Hoofdstuk 15 Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis, viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys) Een koekoeksbij verzamelt zelf geen voedsel voor haar nageslacht, maar legt een ei in het nest van een soort die dat wel doet. De larve van de koekoeksbij doodt het ei of de larve van de waardbij en leeft daarna zelf van het aanwezige bijenbroodje. Tubebijen profiteren van het werk van verschillende soorten die van nesthulp gebruik maken. Van viltbijen is dat niet zeker. Kegelbijen zijn veelal gespecialiseerd op bepaalde soorten behangersbijen. Uit elk van deze bijengenera worden voorbeelden besproken.
15.1 Lastige gasten
Bijen die zelf niet zorgen voor het verzamelen van voedsel voor hun larven, maar dat aan andere soorten bijen overlaten, zijn broedparasieten, die koekoeksbijen worden genoemd. In totaal kennen we er meer dan 100 soorten van in ons land waaronder een zevental koekoekshommels. In hoofdstuk 4 komen alle genera van koekoeksbijen ter sprake. De betreffende soorten hebben allemaal één of slechts een paar soorten bijen waarbij ze parasiteren. De geparasiteerde soort wordt waardbij, ook wel gastheer, genoemd. Koekoeksbijen zijn zo gespecialiseerd dat ze bij gebrek aan hun waardbijen niet kunnen overschakelen op andere soorten. Een waardbij ontmoet een koekoeksbij zelden, hooguit bij toeval als de waardbij thuiskomt op het moment dat de koekoeksbij binnengedrongen was in haar nest. Dan gaat de koekoeksbij er snel vandoor. Maar die bij laat wel een geur achter in het nest van de waardbij, die langzaam vervliegt. Waarschijnlijk worden sommige waardbijen, als de geur nog sterk genoeg is, daardoor gealarmeerd en gaan actief op zoek, ruikend en voelend, naar een eventueel ei van de lastige gast om het te vernietigen. Er zijn aanwijzingen dat sommige parasitaire bijen, waaronder tubebijen, hun geur camoufleren door wat van het aanwezige voedsel op hun lichaam te brengen, of zich van een plantengeurtje te voorzien. Van lang niet alle koekoeksbijen is precies bekend bij welke waardbij(en) ze parasiteren. Ook is hun levenscyclus dikwijls niet in detail bekend. Op nestblokken in ons land komen drie genera als koekoeksbijen in aanmerking: tubebijen, viltbijen en kegelbijen. Hieronder worden soorten uit elk van die genera besproken.
15.2 Tubebijen Stelis 15.2.1 Tubebijen moeilijk te herkennen
De meeste tubebijen hebben een vrijwel zwart lichaam en zijn schaars behaard. Door hun onopvallende uiterlijk en hun heimelijkheid zijn tubebijen niet gemakkelijk te herkennen. Daarbij zijn de meeste soorten klein. Er is in ons land één (heel zeldzame) geelzwarte soort, de gele tubebij, die parasiteert bij de kleine harsbij (zie 4.7.7) en daar ook sprekend op lijkt. Vrijwel alle soorten worden weinig opgemerkt en komen voornamelijk in het zuiden en oosten van ons land voor. Ze zijn van mei tot eind augustus aan te treffen. Hieronder volgen enkele soorten tubebijen die direct in relatie staan tot bijen die in nestblokken voorkomen.
15.2.2 De gewone tubebij Stelis breviuscula
De gewone tubebij is ongeveer net zo groot (tot 7 mm) als haar waardbij, de tronkenbij (zie hoofdstuk 13). Als tronkenbijen in een nestblok actief zijn, dan is de kans groot dat de gewone tubebij er ook te zien is. In eerste
15.1 Een toevallige ontmoeting: een vrouwtje gewone tubebij zit achter haar waardbij, een vrouwtje tronkenbij.
291
Gasten van bijenhotels
15.2 Dit mannetje gewone tubebij foerageert op gele ganzenbloem.
15.3 Een mannetje gewone tubebij ruikt aan een gang of er een vrouwtje in aankomst is.
15.4 Het komt vaker voor dat tijdens de paring van gewone tubebijen het vrouwtje half verscholen zit in een gang.
15.5 Dit mannetje gewone tubebij heeft na de paring zijn geslachtsorganen nog niet ingetrokken.
15.6 Een vrouwtje gewone tubebij inspecteert een nestgang van een tronkenbij om haar kansen te beoordelen.
15.7 Een gewone tubebij juist nadat ze haar ei heeft gelegd en met stuifmeel uit het nest van een tronkenbij naar buiten komt.
