Hoofdstuk 10 De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht Door mr. S.M. Altena
10.1 Inleiding 10.1.1 De staatkundige hervormingen Het Koninkrijk der Nederlanden heeft een proces van staatkundige herstructurering doorgemaakt. De herstructurering betreft de Nederlandse Antillen. Op 10 oktober 2010 is het gewijzigde Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden (‘Rijkswet wijziging Statuut’). Met ingang van deze datum is het land de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan. In de oude situatie bestond het Koninkrijk der Nederlanden uit drie gelijkwaardige landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. De Nederlandse Antillen en Aruba waren in deze structuur naast Nederland volwaardige autonome partners binnen het Koninkrijk. De nieuwe structuur houdt het volgende in. De twee eilanden Curaçao en Sint Maarten hebben de status gekregen van land binnen het Koninkrijk (vergelijkbaar met voorheen de Nederlandse Antillen en Aruba). Aruba behoudt de status van land binnen het Koninkrijk dat het al heeft sinds 1986. De drie overige eilanden, Bonaire, Saba en Sint Eustatius (Caribisch Nederland; de BES-eilanden; BES), hebben gekozen voor een directe band met Nederland. Deze band heeft juridisch vorm gekregen door aan deze eilanden de status van openbaar lichaam, in de zin van artikel 134 van de Grondwet, toe te kennen. De positie van Bonaire, Saba en Sint Eustatius lijkt in grote lijnen op die van Nederlandse gemeenten, met aanpassingen op grond van onder meer hun kleinschaligheid, de afstand tot Nederland en de ligging in het Caribisch gebied. Alle inwoners van de drie eilanden met de Nederlandse nationaliteit hebben, naast het al bestaande stemrecht voor het Europese Parlement, nu ook stemrecht voor 181
182
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
de Tweede Kamer gekregen. De eilandsraden van de BES-eilanden krijgen, net als de Nederlandse Provinciale Staten, het recht de leden van de Eerste Kamer te kiezen. 10.1.2 Uitvoering overheidstaken In de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten is de regering van het Koninkrijk vertegenwoordigd door een gouverneur. De landen Curaçao en Sint Maarten hebben (net als Aruba) elk een eigen regering en parlement. Regering en parlement zijn gezamenlijk bevoegd wetgeving te maken op het gebied van de eigen aangelegenheden. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba houden twee overheden, namelijk de lokale overheid en de Nederlandse rijksoverheid. De Nederlandse rijksoverheid neemt grotendeels de plaats in van de oude landsregering van de Nederlandse Antillen. De lokale overheid is bevoegd tot regeling en bestuur inzake de huishouding van het openbaar lichaam en staat onder controle van de eigen volksvertegenwoordigers, de eilandsraad. Elk openbaar lichaam heeft een lokaal bestuur en een lokale volksvertegenwoordiging. In elk van de openbare lichamen is een vestiging van de Nederlandse nationale overheid (de Rijksdienst Caribisch Nederland) waarin de Nederlandse ministeries zijn vertegenwoordigd. Naast de taken die de Nederlandse Rijksoverheid van het voormalige land de Nederlandse Antillen overneemt, neemt het Rijk ook enkele voorheen eilandelijke taken over, zoals het beheer van het korps brandweer. Voor de (ondersteuning van de) uitvoering van de taken die Nederland voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba op zich neemt, is er de gemeenschappelijke Rijksdienst Caribisch Nederland met een vestiging op elk van de eilanden. Ministeries en uitvoeringsorganisaties zorgen hierin gezamenlijk voor de uitvoering van hun (rijks)taken. Daarnaast oefent de Rijksdienst Caribisch Nederland de formele werkgeverstaken van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit voor alle rijksambtenaren op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zoals de politie, brandweer en medewerkers van het Zorgkantoor. Het politiekorps en brandweerkorps hebben echter wel een eigen korpsbeheer.
