wordt berekend op het verschuldigd saldo. Voor kredietopeningen die in een periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien geeft dit: kredietbedrag
Minimale termijnbedrag op verschuldigd saldo
<= 5000 euro
1/18e
5001 tot 9999 euro
1/24e
=> 10000 euro
1/36e
Het termijnbedrag mag nooit kleiner zijn dan 25 euro. Voor al deze kredietopeningen mag de nulstellingstermijn niet langer zijn dan de terugbetalingstermijn die men bekomt bij volledige opneming van het kredietbedrag terugbetaald op basis van een maandelijks termijnbedrag dat gelijk is aan: – 1/12de van het verschuldigd saldo met een maximale termijn van 60 maanden bij een kredietbedrag lager dan 5000 euro; – 1/18de van het verschuldigd saldo, met een maximale termijn van 96 maanden bij een kredietbedrag hoger dan 5000 euro. Ook hier mag het termijnbedrag nooit lager zijn dan 25 euro. Voor alle overige kredietopeningen – kredietopening zonder periodieke terugbetaling van kapitaal – is de nulstellingstermijn: – 12 maanden wanneer het kredietbedrag lager of gelijk is aan 3000 euro; – 60 maanden als het kredietbedrag hoger is dan 3000 euro.
64 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1301 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Merk op dat de nulstellingstermijn steeds korter is dan het minimale termijnbedrag op het verschuldigd blijvend saldo. In de artikelsgewijze bespreking van het KB lezen we hierover: De langere maximale terugbetalingstermijn maakt dat er geen afbreuk gedaan wordt aan de flexibiliteit die eigen is aan de kredietopening in die zin dat de minimale betalingen relatief laag kunnen blijven en de consument de tijdstippen kan kiezen waarop hij meer dan de minimale bedragen betaalt. Op deze wijze wordt er ook vermeden dat, voor kredietopeningen met minimale betalingen in funiite van het verschuldigd blijvend saldo, bij een volledige opname van het krediet in het begin een te groot bedrag moet afgelost worden. De kortere nulstellingstermijn maakt dat de consument niettemin een grotere inspanning moet leveren om het opgenomen kapitaal binnen de nulstellingstermijn terug te betalen. De nulstellingstermijn neemt een aanvang binnen twee maanden volgend op de eerste kredietopneming. Deze termijn neemt opnieuw een aanvang vanaf de eerste kredietopneming volgend op de laatste nulstelling. Concreet wil dit zeggen dat als ik op 1/2/2013 een kredietopening met periodieke kapitaalaflossing afsluit van 4500 euro en ik kapitaal opneem, ik een nulstellingstermijn heb van 60 maanden. Deze termijn neemt ten laatste een aanvang binnen twee maand na mijn eerste kredietopneming. Mijn termijn van 60 maanden begint te lopen op 1/4/2013 en loopt af op 31/3/2018. Zo lang mijn saldo niet nul is geweest blijft deze termijn gelden. Als ik tussentijds nieuwe geldopnames doe zal ik maandelijks meer moeten betalen om mijn oorspronkelijke termijn te halen. Als ik bv. op 1/2/2018 2000 euro wil opnemen dan moet ik weten dat ik het totale bedrag voor 31/3/2018 zal moeten terugbetalen. Dit lijkt mij een valkuil te zijn voor consumenten aangezien de maandafrekening melding maakt van de minimale maandelijkse afbetaling die lager is dan het maandbedrag dat men zou moeten afbetalen om de nulstellingstermijn te bereiken. Tevens voorziet de wet in art 22 § 4 slechts dat de kredietgever uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn de consument hiervan moet informeren. Wat dit concreet gaat betekenen zal de praktijk moeten uitwijzen. Het lijkt wenselijk dat de nulstellingstermijn op de periodieke uittreksels wordt opgenomen (wat helaas niet werd voorzien door de wetgever). Het zal belangrijk zijn om samen met cliënten te bekijken welke maandelijkse betalingen noodzakelijk zijn om de nulstellingstermijn te bereiken.
5.3.3. Sanctionering •
Art. 87 WCK
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 65
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1302 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Indien de duur van de kredietovereenkomst de termijnen die zijn bepaald bij KB overschrijdt, dan worden de verplichtingen van de consument automatisch beperkt tot het ontleende bedrag of het bedrag bij contante betaling. De consument behoudt het voordeel van betaling in termijnen (art. 87 WCK).
5.3.4. Aanpassing JKP Indien een kredietovereenkomst de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, moet de kredietovereenkomst bepalen dat bij aanpassing van de rentevoet de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, wat dan gepaard zal gaan met een verlenging (bij verhoging rentevoet) of de vermindering (bij verlaging van de rentevoet) van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn. De kredietgever moet de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht inlichten. Uitzondering: Deze regel geldt niet bij kredietopeningen.
5.4. •
Vervroegde terugbetaling
Art. 23 WCK
5.4.1. Recht op vervroegde terugbetaling De consument heeft bij toepassing van artikel 23 WCK het recht om op het even welk ogenblik geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. In geval van een vervroegde terugbetaling heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet die overeenstemmen met de interesten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de overeenkomst. De consument die gebruik wil maken van dit recht moet de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling bij ter post aangetekende brief van zijn voornemen op de hoogte.
5.4.2. Wederbeleggingsvergoeding De kredietgever heeft in geval van een vervroegde aflossing recht op een billijke en objectief gegronde vergoeding voor eventuele kosten die rechtstreeks verband houden met de vervroegde aflossing, mits de vervroegde aflossing valt in een termijn waarvoor een vaste debetrentevoet geldt.
66 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1303 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De vervroegde terugbetaling kan plaatsvinden in het kader van herfinanciering. De gevraagde vergoeding mag bepaalde grenzen niet overschrijden. In bepaalde gevallen mag zelfs helemaal geen vergoeding gevraagd worden. Bij de berekening van de maximale wederbeleggingsvergoeding moet men een onderscheid maken tussen twee hypothesen: – de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst bedraagt meer dan één jaar: de vergoeding niet hoger zijn dan 1 pct. van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost; – de termijn bedraagt niet meer dan één jaar: de vergoeding mag ten hoogste 0,5 pct. bedragen van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost. Een vergoeding mag ook niet hoger zijn dan het rentebedrag dat de consument zou hebben betaald gedurende de termijn tussen de vervroegde aflossing en de overeengekomen datum waarop de kredietovereenkomst eindigt. De kredietgever moet de gevraagde vergoeding aan de consument meedelen, op een duurzame drager, binnen de tien dagen vanaf de ontvangst van de brief van de consument of vanaf de ontvangst van de sommen teruggestort door de consument. Deze mededeling moet onder meer de berekening van de vergoeding bevatten.
5.4.3. Geen wederbeleggingsvergoeding In bepaalde gevallen mag zelfs geen enkele vergoeding van de consument gevraagd worden: – indien, door toepassing van de artikelen 85, 86, 87, 91 of 92, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag (bv. indien de kredietgever zijn informatie-, advies- of onthoudingsverplichting heeft miskend of de overeenkomst niet alle vermeldingen bevat); – in geval van terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt (bv. schuldsaldoverzekering); – in geval van een kredietopening; – indien de aflossing valt in een termijn waarvoor geen vaste debetrentevoet geldt (wanneer in de variabiliteit van de rente is voorzien).
5.5. •
Gelieerde kredietovereenkomsten
Art. 24 WCK
Artikel 24 WCK bevat bijzondere regelen indien de kredietovereenkomst kan worden beschouwd als een zogenaamde gelieerde kredietovereenkomst. Het betreft de
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 67
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1304 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
hypothese waarin er een door de wet bepaalde band bestaat tussen de kredietovereenkomst en de gefinancierde overeenkomst.
5.5.1. Begrip gelieerde kredietovereenkomst •
Art. 1, 20° WCK
Een gelieerde kredietovereenkomst is een kredietovereenkomst waarbij: – het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, EN – die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen. Een commerciële eenheid wordt vermoed te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert alsook – in het geval van financiering door een derde – indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruik maakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst. Voorbeeld Een consument sluit een kredietovereenkomst die uitsluitend dient tot financiering van een wagen en de verkoper van de wagen treedt op als kredietbemiddelaar. Indien echter een kredietopening wordt aangegaan met als doel verschillende aankopen te financieren, kan geen sprake zijn van een gelieerde kredietovereenkomst.
5.5.2. Herroeping Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst. Met andere woorden, de consument die op grond van de Wet Marktpraktijken een overeenkomst op afstand of een overeenkomst gesloten buiten de lokalen van de onderneming herroept, zal geen verplichting meer hebben onder de gelieerde kredietovereenkomst. De herroepingstermijn voor overeenkomsten op afstand bedraagt 14 kalenderdagen, voor overeenkomsten buiten de lokalen van de onderneming zeven werkdagen.
5.5.3. Tegenwerpbaarheid verweermiddelen Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever. Voorbeeld Het geleverde goed functioneert niet naar behoren.
68 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1305 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Belangrijk is te beseffen dat de consument in een dergelijk geval niet zomaar mag stoppen met terugbetalen. Meer concreet moet de in artikel 24 WCK bepaalde procedure worden gevolgd. Vooreerst moet de consument zijn rechten hebben doen gelden jegens de leverancier, of de dienstverlener. Meer concreet, moet hij bij een ter post aangetekende brief, de verkoper of de dienstverlener in gebreke stellen. Indien de consument dan geen genoegdoening heeft verkregen binnen een termijn van een maand vanaf de afgifte ter post van de aangetekende brief, kan hij de nog verschuldigde betalingen op een geblokkeerde rekening storten. Vereist is wel dat de kredietgever op de hoogte werd gesteld van het feit dat de consument dit zou doen indien hij geen genoegdoening verkreeg binnen de maand.
5.6. •
Schorsen van het recht krediet op te nemen
Art. 33 § 2 WCK
Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn om zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst opschorten. De kredietgever moet de consument, op papier of op een andere duurzame drager, in kennis stellen. Dit moet indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, gebeuren. Ook van de gronden voor de opschorting moet de consument in kennis gesteld worden, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving verboden is (bv. witwassen) of indruist tegen doelstellingen van openbare orde of openbare veiligheid.
5.7. •
Overdracht van overeenkomst en vorderingen uit overeenkomst
Art. 25-27 WCK
5.7.1. Voorwaarden Indien een kredietgever zijn vorderingen op de consument wil overdragen, moet hij de bepalingen van de artikelen 25-27 WCK respecteren. De artikelen 25-27 WCK bevatten drie principes tot bescherming van de consument: – De vordering kan enkel worden overgedragen aan bepaalde entiteiten (bv. andere erkende kredietgever, incassobureaus). – De overdracht of indeplaatsstelling kan de consument worden tegengeworpen indien: • hem hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis is gegeven (deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert),
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 69
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1306 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
•
wanneer de onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk is bepaald in het contract en de identiteit van de overnemer of van de indeplaatsgestelde in (de kredietovereenkomst) is vermeld. De consument behoudt de mogelijkheid de verweermiddelen in te roepen die hij kon inroepen tegen de oorspronkelijke kredietgever.
–
5.7.2. Sanctionering Wordt de schuldvordering overgedragen aan een entiteit die op het ogenblik van de overdracht niet beantwoordt aan de voorwaarden uit artikel 25 WCK (+ uitvoeringsbesluit), dan worden verplichting van de consument automatisch verminderd tot het ontleende bedrag of bedrag bij contante betaling. De consument behoudt het voordeel van de betaling in termijnen (art. 87 WCK). Indien de consument niet wordt geïnformeerd over de overdracht conform artikel 26 WCK kan hij nog steeds bevrijdend betalen aan de oorspronkelijke kredietgever. Een vordering in rechte van een ander persoon is niet ontvankelijk. Bedingen die de verweermiddelen van de consument inperken, zijn nietig.
6. • •
Vergoedingen verschuldigd bij niet-betaling Art. 27bis WCK Art. 90 WCK
Vandaag moet men in geval van wanbetaling rekening houden met artikel 27bis WCK dat op een gedetailleerde wijze bepaalt welke vergoedingen door de consument verschuldigd zijn in het geval waarin hij zijn betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de Wet Consumentenkrediet niet nakomt. In de praktijk zal artikel 27bis WCK altijd toepassing vinden omdat het geldt voor overeenkomsten gesloten na 1 januari 2002, alsook voor overeenkomsten gesloten voor deze datum indien de wanbetaling dateert van na die datum. In geval van wanbetaling kan de kredietgever nooit aanspraak maken op bedragen waarin door artikel 27bis WCK niet is voorzien. Artikel 27bis WCK bepaalt het maximum dat door de kredietgever verkregen kan worden.
6.1.
Verschillende hypothesen
Artikel 27bis WCK maakt een onderscheid tussen drie verschillende hypothesen: – Ontbinding van de kredietovereenkomst en verval van termijnbepaling (op grond van een uitdrukkelijk ontbindend beding of rechterlijke uitspraak);
70 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1307 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
– –
Eenvoudige betalingsachterstand (die geen ontbinding of verval van termijnbepaling rechtvaardigt) De consument is na opzegging of beëindiging van de kredietovereenkomst zijn verplichtingen niet nagekomen binnen de drie maanden na het ter post afgeven van een aangetekende brief. Bij de controle van de door de kredietgever opgestelde afrekening kan men gebruik maken van de aflossingstabel, alsook van de website bij dit handboek. Aan het einde van het hoofdstuk consumentenkrediet is ook een herhalingscasus voorzien.
6.1.1. Ontbinding In geval van ontbinding of bij verval van termijnbepaling mag aan de consument geen andere betaling worden gevraagd dan (art. 27 bis, § 1 WCK): – het verschuldigd blijvende saldo, i.e. het bedrag in hoofdsom dat moet worden gestort om het kapitaal af te lossen of terug te betalen (dit bedrag kan eenvoudig teruggevonden worden in de aflossingstabel); – het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet; het betreft alle vervallen kosten van het krediet met inbegrip van de rente. Vervallen en niet-betaald betekent dat deze post enkel betrekking heeft op de component rente en kosten die reeds betaald hadden moeten zijn, maar niet werden betaald (ook dit kan eenvoudig in de aflossingstabel worden gevonden, aangezien een mensualiteit in een aflossingstabel wordt opgesplitst in kapitaal en rente /kosten); – het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsinterest, berekend op het verschuldigd blijvend saldo; – de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen bepaalde grenzen, eveneens berekend op het verschuldigd blijvend saldo (en dus niet op bijvoorbeeld het totaal van alle nog te vervallen mensualiteiten, aangezien deze naast kapitaal ook rente en kosten omvatten).
6.1.1.1.
Maximale nalatigheidsinterest
De overeengekomen nalatigheidsinterest mag niet hoger zijn dan de laatste toegepaste debetrente, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 % (art. 27 bis, § 3 WCK). Voorbeeld Bij een JKP van 8 % mag de nalatigheidsinterest maximaal 8,8 % bedragen.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 71
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1308 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
6.1.1.2.
Maximale schadebedingen
Artikel 27 bis, § 1 WCK bepaalt uitdrukkelijk dat de overeengekomen schadevergoedingen niet hoger mogen zijn dan: – ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7500 euro; – ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7500 euro. Voorbeeld Indien het verschuldigd blijvend saldo 10.000 euro is de maximale schadevergoeding: 875, zijnde 750 (10 % van 750.00) + 125 (5 % van 2500).
6.1.1.3.
Bijzondere regel inzake toerekening van betalingen
In artikel 27 bis, § 5 WCK wordt bepaald dat bij de ontbinding van de overeenkomst of bij verval van termijnbepaling (deze regel geldt dus niet bij eenvoudige betalingsachterstand of in geval van opzegging of beëindiging van de kredietovereenkomst) iedere betaling, gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, maar toegerekend wordt op het bedrag van de nalatigheidsinteresten of andere straffen en schadevergoedingen nadat het verschuldigd blijvende saldo en de totale kosten van het krediet zijn betaald (Vred. Grâce-Hollogne 18 maart 2003, JLMB 2003, 1239). Op die manier wordt de consument zicht geboden op een werkelijke schuldafbouw. Immers, doordat de betalingen eerst worden aangerekend op de hoofdsom, vermindert bij elke (deel)betaling de component waarop de nalatigheidsinteresten en schadevergoedingen worden berekend.
