Hoofdstuk 1 INLEIDING TOT DE WERELDPOLITIEK APPROACHES TO INTERNATIONAL RELATIONS WAT’ GAAN WE ‘HOE’ ONDERZOEKEN, LES 1
1.1. Wereldpolitiek en jij
Rode draad: de wereldpolitiek en jij Amin Maalouf : Moordadige identiteiten Mooi boek om het debat tussen verhofstadt en De Wever te begrijpen Er is geen duidelijk scheiding tussen binnenlandse politiek en buitenlandse politiek. Een aantal gebeurtenissen in een land, in een staat, gebeuren onder invloed van externe factoren
International Relations in daily life De hele wereld beïnvloedt ons dagelijks leven op vele manieren. Doorheen de geschiedenis werden internationale activiteiten vooral bepaald door centrale overheden en staatshoofden, niet door gewone burgers. Maar steeds meer hebben deze activiteiten betrekking op verschillen actoren, waar gewone burgers ook invloed op hebben. Vb: greenpeace. De verschillende actoren in internationale relaties zijn de staten en hun leiders, overheidsbureaucratieën, non en pro profit organisaties, internationale organisaties en wijzelf. Wat is international relations? De studie van de interacties tussen de verschillende actoren die deelnemen in internationale politiek: staten, internat.org , niet-gouvernementele organisaties, subnationale entiteiten zoals bureaucratieën , lokale overheden en individuen.
1.2. Wat gaan we onderzoeken Al in de 5de eeuw stelden filosofen zich al de basic-vragen, zoals wanneer er oorlog komt en hoe men vrede kan bewaren (= High politics) High politics: omvat alle zaken die van vitaal belang zijn voor het overleven van de staat: namelijk de nationale en internationale veiligheidszorgen. oorlog en vrede = top prioriteit De actoren zijn de staten Low politics: Omvat vragen rond de economie, ecologie en mensenrechten. De actoren zijn sub-statelijke actoren, Ngo’s, Io’s (internationale organisaties).
Marie Vereecken
1
Systeemkenmerken Omvat vragen rond Noord-Zuid relaties (vb waarom Afrika zich niet afhankelijk kan maken van het Westen), mondialisering (=combinatsie van fysiek kleiner worden van de wereld (fysiek element) + hoe je ermee omgaat (mentaal element) ). De actoren zijn MNO’s of annonieme structuren
Thinking theoretically - Theoretische scholen Afhankelijk van je interesses bestudeer je steeds iets anders. 4 grote scholen (invalshoeken) die duizenden theorieën kunnen bevatten maar die steeds dezelfde kern hebben.
1. Realisme:
Mens is slecht Gaan uit van het idee dat staten (en hun macht) in een anarchistisch internationaal systeem bestaan Elke staat baseert zijn beleid op een interpretatie van het nationaal belang gedefinieerd in termen van macht De structuur van het internationaal systeem wordt bepaald door de verdeling van macht tussen staten Het klassieke realisme beschouwt de high politics als relevant en keurt de low politics af.
Realisme gaat ervan uit dat enkel de staten de hoofdrolspelers zijn, m.a.w. er zijn geen instanties boven de staat, alle andere factoren zijn ondergeschikt = Er is sprake van macht in anarchistische omgeving (duidt hier op de afwezigheid van ‘elementen’ boven de staat). Staten zoeken voortdurend naar alle mogelijke middelen voor de uitbreiding van hun macht om zich te verdedigen en bijgevolg dus te zorgen dat anderen (…) geen bedreiging vormen. Vb. Verenigde-staten & China. Het Realisme kan de EU niet verklaren, het begrijp niet waarom staten macht af zouden staan. 2. Liberalisme (‘niet-staatscentrisch’):
Historisch geworteld in filosofische tradities: De mens is in wezen goed, kan in sommige momenten slecht worden. ‘Niet-staatscentrisch’: in de school van het liberalisme is ‘samenwerking’ een even belangrijk begrip als macht voor de school van het realisme. Net als mensen, zoeken staten naar samenwerking. Individuelen vormen groepen en later staten. Het liberalisme beschouwt de low politics als fundamenteel zonder de high politics te verwerpen.
3. Radicale Theorie:
Geworteld in de economie: relaties tussen mensen en op wereldvlak worden grotendeels bepaald door de economische klasse; de staat is een vertegenwoordiger van het internationaal kapitalisme; het internationaal systeem is zeer gelaagd, gedomineerd door een internationaal kapitalistisch systeem wat zorgt voor dependentia (=internationaal systeem houdt regio’s afhankelijk.
Marie Vereecken
2
4. Constructivisme:
Wereld is wat men ervan maakt We kijken allemaal naar de wereld met een bril waarmee we de realiteit construeren. wereld is niet objectief maar wat men ervan maakt. Gaan er van uit dat de belangrijkste structuren in een staatssysteem niet materieel zijn maar intersubjectief en sociaal. Het belang van staten is niet vast, maar vervormbaar/variabel en steeds veranderend.
Dit zijn theorieën, denkkaders om hetgene wat je wilt waarnemen kunt ordenen.
1.4
(wetenschappelijke) methodes – antwoorden vinden
1.4.1. Geschiedenis
Uit de geschiedenis trekken we lessen om gebeurtenissen van ‘vandaag’ te begrijpen en ‘morgen’ te voorspellen. o Vb: de bombardementen in Israel zijn deel van een conflict over territoria tussen Arabieren en joden, iets wat afstamt van Bijbelse tijden en moderne wortels heeft in het ontstaan van de staat Israel. Het is een cruciale achtergrond voor de studie van internationale relaties.
Door het ontcijferen van patronen uit het verleden, kan men de relatie tussen verschillende gebeurtenissen beginnen te verklaren = structuur o Vb.: door de historische documenten, die tonen wanneer oorlog zich voordeed en de patronen beschrijven die aanleiding geven tot oorlog, te bestuderen, kan men verklaringen zoeken voor, of oorzaken van, oorlog
Thucydides, geschiedenis van de Peloponnesische oorlog (Sparta-Athene): was de eerste die een stap verder ging dan de beschrijving. Hij heeft proberen te begrijpen waarom die oorlog is ontstaan. Thucydides analyseerde de Peloponnesische oorlog en zegt dat oorlog niet het gevolg is van ‘de mens die slecht is’; oorlog ligt niet in de menselijke natuur. Hij vond dat de groei van de macht van Athene, oorlog onvermijdbaar maakte. Sparta, die bang was macht te verliezen, heeft de opkomende macht van Athene gepercipieert. Die perceptie heeft zich geuit en mondde uit in een oorlog. M.a.w. Sparta verklaarde de oorlog aan Athene uit de vrees dat Athene te machtig zou worden en op een later moment hun de oorlog zou verklaren, en hun zou overrompelen. Dus de onderlinge verdeling van macht was de onderliggende oorzaak. Conclussie Er wordt geen oorlog gevoerd omdat mensen slecht zijn maar het gaat om: 1. Veiligheidsdilamma’s 2. perceptie = het voeren van oorlog ligt in het feit dat een land de machtspositie van een ander land percipieert, dit ziet als een bedreiging en zich als gevolg bewapend
1.4.2. Filosofie Veel klassiek filosofisch materiaal focust op de staat en de leiders. De moeder van de menswetenschappen heeft al redenerend elementen aangeleverd die vandaag de dag inzicht bieden. Vb.:Staten zijn machtsbelust
Marie Vereecken
3
1. Plato Plato stelde dat in de perfecte staat, de mensen die superieur waren in filosofie oorlog zouden moeten besturen. Hij noemde deze ‘filossof-koningen’. Plato ging uit van de menselijke rede. (later bron voor verlichting) Hij introduceerde hij 2 ideeën die belangrijk zijn voor de studie van internationale relaties: 1. Klasse analyse en 2. dialectische redenering: these + antithese = synthese Beide zijn basis voor het marxisme. In marxistische termen, zou die de contradicties blootleggen tussen globale en lokale beleid, waar vb lokale textiel arbeiders hun job verliezen door buitenlandse competitie, en vervangen worden door hoog-technologische industrieën. “Een gemeenschap mag geen schrijnende armoede of overdreven rijkdom kennen”. Ongelijkheid geldt als basisdynamiek voor politieke/sociale actie. 2. Aristoteles Comparatieve methode om ideale orde te ontdekken = zowel vergelijkingen maken als verschillen bestuderen als de methode om vragen te beantwoorden in zaken zoals de internationale politiek. Aristoteles keek naar de gelijkenissen en verschillen tussen staten. Hij kwam tot de conclussie dat het ontstaan en vergaan van staten grotendeels te maken had met internationale factoren. (een conclussie waarover vandaag de dag nog steeds gedebateerd wordt.) 3. Thomas Hobbes Stelt dat de mens een homo homini lupus is: de mens is van nature slecht. Hij zei dat mensen in een natuurstaat leefden waar de mens de mens, zoals wolven, verscheurt om hun eigen waarden na te streven. leven in de natuurstaat is solitair, egoïstisch en brutaal. De maatschappij zonder internationale autoriteit is in een ‘natuurstaat’ = anarchie. Staten in een staat van anarchie hanelen zoals een mens in zijn natuurstaat. Oplossing: Individuen en de maatschappij kunnen ontsnappen aan de natuurstaat via een unitaire staat of eenheidsstaat, de leviathan, waar de macht gecentraliseerd en absoluut is.
Marie Vereecken
Leviathan is diegene die in een gemeenschap het recht heeft gekregen om te handelen via een sociaal contract. Leviathan is in de literatuur de rechtvaardiging voor de absolute vorst. Leviathan is geboren uit eigenbelang. In de wereldpolitiek is er geen Leviathan Machtsevenwicht als regulator, de brenger van orde zodat verschillende landen niet steeds in oorlog met elkaar zijn Hobbes is de vader van het Realisme
4
4. Jean Jaques Rousseau Net als Hobbes beschreef Rousseau de natuurstaat als een egocentrische wereld. Maar de oplossing van Rousseau, om het streven naar individueel belang tegen te gaan, verschilde van die van Hobbes. De oplossing voor de natuurstaat is een sociaal contract, met de oprichting van kleine gemeenschappen waar de ‘algemene wil’ zou kunnen worden bereikt. In tegenstelling tot Hobbes vindt Rousseau dat het algemeen belang, als doel van de staat, enkel bereikt kan worden door de volonté generale (gemeenschapswil). 5. Immanuel Kant Hij had een Federalisme/ federatie van staten voor ogen, als middel om vrede te verzekeren. Een wereldorde waarin men kan leven zonder angst voor oorlog door samenwerking. Deze soort van ‘super-Leviathan’ zou volgens Kant effectiever en realistischer zijn dan Rousseau’s kleine verenigingen. De traditie vastgelegd door deze filosofen heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van internationale betrekkingen, door de aandacht te vestigen op fundamentele relaties: Relatie tussen het individu en de maatschappij/samenleving Relatie tussen individuen in de maatschappij/samenleving Relatie tussen maatschijpen/samenlevingen Vb. Texas en Chicago waren ooit onafhankelijke staten. Vandaag de dag is het onmogelijk om te bedenken dat ze oorlog zouden voeren, want de bevoegdheid voor oorlog is naar Washington verplaatst.
1.4.3. Behavioralisme Stelt dat individuen, zowel alleen als in groep, handelen in patronen. Behavioralisme doet empirisch onderzoek naar patronen op basis van waarneembaar gedrag van individuen en staten. De geleerden hopen zo de toekomstig gedrag te voorspellen.
Correlates of War: de applicatie van het behavioralisme (1963-?) Betreft onderzoek naar fundamentele vragen: waarom is er oorlog? Hoe kan er vrede zijn? Ze waren er op uit patronen te vinden bij vele verschillende oorlogen. (vergelijk met Thucydides > enkel 1 oorlog bestudeerd om oorlog te verklaren) Ze gingen historische gegevens over oorlogen coderen: zoals aantal doden, intensiteit, omvang… maar ook de frequentie van oorlog in de tijd. Dan ging men testbare hypotheses opstellen die de uitbraak van oorlog zouden kunnen verklaren. En kijken hoe die factoren verbonden zijn aan elkaar. Vb: relatie tussen aantal grootmachten in internationaal systeem en aantal oorlogen. En die correlaties gebruiken om oorlog te voorspellen. Democratische vrede: landen die democratisch zijn voeren wel oorlog maar geen oorlog tegen andere democratieën. Als een democratie een dictatuur wordt, verhoogd de kans op oorlog met een democratie. Voor de rest zijn er zeer weinig andere correlaties gevonden die sluitend zijn.
Marie Vereecken
5
Kritiek: Behavioralisme is meer geïnteresseerd in data verzamelen dan er echt iets mee te doen.
1.4.4. Postpositivistische benaderingen *Postmodernisme & constructivisme. Post -… = iets is afgesloten, maar het is nog niet duidelijk wat er in de plaats komt Er is geen harde realiteit, alles is perceptie (er is geen objectieve werkelijkheid, enkel wat wij als werkelijkheid zien). Er bestaat niet zoiets als een “goede situatie”. Thomas theorema: If men define situations as real, they are real in their consequenses. S. Huntington (1992) verklaarde dat sinds de KO oorlog voorbij is, er geen oorlog tussen ideologieën meer bestaat. Vandaag de dag is er een “clash of civilizations” of botsing der beschavingen. Civilization is de hoogst mogelijk graad van verwantschap: Vlaming, Belg, Europeaan, Westerling, … hangt van situatie af. Beschavingen kunnen alleen maar botsen, niet samenwerken. Er is een botsing tussen 8 hoofdbeschavingen: Westerse beschaving. De orthodoxe en Latijns-Amerikaanse beschaving kunnen apart of als deel van Westerse gezien worden. Islamitische beschaving Hindoeïstische beschaving Boeddhistische beschaving Oost-Aziatisch (China en omstreken) Japanse beschaving Sub-Sahara Afrikaanse (eventueel 8e hoofdbeschaving) ;Ethiopië, Haïti, Turkije (= 3 ‘eenzame landen’) Belangrijkste botsing: Westen Islam + China
Velen zien in 9/11 de bevestiging van deze theorie (wat met China?) Voor 9/11: discussie over mogelijke oorzaken van moeilijke integratie Na 9/11: ‘Clash’-theorie neemt over, socio-economische verklaringen zo goed als volledig verdwenen
Perceptie bepaalt reactie, reactie schept realiteit.
Marie Vereecken
6
Hoofdstuk 2 HOE HET GROEIDE. DE GESCHIEDENIS VAN DE WERELDPOLITIEK, LES 2 Vragen 1.
De verdragen van Westfalen worden vaak gezien als het begin van moderne internationale betrekkingen. Waarom zijn ze een nuttig referentiepunt? Welke factoren negeert dit referentiepunt?
2.1. Het belang van de geschiedenis De lessen die we uit het verleden trekken bepalen onze houding van morgen. Wortels van hedendaagse begrippen en concepten. Begrippen van vandaag hebben een voorgeschiedenis. We moeten voortdurend terug grijpen naar de geschiedenis. Vb.: soevereiniteit, natiestaat Situeren in de tijd, er kunnen betekenisveranderingen optreden (vb.: staat) Oorsprong van hedendaagse kwesties
Vb.: Oekraïne Westelijke deel (Kiev) hoorde vroeger bij Polen, andere economische structuren Gebeurtenissen van vandaag niet te begrijpen zonder geschiedenis. Belang van de oorsprong van de hedendaagse kwesties. Vb.: China (19e eeuw) was een speelbal van de westerse mogendheden zorgt vandaag nog steeds voor een wantrouwige houding ‘De eeuw der vernedering’ Vb.: Poetin (Uitz.: Jan Baliauw kent geschiedenis wel) o Heeft gevoel dat Rusland de dupe is/was van de toenadering tussen Oost (China?) en West (VS-EU) o Medvedev wordt ten onrechte gezien als het schoothondje van Poetin, is eigenlijk een hervormer, prowesters
Patronen uit het verleden = zicht op de toekomst??
Thucydides (vader van de geschiedschrijving)
Opletten, trekken we de juiste lessen uit de geschiedenis?
Zaken altijd in hun context plaatsen Interpretatie van de geschiedenis heeft invloed op de houding vandaag “He who controls the past, commands the future” – George Orwell
Marie Vereecken
7
Vb.: wie won de Koude Oorlog? Hoe? invloed op beleid van nu - ontoereikend antwoord van de USSR op de bewapening van Reagan? nu denken dat militaire macht de oplossing is - Gorbatsjov (hervormer) die bewapening weigerde en inzette op interne hervormingen door ontspanning van de relatie met Europa nu vooral inzetten op diplomatie Manipulatie van het verleden zodat het past in de huidige visie/plannen Vb.: Belgisch nationalisme gaat terug naar de dapperheid van het verleden. Vb.: Vlaams nationalisme ‘legitimeren’ dankzij 1302 *Bij het nationalisme is het verleden belangrijk om je anders voor te stellen dan je bent. het belang van authentieke bronnen De geschiedenis eerlijk gebruiken: manipulatie van het verleden om politieke doelstellingen vandaag te bekrachtigen. ‘Wij tegen zij’, nationalisme, religie, enz… (zijn neveneffecten van de mondialisering). Zien we de parallellen wel? Belang van theorieën, maar ook van ‘historische reflex’
Historische reflex: Datgene waar we het gevoel van hebben dat het nieuw is, is dat wel helemaal nieuw, hebben onze grootouders dit niet ook al ervaren, hoe hebben zij er op gereageerd ?
