Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 1 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
HOOFDSTUK 1. SCHULDEN EN DE WET OP DE HANDELSPRAKTIJKEN Literatuurlijst • H. DE BAUW, (ed.), Jaarboeken handelspraktijken en Mededinging, Kluwer. (Deze jaarboeken bevatten een overzicht van belangrijke rechtspraak inzake de Wet Handelspraktijken en verschijnen elk jaar.) • DE CALUWE, Pratiques du Commerce, Brussel, Larcier, losbl. • P. DE VROEDE, Y. MERCHIERS en I. DEMUYNCK, “Algemeen handelsrecht, handelspraktijken en consumentenbescherming. Overzicht van rechtspraak (19921997)”, TPR 1999, 131-512. • R. STEENNOT, S. mmv DEJONGHE, Handboek Consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 628 p. (Enkel dit boek van de geciteerde werken bevat reeds een analyse van de nieuwe regeling inzake oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten.) • R. STEENNOT, “Consumentenbescherming. Overzicht van rechtspraak (19982002)”, TPR 2004, 1721-2056. • J. STUYCK, “Handelspraktijken”, in Beginselen van Belgisch privaatrecht, StoryScientia, 2004, 483 p.
1.
Toepassingsgebied WHPC
In art. 1 WHPC wordt het toepassingsgebied van deze wet omschreven en worden een aantal kernbegrippen gedefinieerd. De wet vindt toepassing op producten (lichamelijke roerende goederen) en diensten (prestaties die een handelsdaad of ambachtsactiviteit uitmaken). Sedert 1 mei 2001 zijn sommige bepalingen (bv. onrechtmatige bedingen…) van de WHPC ook van toepassing op financiële instrumenten, effecten en waarden. Wat de toepassing van sommige regelen betreft, verkrijgt het begrip “product” een bijzondere, ruimere invulling en omvat het tevens onroerende goederen en rechten en verplichtingen (met name voor de toepassing van de regelen inzake onrechtmatige bedingen en oneerlijke handelspraktijken). De regelen uit de WHPC die we hier bespreken vinden veelal maar toepassing wanneer men te maken heeft met een consument. De consument is bij toepassing van art. 1 WHPC elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor uitsluitend nietberoepsmatige doeleinden op de markt gebrachte producten of diensten verwerft. De aanwezigheid van het woord “uitsluitend” impliceert dat een persoon die voor deels private, deels professionele doeleinden handelt (bv. de bloemist die een wagen koopt die hij gebruikt voor familiale doeleinden, maar die hij ook gebruikt om bloemen rond te dragen) niet als consument kan worden beschouwd en daarom de bescher-
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 1
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 2 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
ming van de meeste regelen die we hier zullen bespreken niet zal kunnen inroepen. Voor de toepassing van de regelen inzake oneerlijke handelspraktijken is het begrip “consument” beperkt tot natuurlijke personen (art. 93 WHPC). Tot slot willen we opmerken dat de consument enkel wordt beschermd in de verhouding tot de verkoper in de zin van de wet. Er kan slechts sprake zijn van een verkoper indien de betrokken persoon handelt binnen een beroepsactiviteit of ter verwezenlijking van een statutair doel (bv. vzw), hetgeen impliceert dat hij met een zekere regelmaat producten of diensten aanbiedt. Koopt een consument dus iets van een particulier (bv. via e-bay), dan vinden de hier besproken regelen geen toepassing. Niet alle bepalingen uit deze wet zijn interessant voor de dagelijkse werking van een schuldbemiddelaar: enkel de relevante onderwerpen worden hier behandeld. Voor de inhoud van de overige bepalingen verwijzen we naar de volledige wettekst op de cdrom in bijlage. De sancties die de wetgever in het algemeen voorzien heeft in geval van inbreuken tegen deze wet zijn: – een vordering tot staken (art. 95 e.v. WHPC); – een waarschuwingsprocedure (art. 101 e.v. WHPC); – strafsancties (art. 102 WHPC e.v.); – schrapping van de inschrijving (art. 111 WHPC e.v.). Deze sancties hebben echter weinig nut voor de individuele consument. Daarnaast zijn er bijzondere civielrechtelijke sancties (bv. nietigheid) die men slechts kan hanteren bij een bepaalde inbreuk. Deze sancties, die in een concreet dossier kunnen worden ingeroepen, worden later in dit hoofdstuk, bij de bespreking van de betrokken bepalingen, geschetst.
2. • •
• •
Prijsaanduiding en voorlichting Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) (art. 2 – 39) KB van 5 december 2000 waarbij sommige bepalingen van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten, effecten en waarden (B.S. 3 januari 2001) KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon (B.S. 30 juli 1996) KB van 7 februari 2000 tot wijziging van het KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon (B.S. 22 februari 2000)
2 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 3 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
•
KB van 11 april 1999 houdende bepaling van de vermeldingen die op het bewijsstuk, voorzien door de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, moeten voorkomen bij de verkoop van diensten (B.S. 19 mei 1999).
De WHPC is inzake voorlichting de lex generalis (= de algemene wet). In heel wat andere (specifieke) wetten zijn eveneens informatievoorschriften opgenomen (Wet op het Consumentenkrediet, Wet op het Hypothecair Krediet...). Voor zover de bepalingen uit de WHPC en andere wetgeving niet onverenigbaar zijn, dienen zij cumulatief te worden toegepast. In geval van onverenigbaarheid (zeldzaam), primeert de regeling uit de bijzondere wet.
2.1.
Prijsaanduiding
De regelen inzake prijsaanduiding kunnen als volgt worden samengevat. Art. 2, § 1 WHPC legt aan de verkoper die producten te koop aanbiedt de verplichting op om de prijs van het product schriftelijk en ondubbelzinnig aan te duiden. Wanneer de producten te koop zijn uitgestald, moet de prijs ook leesbaar en goed zichtbaar worden aangeduid. Bijkomende verplichtingen inzake de prijsaanduiding van producten vindt men in art. 2 tot 12 van het KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon. Er kan verwezen worden naar het verbod om voor identieke producten in dezelfde inrichting verschillende prijzen te vragen. Wordt deze bepaling geschonden, dan zal de consument slechts de laagst aangegeven prijs moeten betalen (art. 3). Art. 2, § 2 WHPC verplicht de verkoper die diensten te koop aanbiedt, om het tarief schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig (Voorz. Kh. Brugge 18 maart 1994, Jaarboek Handelspraktijken 1994, 35, noot J. STUYCK, waarin werd beslist dat richtprijzen niet aan dit vereiste voldoen en Voorz. Kh. Nijvel 15 december 1995, Jaarboek Handelspraktijken 1995, 237, waarin werd beslist dat deze vereiste wordt geschonden indien er een verschil bestaat tussen de prijs in reclame en de aangerekende prijs) te vermelden. Hoewel de wet dit niet uitdrukkelijk bepaalt, wordt aanvaard dat de regelen inzake prijsaanduiding, die in de WHPC vervat liggen voor wat diensten betreft, enkel gelden voor homogene diensten (i.e. alle diensten waarvan de eigenschappen en modaliteiten identiek of gelijkaardig zijn, ongeacht onder meer het ogenblik, de plaats van de uitvoering, de dienstenverstrekker of de persoon voor wie ze bestemd zijn). Ook wat de prijsaanduiding van diensten betreft, moet rekening gehouden worden met het KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon. In het KB wordt een onderscheid gemaakt tussen homogene en niet-homogene diensten.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 3
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 4 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Wat niet-homogene diensten betreft, rust op de verkoper van niet-homogene diensten van hoofdzakelijk niet-intellectuele aard de verplichting om een bestek af te leveren aan de consument, voor zover de consument daarom verzoekt en de verkoper bereid is de dienst te verlenen (art. 16). Alvorens een bestek op te stellen, moet de verkoper de consument inlichten over de prijs van het bestek, tenzij dit kosteloos is (art. 18). In het bestek moet onder meer de forfaitair berekende prijs of de prijs bepaalbaar door verwijzing naar criteria die een direct verband houden met de aard van de dienst worden vermeld (art. 17). Tenzij wanneer anders wordt aangegeven, verbindt het bestek de verkoper. Art. 3 WHPC verplicht de verkoper de door de consument te betalen totale prijs aan te duiden (Brussel 19 september 2005, Jaarboek Handelspraktijken 2005, 63, noot I. BUELENS). De totale prijs moet de btw bevatten (Antwerpen 16 december 2004, Jaarboek Handelspraktijken 2004, 68), alsook alle overige taksen die via de verkoper moeten worden betaald (bv. recupel) en de kosten van alle diensten en accessoires die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald. Tot slot willen we erop wijzen dat er tal van bijzondere KB’s bestaan betreffende de verplichting tot prijsaanduiding. Deze KB’s zijn van toepassing op specifieke producten of diensten. Verwezen kan bijvoorbeeld worden naar de KB’s betreffende homogene financiële diensten en het KB betreffende de aanduiding van de prijs van juwelen, uurwerken, goud- en zilverwerk. Literatuurlijst • K. DAELE en H. VIAENE, “Artikelen 2 – 6 WHPC”, in Artikelsgewijze Commentaar Handels- en Economisch Recht, Kluwer, losbl. • P. MAEYAERT, “Prijsaanduiding voor producten en tariefaanduiding voor diensten” in Handelspraktijken. Het nieuwe in de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, Brugge, Die Keure, 1992, 19-27.
2.2.
Voorlichting
Art. 30 WHPC bepaalt dat de verkoper, ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de verkoop, te goeder trouw aan de consument de behoorlijke en nuttige voorlichting moet geven betreffende de kenmerken van het product of de dienst en betreffende de verkoopvoorwaarden, rekening houdend met de door de consument uitgedrukte behoefte aan voorlichting en rekening houdend met het door de consument meegedeelde of redelijkerwijze voorzienbare gebruik. De bewijslast inzake de naleving van deze informatieverplichting rust op de verkoper. Deze voorlichtingsplicht hangt nauw samen met de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die de geldigheid van de overeenkomsten bepalen.
4 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 5 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Uit de tekst van art. 30 WHPC blijkt duidelijk dat de verkoper niet enkel een voorlichtingsplicht heeft betreffende het product of de dienst, maar ook betreffende de verkoopvoorwaarden (bv. in bepaalde omstandigheden over de betekenis van een verbrekingsbeding (Gent 4 december 2006, Jaarboek Handelspraktijken 2006, 253, noot R. STEENNOT), waarbij bij de omvang van de informatieverplichting rekening moet worden gehouden met de behoefte aan voorlichting van de consument (Rb. Gent 13 oktober 2003, NJW 2004, 312, noot). Dit vonnis illustreert ”de variabele geometrie” van de voorlichtingsplicht van de verkoper: de verplichtingen nemen toe naarmate het niveau van de consument daalt. Voorbeeld Mevrouw H., onthaalmoeder, wil een nieuwe keuken kopen die erg kindvriendelijk is. Zij verduidelijkt haar verwachtingen aan de verkoper, die haar bepaalde aanbevelingen doet. Na plaatsing blijkt dat de verkoper niet vertelde dat er erg snel krassen op het materiaal komen. Het is duidelijk dat in dergelijk geval art. 30 WHPC werd geschonden.
Art. 30 WHPC bevat geen specifieke sanctie in het geval waarin deze bepaling werd geschonden. Dit betekent uiteraard niet dat een inbreuk op deze bepaling niet kan worden gesanctioneerd. De gemeenrechtelijke sancties vinden toepassing. Werd de consument bijvoorbeeld niet voorgelicht over bepaalde contractuele voorwaarden (waar dit bij toepassing van art. 30 WHPC is vereist), dan zullen deze hem niet kunnen verbinden. Indien de consument schade lijdt ingevolge de niet-naleving van de informatieverplichting, kan hij aanspraak maken op een schadevergoeding. Literatuurlijst • A. DE BOECK, "De informatieverplichting van de professioneel t.a.v. de consument" in Consumentenrecht, Brugge, Die Keure, 1998, 3-48. • G.L. BALLON, "De verplichting tot voorlichting van de consument en de regeling van de documenten betreffende de verkopen van producten en diensten in de Nieuwe Handelspraktijkenwet", in De nieuwe wet handelspraktijken, Kluwer, 1992, 277-288. • R. STEENNOT en S. DEJONGHE, “Artikel 30 WHPC”, in Artikelsgewijze commentaar Handels- en Economisch Recht, Kluwer, losbl.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 5
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 6 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
3. • • •
Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) (art. 2 – 39) Wet van 5 juni 2007 tot wijziging van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 21 juni 2007) KB van 5 december 2000 waarbij sommige bepalingen van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten, effecten en waarden (B.S. 3 januari 2001)
3.1.
Inleiding
De gemeenrechtelijke bepalingen inzake reclame die vervat lagen in art. 23 WHPC werden opgeheven door de Wet van 5 juni 2007. Deze wet onderscheidt zich van de vroegere regeling doordat een schending van de regelen inzake oneerlijke handelspraktijken – die tevens toepassing vinden op reclame – op civielrechtelijk vlak op een bijzondere wijze kan worden gesanctioneerd. Dit maakt het interessant om nieuwe regelen inzake reclame/oneerlijke handelspraktijken te schetsen. Vooraf willen we nog opmerken dat bijzondere wetgeving (bv. WCK) bijkomende voorschriften inzake reclame kan bevatten. In dergelijk geval moeten de regelen uit de WHPC en de bijzondere wetten cumulatief worden toegepast. Vooreerst is het nuttig een kort overzicht te geven van de nieuwe structuur van de bepalingen betreffende reclame en oneerlijke handelspraktijken. – Afdeling 1 bevat een aantal definities die enkel gehanteerd moeten worden voor de toepassing van de regelen inzake reclame en oneerlijke handelspraktijken. Zo wordt bijvoorbeeld een bijzondere invulling gegeven aan de begrippen “consument” en “producten”. Het begrip “handelspraktijken” wordt gedefinieerd als elke handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een verkoper, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van de producten of diensten aan consumenten. Reclame is "elke mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen". – Afdeling 2 bevat de regelen die gelden voor vergelijkende reclame. – Afdeling 3 betreft reclame (art. 94/2) en oneerlijke handelsgebruiken onder verkopers (94/3). Deze beide regelen betreffen enkel de verhouding tussen verkopers onderling. – Afdeling 4 betreft de oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten (art. 94/4 – 94/11 WHPC). Belangrijk is daarbij te beseffen dat wat de verhouding tot consumenten betreft, er geen onderscheid wordt gemaakt tussen reclame en oneer-
6 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 7 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
lijke handelspraktijken. De bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken omvatten de regelen inzake reclame. Afdeling 5 omvat regelen die gemeenschappelijk zijn aan reclame/oneerlijke handelspraktijken in de verhouding tussen professionelen en in de verhouding tot consumenten.