6.1.2. Eenvoudige betalingsachterstand Bij eenvoudige betalingsachterstand mag aan de consument geen andere betaling worden gevraagd dan (art. 27 bis, § 2 WCK): – het vervallen en niet-betaalde kapitaal (het betreft de component kapitaal van de mensualiteiten die reeds betaald hadden moeten zijn, maar nog niet werden betaald); – het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet (het betreft de component rente/kosten van de mensualiteiten die reeds hadden moeten zijn betaald maar nog niet werden betaald); – het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsinterest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal (de berekeningsbasis is dus niet het volledige verschuldigd blijvend saldo zoals bij ontbinding, maar enkel de component kapitaal van de mensualiteiten die reeds betaald hadden moeten worden, maar niet werden betaald. Ook hier kan de nalatigheidsinterest maximaal de laatst toegepast rente verhoogd met coëfficiënt van 10 % zijn) en – de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfai-
72 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1309 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
tair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. Voorbeeld Vred. Grimbergen 26 november 2003, Jaarboek Kredietrecht 2003, 145.
De aandachtige lezer merkt wellicht op dat de eerste en tweede deelvergoeding samen gelijk zijn aan het bedrag van de mensualiteiten die reeds betaald hadden moeten zijn, maar nog niet werden betaald. Wanneer een eenvoudige betalingsachterstand uiteindelijk leidt tot een ontbinding van de overeenkomst, in de regel omdat de consument zijn achterstallen niet betaalt binnen een periode van een maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief houdende ingebrekestelling, rijst de vraag of de in artikel 27 bis § 1 en § 2 WCK voorziene vergoedingen gecumuleerd kunnen worden. Meer concreet, indien de kredietgever bij toepassing van de overeenkomst een forfaitaire schadevergoeding vordert, kan hij daarnaast dan nog aanspraak maken op de kosten voor de maanbrieven die aan de consument werden verzonden. Bepaalde rechtspraak aanvaardt geen cumulatieve toepassing (Vred. Châtelet 23 juni 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 66. Schijnbaar anders (de beslissing werd niet integraal gepubliceerd): Vred. Luik 1 oktober 2003, Jaarboek Kredietrecht 2003, 150). In ieder geval kunnen nadat de ontbinding heeft plaatsgevonden geen kosten meer aangerekend worden voor maanbrieven en ingebrekestellingen.
6.1.3. Opzegging / beëindiging van de kredietovereenkomst Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel 33ter § 1 WCK, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld (art. 27 bis, § 2 WCK): – het vervallen en niet-betaalde kapitaal; – het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet; – het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsinterest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal; – de overeengekomen straffen of schadevergoedingen berekend op het verschuldigd blijvende saldo (daarmee wordt bedoeld het vervallen en niet-betaalde kapitaal) en niet hoger dan 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7500 euro en 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7500 euro. Deze bepaling vindt zowel toepassing bij een opzegging van een kredietovereenkomst van onbepaalde duur als een beëindiging van een kredietovereenkomst van bepaalde duur door het verstrijken van de termijn.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 73
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1310 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Artikel 1.18° WCK definieert kapitaal als: – voor de verrichtingen op afbetaling en de kredietopeningen met regeling voor gespreide terugbetaling van de hoofdsom: het geleende bedrag, het gefinancierde bedrag of het door de consument opgenomen bedrag; – voor de geoorloofde debetstanden op een rekening en de overschrijdingen zonder regeling voor gespreide terugbetaling van de hoofdsom: het door de consument opgenomen bedrag, vermeerderd met de (vervallen debetintresten en, in het geval van eenvoudige betalingsachterstand zoals bedoeld in artikel 27bis, § 2, vervallen nalatigheidsinteresten op het bedrag van de overschrijding. Dit betekent dat bij geoorloofde debetstanden op een rekening en de overschrijdingen zonder regeling voor gespreide terugbetaling: – in geval van eenvoudige betalingsachterstand, zonder ontbinding van de overeenkomst noch verval van termijn, de aangerekende nalatigheidsinteresten opgenomen mogen worden in het kapitaal; – in geval van ontbinding van de kredietopening, of bij verval van termijnbepaling, de nalatigheidsinteresten berekend worden op het kapitaal, en dus ook op de wegens de eenvoudige betalingsachterstand aangerekende nalatigheidsinteresten. Vanaf de ontbinding van de overeenkomst of het verval van termijnbepaling mogen de nalatigheidsinteresten niet meer gekapitaliseerd worden. Artikel 27bis § 2 WCK beperkt er zich niet toe te omschrijven welke vergoeding van de consument kan worden gevraagd. Artikel 27 bis § 2 WCK bepaalt tevens het tijdstip waarop deze vergoeding van de consument kan worden geëist. Komt de consument zijn verplichtingen niet na in geval van opzegging of beëindiging van de overeenkomst, dan dient hij eerst in gebreke te worden gesteld. Het is maar wanneer hij drie maanden na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen dat de door de wet bepaalde vergoeding eisbaar wordt. Meer concreet, betaalt de consument binnen die termijn van drie maanden, dan zal hij geen nalatigheidsinteresten of schadevergoeding verschuldigd zijn. Ook de gerechtsdeurwaarder mag geen andere bedragen aanrekenen dan deze die in artikel 27bis WCK zijn voorzien, dus ook niet de inningsrechten en kosten voorzien in het KB van 30 november 1976.
6.2.
Document dat bedragen verantwoordt
De kredietgever moet gratis een document voorleggen dat de verschuldigde bedragen omstandig omschrijft. Omstandig betekent dat het niet volstaat het totaal te betalen bedrag te vermelden. Men dient in het document een onderscheid te maken tussen het kapitaal, kosten en verschuldigde schadevergoedingen en nalatigheidsinteresten. De consument kan tot drie maal per jaar gratis een document vragen, wat
74 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1311 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
hem moet toelaten de situatie op te volgen. Indien de consument meer dan drie maal per jaar een document vraagt, kan de kredietgever hiervoor kosten aanrekenen indien dit in de kredietovereenkomst is voorzien.
6.3.
Sanctionering
Wat gebeurt er nu indien een bedongen vergoeding de grenzen van artikel 27bis overschrijdt? Het spreekt voor zich dat de kredietgever sowieso recht heeft op de betaling van het verschuldigde saldo en de normale kosten van het krediet. Wat daarentegen de schadebedingen betreft, kan men argumenteren dat geen schadevergoeding verschuldigd is indien de bedongen vergoeding te hoog is (bv. 15 % i.p.v. 10 % tot 7500 euro). Artikel 28 en 90, lid 1 WCK leiden immers tot de nietigheid van het schadebeding. Wat de nalatigheidsinterest betreft, moet wellicht worden aangenomen dat de wettelijke interest steeds verschuldigd blijft vanaf de ingebrekestelling, zodat de te hoge nalatigheidsinterestvoet (bv. debetrente + coëfficiënt van 20 %) moet worden gereduceerd tot de wettelijke interestvoet. Men moet verder rekening houden met de overgangsbepalingen uit de wet van 2010. Wat de toepassing op de lopende kredietovereenkomsten van artikel 27bis WCK betreft, worden de bedingen in de lopende overeenkomsten die, omwille van redenen van openbare orde of dwingend recht, strijdig zijn met deze bepalingen van rechtswege teruggebracht tot de bedingen die toegelaten worden door deze artikelen. Meer concreet, kunnen bijvoorbeeld schadebedingen die in strijd zijn met de nieuwe wettelijke bepalingen niet nietig verklaard worden indien zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in overeenstemming waren met de op dat ogenblik geldende bepalingen. Zij zullen dan gereduceerd moeten worden tot wat vandaag toegelaten is bij toepassing van de Wet Consumentenkrediet.
6.4.
Bijkomende mogelijke vermindering door rechter
Tot slot moet rekening gehouden worden met artikel 90, lid 2 WCK dat de rechter de mogelijkheid biedt om zelf ambtshalve (op eigen initiatief) de schadevergoedingen en nalatigheidsinteresten die de consument verschuldigd is te verminderen of de consument er zelfs volledig van te ontslaan. Zelfs indien de bedongen vergoedingen in overeenstemming zijn met de in artikel 27 bis bepaalde grenzen, kan de rechter de bedongen schadevergoedingen verminderen als deze overdreven of onverantwoord zijn.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 75
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1312 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Meer concreet kan de rechter daartoe overgaan indien de bedongen schadevergoeding overdreven of onverantwoord zijn. Een bepaalde schadevergoeding is overdreven indien zij de werkelijk geleden schade duidelijk overschrijdt (Vred. Gent 29 september 2003, T. Vred. 2006, 58; Vred. Izegem 16 juni 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 75). In de geciteerde zaak van het Vredegerecht te Izegem werd geargumenteerd dat de kredietgever die aanspraak wil maken op een schadevergoeding gelijk aan het maximum voorzien in de wet, moet bewijzen dat de bedongen vergoeding in overeenstemming is met de geleden schade. Dit vonnis werd fel bekritiseerd, omdat het ingaat tegen de aard van een schadebeding. Veeleer is het aan de consument aan te tonen dat de bedongen vergoeding de werkelijke schade overschrijdt. 䉬 Vred. Grâce-Hollogne 15 januari 2008, Jaarboek Kredietrecht 2008,82: Wanneer het bedrag van de nalatigheidsinteresten, berekend tegen een conventionele rentevoet van 13,1996% per jaar – dit is meer dan het dubbele van de wettelijke interest – hoger is dan een derde van het nog verschuldigde kapitaal, waardoor de kredietnemer en zijn gezin tot faillissement gedreven worden, en, samengevoegd met een forfaitaire vergoeding, duidelijk hoger is dan de door de kredietgever geleden schade, dan dient, in toepassing van artikel 90, lid 2, van de wet op het consumentenkrediet, de rentevoet van deze interesten verminderd te worden tot de wettelijke rentevoeten van 7 en 6% per jaar. 䉬 Vred. Gent 15 oktober 2007, jaarboek Kredietrecht 2007, 81: Zelfs indien hij overeenstemt met de wettelijk toegelaten rentevoet, kan een conventionele rentevoet van 17.05% per jaar verminderd worden tot een jaarlijkse rentevoet van 11% aangezien de wettelijke interestvoet 7% bedroeg en de gemiddelde rentevoet voor beleggingen tussen 3-4% ligt.
Een bedongen schadevergoeding is onverantwoord indien het gelet op de ongelukkige situatie waarin de kredietnemer terecht is gekomen (ziekte, werkloosheid) niet verantwoord is om de schadevergoeding te innen. Aldus laat men toe dat rekening wordt gehouden met externe factoren (Cass. 5 maart 2004, Jaarboek Kredietrecht 2003, 89). 䉬 Antwerpen 4 mei 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 72. In het kader van de toepassing van artikel 90 van de wet op het consumentenkrediet kan de rechter rekening houden met omstandigheden buiten de overeenkomst, die niet alleen verband houden met het gedrag van de kredietnemer, te goeder of te kwader trouw, maar eveneens met de houding van de kredietgever en, in het bijzonder, met een termijn van drie jaar die verlopen is tussen de wanbetalingen en de dagvaarding van deze kredietnemer. In dat geval dient de rentevoet van de moratoriuminterest verminderd te worden tot de wettelijke rentevoet.
De rechter kan op basis van artikel 90, lid 2 WCK de consument niet vrijstellen van de verplichting om het verschuldigd blijvend saldo terug te betalen.
76 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1313 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
6.5.
Artikel 27bis WCK en zekerheidstellers
Ingevolge artikel 34 WCK kunnen stellers van een zekerheid niet worden aangesproken voor alle bedragen die bij toepassing van artikel 27bis WCK verschuldigd zijn. Meer concreet kan van hen niet gevraagd worden om schadebedingen of kosten voor maanbrieven of ingebrekestellingen te betalen. Nalatigheidsinteresten en de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet kunnen wel worden gevorderd van de zekerheidsteller. Indien de borgtochtovereenkomst werd afgesloten na 1 december 2007 en de borg een kosteloze borg is, kan men rekening houden met de regelen betreffende de kosteloze borgtocht in het Burgerlijk Wetboek (zie II. Partijen, Hoofdstuk 1, punt 3.6.).
6.6.
Verjaring van kredietschulden
De verjaringstermijn van 5 jaar uit artikel 2277 BW kan niet worden ingeroepen voor de component kapitaal.
7. •
Onrechtmatige bedingen Art. 28-33bis WCK
Bedingen die in strijd zijn met de regelen inzake onrechtmatige bedingen die vervat liggen in de Wet Consumentenkrediet zijn nietig. De kredietgever kan er zich derhalve niet op beroepen.
7.1. •
Bovenmatige schadevergoedingen
Art. 28 WCK
Artikel 28 WCK verbiedt elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin deze wet niet voorziet. Artikel 28 WCK verbiedt derhalve vergoedingen te bedingen waarin artikel 27bis WCK niet voorziet (zie punt 6.3).
7.2. •
Uitdrukkelijk ontbindende bedingen
Art. 29 WCK
Indien een contractpartij haar contractuele verplichtingen niet nakomt, dan kan de wederpartij voor de rechter de ontbinding vorderen. Men zal daarbij de rechter moeten overtuigen van de ernst van de wanprestatie. Om een beroep op de rechter te
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 77
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1314 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
vermijden zal de kredietgever een uitdrukkelijk ontbindend beding in de overeenkomst inlassen dat bepaalt wanneer de ontbinding plaatsvindt. Artikel 29 WCK legt de mogelijkheid om uitdrukkelijk ontbindende bedingen in de kredietovereenkomst op te nemen aan banden. Het is van belang na te gaan of de door artikel 29 WCK gestelde vereisten werden gerespecteerd omdat de ontbinding voor de consument zeer verstrekkende gevolgen heeft. Enerzijds zal hij het nog verschuldigde blijvende saldo in één keer moeten terugbetalen. Anderzijds zullen belangrijke schadevergoedingen verschuldigd zijn. Met het oog op de controle van naleving van artikel 29 WCK is het belangrijk een kopie van de ingebrekestelling te vragen. Meer concreet bepaalt artikel 29 WCK dat bedingen die voorzien in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde slechts toegelaten zijn: – indien de consument tenminste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 % van de totale terug te betalen som niet heeft betaald en hij één maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling; – indien de consument het lichamelijk roerend goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kredietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden of er, overeenkomstig de regelen inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden; – ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen 60bis en 60ter WCK overschrijdt, en hij, een maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief houdende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever aan de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling. Deze laatste hypothese werd door de Wet van 24 maart 2003 toegevoegd en betreft de hypothese waarin een consument het initieel toegestane plafond in het kader van een onder de Wet Consumentenkrediet vallende kredietopening overschrijdt (bv. door 2500 euro in het rood te gaan, terwijl hij contractueel maar 2000 euro in het rood mag gaan). Het bedrag van de kredietoverschrijding is irrelevant. De rechtspraak behandelt vooral de eerste hypothese. Uit de rechtspraak kan het volgende worden afgeleid: – de consument moet op het ogenblik van de ingebrekestelling twee termijnen of 20 % ingebreke zijn (Vred. Ieper 8 februari 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 156; Vred. Herstal 14 juni 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 159, noot M. MANNÈS);
78 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1315 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
–
–
–
–
de ingebrekestelling moet aangetekend gebeuren. Bepaalde rechtspraak stelt dat het volstaat dat de kredietgever het bestaan van een ingebrekestelling per gewone post kan bewijzen (Vred. Brasschaat 13 juli 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 61, noot M. Mannès), andere stelt dat bij ontstentenis van aangetekend schrijven de procedure opnieuw moet starten (Vred. Oudenaarde 21 november 2002, T. Vred. 2003, 229); in de ingebrekestelling moet de consument duidelijk gemaakt worden dat hij de ontbinding kan vermijden door de achterstallen te betalen, alsook wat de gevolgen zijn van een niet-betaling, met name dat niet betalen leidt tot het in één keer verschuldigd zijn van het kapitaal en leidt tot bijkomende schadevergoedingen (Rb. Gent 2 maart 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 96); indien de consument binnen de maand de twee achterstallige termijnen betaalt en daarna opnieuw in gebreke blijft moet de procedure opnieuw gestart worden (Rb. Kortrijk 1 oktober 1999, T. Vred. 2000, 147; Vred. Menen 15 april 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 252); indien de consument niets betaalt, kan de kredietgever zich op de ontbinding beroepen. De ontbinding gaat in op de dag na het verstrijken van de periode van een maand (Vred. Komen 13 september 1999, T. Vred. 2000, 121); volgens bepaalde (bekritiseerde rechtspraak) kan de ontbinding niet plaatsvinden indien de consument binnen de termijn van één maand één achterstallige termijn betaalt (Rb. Nijvel 5 juni 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 258).