2.2. De opkomst van het Westfaalse systeem 30-jarige oorlog De 30-jarige oorlog was een machtsstrijd in Europa die begon als een religieus dispuut tussen protestanten en katholieken. Deze Europese burgeroorlog bracht chaos & anarchie met zich mee. De paus en de keizer (Heilige Roomse Rijk) verliezen uiteindelijk aan macht. De vorsten willen macht en zoeken hiervoor legitimiteit (= macht die aanvaard wordt) Macht afdwingen kost veel moeite, het is veel makkelijker om macht aanvaardbaar te maken. Brute macht zorgt voor weerstand/protest. Vb.: de VS binden Europa aan zich na WO II, o.a. via het Marshallplan. De vernielde Europese staten haalden voordeel uit de leiding van de VS. “Macht & legitimiteit” is als een ‘dame blanche’: Religie werd gebruikt om de vorsten hun macht te legitimeren. Ze claimden allemaal hun geloof (dat van hun onderdanen) te verdedigen tegen anderen. Godsdienst was geen oorzaak van oorlogen, maar een middel om oorlogen goed te praten. ‘godsdienstoorlogen’ is een foute benaming want godsdienst is niet de oorzaak maar de bevelhebbers die de godsdienst gebruiken voor legitieme macht te verkrijgen. Godsdienst wordt geïnstrumentaliseerd om hun machtstreven de rechtvaardigen. (Zie ook VS – “war on terror”)
Marie Vereecken
8
impact op de internationale relaties. De Europese burgeroorlog die zorgde voor chaos & anarchie betekende het einde van de christelijke eenheid. Macht zoekt legitimiteit: ‘elk zijn godsdienst’. In deze context ging men zoeken naar een eigen legitimiteit. De grote vorstelijke families zagen in dat ze zelf ten onder gingen aan de continue oorlogvoering 1648 de Vrede van Westfalen
2.3
Er werden afspraken gemaakt om de wereld te beheren. (gelden nog steeds) Betekende de geboorte van de moderne wereld Hield het ontstaan van de staat in
De Westfaalse wereld
De staat als nieuw politiek stelsel monopoliseert alle macht: Staat is een politiek stelsel met 2 kenmerken die vroeger niet bestonden: 1. Soevereiniteit (P21): Bron van alle legitieme macht. De mogelijkheid (macht) van de staat (vorst) om, binnen zijn eigen grenzen én gebaseerd op erkenning door andere staten en instellingen die niet met die staat verbonden zijn, beslissingen te nemen die betrekking hebben op zijn inwoners, op de veiligheid en de wijze van regeren. De staat heeft het recht om van zijn inwoners te eisen zich te plooien naar wetten van de staat. 2. territorialiteit (niet-inmenging): Iedere vorst heeft de absolute macht in zijn eigen grondgebied, en gaat zich eveneens niet inmengen in andere territoria en hun grenzen respecteren (grondgebied niet uitbreiden). Vroeger was soevereiniteit absoluut. De soeverein kon niet onderworpen worden aan bevelen van een ander. Hij maakt de wet voor de onderdanen & heft wetten op. De soeverein had dus de absolute macht over zijn territorium. Vandaag de dag is de soevereiniteit niet meer absoluut: R2P: Responsiblity to protect; humanitaire interventie is een soort van beginnende norm sinds 2005. Een staat heeft niet meer het recht zijn bevolking eender wat aan te doen, als een staat zijn volk niet respecteert hebben andere landen de legitimiteit op te treden. Is dit het begin van de erosie van de staat?
2.3. Macht in de wereldpolitiek Ook de wereldpolitiek draait rond macht. Welke macht bedoelen we eigenlijk ? De actoren die in staat zijn mee te spelen op wereldniveau cumuleren systemische machtsbronnen: 1. Militaire macht } Hard Power 2. Economische macht } Soft Power 3. Politieke macht (invloed legitimiteit) Hard Power: machtsbronnen om andere te dwingen iets te doen (macht om af te dwingen).
Marie Vereecken
9
Soft Power: Invloed uitoefenen waarbij diegene die beïnvloedt wordt niet het gevoel heeft beïnvloed te worden. Iemand verleiden, politieke aantrekkingskracht Vb. Eu die OostEuropese landen verleidt te doen wat zij eisen in ruil voor lidmaatschap. Hard power die niet gekoppeld wordt aan soft power, wordt verworpen. Politieke macht: mogelijkheid om invloed uit te oefenen, als deze aanvaard wordt is dat legitieme invloed. Duurzame macht: macht heeft altijd legitimiteit nodig! Hoe meer economische, militaire en politieke macht je hebt, hoe een grotere mogendheid je wordt, hoe meer macht je hebt, hoe meer je weegt. Maar pas wanneer anderen je macht aanvaarden, heb je gelegitimiteerde macht. Militaire macht: hart van soevereiniteit: defensie, buitenlands beleid, munt, … Waar ligt de macht? Hoe meer van elke structurele machtsbron hoe meer macht je hebt. De enige die in staat zijn macht uit te oefenen en deze drie machtsbronnen samen te voegen zijn staten. Zo zijn de Vs vandaag de dag leider op militair vlak onder meer omdat hun economische macht zo groot is, maar die wordt bedreigd door de groeiende economische macht van china. De EU is enkel grootmacht op vlak waar het veel macht heeft. Bijvoorbeeld niet op vlak van militaire macht. Daar is het niet samengevoegd zoals op vlak van de economische macht bv handelsarbeid. Er is nog steeds een Belgisch leger. Hieruit kunnen we afleiden dat: 1. Staten belangrijke actoren zijn 2. Het bezit van de drie machten fluctueert (ligt niet vast). Als de economische macht fluctueert dan zal de politieke macht meebewegen 3. In machtsongelijkheid ligt de capaciteit om te leiden.
In de mate dat militaire, economische of politieke macht verschuift verandert de wereldpolitiek. De rode draad in de geschiedenis is terug te brengen tot verschuivingen van de macht.
Marie Vereecken
10
Westfaalse statensysteem: internationaal systeem waarbij geen imperia, stammen, … maar staten de pijlers zijn! Zij dragen het internationaal systeem. Onderscheid grootmachten (meeste macht) – secundaire staten (bv. België ontstaat met westfaals statensysteem) De grootmachten zijn de belangrijkste pijlers, deze hebben (de verschillende ingrediënten van) macht. Ontstaan Multipolaire wereld (vele pijlers) eind 19de eeuw. verschillende grootmachten oefenen macht uit. De grote mogendheden waren: 1. 2. 3. 4. 5.
Engeland Rusland Oostenrijk Frankrijk Pruisen
De VS stond er niet tussen. Het had wel de economische leiding maar had geen politieke noch militaire macht. Bovendien wilden ze toen niet meedoen met de wereldpolitiek. Nu is Europa de economische mogendheid.
2.4. Wereldpolitiek in de 19e eeuw Hier zijn 2 revoluties; de Amerikaanse (1776) tegen Engeland, en de Franse (1789) tegen het absolutisme. Elke revolutie was product van verlicht denken en sociaal contract theorie. Verlichtingsdenkers zagen individuen als rationeel, die de wetten konden begrijpen die over hen heersen, en werken om hun conditie in de maatschappij te verbeteren.
2.5.1. Verschuivingen in de politieke macht Na de revolutie: Twee kernprincipes kwamen hieruit : 1. Legitimiteit. Absolutisme is onderworpen aan grenzen, gecreëerd door de mens. Locke stelde dat de staat een bevoordelend instituut is gecreëerd door de rationele mens, om hun natuurrechten en hun eigenbelang te beschermen. Politieke macht ligt bij het volk, en niet bij een leider. De monarch krijgt zijn legitimiteit van de goedkeuring van degene over wie hij heerst. 2. Nationalisme: een volk identificeert zich door gedeeld verleden, taal, gebruiken en praktijken. Mensen die deze delen zijn gemotiveerd om actief te participeren in het politieke proces, als een natie. Vb: tijdens de Franse revolutie deed men een patriottisch beroep op de massa, om de Franse NATIE te verdedigen, en de nieuwe idealen. Dit bracht een emotionele link aan tussen mensen en de staat, ongeacht sociale klasse. deze 2 principes: legitimiteit en nationalisme, kwamen uit op de Amerikaanse en Franse revoluties om de basis te vormen van politiek in de 19de en 20ste eeuw. In het Westfaalse statensysteem was de vorm van legitimiteit de vorst. Hij gaf zijn macht over van vader op zoon. De macht was legitiem omdat de vorst de zoon van zijn vader was = Dynastieke legitimiteit 1789, aantal Fransmannen zeggen “La nation, c’est nous!” legitimiteit lag bij het volk en
Marie Vereecken
11
niet bij de vorst. Er was dus een verschuiving van wie de staat kon organiseren: De natie (i.t.t. absolutistische natiestaten). De macht wordt niet langer overgegeven van vader op zoon maar wordt verkregen via verkiezingen = Populaire legitimiteit
2.4.1 De Napoliaanse oorlog Geboorte van de democratie en het nationalisme. Er was een verschuiving in machtsbronnen Van een absolutistische staat naar een ‘natiestaat’. De souvereiniteit van de vorst is overgegaan naar de natiestaat. De natievormende mythe is door de politieke klasse ontwikkelt geweest. “wat wij Vlamingen doen, doen wij beter” Is een voorbeeld van de politieke klasse die het nationalisme gebruikt om de politieke macht te rechtvaardigen. Napoleon wou de gedachte van de Franse revolutie (legitimiteit bij natie/volk) verspreiden over gehele wereld hertekende Europa helemaal. Hij vormde een uitdaging voor alle dynastieke legitimiteit, vorstendommen en voor het machtsevenwicht door het overmatig gebruik van hard power . Napoleon kon bijna heel Europa verslaan met zijn leger. Maar dit nationalisme leidde uiteindelijk tot zijn ondergang. In Rusland pasten ze de tactiek van de verschroeide aarde toe. Dus de Fransen kregen hongersnood. Tegen dat de fransen de hoofdstad bereikten, had de overheid al lang opgegeven. Nadat napoleon zijn nederlaag erkende, probeerde hij de goede orde te herstellen voor de strenge Russische winter. Maar het was te laat. De stap naar Moskou was een stap te ver = Imperial overstrech, Frankrijk kon dat niet dragen Militaire macht moet in overeenstemming zijn met de economische macht. Napoleon zijn ultieme nederlaag waar hij verslagen werd door de Engelse en Pruisische troepen was bij de slag van Waterloo, 3 jaar later.
Vrede aan de kern van het Europese systeem Na Napoleons nederlaag in 1815 en de vestiging van vrede door het congres van Wenen, richtten de 5 machten van de EU (Oostenrijk, UK, Frankrijk, Pruisen en Rusland) het concert van Europa (cordon alliantie) op. Het doel van dit concert was om de dynastieke legitimiteit en het machtsevenwicht te herstellen. Hierbij vormde België die samengevoegd werd met Nederland een sterkere staat tegen zulke bedreiging. Alle 5 machten waren nooit in conflict met elkaar. Ze werden een club gelijkgezinde leiders tot WO I.
Marie Vereecken
12
Door hun meetings legitimeerden ze de onafhankelijkheid van nieuw Europese staten en de verdeling van Afrika onder de koloniale machten. Tijdens deze tijd waren er grote economische, technologische en politieke veranderingen. Industrialisatie Dit was een tweesnijdend zwaard. GB was de leider. Ze werden de bron van de financiële markt, de bankier van het continent en in de 20ste eeuw van de hele wereld. Industrialisatie verspreide naar alle gebieden van West-Europa, de massa ging naar de steden en ondernemers zochten naar economische voordelen. Industrialisatie leidde ook tot het krijgen van politieke macht door de middenklasse, ten koste van de aristocratische klasse. Machinekracht werd beter en onmisbaar bij het overleven en welvaart van de staten, en de macht van het land werd minder. De populatie steeg, en de handel ook door beter transport. Dramatische politieke veranderingen: Italië verenigd , Duitsland werd gevormd uit 39 verschillende delen. Holland werd gesplitst in Nederland en België…
2.4.2. Verschuivingen in economische macht Industriële revolutie: De 3 s’en: stoom, steenkool en staal, brachten een complete verschuiving van de economische macht te weeg. Opkomst van nieuwe actoren De Ir creëerde nieuwe groepen in de samenleving: het ging over klassen die nog nooit eerder waren gezien er ontstond een nieuwe sociale klasse: arbeiders vs proletariaat. Dit zorgde voor maatschappelijke ongelijkheid en dus spanningen tussen deze twee. De IR heeft de maatschappelijke tegenstellingen volledig veranderd. De Ir heeft geleid tot nieuwe hoofdrolspelers tussen de staten: VK was als eerste begonnen met IR. Door de machtsverschuivingen die het teweeg bracht was het koploper waardoor het land meer macht had tegenover de andere landen. VK kon in de 19eE zijn economische macht gebruiken om pol invloed uit te oefenen, kon ook economische voordelen bieden. Deze macht is verschoven naar de USA in de 20ste E en laat zich niet meer dicteren door de GB. GB is niet meer de economische draagmacht dus is niet meer de wereldleider. Wanneer kan er leiderschap worden uitgevoerd door een staat? Als het machtsverschil groot is tussen twee staten. Dit maakt het mogelijk voor de grote machthebber leider te spelen over andere via soft of hard power. Door machtsverschuivingen kan een land met relatieve macht, meer macht verwerven en uiteindelijk even sterk worden als het land dat de leiderspositie in neemt. Doordat dit machtsverchil afneemt kan het tot dan toe leidende land minder of geen invloed meer uitoefenen. Deze machtsverschuivingen veranderen het wereldtoneel. Wie economische macht vergaard, gaat niet meer luisteren naar de heerschappij van andere staten en kan deze macht omzetten in militaire macht en bijgevolg meer politieke macht verwerven. Die machtsverschuivingen zijn tegenwoordig ook nog aan de gang. Grote probleem dat Obama vandaag de dag heeft. US-China.
Marie Vereecken
13
Grote conflicten: ontstaan wanneer een relatieve grootmacht aan macht verliest en een ander land aan macht wint. Wanneer deze 2 op dezelfde hoogte komen ontstaat er conflict/oorlog. Vb; WOI aanleiding: opkomende macht die in evenwicht komt met vroegere grootmacht. (1913 Duitland werd groter dan Vk = nervositeit Vk) Norman Angel: ‘the great illusion’ (1909), hij schreef dat oorlog ondenkbaar was. “Degene die de oorlog zou verlaren zou in de problemen geraken doordat de verschillende landen hard van elkaar afhangen door de mondialisering.” 5 jaar later brak WO1 uit. Als de multipolaire staat van de wereld vroeger al tot oorlog heeft geleidt (WO I & II), waarom zou dit dan nu niet kunnen gebeuren (stelling). Eind 19e eeuw dacht men het uitgesloten was dat oorlog zou uitbreken tussen grootmachten.
1.4.3. Mondialisering Mondialisering is een economisch systeem die de hele wereld omspant. In de 19e eeuw was er zo een golf: o Er waren revoluties in communicatie en transport o Internationale handel Mondialisering is een neutraal proces (niet goed of slecht). Het hangt af van de invulling (o.a. politiek). De 19e Eeuwse verschijningsvorm van mondialisering heet imperialisme. Het imperialisme heeft de wereld bij elkaar gebracht onder de invloed van hard power. Het imperialisme veroorzaakt rivaliteit. o Vb.: grootmachten (rus,eng,duits,jap) willen China onder zich verdelen ‘Break-up of China’ verklaart huidige houding/frustraties Stukken worden weggenomen uit Chinese soevereiniteit o Vb.: verdeling van Afrika o Grootmachten trekken mondialisering naar zich toe Europa wordt centrum van de wereld. Ondanks de grotere economische sterkte van de VS. Er was een betere combinatie van militaire en economische macht in Europa. En vooral enkel Europa wou politieke macht aanwenden. De VS wou toen geen rol spelen in de wereldpolitiek.
1.4.4. Hoe verschuivingen in macht ‘beheren’? Beheerd door concert van Europa: geleid door een directorium van grootmachten, die zich na de val van napoleon verenigd hebben in een cordon alliantie omdat ze zich verantwoordelijk voelden voor politieke, economische en militaire orde in de 19de E. Ze hadden als doel: o te waken over de dynastieke legitimiteit via samenwerking o Machtsevenwicht te beheren: Telkens er een vorst zou weggedreven worden kwamen de grootmachten bij elkaar samen stonden ze sterker. Daarom was de Belgische revolutie frontaal in botsing met het machtsevenwicht, het was een inbreuk van het cordon sanitaire. België en Nederland waren samengevoegd omdat ze als
Marie Vereecken
14
grote staat sterker zouden staan tegen bedreigingen. (verzwakking cordon sanitaire rond Frankrijk). Er werden afspraken gemaakt rond kolonies om het machtsevenicht in Europa te bewaren (botsing tussen grootmachten om kolonies). Het concert was de voorloper van de volkenbond en de VN. Maar i.t.t. deze was het geen organisatie maar ad hoc bijeenkomsten in geval van problemen, onder leiderschap van de grootmachten (macht over kleine staten). Machtsevenwicht is van belang om chaos te vermijden. Geen waterdicht schot tussen binnen en buitenland Vb. Conferentie van Berlijn: machtsevenwicht behouden tussen binnen- en buitenland. Imperialisme moest in de goede banen geleid worden zodat geen oorlog uitbrak. Voortdurende machtsverschuivingen leiden tot instabiliteit en de grote mogendheden verenigd in het concert van Europa, proberen dit in goede banen te leiden.
2.4.5. Wat verklaarde de afwezigheid van grote oorlog, die men zou kunnen verwachten bij zulke drastische veranderingen? Drie factoren 1. Europa’s politieke elite was verenigd in hun angst voor revolutie onder de massa. Gedurende de 2de helft van de eeuw, reageerden de Europese leiders in concert, en zorgden ervoor dat de massa revoluties niet uitbreiden van staat tot staat. Dus de angst van revolte vanuit de basis, verenigde Europese leiders. 2. 2 conflicten aan de kern van de Europese landen waren interne conflicten: de vereniging van Duitsland en Italië. Beide hadden machtige voorstanders en tegenstanders bij de Europese machten. Vb: Engeland steunde de Italiaanse eenmaking. De vereniging van Duitsland was aanvaardbaar voor Rusland, zolang hun interesses in Polen gerespecteerd werden. Ook Engelands dominante middenklasse steunde de Duitse eenmaking. Deze zagen een sterker Duitsland als potentiele tegenkracht tegen Frankrijk. 3. De complexe en cruciale fenomenen van imperialisme/kolonialisme.
2.4.6.
Imperialisme en kolonialisme in het Europese systeem voor 1870
De ontdekking van de nieuwe wereld door de Europeanen in 1492 leidde tot snelle expansie van communicatie tussen Amerika en Europa. Dezelfde technologie maakte ook het contact met Azië minder duur en meer frequent. De eerste die aankwamen waren onderzoekers die zochten naar ontdekkingen, rijkdom en persoonlijke glorie; handelaars zochten ruw materiaal en handelsrelaties, en geestelijken wouden de barbaren tot het christendom bekeren. Maar de rijkdom die ze vergaarden zorgde voor grotere competitie bij de Europese grootmachten,. Imperialisme: de annexatie van ver territorium en zijn inwoners aan een rijk.