3.2.
Structuur van de regeling van oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten
De nieuwe regeling inzake oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten heeft een drieledige structuur. Er is vooreerst de overkoepelende norm, een algemene bepaling bij toepassing waarvan oneerlijke handelspraktijken worden verboden (art. 94/5 WHPC). Deze norm wordt verder geconcretiseerd door twee andere algemene normen die respectievelijk misleidende (art. 94/6 WHPC) en agressieve handelspraktijken (art. 94/9 WHPC) als oneerlijk en daarom verboden beschouwen. Naast deze algemene normen vindt men in de nieuwe regeling ook een lijst met 22 misleidende handelspraktijken (art. 94/8 WHPC) en een lijst met 7 agressieve handelspraktijken (art. 94/11 WHPC) die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd (zwarte lijst).
3.2.1. De zwarte lijsten: misleidende en agressieve handelspraktijken In eerste instantie zal de rechter onderzoeken of een bepaalde gedraging als een misleidende of agressieve praktijk, die voorkomt in de zwarte lijst, kan worden beschouwd. In bevestigend geval, zal de rechter de betrokken praktijk als oneerlijk bestempelen en verbieden. Immers, praktijken die voorkomen in de zwarte lijsten zijn per se verboden. Zij worden onweerlegbaar vermoed misleidend of agressief en daarom oneerlijk te zijn. Opdat de praktijk als oneerlijk in de zin van art. 94/8 of 94/11 WHPC zou kunnen worden beschouwd, moet dus bijvoorbeeld niet worden aangetoond dat de aankoopbeslissing van de consument erdoor werd beïnvloed. Meer concreet worden volgende misleidende handelspraktijken verboden: 1)
beweren dat men als verkoper een gedragscode heeft ondertekend wanneer dit niet het geval is (art. 94/8, 1° WHPC);
2)
een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben (art. 94/8, 2° WHPC);
3)
beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is (art. 94/8, 3° WHPC);
4)
beweren dat een verkoper, of zijn handelspraktijken, of een product of een dienst door een openbare instelling is erkend, goedgekeurd of toegelaten terwijl zulks
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 7
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 8 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
niet het geval is, of deze niet aan de voorwaarden tot erkenning, goedkeuring of toelating voldoet (art. 94/8, 4° WHPC); Deze eerste vier verboden gedragingen betreffen telkens de hypothese waarin de verkoper op een onrechtmatige wijze het vertrouwen van de consument tracht te winnen, met name door ten onrechte te beweren dat hij bijzondere waarborgen biedt. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verkoper die, zonder toestemming, een label van een consumentenorganisatie op zijn website aanbrengt en die daardoor dus de indruk wekt dat zijn website door deze instantie is geverifieerd. 5)
producten of diensten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden zonder dat de verkoper aangeeft dat er een gegrond vermoeden bestaat dat hij deze producten of gelijkwaardige producten niet tegen die prijs kan leveren of door een andere verkoper kan doen leveren gedurende een periode en in hoeveelheden die, rekening houdend met het product of de dienst, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs redelijk zijn (art. 94/8, 5° WHPC); Deze regel houdt een verbod van lokvogelpraktijken in. Het betreft bijvoorbeeld de hypothese waarin in ruime mate reclame wordt gemaakt voor een bepaald product, dit terwijl er slechts enkele exemplaren beschikbaar zijn bij de verkoper en dit zonder dat de verkoper heeft aangegeven dat er een beperkte voorraad is.
6)
producten of diensten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens: – weigeren het aangeboden product of de aangeboden dienst aan de consument te tonen, – weigeren een bestelling op te nemen of het product of de dienst binnen een redelijke termijn te leveren, – een exemplaar van het artikel met gebreken tonen, dit met de bedoeling een ander product of een andere dienst aan te prijzen (art. 94/8, 6° WHPC); Met dit verbod wil men de zogenaamde “bait and switch”- praktijken vermijden.
7)
bedrieglijk beweren dat een product of een dienst slechts gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn of dat het slechts onder speciale voorwaarden gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn, om de consument onmiddellijk te doen beslissen en hem geen kans of onvoldoende tijd te geven een geïnformeerd besluit te nemen (art. 94/8, 7° WHPC); Meer concreet zal bijvoorbeeld een schending van deze bepaling voorliggen wanneer een verkoper van televisies op zaterdag aan de consument meedeelt dat de actie slechts loopt tot het einde van de dag terwijl men tot het daaropvolgende weekend van de aanbieding kan profiteren. Uiteraard verzet deze bepaling zich niet tegen de verklaring dat de actie slechts loopt tot het einde van de dag, indien dergelijke verklaring in overeenstemming is met de werkelijkheid (er is dan immers geen sprake van bedrieglijk beweren).
8 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 9 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
8)
aan de consumenten met wie de verkoper vóór de transactie heeft gecommuniceerd een dienst na verkoop beloven in een taal die geen nationale taal is en vervolgens die dienst enkel in een andere taal leveren zonder dit duidelijk aan de consument te laten weten alvorens deze zich tot de transactie verbindt (art. 94/ 8, 8° WHPC); Het betreft bijvoorbeeld de hypothese waarin een verkoper uit Duitsland voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een dienst na verkoop belooft in het Engels en vervolgens die dienst enkel in het Duits aanbiedt, zonder dit duidelijk aan de consument te melden voorafgaand aan het tijdstip waarop de consument zich verbindt.
9)
beweren of anderszins de indruk wekken dat een product of dienst legaal kan worden verkocht wanneer dit niet het geval is (art. 94/8, 9° WHPC); Een daadwerkelijke verklaring van de verkoper is niet noodzakelijk opdat een inbreuk zou voorliggen. Elke gedraging die impliciet de indruk wekt dat een product of dienst legaal kan worden verkregen, waar dit niet het geval is, wordt verboden. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verkoop van producten die niet voldoen aan bepaalde technische vereisten die door de wet worden opgelegd.
10) wettelijke rechten van consumenten voorstellen als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de verkoper (art. 94/8, 10° WHPC); Dergelijke praktijk misleidt de consument daar deze zich mogelijks niet bewust is van zijn wettelijke rechten en er daarom van uitgaat dat hij bij andere verkopers niet dezelfde rechten zal bezitten. Het betreft bijvoorbeeld reclame met betrekking tot een lichamelijk roerend goed die de consument wijst op het feit dat hij beschikt over een waarborg van twee jaar, te rekenen vanaf de levering, voor gebreken die ten tijde van de levering aanwezig waren. Elke consument beschikt immers over een dergelijke garantie bij toepassing van de “Wet Consumentenkoop” (zie Hoofdstuk 3). 11) redactionele inhoud in de media, waarvoor de verkoper heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor een product of een dienst, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de consument identificeerbare beelden of geluiden blijkt (art. 94/8, 11° WHPC); Het betreft redactionele reclame, waarbij men laat uitschijnen dat het om een objectieve boodschap gaat. Indien de consument niet uit de omstandigheden kan afleiden dat het om reclame gaat, moet dit expliciet vermeld worden. 12) feitelijk onjuiste beweringen doen betreffende de aard en de omvang van het gevaar dat de persoonlijke veiligheid van de consument of zijn gezin zou bedreigen indien hij het product of de dienst niet koopt (art. 94/8, 12° WHPC); Enkel onjuiste beweringen worden verboden (bv. ten onrechte beweren dat werken aan de elektriciteit onmiddellijk moeten worden uitgevoerd op risico van
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 9
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 10 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
kortsluitings- en brandgevaar). Feitelijk correcte beweringen omtrent de aard en de omvang van het gevaar kunnen op grond van deze bepaling niet worden verboden. 13) een op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product of verstrekte dienst gelijkend product of dienst op zodanige wijze promoten dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat dit product van deze fabrikant afkomstig is, terwijl dit niet het geval is (art. 94/8, 13° WHPC); 14) beweren dat de verkoper op het punt staat zijn zaak stop te zetten of te verhuizen, indien zulks niet het geval is, onverminderd art. 46 en volgende van deze wet (art. 94/8, 14° WHPC); 15) beweren dat een product of dienst het winnen bij kansspelen kan vergemakkelijken (art. 94/8, 15° WHPC); Meer concreet verbiedt deze bepaling bijvoorbeeld de praktijk waarbij de aanschaf van een bepaald of een groter aantal producten of diensten de kans op winst bij een kansspel verhoogt. 16) bedrieglijk beweren dat een product of een dienst ziekten, functiestoornissen of Deze bepaling kan enkel gehanteerd worden indien de bewering niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. 17) feitelijk onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product of de dienst te bemachtigen met de bedoeling de consument dit of deze te doen aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden (art. 94/8, 17° WHPC); Ook deze bepaling vindt slechts toepassing indien de verstrekte informatie over de marktomstandigheden of de mogelijkheid om een product of dienst te verwerven onjuist is. Vereist is dat de verkoper middels het verstrekken van onjuiste informatie de bedoeling heeft om de consument te laten contracteren tegen minder gunstige voorwaarden. 18) beweren dat er een wedstrijd wordt georganiseerd of prijzen worden uitgeloofd zonder de aangekondigde prijzen of een redelijk equivalent daadwerkelijk toe te kennen (art. 94/8, 18° WHPC); Deze bepaling vereist dus niet dat alle aangekondigde prijzen worden toegekend. Een redelijk equivalent volstaat. 19) een product of een dienst als “gratis”, “voor niets”, “kosteloos” en dergelijke omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen (art. 94/8, 19° WHPC);
10 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 11 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Zelfs wanneer een product als gratis of kosteloos wordt voorgesteld, blijft het dus mogelijk om aan de consument bepaalde kosten aan te rekenen. Vereist is wel dat deze kosten onvermijdelijk zijn om in te gaan op het aanbod (bv. telefoonkost indien het product via de telefoon moet worden “besteld”) of om het product af te halen of te laten bezorgen (bv. verzendingskosten). 20) marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de consument de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld terwijl dat niet het geval is (art. 94/ 8, 20° WHPC); Het betreft hier een alternatief van de afgedwongen aankoop waar men een consument een product toestuurt zonder dat hij daarom heeft verzocht (zie Hoofdstuk 1, punt 5). Het grote verschil tussen de zuivere afgedwongen aankoop en deze techniek bestaat er dus in dat niet het product zelf wordt toegestuurd, maar bijvoorbeeld een brief met factuur, in de hoop dat de consument zal denken dat hij het product al heeft besteld (hetgeen niet het geval is). 21) op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de verkoper niet optreedt ten behoeve van zijn beroepsactiviteit of zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument (art. 94/8, 21° WHPC); 22) op bedrieglijke wijze de indruk wekken dat voor een bepaald product of een bepaalde dienst de dienst na verkoop beschikbaar is in een andere lidstaat dan die waar het product wordt verkocht (art. 94/8, 22° WHPC); Het betreft bijvoorbeeld de hypothese waarin een Duitse verkoper tegenover een Belgische consument laat uitschijnen dat de dienst na verkoop in België beschikbaar is, terwijl deze enkel in Duitsland beschikbaar is. Het valt op dat bepaalde verboden uit de lijst de verkoper verbieden “te beweren dat” en dat andere bepalingen de verkoper verbieden “op bedrieglijke wijze te beweren dat”. De term “bedrieglijk” moet worden gelezen als niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Kwade trouw moet dus niet worden bewezen. Wat agressieve handelspraktijken betreft, verbiedt art. 94/11 WHPC praktijken die: 1)
de indruk geven dat de consument het pand niet mag verlaten alvorens er een overeenkomst is opgesteld (art. 94/11, 1° WHPC); Het is aan de feitenrechter om te oordelen wanneer de consument redelijkerwijze de indruk mocht hebben dat hij het pand niet mocht verlaten alvorens een overeenkomst te ondertekenen. De beoordeling geschiedt in abstracto. Er wordt dus geen rekening gehouden met hoe de betrokken consument de situatie heeft ervaren, maar nagegaan of de gemiddelde consument de indruk zou hebben gekregen dat hij het pand niet mocht verlaten.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 11
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 12 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
2)
de consument thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan of niet meer terug te komen negeren, behalve indien, en voor zover gerechtvaardigd volgens de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven (art. 94/11, 2° WHPC); Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen de situatie waarin de consument nog geen contractuele verbintenissen is aangegaan en de situatie waarin de consument, die zich contractueel heeft verbonden, wordt opgezocht om hem ertoe te brengen zijn contractuele verplichtingen na te leven. In het eerste geval dient men zonder meer de wens van de consument te respecteren. De verkoper moet dus de woning van de consument verlaten zodra de consument dat vraagt. Bovendien mag hij het verzoek van de consument om niet meer terug te keren niet naast zich neerleggen. Geschiedt het bezoek om de consument ertoe te brengen zijn contractuele verplichtingen na te komen, dan moet men er rekening mee houden dat dergelijk bezoek in overeenstemming moet zijn met wettelijke en reglementaire bepalingen. In het bijzonder kan hier worden verwezen naar de regelen die vervat liggen in de Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument.
3)
hardnekkig en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of andere afstandsmedia onverminderd art. 94/17 van deze wet en art. 14 van de Wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (art. 94/11, 3° WHPC); Deze bepaling doet dus geen afbreuk aan de regelen inzake ongevraagde commerciële communicatie, die vervat liggen in de Wet op de handelspraktijken en de Wet betreffende bepaalde juridische aspecten van de informatiemaatschappij (zie Hoofdstuk 2, punt 2). Deze bepalingen zijn strenger want ze kunnen met zich meebrengen dat het hoe dan ook verboden is om de consument middels fax of e-mail reclame te zenden. Het aandringen hoeft dus in dergelijk geval niet hardnekkig en ongewenst te zijn.
4)
een consument die op grond van een verzekeringspolis een vordering indient om documenten vragen die redelijkerwijs niet relevant kunnen worden geacht om de geldigheid van de vordering te beoordelen, dan wel systematisch weigeren antwoord te geven op daaromtrent gevoerde correspondentie met de bedoeling de consument ervan te weerhouden zijn contractuele rechten uit te oefenen (art. 94/11, 4° WHPC);
5)
kinderen er in reclame rechtstreeks toe aanzetten om geadverteerde producten te kopen of om hun ouders of andere volwassenen ertoe te overhalen die producten voor hen te kopen (art. 94/11, 5° WHPC);
6)
de consument uitdrukkelijk meedelen dat, als hij het product of de dienst niet koopt, de baan of de bestaansmiddelen van de handelaar in het gedrang komen (art. 94/11, 6° WHPC);
12 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 13 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
7)
Opdat er een inbreuk op deze bepaling zou zijn, is vereist dat de mededeling uitdrukkelijk is.