opkijk lijkt ze op de tronkenbij, maar een buikschuier ontbreekt en het achterlijf loopt wat spitser toe. In het gedrag doet ze denken aan dat van mannetjes van tronkenbijen. Ze snuffelt voortdurend aan de nestgangen en gaat er af en toe wat verder in. Heel soms blijft ze veel langer binnen en verricht dan haar stiekeme werk. Mannelijke gewone tubebijen vliegen ook steeds rond op de plaatsen waar de vrouwtjes actief zijn. Ze lijken er wel erg op maar hun achterlijf is gekromd, waardoor ze ook veel weg hebben van de mannetjes van tronkenbijen. 292
Hoofdstuk 15 – Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis, viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys)
15.8 Soms vliegt een mannetje tronkenbij een vrouwtje gewone tubebij aan, in de hoop dat het een bereidwillig vrouwtje tronkenbij is.
15.9 Hier gaat een vrouwtje tronkenbij nog achter een vol stuifmeel geraakt vrouwtje gewone tubebij aan, dat ze uit haar nest heeft verjaagd.
15.10 Twee tubebijen op een bloemhoofdje van beemdkroon terwijl een mannetje lathyrusbij (iets kleiner dan een honingbij) meedrinkt.
15.11 Op beemdkroon in een tuin zitten soms veel bijtjes hun avondmaal te nuttigen, zoals hier voornamelijk gewone tube bijen.
15.12 Een mannetje gewone tubebij zit verkleumd onder een waterdruppel beter weer af te wachten
Het vrouwtje gewone tubebij dringt een nest binnen waarin het bijenbroodje nog niet af is. Waarschijnlijk maakt ze daarin in het midden of aan een zijkant met haar kaken en voorpoten een holletje, draait zich om en legt er een ei in. Vervolgens keert ze zich weer om, waarna ze haar ei onder het aanwezige voedsel verbergt. Dan komt ze achteruit lopend naar buiten met vlokjes geel en vochtig stuifmeel aan haar kaken en soms ook voorpoten. Aan haar achterlijf heeft ze nooit stuifmeel, dus bij het leggen van het ei komt dat niet in aanraking 293
Gasten van bijenhotels
met de voedselvoorraad. Ze gaat echter dikwijls in zulke smalle gangen binnen dat het niet waarschijnlijk is dat ze zich daarin kan omkeren. Dat maakt ook een denkbaar maar nog nooit waargenomen scenario mogelijk dat ze zich voor het leggen van het ei niet in de gang omkeert, maar het ei in de gang legt, achteruit daar overheen loopt en het met de kaken oppakt om het dan in de voedselvoorraad te verbergen. Dat zou wel verklaren waarom haar achterlijf nooit stuifmeel heeft, zoals dat bij andere parasieten die in de voedselvoorraad leggen het geval is (zie 20.5.1). Meestal gaat ze na een geslaagde poging om een ei te leggen dicht bij de nestgang zitten. Ze eet dan rustig een deel van het voedsel op dat aan haar kop zit en poetst zich uitvoerig. Soms vallen mannetjes van tronkenbijen haar daarbij lastig. Het kan ook voorkomen dat ze wordt betrapt in de nestgang en dat ze daarbij flink wordt aangepakt door de eigenaresse van het nest. Als ze zich moet verdedigen komt ze soms in het bijenbroodje terecht en weet uiteindelijk met een lichaam vol stuifmeel de wijk te nemen. Het is de bedoeling dat de eigenaresse van het nest het koekoeksei niet ontdekt, de voedselvoorraad verder aanvult en er een eigen ei in aanbrengt. De larve die uit het koekoeksei komt, baant zich een weg naar het ei of de larve van de waardbij om die te doden en (gedeeltelijk) leeg te zuigen, waarna ze de aanwezige voedselvoorraad verorbert, wat enkele weken duurt. Ze ontdoet zich van alle uitwerpselen en spint zich in. Waarschijnlijk overwinteren alle soorten als rustlarve in de cocon, die aan de kopkant een typerend kegeltje draagt (zie foto 15.21). Ze ontwikkelen zich in het voorjaar verder. Tegen de avond zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes te vinden op bloemen in de buurt van het nest, zoals beemdkroon. Gewone tubebijen slapen in gangen met hun achterlijf naar de opening.
15.2.3 De minitubebij Stelis minima
Minitubebijen zijn de kleinste bijen die op nestblokken kunnen worden aangetroffen. Nooit meer dan 5 mm lang, nauwelijks behaard, vrijwel zwart met twee witte vlekjes op de zijkanten van de eerste twee achterlijfssegmenten. Ze parasiteren bij de kleine klokjesbij en mogelijk ook bij de zuidelijke klokjesbij (zie hoofdstuk 12). De soort is nog zeer zelden waargenomen in ons land, maar deze bijzonder kleine bijtjes worden gemakkelijk over het hoofd gezien.