Marie Vereecken
15
Kolonialisme welke het imperialisme volgde of ermee samen ging, is: de nederzetting van mensen van een thuisland tussen de inheemse bevolking op een ver gebied. De verschillen tussen beide termen zijn subtiel: niet alle imperiale machten vestigden hun eigen burgers tussen de inheemsen, en sommige kolonies werden gevestigd door staten welke niet identificeerden als rijken (empires). Dit proces duurde voort gedurende 400 jaar. De technologie ging van zeil naar stoom, en de Europeanen ontwikkelden vaccins en geneesmiddelen voor tropische ziekten. Europeanen werden verwelkomd in sommige gevallen, maar meestal werden ze geweerd. Deze verwering kon gemakkelijk gebroken worden door de Europeanen. Ze hadden geweren en paarden en zware artillerie. Dus aan het einde van de 19de werd bijna de gehele wereldbol beheerst door Europese staten. GB was de grootste en meest succesvolle imperiale macht, maar kleinere zoals NL en Portugal verkregen ook belangrijke kolonies. Dit proces leidde tot een Europese identiteit. Europese staten waren solidair met elkaar, gebaseerd op hun Europeaan zijn, christen zijn, beschaafd en blank zijn. Dit onderscheiden “ons” (blanke christelijke Europeanen) van “de andere” (de rest van de wereld). Doordat meer en meer mensen konden lezen en schrijven, en door het groeiende contact met de koloniale wereld door industrialisatie, zagen Europeanen meer dan ooit hun gelijkenissen, de uniekheid van “Europeaan” zijn. Dit was deels en terugkeer in het Romeinse rijk en Romeinse recht, een seculaire vorm van middeleeuws christendom, en een groter Europa zoals gezien door kant en Rousseau. Het congres van Wenen en het concert van Europa gaven meer concreet vorm aan deze geloven. De keerzijde was de non stop exploratie, verovering en exploitatie va niet-Europese wereld. De industriële revolutie gaf de Europese staten de militaire en economische capaciteit om aan territoriale expansie te doen. Sommige imperiale staten werden gedreven door economische belangen, zochten naar nieuwe markten en raw materials. Anderen hun ambitie was cultureel en religieus, om het christendom te verspreiden en de blanke beschaving. Voor anderen was er dan weer een politieke motivatie. Rivaliteiten werden uitgevochten in Afrika en Azië. Gedurende het congres van Berlijn in 1885, verdeelden de grootmachten Afrika, en gaven Duitsland een bepaalde invloed in oost Afrika, west Afrika en zuid Afrika. Dus het Europees imperialisme gaf een uitweg voor Duitsland zijn ambities als een verenigde macht, zonder de delicate balans van macht in Europa in bedreiging te brengen. In Azië waren enkel Japan en Thailand niet onder directe Europese of Amerikaanse invloed. China is een perfect voorbeeld van externe dominantie. Onder de Qing dynastie, welke begon in de 17de eeuw, had China langzaamaan politieke, economische en militaire macht verloren. Gedurende de 19de eeuw begonnen Britse handelaars te ruilen met China voor thee, zijde en porselein. In 1842 verslagen de Britten China in de opium oorlog. Europese staten en Japan konden grote delen van chinees territorium innemen, en claimden dat ze exclusieve ruilrechten hadden in bepaalde regio’s. Ook de US werden geleidelijk aan een imperiale macht. Ze wonnen de Spaans Amerikaanse oorlog, verdreven de Spanjaarden uit de Filipijnen, Cuba enz… en verkregen hun eigen kolonies. De strijd om economische macht leidde tot een slordige exploitatie van de koloniale gebieden, vooral in Afrika en Azië. De Europese wapens en communicatie technologie ware heel moeilijk voor de inheemse volkeren om tegen op te gaan. Voor Engeland, ‘s werelds meest succesvolle koloniale macht, was de toekomst van het kolonialisme aangeduid door hun overwinning in de 2de anglo-boer oorlog, ook gekend als de Zuid-Afrikaanse oorlog. In deze oorlog werd Engeland gedwongen om een lange bittere oorlog te voeren welke vele levens eiste door Britse nalatigheid. De oorlog kostte veel en duurde lang. Deze oorlog was niet populair in Europa en leidde tot meer spanning tussen Engeland en Duitsland, omdat de boer gevorderde infanterie geweren had aangekocht van
Marie Vereecken
16
Duitsland, en ze zochten Duitse interventie gedurende de oorlog. De 5 EU machten hadden nog steeds geen grote oorlogen onder elkaar uitgevochten tot hiertoe. Dus: veel van de competitie, rivaliteit en spanning tussen de EU staten konden ver buiten Europa uitgevochten worden. Europeanen gingen razendsnel kolonies zoeken om zo hun status en welvaart te verhogen en dus meer macht te vergaren tegenover hun rivalen. Ze zagen zichzelf als degene die de beschaving brachten, de verlichting. Elke koloniale macht begreep dat het jaren kon duren om genoeg middelen te vergaren om voordeel te krijgen in een grote Europese oorlog. Daarom behield elke staat interesse in het beheren van crisissen om een conflict niet te laten escaleren in een oorlog. Kolonialisme was dus een veiligheidsluik. Tegen het einde van de 19de eeuw was de tol van politieke rivaliteit en economische competitie destabiliserend geworden. Duitsland’s eenmaking, snelle industrialisatie en populatie groei leidde tot een escalatie van spanning welke niet snel genoeg gestopt konden worden om een oorlog te voorkomen. in 1870 vochten Frankrijk en Duitsland een oorlog, en Frankrijk verloor. Dit zorgde voor een vernederend vredes verdrag voor hen, en ze waren gedwongen om hun provincies Alsave en Lorraine over te geven, welke deel werden van nieuw Duitsland.
2.4.7. Rivaliteit en samenwerking In een multipolaire samenleving zijn er altijd vormen van rivaliteit en samenwerking. Rivaliteit is een gevolg van: - wijzigende machtsverhoudingen. Opkomst en verval van grote mogendheden is afhankelijk van anderen. De meeste “vallen” ten opzichte van elkaar. Dit heeft betrekking op het machtsverschil. -
Politiek en economisch nationalisme dat is aangewakkerd door het imperialisme (?) ‘We have no eternal allies and we have no eternal enemies. Our interests are eternal and perpetual, and these interest it is our duty to follow’ (Lord Palmerston, 1848) Ik ben uw vriend als het uitkomt & rivaal als onze belangen botsen. Dit maakt wereldpolitiek zo moeilijk voorspelbaar. Bij de wereldpolitiek moet je nadenken wie waar belangen heeft, botsend of compatibel, en machtsverschuivingen, om te proberen wereldpolitiek te voorspellen.
Machtsevenwicht om rivaliteit te ‘beheren’. het machtsevenwicht stort in een door het ontstaan van bondgenootschappen(P35) 2 kampen komen naar voor: 1. De Triple Alliance: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië 2. De Dual Alliance: Frankrijk en Rusland ( GB voegde zich later hierbij) De uiteindelijke instorting van het machtsevenwicht kwam met WO I. -
Neerwaartse spiraal 1896-1914 o Probleem bij machtsevenwicht: er zijn limieten aan het machtsevenwicht o als het machtsevenwicht een alsmaar sterker wordende grootmacht, die geen samenwerking wilt, faalt te kanaliseren, dan faalt het machtsevenwicht wat oorlog als gevolg heeft. o Oorlog is dan een regulator van een machtsevenwicht dat zich zelf niet meer kan reguleren
Marie Vereecken
17
2.5. Het interbellum (1918-1939) – the interwar years Na WOI waren er grote veranderingen in de internationale relaties. Er was een gewijzigd machtsevenwicht maar niet alle wereldmachten waren betrokken. Dus het was onstabiel. Enkel GB en Frankrijk zijn de grote pijlers. De USA beslist zich niet te engageren, verslagen Duitsland wordt er uit gehouden, USSR: willen de communisten geen zetel geven in de wereldpolitiek. Dus slechts 2 pijlers!
W. Wilson stelt dat het streven naar machtsevenwicht moest vervangen worden door een systeem van Collectieve veiligheid. Deze Collectieve veiligheid was de verantwoordelijkheid van de onsuccesvolle Volkenbond: intergouvernementele organisatie (=regeringen die samenwerken), opvolger machtsevenwicht. Collectieve veiligheid betekent dat wanneer een land aangevallen wordt, de andere landen het aangevallen land te hulp gaan komen (internationale solidariteit). Zo kon oorlog vermeden worden. Dit was het eerste alternatief beheerssysteem om de wereldpolitiek te organiseren. Een aanvallend land zou beseffen dat hij het onderspit zou delven tegenover de coalitie van de andere landen. Maar de organisatie had niet de legitimiteit om die taak uit te voeren. Het was een instabiel systeem: het probleem met de collectieve veiligheid & Volkenbond was dat het een Amerikaans voorstel was maar de Amerikanen waren zelf geen lid van de Volkenbond! Ze wouden niet meewerken aan de organisatie en trokken zich terug. De USSR en Duitsland mochten niet meedoen. Het systeem van Collectieve veilgheid was mislukt: 1. Volkenbond is er niet in geslaagd om de depressie van ’30 op te vangen. (crash ’29) 2. Extreem rechts en Nazisme komt op in Italië, Japan en Duitsland. De volkenbond legt wel sancties op maar die worden niet uitgevoerd. Het Idee van de volkenbond niet mislukt, maar de landen pasten het principe van collectieve veiligheid niet toe. Ze handelden niet tegen de agressie van de Nazistische landen. Radicalen kregen alsmaar meer macht. De oorsprong van het nazisme ligt in de maatschappelijke ontreddering!
2.6. De Cold War De leiders van de overwinnende landen van WOII, Winston Churchill, Roosevelt en Stalin (Engeland, US en SU) planden een nieuwe orde voor na de oorlog. De Atlantisch charter riep op tot collaboratie rond economische problemen en maakte zich klaar voor een permanent veiligheidssysteem. Deze plannen werden bevestigd door het oprichten van de verenigde naties. Verschillende andere uitkomsten van WOII zorgden voor de basis van de koude oorlog die erop volgde.
Marie Vereecken
18
2.6.1. Origine van de koude oorlog (origins of the cold war) Bipolariteit (1945-1991) Van multipolariteit naar bipolariteit. VS & S-U: twee ‘supermachten’ zoveel meer potentiële en reële macht tegenover de andere. Alle andere staten werden secundaire staten, ze ondergingen de wereldpolitiek. Dit betekende het einde van de invloed van Europa en de ineenstorting van het koloniaal systeem. De Verenigde Naties werd opvolger van de Volkenbond. De hoofdrolspelers waren China, Fr, G-B, S-U, VS. De VN stond net als de Volkenbond in voor de collectieve veiligheid. Probleem: Hitler was verslagen door de samenwerking van de US en de USSR. Na WOII was het de bedoeling dat ze zouden blijven samenwerken en via de coalitie over de wereld zouden waken. Maar zo is het niet gelopen.
Bipolariteit gekenmerkt door de Koude oorlog Periode na WO II: Bipolaire wereldoorlog NADEEL: permanente confrontatie tussen twee pijlers. Wat is de oorzaak van die confrontatie? Wat is de oorzaak van de Koude oorlog? 1. Twee ideologische tegengestelde regimes (onvermijdelijk gevolg van bipolariteit). 2. Ze streven beiden naar meer macht ten koste van de macht van de andere. (legitimatie macht). Om dit te bereiken gebruikte elk hun ideologie om bondgenoten te ronselen. 3. Echt oorzaak= Een misverstand door de Koude oorlog: De US en de SU hadden een compleet andere visie over de wereldordening om een 3e WO te vermijden. Duitse kwestie: Geschil over de positie van Duitsland voor US/USSR. Er zijn verschillende visies over wat met Duitsland te doen tussen Amerika en de Sovjets. Amerika wilt van Duitsland een economische mogendheid maken, terwijl de Sovjets het een militaire macht willen geven. Ze begrijpen elkaar niet. De ene vreesde dat de andere in Duitsland een perceptie zag om de andere kapot te maken. geen oplossing Verdeelde de taart in twee: Oost van SU en West van US, deze opdeling was de symbolische opdeling van Europa. Koude oorlog VOORDEEL: Er was een stabiele wereldorde: doordat er buiten de 2 actoren geen andere grote pijlers waren werd oorlog verhinderd. De twee supermachten hebben de wereld gestabiliseerd doordat de wereld opgedeeld werd in twee invloedzones, waar de verantwoordelijke actor de zaken op orde moest stellen. Dus de koude oorlog ging niet enkel over confrontaties tussen supermachten, maar ook over de oprichting van de militaire bondgenootschappen die de wereld militair verdeelden in 2 blokken van staten: - de US met Canada, Australië en veel van West-Europa (bondgenoten in de NAVO = Noord Atlantische Verdragsorganisatie). - De SU met haar Warschau pact bondgenoten in Oost-Europa. Er zijn wel veel lokale conflicten: gevolgen van dekolonisatie, conflicten werden aangewakkerd door de Koude oorlog (bv Vietnamoorlog, cubacrisis)
Marie Vereecken
19
2.6.2. Uitholling bipolariteit Vanaf jaren ’60 is er de uitholling van de bipolariteit. Dit heeft te maken met de erosie van het politieke en economische leiderschap van de US en de USSR. Er is een Détente: een periode van verminderde spanning in een conflict tussen twee antagonistische staten. Het gaat over een versoepeling van gespannen relaties (minder behoefte om achter een leider te gaan staan maar wel behoefte om te experimenteren). Er is een opkomst van nieuwe machtscentra zoals de OPEC, EEG (ngo’s die meer macht kregen) en Japan. Hierdoor komt er een soort van nieuwe koude oorlog: De supermachten willen hun macht confirmeren want het wordt in vraag gesteld. De SU en de VS gaan hierdoor unilateraal optreden (ze treden eenzijdig op zonder samen te werken). Dit is een bewijs van sterkte want ze hebben niemand nodig om in te grijpen. Maar hun leiderschap wordt niet meer geaccepteerd, niemand volgt. Dit is een bewijs van zwakte.
2.6.3.
The cold war in Asia and Latin America
China, Indochina en vooral Korea werden de symbolen van de koude oorlog. Na de overgave van Japan, gingen de communisten in Azië terug naar eigen grondgebied om daar orde op zaken te stellen. - In China streed de Kuomintang (non-communisten) met hulp van de US tegen het rode leger van de Mao Zedong. Kuomintang verliest echter en de leiders van de beweging trokken zich terug op het toenmalige eiland Formosa, het huidige Taiwan. - In het toenmalige Frans-Indochina, een amalgaan van de staten Cambodia, Laos en Vietnam, wou Ho Chi Min Vietnam onafhankelijk verklaren. De Fransen kwamen Indochina terug toegesneld om het terug in hun handen te krijgen. Maar Het moedige Franse leger werd in de pan gehakt door de communisten en verloor in 1954. Frankrijk verliet Indochina, dat vervolgens door het vredesverdrag in Geneva opgesplitst werd in de entiteiten Laos, Cambodia en Vietnam. Vietnam werd hierbij nog eens verdeel in twee zones: Noord en Zuid-Vietnam. - Noord-Korea, onder leiding van Kim IL-Sung, kon door de steun van USSR ZuidKorea binnenvallen. De US reageerde hierop door hulp te bieden aan Zuid-Korea die zich op die manier terug kon los maken van het communistische Noord-Korea. Samen hebben ze Noord-Korea kunnen terug dringen tot aan de Chinese grens. De Chinezen, die niet wouden dat hun territorium benaderd werd, reageerde op de interventie van Amerika door hun aan te vallen. In 1953 kwam er een wapenstilstand wat gepaard ging met jaren van diplomatisch duw en trek werk (hermutseling) o.a. over de pogingen van Noord-Korea om zelf na de Koude oorlog een Nucleaire macht te worden. Dit is nog steeds een bron van conflict vandaag de dag - De Cuba crisis: De Russen hadden atoombommen geplaatst in Cuba. De Amerikanen zagen dit als een directe bedreiging tegenover hun grondgebied. Als verdediging hebben de Amerikanen een blokade opgezet waarbij niets Cuba (wederom isolatie strategie) nog binnen of buiten kon. Zo voorkwamen ze dat er nog extra raketten binnenkwamen. De Crisis werd beëindigd en een oorlog voorkomen, door een akkoord tussen de Amerikaanse president Kennedy en de Sovjet premier Nikita Khruschev waarbij Rusland zijn raketten zou verwijderen uit Cuba als de VS hun raketten uit Turkijke zou verwijderen.
Marie Vereecken
20
-
Vietnam: Noord-Vietnam werd gesteund door China en de SU. Zuid-Vietnam verbond zich met de US en vond supporters in Zuid-Korea, de Filipijnen en Thailand. Vietnam was een ander voorbeeld van de issolatie doctrine van de US Ze vonden dat de communistische invloed tegengehouden moest worden zodanig dat het zich niet zou verspreiden naar andere delen van Azië (domino effect). Dus de US boden militaire steun aan de Zuid-Vietnamese dictators om het communistische regime van Ho Chi Mihn in het Noorden te verwerpen. Door de militaire inzet van the states ontstond er een oorlog. De US dachten deze snel te winnen maar heeft zijn tegenstander onderschat en kende uiteindelijk alleen maar leed. Er kwam geen overwinning en de Us troepen hebben zich in 1975 teruggetrokken uit Vietnam.
De US was tijdens de Koude Oorlog zo bekommerd om het communisme die een bedreiging zou vormen voor hun liberalisme en kapitalisme dat ze geloofden in een domino-effect (het verspreiden van het communisme naar verschillende landen, als één steen valt valt al de rest) die er nooit geweest is en wss ook nooit zou geweest zijn. Dit kan je afleiden doordat het vertrouwen tussen de communistische bondgenootschappen al erg verzwakt was bv. De vriendschap tussen China en Rusland al lang verwaterd was door een discussie over welke vorm van communisme het beste zou zijn. Na de Vietnam oorlog werd de westerse bondgenootschap in het gedrang gebracht sinds een aantal bondgenoten zoals Canada bezwaar hebben gemaakt tegen Amerikaanse interventie in Vietnam. Het Bipolaire systeem begon te ontrafelen. Er was geen vertrouwen meer in US. De Amerikaanse macht tijdens de Vietnam oorlog was onrechtvaardig en ze hebben gefaald.