8)
de bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen, als er in feite: – geen sprake is van een prijs of een ander soortgelijk voordeel, – of als het ondernemen van stappen om in aanmerking te kunnen komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden (art. 94/11, 7° WHPC).
3.2.2. Het algemene verbod op misleidende en agressieve handelspraktijken Beantwoordt de betrokken gedraging of verklaring niet aan een praktijk uit de zwarte lijsten, dan zal de rechter onderzoeken of de betrokken praktijk, gelet op de concrete omstandigheden, toch (i.e. ondanks dat hij niet voorkomt in de zwarte lijsten) als misleidend of agressief kan worden beschouwd, dit aan de hand van de algemene normen inzake misleidende en agressieve handelspraktijken. Wat daarbij meteen opvalt, is dat de betrokken gedraging slechts kan worden verboden op grond van deze open normen indien wordt aangetoond dat ze de aankoopbeslissing van de consument heeft of kan hebben beïnvloed. Misleiding kan zowel geschieden middels het meedelen van bepaalde informatie als middels het weglaten van essentiële informatie (misleiding door omissie). Opdat een handelspraktijk als misleidend beschouwd zou kunnen worden, is vereist dat zij de consument kan “bedriegen” met betrekking tot één van de elementen die in de wet worden opgesomd en dat de consument ertoe kan worden gebracht een besluit te nemen dat hij anders niet had genomen. Het is irrelevant of de informatie die de oorzaak vormt van de mogelijke misleiding foutief of feitelijk correct is. Als misleidende omissie wordt beschouwd een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie welke de consument, naargelang de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en die de consument er toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Op grond van de algemene norm inzake agressieve handelspraktijken wordt de handelspraktijk die door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product of de dienst aanzienlijk beperkt of kan beperken, waardoor hij ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 13
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 14 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
over een transactie een besluit te nemen dat hij anders niet had genomen, als agressief beschouwd.
3.2.3. Algemeen verbod van oneerlijke handelspraktijken Kan de betrokken gedraging ook niet op grond van deze twee bepalingen worden verboden, dan zal onderzocht moeten worden of ze, zonder misleidend of agressief te zijn, toch in strijd is met de eerlijke handelspraktijken. Vereist is daarbij niet alleen dat de betrokken praktijk de aankoopbeslissing van de consument heeft beïnvloed, maar tevens dat de betrokken praktijk in strijd is met de vereisten van professionele toewijding. Het valt te verwachten dat er in de praktijk slechts weinig toepassingen zullen zijn van een schending van deze algemene norm inzake oneerlijke handelspraktijken. De meeste handelspraktijken zijn immers oneerlijk omdat ze agressief of misleidend zijn.
3.3
Sanctionering van oneerlijke handelspraktijken
In de gemeenschappelijke bepalingen vindt men een bijzondere civielrechtelijke sanctie terug voor het geval waarin een verkoper zich schuldig heeft gemaakt aan bepaalde oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten. Werd een overeenkomst gesloten ingevolge een oneerlijke handelspraktijk, zoals bedoeld in art. 94/8, 12°, 15° of 16° WHPC (bepaalde misleidende handelspraktijken) of art. 94/11, 1°, 2° en 7° WHPC (bepaalde agressieve handelspraktijken), dan kan de consument de terugbetaling van de betaalde sommen eisen binnen een redelijke termijn vanaf het moment dat hij kennis had of hoorde te hebben van het bestaan ervan, zonder teruggave van het reeds geleverde product of de verleende dienst (art. 94/14, § 2, 1e lid WHPC). In wezen wordt hier de bijzonder afschrikwekkende sanctie van de afgedwongen aankoop toegepast. Werd een overeenkomst afgesloten ingevolge een andere oneerlijke handelspraktijk (oneerlijk op grond van de zwarte lijsten van misleidende en agressieve handelspraktijken of de open normen inzake misleidende, agressieve of oneerlijke handelspraktijken), dan kan de rechter de terugbetaling aan de consument van de door hem reeds betaalde sommen bevelen zonder teruggave van het reeds geleverde product of de verleende dienst. Het grote onderscheid tussen beide bepalingen bestaat erin dat in het eerste geval de rechter over geen enkele beoordelingsvrijheid beschikt. Is de overeenkomst gesloten ingevolge de miskenning van art. 94/8, 12°, 15° of 16° WHPC of art. 94/11, 1°, 2° en 7° WHPC, dan moet hij de in de wet voorziene sanctie toepassen. Wordt daarentegen een andere bepaling geschonden, dan oordeelt de rechter vrij of hij deze sanctie (of een minder drastische) toepast. Hij beschikt ter zake over een bijzonder grote beoordelingsvrijheid.
14 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 15 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Literatuurlijst • A. De Boeck en Y. Montagny (ed.), De nieuwe bepalingen in de wet handelspraktijken, Van Den Broele, 2008, 240 p.
3.4.
Waarde van reclame bij interpretatie van overeenkomsten
Overeenkomstig art. 94/14, § 1 WHPC kunnen de overeenkomsten en de leveringsvoorwaarden van producten en diensten aan de consumenten onder meer worden geïnterpreteerd aan de hand van de reclameboodschappen en handelspraktijken die er rechtstreeks mee verband houden. De wet stelt niet dat de beloften die in de reclame gemaakt worden deel uitmaken van het contract met de consument. Wel kan de rechter het contract en de leveringsvoorwaarden interpreteren door rekening te houden met wat de verkoper bijvoorbeeld in de reclame heeft verkondigd. Kan de reclame dus nog voorgelegd worden, dan kan die de consument in bepaalde gevallen dus helpen.
3.5.
Ongevraagde commerciële communicatie
Art. 94/17, § 1 WHPC bepaalt dat het gebruik van geautomatiseerde oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst en het gebruik van faxen voor specifiek aan de persoon gerichte reclame (direct marketing) verboden is zonder de voorafgaande, vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de geadresseerde van de boodschap (opting in). Het is de afzender van het bericht die moet bewijzen dat om de reclame werd gevraagd (art. 94/17, § 4 WHPC). Zelfs indien toestemming is verkregen, moet reclame die via deze technieken wordt gevoerd duidelijke en verstaanbare informatie bevatten over het recht zich te verzetten tegen het ontvangen van reclame in de toekomst (art. 94/17, § 2 WHPC). Andere communicatietechnieken (bv. brief) kunnen door de afzender gebruikt worden om zonder voorafgaande toestemming specifiek aan de persoon gerichte reclame te verspreiden. Het is maar wanneer de geadresseerde zich kennelijk verzet tegen het verzenden van de reclame dat de adverteerder er zich moet van onthouden om in de toekomst nog reclame toe te sturen (opting out). Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de geadresseerde omwille van de uitoefening van zijn recht op verzet. Er moet benadrukt worden dat art. 94/17 WHPC niet geldt voor reclame door middel van elektronische post. Daarvoor geldt een specifieke regel. Het basisprincipe vindt men in art. 14 van de Wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van diensten van de informatiemaatschappij waarin wordt bepaald dat het niet toegelaten is om reclame door middel van elektronische post te verzenden zonder de voorafgaande, vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de geadresseerde van de boodschappen (opting in). Op deze regel bestaan echter uitzonderingen die vervat liggen in het KB van 4 april 2003 tot reglementering van het verzenden per elektronische post. Vermeldenswaardig is hier dat de dienstverlener zonder vooraf-
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 15
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 16 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
gaande toestemming reclame per elektronische post kan verzenden naar zijn klanten. Vereist is wel dat de dienstverlener: 1° hun elektronische contactgegevens rechtstreeks heeft verkregen in het kader van de verkoop van een product of een dienst; 2° de beschouwde elektronische contactgegevens uitsluitend gebruikt voor gelijkaardige producten of diensten die hij bovendien zelf levert en 3° aan de klanten, op het ogenblik waarop hun elektronische contactgegevens worden verzameld, de mogelijkheid biedt om zich kosteloos en op gemakkelijke wijze tegen de uitbating te verzetten. Personen die geen ongevraagde reclameboodschappen op naam, per post, e-mail, telefoon of sms van postorderbedrijven meer wensen te ontvangen, kunnen zich wenden tot het Belgisch Direct Marketing Verbond met de vraag om opgenomen te worden in de Robinsonlijst. Hun naam en adres worden na inschrijving in het Robinsonbestand ingevoerd. Minstens één tot drie maanden na de opname in de lijst, zal de naam van de persoon niet meer voorkomen in de selecties voor reclameboodschappen van ondernemingen die lid zijn van het BDMV. Momenteel bestaan er vier verschillende bestanden: 1. de Robinson Mail om geen reclame op naam per post meer te ontvangen; 2. de Robinson Phone om geen reclameaanbiedingen per telefoon meer te ontvangen; 3. de Robinson e-mail om geen reclame per e-mail meer te ontvangen; 4. de Robinson sms om geen reclame via sms meer te ontvangen. Belgisch Direct Marketing Verbond Heizel Esplanade 1 bus 46 1020 Brussel Tel. (02) 477.17.97 Fax (02) 479.06.79
3.6.
Klachten
Voor klachten specifiek over reclame kan men terecht bij: De Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame (JEP) Louizalaan 120 (bus 5) 1050 Brussel tel. (02) 502.70.70 fax (02) 502.77.33
16 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 17 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voor klachten m.b.t. de Wet op de Handelspraktijken in het algemeen kan men terecht bij: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie Controle en Bemiddeling WTC III, Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel tel (02) 277.54.84 fax (02) 277.54.52
[email protected]
4.
• •
• • • • • • •
De bestelbon, algemene verkoopvoorwaarden en onrechtmatige bedingen Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) KB van 5 december 2000 waarbij sommige bepalingen van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten, effecten en waarden (B.S. 3 januari 2001) Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (B.S. 20 november 2002) KB van 26 november 1993 houdende oprichting van de commissie voor onrechtmatige bedingen (B.S. 8 januari 1994) KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon (B.S. 30 juli 1996) Wet van 23 november 1998 tot wijziging, wat het strafbeding en de moratoire interest betreft, van het Burgerlijk Wetboek (B.S. 13 januari 1998) KB van 11 april 1999 houdende bepaling van de vermeldingen die op het bewijsstuk moeten voorkomen bij de verkoop van diensten (B.S. 19 mei 1999) KB van 9 juli 2000 betreffende de vermeldingen van de essentiële gegevens en de algemene verkoopvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen (B.S. 9 augustus 2000) KB van 12 januari 2007 betreffende het gebruik van bepaalde bedingen in de bemiddelingsovereenkomsten van vastgoedmakelaars (B.S. 19 januari 2007)
4.1.
Documenten
4.1.1. Bewijsstuk voor betaling Elke verkoper van diensten is verplicht gratis een bewijsstuk af te geven aan de consument die erom verzoekt (art. 37 WHPC, met uitzonderingen).
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 17
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 18 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
De consument moet de geleverde diensten slechts betalen bij de afgifte van het gevraagde bewijsstuk, indien deze afgifte dwingend is voorgeschreven (art. 38 WHPC).
4.1.2. Bestelbon Elke verkoper is verplicht een bestelbon af te geven indien: – de levering van een product of dienst is uitgesteld en – de consument een voorschot heeft betaald (cumulatieve voorwaarden). De gegevens van de bestelbon binden hem die de bon heeft opgemaakt, ongeacht algemene of bijzondere, andere of strijdige voorwaarden (art. 39 WHPC). Art. 19 van het KB van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding en de bestelbon bepaalt welke gegevens een bestelbon moet bevatten, zijnde: – de naam, het adres en het inschrijvingsnummer van de verkoper; – de datum en het volgnummer van de bestelbon; – een beschrijving die een zekere identificatie van het product of de dienst mogelijk maakt; – de eenheidsprijs, de hoeveelheid en de totale prijs; – het bedrag van het betaalde voorschot; – het saldo; – de datum of termijn van de levering; – de handtekening van de verkoper. Het ontbreken van gegevens op de bestelbon kan maar met nietigheid van de bestelling worden gesanctioneerd indien de niet-vermelde gegevens essentieel zijn.
4.2.
Algemene verkoopvoorwaarden
In principe zijn algemene verkoopvoorwaarden geldig. Een overeenkomst geldt immers als wet. Het loutere feit dat de partijen niet beschikten over een gelijke onderhandelingsmacht volstaat op zich niet om bepaalde bedingen in de overeenkomst te vernietigen. Dit betekent natuurlijk niet dat elk beding dat door de verkoper in zijn eigen voordeel is opgesteld rechtmatig is. In de verhouding tot consumenten moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de regelen inzake onrechtmatige bedingen. Vooral art. 31 – 33 WHPC zijn op dit punt van belang. Bovendien moet men enkel rekening houden met algemene verkoopvoorwaarden indien men er kennis van had of van had kunnen nemen. Veelal wordt in de rechtspraak aanvaard dat ze vermeld moeten staan op de voorzijde van het contract of op de keerzijde, maar dan moet er op de voorzijde naar worden verwezen.
18 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 19 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
De rechtspraak gaat soms zelfs nog een stapje verder. Zo besliste de vrederechter van Kortrijk op 4 juni 1986 dat er met de contractuele bepalingen die voorkomen op de rugzijde van een overeenkomst en die niet of slechts zeer moeilijk leesbaar zijn, ook al wordt er op de voorzijde van de overeenkomst uitdrukkelijk naar die bepalingen verwezen, geen rekening moet worden gehouden en dat de partij die de overeenkomst ondertekende een verschoonbare dwaling beging (R.W. 1998 – 99, 5 juni 99, p.1464). In een aantal specifieke wetten worden wel specifieke regels m.b.t. de algemene verkoopvoorwaarden opgelegd, maar die gelden enkel voor een beperkt toepassingsgebied (bv. overeenkomsten op afstand betreffende financiële diensten, Wet Breyne betreffende o.m. aankopen onroerende goederen, Wet tot regeling van het contract van reisorganisatie en reisbemiddeling...).
4.3.