183
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
10.1.3 De vertegenwoordiging van Nederland op Curaçao, Sint Maarten en Aruba De Vertegenwoordiging van Nederland zoals die voorheen in de Nederlandse Antillen gevestigd was en de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba zijn geïntegreerd en per 1 januari 2011 verder gegaan als de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Eén Vertegenwoordiging, onder leiding van één vertegenwoordiger, met een vestiging in elk van de drie autonome landen, waar het hoofd van de vestiging tevens voor dat land de plaatsvervangend vertegenwoordiger wordt. De Vertegenwoordiging blijft alle Nederlandse ministeries vertegenwoordigen (behalve Defensie en Buitenlandse Zaken, die Koninkrijkstaken hebben). De Vertegenwoordiging vormt als het ware een voorpost van Nederland. Naast het rapporteren aan Nederland heeft de Vertegenwoordiging de taak bezoeken van Nederlandse bewindslieden, ambtenaren en andere autoriteiten voor te bereiden en te begeleiden. Ook wordt er voorlichting gegeven over het door Nederland gevoerde beleid ten aanzien van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast verleent de Vertegenwoordiging algemene consulaire bijstand aan in problemen geraakte Nederlanders en gedetineerden. Het werk van de Vertegenwoordiging in de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten is dus enigszins vergelijkbaar met dat van een ambassade. 10.1.4 Het College financieel toezicht Een relatief nieuw orgaan op de eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen is het College financieel toezicht (het college of het Cft). Het college is tot stand gekomen in november 2007. In het kader van de staatkundige hervormingen heeft Nederland zich bereid verklaard om een groot deel van de schulden van de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden te saneren. In ruil daarvoor dienden de eilandgebieden zorg te dragen voor het aanbrengen van structurele verbeteringen in de begroting en met name het finan cieel beheer, teneinde te voorkomen dat er in de toekomst opnieuw (te grote) schulden worden opgebouwd. Het Cft houdt vanaf november 2007 financieel toezicht op de overheidsfinanciën van de BES-eilanden en sinds december 2008 op de overheidsfinanciën van Curaçao en Sint Maarten. Per 10 oktober 2010 is het Cft opgesplitst in twee colleges: het Cft BES-eilanden en het Cft Curaçao & Sint Maarten. Het Cft Curaçao & Sint Maarten oefent toezicht uit op grond van het bepaalde in de Rijkswet financieel
184
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het Cft BES oefent toezicht uit op grond van het bepaalde in de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES). De twee colleges worden ondersteund door een gemeenschappelijk secretariaat van zeventien personen die allen werkzaam zijn vanuit Curaçao. In de Rijkswet en Wet FinBES zijn de normen opgenomen waaraan de begroting en het financieel beheer dienen te voldoen. De eilanden rapporteren elk kwartaal over de uitvoering van de begroting en de verbetering in het financieel beheer. Jaarlijks worden ook de begroting en jaarrekeningen zelf ingediend bij het Cft ter toetsing aan de normen uit de Rijkswet en de Wet FinBES. Het toezicht reikt verder dan de overheidsfinanciën alleen. Het Cft houdt ook toezicht op de zogenaamde collectieve sector alsmede op overheids-nv’s en overheidsstichtingen. Het toezicht is in beginsel tijdelijk van aard. In 2015, vijf jaar na de hervorming, zal er een evaluatie plaatsvinden van het toezicht. Het toezicht zal in principe worden afgeschaft als de eilanden in drie achtereenvolgende jaren hebben voldaan aan de normen zoals die zijn gesteld in de Rijkswet en Wet FinBES. Mocht daar geen sprake van zijn dan zal het toezicht, al dan niet in afgeslankte vorm, worden gecontinueerd telkens voor een periode van drie jaar. 10.1.5 Munteenheid Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is met ingang van 1 januari 2011 de Amerikaanse dollar de nieuwe munteenheid. Op die dag om 0.00 uur hebben de banken op de BES-eilanden alle tegoeden en schulden in guldens automatisch omgezet in dollars. Bij de omzetting waren de banken verplicht een vaste wisselkoers van 1,79 gulden = 1,00 dollar te hanteren. Alle girale betalingen vinden vanaf de invoeringsdatum plaats in dollars. Gedurende de maand januari kon contant worden betaald met guldens en dollars. Wisselgeld wordt uitbetaald in dollars. Na januari hoeven winkeliers geen guldens meer aan te nemen en worden alle betalingen in dollars verricht. Omwisseling van guldenbiljetten en -munten tegen dollars kon, gedurende de maand januari, bij de bank tegen de vaste wisselkoers. Na januari zijn de banken niet langer verplicht om de vaste wisselkoers te hanteren en mogen ze tevens transactiekosten in rekening brengen. De regering van de landen Curaçao en Sint Maarten hebben gekozen voor een gezamenlijke Centrale Bank en de Caribische gulden (CMg) als munt-
185
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
eenheid. De Caribische gulden zal vooralsnog per 1 januari 2012 worden ingevoerd. Tot die tijd zal de Antilliaanse gulden (NAf) gehandhaafd worden. Op dit moment gaan er echter ook stemmen op om, net als op de BES-eilanden, tot dollarisatie over te gaan. Vooralsnog is hier nog geen beslissing over genomen en zal de Caribische gulden worden ingevoerd. De Caribische gulden wordt, net zoals de NAf, gekoppeld aan de Amerikaanse dollar (USD) en heeft daardoor een vaste koers van 1 USD = 1,79 CMg. De NAf wordt binnen drie maanden na het in omloop brengen van de CMg buiten omloop gesteld. Gedurende genoemde periode van maximaal drie maanden bestaan dus de NAf en de CMg als wettig betaalmiddel naast elkaar. Vanaf 1 april 2012 zal de CMg het enige wettige betaalmiddel zijn in Curaçao en Sint Maarten. De NAf kan nog gedurende een periode van dertig jaar na het moment van uitgifte van de CMg tegen een een-op-een verhouding worden ingewisseld bij de Centrale Bank. 10.1.6 EU-regelgeving Het Koninkrijk der Nederlanden is lid van de Europese Unie (EU). Dit wil niet zeggen dat het gehele pakket aan Europese Regelgeving geldt in alle landen van het Koninkrijk. Binnen de EU hebben Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO). Dit geeft deze eilanden een aantal voordelen bij bijvoorbeeld export van goederen naar de EU. Bovendien krijgen de eilanden middelen uit het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF). Omdat de inwoners van het Caribische deel van het Koninkrijk de Nederlandse nationaliteit hebben en daarmee Europees burger zijn, kunnen zij voor het Europees Parlement stemmen. De staatkundige veranderingen hebben geen invloed op de relatie met de EU.