2.7.4. De “kou” in “koude oorlog” 1. Als één van de supermachten iets deed betekende dit niet dat de andere zijde hierop reageerde. Vb: de Sovjet Unie viel Hongarije en Tsjecho-Slowakije binnen, beide bondgenoten in het Warsaw pact. De US verdoemde deze agressieve acties van de SU. In andere omstandigheden zouden ze terug gereageerd kunnen hebben met kracht, maar dit gebeurde niet. agressieve acties door 1 van de supermachten leidde niet tot reactie van de andere. 2. Vaak waren de 2 supermachten indirect betrokken bij de Koude oorlog want het was vaak zo dat proxies in hun plaats vochten. Als in een bepaalde regio de machtsbalans bedreigd werd reageerden de supermachten vanuit de proxies = Containment politiek. Dit was vooral het geval in het Midden-Oosten. Het midden oosten was een belangrijke regio voor beide supermachten, door haar natuurlijke grondstoffen, strategische positie tussen Azië en Europa en om haar culturele betekenis door de 3 grote wereldreligies die het bevatte. Er kwam een conflict na de oprichting van Israël en haar erkenning door de US. Deze confrontatie had betrekking op de supermachten maar werd uitgevochten door proxies: 1) Het door de US gesteunde Israël 2) De door de Sovjet gesteunde Arabische staten. (Syrië, Irak en Egypte) Israël vermorzelde de Arabieren in 6 dagen, en bemachtigde zo strategische territoria. In Latijns-America konden participanten van de burgeroorlog hun oorlog transformeren naar een koude oorlogse confrontatie. Op die manier verkregen ze
Marie Vereecken
21
militaire uitrusting en technische expertise van de één of andere supermacht. Zo deden de supermachten wederom beroep op de proxies. 3. De koude oorlog werd ook uitgevochten met woorden in vergaderingen tussen leiders en in verdragen. Sommige koude oorlog vergaderingen waren relatief succesvol. Vb tijdens een vergadering tussen de US en de SU leider, begon het losmaken van de spanningen, bekend als Détente. (Détente = ontspanningspolitiek, bevordert contacten en vermindert de behoeften om onder vleugels te scharen van de grootste). Daarentegen waren er echter meetings zonder resultaat. Vb. De meeting tussen president Eisenhower en premier Khrushcev in Wenen eindigde abrupt wanneer de sovjets een US spy plane neerschoten boven territoria van de SU. Verdragen tussen de 2 partijen plaatsten limieten op nucleaire wapens. Vb: SALT I, plaatste een absolute grens op het aantal intercontinentale raketten, nucleaire koppen en andere.
2.7.5. De koude oorlog als een lange vrede (lezen) 40 miljoen mensen verloren hun leven in oorlogen gevochten in Azië, Afrika en Latijns Amerika van 1945-91. Dus hoe “koud” was die koude oorlog werkelijk? De koude oorlog wordt vooral herinnerd als een serie crisissen, sommige confrontaties. Dus wat is het “koude” in koude oorlog? Koude oorlog wordt ook wel lange vrede genoemd. Met die term wouden ze de onverwachte afwezigheid van grote oorlogen gedurende de koude oorlog dramatiseren. Gaddis schrijft de lange vrede toe aan 5 factoren: 1. Nucleaire dreiging: eens hadden de SU en US nucleaire wapens, geen van beide wou ze gebruiken omdat die het bestaan van beide in gevaar bracht. 2. Gelijke verdeling van macht tussen SU en US. Dit leidde tot stabiliteit in het internationale systeem. (unilateralisme) 3. De opgelegde stabiliteit door de hegemonische macht van de US. Ze had een superieure economische positie gedurende meeste van de koude oorlog. Ze gaf militaire veiligheid voor Japan en noord EU, en haar valuta was de basis van het internationaal geldsysteem. 4. Economisch liberalisme. Gedurende de koude oorlog vestigde de liberale economische orde zich en werd het een dominante factor in de internationale relaties. Politiek werd transnationaal gebaseerd op coalities die de grenzen overschreden. 5. De vrede van de koude oorlog was voorbestemd, als een fase in een lange historische cyclus van vrede en oorlog. Elke 100 tot 150 jaar komt er een oorlog op grote schaal, dit wordt gedreven door ongelijke economische groei
2.7.
De post-koude oorlog
2.7.1. Mikhail Gorbatsjov (1985) De Russische premier Mikhail Gorbachev wou de macht van de USSR herstellen. Dit via een technologische jump te maken & door de economie te veranderen, niet door militair op te treden. Midden de jaren ’80 heeft hij binnenlandse procedures in gang gezet die de gorbatsjov-revolutie vormen:
Marie Vereecken
22
Met de perestrojka (= economische hervormingen) wou Gorbatsjov het economische systeem redden. Het was gebaseerd op drie pijlers: 1. Met de economische intensivering: wou Gorbatsjov de communistische planeconomie liberaliseren = minder input van de staat, meer vrijheid voor bedrijven. 2. De glasnost (=politieke openheid): is een aanduiding voor een grotere vrijheid van meningsuiting in de SU. Voor de doorvoering van de economische intensivering was het noodzakelijk dat mensen kritiek durfden geven.Ten tweede heeft het een meer partijen systeem doen ontstaan en is er een heroriëntatie geweest van de toenmalige communistische partij. 3. Het nieuwe denken: opnieuw aanknopen bij de ontspanningspoltiek (nieuwe detente)anders mislukt de glasnost en economische intensivering. Openheid op internationaal vlak heeft geleid tot veranderingen in het buitenlands beleid van de SU. Maar eens gestart hebben deze hervormingen geleid tot de ontbinding van het Warschau pact en het overlijden van de SU in 92-93. Dit heeft het begin van de post koude oorlog getekend. Als gevolg van de perestrojka kwam er een einde aan de SU (kerst 1991) wat het einde betekende van de bipolariteit en dus het begin van een nieuwe wereldorde. De eerste test voor de zogenaamde nieuwe wereldorde was de invasie van Irak in Kuwait in 1990. Toen heeft de UN veiligheidsraad beslist om Irak uit Kuwait te verdrijven via militaire troepen. . De jaren 90 waren ambigue in de eerste plaats was er Amerika als enige supermacht en ten tweede waren er de burgeroorlogen en de ethnische conflicten. Vb. - de verbrokkeling van Joegoslavië heeft een decennium geduurd ondanks de pogingen van het westen om dit conflict in vrede op te lossen. - Tergelijkertijd waren er spanningen en geweld o.a. genocide in Rwanda en Burundi. Een kwestie die het westen links heeft laten liggen.
2.8. De wereld vandaag Als gevolg van de perestrojka kwam er een einde aan de SU (kerst 1991) wat het einde betekende van de koude oorlog & bipolariteit en was dus het begin van een nieuwe wereldorde (transitiedecennium). De vragen die hier uit voort vloeien: wat zijn de verschuivingen van de politieke macht? Gaan we naar een post Westfaalse wereld of is er een heruitgave van de multipolaire wereld (combo economische, politieke, militaire macht)? De Post-Westfaalse wereld zegt dat actoren/staten die aan macht verliezen, zowel van boven als van onderuit aangetast worden door Ngo’s en belangrijke instellingen die de macht dragen. Vandaag is er een post-industriële revolutie die zorgt voor economische verschuivingen: global middle class meer en meer mensen ontsnappen de armoede en de middenklasse wordt groter waardoor de wereldwijde handelspatronen veranderen. + macht Ngo’s Mondialisering? Verschuiving in politieke macht?
Marie Vereecken
23
2.9.
The New Millenium: The First Decade = LEZEN
Op 11 September 2001 zijn er dodelijke terreur aanslagen, gefinancierd door Al Qaeda, geweest in twee belangrijke steden in de US, New York en Washington. Deze aanslagen hebben een wereldwijde oorlog tegen terrorisme in gang gezet. De Us heeft oorlog gevoerd in Afghanistan om het taliban regime te verdrijven. Dit regime bood bescherming aan Al Qaeda en een basis van waaruit ze vrij terreur aanslagen konden plannen tegen de US. Vervolgens hebben de States was ervan overtuigd dat Irak Nucleaire wapens bezit. Daarom hebben ze toestemming gevraagd aan de UN om Saddam Houssein van zijn macht te beroven. Na dat de UN steun geweigerd heeft, hebben de US hun eigen coalitie opgericht om de regering van Irak omver te gooien. Dit gevecht gaat vandaag nog steeds door. Ondanks het primaatschap van de US, heeft het niet het gevoel veilig te zijn tegen aanvallen. De vraag of de Amerikaanse macht zal worden gecompenseerd door een opkomende macht is ook verre van opgelost. Gevolgen: De US en haar coalitie heeft door de Taliban te verjagen een gevaarlijke traditie opgezet. Als de Us en haar bondgenoten een invasie konden doorvoeren in Afghanistan waarom zou het dan geen andere staat kunnen binnenvallen die terroristen asiel boden. Met als gevolg dat de US, Pakistan verliest als bondgenoot en Amerika tegenwerkt in de strijd tegen terrorisme. - In 2008 begon de economische crisis die doorgesijpeld is naar Europa en Azië. - De Arabische lente.
2.10. Kortom: We moeten leren uit de geschiedenis •
•
•
• •
Macht staat centraal in wereldpolitiek ▫ Politieke, economische, militaire macht ▫ Identificeer wijzigingen in macht: verschuiving machten maakt de politiek ▫ Politiek is nooit stabiel Grootmachten komen en gaan ▫ Opeenvolging van wereldordes (komen en gaan) ▫ Frans minister van buitenlands zaken noemde VS “Hyperpuissance” (1992) Nog groter dan super puissance Niemand noemt VS nog hyperpuissance, andere landen hebben machtskloof met VS verkleint/ gedicht (vb. China) Macht heeft behoefte aan legitimiteit ▫ Ideologie, religie ▫ Vb. Iran: hervormers zijn van kiezerslijst geschrapt. Als minder dan 50% van de bevolking in Iran gaat stemmen, gaan politicologen beweren dat de leiders hun macht verloren hebben. Geen waterdicht schot tussen binnen- en buitenland Aandacht voor historische recurrenties = historische reflex ▫ Datgene waarvan we denken dat het ‘nieuw’ is, is dat echt wel helemaal nieuw? Hoe hebben onze voorouders op gelijkaardige situaties gereageerd?
Of de wereld nu evolueert tot multipolair, bipolair of een unipolair systeem hangt deels af van hoe we kijken naar stromingen in het verleden en hoe dit het denken van vandaag beïnvloedt. Of is het hele concept van polariteit een anachronisme (iets dat niet past bij de tijd van de context)?
Marie Vereecken
24
Hoofdstuk 3 PERSPECTIEVEN OP DE WERELDPOLITIEK – HOE THEORETISCH DENKEN OVER INTERNATIONALE RELATIES LES 3 Lessen uit de geschiedenis SAMENVATTING: Macht staat centraal in de wereldpolitiek. De verschuivingen in deze macht hebben de wereldpolitiek gevormd tot wat het nu is. Door deze verschuivingen in de verschillende vormen van macht, de politieke, economische en militaire macht is de wereld constant in beweging. Een wereldorde is de verhouding tussen de verschillende machten van de wereld. Hyperpuissance 1992: Huburt Verdrinn: overtreffende macht waar niets en niemand aan kan toppen. Voortdurende wijzingen van machtsordeningen zorgt voor… (?) Macht heeft behoefte aan legitimiteit. Deze legitimiteit haalt een leider uit de aanvaarding van anderen met symbolen zoals… (?) Er is geen waterdicht schot tussen binnen –en buitenland. Sommige theorieën zeggen dat er wel zo’n waterdicht schot bestaat. Historische reflex: datgene waar we het gevoel van hebben dat het nieuw is, is dat wel helemaal nieuw, hebben onze grootouders dit niet ook al ervaren, hoe hebben zij er op gereageerd?
3.1. Thinkink theoretically Hoe kan theorie ons helpen om internationale relaties te begrijpen? Vb. historische gebeurtenis van de Irak oorlog in 2003 De internationale gemeenschap was bezorgd over Saddam Hussein zijn gedrag, de Irak wapens en de mogelijkheid dat Saddam een internationaal terroristische activiteit zou steunen. Na de september 11 aanval, werd de bezorgdheid nog dringender. In 2002 nam Bush Irak op in zijn “axis of evil”. De administratie lobbyde vervolgens voor VN resoluties, die zouden verklaren dat Irak in strijd heeft gehandeld met eerdere VN resoluties. Ze waren succesvol in het overtuigen van de VN Veiligheidsraad om een inbreuk vast te stellen, maar de US was niet in staat steun te krijgen voor VN geautoriseerde militaire invasie in Irak. In 2003 gingen de VS toch door en lanceerden een militaire aanval tegen Irak. 3 weken later, viel het regime, en de VS drong regels op aan Irak. Door dit historisch onderzoek weten we dat de VS gemotiveerd was door meerdere factoren: 1. Spijt van Sadam niet te hebben verdreven in de golfoorlog. 2. De mogelijkheid dat het regime massa vernietigingswapens had 3. Bezorgdheid dat het Sadam regime betrokken was in binnenlands en internationaal terrorisme 4. De nood aan stabiliteit in de olie rijke staten 5. De hoop dat een democratisch Irak, ooit het middelpunt zou worden van een nieuwe liberale democratische orde in het midden oosten. Irak haar weigering om toe te geven aan internationale eisen Hiervoor moeten we de oorsprong van haar sterk nationalisme verstaan, haar historie van gecontroleerd te zijn door westerse kolonialisten, en Sadam Hussein die zijn macht en legitimiteit vestigde door tegen het westen te staan. er zijn theorieën die dit verklaren.
Marie Vereecken
25
Deze beschreven motivaties zijn wederom te wijten aan wat er zich in de geschiedenis heeft voorgedaan. Een theorie is een geheel van stellingen die moeten helpen uitleggen waarom gebeurtenissen gebeuren zoals ze gebeuren Theorieën helpen ons: ▫ informatie te ordenen en te rangschikken ▫
vragen te formuleren
▫
gebeurtenissen te begrijpen door te vereenvoudigen en te categoriseren
Theorieën helpen om concepten naar voren te halen & vragen te formuleren rond een concept. Theorieën kunnen ons helpen dingen te verklaren, ons beter in staat stellen in de diepte te gaan. Een theorie is een stap verder als beschrijving. Theorieën helpen het primaire van het secundaire te onderscheiden. Een groot gevaar van theorieën is dat je oogkleppen opzet, een nauwe kijk hebt. Een brede kijk is belangrijk om dingen te verklaren. Omschrijving naar verklaring naar theorie naar testbare hypothesen gaan abstraheren door drie elementen te zoeken: actoren? Belangen? Welke trends afleiden? Theorieën worden aangepast en opnieuw getest
3.2. Theorie en de Analyseniveaus De reeks verklaringen van waarom de VS en haar partners Irak binnenvielen kan worden verklaard aan de hand van drie klassieke analyseniveau’s van Kenneth Waltz. 1. Op niveau van het individu: persoonlijkheid, percepties, keuzes, activiteiten van besluitmakers en individuele deelnemers,… verschaffen een verklaring 2. Op niveau van de staat: type overheid, type economisch systeem, belangengroepen in het land, de nationale belangen. Wat is het nationaal belang van België ? Wat is het nationaal belang van Vlaanderen ? Dit zijn vragen die je moet stellen 3. Op niveau van het internationale systeem: de anarchistisch kenmerken van dat systeem, internationale en regionale organisaties met hun krachten en zwakheden, internationale regels. (Anarchie: afwezigheid van een wettelijke autoriteit boven de staat) Een goede theorie moet fenomenen op een bepaald level kunnen analyseren, maar BETERE theorieën kunnen verklaringen bieden op verschillende analyseniveaus. Men heeft een cirkel bijgetrokken voor de samenleving = 4e klassieke analyseniveau Deze laatste kan je niet reduceren tot individu of staat. Het is een geheel van normen en waarden. Het valt wel onder staat maar is meer dan het individu.(staat tussen beide)
Marie Vereecken
26
3.2.1. De analyseniveau’s en de oorzaken van de Arabische lente Waarom is de Arabische Lente ontstaan? Verschillende verklaringen:
Niveau van het individu
TUNESIE Je zou kunnen zeggen door het zichzelf in brand stekken van een wanhopige fruitkoper. Maar was dit de oorzaak of de aanleiding geweest voor de Jasmijnrevolutie? Of was deze wanhoopsdaad het gevolg van iets wat zich vooraf al afspeelde?
SYRIE Jonge, moedige bloggers zijn begonnen om revolutie te roepen en werden opgevolgd.
Niveau van de staat
Onderdrukkende regimes Sommigen zeggen dat de onderdrukkende regimes de oorzaak waren. Machtsstrijd Tijdens de revoltes in Egypte concentreerde iedereen zich op Mubarak. Maar de feitelijke machthebber is het leger. Interne machtsstrijd tussen Mubarak en het leger. De revolutie in Egypte was gemakkelijk omdat het leger de stroman wegveegde in Egypte, maar het leger had nog steeds de macht. Maar is dit wel echt de aanleiding geweest tot de revolutie in Egypte. Werkloosheid Er is een ontzettend hoge werkloosheid van hoog opgeleiden. De hoog opgeleiden vonden ook geen werk overeenkomstig met hun studies en moeten veel lagere jobs uitoefenen voor zeer weinig geld. Hiervan kan men zeggen dat het de aanleiding is geweest tot de revoltes.
Niveau van het internationaal systeem
Aantrekkingskracht democratie Volgens sommige theorieën zitten we nu in een stijging van de golf van democratieën. Marginalisering Arabische Wereld De jaren na de aanslagen in Amerika is er een onderzoek verricht naar hoe de Arabische wereld gemarginaliseerd is. Door het toenemend besef van academici hoe sterk de Arabische wereld achterstaat tegenover de Westerse wereld (1000 jaar geleden stond de Arabische wereld sterk voor op de westerse wereld).