15.13 Een vrouwtje minitubebij.
15.14 Een mannetje minitubebij.
294
15.15 Een vrouwtje minitubebij vliegt naar de nestgang van een kleine klokjesbij.
Hoofdstuk 15 – Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis, viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys)
15.2.4 De kleine tubebij Stelis minuta
De kleine tubebij is groter dan de minitubebij, tot 7 mm, en heeft aan haar zijkant twee of drie witte vlekjes. Het onderscheid met de minitubebij is moeilijk. De kleine tubebij parasiteert bij enkele soorten metselbijen die vooral nestelen in merghoudende stengels. In nestblokken leeft ze ten koste van de grote klokjesbij en de tronkenbij. Ook de kleine tubebij is zeldzaam, maar wordt sinds een aantal jaren in enkele tuinen op nesthulp gezien.
15.16 Dit vrouwtje kleine tubebij heeft boerenwormkruid uit gezocht als voedselbron.
15.17 Een mannetje kleine tubebij drinkt nectar van een klokje
15.2.5 De geelgerande tubebij Stelis punctulatissima
De geelgerande tubebij is de grootste van onze tubebijen en kan tot 11 mm lang zijn. De mannelijke en vrouwelijke dieren lijken erg op elkaar. Kenmerkend zijn de gele haarbandjes aan de eindranden van de rugplaten. Bovendien is de zwarte huid opvallend voorzien van kleine putjes. Ze parasiteert in ons land voornamelijk bij de grote wolbij (zie hoofdstuk 10), maar zou ook bij de slangenkruidbij (zie 14.5), de kauwende metselbij (zie 14.6) en enkele andere soorten metselbijen leven. De soort is op veel plaatsen in ons land aan te treffen waar ook de grote wolbij voorkomt. Deze tubebij komt trouw elke avond slapen in een boorgang. Gewoonlijk kiest ze steeds dezelfde gang uit. Ze staat ’s morgens op met haar rug naar buiten en hangt zo soms enige tijd aan de slaapgang. Tegen de avond en bij toenemende bewolking keert ze als een van de eersten terug naar haar schuilplek. Ze is, net als haar mannelijke soortgenoot, dikwijls te vinden op dicht bij de slaapplaats staande bloemen zoals knoopkruid en beemdkroon.
15.18 Een vrouwtje geelgerande tubebij.
15.19 Dit mannetje geelgerande tubebij ontbijt op een margriet.
295
Gasten van bijenhotels
15.20 Een vrouwtje geelgerande tubebij met mijten is bezig op knoopkruid, een favoriete nectarplant voor deze bijen.
15.21 Een cocon van een geelgerande tubebij aangetroffen in het nest van een grote wolbij met het voor tubebijen karakte ristieke kegeltje aan de kopkant (foto Albert Jacobs).
15.3 De gewone viltbij Epeolus variegatus
Viltbijen zijn heel herkenbaar, maar de vier Nederlandse soorten zijn van elkaar nogal lastig te onderscheiden. Misschien dat de gewone viltbij in de zomer op nestblokken gezien kan worden. De wormkruidbij (zie hoofdstuk 8) is daar dan haar waardbij. Ze kan echter bij meer soorten zijdebijen parasiteren. Mogelijk legt deze viltbij haar koekoeksei niet in het nest van een zijdebij, maar in de aarde daarbuiten. Als dat zo is, is het niet waarschijnlijk dat de gewone viltbij een kans heeft om succesvol te zijn bij wormkruidbijtjes die in nestgangen wonen. De gewone viltbij komt in grote delen van ons land voor, vooral op zand- en lössgronden.
15.22 Een vrouwtje gewone viltbij haalt nectar uit het bloem hoofdje van boerenwormkruid.
15.23 Dit mannetje gewone viltbij heeft zich zojuist vastgebeten aan een grashalm om tijdens zware bewolking wat te rusten.