10.2 Het financieel toezicht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba 10.2.1 Wet- en regelgeving De staatkundige hervormingen zijn voor de BES-eilanden in twee fasen opgedeeld: een overgangsfase en een eindfase. De overgangsfase is gestart op het tijdstip waarop de Rijkswet wijziging Statuut in werking trad: 10 oktober 2010
186
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
(transitiedatum). De wetgeving in de overgangsfase bestaat uit de relevante, in BES-wetten omgezette, voorheen Nederlands-Antilliaanse landsverordeningen. Ook de lagere regelgeving is in deze fase gebaseerd op de voorheen Nederlands-Antilliaanse landsbesluiten en ministeriële beschikkingen. De verwachting is dat de overgangsfase duurt tot begin 2012 waarna de eindfase intreedt. De eerste Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius (ABES) en de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius (IBES) zijn op de transitiedatum van kracht geworden. In de IBES worden regels gesteld over het toepasselijk recht en het algemeen overgangsrecht. In de bijlage bij de IBES wordt, onder het beleidsterrein van het ministerie van Financiën, een duidelijk overzicht aangetroffen van de regelingen op het gebied van het financiële toezicht waarbij vermeld wordt of zij ‘de status verkrijgen van formele wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling’.1 De volgende tabel bevat een overzicht van de bij de IBES ingevoerde wetten op het terrein van het financiële toezicht. Nederlands-Antilliaanse regeling
Huidige citeertitel
Landsverordening
Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES
assurantiebemiddelingsbedrijf Landsverordening toezicht bank- en
Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994
kredietwezen 1994
BES
Landverordening toezicht beleggings-
Wet toezicht beleggingsinstellingen en
instellingen en administrateurs (2002)
administrateurs BES
Landverordening toezicht effecten-
Wet toezicht effectenbeurzen BES
beurzen (1998) Landsverordening toezicht trustwezen
Wet toezicht trustwezen BES
(2003) Landverordening toezicht verzekerings-
Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES
bedrijf (1990) Landsverordening zeggenschap in ter
Wet zeggenschap in ter beurze genoteerde
beurze genoteerde vennootschappen
vennootschappen BES
(1991) 1
Kamerstukken II 2008/09, 31 957, nr. 3, pagina 3.
187
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
Naast de hiervoor genoemde Landsverordeningen bestond er in de oude situatie tevens een Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen (1985). Deze landsverordening is bij de IBES niet omgezet in BES-wetgeving. Het toezicht op de pensioenfondsen, waaronder ondernemingspensioenfondsen, valt tegenwoordig onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de bijlage bij de IBES zijn tevens de bij de verschillende toezichtwetten behorende algemene maatregelen van bestuur opgenomen. De doorlopende teksten van de voornoemde besluiten zijn te vinden op de website van de BES-eilanden (www.bes.dnb.nl). In de eindfase wordt er nieuwe regelgeving van kracht die inhoudelijk afwijkt van de huidige bestaande regelgeving en die gebaseerd zal zijn op de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (Wft). Het eindmodel zal in beginsel uit twee wetten bestaan: de Wet financiële markten BES (Wfm BES) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Wwft BES). De Wwft BES zal bestaan uit een samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening BES, de Wet melding ongebruikelijke transacties BES en de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES. De overige (toezicht) wetten worden gebundeld in de Wfm BES. De Wfm BES zal ten opzichte van de wetten in de overgangsfase een aantal aanvullingen en aanscherpingen bevatten, en ook leiden tot een nadere afstemming van de regels voor de verschillende sectoren. De aanvullingen zullen vooral betrekking hebben op nieuw in te voeren gedragsregels voor het omgaan met consumenten: denk aan informatieverschaffing, regels inzake kredietverstrekking, behandeling van klachten en dergelijke. Deze gedragsregels zullen gelden voor alle financiële onderneming die producten en diensten aanbieden op de BES-eilanden ongeacht of ze op de BES-eilanden een vestiging hebben. Een aanscherping op prudentieel terrein is bijvoorbeeld de introductie van (onderdelen van) Basel II in het solvabiliteitstoezicht op banken. 10.2.2 Toezicht op financiële instellingen die op de BESeilanden actief zijn Op grond van de ABES zijn De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) officieel als toezichthouder op de BES-eilanden aangewezen. DNB is verantwoordelijk voor het toezicht op banken, verzekeraars en trustkantoren en de AFM voor het toezicht op assurantiebemid-