Onrechtmatige bedingen
Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van een contractueel beding dient een onderscheid gemaakt te worden tussen art. 31 WHPC en art. 32 WHPC. Art. 32 WHPC bevat een opsomming van 31 bedingen die te allen tijde als onrechtmatig worden beschouwd. Stelt de rechter vast dat een bepaald beding in een contract beantwoordt aan een beding in de zwarte lijst, dan moet hij het nietig verklaren. Art. 31 WHPC bevat de algemene toetsingsnorm en verbiedt bedingen die een kennelijk onevenwicht creëren tussen de rechten en plichten van de partijen. Art. 31 WHPC moet men maar hanteren indien het niet mogelijk is om een concreet beding te vernietigen op grond van één van de bepalingen uit art. 32 WHPC. Een schending van art. 31 en 32 WHPC leidt tot nietigheid van het betrokken beding. De regelen uit de WHPC inzake onrechtmatige bedingen vinden zowel toepassing op niet-onderhandelde bedingen uit toetredingscontracten, maar tevens op onderhandelde bedingen. Niet enkel contractuele bedingen maar ook reglementaire voorwaarden (bv. van de NMBS) kunnen worden getoetst. Naast de WHPC voorziet ook de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (bv. advocaten) in regelen inzake onrechtmatige bedingen. Net als de WHPC maakt men hierin een onderscheid tussen een algemene toetsingsnorm en een zwarte lijst van bedingen die steeds verboden zijn. Vermits er echter zelden schriftelijke overeenkomsten worden opgemaakt tussen bijvoorbeeld een advocaat en zijn cliënt, is deze wet voor de schuldbemiddelaar van minder praktisch belang en wordt deze niet verder besproken.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 19
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 20 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.3.1. De algemene toetsingsnorm Art. 31 WHPC verbiedt elk beding dat een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en de plichten van de partijen. Of een beding een kennelijk onevenwicht creeert, moet worden beoordeeld volgens de omstandigheden van het moment waarop de overeenkomst is gesloten. Er moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst en met alle andere bedingen van deze overeenkomst. Een beding is bij toepassing van art. 31 WHPC maar nietig wanneer het een kennelijk onevenwicht creëert. Enkel wanneer het beding van aard is dat over het onrechtmatig karakter ervan tussen redelijke mensen geen verschil van mening kan bestaan, i.e. wanneer het een manifest, evident en onaanvaardbaar onevenwicht creëert, kan het beding als onrechtmatig bestempeld worden. Art. 31 WHPC bevat niet enkel een algemene toetsingsnorm. Het bepaalt tevens dat bedingen van de overeenkomst duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, geldt de voor de consument gunstigste interpretatie.
4.3.2. De zwarte lijst met onrechtmatige bedingen Bovenop dit algemeen verbod op onrechtmatige bedingen, heeft de wetgever een “zwarte lijst” van 31 onrechtmatige bedingen opgesteld die uitdrukkelijk zijn verboden (art. 32 WHPC). In vele contracten staan algemene voorwaarden met bedingen die men aantreft in de zwarte lijst, zodat de schuldbemiddelaar in de praktijk vaak geconfronteerd zal worden met deze bepalingen. Gezien het belang ervan worden ze hierna allemaal aan de hand van een voorbeeld van een onrechtmatige clausule besproken. 1. Het is verboden bij de ondertekening van het contract een onmiddellijke en definitieve verbintenis van de consument te voorzien, terwijl de verkoper zich verbindt onder een voorwaarde waarvan de verwezenlijking enkel van zijn wil afhangt. Voorbeeld De overeenkomst komt tot stand op het ogenblik dat de bestelbon wordt ondertekend. De firma behoudt zich het recht voor de bestelling binnen de 30 dagen schriftelijk af te wijzen.
2. Het is verboden de prijs te doen schommelen op basis van elementen die enkel afhangen van de wil van de verkoper (behalve in geval van voorziene en wettelijk toegelaten prijsindexering, en tarief- en rentevoetwijzigingen voor financiële diensten, voor zover de consument daarover wordt geïnformeerd en het recht krijgt de overeenkomst op te zeggen).
20 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 21 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld De hierboven aangegeven prijs wordt als richtprijs aangegeven, wat de koper aanvaardt. De definitieve prijs zal die zijn die van toepassing is op de datum van de levering.
3. Het is verboden de verkoper het recht te verlenen om de kenmerken van het te leveren product of de te verlenen dienst eenzijdig te wijzigen, indien de kenmerken wezenlijk zijn voor de consument, of voor het gebruik waartoe hij het product of de dienst bestemt, althans voor zover dit gebruik aan de verkoper was meegedeeld en door hem aanvaard of voor zover, bij gebrek aan een dergelijke specificatie, dit gebruik redelijkerwijze was te voorzien. Volgens de rechtspraak zijn bedingen die geen onderscheid maken tussen wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken en in het algemeen in de mogelijkheid voorzien om de kenmerken van het product of de dienst te wijzigen te algemeen geformuleerd en verboden. Voorbeeld Indien de leverancier geen auto in de bestelde kleur kan leveren binnen de vooropgestelde termijn, behoudt de garagist zich het recht voor om een toonzaalmodel van een andere kleur te leveren.
4. Het is verboden de leveringstermijn van een product of de uitvoeringstermijn van een dienst eenzijdig te bepalen of te wijzigen. Deze bepaling houdt geen verplichting in om een leverings- of invoeringstermijn te bedingen in welk geval de levering moet geschieden binnen een redelijke termijn. Voorbeeld De vooropgestelde leveringsdatum wordt enkel als loutere aanduiding van waarschijnlijkheid vermeld.
5. Het is verboden de verkoper het recht te verlenen om eenzijdig te beslissen of het geleverde product of de geleverde dienst overeenstemt met de overeenkomst. Voorbeeld De koper kan enkel de conformiteit van de dienst betwisten met goedkeuring van de verkoper.
6. Het is verboden de consument te verbieden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de verkoper zijn verbintenis niet nakomt. Dit beding betreft de hypothese waarin de verkoper in gebreke blijft zijn verbintenissen uit te voeren. In dergelijk geval mag de consument het recht niet ontnomen worden om bij toepassing van art. 1184 B.W. de ontbinding, met de daaraan verbonden gevolgen, te vorderen.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 21
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 22 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld De koper zal geen aanspraak kunnen maken op terugbetaling van de reeds betaalde voorschotten, indien de verkoper een deel van de goederen niet kan leveren.
7. Het is verboden het recht van de consument te beperken om de overeenkomst op te zeggen, wanneer de verkoper, in het raam van zijn garantieverplichting, zijn verbintenis om het product te herstellen niet of niet binnen een redelijke termijn nakomt. Deze bepaling verwijst naar het dwingende karakter van art. 1649quinquies B.W. (zie Hoofdstuk 3). Voorbeeld De koper zal in geen geval het toestel in huurkoop kunnen inleveren, wanneer de verkoper eventuele herstellingen die onder de waarborg vallen, niet kan uitvoeren.
8. Het is verboden de consument ertoe te verplichten zijn verbintenissen na te komen, terwijl de verkoper de zijne niet is nagekomen, of in gebreke zou zijn deze na te komen. De verkoper kan de consument dus de exceptio non adimpleti contractus niet ontnemen. De consument zal dus steeds de mogelijkheid hebben de nakoming van zijn (betalings)verbintenissen op te schorten, wanneer de verkoper in gebreke blijft de zijne na te komen. Voorbeeld De koper zal de factuur volledig vereffenen binnen de veertien dagen na ontvangst ervan, zelfs indien de verkoper zijn leveringsverplichting nog niet is nagekomen.
9. Het is verboden om, onverminderd de bepalingen van art. 1184 B.W., de verkoper toe te staan de overeenkomst eenzijdig te ontbinden of te wijzigen zonder schadeloosstelling voor de consument, behoudens overmacht. Deze bepaling verbiedt twee zaken: enerzijds de overeenkomst die voor bepaalde duur is gesloten (zonder dat de consument zich schuldig heeft gemaakt aan een contractuele wanprestatie) eenzijdig te beëindigen zonder dat de consument daarbij een schadevergoeding wordt toegekend (behoudens overmacht), anderzijds de contractuele voorwaarden eenzijdig te wijzigen. Voorbeeld De verkoper beschikt over de mogelijkheid om de overeenkomst die voor een bepaalde termijn is gesloten, steeds eenzijdig op te zeggen, zonder daarbij een schadevergoeding te moeten betalen.
10. Het is verboden om, zelfs bij overmacht, de consument niet toe te staan de overeenkomst te ontbinden dan tegen betaling van een schadevergoeding.
22 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 23 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld De koper zal een forfaitaire vergoeding betalen van 15% van de aankoopsom, met een minimum van 125 EUR, wanneer de overeenkomst ingevolge wordt verbroken.
11. Het is verboden de verkoper te ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet, zijn grove schuld of voor die van zijn aangestelden of lasthebbers of voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt. Voorbeeld Wij wijzen alle aansprakelijkheid van de hand, zelfs in geval van zware fout in hoofde van onze aangestelden.
12. Het is verboden de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken bepaald bij art. 1641 tot 1649 B.W. of de wettelijke verplichting tot levering van een goed dat met de overeenkomst in overeenstemming is bepaald bij art. 1649bis tot 1649octies B.W., op te heffen of te verminderen. Deze bepaling bevestigt nogmaals dat de Wet Consumentenkoop van dwingend recht is en dat bedingen die de rechten die de consument op grond van deze wet bezit beperken, verboden zijn. Voorbeeld De verkoper is niet aansprakelijk voor verborgen gebreken.
13. Het is verboden een onredelijk korte termijn te bepalen om gebreken aan de verkoper te melden. Het belang van deze bepaling is vandaag beperkt tot diensten, gelet op de regeling die met betrekking tot producten bestaat in art. 1649bis e.v. B.W. Voorbeeld De consument zal eventuele gebreken met betrekking tot de verrichte prestaties onmiddellijk melden. De verkoper zal niet instaan voor gebreken die later worden gemeld.
14. Het is verboden de consument te verbieden zijn schuld tegenover de verkoper te compenseren met een schuldvordering die hij op hem zou hebben. Voorbeeld Indien de verkoper de leveringstermijn niet kan naleven, zal deze een schadevergoeding betalen van 10 %. De koper zal in geen geval deze schadevergoeding in mindering van het aankoopbedrag mogen brengen.
15. Het is verboden het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de verkoper die in gebreke blijft.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 23
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 24 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Deze bepaling voorziet in de wederkerigheid en gelijkwaardigheid van schadebedingen (Brussel 12 februari 2001, Jaarboek Handelspraktijken 2001, 274; Gent 19 december 2000, Jaarboek Handelspraktijken 2000, 455). Indien de algemene voorwaarden bepalen dat de verkoper recht heeft op een forfaitair bedongen schadevergoeding in het geval waarin de consument zijn verplichtingen niet nakomt, dan moet ook de consument bij toepassing van de algemene voorwaarden het recht hebben op een schadevergoeding wanneer de verkoper tekortschiet aan een vergelijkbare verbintenis. De bedongen vergoedingen moeten bovendien gelijkwaardig zijn, wat naar onze overtuiging (betwist in de rechtspraak) impliceert dat het niet volstaat te bedingen dat de consument recht heeft op een vergoeding naar gemeen recht. Hij moet recht hebben op een forfaitair bedongen vergoeding. Voorbeeld Het verschuldigde bedrag moet uiterlijk acht dagen na de aanmaning worden betaald, zo niet zal de factuur automatisch verhoogd worden met 15 %, en met minimum 25 EUR als schadevergoeding. Indien de verkoper zijn leveringsverplichting niet tijdig nakomt, kan de consument geen aanspraak maken op een schadevergoeding.
16. Het is verboden de consument voor een onbepaalde tijd te binden, zonder duidelijke vermelding van een redelijke opzegtermijn. Voorbeeld Een overeenkomst van onbepaalde duur waarin geen opzegmogelijkheid wordt vermeld, schendt deze bepaling.
17. Het is verboden de overeenkomst voor een onredelijke termijn te verlengen, indien de consument niet tijdig opzegt of een overeenkomst van bepaalde duur automatisch te verlengen, bij ontbreken van tegengestelde kennisgeving van de consument, terwijl een al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde datum is vastgesteld als uiterste datum voor de kennisgeving van de wil van de consument om de overeenkomst niet te verlengen. Deze bepaling boet – althans wat dienstenovereenkomsten betreft – sterk aan belang in gelet op de nieuwe regeling inzake de stilzwijgende verlenging van contracten van bepaalde duur (zie punt 4.4.). Voorbeeld Deze overeenkomst wordt gesloten voor een bepaalde termijn van één jaar en zal voor onbepaalde tijd worden verlengd indien de consument geen opzeg betekent ten laatste zes maanden voor het verstrijken van de termijn.
18. Het is verboden de bewijsmiddelen die de consument kan aanwenden te beperken.
24 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 25 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Deze bepaling impliceert dat de consument steeds de mogelijkheid moet hebben om tegen een handelaar het bewijs te leveren met alle mogelijke middelen. Deze bepaling verbiedt niet de bewijslast op de consument te leggen en evenmin om contractueel te bepalen welk bewijsmiddel de hoogste bewijswaarde zal hebben. Voorbeeld De bepalingen van de bestelbon gelden enkel als bevestiging van de aankoop. De consument zal zich hierop nooit kunnen beroepen in geval van een gerechtelijke procedure.
19. Het is verboden in geval van betwisting de consument te doen afzien van elk middel tot verhaal tegen de verkoper. Deze bepaling verzet zich niet tegen arbitragebedingen die de consument de keuze laten tussen arbitrage en een beroep op de gewone rechtscolleges. Voorbeeld In geval van klachten, kan de consument zich in geen geval wenden tot de rechtbank.
20. Het is verboden de eiser toe te staan zijn vordering, op grond van een contractueel bedongen keuze van woonplaats, voor een andere rechter in te leiden dan die welke is aangewezen in art. 624 van het Ger.W. (= woonplaats koper, woonplaats verkoper of plaats van sluiten van de overeenkomst). Ook bedingen die ten algemene titel bij uitsluiting de rechtscolleges van de verkoper bevoegd verklaren, kunnen worden aangevochten, gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie. Voorbeeld Wanneer de koop is gesloten in een vestiging te Deurne en betaling daar geschiedt, de verkoper in Brussel is ingeschreven en de koper in Wommelgem woont, is het verboden in de overeenkomst te bepalen dat enkel de rechtbanken van Brussel bevoegd zijn in geval van een betwisting.
21. Het is verboden in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de koper, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn met het nadeel dat door de verkoper kan worden geleden (Antwerpen 24 september 2002, D.C.C.R. 2003, afl. 61, 29, noot P. DE VROEDE). Er moet dus nagegaan worden of de contractueel bedongen schadevergoeding (dit kan ook een nalatigheidsinterest zijn) klaarblijkelijk hoger is dan bij de sluiting van het contract voorzienbare schade (potentiële schade). De toets moet dus (in eerste instantie) niet geschieden in functie van de werkelijk geleden schade.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 25
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 26 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Voorbeeld Wanneer de koper contractbreuk pleegt, zal hij een forfaitaire schadevergoeding van 30 % van de totale aankoopprijs betalen.
22. Het is verboden de wettelijke aansprakelijkheid van de verkoper uit te sluiten of te beperken bij overlijden of lichamelijk letsel van de consument ten gevolge van een doen of nalaten van deze verkoper. Voorbeeld Lichamelijke schade opgelopen n.a.v. een gebrek in de geleverde producten zal nooit door de leverancier worden vergoed.