Onduidelijk is wat er gebeurt indien de consument op de laatste dag van de termijn van één maand een bedrag gelijk aan twee achterstallige mensualiteiten betaalt. Op die dag zal immers ook een derde termijn verschuldigd zijn. Bepaalde auteurs zijn van oordeel dat de klassieke regelen inzake toerekening van betaling moeten gehanteerd worden. Dit betekent dat de consument als eerste kan kiezen hoe de toerekening geschiedt. Het komt er op aan voor de schuldbemiddelaar in dit geval uitdrukkelijk te bepalen dat de toerekening moet geschieden op de oudste schulden. De ontbinding kan dan niet plaatsvinden. Wel moet ook het bedrag van de nalatigheidsinteresten betaald worden (Vred. Kortrijk 29 juni 2004, Jaarboek Kredietrecht 2004, 55).
7.3. •
Eenzijdige wijzigingen
Art. 30 WCK
7.3.1. Principe: geen eenzijdige wijzigingen mogelijk Artikel 30 WCK bevat als basisprincipe dat de bedingen die ertoe strekken de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen verboden zijn. De kredietgever kan zich derhalve geen wijzigingsrecht in de kredietovereenkomst voorbehouden. Op deze regel bestaan evenwel uitzonderingen. Deze betreffen de wijziging van de
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 79
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1316 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
debetrentevoet en de wijziging van de kosten verbonden aan het opnemen van contanten via een geldautomaat.
7.3.2. Mogelijkheid tot wijziging kosten geldopname Wat de wijziging van kosten verbonden aan de opname van contanten via een geldautomaat betreft, moet vooreerst worden opgemerkt dat deze regel enkel geldt indien de kosten niet zijn opgenomen in het jaarlijks kostenpercentage. Vooreerst bepaalt artikel 30 § 2 WCK dat de consument het recht heeft om bij een wijziging van de kosten de kredietopening kosteloos op te zeggen binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van de wijziging. Verder verwijst artikel 30 § 2 WCK naar de toepassing van artikel 16 § 1 Wet Betalingsdiensten, zodat ook met deze bepaling rekening gehouden moet worden. Dit impliceert dat de wijziging van de kosten verbonden aan een geldafhaling aan het automatisch loket gedurende de looptijd van de kredietopening slechts eenmaal kan geschieden en de initieel voorziene kosten kunnen maximaal met 25 % kunnen worden verhoogd.
7.3.3. Mogelijkheid tot wijziging debetrente Wat de debetrente betreft, is het mogelijk om de veranderlijkheid te bedingen in de overeenkomst voor zover daarbij de bepalingen van artikel 14 (verplichte vermeldingen) en artikel 21 (JKP) worden gerespecteerd. Tenzij het gaat om een kredietopening zonder hypotheekstelling kan de veranderlijkheid enkel worden voorzien in de gevallen en volgens de regelen gesteld in en krachtens artikel 9 §§ 1-3 en 5 van de Wet Hypothecair Krediet. Voor consumentenkrediet gelden dus dezelfde principes als voor hypothecair krediet wat de veranderlijkheid van de rente betreft.
7.3.4. Informatieverplichting betreffende wijziging debetrente Artikel 30 § 3 WCK vereist dat de consument op papier of op een andere duurzame drager in kennis wordt gesteld van een wijziging van de debetrentevoet, dit voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij moet de kredietgever desgevallend ook het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe debetrentevoet te verrichten betalingen vermelden evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen. De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat deze informatie periodiek aan de consument kan worden verstrekt indien de wijziging van de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referentierentevoet, het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referentierentevoet en de informatie over de nieuwe referentierentevoet ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever.
80 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1317 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
7.3.5. Bijzondere regel voor kredietopening zonder hypotheekstelling Wanneer, bij een kredietopening zonder hypotheekstelling, waarvan de duurtijd meer dan een jaar bedraagt, de wijziging van de debetrentevoet meer dan 25 % bedraagt van de aanvankelijk of voorheen overeengekomen rentevoet, dan heeft de consument de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving (art. 30 § 4 WCK). Voorbeeld 4 % (aanvankelijk) – 3 % (voorheen overeengekomen) – 6 % (nieuw)
Indien niet alle debetrentevoeten in de kredietovereenkomst worden gespecificeerd, wordt de debetrentevoet alleen geacht vast te zijn voor die deeltermijnen waarvoor de debetrentevoeten, bij het sluiten van de kredietovereenkomst overeengekomen, uitsluitend aan de hand van een vast specifiek percentage zijn vastgesteld (art. 30 § 5 WCK).
7.3.6. Sanctionering In geval van miskenning van artikel 30 §§ 2-4 WCK wordt de consument van rechtswege ontslagen van de interesten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft.
7.4. •
Verplichting andere overeenkomst te sluiten?
Art. 31 WCK
7.4.1. Vrije keuze wederpartij Artikel 31 § 1 WCK bepaalt dat het verboden is in hoofde van de kredietgever en de kredietbemiddelaar om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde. Op die manier wil men vermijden dat de consument gedwongen wordt om bijvoorbeeld een rekening te openen bij de kredietgever. Het nieuwe artikel 31 WCK houdt ook in dat de kredietgever van de consument kan vragen dat hij een schuldsaldoverzekering sluit (als voorwaarde voor de toekenning van het krediet). Het vereist enkel dat consument vrij is te kiezen bij wie hij deze verzekering sluit. Er is geen sprake meer van een dubbele keuzevrijheid, zoals onder de vroegere wet. De kredietgever kan de consument voortaan wel degelijk verplichten een andere
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 81
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1318 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
overeenkomst, zoals bijvoorbeeld een schuldsaldoverzekering te sluiten, maar de consument moet vrij kunnen kiezen bij wie hij dat doet. Een schuldsaldoverzekering is overigens vaak in het voordeel van de consument, aangezien zij het risico van overlijden en inkomstenverlies dekken gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst. Wel doet de consument er goed aan de tarieven van de verzekeringen te vergelijken. De tussenkomst vanwege de verzekering is in principe ook niet automatisch en moet door de consument binnen een bepaalde periode aangevraagd worden. Indien de verzekeringsonderneming niet onmiddellijk uitbetaalt, moeten de erfgenamen erover waken om de mensualiteiten te blijven betalen of tot een vervroegde terugbetaling over te gaan. Zij zullen dan later voor de betaalde bedragen vergoed worden. De kost van deze verplichte verzekering moet opgenomen worden in het JKP. Artikel 1,5° WCK stelt onder puntje e dat de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt, opgenomen moeten worden in het JKP. Onder deze bepaling valt ook de verplichte omnium verzekering die de consument moet sluiten bij de financiering van zijn wagen. Tot vóór de wijziging van de WCK in 2010 werd dit niet opgenomen bij de berekening van het JKP.
7.4.2. Inpandgeving ontleende kapitaal Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten (art. 31 § 2 WCK).
7.4.3. Verbod reconstitutie van kapitaal Het stelsel van reconstitutie van het kapitaal, zoals bedoeld in artikel 5, 2°, van de Wet Hypothecair Krediet, is verboden (art. 31 § 3 WCK). Het betreft de hypothese waarin de terugbetaling van het krediet moet geschieden aan de hand van een tijdens de terugbetalingstermijn via een spaarcontract, kapitalisatiecontract of levensverzekering verzamelde en belegde geldsom.
7.4.4. Sanctionering Indien de kredietgever artikel 31 WCK miskent, dan worden de verplichtingen van de consument van rechtswege gereduceerd tot het bedrag bij contante betaling of het
82 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1319 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
ontleende bedrag. De consument behoudt het voordeel van de betaling in termijnen (art. 87 WCK).
7.5. •
Niet opname van het kredietbedrag
Art. 32 WCK
Artikel 32 WCK verbiedt bedingen die de kredietgever toelaten een vergoeding te vragen aan de consument wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.
7.6. •
Bedingen van eigendomsvoorbehoud
Art. 33bis WCK
Vooral bij verkoop op afbetaling en financieringshuur, maar soms ook bij een lening dreigt de kredietgever ermee om het goed dat werd aangekocht te verkopen en met de verkoopprijs het saldo aan te zuiveren. Dit kan nadelig zijn voor de consument omdat niet al de beste prijs wordt bekomen voor het goed. De Wet Consumentenkrediet legt de mogelijkheid voor de kredietgever om het aangekochte goed te verkopen en zich met opbrengst te voldoen aan banden. Rekening moet gehouden worden met artikel 33bis WCK dat een terugname en verkoop enkel mogelijk maakt indien er een beding van eigendomsvoorbehoud of een pandbelofte met een onherroepelijke volmacht is opgenomen. Heeft de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is van een beding van eigendomsvoorbehoud of een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, dan kan dit goed niet worden teruggenomen tenzij op grond van een gerechtelijke beslissing, of op grond van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling bij ter post aangetekend schrijven. Artikel 54, § 1, blijft van toepassing (art. 33bis WCK). Indien de kredietgever deze regel miskent, wordt de kredietovereenkomst ontbonden. De kredietgever moet de gestorte bedragen binnen de dertig dagen volledig terugbetalen (art. 98 WCK). De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 83
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1320 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Indien de kredietgever het goed verkoopt tegen een spotprijs of duidelijk beneden de waarde, schendt hij het vereiste van de goede trouw (Vred. Verviers 19 november 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 175).
8. •
Beëindiging van de kredietovereenkomst Art. 33ter WCK
Artikel 33ter § 1 WCK regelt de beëindiging van de kredietovereenkomst in de hypothese waarin er geen sprake is van een wanprestatie (zie ontbinding). Men moet een onderscheid maken tussen de hypothese waarin de consument de kredietovereenkomst wil beëindigen en de hypothese waarin de kredietgever dat wil doen.
8.1.
Opzegging door consument
De consument kan te allen tijde een kredietovereenkomst van onbepaalde duur opzeggen. Dit kan geschieden zonder kosten. De consument moet enkel een opzegtermijn respecteren indien dit in de overeenkomst is bepaald. De bedongen opzegtermijn mag maximaal één maand bedragen. De opzegging kan geschieden via een aangetekende brief, alsook op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.
8.2.
Opzegging door kredietgever
De kredietgever kan de kredietovereenkomst van onbepaalde duur enkel beëindigen indien hij zich dit recht heeft toegekend in de kredietovereenkomst. De kredietgever moet steeds een opzegtermijn van ten minste twee maanden respecteren. Hij moet de consument in kennis stellen via aangetekende brief of een andere door de consument aanvaarde drager.
9.
Zekerheden en loonoverdracht
Om de terugbetaling van het krediet te “waarborgen” kan de kredietgever verschillende technieken aanwenden. Wij bespreken hier twee frequent gehanteerde technieken, met name de loonoverdracht en het verstrekken van zekerheden door derden.
9.1. • •
Loonoverdracht
Art. 37 WCK Art. 27 ev Loonbeschermingswet
84 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1321 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de praktijk stemmen heel wat consumenten, wanneer zij een krediet aangaan, in met een loonoverdracht. Artikel 37 WCK bevat diverse verplichtingen in het kader van de loonoverdracht. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen de inkomsten waarvan een afstand van rechten mag geschieden mits de naleving van bijzondere vormvereisten (art. 37, § 1 WCK) en de inkomsten of het loon dat niet vatbaar is voor overdracht en beslag uit hoofde van kredietovereenkomsten (art. 37, § 2 WCK). Artikel 37, § 1 WCK breidt de in de Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers bepaalde vereenvoudigde procedure van overdracht – die hieronder wordt besproken – uit tot alle inkomsten die krachtens artikel 1410, § 1 Ger. W., wat de overdraagbaarheid en beslagbaarheid betreft, gelijkgesteld worden met loon. Artikel 37, § 2 WCK bepaalt dat de inkomsten of het loon van minderjarigen, ontvoogd of niet, niet vatbaar zijn voor overdracht en beslag uit hoofde van de kredietovereenkomst.
9.1.1. Een van de hoofdverbintenis onderscheiden akte Artikel 27 van de Loonbeschermingswet bepaalt dat de loonoverdracht moet gebeuren bij een akte onderscheiden van die welke de hoofdverbintenis waarvan zij de uitvoering waarborgt, bevat. De akte moet worden opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang. Indien de Wet Consumentenkrediet toepassing vindt, moeten de bepalingen van de artikelen 28 tot 32 van de Wet van 12 april 1965 in de akte voorkomen. De bepalingen van artikel 27 zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid (Vred. Landen 6 oktober 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 161; Vred. Harelbeke 19 oktober 2000, RW2002-2003, 793). Het vereiste van een onderscheiden akte houdt niet in dat twee verschillende documenten of bladen papier moeten worden gebruikt voor de kredietovereenkomst en de akte van loonoverdracht (Cass. 9 oktober 2003, T. Vred. 2006, 12). Vereist is wel dat de consument, wanneer hij voor de tweede maal zijn handtekening plaatst, beseft dat hij een afzonderlijke rechtshandeling stelt, waarbij hij zijn medecontractant machtiging geeft om het beslagbaar deel van zijn loon, indien nodig, rechtstreeks af te houden (Vred. Eeklo 7 mei 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 286). Voorbeelden Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de loonoverdracht afzonderlijk wordt ondertekend, in een afzonderlijk kader, getiteld “Akte van loonsafstand en overdracht van schuldvorderingen” (Vred. Gent 11 maart 1999, onuitg). Omgekeerd levert het gebruiken van twee dragers niet de garantie dat aan dit voorschrift is voldaan. Ook in dergelijk geval moet onderzocht worden of de consument beseft dat hij een afzonderlijke rechtshandeling stelt. Dit zal bijvoorbeeld niet het geval zijn indien de akte houdende loonoverdracht er hetzelfde uitziet als de kredietovereenkomst, zodat de consument denkt dat hij een bijkomend exemplaar van
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 85
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1322 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
de kredietovereenkomst ondertekent (Vred. Leuven 30 juni 1998, RW 2000-2001, 139; Vred. Landen 6 oktober 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 161).
9.1.2. Vermelding gewaarborgde bedrag Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de akte van overdracht dient te vermelden welke hoofdverbintenis wordt gewaarborgd en ten belope van welk bedrag (Cass. 29 oktober 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 236; Cass. 21 november 2005, DCCR 2006, afl. 71, 47, noot E. DE NEVE. Zie ook: Vred. Gent 15 mei 2003, T.Vred. 2006, 16).
9.1.3. Aantal exemplaren De akte van loonoverdracht is slechts geldig indien zij wordt opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang. Deze bepaling betreft niet het bewijs van de loonoverdracht, doch de geldigheid ervan. Zij heeft tot doel te verzekeren dat de overdrager de draagwijdte van zijn verbintenissen kan nagaan (Cass. 27 september 2001, AJT 2001-2002, 687, noot D. Blommaert; DAOR 2001, 353, noot G.L. Ballon; DCCR 2003, afl. 58, 48). Een carbondoordruk is een exemplaar in de zin van artikel 27 Loonbeschermingswet (Cass. 27 september 2001, AJT 2001-2002, 687, noot D. Blommaert; Cass. 10 februari 1997, AJT 1996-1997, 458, noot D. Blommaert).