188
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
delaars, beleggingsinstellingen en administrateurs en effectenbeurzen. Het toezicht is sectoraal georganiseerd – dat wil zeggen dat aangesloten wordt bij het type financiële onderneming (bijvoorbeeld beleggingsinstelling) en niet bij de activiteit – zoals in Nederland het geval was voor inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht. Financiële ondernemingen die op de BESeilanden actief zijn, hebben in beginsel een vergunning nodig op basis van de op de BES-eilanden geldende toezichtwetten. Dit geldt zowel voor zelfstandige vestigingen als voor bijkantoren, en ook voor financiële ondernemingen die hun producten en diensten op de BES-eilanden aanbieden zonder daar gevestigd te zijn. Voor financiële ondernemingen die al op de BES-eilanden actief waren op de transitiedatum geldt dat hun vergunning van destijds de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen, voor zover deze betrekking had op hun activiteiten op de BES-eilanden, op grond van overgangsrecht van rechtswege is omgezet in een vergunning van DNB respectievelijk de AFM. De desbetreffende financiële instellingen konden als gevolg hiervan hun bestaande activiteiten voortzetten zonder daarvoor op de transitiedatum een nieuwe vergunning te hoeven aanvragen. Op de BES-eilanden gevestigde bijkantoren zijn veelal filialen van banken en verzekeraars die hun hoofdvestiging hebben op Curaçao of Sint Maarten. Het zou voor hen onevenredig belastend zijn zelfstandig aan alle van toepassing zijnde regels inzake bestuur, eigen vermogen en bedrijfsvoering te moeten voldoen. In de Overgangs- en vrijstellingsregeling financiële markten BES is daarom een vrijstelling opgenomen voor bijkantoren van banken die beschikken over een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling, verleend door de bevoegde autoriteit van het land of de staat waar zij haar zetel heeft. Wat opvalt is dat de vrijstellingsregeling niet beperkt is tot bijkantoren van banken en verzekeraars die hun hoofdkantoor hebben op Curaçao of Sint Maarten, maar in elk ander land waar de hoofdvestiging onder toezicht staat. Hiermee zijn deze bijkantoren vrijgesteld van een groot deel van de toezichtregels. Zij moeten wel de regels gericht op het bestrijden van witwassen en financieren van terrorisme naleven, evenals bepaalde gedragsregels. De vrijstelling geldt niet voor grote bijkantoren. Deze moeten zich omvormen tot zelfstandige entiteiten en volledig aan alle toezichtseisen voldoen. Een bijkantoor geldt als groot als de som van de toevertrouwde gelden (rekeningcourant, spaartegoeden en deposito’s) groter is dan 90 miljoen USD (banken), respectievelijk als de bruto premie-inkomsten groter zijn dan 5 miljoen USD (verzekeraars). Op dit moment is er geen bijkantoor op de BES-eilanden dat volgens deze criteria als groot is aan te merken.
189
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
Voor het toezicht van DNB en AFM is het van belang dat er in de eindfase nieuwe gedragsregels zullen worden ingevoerd. Het toezicht op de naleving van de gedragsregels zal in beginsel bij de AFM liggen, die ook in Nederland verantwoordelijk is voor het gedragstoezicht. Dit geldt ook voor het gedragstoezicht op banken en verzekeraars. Daarmee zal de taakverdeling tussen DNB en AFM niet meer (geheel) langs sectorale lijnen verlopen zoals in de overgangsfase nog wel het geval is. De insteek blijft echter wel dat financiële ondernemingen op de BES-eilanden zo veel mogelijk een vast aanspreekpunt hebben. De vrijstellingen die in de overgangsfase van toepassing zijn op kleine bijkantoren en financiële ondernemingen die hun producten en diensten op de BES-eilanden aanbieden zonder daar gevestigd te zijn blijven in de eindfase in beginsel van kracht. Deze financiële ondernemingen zullen echter wel aanpassingen moeten plegen en voorzieningen moeten treffen om te voldoen aan de meer strenge en/of nieuwe toezichtregels. Zij zullen voor die aanpassingen een redelijke termijn krijgen.