23. Het is verboden op onweerlegbare wijze de instemming van de consument vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst. Voorbeeld De leveringsvoorwaarden van het product zijn deze zoals ze voorkomen op de leveringsbon.
24. Het is verboden de verkoper toe te staan door de consument betaalde bedragen te behouden wanneer deze afziet van het sluiten van de overeenkomst, zonder erin te voorzien dat de consument een gelijkwaardig bedrag aan schadevergoeding mag ontvangen van de verkoper wanneer deze laatste afziet van de verkoop. Voorbeeld De koper zal een voorschot van 125 EUR betalen. Wanneer de verkoop niet kan doorgaan ten gevolge van een handeling van de koper, zal dit voorschot niet worden terugbetaald.
25. Het is verboden de verkoper toe te staan de door de consument betaalde voorschotten te behouden, ingeval de verkoper zelf de overeenkomst opzegt. Voorbeeld De betaalde voorschotten zullen onder geen enkele omstandigheid worden terugbetaald.
26. Het is verboden de verplichting van de verkoper te beperken om de verbintenissen na te komen die door zijn gevolmachtigden zijn aangegaan, of diens verbintenissen te laten afhangen van het naleven van een bijzondere formaliteit. Voorbeeld De verkoper behoudt zich het recht voor de overeenkomsten die zijn gevolmachtigden zijn aangegaan na te kijken en te ontbinden, wanneer blijkt dat deze laatsten de inkomenssituatie van de kopers niet juist hebben ingeschat.
27. Het is verboden op ongepaste wijze de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de verkoper of een andere partij in geval van volledige of gedeeltelijke
26 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 27 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
wanprestatie of van gebrekkige uitvoering door de verkoper van een van diens contractuele verplichtingen, uit te sluiten of te beperken. Voorbeeld De schadevergoeding waarop de consument aanspraak kan maken, is begrensd tot 10 EUR (in het geval waarin de waarde van de verstrekte dienst dit bedrag ver overschrijdt).
28. Het is verboden te voorzien in de mogelijkheid van overdracht van de overeenkomst door de verkoper, wanneer hierdoor de garanties voor de consument zonder diens instemming geringer kunnen worden. Voorbeeld Wanneer in een overeenkomst tussen een cliënt en zijn aannemer zou staan dat de aannemer de werken kan laten uitvoeren door iemand van zijn keuze, wanneer hijzelf de werken niet tijdig kan uitvoeren en deze derde geen geregistreerde aannemer zou zijn, zou dit de rechten van de cliënt kunnen verminderen.
29. Het is verboden de voor een product of dienst aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om via bankdomiciliëring te betalen. 30. Het is verboden de voor een product of dienst aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om zijn facturen via elektronische post te ontvangen. Deze twee laatste bedingen willen vermijden dat de consument meer dan de aangekondigde prijs moet betalen enkel en alleen omdat hij weigert zijn facturen (bv. gsmof telefoonfacturen) te domiciliëren of via elektronische post te ontvangen. Belangrijk is echter te benadrukken dat de nieuwe regelen verkopers of dienstverleners niet verbieden om kortingen te verstrekken aan consumenten die bereid zijn te betalen via domiciliëring of die bereid zijn hun facturen via elektronische post te ontvangen. Met andere woorden, verkopers of dienstverleners kunnen consumenten nog steeds stimuleren om facturen te domiciliëren of elektronisch te ontvangen. Het enige dat wordt vermeden is dat de economische “kost” van een weigering in hoofde van de consument niet vervat ligt in de aangekondigde prijs of het aangekondigde tarief. De bescherming van de consument is op dit punt dan ook louter formeel van aard en heeft niet tot gevolg dat de consument ook daadwerkelijk geld zal besparen.
4.3.3. Sanctie: nietigheid van het beding Wanneer er een onrechtmatige clausule in een overeenkomst is opgenomen, kunnen de sancties van het gemeen recht worden ingeroepen, net zoals de sancties voorzien door de WHPC. De WHPC bepaalt dat een onrechtmatige clausule verboden en nietig is. De nietigheid is beperkt tot het betrokken beding, tenzij de voorwaarde essentieel was voor de sluiting van de overeenkomst.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 27
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 28 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de praktijk komt het er dus op neer dat wanneer een contract een onrechtmatige clausule bevat, deze nietig is, maar dat dit geen afbreuk doet aan de geldigheid van de overeenkomst wanneer de overeenkomst zonder de onrechtmatige bedingen kan voortbestaan. Klachten over onrechtmatige bedingen kunnen eveneens worden ingediend bij het FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie Controle en Bemiddeling WTC III, Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel tel (02) 277.54.84 fax (02) 277.54.52
[email protected] Het tijdschrift Budget en Recht heeft eveneens een oproep gedaan om alle onrechtmatige bedingen die men tegenkomt door te geven: Budget en Recht/Onrechtmatige bedingen Hollandstraat 13 1060 Brussel Zoals hierboven reeds is aangehaald, kan de schuldbemiddelaar gebruikmaken van deze bepalingen, zonder dat hij de bedoeling heeft effectief verdere stappen te ondernemen. Het kan aangewezen zijn om te verwijzen naar de bedingen uit de betwiste overeenkomst om een minnelijke verbreking te bekomen, om een prijsvermindering overeen te komen of om een haalbare betalingsovereenkomst te kunnen afsluiten (zie modellen op de cd-rom).
4.3.4. Bijzonderheden inzake schadebedingen Specifiek m.b.t. bedingen die een schadevergoeding vastleggen, kan nog het volgende worden opgemerkt.
4.3.4.1. Wat zijn schadebedingen? Volgens het gemeen recht heeft de schuldeiser recht op een compensatie voor het verlies dat hij lijdt bij contractuele wanprestatie van de tegenpartij, en voor de winst die hij heeft moeten derven (art.1149 B.W.). Inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom is er in principe echter enkel recht op de wettelijke interest vanaf de aanmaning, tenzij in geval van opzet (art. 1153 B.W.). Deze bepalingen zijn van aanvullend recht: deze gelden als er in het contract geen specifiek schadebeding is opgenomen.
28 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 29 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
In de praktijk bevatten de algemene voorwaarden meestal een beding waarin op forfaitaire wijze een vergoeding vastgelegd wordt die de consument verschuldigd zal zijn wanneer hij zijn verplichtingen niet nakomt. Art. 1226 B.W. stelt dat het strafbeding een beding is waarbij een persoon zich voor het geval van niet-uitvoering van de overeenkomst verbindt tot betaling van een forfaitaire vergoeding van de schade die kan worden geleden ten gevolge van de niet-uitvoering van de overeenkomst. Door een strafbeding op te nemen in de overeenkomst wordt de voorzienbare schade die het gevolg is van de niet-uitvoering van de overeenkomst, reeds bij het aangaan van de overeenkomst contractueel op forfaitaire wijze bepaald. Dit vermijdt problemen rond de bepaling van de omvang van de schade, en rond de bewijslast daarbij. Schadevergoedingsbedingen zijn meestal opgenomen in de vorm van: – een schadebeding: een beding waarbij de consument zich voor het geval van niet-uitvoering van de overeenkomst verbindt tot het betalen van een forfaitaire vergoeding om de schade te compenseren die de verkoper lijdt door de wanbetaling van de consument: administratiekosten voor opvolging van laattijdige betalingen, briefwisseling…; – verwijlinterest of nalatigheidsinterest dekt het renteverlies dat de verkoper lijdt omdat hij de bedragen die laattijdig worden betaald niet kan beleggen en/of er niet over kan beschikken. Pas op: de verkoper kan in zijn algemene voorwaarden steeds voorzien dat, indien de werkelijke schade het bedrag van de forfaitair bepaalde vergoeding overschrijdt, hij ook betaling kan vorderen van de hogere, werkelijk geleden schade.
4.3.4.2. Toetsing aan de hand van de Wet Handelspraktijken en de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek Dergelijke schadebedingen kunnen aangevochten worden op verschillende manieren: op grond van de hoger besproken art. 32,15° en 32,21° WHPC, alsook op grond van art. 1231 B.W. Te hoge nalatigheidsinteresten kunnen worden aangepakt op grond van art. 32,21° WHPC, alsook op grond van art. 1153 B.W. Art. 1231 B.W. bepaalt dat de rechter, ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar, de bedongen schadevergoeding kan verminderen, wanneer de bedongen vergoeding kennelijk het bedrag te boven gaat dat de partijen konden vaststellen om de schade wegens de niet-uitvoering van de overeenkomst te vergoeden. De rechter dient aldus de bedongen vergoeding te vergelijken met de potentiële schade zoals deze voorzienbaar was ten tijde van het sluiten van het contract. Enkel wanneer de bedongen vergoeding kennelijk hoger is dan de potentiële schade kan de rechter zijn matigingsbevoegdheid uitoefenen.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 29
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 30 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Art. 1153 B.W. bepaalt dat de rechter de bedongen interest ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar kan verminderen indien de bedongen interest kennelijk de ten gevolge van de vertraging geleden schade (= werkelijke schade) te boven gaat. In geval van vermindering behoudt de schuldeiser echter steeds het recht op de wettelijke interestvoet. De Wet van 23 november 1998 zorgt ervoor dat er een interestvermindering of een vermindering van de voorziene schadevergoeding kan worden opgelegd door de rechter, los van de procedure van collectieve schuldenregeling! Theoretisch kan de schuldbemiddelaar zich naar keuze beroepen op deze verschillende bepalingen. Men moet echter goed beseffen dat de gevolgen verschillend zijn. Immers, is een bedongen vergoeding in strijd met de bepalingen uit de WHPC, dan is het beding nietig, wat impliceert dat de verkoper in principe enkel nog aanspraak kan maken op de wettelijke interest vanaf de aanmaning, nl. wanneer het verbintenissen betreft die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom (tenzij in geval van opzet, cf. art. 1153 B.W.). Wordt een schadebeding daarentegen aangevochten op grond van art. 1231 B.W., dan zal de rechter het schadebeding niet nietig kunnen verklaren. Hij kan het enkel matigen. Volgens het Hof van Cassatie dient hij de bedongen vergoeding te matigen tot het bedrag van de potentieel voorzienbare schade, zelfs als deze hoger is dan de werkelijk geleden schade. Omgekeerd, is de werkelijk geleden schade hoger dan de potentieel voorzienbare schade, dan heeft de verkoper recht op een vergoeding gelijk aan de werkelijk geleden schade. Zoals reeds vermeld, voorziet ook art. 1153 B.W. in de mogelijkheid om de bedongen nalatigheidsinterest te reduceren, dit tot de wettelijke interestvoet. Schuldbemiddelaars zullen in de praktijk meestal te maken krijgen met verbintenissen die betrekking hebben op de betaling van een geldsom. Als zij zich beroepen op de WHPC kunnen zij het schadebeding nietig laten verklaren, waardoor de schuldeiser dus enkel nog recht heeft op wettelijke interest vanaf de aanmaning (tenzij in geval van opzet, aan te tonen door de schuldeiser). Voor de cliënt zal dit meestal een meer interessante sanctie zijn dan de sanctie die men op grond van art. 1231 B.W. kan verkrijgen: de voorzienbare schade zal meestal immers hoger liggen dan de wettelijke interest vanaf de aanmaning! Indien de schuldbemiddelaar zich beroept op de bepalingen uit de WHPC om de nietigheid te verkrijgen van een niet-wederkerig of bovenmatig schadebeding en de rechter vaststelt dat het beding inderdaad in strijd is met art. 32 WHPC, dan moet de rechter het beding nietig verklaren. Hij kan de bedongen vergoeding niet matigen bij toepassing van art. 1231 B.W. De bepalingen uit de WHPC hebben als lex specialis
30 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 31 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
immers voorrang op de regelen uit het gemeen recht (Antwerpen (4) 20 september 2004, R.W. 2006-07, nr. 19, 790, noot I. SAMOY en K. VANDERSCHOT). Hetzelfde geldt voor de specifieke bepalingen in art. 27bis van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. De verschillende bepalingen inzake overdreven schadebedingen en nalatigheidsinteresten zijn van openbare orde, minstens van dwingend recht, en daarom ook van toepassing op lopende overeenkomsten.
4.3.4.3. Verschil met verbrekingsbedingen De regelen inzake schadebedingen uit de WHPC en het Burgerlijk Wetboek kunnen volgens de rechtspaak niet toegepast worden op verbrekingsvergoedingen (Gent 28 maart 2007, NJW 2008, afl. 174, 32, noot R. STEENNOT). Deze rechtspraak vindt haar oorsprong in de rechtspraak van het Hof van Cassatie waarin wordt gesteld dat verbrekingsbedingen verschillen van schadebedingen. Het onderscheid tussen schadebedingen en verbrekingsbedingen is volgens het Hof hierin gelegen dat schadebedingen voorzien in een vergoeding die de schuldenaar verschuldigd is wanneer hij zijn contractuele verbintenissen niet nakomt. Verbrekingsbedingen daarentegen bepalen de “prijs” die een partij moet betalen wanneer zij gebruikmaakt van de haar door de wet (art. 1794 B.W.) of het contract geboden mogelijkheid om eenzijdig af te zien van de overeenkomst en kunnen dan ook volgens het Hof van Cassatie niet als schadebedingen worden beschouwd. De consument oefent in dat geval immers enkel een recht uit. Dit onderscheid is in de praktijk belangrijk, aangezien schuldbemiddelaars vaak geconfronteerd worden met cliënten die hun contract eenzijdig verbroken hebben. Als het contract voor een dergelijke verbreking een vergoeding voorziet in het voordeel van de verkoper, kan er dus niet verwezen worden naar art. 32 WHPC of art. 1231 B.W. In de rechtsleer stelt men in dit verband dat verbrekingsbedingen nauw verwant zijn aan schadebedingen, zodat niet-wederkerige of overmatige verbrekingsbedingen wel vernietigd kunnen worden op grond van art. 31 en art. 33, § 1 WHPC (R. STEENNOT “Verbrekingsbedingen: een pleidooi voor de toepassing van art. 31 WHPC”, D.C.C.R. nr. 72-2006, p. 56 e.v.). In de praktijk wordt deze argumentatie nog weinig ingeroepen, zodat hierover helaas bijna geen feitenrechtspraak voorhanden is. Voor verbrekingsbedingen kan men zich dus wel beroepen op het in de WHPC voorziene algemene verbod op onrechtmatige bedingen (art. 31 WHPC) in combinatie met de nietigheidssanctie (art. 33, § 1 WHPC), en op eventuele strijdigheid met de openbare orde (art. 6 B.W.).