9.1.4. Bewijs van de loonoverdracht De akte van loonoverdracht is geen wederkerige overeenkomst, zodat op bewijsrechtelijk vlak niet moet worden voldaan aan het voorschrift van artikel 1325 B.W., dat vereist dat een onderhandse akte, die een wederkerige overeenkomst bevat, moet worden opgemaakt in zoveel (originele) exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang. Als schriftelijk bewijs volstaat het dat de overnemer een exemplaar van de akte met de handtekening van de overdrager voorlegt (Cass. 27 september 2001, AJT 2001-2002, 687, noot D. BLOMMAERT; DAOR 2001, 353, noot G.L. BALLON; DCCR 2003, afl. 58, 48). Ook het voorschrift van artikel 1326 B.W., dat inhoudt dat een onderhandse belofte – waarbij een partij zich ertoe verbindt om aan een andere partij een bepaalde geldsom of een waardeerbare zaak te betalen – geheel met de hand moet worden geschreven, of tenminste naast de handtekening van de partij die zich verbindt de met de hand geschreven vermelding “goed voor … euro” of “goedgekeurd voor … euro” moet bevatten, vindt geen toepassing. De verbintenis van de overnemer om zijn loon over te dragen tot waarborg van een schuld beantwoordt immers niet aan de verbintenis, bedoeld in artikel 1326 B.W. (Cass. 9 oktober 2003, T.Vred. 2006, 6).
86 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1323 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
9.1.5. Wanneer heeft de overdracht gevolg? Bij toepassing van artikel 28 van de Loonbeschermingswet heeft de overdracht, bij gebreke van verzet door de overdrager overeenkomstig artikel 29 van de Loonbeschermingswet, gevolg nadat de overnemer: – aan de overdrager kennis heeft gegeven van zijn voornemen de overdracht uit te voeren; – aan de gecedeerde schuldenaar een afschrift van deze kennisgeving heeft verzonden; – na het verstrijken van de termijn van verzet, aan de gecedeerde schuldenaar een eensluidend verklaard afschrift van de akte van overdracht heeft gezonden. In de rechtspraak werd herhaaldelijk beslist dat geen enkele wettelijke bepaling er zich tegen verzet dat de in artikel 28, 1° van de Loonbeschermingswet bedoelde kennisgeving en de ingebrekestelling ex artikel 29 WCK geschieden in hetzelfde aangetekend schrijven (Rb. Sint-Niklaas 17 april 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 133; Rb. Gent 2 maart 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 96; R.W. 2002-2003, 1151; Vred. St.-Niklaas 22 mei 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 147). Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat noch artikel 28, 1° van de Loonbeschermingswet, noch enige andere wettelijke bepaling vereist dat de het bedrag in de kennisgeving wordt vermeld (Cass. 29 oktober 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 240).
9.1.6. Verzet vanwege de overdrager Binnen de tien dagen na de verzending van de in artikel 28, 1° van de Loonbeschermingswet bedoelde kennisgeving kan de overdrager zich verzetten tegen het voornemen tot uitvoering van de overdracht, mits hij daarvan kennis geeft aan de gecedeerde schuldenaar (art. 29 Loonbeschermingswet). Deze termijn is echter niet op straffe van nietigheid of verval voorgeschreven (Arbrb. 19 februari 2001, DCCR 2001, 267; Vred. Ronse 2 november 1999, AJT 1999-2000, 556; Vred. Lokeren 1 oktober 1999, Jaarboek Kredietrecht 1999, 158; Vred. Sint-Niklaas 12 mei 1999, T. Vred. 2000, 113). Zelfs indien het verzet laattijdig geschiedt, mag de gecedeerde schuldenaar niets op het loon inhouden zolang de overdracht door de vrederechter niet werd bekrachtigd. Binnen de vijf dagen na de verzending van de brief van de overdrager moet de gecedeerde schuldenaar de overnemer daarvan in kennis stellen.
9.1.7. Vraag tot bekrachtiging van de loonoverdracht Artikel 31, lid 1 Loonbeschermingswet bepaalt dat de overnemer de overdrager in geval van verzet bij aangetekende brief, toegezonden door een deurwaarder, voor de vrederechter van het kanton van de woonplaats van de overdrager moet oproepen
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 87
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1324 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
teneinde de overdracht te horen bekrachtigen. Het gebruik van de aangetekende brief is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid, zodat de vordering tot bekrachtiging van de loonoverdracht (samen met de vordering betreffende de hoofdverbintenis) kan worden ingeleid bij dagvaarding.
9.1.8. Vrederechter beslist in laatste aanleg Artikel 31, lid 2 Loonbeschermingswet bepaalt dat de vrederechter in laatste aanleg uitspraak doet betreffende de overdracht, die door de werknemer wordt betwist, en dit ongeacht het bedrag van de overdracht. De vraag is dan of de vrederechter, die in het kader van een dergelijke procedure tot bekrachtiging van de overdracht zich ook uitspreekt over de gewaarborgde schuldvordering eveneens oordeelt in laatste aanleg. Het Hof van Cassatie heeft ter zake geoordeeld dat het contract van loonoverdracht en het contract omtrent de hoofdverbintenis, waarvan de loonoverdracht de uitvoering waarborgt, nauw met elkaar verbonden zijn. De vrederechter dient dan ook, volgens het Hof, uitspraak te doen over alle hem opgeworpen betwistingen betreffende de vorm en de grond van de overdracht en van de gewaarborgde schuldvordering (Cass. 7 maart 2005, T. Vred. 2006, 21.) De stelling dat artikel 31 Loonbeschermingswet enkel toepassing zou vinden indien de hoofdvordering tot bekrachtiging van de loonoverdracht wordt ingesteld zonder een vordering ten gronde (Rb. Kortrijk 20 april 2001, DCCR 2001, 271; Jaarboek Kredietrecht 2001, 138), kan niet overtuigen en wordt in de regel ook niet aanvaard.
9.2. • •
Zekerheden
Art. 34-36 WCK Art. 2043bis ev B.W. (indien het gaat om kosteloze borgtocht)
In dit deel bespreken we de specifieke verplichtingen uit de Wet Consumentenkrediet in het geval waarin een derde een zekerheid verstrekt. We verwijzen verder naar de informatieverplichting uit artikel 10 WCK die eveneens geldt ten aanzien van de steller van een persoonlijke zekerheid.
9.2.1. Toepassingsgebied De artikelen 34-36 WCK bevatten een aantal regelen betreffende zekerheden. Zij vinden niet enkel toepassing indien een derde zich borg stelt (persoonlijke zekerheid verstrekt), doch tevens indien een derde een zakelijke zekerheid verstrekt (bv. indien een derde het krediet waarborgt door inpandgeving of hypotheek). In het verleden bestond hierover discussie, maar de nieuwe wettekst laat hier geen twijfel over bestaan. De regel uit artikel 34, lid 3 WCK betreffende de duur van de borgtocht, geldt echter enkel bij een persoonlijke zekerheidstelling (borg).
88 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1325 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Zoals reeds werd vermeld, laat de kredietgever een persoon die economisch gezien functioneert als borg soms de kredietovereenkomst mee ondertekenen, dit opdat de kredietgever ook rekening zou kunnen houden met de inkomsten van deze persoon. Indien men aanvaardt dat de rechter in een dergelijk geval kan overgaan tot een herkwalificatie van deze bijkomende kredietnemer tot borg (zie punt 4.1.6. van dit hoofdstuk), dan dienen in dergelijk geval de regelen uit artikel 34 e.v. WCK te worden toegepast. De bepalingen betreffende de kosteloze borgtocht uit het Burgerlijk Wetboek, kan men enkel hanteren indien een natuurlijk persoon zich borg heeft gesteld, zonder dat hij daarbij rechtstreeks of onrechtstreeks economisch voordeel verwerft.
9.2.2. Vermelding van het bedrag • •
Art. 34 WCK Art. 2043 quinquies BW
De borgtocht en desgevallend elke andere zekerheid voor de verbintenissen die voortvloeien uit een kredietovereenkomst, moet het bedrag, dat gewaarborgd is (kapitaal en/of interesten en andere kosten van het krediet), nauwkeurig vermelden. De borgtocht of andere zekerheid zal uitsluitend gelden voor dit bedrag, eventueel verhoogd met de nalatigheidsinteresten (art. 34 lid 1 WCK). Uiteraard kan het exacte bedrag van de nalatigheidsinteresten vooraf niet bepaald worden, aangezien het niet mogelijk is het bedrag van de nalatigheidsinteresten vooraf te voorzien. De borgtocht en andere zekerheden gelden “met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering” (art. 34 lid 1 WCK). Dit betekent dat schadebedingen en andere kosten niet verhaald kunnen worden op de borg. Indien het gaat om een kosteloze borgtocht, dan moet de borgtocht het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke geschreven overeenkomst. Verder dient bij een kosteloze borgtocht op straffe van nietigheid de volgende vermeldingen door de borg met de hand te worden aangebracht: " door me borg te stellen voor... voor de som beperkt tot... (in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en interesten voor een duur van..., verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien, en in de mate dat... er niet zelf aan heeft voldaan". De omvang van de kosteloze borgtocht is beperkt tot de som die is vermeld in de overeenkomst, verhoogd met interesten tegen de wettelijke of conventionele rente zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50 % van de hoofdsom.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 89
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1326 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Art. 2043quinquies BW biedt aldus een grotere bescherming omdat het bedrag van de gewaarborgde interesten forfaitair moet worden berekend. De schending van de regelen betreffende de kosteloze borgtocht leidt tot de nietigheid van de borgtocht en niet tot de vermindering van de verplichtingen van de borg.
9.2.3. Verstrekken van een exemplaar •
Art. 34 en 97 WCK
De kredietgever moet voorafgaand en gratis aan de borg of steller van een andere zekerheid een exemplaar van het kredietcontract overhandigen (art. 34 lid 1 WCK). Wordt deze bepaling niet gerespecteerd, dan wordt de borg of steller van de zekerheid vrijgesteld van elke verplichting en kan hij dus niet in betaling worden aangesproken (art. 97 WCK).
9.2.4. Kennisgeving •
Art. 34 WCK
Tevens moet de kredietgever de borg of steller van een andere zekerheid in kennis stellen van de totstandkoming van de kredietovereenkomst, alsmede hem op de hoogte stellen van elke wijziging van de overeenkomst (art. 34 lid 2 WCK). Indien de aanvaarding van het krediet en van de borgstelling / zekerheid niet in dezelfde akte gebeuren, vereist dit een bijzondere kennisgeving. De niet-naleving van deze bepaling wordt door de WCK op burgerrechtelijk vlak niet gesanctioneerd, hetgeen betekent dat de borg naar gemeen recht zal moeten aantonen dat hij schade heeft geleden.
9.2.5. Kredietovereenkomsten voor onbepaalde duur • •
Art. 34 WCK Art. 2043quinquies BW
Artikel 34 lid 3 WCK bepaalt dat voor kredietovereenkomsten voor onbepaalde duur door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid gevraagd kan worden voor een periode van vijf jaar. Deze periode kan maar hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid gesteld heeft. Van een stilzwijgende verlenging kan dus absoluut geen sprake zijn. Let wel, een borgtocht van zes jaar is geldig indien de gewaarborgde verbintenis een duur van zes jaar heeft.
90 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1327 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Wat de kosteloze borgtocht betreft, bepaalt artikel 2043quinquies BW dat de duur van de hoofdverplichting moet worden vermeld in de borgtochtovereenkomst, en in het geval van een borgtocht voor een hoofdverplichting die werd afgesloten voor onbepaalde duur, de duur van de borgtochtovereenkomst vijf jaar niet mag overschrijden. De vraag rijst wat er gebeurt indien de steller van een zekerheid na het verstrijken van de termijn van vijf jaar (die niet werd verlengd) wordt aangesproken voor kredietopnemingen die plaats vonden binnen de duur van de oorspronkelijke kredietovereenkomst. Overwegend wordt aangenomen dat de steller van de zekerheid ook na het verstrijken van vijf jaar nog kan worden aangesproken voor de schulden die zijn ontstaan voor het verstrijken van de periode van vijf jaar. Het hof van beroep te Gent was evenwel strenger en oordeelde dat de kredietgever een beroep moet doen op de borg voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar.
9.2.6. Kennisgevingsverplichting indien zekerheidsteller in gebreke blijft •
Art. 35 WCK
Wanneer de consument twee betalingen of ten minste een vijfde van de totale te betalen som achterstaat, moet de kredietgever de borg of steller van een andere zekerheid verwittigen (Vred. Oudenaarde 21 november 2002, T. Vred. 2003, 229). Hij moet hem tevens kennis geven van de toegekende betalingsfaciliteiten en hem vooraf elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst meedelen (art. 35 WCK). De doelstelling van deze bepaling bestaat erin de borg te stimuleren om de consument aan te zetten tot betaling. Bovendien wordt op die manier de borg op de hoogte gebracht van het feit dat eventueel nalatigheidsinteresten verschuldigd zullen zijn. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan worden de verplichtingen van de borg of steller van een andere zekerheid verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag. De borg of steller van een andere zekerheid behoudt daarbij het voordeel van de betaling in termijnen (art. 86, lid 2 en 3 WCK). In geval van een kosteloze borgtocht moet men ook rekening houden met art. 2043septies BW dat bepaalt dat elke mededeling inzake niet uitvoering die wordt gedaan aan de schuldenaar door de schuldeiser met betrekking tot de betaling van de schuld gelijktijdig en in dezelfde vorm moet worden gedaan aan de borg. Bij gebrek daaraan kan de schuldeiser zich niet beroepen op de aangroei van de schuld, vanaf de datum waarop hij ter zake in gebreke blijft.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 91
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1328 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
9.2.7. Mogelijkheid om de zekerheidsteller aan te spreken •
Art. 36 WCK
Artikel 36 WCK bevat een bijzonder van het gemeen recht afwijkend regime met betrekking tot de mogelijkheid in hoofde van de kredietgever om de borg of steller van een andere zekerheid aan te spreken. De kredietgever kan de borg of steller van een andere zekerheid slechts aanspreken wanneer de consument ofwel twee termijnen, ofwel een bedrag gelijk aan 20 % van de totale terug te betalen som, ofwel de laatste termijn niet betaald heeft. Bovendien moet de kredietgever eerst de consument in gebreke stellen door middel van een ter post aangetekende brief. Pas wanneer de consument zijn verplichtingen niet nakomt binnen een termijn van een maand, kan de borg of steller van een andere zekerheid worden aangesproken (Vred. Oudenaarde 21 november 2002, T. Vred. 2003, 229).
10. Toestaan van betalingsfaciliteiten •
Art. 38 WCK
De consument die zijn krediet niet kan terugbetalen op de voorziene manier, heeft de keuze tussen een aantal mogelijkheden: – ten eerste kan hij buiten elk wettelijk bepaalde regeling zelf of via een schuldbemiddelaar onderhandelen met de schuldeiser; – ten tweede kan hij gebruikmaken van de gemeenrechtelijke mogelijkheden (zoals art. 1244 B.W.), van de mogelijkheid van artikel 38 WCK en van de toepassing van de wet op de collectieve schuldenregeling. Voor welke optie er gekozen wordt, is afhankelijk van de feitelijke situatie van iedere schuldenaar en kan onmogelijk in een algemene stelregel worden weergegeven. Er zijn natuurlijk wel een aantal elementen die ervoor zorgen dat de toepassing van de WCS of de WCK niet kan worden gevraagd en daarom de keuze dwingend zullen bepalen. Hierna gaan we verder in op de toepassing van artikel 38 WCK in verband met de betalingsfaciliteiten. Art. 38 WCK kan sinds 1 januari 2004 ook worden toegepast wanneer de kredietgever al een uitdrukkelijk ontbindend beding heeft toegepast waardoor het verschuldigd blijvend saldo onmiddellijk volledig opeisbaar werd (zie art. 27bis en 29 WCK).