15.4 Kegelbijen Coelioxys 15.4.1 Herkennen van kegelbijen
Kegelbijen zijn koekoeksbijen die leven ten koste van behangersbijen (zie hoofdstuk 11). De vrouwtjes van kegelbijen hebben een kenmerkend spits uitlopend achterlijf en zijn min of meer rond in doorsnede, zodat hun achterlijf kegelvormig is, vandaar hun naam. Daarnaast zijn ze over het algemeen zwart met opvallende witte haarbandjes aan de randen van zowel de rug- als de buikplaten. De mannetjes zijn ook zo getekend, maar missen het spitse achterlijf en hebben daarvoor in de plaats een reeks puntige uitsteeksels. Het zijn allemaal zeldzame tot zeer zeldzame dieren, die niet op eenvoudige wijze van elkaar zijn te onderscheiden. 296
Hoofdstuk 15 – Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis, viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys)
15.4.2 Het leven van kegelbijen
Kegelbijen zoeken een nest van hun waardbij op. Dat zijn vrijwel altijd behangersbijen. Hoe ze die nesten vinden is onbegrepen. Immers hun waardbijen komen gewoonlijk in lage dichtheden voor. Het gericht zoeken moet dus ergens door aangestuurd worden. Waarschijnlijk spelen daarbij geuren een belangrijke rol. Zo zouden de kegelbijen in eerst instantie door de geur van drachtplanten van hun waardbij kunnen worden aangetrokken, om vervolgens in de buurt op kansrijke plaatsen te gaan zoeken naar het nest van een waardbij. Van een paar soorten is min of meer bekend hoe ze te werk gaan. Een kegelbij dringt binnen in een nest dat nog niet klaar is, zodat de voedselvoorraad nog niet zo dik is. Ze duwt haar spitse achterlijf door de voedselbrij heen naar de achterwand, doorboort die en drukt een ei in de opening. Dit verklaart de vorm van vrouwtjes van kegelbijen, en ook waarom de waardbij zo’n ei niet ontdekt. Uit dit ei ontwikkelt zich een larve die na enkele vervellingen forse kaken blijkt te krijgen. In dit stadium gaat ze op zoek naar het ei of de larve van haar waardbij en eet die op. Als er meerdere eitjes van kegelbijen aanwezig waren, vermoordt er één eerst alle rivalen. Pas al ze de enige is in de broedcel, verandert ze in een onschuldig ogende larve zonder grote kaken. Ze consumeert dan de vegetarische voedselvoorraad van haar waardbij. Binnen een paar weken spint ze een cocon en overwintert als rustlarve. Volwassen kegelbijen voeden zich met de nectar van veel soorten bloemen.
15.4.3 Enkele soorten kegelbijen
De gouden kegelbij Coelioxys aurolimbata (14 mm) draagt aan de achterrand van de vijfde buikplaat een band van gouden haren. Vandaar haar naam. Ze parasiteert waarschijnlijk uitsluitend bij de lathyrusbij (zie 11.7). Ook op plaatsen in ons land waar lathyrusbijen vrij veel voorkomen wordt de gouden kegelbij maar zelden aangetroffen.
15.24 Een vrouwtje gouden kegelbij Coelioxys aurolimbata (foto Tim Faasen).
15.25 Een vrouwtje slanke kegelbij Coelioxys elongata (foto Albert de Wilde).
15.26 Een vrouwtje gewone kegelbij Coelioxys inermis zit te zonnen op een boomstam.
15.27 Een mannetje gewone kegelbij.
297
Gasten van bijenhotels
15.28 Een vrouwtje gewone kegelbij Coelioxys inermis vliegt voor een nestgang van een Lapse behangersbij.
15.29 Een vrouwtje gewone kegelbij is geland om een nestje van de Lapse behangersbij nader te onderzoeken.
Voor de slanke kegelbij Coelioxys elongata (13 mm) lijken verschillende soorten behangersbijen in aan merking te komen als waardbij. Daaronder zijn de tuinbladsnijder en de grote bladsnijder (zie hoofdstuk 11). Toch zijn daar nog vraagtekens bij, want beide behangersbijen komen op zo veel meer plaatsen voor dan de slanke kegelbij, dat een grotere waard specificiteit te verwachten is. Het is een mooie uit daging om uit te zoeken wat het voorkomen van deze kegelbij zo beperkt. De gewone kegelbij Coelioxys enermis (11 mm) parasiteert bij verscheidene soorten behangersbijen, zoals de tuinbladsnijder, de gewone behangersbij en de Lapse behangersbij. In bijgaande foto’s (15.28 en 15.29) is te zien hoe een gewone kegelbij met haar antennes ruikt aan een nestje van de Lapse behan 15.30 Een vrouwtje gewone kegelbij drinkt op wilgenroosje. gersbij. De gewone kegelbij is één van de meest algemene kegelbijen en wordt weinig, maar vrijwel in het hele land waargenomen. Vooral in de kuststreek wordt de duinkegelbij Coelioxys mandibularis (zie foto’s 4.40 en 4.41) aangetroffen. Het is een vrij kleine soort (ongeveer 10 mm), die bij enkele soorten bijen in nestblokken zou kunnen parasiteren, zoals bij de tuinbladsnijder en de gewone behangersbij.
298