Hoofdstuk 9 Maskerbijen Hylaeus in nestblokken Maskerbijen danken hun naam aan het kenmerkend gele of witte gezicht van de mannetjes. Vrouwtjes wijken af van andere bijen door het ontbreken van verzamelharen. Stuifmeel en nectar worden in de krop vervoerd. In dit hoofdstuk dient de resedemaskerbij als voorbeeld voor het leven van de 21 soorten maskerbijen in ons land. De levenscyclus en de nestbouw komen in detail aan bod. Herkenning van maskerbijen -klein -overwegend glanzend zwart -vrijwel geen zichtbare beharing mannetje (foto 9.2) -geel of wit tussen de ogen vrouwtje (foto 9.3) -gele of witte vlek aan binnenkant beide ogen
9.1 Kennismaking
Maskerbijen Hylaeus (zie ook 4.7.27) zijn zo klein en onopvallend dat weinig mensen ze opmerken. Maar als je eenmaal weet dat bij deze dieren de voorkant van de kop heel karakteristiek is, dan blijken masker bijen plotseling op veel plaatsen aanwezig, ook in nestblokken. Bij mannetjes is het hele kopgedeelte tussen beide ogen geel of wit. Bij vrouwtjes zijn bij de binnenste oogranden vaak (bleek)gele vlekken te
9.2 Een mannetje tuinmaskerbij poetst een antenne op knoflook bieslook.
9.1 Een mannetje tuinmaskerbij Hylaeus hyalinatus en een honing bij Apis mellifera op knoflookbieslook.
9.3 Een vrouwtje tuinmaskerbij op knoflookbieslook wachtend op de zon.
zien, maar is het kopschild (clypeus) donker gekleurd. De dames zijn dus minder opvallend gemaskerd. Hun verdere lichaam is overwegend zwart en meestal glanzend, met vooral op het borststuk vaak enkele kleine onderdelen geel, wat ook dikwijls bij de poten het geval is. Eén soort, de zeldzaam voorkomende rode mas kerbij, heeft enkele rode achterlijfsegmenten. De beharing is bij maskerbijen heel kort of ontbreekt op grote delen van het lichaam. Maskerbijen zijn zomerdieren. De topmaanden zijn juni en juli. De 21 soorten die ons land rijk is lijken zo veel op elkaar, dat ze nauwelijks op naam te brengen zijn zonder een geschikte tabel voor geprepareerde exemplaren. Ook in levenswijze lijken ze op elkaar, dus daarom wordt hieronder het leven van de maskerbijen besproken aan de hand van één soort, de resedamaskerbij Hylaeus signatus. Vrijwel alle maskerbijen zijn polylectisch, dus niet kieskeurig wat betreft hun stuifmeel- of nectarbron. Vele plantensoorten zijn voor hen geschikt, maar lang niet altijd wordt zowel nectar als stuifmeel van dezelfde plant geoogst. Enkele soorten maskerbijen komen in het hele land voor en zijn vrij algemeen. Daartoe behoren de tuin maskerbij, de gewone maskerbij, de kortsprietmaskerbij, de poldermaskerbij en de weidemaskerbij. Ook de resedamaskerbij is op veel plaatsen aan te treffen waar resedasoorten staan.
155
Gasten van bijenhotels
9.4 Een mannetje resedamaskerbij Hylaeus signatus zit op de uit kijk op witte reseda.
9.5 Een vrouwtje resedamaskerbij in rust op witte reseda.
9.6 Paring van resedamaskerbijen op wilde reseda.
9.7 Bij deze opname van de paring van resedamaskerbijen is te zien dat de angel naar buiten steekt (zie pijl).
9.2 Resedamaskerbijen
De meeste maskerbijen, zo ook de resedamaskerbij, starten niet eerder dan half mei met hun activiteiten. De mannetjes zijn er nauwelijks eerder bij dan de vrouwtjes. Resedamaskerbijen horen tot de grootste soorten maskerbijen. Ze worden maximaal ongeveer 8 mm lang. Zoals de meeste maskerbijen is hun lichaam overwe gend zwart, maar ze hebben een duidelijke bijna witte haarband aan de zijkant van het eerste achterlijfsseg ment. Er is geen enkele maskerbijsoort die zo fanatiek en uitsluitend op reseda vliegt als deze. Dat maakt haar vrij makkelijk herkenbaar. Daarmee is de resedamaskerbij één van de weinige plantenspecialisten (oligolectisch) onder de maskerbijen. In een goed jaar kunnen de vrouwtjes nog tot begin september op deze planten te vinden zijn. Meestal zijn de mannetjes dan al afgehaakt. Zowel mannetjes als vrouwtjes halen hun voedsel van resedasoorten. Daarom zijn de mannetjes de hele dag rond en op de resedaplanten te vinden, waar ze elkaar achterna zitten, maar vooral op vrouwtjes uit zijn. Elegante hofmakerij is niet aan de mannetjes besteed. Liever overvallen ze het vrouwtje op bruuske wijze. 156