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 31
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 32 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Literatuurlijst • M. CLAVIE, “La loi du 2 août 2002 notamment relative aux clauses abusives dans les contrats entre les titulaires de profession libérale et leurs clients”,in Guide Juridique de l’entreprise, Kluwer, losbl. • W. DE BUS, “Bespreking van een aantal gebruikelijke bepalingen in algemene voorwaarden”, in ONGENA, S. (e.d.), Algemene voorwaarden, Kluwer, 2006, 65172. • DEMUYNCK, "De consument en de onrechtmatige contractuele bedingen" in Consumentenrecht, Die Keure, 1998, 51-123. • DEMUYNCK, “De nieuwe wet op de strafbedingen: het matigingsrecht gelegaliseerd”, R.W. 1999-2000, 105-111. • E. DIRIX, "De bezwarende bedingen in de NWHP" in J. STUYCK, P. WYTINCK, De nieuwe wet handelspraktijken, Kluwer, 1992, 289-318. • J.L. KERRELS, S. DECLOEDT, ”Onrechtmatige bedingen”, in ONGENA, S.(e.d.), Algemene voorwaarden, Kluwer, 2006, 173-205. • R. STEENNOT, “Artikelen 31-36 WHPC”, in artikelsgewijze Commentaar Handelsen Economisch Recht, Kluwer, losbl. (en de daar vermelde rechtspraak) • R. STEENNOT, “Verbrekingsbedingen: een pleidooi voor de toepassing van art. 31 WHPC”, D.C.C.R. nr. 72-2006, p. 56 e.v. • S. STIJNS, "Onrechtmatige bedingen", in STUYCK, STRAETMANS en WYTINCK (eds.) Recente wetswijzigingen inzake handelspraktijken, Kluwer, 2000, 187-246. • P. WERY, “L’article 32, 15° de la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur la protection et l’information du consommateur: l’exigence de la réciprocité des clauses pénales”, noot onder Rb. Charleroi 15 september 2000, J.L.M.B. 2001, 1246-1257. • P. WERY, “Les clauses abusives relative à l’inexécution des obligations contractuelles dans les lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002”, J.T. 2003, 797-809.
4.4.
Bijzondere regelen inzake de stilzwijgende verlenging van contracten van bepaalde duur
Recent werd in de WHPC een nieuw art. 39bis ingevoerd dat een regeling omvat met betrekking tot de stilzwijgende verlenging van contracten van bepaalde duur. Vooreerst moet worden opgemerkt dat het toepassingsgebied van deze regeling beperkt is tot diensten (bv. gsm-abonnement, internetabonnement, fitnessabonnement) en niet geldt voor producten (bv. overeenkomsten met cd- of boekenclub). Wat dit laatste betreft, moet wel worden opgemerkt dat art. 39bis WHPC de mogelijkheid biedt om bij KB het toepassingsgebied uit te breiden naar bepaalde categorieën van producten. Tot slot kan worden opgemerkt dat de nieuwe regeling niet geldt voor verzekeringsovereenkomsten en dat gas en elektriciteit worden beschouwd als producten (zodat art. 39bis WHPC voor deze producten ook niet geldt).
32 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 33 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Inhoudelijk wordt de consument op twee manieren beschermd: enerzijds wordt aan de consument de mogelijkheid gegeven om overeenkomsten voor bepaalde duur eenzijdig op te zeggen zodra de stilzwijgende verlenging heeft plaatsgevonden, anderzijds moet de consument in de overeenkomst geïnformeerd worden over het beding van stilzwijgende verlenging. Meer concreet moet het beding dat in een stilzwijgende verlenging van de overeenkomst voorziet in vet gedrukte letters en in een kader los van de tekst op de voorzijde van het eerste blad worden opgenomen. Dit beding dient volgende vermeldingen te bevatten: 1) de gevolgen van de stilzwijgende verlenging, 2) de uiterste datum waarop de consument zich tegen de stilzwijgende verlenging kan verzetten en 3) de wijze waarop hij dat moet doen (bv. aangetekend schrijven). Tot slot moet de consument er in de door de wet bepaalde bewoordingen op gewezen worden dat hij na stilzwijgende verlenging de overeenkomst van bepaalde duur op elk ogenblik kan opzeggen. Er wordt geen bijzondere sanctie bepaald voor het geval waarin deze informatieplicht niet wordt gerespecteerd. De gemeenrechtelijke principes vinden toepassing, zodat de consument die door de afwezigheid van deze informatie schade lijdt een schadevergoeding zou kunnen eisen. Wat het opzegrecht van de consument betreft, moet vooreerst worden benadrukt dat de consument slechts tot opzegging van de overeenkomst kan overgaan nadat de overeenkomst stilzwijgend werd verlengd, dus na het verstrijken van de initiële looptijd van de overeenkomst. De opzegging kan vanaf dit tijdstip op elk ogenblik plaatsvinden, dit zonder dat van de consument gevraagd kan worden een schadevergoeding te betalen. De consument zal bij opzegging de contractueel bepaalde opzegtermijn in acht moeten nemen, maar deze mag niet langer zijn dan één maand. Tevens moet de kennisgeving geschieden op de door het contract bepaalde wijze. Als men de wettelijke regeling bekijkt, dan is het duidelijk dat ze de consument een belangrijke bescherming biedt bij het sluiten van dienstenovereenkomsten van bepaalde duur die een beding van stilzwijgende verlenging bevatten. Deze regeling gaat heel wat verder dan de bescherming die vervat ligt in art. 32,17° WHPC. Literatuurlijst • R. STEENNOT, “Stilzwijgende verlenging van contracten van bepaalde duur”, R.W. 2007-2008, 899 ev.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 33
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 34 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
4.5.
Tegenstelbaarheid van factuur en factuurvoorwaarden
Om te bepalen in welke mate algemene voorwaarden die op een factuur vermeld zijn kunnen gelden, moet men een onderscheid maken naargelang de hoedanigheid van de persoon tegenover wie ze ingeroepen worden.
4.5.1. Tegen de handelaar Wanneer een factuur die kadert in een koopovereenkomst ingeroepen wordt ten aanzien van een handelaar, dan kan die aanvaarde factuur als bewijs gelden (art. 25 Wetboek van Koophandel). De factuur is een niet-ondertekend geschrift, dat ten opzichte van handelaren een bewijs oplevert. De niet-geprotesteerde factuur levert daarom niet enkel het bewijs op van het bestaan van de overeenkomst, maar laat ook vermoeden dat de factuur de getrouwe weergave is van de inhoud van de overeenkomst. De bewijskracht strekt zich uit tot alle beschikkingen van de factuur en daarom ook tot de algemene voorwaarden die op de factuur zijn vermeld.
4.5.2. Tegen een particulier Ten aanzien van particulieren geldt een grotere bescherming: de op een factuur vermelde algemene voorwaarden zijn niet tegenstelbaar aan een particulier en kunnen tegenover hem dus niet ingeroepen worden, vermits ze hem pas na het sluiten van de overeenkomst zijn meegedeeld. Vooreerst moet worden opgemerkt dat uit het enkele feit dat de factuur niet werd geprotesteerd geen aanvaarding van de factuur kan worden afgeleid. Opdat er sprake zou kunnen zijn van een omstandig stilzwijgen zijn bijkomende elementen vereist, zoals het niet-beantwoorden van herinneringsbrieven, het beschikken over de koopwaar. Maar zelfs wanneer de factuur door een niet-handelaar werd aanvaard, heeft de factuur niet dezelfde bewijskracht als tegen een handelaar. Zij levert op zich geen volledig bewijs van de overeenkomst. Werd de factuur niet aanvaard, dan zullen ook de algemene factuurvoorwaarden, met name nopens de termijn die gesteld wordt om te protesteren, nopens aangerekende conventionele interesten, nopens schadebeding, niet verondersteld worden te zijn aanvaard door de particulier, behoudens omstandigheden die het tegendeel doen vermoeden. Deze bedingen kunnen dus maar worden ingeroepen tegen de consument als de betrokken bedingen ook reeds voorkwamen in de overeenkomst of bestelbon die hij heeft ondertekend. Indien schadebeding en nalatigheidsinteresten dus enkel in de factuurvoorwaarden zijn opgenomen, kunnen die niet ingeroepen worden tegenover
34 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 35 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
een particulier. De schuldeiser kan wel aanspraak maken op verwijlinteresten aan de wettelijke interestvoet (art.1153 B.W.), echter vanaf de datum van de ingebrekestelling en niet vanaf de factuurdatum zoals vaak gevorderd wordt.
5. • •
Afgedwongen aankoop Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) (art. 76) KB van 5 december 2000 waarbij sommige bepalingen van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten, effecten en waarden (B.S. 3 januari 2001)
Het is verboden om iemand producten toe te zenden, zonder dat deze de producten heeft besteld. Wanneer dit toch gebeurt, kan de consument het goed behouden zonder ervoor te betalen. Indien de consument reeds heeft betaald, kan hij het betaalde terugvorderen. De bewijslast dat het product of de dienst was besteld door de geadresseerde, ligt bij de verkoper. Voorbeeld Iemand die lid is van een boekenclub en niet tijdig een bestelling plaatst, krijgt de “maandkeuze” toegestuurd. Deze praktijk is reeds veroordeeld (Voorz. Kh. Brussel, 7 juni 1995, Jaarboek Handelspraktijken en Mededinging 1995, 288), met toepassing van het hierboven uitgelegde principe van de afgedwongen verkoop.
Literatuurlijst • E. BALLON, “Artikel 76 WHPC”, in Artikelsgewijze Commentaar Handels- en Economisch Recht, Kluwer, losbl.
6. • •
Overeenkomsten op afstand Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, B.S. 29 augustus 1991. (art. 77 – 83), gewijzigd door de Wet van 25 mei 1999 en Wet van 24 augustus 2005 KB van 18 november 2002 houdende uitsluiting van sommige overeenkomsten op afstand betreffende het verrichten van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, van het toepassingsgebied van art. 79 en 80 van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 3 december 2002)
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 35
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 36 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
•
Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (B.S. 20 november 2002)
De WHPC bevat twee verschillende categorieën van regelen inzake overeenkomsten op afstand. Er zijn de algemene bepalingen die toepassing vinden op alle producten en diensten, met uitzondering van financiële diensten, en er is de bijzondere regeling die slechts geldt voor financiële diensten (bv. openen van een rekening, sluiten van een krediet). In wat volgt, schetsen we eerst de algemene regeling. Aan het einde van deze afdeling worden dan enkele bijzonderheden vermeld betreffende financiële diensten. Vooraf moet ook nog worden opgemerkt dat de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (bv. advocaten) een regeling bevat inzake overeenkomsten. Deze lijkt sterk op de algemene regeling uit de Wet Handelspraktijken. Gelet op het beperkte belang van deze wet voor de praktijk inzake schuldbemiddeling, verwijzen we op dit punt naar de tekst van deze wet.
6.1.
Definitie overeenkomst op afstand
Een overeenkomst op afstand is elke overeenkomst tussen een verkoper en een consument inzake producten of diensten die wordt gesloten in het kader van een door de verkoper georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand waarbij, voor deze overeenkomst, uitsluitend gebruikgemaakt wordt van een of meer technieken voor communicatie op afstand (brief, telefoon, fax, tv, pc…) tot en met de sluiting van de overeenkomst zelf. Vereist is met andere woorden dat de partijen elkaar niet fysiek hebben ontmoet voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst. Wat daarna gebeurt, is irrelevant. De bijzondere regelen kunnen dus toepassing vinden indien de partijen elkaar na het sluiten van het contract wel ontmoeten, bv. bij de levering of betaling. Voorbeelden Mevrouw X bestelt via televerkoop een fitnesstoestel nadat ze een onweerstaanbaar reclamefilmpje op tv heeft gezien. Wanneer ze het toestel thuis geleverd krijgt, blijkt de handleiding praktisch onleesbaar en wil ze van de aankoop afzien. Meneer Y koopt via e-bay een televisie van een professioneel verkoper, maar deze voldoet bij de levering niet aan zijn verwachtingen.
36 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 37 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
6.2.
Bedenktijd (algemene regeling)
6.2.1. Bedenktermijn van zeven werkdagen De consument beschikt over een bedenktermijn (verzakingsrecht) van ten minste zeven werkdagen. Deze termijn begint te lopen op de dag na de levering van het product of de dag na het sluiten van de overeenkomst voor de diensten. Onder werkdagen wordt het geheel van alle kalenderdagen verstaan met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen, op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Principieel volstaat een gewone brief, hem aangetekend versturen is echter veiliger. Voor het uitoefenen van dit recht mag geen boete worden aangerekend en er moet geen motief worden opgegeven. De consument dient enkel de kosten te dragen voor het terugzenden van het product. Indien de verkoper zijn informatieverplichtingen niet is nagekomen, kunnen deze kosten zelfs niet ten laste van de consument worden gelegd. Deze bedenktermijn wordt verlengd tot maximum drie maanden wanneer de verkoper niet voldaan heeft aan bepaalde informatieverplichtingen (met name de informatieverplichting uit art. 78,6° en 79 WHPC). Indien de verkoper binnen deze verlengde verzakingstermijn alsnog aan zijn informatieverplichtingen voldoet, wordt het verzakingsrecht van de consument opnieuw gereduceerd tot zeven werkdagen, dit te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de informatie.
6.2.2. Situaties waarin er geen verzakingsrecht is Er bestaan een aantal uitzonderingen op deze bedenktermijn, die men deels terugvindt in de wet, deels in een KB van 2002. Enkel in deze limitatief opgesomde gevallen zal de consument dus niet beschikken over een verzakingsrecht. Bij toepassing van art. 80, § 4 WHPC kan het verzakingsrecht niet uitgeoefend worden wanneer de diensten met instemming van de consument reeds werden uitgevoerd voor het einde van de verzakingstermijn, wanneer de producten speciaal voor de betrokkene zijn gemaakt of snel bederven of verouderen, wanneer het gaat over de levering van dagbladen, tijdschriften en magazines, wanneer het gaat om de levering van audio- en video-opnamen en computerprogrammatuur waarvan de verzegeling door de consument verbroken is, en voor diensten voor weddenschappen en loterijen. In deze gevallen moet duidelijk vermeld worden dat het verzakingsrecht niet kan worden uitgeoefend.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 37
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 38 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Het KB van 18 november 2002 bevat nog een aantal uitzonderingen op deze bedenktermijn. Dit besluit bepaalt dat de regeling inzake de bedenktermijn niet van toepassing is op de overeenkomsten op afstand betreffende het verstrekken van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, waarbij de verkoper zich er bij de sluiting van de overeenkomst toe verplicht deze diensten op een bepaalde datum of tijdens een nader genoemde periode te verstrekken, behalve indien de tekoopaanbieding gebeurt tijdens een klantenwerving per telefoon, per telefax of per elektronische post, op initiatief van de verkoper zonder voorafgaandelijk akkoord van de geadresseerde.