92 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1329 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
10.1. Wie komt in aanmerking voor betalingsfaciliteiten ? De consument wiens financiële situatie is verslechterd, komt in aanmerking voor betalingsfaciliteiten. In de Memorie van Toelichting worden een aantal (niet-limitatieve) voorbeelden aangehaald die voor de erkenning van de verslechtering van de financiële toestand van de consument in aanmerking kunnen worden genomen: ziekte of ongeval, met uitzondering van de beroepsziekten en het arbeidsongeval; lock-out volledige werkloosheid of verlies van werk; uitblijven van vergoedingen na de sluiting van de onderneming; echtscheiding of feitelijke scheiding; erkende stakingen; overlijden en aanzienlijke gezondheidskosten; dringende, onverwachte sociale reden van overmacht. Hoewel de wet strikt genomen niet vereist dat de consument ongelukkig en te goeder trouw is (in tegenstelling tot art. 1244 BW), kan en zal de rechter daar in de praktijk wel veelal rekening mee houden. De rechter die vaststelt dat de financiële toestand van de consument is verslechterd kan immers, maar moet niet overgaan tot de toekenning van betalingsfaciliteiten. Een typisch voorbeeld van een consument die veelal niet in aanmerking zal komen voor betalingsfaciliteiten, is dan ook een consument die bij de kredietaanvraag bewust onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven aan de kredietverstrekker. De rechter zal in de praktijk behalve de objectieve vaststelling dat er een verslechtering van de financiële toestand heeft plaatsgevonden, er ook rekening mee houden of de consument wel ‘ongelukkig en te goeder trouw is’. Hij zal m.a.w. nakijken of hij de slechte financiële toestand niet zelf in de hand heeft gewerkt.
10.2. Hoe verloopt de procedure? Stap 1: aangetekende brief Vooraleer de schuldenaar een procedure voor de rechter kan voeren, moet hij eerst een aangetekende brief sturen naar de schuldeiser waarin hij zich beroept op dit artikel om betalingsfaciliteiten aan te vragen met opgave van de redenen. Pas na de weigering door de schuldeiser(s) of een maand na het sturen van zijn brief, ingeval hij geen antwoord zou krijgen, kan de schuldenaar een gerechtelijke procedure inleiden (zie modellen). Stap 2: de vrederechter De procedure moet worden gevoerd voor de vrederechter van de woonplaats van de consument, ongeacht het bedrag van de vordering.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 93
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1330 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De procedure wordt ingeleid d.m.v. een tegensprekelijk verzoekschrift waarbij een afschrift van het kredietcontract wordt gevoegd. Ze kan enkel worden gevoerd indien er nog geen vordering ten gronde aanhangig gemaakt is. Het verzoekschrift moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten (zie modellen): – dag, maand en jaar; – de naam, voornaam en woonplaats van de verzoeker en desgevallend de naam, voornaam, woonplaats en hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers; – de naam, voornaam en woonplaats, of bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats van de persoon tegen wie de vordering wordt ingesteld of indien die een rechtspersoon is, de maatschappelijke of administratieve zetel; – het onderwerp en korte samenvatting van de middelen van de vordering; – de handtekening van de verzoeker of die van zijn advocaat. Het verzoekschrift moet eveneens de vermelding bevatten dat er geen vordering aanhangig werd gemaakt bij de rechter ten gronde. Sinds 1 januari 2004 is het verzoekschrift niet langer nietig en onontvankelijk, indien niet alle vereiste vermeldingen zijn opgenomen of indien een kopie van de kredietovereenkomst ontbreekt. De rechter zal de verzoeker vragen om zijn verzoekschrift binnen de acht dagen aan te vullen (art. 1337ter § 1 en art. 1337quater Ger. W., van toepassing op lopende kredietovereenkomsten). Indien de consument meerdere leningen heeft lopen, kan hij de procedure gelijktijdig tegen meerdere kredietverleners inleiden. Wanneer de consument al door een van de kredietverstrekkers is gedagvaard, kan hij betalingsfaciliteiten vragen als tegeneis of samenvoeging vragen wegens samenhang van de dagvaarding en het verzoek om betalingsfaciliteiten op grond van artikel 38 WCK. De partijen worden bij gerechtsbrief uitgenodigd om te verschijnen op de zitting die door de rechter is bepaald. Indien het toestaan van betalingsfaciliteiten een verhoging van de kosten met zich brengt, bepaalt de vrederechter het deel dat ten laste van de schuldenaar valt. Het voordeel van de betalingstermijnen zal vervallen, wanneer de opgelegde betalingen en voorwaarden niet worden nageleefd. De griffier zendt een afschrift van het vonnis naar de Centrale voor Kredieten aan Particulieren bij de NBB.
94 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1331 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Sinds 1 januari 2004 zijn de vonnissen betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten inzake consumentenkredieten niet meer aan de formaliteit inzake registratie onderhevig. Ze geven dus geen aanleiding meer tot het innen van rechten (art. 162, 47° van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten). De borg moet zich houden aan de toegestane betalingsfaciliteiten. Hij kan ook zelf om betalingsfaciliteiten verzoeken, indien de schuldeiser hem aanspreekt om te betalen. Een schuldbemiddelaar die deze procedure wil opstarten, moet eerst een aantal elementen in overweging nemen. Aangezien de rechter niet verplicht is om betalingsfaciliteiten toe te staan, is ook het resultaat van de procedure lang niet zeker. Het indienen van het verzoekschrift is echter niet zonder risico: de kredietgever moet eerst per aangetekende brief op de hoogte worden gebracht van het voornemen van de schuldenaar om zich op deze procedure te beroepen. Zo kan de kredietgever eventueel nog uitvoerende maatregelen proberen te nemen.
11. Bijzondere regelen voor bijzondere kredietvormen De vernieuwde Wet Consumentenkrediet bevat geen bijzondere bepalingen meer voor de lening op afbetaling en de verkoop op afbetaling. Voor de financieringshuur en de kredietopening zijn er wel nog bijzondere regelen.
11.1. Financieringshuur •
Art. 47-54 WCK
11.1.1. Definitie Artikel 1, 10° WCK definieert financieringshuur als elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat. Voorbeeld Leasing van een wagen. De consument betaalt een periodieke vergoeding en beslist aan het eind van de overeenkomst of hij de eigendom van de wagen wil verwerven tegen de residuele waarde ervan.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 95
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1332 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Het kredietbedrag, dat bij toepassing van artikel 14 WCK in de overeenkomst moet worden vermeld, is de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het BTW-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden. De prijs van bijkomende dienstverrichtingen moet, wanneer die ter financiering worden aangeboden, verminderd met het BTW-bedrag en onverminderd de toepassing van artikel 31, eveneens begrepen worden in het kredietbedrag. Het contract moet in dat geval ook de prijs van de samenstellende delen van het kredietbedrag vermelden (art. 49 WCK).
11.1.2. Duur en einde De financieringshuur heeft een welbepaalde duur. Met de eigendomsoverdracht of de lichting van de koopoptie komt er een einde aan. De kredietgever moet de consument verwittigen bij een ter post aangetekende brief dat hij de mogelijkheid heeft de koopoptie te lichten een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum. Wanneer de koopoptie niet wordt gelicht of de eigendomsoverdracht niet plaats vindt kan de financieringshuur slechts omgezet worden in huur middels het sluiten van een huurcontract (art. 47 WCK). Indien een financieringshuur een of meerdere tijdstippen voorziet waarop een koopoptie kan gelicht worden, moet de kredietovereenkomst ook telkens de overeenstemmende residuele waarden vermelden. Indien deze residuele waarden niet kunnen bepaald worden bij het sluiten van de kredietovereenkomst dan moet het contract parameters vermelden die de consument moeten toelaten bij het lichten van de koopoptie deze residuele waarden te bepalen (art. 49 § 2 WCK). Art. 4 § 2 van het KB van 4 augustus 1992 bepaalt dat indien de residuele waarde niet werd bepaald op het moment van overhandiging van de overeenkomst er een lineaire afschrijving moet gebeuren over heel de periode van de overeenkomst met een eindwaarde gelijk aan nul. Deze vermelding moet tevens opgenomen worden in de overeenkomst. Naast het bepaalde in artikel 14 WCK moet de financieringshuur vermelden (art. 49 § 3 WCK): – indien de koopoptie op verschillende tijdstippen kan worden gelicht, het totale door de consument te betalen bedrag op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht. Indien bij het sluiten van de kredietovereenkomst de residuele waarde slechts kan worden bepaald met behulp van parameters, moet de kredietovereenkomst, enerzijds, het totale bedrag van de betalingen vermelden en, anderzijds, de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument moet betalen bij het lichten van de koopoptie;
96 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1333 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
in voorkomend geval, het bedrag van de zekerheid en de verplichting vanwege de kredietgever om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen.
11.1.3. Zakelijke zekerheid Indien de verhuurder vanwege de consument een zakelijke zekerheid vraagt, kan deze niet worden gesteld dan bij wege van een deposito tot zekerheid in de vorm van een termijnrekening, daartoe op naam van de consument geopend bij een kredietinstelling.
11.1.4. Betaling minstens 40 % Wanneer de consument 40 % of meer van de prijs bij contante betaling van een lichamelijk roerend goed betaald heeft, kan hij slechts eisen het bezit van het goed te bewaren op grond van een uitdrukkelijk akkoord tussen de partijen, gesloten na de totstandkoming van de kredietovereenkomst of bij beschikking van de rechter. In geen geval mag de terugname van het goed leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.
11.2. Kredietopeningen •
Art. 59 – 60ter WCK
11.2.1. Informatieplichten De consument dient bij iedere kredietopening die geen overschrijding is (dus zowel bij geoorloofde debetstanden op rekening aflosbaar binnen de maand, geoorloofde debetstanden die dienen te worden terugbetaald binnen de drie maanden als op verzoek van de kredietgever, als bij kredietopeningen die voor onbepaalde duur worden aangegaan) “regelmatig” op de hoogte gebracht te worden van de – limitatief – in dit artikel opgesomde informatie. Het betreft: de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft; de opgenomen bedragen en de datum van opneming; het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift; het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag; de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen; de toegepaste debetrentevoet(en); de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten; in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, moet bijkomend de volgende informatie worden verstrekt: in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht; in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten; de datum en het bedrag van de verschuldigde interesten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze interesten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet. De informatie
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 97
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1334 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
kan verstrekt worden kan via een rekeningafschrift op papier of via een duurzame drager geschieden.
11.2.2. Sanctionering Indien de kredietgever voornoemde verplichting niet nakomt wordt de consument van rechtswege ontslagen van de interesten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft (art. 91 WCK). In de rechtspraak werd eerder geoordeeld dat het bewijs van de vervulling van deze informatieverplichting aan de kredietgever toekomt (Vred. Boom 27 januari 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 62).
11.2.3. Overschrijding toegelaten debetstand Artikel 60bis en 60ter WCK bevatten een regeling met betrekking tot de overschrijding van het kredietbedrag in het kader van een kredietopening. Artikel 60bis WCK betreft de hypothese waarin de consument het contractueel toegelaten debetsaldo te boven gaat, terwijl dit nochtans door de kredietovereenkomst uitdrukkelijk wordt verboden. Artikel 60ter WCK betreft de hypothese waarin een overschrijding wordt toegestaan terwijl deze niet uitdrukkelijk werd verboden.
11.2.4. Uitdrukkelijk verboden overschrijdingen Ingeval van een contractueel verboden debetstand komt het aan de kredietgever toe elke kredietopneming te schorsen en de terugbetaling van de ongeoorloofde debetstand te eisen binnen een termijn van maximaal 45 dagen te rekenen vanaf de datum van het ontstaan van de overschrijding. De kredietgever is slechts gerechtigd op de uitdrukkelijke overeengekomen (en volgens de WCK gerechtigde) verwijlinteresten en kosten berekend op het bedrag van de ongeoorloofde debetstand. De consument moet onverwijld op papier of duurzame drager worden ingelicht over het bestaan en het bedrag van de ongeoorloofde debetstand alsook over de hoegrootheid van de eventuele boetes en kosten. Ingeval de kredietnemer de ongeoorloofde debetstand niet regulariseert binnen de door de kredietgever bepaalde termijn (die dus niet meer dan 45 dagen mag bedragen), beschikt de kredietgever over de keuze tussen enerzijds de beëindiging van de kredietovereenkomst en anderzijds het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst bij wijze van schuldvernieuwing, voor een hoger kredietbedrag. Indien de kredietgever voor de beëindiging opteert, dient dit te geschieden met eerbiediging van de bepalingen vervat in artikel 29 lid 1 3° WCK, dat betrekking heeft op uitdrukkelijk ontbindende bedingen en dat de verplichting inhoudt om de kredietnemer via een aangetekende brief in gebreke te stellen en hem een maand te bieden om de situatie te regulariseren. Indien geopteerd wordt voor een nieuwe overeenkomst, zal de kredietgever rekening moeten houden met de informatie- en raadgevingsverplichtingen die in de wet vervat liggen.
98 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1335 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
11.2.5. Substantiële toegelaten overschrijdingen Betreft de debetstand een substantiële overschrijding, namelijk een overschrijding die (1) minstens 1250 euro bedraagt en (2) langer dan een maand aanhoudt (beide voorwaarden dienen cumulatief te worden vervuld), dient de kredietnemer de consument onverwijld op papier of via een andere duurzame drager op de hoogte te stellen (van de exacte hoegrootheid) van de overschrijding, de debetrentevoet, de eventueel toepasselijke boetes en kosten op het overschreden bedrag (art. 60ter W.C.K.). Niets belet overigens de kredietgever de consument uit eigen initiatief vlugger op de hoogte brengen van de overschrijding. Ingeval de kredietnemer de overschrijding binnen de drie maand na haar ontstaan niet heeft aangezuiverd, beschikt de kredietgever over de keuze tussen (1) enerzijds de beëindiging van de kredietovereenkomst en (2) het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst bij wijze van schuldvernieuwing voor een verhoogd kredietbedrag anderzijds. Indien de kredietgever voor de beëindiging opteert, dient dit eveneens te geschieden met eerbiediging van de bepalingen vervat in artikel 29 lid 1, 3° W.C.K.
12. Kredietbemiddelaars •
Art. 62-65 WCK
Zie toepassingsgebied voor een omschrijving met onderscheid kredietagenten en makelaars (zie punt 2.1.3. van dit hoofdstuk).
12.1. Reclame Kredietbemiddelaars dienen in de door hun gevoerde reclame de consument op de hoogte te brengen van hun hoedanigheid van kredietbemiddelaar alsook de aard en draagwijdte van hun bevoegdheden (art. 63 § 1 WCK). Dit behelst onder meer het gegeven dat zij als kredietmakelaar respectievelijk kredietagent optreden. De bepaling dat kredietmakelaars hun activiteiten enkel in eigen naam mogen uitoefenen (artikel 63 § 4 WCK) slaat eveneens op het voeren van reclame. Kredietagenten zijn in tegenstelling tot kredietmakelaars niet gehouden tot dit gebod, maar dienen op alle documenten (waaronder reclame) bestemd voor het cliënteel elementen ter identificatie van de kredietgever aan te geven (artikel 63 § 5 WCK).
12.2. Kredietaanvraag De kredietbemiddelaar mag geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel 10 WCK, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 99
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1336 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
de kredietovereenkomst, na te komen (art. 64 § 1 WCK). Indien de kredietbemiddelaar deze bepaling miskent, kan de consument de kredietgever aanspreken (nietigverklaring of vermindering van de verplichtingen van de consument tot het ontleende bedrag of bedrag bij contante betaling, dit met behoud van termijn) (art. 92 WCK). De kredietgever is aldus in de verhouding tot de consument aansprakelijk voor de miskenning van artikel 64 § 1 van de wet dor de kredietbemiddelaar.