10.3 Het financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten 10.3.1 Wet- en regelgeving Curaçao en Sint Maarten hebben door de staatkundige vernieuwingen van 10 oktober 2010 de status van land binnen het Koninkrijk der Nederlanden gekregen. In het slotakkoord dat is gesloten in het voortraject naar de ontmanteling is afgesproken dat er één centrale bank zal zijn voor Curaçao en Sint Maarten met één set wetgeving en één toezichthouder voor het monetair toezicht, het financieel toezicht en het integriteitstoezicht. Op 26 november 2008 hebben Curaçao en Sint Maarten principeafspraken gemaakt over een gezamenlijke centrale bank en de relevante regelgeving. De principeafspraken hielden onder andere in: –
dat er een gemeenschappelijk centrale bank wordt opgezet als openbare rechtspersoon;
–
dat er een valutagebied is met een gemeenschappelijke munt, in een vaste wisselkoersverhouding tot de Amerikaanse dollar;
190
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
–
dat de hoofdtaak van de centrale bank is het toezicht in beide landen op de financiële sector, waaronder het monetair toezicht, het bedrijfseconomisch toezicht en het integriteitstoezicht;
–
dat dit toezicht de handhaving van de externe waarde van de valuta en gezondheid van het financieel systeem dient;
–
dat de besluitvorming door de landen geschiedt op basis van pariteit tussen de landen.
De gemeenschappelijke Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) werd door middel van een eenvormige Kader-vaststellingslandsverordening geïncorporeerd en is daarin als de rechtsopvolger van de voormalige Bank van de Nederlandse Antillen (BNA) benoemd. Vorenbedoelde Kader-vaststellingslandsverordening stelt ook de Regeling gemeenschappelijk geldstelsel, de Regeling gemeenschappelijk deviezenverkeer en de Regeling gemeenschappelijke wisselkoers vast. Vóór de staatkundige herstructurering van het Koninkrijk der Nederlanden stond in het toezicht op de financiële sector het Centrale Bank-Statuut op grond van de landsverordening van 19852 centraal. Na 10 oktober 2010 werd dit het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten.3 Als bronnen voor het toezicht op de financiële sector in de voormalige Nederlandse Antillen golden de diverse landsverordeningen. Daarnaast waren er landsbesluiten houdende algemene maatregelen uitgevaardigd ter nadere uitwerking van bepaalde regels in de landsverordeningen. Ook waren ministeriële beschikkingen met algemene werking mogelijk. De grondslag voor een dergelijke ministeriële beschikking moest in de landsverordening of in het landsbesluit houdende algemene maatregelen te vinden zijn. Vaak liet de landsverordening de ruimte vrij voor het bestuursorgaan, zijnde de BNA, om nadere invulling te geven aan een open regel door middel van een beleidsregel. De BNA heeft op grond hiervan diverse beleidsregels opgesteld. Beleidsregels hebben pas externe werking indien deze gepubliceerd zijn. De BNA legde haar beleidsregels schriftelijk vast in richtlijnen die verkrijgbaar zijn bij de BNA. Daarnaast werden alle wettelijke regelingen en beleidsregels gepubliceerd via de website van de BNA. De richtlijnen, beschikkingen en vergunningen die door de BNA zijn uitgevaardigd, blijven op grond van de overgangsbepalingen bij het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten4 van 2
PB 1985, 183.
3
Onderlinge Regeling zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende een Gemeenschappelijke Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten).
4
Overgangsbepaling 42, lid 3 Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten.
191
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
kracht totdat zij door andere regelingen en uitvoeringsvoorschriften zijn vervangen. De overgangsregeling bij het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten bepaalt tevens dat met ingang van inwerkingtreding van het statuut het toezicht geschiedt voor wat betreft (a) het bank- en kredietwezen op grond van het bepaalde in de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 19945, (b) ondernemingspensioenfondsen op grond van het bepaalde in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen6, (c) het verzekeringsbedrijf op grond van het bepaalde in de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf7, (d) de effectenbeurzen op grond van de Landsverordening toezicht effectenbeurzen8, (e) de beleggingsinstellingen en administrateurs op grond van het bepaalde in de Landsverordening toezicht beleggings instellingen en administrateurs9, (f) de assurantiebemiddelingsbedrijven op grond van het bepaalde in de Landsverordening assurantiebemiddelings bedrijf10 en (g) de trustkantoren op basis van Landsverordening toezicht trustwezen11, zoals deze landsverordeningen luidden onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten. Doordat de hiervoor genoemde landsverordeningen in verschillende jaren tot stand zijn gekomen, zijn er onderlinge verschillen ontstaan, bijvoorbeeld op het gebied van bevoegdheden voor de toezichthouder en sanctiemogelijkheden. De voormalige Nederlands-Antilliaanse wetgever werkte aan een landsverordening met als doel nog voor de ontmanteling van de Nederlandse Antillen inconsistenties tussen financiële toezichtwetten weg te nemen en de toezichtwetgeving te actualiseren. Het ontwerp zou onder meer betrekking hebben op: (a) aanwijzingsrecht en stille curatele, (b) dwangsom en boete, (c) openbaarmaking van overtredingen, (d) opsporingsbevoegdheden en strafbepalingen en (e) aanstelling en handhaving van een externe deskundige (accountant). Het is de wetgever niet gelukt om deze harmonisatiewetgeving voor de ontmanteling van de Nederlandse Antillen in te voeren. Bedoelde landsverordening is tot op heden nog niet integraal gepubliceerd.
5
PB 1994, 4.
6
PB 1985, 44.
7
PB 1990, 77.