Hoofdstuk 9 – Maskerbijen Hylaeus in nestblokken
9.8 Een tuinmaskerbij Hylaeus hyalinatus oogst stuifmeel van slangenkruid.
9.9 Een vrouwtje resedamaskerbij Hylaeus signatus drinkt nectar uit een bloem van witte reseda.
9.10 De druppel nectar die dit mannetje resedamaskerbij laat indrogen is kleurloos en helder.
9.11 De druppel bij dit vrouwtje resedamaskerbij is geel omdat er ook stuifmeel in zit.
Is een mannetje daarbij succesvol, dan kan het paar enkele minuten lang op de plant blijven zitten om de paring te volbrengen. Soms wordt daarbij heftig geschud en het mannetje zoemt af en toe met de vleugels. Zoals bij alle angeldragende bijen en wespen moet het vrouwtje de angel naar buiten steken om een goede spermaoverdracht mogelijk te maken.
9.3 Het vervoer van larvenvoedsel
Maskerbijen hebben geen uitwendige voorzieningen om stuifmeel mee te vervoeren. In plaats daarvan eten ze het stuifmeel op, om het in hun krop (een soort maag) op te slaan. Ze schrapen het stuifmeel los uit helm hokken die net bezig zijn om open te gaan (zie foto 9.8 en ook foto 4.153). Ze doen dit met speciale borstels aan de kaken en eten dan het stuifmeel op, of ze vergaren het stuifmeel met de voorpoten, die ze dan met de kaakborstels reinigen om het stuifmeel te kunnen verorberen. Niet zelden gaan maskerbijen daarbij aan een meeldraad hangen, zo klein zijn ze. Maskerbijen oogsten ook nectar van de bloembodem. Vanwege hun korte tweelobbige tong kunnen ze dit alleen bij bloemen waarvan de nectar niet te diep ligt (zie foto 4.152). Het mengsel van nectar en stuifmeel wordt in de krop vervoerd. De vrouwelijke dieren gebruiken een deel ook als hun eigen voedsel. Soms lijken ze niet tevreden met de kwaliteit van de nectar. Dan blijft een maskerbij lang op één plek zitten en brengt een druppel maagvocht naar buiten en haalt dat na een minuut of wat weer naar binnen, om daarna die proce dure nog vele malen te herhalen. Mogelijk dient dit om water te laten verdampen en zo het voedsel meer te concentreren. Bij mannetjes is de druppel meestal kleurloos en helder. Dat wijst erop dat die nauwelijks stuif meel eten. Vrouwtjes braken troebele gele druppels op die wel stuifmeel bevatten.
157
Gasten van bijenhotels
9.4 Het nest van maskerbijen
De meeste maskerbijen kiezen voor bestaande gangen in hout en stengels om in te nestelen, of knagen die uit in merg, waarbij braam en vlier, maar ook bijvoet geliefd zijn. Oude nestgangen van andere bijen of wes pen worden eveneens in beslag genomen. Ze maken ook dankbaar gebruik van nestblokken. Soms worden zelfs lege raten van honingbijen gebruikt. Enkele soorten nestelen in leem en één soort, de rietmaskerbij, nestelt uitsluitend in verlaten rietsigaargallen. Daarvoor is het dus van belang dat riet met deze gallen niet jaarlijks gemaaid wordt (zie foto 9.13). Resedamaskerbijen gebruiken graag boorgangen in een nestblok. Een diameter van 3 of 4 mm is heel ge schikt, hoewel ze soms ook grotere diameters uitkiezen. Kleinere soorten maskerbijen nemen zelfs genoegen met maar 2 mm doorsnede. Maskerbijen bereiden hun broedcellen voor op een wijze die vergelijkbaar is met wat zijdebijen doen (zie hoofdstuk 8). Zijdebijen produceren een polyester met klieren in hun achterlijf, terwijl maskerbijen een eiwit houdende vloeistof uit klieren in hun borststuk via hun mond naar buiten brengen. De nestbouw begint met het uitsmeren van die stroperige vloeistof. Daarmee wordt een achterwandje gemaakt en ook een stuk van de gang wordt ermee besmeerd ter lengte van de toekomstige broedcel. Het heldere transparante vlies is uiterst dun, maar hardt snel uit tot een laagje dat enigszins flexibel is. Achterin het zo ontstane kokertje wordt een aantal keren een stroperige mengsel van stuifmeel en nectar uitgespuugd. Het eindresultaat is een wat uitgezakte stroop die tegen de achterwand aan ligt. In de schuine voedselwand legt het vrouwtje een ei. Na de eileg wordt de broedcel gesloten met weer een ‘gelikt’ wandje, op zo’n afstand van de voedselvoor raad dat ongeveer tweederde van de cel leeg is. Vervolgens wordt een nieuwe cel gemaakt. Zo kunnen de maskerbijtjes een hele reeks cellen achter elkaar aanleggen. Bij grote gangen worden de cellen min of meer zigzagsgewijs tegen elkaar aangelegd. Sommige soorten sluiten tijdens de bevoorrading de voorkant van de nestgang provisorisch af met een wandje van hetzelfde materiaal als waarmee ze de cellen bekleden. Ze zor