12.3. Geen splitsing kredietaanvragen De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen (art. 64 § 2 WCK) Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag (art. 64 § 3 WCK).
12.4. Vergoeding bemiddelaar De kredietbemiddelaar mag van de consument die om zijn bemiddeling heeft verzocht, geen enkele vergoeding in welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen (art. 65 § 1 WCK). Wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige, vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, is geen commissie verschuldigd zo dezelfde kredietbemiddelaar voor beide overeenkomsten heeft bemiddeld. Op deze regel bestaat één uitzondering: een commissie is wel verschuldigd bij een betekenisvolle vermindering van het jaarlijkse kostenpercentage van de nieuwe overeenkomst ten aanzien van de vroegere kredietovereenkomst.
12.5. Schuldbemiddeling De schuldbemiddeling is verboden, behalve wanneer zij wordt verricht door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt of wordt verricht door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend (art. 67 WCK). Andere personen die dit doen kunnen strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Deze regel vindt toepassing indien er onder de schulden waarvoor wordt bemiddeld ten minste één schuld zit die voortvloeit uit een kredietovereenkomst die onder de Wet Consumentenkrediet valt.
100 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1337 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
13. Verwerking van persoonsgegevens betreffende het consumentenkrediet •
Art. 68 – 73 WCK
13.1. Algemene bepalingen •
Art. 68 – 70 WCK
De WCK bevat enkele bepalingen over de verwerking van gegevens i.v.m. wettelijk geregelde consumentenkredieten. In de map Algemene handleiding, onder V. Aanvullende info, Hoofdstuk 2 is een volledige bespreking van de wettelijke regeling over gegevensbanken opgenomen. • •
Art. 69 WCK KB 20 november 2003 betreffende de verwerking van persoonsgegevens inzake consumentenkrediet (B.S. 17 december 2003)
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 1001
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1338 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1339 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de WCK is een bescherming van de privacy van de consument opgenomen door de volgende bepalingen: – persoonsgegevens mogen enkel worden verwerkt, als ze relevant, aangepast en niet overdreven zijn om de financiële toestand en solvabiliteit van de consument te beoordelen; – enkel de volgende gegevens mogen worden verwerkt: • identiteit van de consument; • bedrag en duur van kredieten; • toegestane betalingsfaciliteiten; • betalingsachterstanden; • identiteit van de kredietgever; – enkel de personen en instellingen die in art. 69 § 4 zijn vermeld, mogen toegang hebben tot de geregistreerde gegevens; – de gegevens mogen enkel gebruikt worden in het kader van kredietverstrekking of -beheer (bv. om na te gaan of er geen aanleiding is om een kredietopening te blokkeren, zoals bepaald in art. 59, § 3 WCK). Art. 100 WCK voorziet de consument in de mogelijkheid om bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn woonplaats, bij verzoekschrift op tegenspraak, een vordering in te dienen die betrekking heeft op het recht op toegang tot, de verbetering van of de uitwissing van persoonsgegevens. De rechter kan de toegang tot, de verbetering of verwijdering van gegevens bevelen. Literatuurlijst • TH. LEONARD en A. MENTION “Crédit à la consommation et protection des données à caractère personnel: un aperçu des règles protectrices”, Handboek consumentenkrediet, ed. E . Terryn, Die Keure, 2007, 335.
14. Controle en toezicht • • •
Art. 74 – 80 WCK KB van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 25 mei 1993) MB van 14 mei 1993 houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet de minnelijke schikking bedoeld in art. 84 voor te stellen (B.S. 25 mei 1993)
Binnen de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie zijn twee diensten bevoegd voor de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet: de algemene directie “Regulering en Organisatie van de Markten” en de algemene directie “Controle en Bemiddeling”. Contactgegevens en site: zie IX. Kredietschulden, Hoofdstuk 2, punt 1.
Aflevering 29 – oktober 2009
IX. Kredietschulden / 101
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1340 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
14.1. Dienst Regulering en Organisatie van de Markten De algemene directie “Regulering en Organisatie van de Markten” heeft als belangrijkste opdracht: – de conceptie, opvolging en interpretatie van de wetgeving en reglementering, waaronder de implementatie van de Europese richtlijnen; – de erkenning van kredietgevers en de inschrijving van kredietbemiddelaars (met o.m. de mogelijkheid tot het nemen van administratieve sancties, dit is het opschorten of intrekken van de eventuele erkenning of inschrijving, zie verder: C. Administratieve sancties door de minister van Economische Zaken).
14.2 Dienst Controle en Bemiddeling De algemene directie “Controle en Bemiddeling” (voorheen: Bestuur Economische Inspectie) heeft als hoofdopdracht de controle op de correcte toepassing van de WCK. Toch wordt er als overheidsdienst ook veel belang gehecht aan het correct informeren van de consumenten en de bedrijven over de soms complexe reglementering.
14.3. Opsporing en vaststelling van wettelijk verboden handelingen •
Art. 81 – 84 WCK
14.3.1. Opsporingsbevoegdheden Controle en Bemiddeling De opsporingsbevoegdheden van Controle en Bemiddeling worden geregeld in art. 81 tot 84 van de WCK. Hoewel de controleurs en inspecteurs van de algemene directie geen officier van gerechtelijke politie zijn, hebben ze verregaande opsporingsbevoegdheden inzake al dan niet strafbare overtredingen van de WCK: – bevoegdheid om pv’s op te stellen, die bewijskracht hebben tot het tegendeel wordt bewezen; – recht op toegang tot de kantoren en lokalen van de gecontroleerde bedrijven; – recht op inzage en kopieën van alle documenten die nodig zijn voor de controle; – mogelijkheid tot beslaglegging op documenten; – indien het gaat om het opsporen van strafbare overtredingen: mogelijkheid tot huiszoeking, mits voorafgaande toelating van de politierechter. De controleurs en inspecteurs oefenen hun bevoegdheid uit onder toezicht van hun hiërarchische oversten en van de procureur-generaal. In de rechtspraak wordt soms benadrukt dat de bewijskracht van de processen-verbaal op basis van art. 81 WCK zich beperkt tot de materiële vaststellingen door de ambtenaren, maar zich niet uitstrekt tot het oordeel van de ambtenaren dat wat zij vastgesteld hebben strijdig is met de WCK.
102 / IX. Kredietschulden
Aflevering 29 – oktober 2009
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1341 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
䉬 Gent 6 februari 2008, NJW 2008, 840 䉬 Rb. Leuven, 6 februari 2008, RW 2008-09, 505
14.3.2. Afhandeling van de processen-verbaal Inzake de strafrechtelijke overtredingen beschikt Controle en Bemiddeling over drie mogelijkheden om de pv’s af te handelen: de waarschuwing, de administratieve minnelijke schikking en rechtstreekse overmaking aan de procureur des Konings. – De waarschuwing: indien het om een minder ernstige overtreding gaat (of bij nietstrafbare overtredingen) kan er een proces-verbaal van waarschuwing opgesteld worden. Bij de niet-opvolging van de waarschuwing wordt dan een nieuw pv opgesteld dat aan de procureur des Konings wordt overgemaakt. – De administratieve minnelijke schikking: de directeur-generaal van Controle en Bemiddeling kan een administratieve boete voorstellen die varieert van 62,5 tot 500.000 EUR. Indien de boete wordt betaald, wordt het pv niet aan de procureur des Konings overgemaakt. Bij het bepalen van de hoogte van de minnelijke schikking wordt gestreefd naar proportionaliteit: het bedrag wordt vastgesteld afhankelijk van de ernst van de vastgestelde overtredingen en de grootte van het geverbaliseerd bedrijf. Een boete van bijvoorbeeld 5000 EUR wordt door een kredietmakelaar als veel zwaarder ervaren dan door een bank. – Rechtstreekse overmaking aan de procureur des Konings: in heel wat gevallen wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot waarschuwing of administratieve minnelijke schikking: • wanneer de vastgestelde overtredingen als te zwaar worden beoordeeld; • bij het niet-opvolgen van een pv van waarschuwing; • wanneer tijdens het onderzoek andere strafbare feiten aan het licht kwamen (bv. valsheid in geschrifte, oplichting…); • indien tevoren klacht werd ingediend bij de procureur of een onderzoeksrechter werd aangesteld; • indien er al een procedure voor de rechtbank lopende is. Belangrijk is verder dat voor strafbare overtredingen altijd de procedure tot administratieve sanctie gestart kan worden (zie verder: C. Administratieve sancties door de minister van Economische Zaken).
14.3.3. Organisatie van de controles binnen Controle en Bemiddeling Binnen de zeven regionale directies hebben een paar controleurs zich gespecialiseerd in de WCK. Zij doen de onderzoeken bij de kredietbemiddelaars binnen hun directie en verlenen assistentie bij onderzoeken bij de kredietgevers. Klachten tegen kredietbemiddelaars kunnen rechtstreeks bij de regionale directies worden ingediend.
Aflevering 29 – oktober 2009
IX. Kredietschulden / 103
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1342 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De onderzoeken bij de kredietgevers en de coördinatie van de onderzoeken bij de kredietbemiddelaars gebeuren centraal door een gespecialiseerde cel van controleurs en inspecteurs. Dit is de zogenaamde financiële cel bij het centraal bestuur van Controle en Bemiddeling.
14.3.4. Administratieve sancties door de minister van Economische Zaken Voor de meeste overtredingen van de WCK, zelfs indien het gaat om niet-strafbare inbreuken, kan een administratieve sanctie genomen worden (art. 107 tot 109 WCK). Deze sancties zijn: – voor kredietgevers: intrekking of opschorting van de erkenning gedurende maximaal één jaar; – voor kredietbemiddelaars: doorhaling of opschorting van de inschrijving, ook gedurende maximaal één jaar. Bij ernstige overtredingen van de WCK – zelfs indien niet-strafbaar (bv. de informatieen raadgevingsverplichting in art. 11 WCK) – wordt het dossier door Controle en Bemiddeling aan de algemene directie Regulering en Organisatie van de Markten overgemaakt. Deze dienst deelt zijn grieven mee aan de betrokkene, die het dossier mag inkijken en kan vragen om gehoord te worden. Daarna wordt de eventuele sanctie genomen in een ministerieel besluit, dat bij wijze van uittreksel wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Tegen de sanctie kan in beroep gegaan worden bij de handelsrechtbank, maar het beroep werkt niet opschortend. Ook bij de administratieve sancties wordt gestreefd naar proportionaliteit: het gaat immers om een ernstige maatregel, waarbij een bedrijf het verbod krijgt activiteiten in het consumentenkrediet uit te oefenen. Er worden regelmatig administratieve sancties tegen kredietgevers en kredietbemiddelaars genomen. Voorbeelden worden vermeld op de website van de FOD Economie. 䉬 http://mineco.fgov.be/protection_consumer/Credit/Credit_CD/WCK/ cadre106_108.htm
Literatuurlijst • P. VAN HOUTE en D. BLOMMAERT, «Agrément et inscription, pouvoir de controle de l’ administration, sanctions et recours», Handboek consumentenkrediet, ed. E . Terryn, Die Keure, 2007, 415.
104 / IX. Kredietschulden
Aflevering 29 – oktober 2009
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1343 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
15. Sancties 15.1. Burgerlijke sancties •
Art. 85 – 100 WCK
Deze artikelen zijn zeer belangrijk voor de schuldbemiddelaar. De miskenning door de kredietgever/kredietbemiddelaar van een groot aantal door de WCK opgelegde verplichtingen en vormvereisten kan de rechter sanctioneren door nietigverklaring van de overeenkomst of door de verplichtingen van de consument te herleiden tot het nominaal ontleende bedrag, met behoud van het voordeel van betaling in termijnen. In een aantal gevallen stelt de wet dat de rechter de sanctie kan toepassen (art. 90, 92, 95 WCK). De bevoegde rechter behoudt in die gevallen dus een beoordelingsbevoegdheid. In andere gevallen is de formulering zo dat de beoordelingsbevoegdheid uitgesloten lijkt of dat de sanctie van rechtswege toegepast wordt (art. 85, 86, 87, 88, 89, 91, 93, 94, 96, 97, 98, 99). De schuldbemiddelaar die vaststelt dat de bepalingen van de WCK door de kredietgever werden miskend, moet dus nagaan of er een burgerlijke sanctie is op de overtreding en of de sanctie al dan niet van rechtswege moet worden toegepast. Ook in de andere gevallen kan de mogelijkheid om de sanctie voor de rechter in te roepen een voldoende argument zijn om met de kredietgever te onderhandelen of een herleiding van het verschuldigde bedrag te bekomen. Het is uiteraard nuttig om de vaste rechtspraak van de bevoegde rechter te kunnen inroepen. De “Jaarboeken Kredietrecht”, uitgegeven door L’Observatoire du Crédit, zijn daarbij een nuttig hulpmiddel. Rechtspraak is ook per onderwerp te consulteren op de website www.observatoire-credit.be. De volgende artikels bepalen burgerlijke sancties op de niet-naleving of schending van de bepalingen van de WCK: • Art. 85 WCK: verbod op leuren met kredietovereenkomsten (art. 7, 8, 9 WCK); • Art. 86 WCK: het niet opnemen van verplichte vermeldingen in de kredietovereenkomst (art. 14 WCK) en niet-naleving van de verplichtingen tegenover de borg (art. 35 WCK);
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 105
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1344 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
•
•
• •
Art. 87 WCK: toepassing van een niet-toegelaten JKP (art. 21 WCK); niet-toegelaten looptijd (art. 22 WCK); ongeldige overdracht van schuldvordering (art. 25 WCK); kredietverrichting door een niet-erkend of niet-ingeschreven persoon; miskenning van verbod op koppelverkoop (art. 31 WCK); Art. 88 WCK: onrechtmatige betaling door de consument in geval van weigering van een krediet (art. 13 WCK); voor de ondertekening van de kredietovereenkomst (art. 16 WCK); aan de kredietbemiddelaar (art. 65, § 1 WCK) of aan de schuldbemiddelaar (art. 67 WCK); Art. 89 WCK: levering of kredietverlening voor de ondertekening van de kredietovereenkomst (art. 16 WCK); Art. 90 WCK: onrechtmatig gevorderde bedragen of vergoedingen en matigingsrecht van de rechter voor overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen. De rechter kan, krachtens art. 90 WCK, vergoedingen en straffen, ook al zijn ze conform de wet aangerekend, herleiden of kwijtschelden indien hij ze overdreven of onverantwoord acht.
•
•
• • • • • • •
Art. 91 WCK: onrechtmatig aanrekenen van interesten (art. 27bis, § 4; art. 30, § 2-4 en art. 59, § 1 en § 2 WCK); onrechtmatige reconstitutie van kapitaal (art. 31, § 3 WCK); Art. 92 WCK: schending van de raadgevings- en/of informatieplicht door de kredietgever (art. 10 lid 1, 11, 11bis, 11ter en 15 WCK) of kredietbemiddelaar (art. 63 § 1, 2, 4 en 5, art. 64 § 1 WCK); identiteitscontrole (art. 17 WCK); Art. 93 WCK: aanrekening van interesten voor de levering (art. 19 WCK); Art. 94 WCK: verbintenissen van de consument ten aanzien van de verkoper bij weigering van een krediet (art. 20 WCK); Art. 95 WCK: informatieplicht van de consument ten aanzien van de kredietgever (art. 10 WCK); Art. 96 WCK: ondertekening van wisselbrieven, orderbrieven of cheques (art. 33 WCK); Art. 97 WCK: overhandiging van een exemplaar van de kredietovereenkomst aan de borg (art. 34 lid 1 WCK); Art. 98 WCK: terugname van het gefinancierde goed (art. 33bis WCK); Art. 99 WCK: verlies van commissie door de kredietbemiddelaar (art. 64 WCK).
Voorbeelden van rechtspraak: Vermeldingen op de kredietovereenkomst 䉬 Vred. Kortrijk (1e k.) 28 februari en 11 april 2001; Vred. Izegem 14 maart 2001; Vred. Gent (3e k.) 9 mei 2001; Vred. Sint-Niklaas (2e k.) 4 december 2001; Vred. Torhout 4 december 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, L’Observatoire du Crédit.