8
PB 1998, 225.
9
PB 2002, 137.
10
PB 2003, 113.
11
PB 2003, 114.
192
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
10.3.2 Het toezicht op financiële instellingen die op Curaçao en Sint Maarten actief zijn Het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten draagt de toezichts taak op aan de CBCS12. De CBCS is een zelfstandig bestuursorgaan en derhalve niet ondergeschikt aan de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. De CBCS functioneert zelfstandig in de uitoefening van al haar wettelijke taken.13 De CBCS heeft diverse wettelijke taken zoals onder meer het bevorderen van de stabiliteit van de waarde van de geldeenheid van Curaçao en Sint Maarten14 en het opereren als circulatiebank15. De CBCS oefent toezicht uit op (a) het bank- en kredietwezen, (b) ondernemingspensioenfondsen, (c) het verzekeringsbedrijf, (d) de effectenbeurzen, (e) de beleggingsinstellingen en administrateurs, (f) de assurantiebemiddelingsbedrijven en (g) de trustkantoren. Het toezicht is sectoraal georganiseerd. Het toezicht op financiële instelling bestaat uit gedragstoezicht en uit bedrijfseconomisch toezicht (ook wel prudentieel toezicht genoemd). Doel van het prudentieel toezicht is het waarborgen van de bedrijfseconomische gezondheid, waarbij aspecten als liquiditeit en solvabiliteit van de instelling worden onderzocht en door de CBCS worden gecontroleerd en getoetst aan de wettelijke regels. Bij kredietinstellingen houdt de CBCS tevens monetair toezicht. Financiële instellingen hebben een wettelijke verplichting om te rapporteren bij illegale en ongebruikelijke financiële transacties. In Curaçao en Sint Maarten bestaat de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (LvMOT)16 en de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (LvID).17 Alle wettelijke regelingen gaan ervan uit dat bepaalde financiële activiteiten niet mogen worden ondernomen zonder dat daarvoor eerst een vergunning is aangevraagd en afgegeven door de toezichthouder, de CBCS of dat ontheffing is verleend van het verbod door de CBCS. Zoals in deze bijdrage reeds is aangegeven in het hoofdstuk omtrent het toezicht op de BES-eilanden oefent de CBCS tevens toezicht uit op bijkantoren die op de BES-eilanden gevestigd zijn van in Curaçao en Sint Maarten ge12 13
Artikel 8 Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten. J. Sybesma, ‘Wie houdt toezicht op toezichthouder Bank van de Nederlandse Antillen?’ In: 175 jaar BNA (redactie A. Romero), 2003.
14
Artikel 3 Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten.
15
Artikel 6 Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten.
16
PB 1996, 21; nieuwe doorlopende tekst PB 2010, 41.
17
PB 1996, 23; nieuwe doorlopende tekst PB 2010, 40.
193
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
vestigde kredietinstellingen en verzekeraars. Vergeleken met de situatie van voor 10 oktober 2010 is er inhoudelijk niets veranderd voor Curaçao en Sint Maarten ten aanzien van het toepasselijk recht op financiële instellingen en het toezicht daarop.
10.4 Het financieel toezicht op Aruba 10.4.1 Status aparte Aruba heeft sinds 1 januari 1986 een bijzondere positie binnen het Koninkrijk. Aruba heeft zich op dat moment ontkoppeld van de toenmalige Nederlandse Antillen. Met een ‘status aparte’ werd Aruba een land binnen het Koninkrijk der Nederland naast Nederland en de voormalige Nederlandse Antillen. Sedert 1 januari 1986 heeft Aruba een eigen centrale bank en een eigen munt, namelijk de Arubaanse florijn (AFL). De AFL werd gekoppeld aan de Amerikaanse dollar en heeft daardoor een vaste koers van 1 USD = 1,79 AFL. 10.4.2 Wet- en regelgeving Sinds de invoering per 1 juli 2001 van de Landsverordening toezicht verzekeringswezen vallen alle in of vanuit Aruba werkzame verzekeraars onder het toezicht van de CBA. Voordien werd door de CBA alleen toezicht gehouden op levensverzekeraars. Dit geschiedde op basis van de tot 15 mei 1998 vigerende Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen, die per genoemde datum werd vervangen door een op Nederlandse wetgeving gebaseerde Landsverordening toezicht kredietwezen18. Na 15 mei 1998 werd het toezicht op de levensverzekeraar op grond van gentlemen’s agreements voortgezet tot de invoering per 1 juli 2001 van de Landsverordening toezicht verzekeringswezen19. Per die datum kwamen alle in of vanuit Aruba werkzame verzekeraars onder het toezicht van de CBA te vallen. In 1998 kwamen de ondernemingspensioenfondsen onder toezicht op basis van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen20. In 2006 kwamen de money trans-
18
AB 1998,16.
19
AB 2000, 82.
20
AB 1998, GT 17.