9.12 Zelfs lege raten van honingbijen worden door maskerbijen gebruikt als nestplaats.
9.14 Vrijwel volledige afsluiting waardoor de bewoonster toch nog in en uit kan gaan.
158
9.13 Nestje van een rietmaskerbij Hylaeus pectoralis met een larve en een pop.
Hoofdstuk 9 – Maskerbijen Hylaeus in nestblokken
9.16 Twee jonge larven van een resedamaskerbij in hun voedsel op 16 juni 2013 (de leem links is door de auteur in het glasbuisje aangebracht, gangdiameter 3,7 mm).
9.15 Het ei van een resedamaskerbij Hylaeus signatus wordt laag op de voedselbrij gelegd (een ander nestje dan bij de volgende foto’s).
9.17 Ruim twee weken later (2 juli) zijn beide larven volgroeid en deponeren hun uitwerpselen achter in hun broedcel.
9.18 Een kleine drie weken later (22 juli) zijn de poppen al aan het kleuren.
9.19 Nog drie dagen later (25 juli) zijn de poppen helemaal uitge kleurd.
9.20 Op 28 juli zijn beide maskerbijen imago’s geworden; links een vrouwtje en rechts een mannetje dat de dag erop uitvloog, het vrouwtje deed dat vier dagen later.
gen er voor dat ze er wel in en uit kunnen. Het mate riaal van het wandje is zo flexibel dat het terugveert als de bij er door kruipt. De larve die na enkele dagen uit een ei komt, hoeft alleen maar voedsel op te zuigen. Daarbij blijft ze ge kromd in de voedselpasta hangen. Na een aantal we ken is alles schoon op en is de larve volgroeid. Ze wacht dan in haar kamertje tot het volgende voor jaar voordat ze verpopt. Ze overwintert dus als rust larve. Bij enkele soorten maskerbijen komt soms een tweede generatie voor. Dat is ook bij de resedabij het geval. De foto’s 9.16 t/m 9.20 getuigen daarvan. Op welke dagen de eitjes in deze twee cellen zijn gelegd is helaas niet vastgesteld, maar de schatting is, dat er tussen de aanvang van het maken van de broedcel 159
Gasten van bijenhotels
len en het uitvliegen van het laatste volwassen bijtje iets meer dan 2 maanden zijn verlopen. In juli 2013 was het droog en zonnig en op vrij veel dagen boven 25 oC. Dit kan de ontwikkeling tot een tweede generatie heb ben gestimuleerd.
9.5 Nestafsluiting
Zoals nagenoeg alle maskerbijen maakt ook het vrouwtje van de resedamaskerbij de voorkant van een nest gang die klaar is dicht met een vliezig wandje. Haar korte tweelobbige tong is van haren voorzien en werkt als een kwastje. Daarmee smeert ze gewoonlijk eerst vooraan in de gang wat van het secreet terwijl ze nog in de gang zit. Vervolgens gaat ze aan de buitenkant hangen en likt dunne sliertjes vloeistof eerst in de rondte aan de zijkanten en daarna van de zijkanten naar en over het midden. Ze likt van onder haar borststuk naar voren. Tijdens het afsluiten van de nestgang loopt de bij langzaam en steeds likkend een flink aantal keren rond de opening. Dit kan meer dan een uur in beslag kan nemen. Uiteindelijk ontstaat door het likken een uiterst dun, min of meer transparant vliesje, dat als een ruitje de gang afsluit. Vaak loopt het iets over het hout door. Deze afsluitingen blijken in veel gevallen al snel te scheu ren. Waarvoor al die moeite dan gedaan wordt, is niet helemaal duidelijk. Wel blijkt dat parasieten met een lange legboor, zoals de hongerwesp Gasteruption caucasicum (zie foto 20.226 en verder) het vliesje als een barrière respecteren. Ze doorboren het wel met de legboor, maar ze duwen er hun achterlijf niet verder door heen. Misschien dient het vliesje wel om de nestgeur lang genoeg binnen te houden om andere parasieten niet aan te trekken. Maskerbijen hebben speciale geurklieren aan hun kaken. Met die klieren kunnen ze een typische citroen geur verspreiden, die voornamelijk uit de geurstof citraal bestaat. Als je een maskerbijtje voorzichtig vastpakt (ze steken niet), is dat opvallende geurtje zeer goed waar te nemen. Mannetjes produceren een extra sterke citroengeur. De functie van deze geur is niet echt duidelijk.