106 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1345 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
䉬 Rb. Dendermonde (12e k.) 28 februari 2002; Vred. Kortrijk (1e k.) 30 januari 2002; Vred. Gent (5e k.) 7 februari 2002; Vred. Brugge (2e k.) 30 september 2002; Vred. SintNiklaas (2e k.) 6 maart 2002, 17 april 2002 en 22 mei 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, L’Observatoire du Crédit. 䉬 Vred. Tielt 8 mei 2002, R.A.B.G. 2003/1, 14. 䉬 Vred. Kapellen 18 september 2002, T.Vred. 2003, 218 met noot van R. STEENNOT.
Leuren 䉬 Vred. Maasmechelen 8 september 2000, Jaarboek Kredietrecht 2000, 41, L’Observatoire du Crédit. 䉬 Rb. Brussel (16e k.) 6 september 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, L’Observatoire du Crédit.
Vermeldingen op de akte van loonoverdracht – gewaarborgd bedrag 䉬 Cass. 29 oktober 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, L’Observatoire du Crédit; Cass. (3e k.) 21 november 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Raadplegings- en informatieplicht 䉬 Vred. Sint-Niklaas (2e k.) 28 maart 2001; Rb. Kortrijk (1e k.) 20 april 2001 (met commentaar); Vred. Vilvoorde 28 juni 2001; Vred. Sint-Niklaas (2e k.) 4 december 2001, Vred. Grâce-Hollogne 13. februari 2001 en 20 februari 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, L’Observatoire du Crédit. 䉬 Vred. Oudenaarde 15 januari 2001; Rb. Oudenaarde (2e k.) 4 december 2002; Vred. Deurne 9 februari 2001; Rb. Antwerpen (5e k.) 15 november 2002; Vred. Sint-Niklaas (2e k.) 6 maart 2002 en 17 april 2002; Vred. Kortrijk (2e k.) 6 augustus 2002; Vred. Kortrijk (1e k.) 4 december 2002; Vred. Gent (2e k.) 7 januari 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, L’Observatoire du Crédit. 䉬 Rb. Brugge 24 juni 2002, R.A.G.B. 2003/1, 20 (aansprakelijkheid van de kredietbemiddelaar), met noot van N. DE CROMBRUGGHE. 䉬 Vred. Ronse 24 september 2002, R.A.G.B. 2003/1, 25. 䉬 Vred. Vilvoorde 14 november 2002, T.Vred., 2003, 226. 䉬 Rb. Brugge 31 januari 2003, T.Vred., 2003, 224 (betwisting – informatieplicht – bewijslast).
Aflevering 38 – december 2011
IX. Kredietschulden / 107
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1346 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
䉬 Cass (1e k.), 10 december 2004, met noot van DE PATOUL, F.; Vred. Leuven (1e k.) 23 juni 2005; Vred. Kortrijk (2e k.) 28 juni 2005 en 5 oktober 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Verboden bedingen – art. 27bis 䉬 Vred. Mol 28 juni 2005; Vred. Châtelet 23 juni 2005 (kosten van maanbrieven), Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Kredietopening – maximaal jaarlijks kostenpercentage – notie “betaal of legitimatiekaart” 䉬 Rb. Brussel (25e k.) 13 juni 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Kredietopening – maandelijkse rekeningoverzichten 䉬 Vred. Boom 27 januari 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Kredietopening – verjaring – art. 2277 BW 䉬 Vred. Ukkel (1e k.) 21 oktober 2005; Vred. Leuven (1e k.) 23 juni 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, L’Observatoire du Crédit.
Burgerlijke sancties – matigingsrecht van de rechter (art. 90 WCK) 䉬 Cass. 5 maart 2004, NJW 2004, 595 (De rechter kan bij de beoordeling van het overdreven of onverantwoorde karakter van een schadevergoeding in toepassing van art. 90 WCK rekening houden met externe omstandigheden, daarin begrepen de ongelukkige situatie waarin de consument zich bevindt.) 䉬 Rb. Antwerpen 3 juni 2003, R.W. 2003-04, 15 (De rechtbank is van oordeel dat de kredietgever zich een onrechtmatig voordeel verleende door zijn lakse houding inzake tijdige terugbetalingen. Art. 90 WCK is van openbare orde en moet ambtshalve worden toegepast door de rechter.)
Art.90 WCK wordt ook toegepast in situaties waarin afrekeningen zijn opgemaakt volgens art. 27 bis WCK (zie IX. Kredietschulden, Hoofdstuk 2, punt 6.10.).
15.2. Strafbepalingen •
Art. 101 – 105 WCK
Onverminderd de burgerlijke sancties kunnen bepaalde inbreuken op de WCK aanleiding geven tot strafsancties.
108 / IX. Kredietschulden
Aflevering 38 – december 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1347 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de onderhandelingen met de schuldeisers kan het voor de schuldbemiddelaar nuttig zijn om naar de mogelijkheid op strafsancties te verwijzen, bv. bij gebruik van onrechtmatige bedingen door de kredietgever (art. 101, § 1,5°), aanrekening van bedragen en vergoedingen die niet in de wet zijn vastgelegd (art. 101, § 1,9° WCK).
15.3. Administratieve sancties 15.3.1. Intrekking of opschorting van de erkenning •
Art. 106 WCK
De verplichte erkenning kan worden ingetrokken of opgeschort bij natuurlijke of rechtspersonen die niet meer voldoen aan de voorwaarden (zie art. 75 WCK) of die hun verbintenissen niet nakomen.
15.3.2. Opschorting of doorhaling van inschrijving •
Art. 107 WCK
De verplichte inschrijving kan worden ingetrokken of opgeschort bij natuurlijke of rechtspersonen die niet meer voldoen aan de voorwaarden (zie art. 77 WCK) of die hun verbintenissen niet nakomen.
15.4. Vordering tot staken •
Art. 109 WCK
De voorzitter van de rechtbank van koophandel kan de staking bevelen van handelingen die een inbreuk maken op een aantal bepalingen van de WCK. De procedure loopt volgens de regels van de wetgeving op de handelspraktijken.
15.5. Schematisch overzicht van de sancties
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 109
110 / IX. Kredietschulden
Artikel WCK
7, 8 en 9
5 en 6
voorbeeld sancties reclame die verwijst naar de art. 101 § 1, 16°: gevangeniserkenning in het kader van de straf van 8 dagen tot 1 jaar WCK en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar leuren aan woonplaats/verkredietovereenkomst thuis art 85: rechter verklaart nietig blijfplaats consument, aan afgesloten (zie adres op over- of herleiding nominaal kapitaal werkplaats consument of aan eenkomst) en kredietgever (moet) met behoud van het woonplaats/verblijfplaats kan geen voorafgaande voordeel betaling in termijnen andere consument schriftelijk verzoek hiertoe voorleggen art. 101 § 1, 17°: gevangeniskredietmiddel of -aanbod verstraf van 8 dagen tot 1 jaar sturen naar de woonplaats, en/of geldboete van 26 tot verblijfplaats of werkplaats 100.000 euro (+ art. 102: straf van de consument wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
inbreuk op reclameverbod
betreft reclame die niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1348 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
Aflevering 37 – september 2011
indien men blanco aanbiedingen/contracten laat tekenen of antidateert
14 § 1, tweede lid en verplichte vermeldingen in 14 § 2, 5° tot 14°, 18°, 20° tot overeenkomst 22°
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1349 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag ontbreekt
art. 101 § 1, 3°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 22°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 86, 1ste en 3e lid: rechter verklaart nietig of herleiding tot nominaal kapitaal (MOET) met behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 111
112 / IX. Kredietschulden
49 § 3
14 § 2, 1° tot 4°, 15° tot 17°, 19° en 23°
bijkomende verplichte vermeldingen bij overeenkomst van financieringshuur
indien men blanco aanbiedingen/contracten laat tekenen of antidateert
verplichte vermeldingen in overeenkomst
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1350 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
de gevraagde zekerheden en verzekeringen staan niet vermeld in het contract
art. 101 § 1, 3°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar) art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 22°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 86, 1ste en 3e lid: rechter verklaart nietig of herleiding tot nominaal kapitaal (KAN – NIET VERPLICHT) met behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
borg/zekerheidsteller verwittigen wanneer consument 2 betalingen (of 20 %) achterstaat; borg/zekerheidsteller in kennis stellen van betalingsfaciliteiten; borg/zekerheidsteller vooraf in kennis stellen van wijziging kredietovereenkomst overschrijding maximaal jaarlijks kostenpercentage (zie ook K.B. 04/08/’92)
35
21
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1351 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 4°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art 87, 1ste lid, 1° en 2e lid: van rechtswege nominaal kapitaal met behoud van het voordeel betaling in termijnen
art 86, 2de en 3e lid: herleiding verplichtingen borg/zekerheidsteller tot nominaal kapitaal (MOET) met behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 113
terugbetalingstermijn, verplichte nulstelling (zie ook K.B. 04/08/’92)
overdracht overeenkomst
22
25
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1352 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
114 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar schuldvordering wordt overart 87, 1ste lid, 3° en 2e lid: gedragen aan een incassobu- van rechtswege nominaal reau dat niet erkend is kapitaal met behoud van het voordeel betaling in termijnen
art. 101 § 1/1: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar) (strafsanctie geldt echter NIET bij overtreding van art. 22 § 4 WCK)
art 87, 1ste lid, 2° en 2e lid: van rechtswege nominaal kapitaal met behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
Aflevering 37 – september 2011
bijkomende overeenkomst, reconstitutie van het kapitaal
74, 75bis § 1 of § 3 en 77 § 1 kredietcontract wordt gesloten door of met de bijdrage van een niet (meer) erkende/ geregistreerde kredietgever of een niet (meer) ingeschreven kredietbemiddelaar
31
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1353 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 1° en 2°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art 87, 1ste lid, 4° en 2e lid: van rechtswege nominaal kapitaal met behoud van het voordeel betaling in termijnen
art 87, 1ste lid, 5° en 2e lid: van rechtswege nominaal kapitaal met behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 115
verboden vergoeding te vragen aan de consument voor bemiddeling door kredietbemiddelaar
verboden schuldbemiddeling
65 § 1
67
art 88: terugbetaling gestorte bedragen + wettelijke intrest
116 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar private BVBA onderhandelt art 88: terugbetaling gestorte voor de afbetaling van achter- bedragen + wettelijke intrest stallige kredietschulden van een particulier art. 101 § 1, 10°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar bij uitbetaling vroeg kredietge- art 88: terugbetaling gestorte ver 50 euro aan cliënt bedragen + wettelijke intrest
bij weigering krediet mag men vragen van dossierkost bij geen kosten/vergoeding vra- niet-toekenning van lening gen (uitz. kost raadpleging kredietcentrale)
13
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1354 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
ondertekening kredietovereenkomst door alle partijen
contractuele straffen of schadevergoedingen die niet wettelijk voorzien zijn
16 § 1, 1ste lid
Algemeen
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1355 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 9°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar kredietgever vraagt, na opzeg art 90, 1ste lid: van van het krediet, maandelijks rechtswege ontslag van alle een aanmaningskost van sancties die niet wettelijk 15 euro voorzien zijn
nog voor ondertekening van art 89 terugbetaling gestorte de kredietovereenkomst doet bedragen + wettelijke intrest de kredietmakelaar een uitbetaling art 89: afgedwongen aankoop dus cliënt is niet verplicht terug te betalen noch goed terug te geven
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 117
27bis § 4
Algemeen
rechter oordeelt dat de straffen of schadevergoedingen overdreven of onverantwoord zijn (ook al wordt art. 27bis niet geschonden) gratis detail afrekening (3 x per jaar op vraag)
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1356 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
schuldeiser wacht heel lang met de invordering van de schuldvordering waardoor er veel nalatigheidsintresten bijkomen cliënt vraagt een gedetailleerde afrekening maar kredietgever wil deze niet geven
118 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 19°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 91, 1ste lid: van rechtswege ontslag intresten en kosten voor deze periode
art 90, 2de lid: rechter kan straffen of schadevergoedingen ambtshalve verminderen of consument er van ontslaan
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
verplichting inzake regelmatig leveren van rekeningafschrift voor kredietopening met verplichte vermeldingen
veranderlijkheid debetrentevoet (wanneer kan dit – hoe moet consument geïnformeerd worden – onder welke voorwaarden kan consument krediet opzeggen)
59 § 1 en § 2
30 § 2 tot § 4
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1357 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art 91, 1ste lid: van rechtswege ontslag intrest en kost voor deze periode
art. 101 § 1, 19°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 91, 1ste lid: van rechtswege ontslag intresten en kosten voor deze periode
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 119
Verbod op reconstitutie van het kapitaal
informatieverplichting betr. terugbetalingsmogelijkheden consument
31 § 3
10 1ste lid
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1358 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
120 / IX. Kredietschulden
kredietverstrekker doet geen onderzoek naar de huurkosten van de consument
cliënt betaalt enkel intresten. Maandelijks stort hij ook een bedrag in bv. termijnsparen. Dit gespaarde bedrag gebruikt men op het eind van de looptijd om kapitaal te betalen. Dit in hoop / overtuiging dat sparen meer opbrengt dan kosten lening.
art. 101 § 1, 20° (bij WETENS EN WILLENS inbreuk): gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art 92, 1ste lid, 1° en 2°: rechter kan consument ontslaan geheel of gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
art 91, 2de lid: teruggave gereconstitueerde kapitaal (incl. verworven intrest) of terugbetaling krediet tot beloop van gereconstitueerde kapitaal (incl. verworven intrest)
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
11, 11bis en 11ter
preconctractuele informatieverschaffing – overhandiging SECCI-formulier – verstrekken van een passende toelichting
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1359 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 21° (geen SECCI of wetens en willens geen passende toelichting verschaffen): gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art 92, 1ste lid, 1° en 2°: rechter kan consument ontslaan geheel of gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 121
15, 1ste lid zoektocht naar het best aangepaste krediet
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1360 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
122 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 21° (bij WETENS EN WILLENS inbreuk): gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 92, 1ste lid, 1° en 2°: rechter kan consument ontslaan geheel of gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
15, 2e lid verplichting enkel krediet te verstrekken aan kredietnemers die redelijkerwijze in staat zijn tot terugbetaling
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1361 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
n onderzoek en scoring blijkt dat cliënt 70 % van inkomsten aan lening en huur moet betalen. Toch geeft kredietgever een lening
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 23° (bij WETENS EN WILLENS inbreuk): gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 92, 1ste lid, 1° en 2°: rechter kan consument ontslaan geheel of gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 123
124 / IX. Kredietschulden
63 § 3
63 § 1, § 2, § 4 en § 5
kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen met erkende of geregistreerde kredietgevers
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar art. 101 § 1, 18°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
verplichtingen kredietbemid- een kredietbemiddelaar doet art 92, 1ste lid, 2°: rechter kan delaar / kredietmakelaar / kre- zich ten onrechte voor als kre- consument ontslaan geheel of dietagent dietgever gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1362 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
verbod voor kredietbemiddelaars om kredietaanvraag in te dienen voor cliënt die niet in staat is/lijkt zijn verplichtingen te kunnen voldoen
onderzoek identiteitsgegevens voor afsluiten overeenkomst
64 § 1
17
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1363 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
art 92, 1ste lid, 2°: rechter kan consument ontslaan geheel of gedeelte nalatigheidsintrest en verminderen tot nominale kapitaal + art. 92, 2e lid: behoud van het voordeel betaling in termijnen
Aflevering 37 – september 2011
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar 1ste aanvraag lening gebeurde art 92, 1ste lid, 3°: rechter kan 3 maanden voor eigenlijke consument ontslaan geheel of lening. Ondertussen waren cli- gedeelte nalatigheidsintrest en enten verhuisd. Op overeen- verminderen tot nominale komst stond nog oude adres kapitaal + art. 92, 2e lid: terwijl makelaar over nieuw behoud van het voordeel adres beschikt betaling in termijnen
bemiddelaar heeft reeds 3 leningen afgesloten op naam cliënt. Afbetaling ondertussen 40% van inkomsten. Nieuwe vraag vertrekt naar andere kredietmaatschappij
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 125
126 / IX. Kredietschulden
20, 1ste lid
19, 1ste en 4de lid x koopt een wagen op afbetaling. Lening gesloten op 5/5 levering wagen op 5/6. Dan begint lening pas te lopen vanaf 5/6 o.v.w. dat leverancier financieringsmp. hiervan in kennis brengt. Er mag ook geen interest aangerekend worden voor periode 5/5 tot 5/6 als goed betaald zal worden een verkoper van stofzuigers door kredietovereenkomst laat mij een bestelbon tekeafgesloten met verkoper, kan nen voor een stofzuiger die ik koper geen enkele verbintega financieren met een lening, nis geldig afsluiten zolang kre- aangegaan bij dezelfde verkodietovereenkomst niet per. Zolang ik kredietovereenondertekend is komst niet ondertekend heb, is de bestelbon niet geldig (en kan verkoper mij niet dwingen de aankoop alsnog te betalen of te laten doorgaan)
verkoop op afbetaling in samenhang met levering; rente loopt slechts vanaf kennisgeving
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1364 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art 94: consument heeft recht de nietigverklaring koop – of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en de reeds betaalde bedragen terug te vorderen
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art 93: consument ontslagen van deze intresten voor levering
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
Aflevering 37 – september 2011
33
10
niet naleving passieve inforkredietgever vraagt aan cliënt matieverplichting door consu- waar hij woont. I.p.v. melding ment te maken dat hij alleen woont met huurlast van 1 450 geeft hij op dat hij nog bij zijn ouders woont in de hoop zo meer te kunnen lenen. (bewijslast / soms suggereren kredietmakelaars om een aantal zaken te verzwijgen en of te verdraaien laten ondertekenen van wiscliënt sluit een lening af. Als selbrief, orderbriefje of cheque waarborg vraagt de bank een ontvangen ter waarborging cheque voor hetzelfde bedrag terugbetaling ter waarborg.