194
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
fer kantoren onder toezicht op grond van de Landsverordening toezicht op Money Transfer kantoren21. Sinds 5 februari 2009 vallen op grond van de landsverordening toezicht trustkantoren ook de trustkantoren op Aruba onder toezicht van de CBA. 10.4.3 Het toezicht op financiële instellingen die op Aruba actief zijn De CBA is toezichthouder voor de gehele financiële sector. Onder toezicht staande financiële instellingen zijn, zoals hiervoor reeds vermeld, (a) kredietinstellingen, (b) ondernemingspensioenfondsen, (c) verzekeraars (d) moneytransferkantoren en (e) trustkantoren. Aruba kent nog geen wetgeving die voorziet in toezicht op beleggingsinstellingen. Naast op vorenbedoelde instellingen houdt de CBA eveneens toezicht op de identificatieplicht22 op grond van het bepaalde in de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening23 en de melding van ongebruikelijke transacties op grond van het bepaalde in de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties24. De meest recente wijzigingen ter zake het toepasselijke recht op financiële instellingen stammen uit 2009 en betreffen enerzijds de invoering van de Landverordening toezicht trustkantoren en anderzijds de door de CBA uitgebrachte richtlijnen inzake anti-witwassen en anti-terrorismefinanciering. Daarin is ook het verbod tot benoeming van een externe accountant tot het bestuur van een onder toezicht van de CBA staande vennootschap opgenomen en werd de mogelijkheid tot het opleggen van een administratieve boete ingevoerd. Tevens is strafbaar gesteld het transporteren van sommen geld groter dan AFL 20.000 over de grens die niet zijn aangemeld bij de autoriteiten. Alle wettelijke regelingen gaan ervan uit dat bepaalde financiële activiteiten niet mogen worden ondernomen zonder dat daarvoor eerst een vergunning is aangevraagd en afgegeven door de toezichthouder, de CBA, of dat ontheffing is verleend van het verbod door de CBA. Ook op Aruba is het toezicht sectoraal georganiseerd. De omvang van de onder toezicht staande financiële sector, mede in relatie tot het nominale geschatte bruto binnenlandse product (bbp) is beperkt, zeker naar internationale maatstaven. Dit laatste geldt 21
AB 2006, 11.
22
AB 1995, 86.
23
AB 1995,86.
24
AB 1995, 85.
195
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
met name voor de offshore banken. Aruba kan dan ook niet worden aangemerkt als ‘a major financial offshore center’, zoals weleens wordt beweerd. Sinds 1 januari 2009 mogen nieuwe kredietinstellingen uitsluitend worden toegelaten indien zij een degelijke reputatie hebben en financieel solide zijn. Daarbij geldt dat uitsluitend financiële instellingen die onder extensief geconsolideerd toezicht staan kunnen worden toegelaten als grootaandeelhouders van een op Aruba gevestigde kredietinstelling. De Landsverordening toezicht kredietwezen en de Landsverordening toezicht verzekeringswezen bieden de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie met andere toezichthouders. In het licht van de toenemende verwevenheid van de financiële markten en de grensoverschrijdende activiteiten van de betrokken instellingen is het voor een effectief geconsolideerd toezicht van essentieel belang dat tussen de ‘home country supervisor’ en ‘host country supervisor’ informatie kan worden uitgewisseld. De door het internationaal gezaghebbende Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) uitgevaardigde richtlijnen ter zake, vastgelegd in de door haar uitgebrachte rapporten ‘Minimum standards for the supervision of international banking groups and their crossborder establishments’ (1993) en ‘The supervision of cross-border banking’ (1996), worden door de CBA volledig onderschreven en toegepast. Vermeldenswaard is dat in 1998 tussen de CBA en de voormalige Bank van de Nederlandse Antillen, heden de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (‘home country supervisor’ van enkele op Aruba gevestigde instellingen) een ‘Memorandum of Understanding’ is getekend ter zake informatie-uitwisseling. Het is de bedoeling om ook met andere relevante instellingen in de nabije toekomst dergelijke memoranda te sluiten.