6.2.3. Indien bijkomend een kredietovereenkomst werd gesloten Wanneer men verzaakt aan een overeenkomst waarvoor een kredietovereenkomst ter financiering is gesloten, kan eveneens zonder kosten aan de kredietovereenkomst worden verzaakt op voorwaarde dat de kredietovereenkomst werd gesloten met de verkoper zelf of met een derde die daartoe een akkoord heeft met de verkoper en dat de verzaking gebeurt binnen de wettelijke verzakingstermijn van verkopen op afstand.
6.3.
Betaling (algemene regeling)
Voor het einde van de zeven werkdagen kan geen enkel voorschot of betaling worden geëist van de consument. Deze bepaling wordt in de rechtspraak letterlijk geïnterpreteerd. Er wordt wel aanvaard dat men betaling binnen de verzakingstermijn kan suggereren, bijvoorbeeld door verschillende betaalwijzen voor te stellen, waarvan één de consument de mogelijkheid biedt om te betalen na het verstrijken van de bedenktermijn (Bergen 6 februari 1996, Jaarboek Handelspraktijken en Mededinging. Jaarboek 1996, 160 met noot B. DE NAYER). Indien de verkoper betaling of een voorschot heeft ontvangen tijdens de bedenktermijn, is hij gehouden tot terugbetaling van de door de consument gestorte bedragen, dit zonder kosten. Deze terugbetaling moet plaatsvinden ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de verzaking.
6.4.
Informatieplichten (algemene regeling)
6.4.1. Bij de tekoopaanbieding De consument moet bij de tekoopaanbieding ondubbelzinnig, op heldere en begrijpelijke wijze ingelicht worden door elk middel dat aangepast is aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand (bv. op een website), over de volgende elementen (art. 78 WHPC): – de identiteit van de verkoper en zijn geografische adres; – de belangrijkste kenmerken van het product of de dienst;
38 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 39 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
– – – – –
de prijs van het product of de dienst; de eventuele leveringskosten; de wijze van betaling, levering of uitvoering van de overeenkomst; het al dan niet bestaan van een verzakingsrecht; de wijze van terugneming en teruggave van het product, en de eventueel daaraan verbonden kosten; – de kosten voor het gebruik van de techniek voor communicatie op afstand, wanneer die op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend; – waar passend, de minimumduur van de overeenkomst in geval van overeenkomsten voor duurzame of periodieke dienstverlening of productlevering. Bovendien moet in geval van telefonische communicatie de identiteit van de verkoper en het commerciële oogmerk van de oproep aan het begin van elk gesprek met de consument expliciet duidelijk worden gemaakt.
6.4.2. Bevestiging op papier of duurzame drager De consument moet bij toepassing van art. 79 WHPC schriftelijk of op een andere duurzame drager, te zijner beschikking staand en voor hem toegankelijk, volgende informatie ontvangen: – bevestiging van de identiteit en het adres van de verkoper, de prijs, de eventuele leveringskosten en het eventuele verzakingsrecht en eventueel de minimumduur van de overeenkomst, evenals de identificatie van het product of van de dienst; – in voorkomend geval, de voorwaarden en de uitoefeningswijze van het verzakingsrecht, evenals het volgende beding, in vetgedrukte letters en in een kader los van de tekst, op de eerste bladzijde: De consument heeft het recht aan de verkoper mee te delen dat hij afziet van de aankoop, zonder betaling van een boete en zonder opgave van motief binnen … werkdagen vanaf de dag die volgt op de levering van het product of op het sluiten van de dienstenovereenkomst. Dit beding wordt aangevuld met het aantal werkdagen dat niet lager mag zijn dan zeven. – bij ontstentenis van verzakingsrecht (bv. voor bederfbare goederen), het volgende beding, in vetgedrukte letters en in een kader los van de tekst, op de eerste bladzijde: De consument beschikt niet over het recht om van de aankoop af te zien. – –
het geografische adres van de vestiging van de verkoper waar de consument met zijn klachten terechtkan; de inlichtingen betreffende de bestaande diensten na verkoop en de commerciële waarborgen;
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 39
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 40 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
de voorwaarden voor opzegging van de overeenkomst, indien deze van onbepaalde duur is of een duur van meer dan één jaar heeft.
Deze informatie moet de consument ten laatste ontvangen bij de levering van het product of voor het uitvoeren van de dienst. Met andere woorden, deze informatie kan ook verstrekt worden nadat de overeenkomst tot stand is gekomen. Indien de consument niet wordt geïnformeerd op papier of op een duurzame drager omtrent de mogelijkheid om aan de overeenkomst te verzaken, dan geldt de afgedwongen aankoop als sanctie. De consument kan het product houden zonder dat hij ervoor moet betalen. Indien een andere informatieverplichting uit art. 79 WHPC of de in art. 78,6° WHPC bepaalde informatieverplichting niet wordt gerespecteerd, dan wordt de bedenktermijn verlengd tot drie maanden. Er bestaat wel discussie over de vraag of deze sanctie ook gehanteerd kan worden wanneer de afwezigheid van verzakingsrecht niet op papier of op duurzame drager wordt vermeld, maar dit is in ieder geval de bedoeling van de wet. Deze informatieplicht uit art. 79 WHPC is niet van toepassing op diensten die zelf met behulp van een techniek voor communicatie op afstand worden uitgevoerd, wanneer deze diensten in één keer worden verleend en rechtstreeks door de communicatietechniek-exploitant worden gefactureerd (bv. betaaltelevisie). Niettemin moet de consument in ieder geval in kennis gesteld worden van het geografische adres van de vestiging van de verkoper waar hij zijn klachten kan indienen. Deze informatieplicht uit art. 79 WHPC is evenmin van toepassing op de overeenkomsten op afstand betreffende het verstrekken van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, waarbij de verkoper zich er bij de sluiting van de overeenkomst toe verplicht deze diensten op een bepaalde datum of tijdens een nader genoemde periode te verstrekken, behalve indien de prijs van de aangeboden dienst 350 EUR per persoon overschrijdt of indien de tekoopaanbieding gebeurt tijdens een klantenwerving per telefoon, per telefax of per elektronische post, op initiatief van de verkoper zonder voorafgaandelijk akkoord van de geadresseerde.
6.5.
Terugzenden van het goed (algemene regeling)
Enkel de rechtstreekse kosten voor het terugzenden van het goed kunnen aan de consument aangerekend worden. Wanneer het geleverde product of de verstrekte dienst echter niet beantwoordt aan de beschrijving van het aanbod of de verkoper zijn informatieverplichtingen niet heeft vervuld, dan kunnen ook deze verzendingskosten niet worden aangerekend.
40 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 41 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
6.6.
Uitvoering van de overeenkomst (algemene regeling)
Tenzij anders overeengekomen, moet de verkoper de bestelling uitvoeren binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag na de bestelling, zo niet wordt de overeenkomst van rechtswege ontbonden, onverminderd het eventueel bekomen van schadevergoeding. Indien de laattijdige levering het gevolg is van overmacht, zal deze sanctie geen toepassing vinden. De consument moet in geval van ontbinding geen enkele vergoeding betalen en moet bovendien binnen de dertig dagen de bedragen terugbetaald krijgen die hij desgevallend als betaling heeft gestort.
6.7.
Bijzondere regelen inzake overeenkomsten op afstand betreffende financiële diensten
De wet verplicht de verkoper van financiële diensten om de consument ondubbelzinnig, op heldere en begrijpelijke wijze informatie te verstrekken over de aanbieder (bv. identiteit, geografisch adres), de financiële dienst (bv. kenmerken, totale prijs, wijze van betaling en uitvoering), de overeenkomst op afstand (bv. al dan niet bestaan van een verzakingsrecht, informatie inzake opzegging, toepasselijk recht) en de rechtsmiddelen. Enkel in geval van communicatie per spraaktelefonie gelden bijzondere minder strikte regels. De door de wet vereiste informatie dient verstrekt te worden te gelegener tijd voordat de consument gebonden is door de overeenkomst of een aanbod. De verkoper kan daartoe gebruikmaken van elk middel dat aangepast is aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand (bv. de website indien de diensten via internet worden aangeboden). De wet voorziet verder in een tweede informatieverplichting. Te gelegener tijd voordat de consument gebonden is, moet de verkoper de consument in kennis stellen van alle contractvoorwaarden. Tevens dient hij de hierboven vermelde informatie te bevestigen. De verkoper zal de informatie op papier moeten verstrekken of middels een duurzame drager die voor de consument beschikbaar en toegankelijk is (bv. via een e-mail of dvd). Deze regel verschilt grondig van de regel die vervat ligt in de algemene bepalingen inzake overeenkomsten op afstand (art. 79, § 2 WHPC). Bij toepassing van deze bepalingen volstaat het immers de informatie te bevestigen vooraleer met de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomst wordt begonnen. Wordt bepaalde informatie (bv. informatie die op papier moet worden gegeven) niet verstrekt, dan zal de consument de overeenkomst zonder kosten en zonder boete kunnen opzeggen. Meer concreet dient de consument binnen een redelijke termijn, te rekenen vanaf het moment dat hij kennis had of hoorde te hebben van de nietnageleefde verplichting, een gemotiveerd aangetekend schrijven waarin hij de opzegging eist te verzenden. Ook de sanctie verschilt dus grondig van deze die men aantreft in de algemene bepalingen inzake overeenkomsten op afstand.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 41
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 42 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Verder beschermt de wet de consument middels de toekenning van een bedenktermijn. In de regel beschikt de consument over een termijn van veertien kalenderdagen om zonder betaling van een boete en zonder opgave van enige reden aan de overeenkomst te verzaken. De verzakingstermijn gaat daarbij in de regel in op de dag waarop de overeenkomst op afstand werd gesloten (en niet de dag erna zoals bij andere dienstverleningsovereenkomsten die op afstand worden gesloten). Werden de contractvoorwaarden of de hierboven vermelde informatie maar verstrekt na de totstandkoming van de overeenkomst, hetgeen enkel toegelaten is in het geval de gehanteerde techniek voor communicatie op afstand niet toelaat de voorwaarden voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst op papier of middels een duurzame drager te verstrekken (bv. wanneer het contract via de telefoon wordt gesloten), dan gaat de verzakingstermijn pas in op de dag waarop de consument de contractvoorwaarden en de hierboven vermelde informatie heeft ontvangen. In bepaalde situaties zal de consument niet beschikken over een verzakingsrecht. Dit is bijvoorbeeld het geval voor financiële diensten waarvan de prijs afhankelijk is van schommelingen op de financiële markt waarop de aanbieder geen vat heeft en die zich tijdens de verzakingstermijn kunnen voordoen (bv. wisselverrichtingen, effecten). Evenmin kan de consument nog aan de overeenkomst verzaken wanneer die op uitdrukkelijk verzoek van de consument door beide partijen volledig is uitgevoerd voordat de consument zijn verzakingsrecht uitoefent. In tegenstelling tot hetgeen het geval is bij andere dienstverleningsovereenkomsten die op afstand worden gesloten, volstaat het dus niet dat met de uitvoering van de overeenkomst is begonnen opdat de consument zijn verzakingsrecht zou verliezen.
6.8.
Varia
Het is de verkoper die het bewijs moet leveren van de vervulling van de informatieverplichtingen, van de eerbiediging van de termijnen en van de instemming van de consument. Elk beding waarbij de consument verzaakt aan het voordeel van de rechten die hem door de regels inzake de verkoop op afstand worden toegekend, wordt als nietgeschreven beschouwd. Literatuurlijst • F. DEBUSSERE, “Overeenkomsten op afstand inzake vrije beroepen. Een wettelijke regeling”, NJW 2002, 516-524. • J. STUYCK, "Overeenkomsten op afstand", in Recente wetswijzigingen inzake handelspraktijken, J. STUYCK, G. STRAETMANS en P. WYTINCK, Kluwer, 2000, 121-153. • E. TERRYN, “Artikel 77 – 83 WHPC”, in Artikelsgewijze Commentaar Handels- en Economisch Recht, Kluwer, losbl.
42 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 43 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
7. • • •
Verkoop buiten de onderneming Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, B.S. 29 augustus 1991 (art. 86 – 92), gewijzigd door de Wet van 25 mei 1999 Wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, laatst gewijzigd bij Wet van 20 juli 2006 (B.S. 28 juli 2006) KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten (B.S. 29 september 2006)
7.1.
Toepassingsgebied
De wet behandelt de verkoop van producten en diensten: 1° bij de consument thuis of op zijn arbeidsplaats en in de woning van een andere consument, behalve wanneer deze het bezoek van de verkoper voorafgaandelijk en uitdrukkelijk gevraagd heeft, met de bedoeling te onderhandelen over de aankoop van dat product of die dienst. Akkoord gaan met een bezoek na een telefonische vraag van de verkoper is geen voorafgaand verzoek; 2° tijdens een georganiseerde excursie; 3° op salons, beurzen en tentoonstellingen op voorwaarde dat er ter plaatse geen betaling van het totale bedrag gebeurt en dat de prijs hoger is dan 200 EUR (Brussel 22 april 1996, D.C.C.R. 1996, 226 met noot F. DOMONT-NAERT). Voorbeeld Mijnheer Y wordt tijdens Batibouw uitgenodigd om eventjes in de “gemakkelijke zetels” op een verkoopstand van salons te komen zitten en kan niet aan de verleiding weerstaan. Hij heeft echter in zijn kleine studio geen plaats voor een nieuw salon en is vastberaden zich niets te laten aansmeren. Hij laat de verkoper zijn uitleg doen en tekent uiteindelijk toch een papier waarvan hij denkt dat het een vrijblijvende prijsofferte is. Bij nazicht thuis blijkt het een bestelbon te zijn... In dit geval geldt een bedenktermijn van zeven werkdagen.
In de rechtspraak zijn heel wat voorbeelden te vinden over wat men moet verstaan onder een voorafgaandelijk en uitdrukkelijk verzoek van de consument. Bij wege van voorbeeld kan vermeld worden dat: – een bezoek niet voorafgaandelijk wordt gevraagd indien het dezelfde datum draagt als de overeenkomst; – het verzoek van de consument de bedoeling moet omvatten om te onderhandelen over het sluiten van een contract (Brussel 25 februari 2005, D.C.C.R. 2006, afl. 67, 41). Een algemeen verzoek volstaat niet, want kan ook gericht zijn op het bekomen van informatie; – het bewijs van een verzoek niet kan blijken uit de voorgedrukte vermelding op de bestelbon “de klant heeft telefonisch/schriftelijk verzocht om een afspraak (schrappen wat niet past)”, indien de consument niets heeft geschrapt (Rb. Hasselt 23 januari 2003, NJW 2003, 460);
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 43
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 44 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
–
gebruikgemaakt kan worden van stijlformules op de bestelbon, voor zover die voldoende duidelijk zijn (bv. de vermelding “de consument verklaart de verkoper voorafgaand en uitdrukkelijk te hebben verzocht langs te komen om te onderhandelen over de aankoop van een product”, indien deze vermelding bijvoorbeeld wordt getekend door de consument).