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1365 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 101 § 1, 6°: gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
art 96: terugbetaling totale kosten van de kredietovereenkomst aan consument
art 95: rechter kan ontbinden ten laste van consument
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 127
Verbod op terugname goed bij minstens 40% betaling
33bis
art 97: vrijstelling van elke verplichting in hoofde van de borg
128 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar x koopt een auto op afbetaart 98: ontbinding overeenling. Hij betaalt geruime tijd komst + verplichting kredietnormaal, maar in het laatste gever om alle gestorte jaar van zijn lening wordt hij bedragen binnen 30 dagen werkloos. Hierdoor kan hij zijn terug te betalen lening niet meer terugbetalen. Ondertussen heeft hij reeds art. 101 § 1, 5°: gevangenis80% betaald. De bank eist de straf van 8 dagen tot 1 jaar wagen op en verkoopt deze. en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
borgtocht moet voorafgaande vader van cliënt staat borg delijk gratis een exemplaar vh. voor een lening van zijn dochkredietcontract ontvangen ter. Hij heeft van de kredietgever nooit een exemplaar ontvangen
34, 1ste lid
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1366 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
Aflevering 37 – september 2011
28 tot 32
64
verplichtingen kredietbemiddelaar – voorzichtigheidsplicht – verbod op kredietsplitsing – verplicht te melden aan kredietgever welke kredieten hij in de voorbije 2 maanden afgesloten heeft voor deze client een onrechtmatig beding toepassen
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1367 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
art 99: geen commissie kredietmakelaar
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
een opeising van het krediet art. 101 § 1, 5°: gevangenisdie niet aan de wettelijke voor- straf van 8 dagen tot 1 jaar waarden voldoet en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
kredietbemiddelaar doet aan kredietsplitsing om op deze manier cliënt toch het gevraagde bedrag te kunnen toekennen
Handboek schuldbemiddeling
IX. Kredietschulden / 129
37
akte loonoverdracht laten ondertekenen die niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1368 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
130 / IX. Kredietschulden
art. 106-107: minister kan erkenning of inschrijving intrekken, doorhalen of opschorten voor max. 1 jaar
loonoverdracht is niet in een art. 101 § 1, 7°: gevangenisafzonderlijke akte opgenomen straf van 8 dagen tot 1 jaar en/of geldboete van 26 tot 100.000 euro (+ art. 102: straf wordt verdubbeld bij nieuwe inbreuk binnen 5 jaar)
Handboek schuldbemiddeling
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1369 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
BIJLAGEN 1.
Praktische tips bij toepassing van de Wet op het consumentenkrediet (WCK)
Inleiding Om te werken met de WCK zijn er twee zaken belangrijk: – U kent de wet en weet hoe u hem kan toepassen. Vooraleer u onderstaande tips kan toepassen, is het dus belangrijk dat u eerst de hiervoor behandelde theorie grondig doorneemt. U moet ook de gecoördineerde tekst van de WCK en de KB’s (o.a. KB van 4 augustus 1992 en KB van 11 januari 2006) bij de hand houden opdat u deze steeds kan raadplegen (teksten: zie website). Zelfs ervaren mensen moeten steeds naar de wet teruggrijpen om deze goed te kunnen toepassen. – U praat met uw cliënt over de kredietovereenkomst. Kredietverstrekkers zetten niet vaak duidelijk zichtbare fouten in de overeenkomst. Op het eerste gezicht lijken contracten vaak in orde. Bijkomende informatie is dus nodig om sommige inbreuken vast te stellen. Daarom is het belangrijk om naar uw cliënt te luisteren en om een aantal zaken te bevragen. Hieronder worden op summiere wijze een aantal tips gegeven die u kunnen helpen bij de toepassing van de WCK. Er wordt enkel ingegaan op de hoofdlijnen van de WCK. De meeste tips kunnen zowel toegepast worden voor de eigenlijke schuldenaar als voor de borg. Richtvragen die u kan gebruiken bij het bevragen van uw cliënt staan steeds in het cursief. Voorafgaandelijk: opvragen van stukken U kan pas bemiddelen in het kader van de WCK als u alle gegevens hebt. Met andere woorden, zorg dat volgende documenten in uw bezit zijn: – de kredietovereenkomst; – de akte loonoverdracht; – de aflossingstabel; – het document borgstelling; – het contract schuldsaldoverzekering; – de bankuittreksels van uw cliënt; – de afrekening van de kredietverstrekker en de datum opeising krediet; – het bewijs dat de kredietcentrale geraadpleegd werd; – het bewijs van de uitbetaling van de ontleende geldsom; – de briefwisseling tussen kredietverstrekker en cliënt.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 131
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1370 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
De kredietovereenkomst vraagt u op zowel bij uw cliënt als bij de kredietverstrekker. Soms zijn er verschillen tussen beide exemplaren. Wanneer één van beide exemplaren niet de volledige vermeldingen bevat die de WCK vereist, kan u de toepasselijke sancties inroepen. Ontstaan van de overeenkomst Vooreerst onderzoekt u op welke manier de overeenkomst tot stand gekomen is en hoe uw cliënt in contact kwam met kredietbemiddelaar/-verstrekker. – Waar hebt u gegevens van de kredietbemiddelaar gevonden? – Op welke manier nam u contact op met de kredietverstrekker? Bent u naar zijn kantoor gegaan of kwam hij thuis langs? – Vertel mij iets meer over hoe dit verliep? – Heb u eventueel de advertentie nog (of is deze nog terug te vinden in de huidige reclame)? Wat was de inhoud? Op deze manier kan u nagaan of de regels inzake kredietpromotie (leuren – reclame) werden nageleefd. U kan ook nagaan of de kredietovereenkomst alle verplichte vermeldingen bevat en of er geen verboden bedingen opgenomen zijn. Informatie- en onderzoeksplicht Vervolgens gaat u na of de kredietverstrekker zijn actieve informatie- en onderzoeksplicht nageleefd heeft. – Wat wilde de kredietverstrekker van u weten? – Heeft hij uw antwoorden genoteerd zoals u ze gegeven hebt? – Welk bedrag wilde u ontlenen? – Hebt u dit bedrag ook gekregen? – Wat waren uw inkomsten op het moment dat u de lening vroeg? – Welke waren uw maandelijkse lasten (vaste kosten, variabele kosten, afbetaling schulden)? – Had u reeds een lening lopen? Bij dezelfde bank? – Stond u op de zwarte lijst bij de Nationale Bank? – Was u klant bij de bank waar u een lening vroeg? – Kan u bankuittreksels voorleggen uit die periode? – Wat weet u van de kredietovereenkomst en haar voorwaarden? – Waarvoor hebt u de lening afgesloten? – Hebt u de ontleende som volledig zelf ontvangen?
132 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1371 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Nazicht JKP Als u een berekening maakt van het JKP zal u merken dat dit meestal niet klopt als u enkel de gegevens van de kredietovereenkomst gebruikt. U moet dus ook onderzoeken of deze gegevens overeenstemmen met de realiteit. – Op welke manier werd het geld ter beschikking gesteld? – Wanneer hebt u het geld ontvangen? – Wanneer moest u voor het eerst terugbetalen? – Hebt u al het geld ontvangen? – Werden er door de kredietgever kosten aangerekend voor dit krediet? – Hebt u andere documenten (contracten) ondertekend? Vrijwillig? Bij de berekening van het JKP houdt u dus rekening met de feitelijke situatie. Naast de bevraging van uw cliënt kijkt u ook de rekeninguittreksels van uw cliënt na. Gaat er elke maand het contractuele bedrag af of meer? Wordt er betaald voor een schuldsaldoverzekering? Enz. Bij een kredietopening kan u vaak aanwijzingen vinden in het maandelijkse uittreksel. Staan er hierop kosten vermeld die niet contractueel voorzien zijn, dan hebt u een aanwijzing dat het werkelijke JKP niet overeenstemt met het contractuele JKP. Bij betalingsproblemen Indien het een eenvoudige betalingsachterstand betreft zonder ontbinding van het contract, gaat u na of er meer aangerekend werd dan volgende maximaal toegelaten bedragen: – vervallen en niet-betaalde kapitaal; – bedrag vervallen en niet-betaalde kosten van krediet; – overeengekomen nalatigheidsinterest op niet-betaalde kapitaal; – overeengekomen kost maningsbrief à één per maand met maximum 7,5 EUR + verzendingskosten. Indien de overeenkomst ontbonden werd, gaat u na of dit toegelaten was, m.a.w. bevond men zich in één van onderstaande gevallen: – Ingeval de consument ten minste twee termijnen (of 20 % van de totale terug te betalen som) niet heeft betaald en hij één maand na het versturen van een aangetekende ingebrekestelling nog geen volledige betaling gedaan heeft van de achterstand. Controleer aan de hand van de poststempel of er reeds een maand verstreken is. – Ingeval de consument het lichamelijke roerende goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl er een eigendomsvoorbehoud was of er, overeenkomstig de regelen inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 133
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1372 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
Ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in art. 60bis en 60ter (kredietopening) overschrijdt en hij, een maand na het versturen van een aangetekende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen.
Bij ontbinding van de overeenkomst gaat u ook na of er meer aangerekend werd dan volgende maximaal toegelaten bedragen: – verschuldigd blijvend saldo; – bedrag vervallen en niet-betaalde kosten van het krediet; – bedrag overeengekomen nalatigheidsinterest op verschuldigd blijvend saldo; – overeengekomen straffen of schadevergoeding met maximaal: • 10 % op de eerste schijf van het verschuldigd blijvend saldo tot 7500 EUR • 5 % van de schijf van verschuldigd blijvend saldo boven 7500 EUR In beide gevallen gaat u na of de toegepaste nalatigheidsinterest overeenstemt met de overeengekomen nalatigheidsinterest. U onderzoekt ook of volgende maximale rentevoet niet overschreden werd: – laatst toegepaste debetrente verhoogd met coëfficiënt van 10 % Ga bij ontbinding na of elke betaling eerst werd toegerekend op het verschuldigd blijvend saldo, dan op de kosten van het krediet, en daarna pas op de schadevergoeding en de nalatigheidsinteresten. Indien de kredietovereenkomst werd overgedragen aan derden (bv. kredietverzekeraar) gaat u na of dit op één van volgende manieren gebeurde: – d.m.v. een kennisgeving per aangetekende brief; – onmiddellijk, indien de onmiddellijke overdracht bepaald is in het contract en de identiteit van de overnemer in de kredietovereenkomst vermeld is. Vergeet niet dat u, in geval van overdracht, alle verweermiddelen kan blijven inroepen tegen de overnemer. Loonoverdracht Controleer of de akte van loonoverdracht voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Ga ook na of de wettelijke procedure werd gevolgd. Als het contract niet ontbonden wordt, kan de kredietgever enkel de achterstand opvragen via loonoverdracht. Ga na of de loonoverdracht blijft lopen na de aanzuivering van de achterstal. Indien dit het geval is: stop de loonoverdracht of laat de loonoverdracht doorlopen mits aanpassing van het JKP. Als het contract ontbonden wordt en het krediet opeisbaar gesteld is, kan de loonoverdracht blijven lopen tot de betaling van het saldo.
134 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1373 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Zekerheidstelling (borg door derden verstrekte zakelijke zekerheden) Controleer of het gewaarborgde bedrag nauwkeurig vermeld staat. Ga na of de borg een kopie van het kredietcontract ontvangen heeft. Controleer of de wettelijke procedure werd gevolgd vooraleer de borg werd aangesproken. Indien de borg wordt aangesproken moet hij niet meer betalen dan het bedrag van de lening, eventueel verhoogd met nalatigheidsinterest. De borg moet in geen geval een boete of kosten van niet-uitvoering betalen. Wanneer het een kredietovereenkomst van onbepaalde duur betreft, gaat u na of de borg zich voor een langere periode dan het wettelijke maximum van vijf jaar verbonden heeft. Is dit het geval, dan controleert u of er een uitdrukkelijk akkoord is van de borg dat werd gegeven ten vroegste bij de afloop van de periode van vijf jaar. Vervroegde terugbetaling Bij vervroegde terugbetaling controleert u of de vergoeding die wordt aangerekend in het contract vermeld staat. Indien het een gehele terugbetaling betreft, gaat u na of de vergoeding beperkt is tot het wettelijke maximum: – 1 % indien de vervroegde terugbetaling meer dan 1 jaar voorafgaat aan de einddatum van de overeenkomst – 0,5 % indien de vervroegde terugbetaling minder dan 1 jaar voorafgaat aan de einddatum van de overeenkomst Ga ook na of men zich bevindt in één van de gevallen waarin er geen vergoeding gevraagd mag worden. Sancties Als u heel het contract overlopen hebt, gaat u na welke sancties van toepassing zijn. Gebruik hierbij het overzicht van sancties uit het deel Schema’s van dit handboek. De burgerlijke sancties, waaronder de herleiding van de schuld tot het bedrag van de hoofdsom, zijn in de praktijk heel bruikbaar. Het is aangewezen om in de onderhandeling met de kredietgever ook te verwijzen naar de strafsancties (geldboete, gevangenisstraf…) en/of de administratieve sancties (intrekking of opschorting van de erkenning, doorhaling of opschorting van de inschrijving).
Aflevering 37 – september 2011
IX. Kredietschulden / 135
Schuldbemiddeling juridisch_9.fm Page 1374 Thursday, August 27, 2015 2:46 PM
Handboek schuldbemiddeling
Als u de kredietgever ervan kan overtuigen dat de overtredingen onomstotelijk vaststaan, kan u vaak een akkoord bereiken zonder dat er een rechtszaak van komt. Melding maken van een klacht bij de FOD Economie kan uw pleidooi versterken. Het loont ook steeds de moeite om te informeren bij de FOD Economie of men reeds een onderzoek lopende heeft tegen de kredietgever of kredietbemiddelaar.
136 / IX. Kredietschulden
Aflevering 37 – september 2011