10.5 Interregionale aspecten van het toezicht in het Caribische gebied Door de ontmanteling van de Nederlandse Antillen hebben Bonaire, St. Eustatius en Saba, Curaçao en Sint Maarten een eigen status verworven. Een van de gevolgen daarvan is dat natuurlijke en rechtspersonen op de BES-eilanden voortaan als niet-ingezetenen worden beschouwd in het betalingsverkeer met Curaçao en St. Maarten en vice versa. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat de regels met betrekking tot het deviezenverkeer zoals die gelden binnen de monetaire unie Curaçao en Sint Maarten ook van kracht zullen zijn voor transacties met de BES-eilanden. Voor kapitaaltransacties, zoals de
196
Financieel Juridische Reeks 3
Financiële sector en internationaal privaatrecht
opname van een lening of een deelname in een bedrijf, dient in beginsel een deviezenvergunning bij de CBCS te worden aangevraagd. Daarnaast zal op overmakingen naar de BES-eilanden één procent licentierecht worden geheven, ongeacht de valuta waarin de transactie plaatsvindt. Financiële ondernemingen die op de BES-eilanden of Curaçao of Sint Maarten actief zijn, hebben in beginsel een vergunning nodig op basis van de op de BES-eilanden geldende toezichtwetten of de toezichtwetten zoals die gelden op Curaçao of Sint Maarten. Dit geldt zowel voor zelfstandige vestigingen als voor bijkantoren, en ook voor financiële ondernemingen die hun producten en diensten op de desbetreffende eilanden aanbieden zonder daar gevestigd te zijn tenzij er een vrijstelling van toepassing is zoals bijvoorbeeld de vrijstelling voor kleine bijkantoren van hoofdvestigingen die in de staat waar de hoofdvestiging haar zetel heeft onder toezicht staan. In beginsel dient een financiële onderneming die gevestigd is op Curaçao of Sint Maarten een vergunning aan te vragen bij de AFM of bij DNB om actief te mogen zijn op de BES-eilanden en vice versa. Voor financiële ondernemingen die al op de BES-eilanden actief waren op de transitiedatum geldt dat hun vergunning van destijds de BNA, voor zover deze betrekking had op hun activiteiten op de BES-eilanden, op grond van overgangsrecht van rechtswege is omgezet in een vergunning van DNB respectievelijk de AFM. Voor een financiële instelling met een vergunning van de CBCS die voor de transitiedatum is afgegeven geldt dat deze vergunning onder de huidige BES-wetgeving geldig blijft. Deze financiële instellingen mogen dus werkzaamheden blijven verrichten op de BES-eilanden en blijven ook onderworpen aan het toezicht van de CBCS. Financiële instellingen gevestigd op Curaçao of Sint Maarten die nog niet actief waren op de BES-eilanden op de transitiedatum en dit nu alsnog willen worden, dienen derhalve in alle gevallen een vergunning aan te vragen.
10.6 Ontwikkelingen en vooruitblik tot slot Op Aruba verwacht men dit jaar een aantal nieuwe onderdelen in te voeren van het burgerlijk wetboek, waaronder een nieuw Boek 2, Rechtspersonenrecht. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid veel gelijkenis vertonen met Boek 2 van het Curaçaose Burgerlijke Wetboek.
197
Hoofdstuk 10
De Antilliaanse staatkundige hervormingen en de gevolgen voor het financieel toezicht
Curaçao beschikt sinds begin dit jaar over een effectenbeurs die de mogelijkheid biedt om aandelen, obligaties en fondsen te noteren en te verhandelen. De Dutch Caribbean Securities Exchange (DCSX), is gemodelleerd naar de Londense AIM-beurs. Het biedt een efficiënt en modern platform voor (internationale) noteringen. De DCSX heeft onder meer al de nodige aandacht gekregen vanuit Zuid-Amerika. Op dit continent zijn de rechtssystemen op civielrechtelijke wijze ingericht. De DCSX is het enige beursnoterings- en handelsplatform voor effecten in de Caribische regio in een civielrechtelijke jurisdictie. De verwachting is dan ook dat de DCSX gaat gelden als een belangrijk platform voor onder meer investeringen in Zuid-Amerika. Met de DCSX heeft Curaçao een waardevolle aanvulling op haar financiële sector gecreëerd. Verder zijn er dit jaar op Curaçao interessante ontwikkelingen te verwachten op het gebied van de inrichting van afgescheiden vermogens op vennootschappelijk en verbintenisrechtelijk gebied. Ten eerste wordt er al enige tijd gewerkt aan de invoering van een zogenaamde Segregated Portfolio Company (SPC). Met deze SPC kunnen meerdere afgescheiden vermogens worden gecreëerd binnen een vennootschap. Het ziet er vooralsnog naar uit dat de SPC wordt geïntroduceerd via de financiële toezichtwetgeving. Daarbij wordt het voorbeeld gevolgd van de Nederlandse Wft waar een rangregeling voor verhaal van vorderingen op het vermogen van de bewaarder van een beleggingsfonds een vorm van afgescheiden vermogen creëert. Ten tweede wordt in 2011 waarschijnlijk zowel op Curaçao als op Aruba de Trust ingevoerd. Dit wetsvoorstel bestaat reeds enige tijd, maar wordt thans gemoderniseerd. Als dit wetsvoorstel wordt ingevoerd, is dit de eerste vorm van een contractueel afgescheiden vermogen binnen het Koninkrijk25. De Curaçaose Trust wordt mede ingevoerd om fondsstructuren aan te trekken voor en uit Anglo-Saksische landen. Van beide voornoemde varianten van afgescheiden vermogens wordt verwacht dat zij een meerwaarde zullen hebben voor de financiële sector van de desbetreffende eilanden.
25
Voor verdere toelichting over de Trust, zie het artikel ‘De (on) mogelijkheden van de Trust’ van S.M. Altena, TAR 2010, nr. 3/4.