Verklaring op niveau van systeem (de structuur van de maatschappij)
Dit zijn allemaal antwoorden, mogelijke verklaringen waarom de Arabische revoltes zijn uitgebroken. Men kan deze verklaringen terugbrengen tot een aantal analyseniveaus. Soms zijn de verklaringen met elkaar compatibel, en kan men door de samenvoeging ervan tot een gestructureerd antwoord kan komen.
Marie Vereecken
27
Kenneth Waltz: Waarom is er oorlog ? Is de mens slecht? De werking van het staatssysteem? Werking van het internationaal systeem ? Iedereen vertrekt vanuit een bepaald uitgangspunt = analyseniveau Dit analyseniveau is het kader waarbinnen je het probleem gaat proberen te verklaren. Het analyseniveau riskeert om een aantal dingen niet te zien die buiten het referentiekader vallen.
3.3. Theoretische scholen School: Geheel van theorieën die de kernuitgangspunten gemeenschappelijk hebben. Ook al deel je dezelfde ideeën, toch kunnen je uitgangspunten volledig anders zijn. Er zijn 4 theoretische scholen:
3.3.1. Realisme en neorealisme REALISME
Realisme is het product van een lange historische en filosofische traditie. het is gebaseerd op het idee dat individuen angstige, egoïstische en machtszuchtige wezens zijn. Individuen zijn georganiseerd in de staat = De centrale actor.
Thucydides 4 essentiële uitgangspunten van realisme 1. De staat is de hoofdrolspeler al de rest is secundair: Staten bestaan in een staat van anarchie. Er is geen autoritaire hiërarchie boven de staten. 2. De staat is unitair (spreekt met één stem) in functie van het nationaal belang. Het individu is niet van belang, de staat spreekt steeds op dezelfde manier ongeacht welke persoon aan de macht is. 3. Besluitmakers worden als rationale actoren gezien. Individuen zijn rationele wezens. Rationele mensen die eenzelfde doel nastreven komen tot dezelfde uitkomst. Rationale besluiten helpen het nationaal belang vooruit. 4. Nationaal belang = voorbestaan van de staat. De staat moet zichzelf beschermen van vijanden, zowel in binnen- als buitenland. Een staat kan veiligheid opbouwen door haar binnenlandse capaciteiten, economische macht op te bouwen, en allianties te vormen met andere staten Vb. Toepassen op een staat als België: Wij Belgen hebben een hechte band met Europa. De Europese unie is iets uniek: staten staan toe macht af te staan aan een hogere instantie. België is steeds onder de voet gelopen met andere landen. We hebben altijd problemen gehad met grote buurlanden. Stukken van ons land willen inlijven. België als klein land geconfronteerd met de omringende grotere landen zal nooit genoeg macht hebben om zich te verdedigen tegen de grote landen. Uitgangspunt: we zijn een klein land. We hebben in de loop der jaren steeds problemen gehad met grote landen aan wie we macht moesten afstaan. Als kleinere landen een stuk van hun land afstaan in verhouding met andere grote landen die macht afstaan, dan zullen deze grote landen in verhouding meer macht afstaan. Hierdoor worden oorlogen binnen Europa vermeden. Door Europa komen er rechtsregels ter vervanging van brute macht. Zo wordt het nationaal belang beschermd en blijven kan België functioneren als een autonome actor. Wij als klein land wensen een sterk Europa met zwakke staten, in tegenstelling tot bv. Frankrijk die een sterk Europa willen met een paar sterke staten.
Marie Vereecken
28
De meest vergaande vorm: stelling van Verhofstadt: Ultiem gaat België verdwijnen en opgaan aan een confederatie van staten zoals in Amerika is gebeurd. Met het realisme kan ik heel goed de liefde van België voor Europa verklaren, maar voor andere kwesties schiet het tekort.
De vroeger denkers/ theoretici zijn
Augustinus voegde een fundamentele stelling toe aan het realisme: de mensheid is gebrekkig en egoïstisch maar niet voorbestemd om van nature zo te zijn. Hij wijt de oorlog aan deze menselijke kenmerken. Machiavelli beschreef de kwaliteiten die een leider nodig heeft om de kracht en de veiligheid van de staat te bewaren. Een leider moet zich bewust zijn van de bedreigingen tegenover zijn persoonlijke veiligheid en van bedreigingen ten opzichte van de staatsveiligheid. De leider moet voorbereid zijn om actie te ondernemen tegen internationale dreiging. Terughoudendheid is uit den boze. Hij promote allianties en strategies om de staat de beschermen. Hobbes gaf als eerste een indicatie dat er boven de staten niets bestond, boegbeeld begrip van anarchie. zei dat de staat de verantwoordelijkheid en het recht heeft om zichzelf te beschermen. De enige oplossing voor oorlog in een staat, is de opkomst van een almachtige prins, een leviathan.
Grondlegger:
Hans Morgenthau, Politics among nations: (Legde uit hoe je de Koude Oorlog moest verklaren) Na WO II schreef hij “de bijbel” van de naoorlogse realisten. Voor hem is internationale politiek een strijd om macht. Dit ligt in het verlengde van menselijke natuur. deze strijd om macht kan verklaard worden op 3 niveaus: 1. Het gebrekkig individu in de natuurstaat strijd voor zijn eigen belangen. 2. Op niveau van de staat is er een strijd in functie van het nationaal belang: Staten streven naar macht omdat het veiligheid betekent. Hoe meer macht hoe meer veiligheid. Het nationaal belang is de sleutel om te verklaren waarom staten doen wat ze doen. Macht in termen van veiligheid is kwantificeerbaar high vs Low politics (leger, bevolking, eonomie = kwantificeerbare middelen van de staat). De Aard van het binnenlands systeem (democratie, dictatuur) is irrelevant hieromtrent. In de wereldpolitiek is er enkel 1 moraal: A-moraliteit: enkel resultaat (= staat moet enkel de veiligheid garanderen) is ‘moreel’, de manier waarop je tot het resultaat komt is irrelevant, je kan alles benutten om het nationaal belang te garanderen. In de ogen van de realisten: alles is goed om de veiligheid van de staat te garanderen (Machiavelli alle middelen). Vanuit dit standpunt: Als het voor Israël een bedreiging vormt dat Iran kernwapens aanmaakt, dan mag/moet Israël ingrijpen om zich te verdedigen om zijn voortbestaan te garanderen. . 3. Omdat het internationaal systeem anarchistisch is, is er geen hogere macht die de competitie tussen staten kan stopzetten, dus er is een eeuwige strijd om macht.
Ideaal beleid volgens realisten? o Offensieve realisten: je bereidheid tonen om macht te gebruiken, kan reputatie opbouwen. Dit verhoogt je macht ten opzichte van andere staten. Staten mogen andere landen veroveren en zo hun machtspositie opbouwen
Marie Vereecken
29
o
en potentiele rivalen tot coöperatie dwingen. Bush symboliseert dit: toont macht, veroverd andere landen. Defensieve realisten: men moet zich eerder terughoudend opstellen. Het leidt niet tot bedreiging voor anderen. Veroveringen leveren niets op want dit creëert tegen-allianties. Obama symboliseert dit: een land veroveren, brengt niets op, je werkt het tegenovergestelde van het gewenste effect in de hand vb. Irak die nu juist anti-Amerikaan is geworden.
In de jaren 50 conflicten In de jaren 60 zwakten deze conflicten af en kreeg het realisme het moeilijk om bepaalde zaken te verklaren, zoals de Europese Oorlog. Tegen het einde van de jaren 70 flakkerden de confrontaties in de Koude Oorlog weer op. NEO-REALISME
Kenneth Waltz, theory of international relations:
Het belangrijkste studieobject is het internationaal systeem. Structuur van het internationaal systeem bepaalt het gedrag van de staten, niet omgekeerd zoals bij het realisme. Stabiliteit is afhankelijk van twee zaken: het anarchistische karakter van het internationaal systeem en de machtsspreiding (unipolair, bipolair, multipolair). Het internationale systeem wordt stabieler naarmate je meer naar een unipolair systeem gaat. Unipolariteit zou de conditie van anarchie opheffen en oorlogen, die zouden voortkomen uit die anarchie, vermijden. Hier kan men de term hyperpuissance (Huburt Verdrinn) gebruiken. Van multipolair -> bipolair -> unipolair (= heft anarchie op). Een multipolair systeem is zeer onstabiel omdat je voortdurend confrontaties hebt tussen de verschillende machtsstaten. Waarom hebben 2 of meer grootmachten nooit samengewerkt om 1 grote leviathan te worden en zo oorlog te eindigen? (macht is relatief) Neorealisten zeggen: 1. Samenwerking is moeilijk bij anarchie. Onzekerheid dat tegenstander daar meer baat bij heeft 2. Staten in een anarchistisch systeem moeten steeds waakzaam zijn tegen bedrog. Want de voordelen van samenwerking kunnen oneven verdeeld worden. Door dit bedrog kan de tegenstander meer macht vergaren. Een staat zijn overleving is afhankelijk van het hebben van macht over andere staten. Internationale samenwerking onwaarschijnlijk
Robert Gilpin, War and Change in World Politics:
Ondervond dat de verdeling van macht over staten, de voornaamste vorm van controle in elk international systeem is. De geschiedenis gaat in cyclussen, van geboorte, expansie, en neergang van dominante machten. Hij ziet de geschiedenis als een opeenvolging van grote mogendheden (imperial overstrech). Terwijl klassieke realisten geen verklaring geven voor het afemen in macht, gelooft Gilpin dat deze afname te maken heeft met de economische macht. Hegemoniën verkleinen door 3 processen: 1. De toenemende meeropbrengsten van het beheren van een imperium. Fenomeen op niveau van de staat
Marie Vereecken
30
2.tendens van grote mogendheden om geleidelijk aan meer te consumeren en minder te investeren. fenomeen op niveau van de staat 3. Verspreiding van technologie, waardoor opkomende mogendheden de grote kunnen uitdagen. fenomeen op niveau van het systeem Irak was de erkenning dat er een limiet staat op de uitbreiding van de macht van VS. In de 21e eeuw verloor de VS zijn status als hegemon. Kan de VS zijn hegemon status herhalen of zijn we op weg naar een wereld waar de VS zijn macht moet delen met andere staten (zoals China)
3.3.2. Liberalisme/idealisme Het gaat hier om liberalisme als een idealisme, niet als een ideologie van een liberale partij. Het liberalisme is het tegenoverstelde van het realisme. Staten zijn niet de enige actoren (niet staat-centrisch) maar er zijn nog andere actoren die even belangrijk zijn als staten en soms zelf machtiger zijn, zoals NGO’s, pers multinationale ondernemingen, internationale organisaties bv. Al Khaida, etc. Volgens het liberalisme is het interne proces binnen een staat wél belangrijk om internationale relaties te verklaren. Besluitvormers zijn zoals in het realisme rationeel maar staten zijn i.t.t. realisme niet unitair; staten bestaan uit verschillende actoren: politieke partijen, media, kiezers, NGO’s,… en bestaan uit uiteenlopende belangen. Aangezien je niet weet welke belangen zullen meespelen, kan de uitkomst van het besluitvormingsproces (onder rationale actoren met uiteenlopende belangen) niet op voorhand voorspeld worden. Maw: staten op het internationale toneel zijn onvoorspelbaar en dus irrationeel. Het Liberalisme heeft een positief mensbeeld: mensen zijn van nature goed en kunnen hun condities verbeteren, wat vooruitgang mogelijk maakt. Oorlog en slecht gedrag zijn een product van slechte of corrupte sociale instituties en misverstanden tussen de leiders. Men kan deze stoppen door institutionele reformatie of collectieve actie. Samenwerking is basiskenmerk v. het internationaal systeem. Het optimistisch mensbeeld gaat ervan uit dat mensen samenwerken i.p.v. in hun eigen belang handelen (<-> Augustinus realisme) De Internationale politiek beperkt zich niet enkel tot nationale veiligheid, maar heeft een omvangrijke agenda. De staat houdt zich nl. ook bezig met economie, ecologie, waarden en normen, etc… De expansie van rijdom kan het best door vrije markt en democratie.
Oorsprong liberalisme
Verlichting (18de eeuw). Het idee van de verlichting is dat de mens een rationeel wezen is, die de wetten van de natuur en de samenleving kent. Daardoor hebben, ze de capaciteit om hun condities te verbeteren en een rechtvaardige maatschappij te creëren. (=optimistisch zelfbeeld) - Montesquieu (1689-1755) * Oorlog ligt niet in de natuur van de mens maar oorlog is het product
Marie Vereecken
31
van de aard van de samenleving / staatstructuur (democratie, monarchie, dictatuur). Onderwijs is nodig om problemen in een maatschappij te stoppen. Het maakt mensen klaar voor het burgerlijke leven. Het optimisme van Montesquieu: Naties moeten in tijden van vrede al het goede doen voor elkaar wat ze kunnen, en in tijden van oorlog zomin mogelijk kwaad als mogelijk. * Monarchie leidt gemakkelijker tot oorlog beantwoordt aan belangen van een vorst (macht behouden en vergroten, leden bevolking overlijden in voordeel v/d vorst). * Monarchie wordt beter vervangen door democratie(vreedzamer dan monarchie) Aard politiek stelsel is dus verbonden met aanwezigheid oorlog -
Kant (1724-1804) internationale anarchie kan overstegen worden door collectieve actie. Men bekomt meer voordeel bij samenwerking dan bij confrontatie. Machtsevenwicht leidt nooit tot vrede, er moet een federatie van republikeinse staten zijn: democratieën die geïnstitutionaliseerd samenwerken om conflicten zoals oorlog te vermijden. Bijvoorbeeld de filosofische basis VN: internationale organisatie die het gedrag van staten in teken van de vrede reguleert (dit soort internationale organisaties wordt door realisten als onnodig beschouwt). Mensen moesten manieren leren om oorlog te voorkomen door universalisme en kosmopolitisme: als iemand een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen ervaart, die sterker is dan enig gevoel voor nationale of regionale identiteit. Een dergelijke verbondenheid wordt ook wel aangemerkt als wereldburgerschap. Het kosmopolitisme streeft naar vrede door een inperking van de staat: internationaal recht, ontwapening, wereldregering.
19de eeuw: liberalisme wordt ideologie
Individu = centraal, niet samenleving. De samenleving moet de grootst mogelijke vrijheid voor het individu garanderen (ontstaan in andere context dan vandaag; 19de eeuw = verderzetting van ideeën Verlichting). Volgens het libarisme als ideologie kan de mens zijn belangen en vrijheden het best nastreven in een democratische staat, zonder belemmering van beperkingen opgelegd door de staat. De staat mag zich nl. zo weinig mogelijk bemoeien met de bevolking, ze moet enkel de veiligheid garanderen (nachtwakerstaat). Op die manier ontstaat een kapitalistische staat waarin de vrije markt economie en dus de economische groei bevordert wordt. Vrijhandel bevordert de vrede aangezien dit interdependentie creëert tussen staten. Met andere woorden hoe nauwer de (economische) verbindingen, hoe hoger de wederzijdse afhankelijkheid en hoe lager de kans op oorlog door de hogere kosten. Vb. EU: belangenconflicten en tegenstellingen leiden zelden tot oorlog door economische integratie (niet altijd zo)
20e eeuw: Woodrow Wilson
Collectieve Veiligheid & internationale samenwerking: Door samenwerking valt oorlog te voorkomen. De agressie van één staat kan tegengegaan worden door een collectieve reactie.
Marie Vereecken
32
Andere liberale ideeën (kosmopolitisme = wereldburgerschap, verbondenheid met mens)
-
Internationaal recht Ontwapening (‘hoe minder wapens, hoe minder oorlog’) realisme (‘hoe meer wapens, hoe beter’/ ‘de ander niet vertrouwen’) (beide zijn even logisch) Wereldregering
-
Neoliberaal institutionalisme Renaissance van liberalisme in ‘70 Bij opkomst Koude Oorlog na WO II was het realisme de heersende denkrichting (door haar antwoord op het oorlogsprobleem: machtsbalans). Het realisme kon de duur van de naoorlogse stabiliteit na de val van de SU (einde bipolariteit) niet verklaren, terwijl de neoliberale institutionalisten dat wel konden. Neoliberale institutionalisten (Axelrod, Keohane, Nye) stellen zich de vraag ‘Waarom werken staten doorgaans samen – ondanks anarchisme ?’ dit antwoord vindt men in het Prisoner’s dilemma (pag 88) (rationeel besef dat samenwerking uit eigen belang is) De verklaring, waarom samenwerking voorkomt, van de Liberalen verschilt van die van de neoliberalen. Voor klassiek liberalen komt samenwerking tussen staten voor omdat instellingen(=internationale organisatie met regels en secretariaat, gecodificeerde en geïnstitutionaliseerde vormen van internationale samenwerking) vormen van internationale samenwerking toelaten en die dwingende acties verbieden. Voor de neoliberalen is het zo dat als bepaalde staten veelvuldig contact hebben met elkaar deze er baat bij hebben samen te werken omdat het in hun eigen belang is. Instellingen zijn dus essentieel; ze zorgen voor samenwerking door het bouwen van gemeenschappelijke interesses, en zo verhogen ze de winst voor alle partijen. Vals spelen wordt gereduceerd, kosten van onderhandelingen worden gereduceerd en de gemeenschappelijke belangen worden bevorderd. (Door instituties zoals de NAVO en de Europese Unie is er meer veelvuldig contact tussen staten. Het gevolg van dit veelvuldig contact is dat er niet alleen samengewerkt wordt om de veiligheid (realisme) te verzekeren maar omtrent internationale kwesties zoals de economie en handel, mensenrechten, het milieu, immigratie, etc.) Vb. Iran en atoomgemeenschap: atoomagentschap ziet erop toe dat Iran niet ‘vals speelt’. Deze IO zit erop toe dat kernenergie vreedzaam gebruikt wordt en verhindert het gebruik er van voor militaire doeleinden. IO’s cruciaal voor institutionalisering samenwerking * Nye maakt ook onderscheid tussen soft power :iets verkrijgen via politieke aantrekkingskracht van de staten. En hard power: iets verkrijgen via militaire of economische dwang Kernactoren= staten, NGO’s, international organisaties Individu = goed, kan samenwerken de staat = niet autonoom, heeft vele belangen internationaal systeem = interdependenties, internationale gemeenschap, anarchie verandering: mogelijk, en nodig belangrijke namen= Montesquie, kant, Wilson …
Marie Vereecken
33
Trends liberalisme na Koude Oorlog Democratic Peace Theory
Democratieën voeren geen oorlog tegen elkaar, maar mogelijk wel met andere regimes. Oorlog met een dictatuur kan tot democratie leiden in dit land (in dit geval zijn liberalen akkoord met een oorlog). Vb. Bush in Irak: VS (democratie) valt Irak binnen om er democratie te bevorderen, om van de dictatuur naar een democratie te gaan. Er zijn twee liberale verklaringen waarom democratieën geen oorlog voeren tegen elkaar: 1. Het democratische proces remt agressie af. Leiders in democratieën horen een veelheid van stemmen waardoor leiders terughoudender zijn en de kans op oorlog verkleind wordt. 2. Internationale en transnationale instellingen die democratieën samenhouden door dichte netwerken, beperken ongewenst gedrag.