9.21 Met de nestafsluiting wordt aan de binnenkant begonnen (resedamaskerbij Hylaeus signatus).
9.22 Een ijl netwerk van sliertjes is het begin van het vlies (rese damaskerbij).
160
9.23 Zorgvuldig en langdurig worden vanuit alle richtingen dra den gelikt tot een vliesje (resedamaskerbij).
Hoofdstuk 9 – Maskerbijen Hylaeus in nestblokken
9.24 Van dichtbij is iets te zien van de kwasttong en de kaaktas ters die een vrouwtje resedamaskerbij gebruikt bij het aanbren gen van de bekleding.
9.25 Niet zelden wordt ook een smalle rand buiten de opening bedekt met een dun laagje.
9.26 In een goede zomer kunnen veel nestjes van resedamasker bijen dicht bij elkaar worden gebouwd.
9.27 Soms neemt een mannetje resedamaskerbij stil plaats op de rug van een vrouwtje dat met haar likwerk bezig is. Het lijkt wel gezellig maar ze toont nooit enige interesse in zo’n ruiter.
161
Gasten van bijenhotels
9.6 Slaapgangen
Een vrouwelijke maskerbij brengt de nachten en perioden van slecht weer door in haar nestgang. Daarin dul den ze geen indringers. Hebben ze nog geen nestgang, dan verblijven ze vaak tussen mannetjes in dezelfde holte. Mannetjes zoeken ongebruikte gangen op om te schuilen en te overnachten. Als het kan in hun eentje, maar niet zelden hokken er meer dan tien mannetjes op en naast elkaar in ruime gangen, waarbij ze het ken nelijk van weinig belang vinden of ze op hun rug liggen, op hun zij, of rechtop staan. Frappant is dat ze in alle slaapgangen ’s morgens op dezelfde tijd voorin verschijnen om de dag te begroeten. Ze willen op een nieuwe dag allemaal vooraan zitten bij het opstaan. In grote gangen wurmen zoveel mogelijk mannen over elkaar heen tot ze vooraan zitten. Vrouwtjes vliegen sneller uit en zitten zelden lang op de uitkijk. Het komt voor dat een mannetje op een vrouwtje meelift dat hun gezamenlijke slaapgang verlaat. Het vrouwtje negeert in zo’n geval haar lifter, die haar vanzelf los moet laten als ze wegvliegt.
9.28 De zon verleidt mannetjes resedamaskerbijen om allemaal tegelijk op de uitkijk te gaan zitten in hun slaapgang.
9.29 In de slaapgang zijn mannetjes resedamaskerbijen elkaars vrienden, daarbuiten echter niet.
162
Hoofdstuk 9 – Maskerbijen Hylaeus in nestblokken
9.30 Als ze een slaapgang deelden willen mannelijke resedamas kerbijen ’s morgens allemaal tegelijk naar buiten kijken.
9.31 Als mannetjes en vrouwtjes van resedamaskerbijen in een gezamenlijke gang hebben geslapen, wil een mannetje zijn kans wel eens grijpen.
9.7 Reseda in de tuin
Wilde reseda, witte reseda, wouw en tuinreseda zijn zeer gewild bij resedamaskerbijen. Het zijn tweejarige planten die zich goed laten zaaien. Ze bloeien soms al in het eerste jaar en enkele overleven ook een derde jaar. Als deze planten in een tuin worden gekweekt, lokken ze maskerbijen verbazingwekkend snel aan. Daar naast zijn resedasoorten zeer geschikt voor allerlei andere soorten bijen en wespen.
9.8 Parasieten van maskerbijen
De meest gemelde parasieten zijn hongerwespen Gasteruption. Bij de resedamaskerbij is een soort met een lange legboor aan te treffen (Gasteruption caucasicum), waarover meer in paragraaf 20.5.4. Ook kleine sluip wespjes (bronswespen) kunnen huishouden bij maskerbijen (zie 20.5.3.4).
163
Gasten van bijenhotels
164