De volgende verkopen vallen echter niet onder de toepassing van de verkoop buiten de onderneming (art. 87 WHP): – de verkopen van levensmiddelen, dranken en huishoudelijke onderhoudsartikelen door verkopers die een vast cliënteel bedienen; – de openbare verkopen; – de verkopen op afstand; – de verkopen van verzekeringen; – de verkopen voor een menslievend doel van minder dan 50 EUR; – de overeenkomsten inzake consumentenkrediet onderworpen aan de WCK. De vaststelling dat deze regelen geen toepassing vinden op consumentenkredietovereenkomsten impliceert niet dat men nooit aan een consumentenkrediet, gesloten buiten de onderneming van de verkoper zou kunnen verzaken. Integendeel, bij toepassing van art. 18, § 2 WCK beschikt de consument voor overeenkomsten die in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van consument en kredietgever werden gesloten, buiten diens onderneming over een bedenktermijn van zeven werkdagen. De WCK bevat een bijzondere regeling inzake consumentenkredieten die via leuren tot stand komen. (Zie IX. Kredietschulden, hoofdstuk 2, punt 3.3.)
7.2.
Bedenktijd
De overeenkomst is slechts voltrokken na een bedenktermijn van zeven werkdagen na de ondertekening van het contract. Tijdens deze bedenktermijn heeft de consument het recht de verkoper met een aangetekende brief mee te delen dat hij van de verkoop afziet. De verkoper mag geen enkele dienst verlenen gedurende de bedenktermijn.
7.3.
Betaling
De verkoper mag geen betaling (voorschot of enige andere betaling) eisen of aanvaarden vooraleer de bedenktermijn is verstreken, behalve bij een verkoop op salons, beurzen en tentoonstellingen, op voorwaarde dat er ter plaatse geen betaling van het totale bedrag gebeurt en dat de prijs hoger is dan 200 EUR. Aangezien de verkoper ook geen betaling mag aanvaarden, mag hier zelfs geen betaling gesuggereerd worden.
44 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 45 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Indien de consument binnen de bedenktermijn de bestelling annuleert, mag de verkoper geen kosten aanrekenen noch schadevergoeding vragen.
7.4.
Schriftelijke overeenkomst
Er moet een geschreven overeenkomst worden opgemaakt welke de volgende vermeldingen bevat: – naam en adres van de verkoper; – datum en plaats van de sluiting van de overeenkomst; – de prijs van het artikel; – de identificatie van het product; – de betalingswijzen; – de leveringstermijn; – het hiernavolgend verzakingsbeding dat in vetgedrukte letters en in een kader los van de tekst op de voorzijde van de eerste bladzijde moet worden vermeld: Binnen zeven werkdagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op die van de ondertekening van dit contract, heeft de consument het recht om zonder kosten van zijn aankoop af te zien, op voorwaarde dat hij de verkoper hiervan bij een ter post aangetekende brief op de hoogte brengt. Elk beding waarbij de consument aan dit recht zou verzaken, is nietig. Wat betreft het in acht nemen van de termijn, is het voldoende dat de kennisgeving verstuurd wordt voor het verstrijken van deze termijn. Enkel het vereiste van het geschrift en de verplichte vermelding van vet verzakingsbeding zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van de overeenkomst (Gent 26 mei 2004, Jaarboek Handelspraktijken 2004, 373, noot P. DE VROEDE; Kh. Bergen 1 september 1994, D.C.C.R. 1996, 226 met noot A. LACOSTE).
7.5.
Ambulante activiteiten
Als ambulante activiteit wordt beschouwd elke verkoop, tekoopaanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop aan de consument van producten en diensten door een handelaar buiten de vestigingen vermeld in zijn inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen of door een persoon die niet over een dergelijke vestiging beschikt (art. 2, § 1 Wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten). De uitoefening van ambulante activiteiten is onder bepaalde voorwaarden toegelaten op de openbare en private markten, de openbare weg, op de andere plaatsen van het openbaar domein, op de plaatsen grenzend aan de openbare weg en op de commerciële parkingplaatsen. Met de openbare weg worden gelijkgesteld, de parkingplaatsen gelegen op de openbare weg, de winkelgalerijen, de stations-, luchtha-
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 45
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 46 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
ven- en metrohallen en de plaatsen waar kermissen doorgaan. Het uitoefenen van ambulante activiteiten is eveneens ten huize van consumenten toegelaten, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op producten of diensten voor een totale waarde van minder dan 250 EUR per consument (art. 4 Wet van 25 juni 1993). De Koning kan bij toepassing van de wet afwijking verlenen op dit bedrag voor bepaalde noodwendigheden en heeft intussen gebruikgemaakt van deze bevoegdheid in het KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten. Art. 3 van dit KB is van belang omdat het tevens enkele regelen formuleert die strekken tot de bescherming van de consument. Vooreerst bepaalt art. 3 van het KB dat het bedrag van 250 EUR per consument niet van toepassing is op: – de toelevering van water, gas en elektriciteit en de diensten van telefonie, – de toegang tot internet en televisiekanalen, – de verkopen van één enkel elektrisch huishoudtoestel tot een maximum bedrag van 700 EUR en – de verkopen, met inbegrip van de levering en de plaatsing, van een enkel artikel of dienst inzake inrichting van het huis, tuinaanleg en huishouding, tot een maximum bedrag van 700 EUR. Maar opdat deze uitzondering toepassing zou vinden, is het wat de toelevering van water, gas en elektriciteit en de diensten van telefonie en de toegang tot internet en televisiekanalen betreft, wel vereist dat een aantal bijkomende voorwaarden worden gerespecteerd. Meer concreet moeten de verkopen aan de consument gesloten buiten de onderneming van de verkoper het voorwerp uitmaken van een schriftelijk en ondertekend contract. De verkoper moet de consument een origineel en duidelijk leesbaar exemplaar van het door beide partijen ondertekend contract overhandigen. De verkoper moet vervolgens het contract bevestigen via een aan de consument persoonlijk gericht schrijven. Deze bevestiging moet een kopie bevatten van het door de verkoper ondertekend contract, met inbegrip van de algemene en eventuele bijzondere voorwaarden. De consument kan op eenvoudig verzoek een kopie ontvangen van het door hem ondertekend contract. Tot slot heeft de consument het recht om binnen de termijn van veertien werkdagen te verzaken aan de overeenkomst. Deze termijn vangt aan na ontvangst van de bevestiging van de verkoper of vanaf de ontvangst van de door de consument gevraagde kopie van het door hem ondertekende contract. Er is niet in specifieke privaatrechtelijke sanctie voorzien voor het geval waarin deze bepalingen niet gerespecteerd worden. Men zou kunnen argumenteren dat overeenkomsten die gesloten zijn met miskenning van de bepalingen uit de wetgeving betreffende de ambulante activiteiten nietig zijn.
46 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 47 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Literatuurlijst • H. SWENNEN, "Bepaalde handelspraktijken" in J. STUYCK en P. WYTINCK (eds.), De nieuwe wet handelspraktijken, Kluwer, 1992, 105-110. • P. WYTINCK, "Een overzicht van diverse wijzigingen in de WHPC", in J. STUYCK, G. STRAETMANS en P. WYTINCK, Recente wetswijzigingen inzake handelspraktijken, Kluwer, 2000, 85-120.
Herhalingscasus: Wet op de Handelspraktijken Situering Als herhalingsoefening wordt een overeenkomst gebruikt waaruit u alle overtredingen op de WHP mag zoeken. De voorzijde van de overeenkomst, die op een beurs werd ondertekend ziet er als volgt uit: BESTELBON nr. 468 De koper, genaamd Jan Janssen en wonende te 2610 Wilrijk, Sukkelaarstraat 25 verklaart hierbij bij de verkoper, genaamd Profiteur eerste Klas en wonende te 2000 Antwerpen, Uitbuitingsstraat 3 een salon te bestellen voor de prijs van 1600,00 EUR. Dit salon bestaat uit een driezit, een tweezit en een éénzit en zal geleverd worden in lichtblauw. De leveringstermijn zal …… (niet ingevuld) bedragen. Er is een voorschot betaald van 125,00 EUR. De koper bevestigt dat deze bestelling definitief is van zodra de wettelijke bedenktermijn verstreken is. Opgemaakt te Antwerpen, op 15 maart 2000, Handtekening koper Handtekening verkoper Jan Janssens Jef Profiteur Op de achterzijde vinden we de algemene verkoopvoorwaarden. Die zien er als volgt uit: VERKOOPVOORWAARDEN Art.1 De verkoper heeft één maand de tijd om de verkoop te bevestigen. Zonder deze bevestiging is de aankoop niet definitief. Art.2 De vooropgestelde leveringstermijn is slechts indicatief. Het niet-naleven van deze termijn kan in geen geval het recht op schadevergoeding doen ontstaan.
Aflevering 26 – december 2008
VIII. Bescherming van de consument / 47
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 48 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
Art.3 De koper kan deze overeenkomst niet verbreken dan mits betaling van een vergoeding van 30% van de aankoopsom met een minimum van 125,00 EUR. Art.4 Wanneer de koper de bestelling niet komt afhalen binnen de veertien dagen na ontvangst van het bericht dat de aankoop kan worden afgehaald, heeft de verkoper het recht de overeenkomst te ontbinden, mits behoud van het voorschot. Art.5 In geval van betwisting zal enkel de rechtbank van de maatschappelijke zetel (Brussel) bevoegd zijn. Art.6 De verkoper zal in geen geval aansprakelijk zijn voor schade die in het magazijn wordt toegebracht nadat het bericht is verstuurd dat de aankoop kan worden afgehaald. Oplossing –
– –
Deze bestelbon schendt de bepalingen van art. 19 KB 30.6.96 betreffende de bestelbon: 왌 het inschrijvingsnummer van de verkoper is niet opgenomen in de bestelbon; 왌 de omschrijving “driezit, tweezit en éénzit in het blauw” is geen duidelijke omschrijving die een zekere identificatie mogelijk maakt (welk model?); 왌 het saldo na aftrek van het voorschot is niet vermeld; 왌 de leveringsdatum is niet ingevuld. Er is geen verwijzing op de voorzijde naar de algemene verkoopvoorwaarden, dus moet men er geen rekening mee houden. De overeenkomst bevat enkele onrechtmatige bedingen volgens art. 32 WHPC: 왌 Het is verboden bij de ondertekening van het contract een onmiddellijke en definitieve verbintenis van de consument te voorzien, terwijl de verkoper zich verbindt onder een voorwaarde waarvan de verwezenlijking enkel van zijn wil afhangt. En dit terwijl in de verkoopvoorwaarden staat: "De verkoper heeft 1 maand de tijd om de verkoop te bevestigen. Zonder deze bevestiging is de aankoop niet definitief". 왌 Het is verboden de leveringstermijn van een product of de uitvoeringstermijn van een dienst eenzijdig te bepalen of te wijzigen, terwijl de algemene verkoopvoorwaarden zeggen dat: "De vooropgestelde leveringstermijn is slechts indicatief. Het niet-naleven van deze termijn kan in geen geval recht op schadevergoeding of opzegging van de overeenkomst doen ontstaan". 왌 Het is verboden de consument te verbieden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de verkoper zijn verbintenis niet nakomt. In de verkoopvoorwaarden vinden we echter: "De vooropgestelde leveringstermijn is slechts indicatief. Het niet-naleven van deze termijn kan in geen geval recht op schadevergoeding of opzegging van de overeenkomst doen ontstaan".
48 / VIII. Bescherming van de consument
Aflevering 26 – december 2008
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 49 Friday, February 18, 2011 12:53 PM
Handboek schuldbemiddeling
왌
–
Het is verboden de verkoper te ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet, zijn grove schuld of voor die van zijn aangestelden of lasthebbers of voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt. De bepaling "De verkoper zal in geen geval aansprakelijk zijn voor schade die in het magazijn wordt toegebracht nadat het bericht is verstuurd dat de aankoop kan worden afgehaald" schendt dit verbod. 왌 Het is verboden het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de verkoper die in gebreke blijft. We vinden wel een verplichting voor de consument "De koper kan deze overeenkomst niet verbreken dan mits betaling van een vergoeding van 30 % van de aankoopsom met een minimum van 125,00 EUR". Maar er is nergens een verplichting voor de verkoper opgenomen. Deze bepaling voorziet echter in een verbrekingsvergoeding en geen schadevergoeding, zodat de regelen inzake schadebedingen niet van toepassing zijn. Eventueel kan art. 31 WHPC worden ingeroepen. Indien echter de overeenkomst zou bepalen dat de consument niet kan verbreken en als hij dat toch zou doen hij een schadevergoeding moet betalen, dan gaat het om een schadebeding, dat bij gebrek aan wederkerigheid nietig is. 왌 Het is verboden de eiser toe te staan zijn vordering, op grond van een contractueel bedongen keuze van woonplaats, voor een andere rechter in te leiden dan die welke is aangewezen in art. 624 Ger.W. (= woonplaats koper, woonplaats verkoper of plaats van het sluiten van de overeenkomst). De bepaling "In geval van betwisting zal enkel de rechtbank van de maatschappelijke zetel (Brussel) bevoegd zijn" is bijgevolg onwettig. 왌 Het is verboden de verkoper toe te staan door de consument betaalde bedragen te behouden wanneer deze afziet van het sluiten van de overeenkomst, zonder erin te voorzien dat de consument een gelijkwaardig bedrag aan schadevergoeding mag ontvangen van de verkoper wanneer deze laatste afziet van de verkoop. Hier wordt enkel een vergoeding in hoofde van de consument voorzien: "Wanneer de koper de bestelling niet komt afhalen binnen de veertien dagen na ontvangst van het bericht dat de aankoop kan worden afgehaald, heeft de verkoper het recht de overeenkomst te ontbinden, mits behoud van het voorschot." Door de gebruikte bewoordingen op de bestelbon, handelt het hier in feite over een definitief contract. In deze overeenkomst moet de wettelijke bedenktermijn op een welomschreven manier zijn opgenomen, wat in casu niet gebeurd is. Er is geen duidelijke identificatie van het product, een omschrijving van de betalingswijze of van de leveringstermijn.
Aflevering 32 – juni 2010
VIII. Bescherming van de consument / 49
Schuldbemiddeling juridisch_8_oud.fm Page 50 Friday, February 18, 2011 12:53 PM