Denkers na de koude oorlog
-
Francis Fukuyama Na de koude oorlog is er een overwinning van het liberalisme. Conflicten op grote schaal zijn minder frequent. Voor het eerst bestaat de mogelijkheid voor een globale totstandkoming van de westerse liberale democratie als de eindvorm van menselijk bestuur. ‘Einde van de geschiedenis’ (1992)
-
J. Mueller Wat ooit aanvaardbaar was wordt vandaag de dag als immoreel gezien zoals bv. Slavernij. Zo wordt in het heden ook oorlog als moreel onaanvaardbaar gezien. De geschiedenis evolueert op basis van ideeën of ‘modes’ in het denken. Bv. oorlog is een ‘uit de mode’ idee (= ‘leunbrug’ naar constructivisme)
-
Twee studenten: Steven Pinker: oorlog is niet enkel uit de mode maar elk vorm van geweld is aan het verdwijnen. Joshua Goldstein: de intensiteit van oorlog tussen staten is de laatste vier decennia opmerkelijk afgenomen. ‘De oorlog tegen oorlog’ is gewonnen.
3.3.3. Radicalisme Karl Marx: Volgens Marx, beheren de particuliere belangen in het kapitalistische systeem de arbeid en de vrije markt wat leidt tot slavernij. Zo zijn er twee economische klassen: - kapitalisten: hebben kapitaal en ondernemingen
Marie Vereecken
34
- proletariaat: hebben enkel arbeidskracht Er ontstaat een onvermijdelijke botsing tussen de twee klassen (klassenconflict). Door deze botsing komt het socialisme op. De radicale invalshoek: 1. Radicalen zien de historische analyse als fundamenteel. Vooral de geschiedenis van het productieproces is relevant. Dit in tegenstelling tot het liberalisme en het realisme waar de geschiedenis gebruikt wordt om gebeurtenissen te veralgemenen. 2. Economie verklaart en bepaalt alles (klassen). Dit in tegenstelling tot het liberalisme: (economie = samenwerking) en het realisme (economie = internationale structuur, een ingrediënt van macht) waarbij de staat de centrale actor is.
John Hobson (1858-1940) * ‘Vader van de imperialismetheorieën’ Expansie/imperialisme gebeurt om 3 condities: 1. Overproductie goederen en diensten in de ontwikkelde landen. 2. Onderconsumptie door werkers en lagere klassen in ontwikkeld landen door lage lonen. 3. Een te groot spaarvermogen van kapitalisten om deze problemen op te lossen zijn staten gaan uitbreiden. Zo vonden ze nieuwe afzetmarkten in onderontwikkelde regio’s waar lonen worden laag gehouden door buitenlandse competitie. Kapitalisten zagen investeringsmogelijkheden in nieuwe markten i.p.v. de spaarcenten te gebruiken om het lot van de werkers te verbeteren. Imperialisme leidt tot rivaliteit in de ontwikkelde wereld. De ontwikkelingslanden worden beperkt door en zijn afhankelijk van de westerse wereld. Hobson veroordeelde het imperialisme gevaarlijk, irrationeel en conflictueus te zijn Lenin: ‘imperialisme is het hoogste stadium van het kapitalisme’ (veroveren buitenlandse gebieden voor afzetmarkten en investeringen) Maar het probleem is dat territoriale vraatzucht ook grenzen heeft. Vb. Scramble for Africa en Rumble for China: territoriale vraatzucht wordt beperkt want alles is veroverd en gekolonialiseerd, dus wordt er oorlog gevoerd om gebieden van anderen in te nemen (om territoriale vraatzucht te stillen) (‘kapitalisme draagt oorlog, zoals wolken regen dragen’, Jean Jaurès) Algemeen: Kernactoren: klassen, transnationale elites, multinationale corporaties individu: acties bepaald door de economische klasse staat: onder leiding van de bourgoisie, een agent van de structuur van het internationaal kapitalisme internationale systeem: sterk gestratificeerd, gedomineerd door internationaal kapitalistische systeem verandering: radicale verandering is nodig theoristen: Marx, hobson, lenin, prebisch
Marie Vereecken
35
Radicalen benadrukken dat de ongelijke ontwikkeling inherent is aan het kapitalistisch systeem. Het creëert underdogs die uitgebuit worden door de dominante staten. De dynamiek van het kapitalisme en de economische expansie maakt deze uitbuiting nodig als de top dogs hun positie willen behouden. Realisten zien de balans van macht via het vechten en winnen van oorlog als methode om macht te behouden. Radicalen zien de economische techniek van dominantie en onderdrukking als de basis van macht.
Dependencia (sub-school radicalisme uit Latijns-Amerika)
Ze leggen de nadruk op de rol van multinationale corporaties en internationale banken in ontwikkelde landen, die controle uitoefenen over de ontwikkelingslanden. Deze houden afhankelijkheidsrelaties in stand en het zorgt voor structurele ongelijkheid tussen Zuid en Noord. dependency theoretici beweren dat de staten in periferie gebied weinig opties hebben. Ze zijn dus vrij pessimistisch over mogelijkheden tot verandering. ‘Hoe komt het dat westerse landen zich ontwikkelen en wij niet?’ ‘Wat in de internationale structuur zorgt ervoor dat we structureel afhankelijk (‘dependentie’) zijn van rijkere landen? Centrum-Periferie: Centrum (rijken) - Periferie (armen): Noorden= rijk want Zuiden = arm en structureel afhankelijk van Noorden (ongelijke ruilvoet: Zuidelijke landen gaan steeds meer produceren & steeds minder verdienen) Semi-periferie: landen die niet bij centrum (rijke Noorden) of periferie (arme Zuiden) horen
Wereld-Systeemanalyse (Immanuel Wallerstein) De theorie gaat er van uit dat in een kapitalistisch systeem de internationale economische wereldorde in plaats van wederzijds afhankelijk, en dus gelijkwaardig, er één van afhankelijkheid is en dus één van uitbuiting. De verschillende gebieden in de wereld zijn volgens de theorie in te delen in drie delen: de kern, de semiperiferie en de periferie. De theorie behandelt de relatie tussen deze drie delen in een historisch kader dat gelijkloopt met het ontstaan van een wereldmarkt. De kerngebieden, die nu de westerse wereld omvatten, zijn de kapitaalkrachtigste gebieden en hebben vooral behoefte aan goedkope grondstoffen en voedsel die geruild worden voor o.a. hoogwaardige industriële goederen. De periferie levert de goedkope grondstoffen en voedsel en ruilt die voor de goederen uit de kern. Hierdoor worden de kerngebieden beter ten koste van de periferie gebieden. De semiperiferie
Marie Vereecken
36
bestaat uit de gebieden die kenmerken van kern en periferie combineren. Dit kunnen kerngebieden in verval zijn, of perifere gebieden in ontwikkeling. Sommige kerngebieden kunnen zo sterk worden dat ze hegemonie uitoefenen over de andere spelers in het systeem. Uniek aan het kapitalisme is echter dat dergelijke hegemonie niet leidt tot de vorming van een imperium, zoals dat in andere historische gevallen van economische integratie is gebeurd. (Radicalisme = deterministisch: mensen/groepen/staten worden in structurele mechanismen geplaatst waar ze moeilijk/niet uit geraken)
Wat radicalen niet kunnen verklaren:
-
waarom samenwerking opkwam tussen kapitalistische en socialistische staten, voor het einde van de koude oorlog. De verdeeldheid tussen niet-kapitalistische staten waarom en hoe sommige van de ontwikkelingslanden zoals India een kapitalistische aanpak en uitweg van economische en politieke afhankelijkheid gebruikten. Ze voorzagen de ondergang van het sovjet rijk niet.
-
3.3.4. Constructivisme Realisme: belang= staat Liberalisme: belangen zijn vaststaand Constructivisme: belangen zijn afhankelijk van sociale interactie en worden hierdoor voortdurend bijgesteld. - Gedrag van staten wordt gevormd door elitaire perceptie, identiteiten en sociale normen. *Vb: - Nederland : grootste van kleine landen (hierdoor samenwerken met andere kleine landen binnen EU, want als klein land heb je minder macht binnen EU) OF kleinste van grote landen (hierdoor meer gaan samenwerken met grote mogendheden, niet zozeer EU gebruiken) - België: ‘klein land’ (overtuiging doorheen de jaren)(hierdoor samenwerken met andere kleine landen) -> supra-nationalisme -
Individuen en staten veranderen: *Vb: Vlaming gaat om met Walen, dit behoort niet tot het unitair beeld van de Vlaming, zelfperceptie verandert (ben ik nog Vlaming?) Gevolg: nationaal belang wijzigt voortdurend (Vb: Paul Magnette: anti-Europees) -> Europees Beleid van België wijzigt voortdurend omdat sociale interactie en perceptie veranderen met tijd
-
Nadruk op identiteit en normen
Marie Vereecken
37
De Arabische Lente Hoe kan men de Arabische Lente het best interpreteren? 1. Realisme: De staat houdt zichzelf in stand Maar hier PROBLEEM: Er is geen goed beginpunt om bepaalde vragen i.v.m. de Arabische Lente te beantwoorden. Focust ligt op het niveau van de staat en actoren op internationaal niveau. Het internationaal systeem is anarchistisch. Irak vormde met zijn vernietigingswapens een dreiging voor de US. Daarom vond de VS het noodzakelijk om die wapens te vernietigen en om zo op hetzelfde moment te zorgen voor een olievoorraad voor het westen. De US heeft dwangmaatregelingen uitgevoerd met als doel dat Sadam Hoessein zijn macht zou opgeven. Dit mislukte en volgens de realisten liet dit de US geen andere keus dan militair op te treden. (Problematisch, Realisten kunnen andere beleidsvoorschriften beslissen) 2.Liberalisme: - Rol “civil society” (?) - De opkomst van de middenklasse leidde tot de opstand tegen de autoritaire regimes. - De aantrekking van democratisering. De liberale visie maakt gebruik van alle drie de analyseniveau’s. Individueel level: Sadam was een misbruikende leider, die vrede dingen deed aan zijn volk. niveau van de staat: Door een vervanging met een democratie zou de dreiging van Irak afnemen en stabiliteit in midden oosten brengen. Internationaal niveau: Irak voldeed niet aan zijn verplichtingen die vastgelegd waren in de UN veiligheidsraad. Dus had de internationale gemeenschap een plicht sancties en inspectie te steunen en collectieve actie te ondernemen. De UN heeft geen goedkeuring aan de US verleend voor de inval. Dit heeft te maken met het feit dat een aantal andere machtige staten zoals Frankrijk, Rusland en Duitsland vonden dat de dwang maatregelen van op dat moment wél effectief waren en er geen bewijs was van massavernietigingswapens.
3. Radicalisme: - Gelijkheid - Door nadruk op structuur - Hoe komt het dat hetzelfde in verschillende landen gebeurt? Radicalen geloven dat de invasie van de US in Irak een actie was om hun olie voorraad te verzekeren. De invasie had enkel te maken met verwerven van controle over de olie in Irak. Irak zou hun belangen in olie bedreigd hebben en daarom heeft het Westen met kracht gereageerd. 4.Constructivisme: Door de kracht van ideeën starten jonge seculieren de revolutie. MAAR door identiteit kwamen de Moslimbroeders aan de macht. Constructivisten focussen zich vooral op de sociale constructie van bedreiging; hoe de US beleidsmakers Saddam en de beweerde massavernietigingswapens construeerden als
Marie Vereecken
38
dreiging voor de VS. Terwijl dat aan de hand van VN controles vastgesteld werd dat deze er niet waren. Constructivisten wijzen ook op het belang van legitimiteit. De VS erkende de nood aan legitimiteit voor haar acties. Dit verklaart haar inspanning voor het proberen verkrijgen van de goedkeuring van de VN voor de inval. Voor Constructivisten spelen Internationale organisaties zoals de VN een belangrijke rol in het legitimeren en socialiseren in internationale relaties.
Hoofdstuk 4 HET INTERNATIONALE SYSTEEM, LES 4 Hoe veranderen interne systemen?
4.1. Realisme en internationale systeem Anarchistisch systeem met Grootmachten als pijlers: De staat is soeverein. Er gaat niets boven de staten Traditionele realisten zeggen dat staten het systeem maken en vormen neorealisten geloven dat staten beperkt zijn door de structuur van het systeem. voor beiden is anarchie het basisprincipe. Elke staat moet daarom uitkijken voor zijn eigenbelang. polariteit: - 19de eeuw: multipolair systeem (er is een evenwicht tussen verschillende grootmachten) Als er verschillende invloedrijke actoren zijn in het internationale systeem, dan wordt er een balans van macht of multipolair systeem gevormd. In het klassiek multipolair systeem zijn de actoren enkel staten. Er moeten er minstens 5 zijn en minstens drie (of meer) hebben een relatieve machtsgelijkheid. Bepaalde normen zijn duidelijk voor alle actoren. (vb: onderhandelen is beter dan vechten, andere staten zijn potentiele bondgenoten…). Als een actor die normen niet volgt, kan het systeem onstabiel worden. Als het aantal staten afneemt naar 3, wordt stabiliteit bedreigd, want zo kunnen er coalities ontstaan tussen gelijk welke 2 (2 tegen 1) die een bedreiging kunnen vormen voor de derde partij. Allianties worden met specifiek doel gevormd, hebben korte duur, en verschuiven eerder naargelang het voor hen voordelig is dan volgens ideologie. -
1945-1991 Bipolaire wereldorde met de VS en de SU als enige grootmachten tijdens de koude oorlog. de essentiële normen in een bipolair systeem zijn anders. Vb. tijdens de koude oorlog zocht elk blok te onderhandelen i.p.v. te vechten. Allianties zijn hier langdurig, gebaseerd op niet veranderende interesses.
Marie Vereecken
39
In een strak bipolair systeem zijn internationale organisaties niet effectief, ze kunnen zich niet ontwikkelen, zoals de VN gedurende het hoogtepunt van de koude oorlog. In een los bipolair systeem kunnen internationale organisaties zich ontwikkelen om te bemiddelen tussen 2 blokken. Individuele staten kunnen deze organisaties dan gebruiken voor hun eigen belang. Gedurende veel van de koude oorlog was het internationaal systeem bipolair. The VS met haar bondgenoten in NATO en Japan, stonden face to face met de SU en haar bondgenoten in het WARSAW pact. Maar de strakheid of losheid van het bipolair systeem varieerde gedurende de koude oorlog. -
1991-2003 Unipolair systeem Dit is nog een andere vorm van het internationaal systeem. 1 groep of een staat heeft de invloed in het internationale systeem. Na de Golfoorlog waren er veel staten ongerust dat het internationale systeem unipolair was geworden. Sommige mensen geloven dat de VS de absolute grootmacht was gedurende een korte periode doordat haar defensie en economie veel sterker was dan die van alle andere staten. Maar zelfs de mensen die in het unipolair systeem geloven, zijn ermee eens dat het unipolair systeem verdwenen is.
-
Vandaag: Keren we nu terug naar een multipolariteit of een hegemonie?
Machtsevenwicht en stabilitet - Multipolair (Klassieke Realisten): Het is een flexibeler systeem. Hoe meer spelers er zijn, hoe omzichtiger iedereen wordt, maar ook hoe groter de kans op verkeerde gok. Boek: In multipolaire systemen, is de regulatie van de stabiliteit makkelijker dan in bipolaire systemen. De balancer, zoals GB in de 19de eeuw, moet zorgen voor regulatie van het systeem.Er zijn vele interacties tussen verschillende partijen. Dit zorgt voor cross cutting allianties en loyaliteit.. Dit vermindert de kans op oorlog.
-
Bipolair (Neorealisten): Hoe minder spelers, hoe minder onduidelijkheden er zijn, maar bij een verkeerde gok zijn de gevolgen groter. Boek: bipolaire systemen zijn moeilijk formeel te regeren, want zowel de staten als de internationale organisaties kunnen het gedrag van de 2 blokken niet leiden. Als één van de twee moeilijk wil doen dan zullen de gevolgen daarvan meteen zichtbaar zijn. Het stabiliserende volgens Keneth Waltz is wel dat de 2 zijden elkaars gebruik van geweld kunnen matigen en dat ze zo destabiliserende veranderingen kunnen absorberen. Er is een duidelijk verschil in de macht die beiden hebben t.o.v. andere staatse actoren. Beiden kunnen elkaars acties voorspellen door een geschiedenis van langdurige interactie.
-
Unipolair (Hegemony Stability Theory): Het heft de anarchie op maar er zal verzet zijn van de rest. Boek: Een Unipolair systeem is volgens sommigen de meest stabiele. Vb. de hegemonie van Engeland in de 19de eeuw en die van de VS na WO II, leidde tot grote stabiliteit.
Marie Vereecken
40
4.1.1. Machtsevenwicht en verandering volgens realisten Waarom veranderen internationale systemen? - Dit gaat over veranderingen IN het systeem, niet VAN het systeem. Wijzigingen in het systeem zijn een gevolg van wijzigende machtsverhoudingen. Vb: het aantal grote actoren, of de relatieve machtsrelaties onder die actoren. Oorlogen zijn hier vaak verantwoordelijk voor. Denk maar aan Engeland en Frankrijk die op het einde van de WOII erop achteruitgingen, zelfs al waren ze overwinnaars. Twee andere machten kwamen op – de VS en SU. Het internationaal systeem was fundamenteel veranderd; de multipolair wereld werd vervangen door een bipolaire. Het systeem zoekt spontaan naar evenwicht, dus er is oorlog nodig om het evenwicht te herstellen. (hoort bij multipolair systeem boek pg110) -
Een andere vorm van systeemverandering is dat staten handelen om hun eigenbelang te behouden. Dit kan doordat staten op verschillende tijden reageren. Bijvoorbeeld de snelle industrialisatie in oost Aziatische staten hebben het snelst gereageerd op technologische verandering. Daarom is hun positie verbeterd. Technologische vooruitgang kan zorgen voor verandering in het internationaal systeem. Vb: vliegtuig om oceaan over te steken, instrumenten voor navigatie op zee.. Er kwamen zo veel nieuwe actoren met verschillende interesses en tradities. Nucleaire wapens hebben de grootste impact gehad. Dit zorgde ervoor dat gedurende de koude oorlog, de supermachten niet direct in gevecht gingen met elkaar.
4.2. Liberalisme en het internationaal systeem Er bestaan 3 liberale (niet-staatcentrische) visies: 1. Systeem als proces en niet als een onveranderende structuur(“spinnenweb”, als een vlieg erin vliegt, verandert heel het systeem). Dit proces is volgens Keohane en Nye een interdependent systeem waar er actoren van allerlei aard bestaan (staten, internationale gouvernementele organisaties, NGO’s , sub statelijke actoren…) welke gevoelig zijn voor de acties van elkaar. In interdependente systemen zijn er verschillende kanalen die staten verbinden. Deze kanalen bestaan tussen overheids elites en ook tussen nietgouvernementele elites en transnationale organisaties. 2. Internationale gemeenschap (Engelse School): Samenwerking leidt tot gemeenschappelijke normen waarnaar de staten zich zullen gedragen. De verschillende actoren communiceren, ze stemmen toe tot gedeelde regels en instituties en erkennen gedeelde belangen. Actoren delen hier een identiteit. 3. Anarchie, maar met IO’s als regulator (neoliberaal institutionalisme). Het internationaal systeem is anarchistisch en elke individuele staat handelt in eigenbelang. Dit is positief want instituties die hieruit gecreëerd worden, modereren de staat haar gedrag, omdat ze zich realiseren dat ze in de toekomst nog samen moeten werken. Staten creëren dus IO’s uit eigenbelang, en IO’s matigen gedrag van staten. 4.2.1. Liberalen en verandering van het internationaal systeem Het internationaal systeem is constant in verandering:
Marie Vereecken
41
1. Door opkomst nieuwe actoren. Deze kunnen nieuwe relaties aangaan en wijzigen het gedrag van staten. 2. Wijzigingen in internationale agenda. Vb economische problemen vervangen nationale veiligheidsproblemen als leidend topic. 3. Nieuwe ontwikkelingen zoals communicatie en transport, wat zorgt voor grotere interdependentie tussen staten.
4.3. Radicalisme en internationaal systeem Het internationaal systeem is een gelaagd systeem/systeem van dominantie(stratificatie). Dominantie is gebaseerd op ongelijke verdeling van macht en rijkdom (have =N en have nots = Z) op het internationaal systeem. De dominantiestructuur bepaalt hoe het systeem zich gedraagt. Stratificatie in het internat. systeem is veroorzaakt door kapitalisme. Dit sterkt de rijken en verzwakt de armen. Marxisten stellen dat kapitalisme haar eigen internationale instituties creëert, klassen enz… Wijziging in het systeem Wijzigingen doen zich voor door protest tegen ongelijkheid en de toegenomen macht van het Zuiden. - Verzet tegen Westerse dominantie: Er is een poging tot samenwerking geweest om de macht van het Westen te verminderen. Dit is mislukt (1945) door niet genoeg economische, politieke en militaire macht. - Nieuwe internationale economische orde: Dit is een orde die dient te zorgen voor een structurele verandering waarin de ontwikkelingslanden een betere economisch positie krijgen ten opzichte van de rijke industrielanden. De oproep voor de NIEO werd geuit door radicalen in 1970 in de meeste ontwikkelde landen - Postwesterse wereld: De rol van de westerse wereld wordt steeds minder groot. De eenentwintigste eeuw zal bezet worden door nieuwe wereldmachten als China, India, Rusland, Brazilië. (macht is essentieel om wereldorde te veranderen)
4.4. Constructivisme en internationaal systeem Ze zien het systeem als een sociale, eurocentrische constructie. Niks kan enkel en alleen maar door internationale materiële structuren verklaard worden. Het gaat om de gedeelde betekenis en interpretaties die deelnemers hebben. De notie van anarchie is sociaal geconstrueerd. Veranderingen in het systeem doen zich voor door wijzigende normen (dagen de souvereiniteit uit). Deze kunnen veranderen door: 1. collectieve actie: dwang, internationale instituties, wet, sociale bewegingen 2. individuele actie: overtuiging en het internationaliseren van bepaalde normen bv. Internationale rechten Resonsibility to protect >< souvereiniteit
Schema: de perspectieven op het internationaal systeem
Marie Vereecken
42
Karakteris tiek
Actoren
Beperking en Mogelijkh eid tot veranderin g
Liberalisme/neolib /institutionalisme 3 liberale interpret.: Als proces (interdependentie), als internationale gemeenschap en anarchie (institutionalisme) Staten, Igo’s, Ngo’s, substatelijke actoren
Realisme/ Neorealisme Anarchistisch
Radicalisme/dependen tie theorie Sterk gestratificeerd
Constructivis me Internationaal systeem bestaat als sociale constructie
De staat is de primaire actor
Kapitalistische staten vs. ontwikkelingsstaten
Interdependentie, instituties Geen radicale verandering mogelijk; constante kleine veranderingen door nieuwe relaties tussen actoren
Polariteit: machtsspreiding Trage verandering als de balans van macht verschuift
Kapitalisme: stratificatie
Het individu is belangrijk. Geen verschil tussen internationale of nationale actoren Voortdurende interacties Nadruk op verandering in sociale normen en identiteiten
Radicale verandering is nodig, maar beperkt door kapitalistische structuur
Hoofdstuk 5 DE STAAT, les 5 INLEIDING De staat is een centraal begrip in internationale betrekkingen. Het heeft een ontoereikende conceptualiteit. De staat beschikt over een territoriaal gebied met duidelijke afgebakende grenzen. James Rousseau:
5.1. Wat is een Staat 4 voorwaarden: - Territorium: Geografische afbakening zorgt voor duidelijke grenzen - Populatie moet stabiel zijn binnen de grenzen - Overheid: die bestuurt en moet erkend worden door de bevolking (als legitiem aanzien) - Diplomatieke erkenning (door andere staten) Dit zijn de legale voorwaarden om een staat te zijn, maar die zijn niet absoluut.
Marie Vereecken
43
vb. Is Palestina een staat? Het is ambigue, het heeft geen duidelijk afgebakende grenzen en wordt niet door iedereen erkend. Vb. Niet alle landen hebben een stabiele populatie. migranten gemeenschappen en nomaden steken grenzen over, onopgemerkt door autoriteiten van de staat. Vb. Is Egypte een staat? Want de bevolking erkent de overheid niet. (Mubarak) Vb. Diplomatieke erkenning: hoeveel staten moeten deze erkennen om te kunnen spreken van een staat? - de republiek van Transkei, een klein stukje in Zuid-Afrika, werd erkend door maar 1 staat: Zuid-Afrika. Dit was onvoldoende, en dus werd het opgenomen in Zuid-Afrika - Is Kosovo een staat? Niet alle landen erkennen het als een staat, dus heeft het geen volledige diplomatieke erkenning.
5.2. Wat is een Natie Een natie is niet gelijk aan een staat. Een natie is een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken: - Geschiedenis en erfenis - Taal en gebruiken - Levensstijl De kern van een natie is het besef van gedeelde karakteristieken en dat ze hun loyaliteit verschuldigd zijn aan de natie en haar legale vertegenwoordigers: de staat De erkenning van gedeelde karakteristieken verspreid door nieuwe technologieën en onderwijs. Bijvoorbeeld de drukpers: mensen konden in eigen taal lezen. Nieuw transport: mensen konden reizen. Een staat is een feitelijk, bijna tastbaar gegeven die je vrij simpel kunt nagaan. Een natie is eerder een gevoel, je kunt het veel minder makkelijk nagaan.
5.3. Wat is een Natiestaat Sommige naties vormen hun eigen staat, het samenvallen van natie en staat wordt natiestaat genoemd. Sommige naties zijn verspreid over verschillende staten vb.: Duitsers. Sommige staten hebben binnen hun grenzen verschillende naties: vb. Rusland en Zuid Afrika hier vallen natie en staat niet samen. Soms vallen natie en wel samen, zoals in Denemarken en Italië. Sommige van de 100 nationale subgroepen over heel de wereld, identificeren zich meer met een bepaalde cultuur of religie dan met een bepaalde staat. Ze ondervinden vaak discriminatie door hun identiteit. Andere zoeken afscheiding en recht om hun eigen staat te vormen. Vb. Somalië: Ze willen een groter pand Somalië maken.
Marie Vereecken
44
Probleem: Somaliërs zijn een beetje overal gespreid. Mensen zitten niet binnen de grenzen van Somalië, maar voelen zich wel Somaliërs. Multinationale staten Vb. Amerika: Concept van natie-staat is gegroeid. In Amerika was er oorspronkelijk geen natie want er waren verschillende identiteiten. Maar ze bouwden met de tijd toch een gelijke identiteit op zonder dat er religieuze, ethnische of culturele gelijkheid is. Sommigen hebben de voorkeur voor Irredentisme = Streven om delen van een andere staat bij je eigen staat te voegen. Vb. Hitler wou alle Duitse volkeren die oorspronkelijk bij elkaar hoorden, terug bij elkaar voegen in zijn 3e Rijk. Vb. Kosovo: Iba-rivier doorkruist stad waarbij 1 kant Algerijnse Kosovaren zijn en langs de andere kant heb je een Servische minderheid die bij Servië wilt behoren. Serviërs in Kosovo zijn de kleine slak die in het groter huisje willen zitten. Vb. Israel-Palestina: Israëlitische joden en Palestijnse arabieren eisen het zelfde territorium op. Hierover is er een debat: Moeten de Israëlitische en de Palestijnse territoria in twee onafhankelijke staten verdeeld worden? Vb. Koerden: Erkennen Turkije niet en willen een land Koerdistan hebben.
5.4. Theoretische perspectieven 5.4.1.
Realisme en de staat
De staat is een autonome, unitaire en soevereine actor die beperkt wordt in haar handelen enkel door de anarchie van het internationaal systeem. De staat is gedreven door haar eigenbelang (overleven), vaak uitgedrukt in termen van macht o.a. militaire macht. Ideeën zijn ook van belang in het oordeel van de realisten: bijvoorbeeld ideologie bepaald de aard van een staat (Korea-communisme).
5.4.2.
Liberalisme
De staat heeft soevereiniteit maar is geen autonome actor. Het internationaal systeem is een proces met verschillende belangen tussen actoren. De staat is een pluralistische arena, die de spelregels handhaven. Deze regels zorgen ervoor dat verschillende belangen eerlijk in competitie gaan. = Georganiseerd meningsverschil Er is niet slecht één nationaal belang, er zijn er vele. Deze gaan vaak in competitie. Belangen kunnen wijzigen en deze weerspiegelen de belangen en machtsposities van groepen binnen en buiten de staat.
5.4.3.
Radicalisme en de staat
Geven 2 alternatieven voor de staat, en elk ervan legt nadruk op de rol van kapitalisme en de kapitalistische klasse in de vorming en werking van de staat. 1. De instrumenteel marxistische visie: de staat is een instrument van de de
Marie Vereecken
45
burgerij/bourgeoisie. Deze reageert vooral door druk vanuit de kapitalistische klasse (staatsmonopoliekapetalisme) 2.De structureel marxistische visie: de staat handelt binnen een kapitalistische wereldsysteem. Daarin wordt de staat gedreven zich uit te breiden, door dwang van het kapitalistisch systeem. De staat wordt dus beperkt door het internationaal systeem (competitiestaat). in geen van die visies is er een nationaal belang: gedrag van de staat reflecteert economische belangen. In geen van deze is soevereiniteit mogelijk, omdat de staat constant reageert op externe en interne kapitalistische druk.
5.4.4.
Constructivisme en de staat
De staat is een sociaal geconstrueerd entiteit, het is geen vaststaand gegeven. De nationale belangen van een staat zijn voortdurend in evolutie. Dit is een reactie op wijzigende (internationale) normen en wijzigende identiteiten. Deze wijzigende normen en identiteiten kunnen de staatsbelangen veranderen, welke vervolgens het gedrag van de staat kunnen beïnvloeden. Uitwerking van deze visies: Voorbeeld olie Realisme: olie is kern belang voor nationale veiligheid. Dus de staat wil stabiliteit in de beschikbaarheid en prijzen daarvan. Als de US onderhandelt op internationaal niveau, light haar nationaal belang aan de basis van deze onderhandelingen. Ook bij China, olie is de motor van haar snel groeiende economie, vandaar dat het sterke banden heeft met olie-exporterende staten zoals Iran, Sudan, etc… Liberalisten: geloven dat verschillende nationale belangen de acties van de staat beïnvloeden: consumentengroepen willen olie aan zo laag mogelijke prijs; fabrikanten willen een stabiele olie voorraad; olieproducenten willen hoge prijzen om winst te maken. De staat haar taak is ervoor te zorgen dat de regels gelijk zijn voor al deze mensen en dat er een gelijk speelveld is. De uitkomst van dit spel is afhankelijk van de omstandigheden en is van weinig belang voor de staat. De staat zorgt ervoor dat iedereen gehoord wordt en geeft een forum voor onderhandelingen. Radicalisme: Beleid over primaire grondstoffen reflecteert de belangen van de leidende kapitalistische klasse, de bourgeoisie (marxistische visie) en reflecteert de structuur van het internationaal kapitalistisch systeem (structureel marxisme). beide visies zien het onderhandelingsproces als uitbuiting: de zwakken worden uitgebuit voor de belangen van de sterke kapitalisten. De internationale petroleum bedrijven zijn de kapitalisten. Ze hebben de mogelijkheid om via onderhandeling goede prijzen voorop te stellen wat vaak ten nadele is van de ontwikkelende, olie producerende staten zoals Mexico en Nigeria. US en EU belangen in midden oosten worden verklaard in termen van nood aan betrouwbare petroleum en gas voorraden. Constructivisme: kijken naar hoe de identiteit van staten gevormd zijn door het hebben van zo’n waardevolle grondstof. Vb. Saoedi Arabië en Perzische golf hebben een identiteit ontwikkeld gebaseerd op hun onuitputtelijke waardevolle grondstoffen. Door olie kunnen ze hun identiteit versmelten als islamitische staten die het geloof exporteren naar andere landen.
Marie Vereecken
46
5.5. Staatsmacht Macht: De mogelijkheid om anderen te beïnvloeden , en om de uitkomsten zo te controleren, dat ze resultaten voortbrengen die anders niet zouden plaatsgevonden hebben. of dit lukt hangt af van het machtspotentieel: machtsbronnen van de staat
5.5.1.
Natuurlijke machtsbronnen
Meetbare machtsbronnen
Niet-meetbare machtsbronnen
Natuurlijke machtsbronnen (realisten en radicalen)
1. Geografische omvang (grootte van het land) en positionering (dicht bij zee of niet): De grootte van een land geeft een staat automatisch machtspotentieel. Maar lange grenzen kunnen ook een zwakheid zijn: ze moeten verdedigd worden, een dure en vaak problematische taak. 2 verschillende visies met betrekking op het belang van geografie (realisme) Mahan: het is belangrijk dat om controle te hebben over zeegebied. de staat die controle heeft op de oceaan routes, controleert de wereld Mackinder: het is belangrijk om controle te hebben over een groot land. We moeten er voor zorgen dat de omringende landen stabiel zijn, zodat er aan de grenzen geen conflicten worden uitgevochten. -
Tijdens 18de en 19de eeuw was de Britse macht vooral bepaald door haar dominantie op de oceaan. Ze konden ver koloniseren. Rusland haar gebrek aan toegang tot de zee, werd als zwakheid gezien. Duitsland beveiligde zijn macht, door haar controle van het heartland van eurasia. Duitsland kon een machtige staat worden moest het eurasia kunnen hebben bemachtigd.
2. Natuurlijke grondstoffen: petroleum exporterende landen welke geografisch klein zijn, maar cruciale natuurlijke grondstoffen hebben, hebben een groot machtspotentieel. (size doesn’t matter) 3. Populatie: De omvang is belangrijk: grote populaties, zoals die van China, India, VS,… brengen macht en status met zich mee. De kenmerken van deze populatie (gezondheid, vergrijzing, status) kunnen de macht van de staat vergroten maar ook beperken. staten met een kleine, hoog opgeleide populatie, kunnen soms meer macht uitoefenen dan staten met een grote maar relatief arme populatie. M.a.w. Het is soms beter een kleinere bevolking te hebben met goede kenmerken
5.5.2.
Meetbare machtsbronnen
Met een geavanceerde industriële ontwikkeling neemt het belang van de geografie af. Vb. luchtvaart maakt geografische expansie makkelijker voor handel, en maakt grotere staten
Marie Vereecken
47
militair kwetsbaarder. Het belang van de populatie wordt er ook door gewijzigd. Zo zal een groot maar slecht uitgerust leger geen bedreiging vormen voor kleine legers die goed uitgerust zijn. Geïndustrialiseerde staten hebben meestal hoger opgeleiden, meer geavanceerd technologie en efficiënter gebruik van kapitaal, wat allemaal toegevoegde waardes zijn voor het machtspotentieel.
5.5.3.
Industriële ontwikkeling Economische verandering Infrastructuur Kenmerken van het leger
Niet-fysieke machtsbronnen (liberalen)
1. Nationaal imago : Canadezen zien hunzelf als internationaal verantwoordelijk en willendeelnemen in multilaterale vredesmissies, om onbaatzuchtig te reageren op internationale noden. Het imago dat zo werd gevormd van canada maakte het een machtige actor, groter dan haar kleine populatie zou suggereren. 2. Publieke steun: China haar macht werd vergroot gedurende Mao zijn leiderschap, toen er grote publieke steun kwam voor het communistisch leiderschap en een hoge graad van maatschappelijke cohesie. Als publieke steun afwezig is, vooral in democratieën, verkleint het machtspotentieel van de staat. 3. Leiderschap: charismatische leiders , zoals Ghandi , Roosvelt enz… waren in staat het machtspotentieel van hun staat te vergroten door het nemen van gedurfde initiatieven. Zwakke leiders (Saddam Hussein) die het publieke vertrouwen misbruiken, verkleinen hun kans om lang macht uit te oefenen. Algemeen: Joseph Nye koppelde niet meetbare machtsbronnen aan ‘Soft power’. Dit is de mogelijkheid van een staat om anderen aan te trekken door de legitimiteit van die staat of haar beleid. Deze staat beïnvloed andere staten door te zijn wat ze is. Vb. Soft Power In de VS: dat kan haar model van soft-functionerende democratie en inzet aan politieke en burgerrechten zijn. Als succes betrekking heeft op het uitoefenen van verschillende vormen van staatsmacht, spreekt Nye over smart power: Dit is combinatie van dwang van de hard power en de overtuigingskracht van de soft power. zowel meetbare als niet-meetbare machtsbronnen kunnen een staatsmacht oftewel vergroten oftewel verkleinen . Liberalen zullen meer nadruk leggen op deze niet fysieke zaken. Constructivisten geven een uniek perspectief aan macht. Ze zeggen dat macht niet enkel gaat over fysieke en niet fysieke middelen. Wat er ook toe behoord is de macht van taal en ideeën. Door de macht van ideeën en normen, verandert een staat haar identiteit en nationalisme veranderd en samengebracht. Visie van –Ismen op machtsbronnen Natuurlijke hulpbronnen
Marie Vereecken
Materiële machtsbronnen
Niet-materiële machtsbronnen
Visie
48
Realisme
++
++
Liberalisme
+
+
Radicalisme
++
++
Constructivisme
Materialistisch +
Gemengd Materialistisch
++
Niet-materiële
5.6. Uitoefening van macht (door de staat) Machtspotentieel wordt omgezet in effectieve macht: diplomatie, economische machtsuitoefening en geweld. = hoe je als staat macht kan uitoefenen over andere staten.
5.6.1.
Diplomatie (macht als relatie)
‘Diplomatie is het mechanisme bestaande uit vertegenwoordiging, communicatie en onderhandelingen, die staten en andere internationale actoren hanteren om hun belangen te verdedigen’(Melissen, 1999) Nicolson stelt dat diplomatie meestal begint met onderhandelen, door directe of indirecte communicatie, als poging een akkoord over een punt te bereiken. Deze onderhandelingen kunnen stilzwijgend gebeuren onder de partijen, want elk van hen erkend dat een stap in een richting leidt tot een strategisch antwoord van de ander. Het kan ook open en formeel zijn, waar een kant een formeel voorstel doet en de andere reageert. Dit wordt vaak herhaald tot een compromis is bereikt.
Waarom wordt er gebruikt gemaakt van diplomatie ? Staten kunnen niet met elkaar praten, daarom is er nood aan een mechanisme van vertegenwoordiging via personen Instrumenten Vertegenwoordigen: *Diplomatieke erkenning: Zo zijn landen als Palestina, Cyprus, Republic of China (Taiwan) en Kosovo maar deels erkend. Communicatie: * Gebruik van publieksdiplomatie: Dit is een populaire diplomatische techniek dat de nadruk legt op de communicatie met de bredere bevolking (contact via de pers). Met als doel: het promoten van de nationale doelen, bevorderen van het buitenlands beleid & het opbouwen van relaties om een positieve perceptie te creëren. Vb: Hilary Clinton: haar internationale reizen benadrukken de rol van vrouwen, democratie en mensenrechten. Publieke diplomatie werd een nuttig diplomatisch instrument voor en gedurende de
Marie Vereecken
49
oorlog in Irak. Amerikaanse beleidsambtenaren promoten de oorlog aan het volk via interviews en kranten, en lobbyden direct via onderhandelingen en indirect via de media. Dit zorgt ervoor dat het imago van bv de VS in Afghanistan wordt opgekrikt Onderhandelen: onderhandelingen zijn succesvol als elke partij geloofwaardig is: dus elke partij moet geloofwaardige verklaringen maken. Goedbedoelde en geloofwaardige partijen hebben een hogere kans om succesvolle onderhandelingen te hebben. *Two level game (Putnam): een staat voert internationale onderhandelingen op 2 niveaus: op internationaal niveau (tussen regeringen) maar ook op het intra-nationaal (binnenlands) niveau. internationale onderhandelingen in de World trade organisation (handel). Japen en Zuid Korea onderhandelde met de VS over de liberalisering van de rijstmarkten. De VS steunde liberalisatie om de handelsbalans te verbeteren tussen haar en de Aziatische machten; door deze positie aan te nemen, steunde de VS haar eigen binnenlandse rijst producenten. Japen en zuid Korea hebben sterke binnenlandse belangen die tegen liberalisatie zijn? Dus in elk geval, gebruiken de VS, Japan of zuid Korea 2 set van onderhandelingen: 1 met buitenlandse staat, en één binnen het binnenlands politieke arena. wat het zo complex maakt zijn de stappen die rationeel lijken voor 1 actor, maar niet voor de ander. Realisten zien het two level game als vooral gedwongen door de structuur van het internationaal systeem. Liberalen erkennen gemakkelijker de internationale drukken en prikkels. * Onderhandelen is ook cultuur gebonden Vooral de liberalen hechten belang aan de verschillen tussen staten. Er zijn ten minste 2 stijlen van onderhandelen die tot contrasterende resultaten kunnen leiden. 1. De Westerse wereld: verkiezen bij het onderhandelen de concrete details en de concrete problemen te bespreken. Grote filosofische debatten worden gemeden. 2. De ontwikkelingslanden: hanteren een deductieve stijl: ze bespreken eerst de algemene principes en gaan pas in een later stadium over naar de bespreking van concrete details. Multilateralisme als legitimering: Sinds WOII plaatsen staten hun beslissingen in een multilateraal kader. Dit zorgt er voor dat een grotere groep landen solidair is met jouw beleidsdaad. Het verzekeren van belangen wordt zo legitiem mogelijk gemaakt. Vb. Canada sinds 1990, specialiseerde zich in multilaterale vredes trainingen , en concentreerden zich op human security issues zoals kindsoldaten, vrouwenrechten en opwarming van de aarde. unilateraal: ik vind iets in mijn belang en wil een ander land dwingen mijn standpunt te ondersteunen. Niche diplomatie: Is vaak ‘de’ macht van de kleine staten. Vb. Zo heeft Noorwegen zich gespecialiseerd in de vredesbemiddeling Niche diplomatie van Nederland = waterdiplomatie: concentreert zich op het
Marie Vereecken
50
probleem van watergebrek in de wereld. 5.6.2.
Economisch machtsuitoefening
(Vanaf een staat geweld gaat gebruiken, is er eigenlijk geen sprake meer van diplomatie) Het betreft economische sancties om andere staten te beïnvloeden Positieve sancties: *Soft Power: Wordt gebruikt om andere landen iets te laten doen wat jij wil. Als ze in de juiste richting beweging dan worden deze landen beloond. (wortel) Vb. Na 9/11 heeft Rusland hulp aangeboden door hun contacten met Afghanistan aan te bieden. In ruil daarvoor mocht Rusland lid worden G7 en G8 (top van de zeven en acht rijkste landen van de wereld). Vb. Bepaalde Oost-Europese landen mochten lid worden van de EU op voorwaarde dat het de onderlinge grensverschillen bijlegde (omwille van hun eigen legitimiteit wouden zij graag lid worden). Europa geldt als grootmacht omdat het zoveel landen duurzaam heeft omgevormd. Negatieve sancties: *Dreigen met straf als de andere staat beweegt in een ongewenste richting. (stok) Vb. volk doen leiden om volk op te zetten tegen hun leiders. Doeltreffend? Op lange termijn maar niet op korte termijn. *Smart sanctions: Niet meer de bevolking straffen maar de individuen die verantwoordelijk zijn. Het zorgt ervoor dat beleidsmakkers getroffen worden. Bv. Kadaffi’s financiële toestroom bevriezen; in andere gevallen ervoor zorgen dat beleidsmakkers niet kunnen reizen; opleggen van grondstoffen sancties (olie, diamant). Liberalen: op hun hoede voor sancties, geloven meer in diplomatie Realisten Economische machtsuitoefening hangt af van het machtspotentieel: Radicalen: Enkel economisch welgestelde landen kunnen licenties geven, investeringsgaranties leveren, effectief boycotten enz… Radicalen duiden hier op om de hegemonie van het internationaal kapitalistisch systeem aan te tonen. Liberalen: Stellen dat ontwikkelingslanden wel invloed kunnen hebben in de economische machtsuitoefening. Als een staat een kern grondstof controleert, waarvan de productie gelimiteerd is, dan wordt hun macht versterkt. Vb. petroleum geeft Arabische leden van de OPEC de mogelijkheid om olie sancties op te leggen aan de VS en Nederland als deze Israël sterk steunden. Dus: Type
Marie Vereecken
Sanctie
Voorbeelden
51
Positieve
Negatieve
Geef de andere staat dezelfde ruil privileges die je geeft aan je beste ruil partner als prikkel voor beleidsverandering
Frankrijk en Duitsland exporteerden materiaal naar Iran, desondanks dat Iran haar overheid vijandig is tov het westen
Geef vb belastingvoordelen als prikkel om investeren
Geïndustrialiseerde staten laten import vanuit ontwikkelingslanden toe aan lagere prijzen
Keur de invoer van de andere staat haar producten in je land aan de laagste tarieven goed De andere staat blacklisten Goederen en diensten van andere staten boycotten Import bannen van bepaalde producten van de andere staat
5.6.3.
De Arabische staten blacklisten bedrijven die handel deden met Israël Irak werd verboden olie ter verkopen internationaal als straft voor de Golfoorlog.
Geweld/dwang (realisten) (ultieme vorm van machtsuitoefening)
1. Dreigen Compellence (liberalen): = Druk uitoefenen. Dit wordt gradueel opgebouwd: Een staat dwingen iets te doen en als dit niet opgevolgd wordt, dreigen militair geweld te gebruiken. Vb. de VS probeerde Saddam zijn acties te doen veranderen met de strategie van druk uitoefening. Zoals economische sancties, deadlines om terug te trekken… Sadam Houssein had de eerste regel van de wereldpolitiek geschonden nl. een ander land binnenvallen. De veiligheidsraad wensten geen tien jaar te wachten op de oplossingen van de economische machtsuitoefening dus systematisch troepen losgelaten in de regio. Toen Sadam niet wou wijken zijn ze overgegaan tot effectief gebruik van militaire middelen. Golfoorlog tegen Irak was een legitieme oorlog (ingezet door de veiligheidsraad) Deterrence = Afschrikking: Als een nucleaire staat vandaag beslist om geweld te gebruiken tegen een andere nucleaire staat, is er de mogelijkheid dat er een kernoorlog uitbreekt. Dit houdt het gerbuik van kernwapens tegen. Bezit van kernwapens om te beveiligen tegen andere landen die er hebben. first- and second-strike capability. Bv. VS was begonnen een nucleaire beleid te voeren. De SU reageerde hierop door ook kernwapens te gaan aanmaken. (= wederzijdse afschrikking)
Marie Vereecken
52
2. Effectief gebruiken Het gebruiken van geweld is beperkt door de VN. Maar in het handvest van de VN zijn er twee uitzonderingen: - Geweld mag gebruikt worden in het kader van de collectieve veiligheid - Elke staat heeft het recht op zelfverdediging om een invasie tegen te gaan. Maar ze moeten wel naar de VN stappen.
5.6.4.
Democratie en buitenlands beleid:
Perpetual Peace Immanuel Kant: stelde dat de spreiding van democratie de internationale politiek zou veranderen door oorlog uit te roeien. Voor de bevolking brengt oorlog niks anders dan nadelen met zich mee dus zijn ze voorzichtig zijn in het steunen van oorlog. Dus leiders zullen terughoudend handelen en terughouden van oorlog. Zijn democratieën vredelievender dan dictaturen? Er is in de eerste plaats de democratic peace theory: democratieën gaan geen oorlog aangaan met elkaar. Maar ze zijn niet meer pacifistisch dan niet-democratieën. Ze vechten enkel niet tegen ELKAAR.
5.7. Besluitvormingsmodellen buitenlands beleid: 5.7.1.
Rationeel model (mostly realists) Rationeel model van besluitvorming Staat: als unitaire actor Identificeert het probleem Belicht de doelen Bepaald beleid alternatieven Analyseert kosten en baten ervan Kiest een actie die de beste uitkomst brengt met minste kost
Wordt gebruikt in Crisissituaties Toepassing: Volksrepubliek China test raketten door ze te lanceren richting Republiek China/Taiwan. Rationeel model van antwoord van Taiwan
Staat (Taiwan) is unitaire actor; staat voert alle stappen zelf als unitaire stem uit 1. probleem helder definiëren: Volksrepubliek China was raketten aan het testen wat een directe bedreiging voor de nationale veiligheid van Taiwan en voor Taiwans eerste democratische verkiezingen betekende 2. heldere doelen stellen: Taiwan en VS wilden samen het vuren onmiddellijk stoppen
Marie Vereecken
53
3. beleidsalternatieven: Taiwans besluitvormers hebben verschillende opties Niets doen Wachten tot na de verkiezingen in de hoop dat de Volksrepubliek dan zou stoppen Diplomatiek protesteren Probleem bij de VN-Veiligheidsraad aandragen Dreigen met militaire actie tegen Volksrepubliek door de raketten te bombarderen en de Volksrepubliek binnen te vallen Dreigen met economische sancties 4. Kosten en baten analyse: Volksrepubliek kan veto stellen in de Veiligheidsraad Volksrepubliek is militair sterker dus Taiwan zou verliezen en zelf vernietigd worden Niets doen = accepteren wat Volksrepubliek doet 5. Actie die beste kosten/baten-balans oplevert uitvoeren: Taiwan en VS protesteerden eerst diplomatiek 6. Evaluatie rationeel model: Crisissituatie: alles gaat te snel, er is vaak zeer tegensprekelijke info beschikbaar staten volgen het rationele model in crisissituaties Non-crisissituatie maar met weinig kennis van andere staat: staat volgt meestal rationeel model en andere staten rekenen daar ook op en anticiperen daar op 7. KORT: realistisch perspectief op macht en beleid van de staat: Aard van staatsmacht: nadruk op macht als sleutelconcept in internationale relaties; natuurlijke machtsbronnen zijn belangrijkst Gebruik van staatsmacht: nadruk op dwingende machtstechieken; machtsgebruik is aanvaardbaar Buitenlands beleid: rationeel model; unitaire staat dus een stem eens de beslissing intern gemaakt is Determinanten van buitenlands beleid: grotendeels internationale/externe determinanten
5.7.2.
Bureaucratisch/ organisatorisch model (mostly liberals)
Dit model wordt vooral gebruikt in grote landen. Het wordt niet gebruikt in crisissituaties. Enkel wanneer er veel tijd is wordt dit toegepast, bv. bij handelsconflicten en milieubeleid. Organisatorische politiek -
-
Verschillende instituties (=subunits) maken beslissingen Methode: standaardprocedures/sjablonen zijn beschikbaar voor aantal scenario’s die gebaseerd zijn op historisch voorgaande situaties. Sjablonen bepalen uiteindelijke beslissing, individu is van geen belang Conflict: subgroepen hebben verschillende doelen en strategieën Belangengroepen en NGO’s hebben sterke invloed op die doelen
Marie Vereecken
54
Bureaucratisch: zijn tussen leden van een bureaucratie die verschillende belangen representeren. Dus verschillende departementen, groepen en individuen. De ultieme beslissing is afhankelijk van de relatieve kracht van de individuele bureaucratische speler of organisatie die ze representeert Bureaucratieën
Subgroepen bargaining gebaseerd op versch. belangen Individuen Beslissing Organisaties
subunits standaard procedures subunits Deze beslissingen zijn niet meteen de meest rationele. Het gaat eerder om beslissingen waar men zich mee tevreden stelt (= satisfice). Vooral liberalen zijn voorstanders dit model en het is een relevant model in democratieën waar de verantwoordelijkheid verdeeld is. Men kan in het handelsbeleid de besluitvorming bij dit model goed zien: Vb. Zuid-Korea haar landbouwmarkten waren eerst gesloten voor import van buitenland. Dit was om zuid Koreaanse producenten van grote landbouwproducten, zoals rijst en Tobacco, te beschermen. Er kwam meer druk van de VS om deze markten te openen. Zuid-Korea was hiertegen omdat ze de boeren van Korea zonder werk zouden zetten. Maar ze waren bang voor de gevolgen die de VS zouden kunnen nemen tegen de zuid Koreanen. Staat als arena -
Meest toepasselijk in democratische staten want deze hebben vaak sterk gedifferentieerde institutionele structuren Gedetailleerde kennis is nodig als je gedrag van andere staat wil inschatten o.b.v. dit model ( rationeel model is beter wanneer je weinig kennis hebt over andere staat)
KORT: liberalistische perspectief op staatsmacht en staatsbeleid
Marie Vereecken
Aard van staatsmacht: verschillende machtsbronnen; materiële en immateriële bronnen Gebruik staatsmacht: breed gamma aan machtstechieken; liefst nietdwingende alternatieven Buitenlands beleid: bureaucratisch/organisationeel en pluralistisch model bij besluitvorming Determinanten van buitenlands beleid: voornamelijk binnenlandse determinanten
55
5.7.3.
Pluralistisch model (radicalen en constructivisten)
Beslissingen gebaseerd op onderhandelingen gevoerd tussen binnenlandse bronnen – het publiek, belangengroepen, massabewegingen en multinationale corporaties. In niet crisis situaties en bij specifieke zaken, vooral economische, kunnen maatschappelijke groepen een belangrijke rol spelen. Vb. - de macht van de rijstboeren in Japan en zuid Korea die de import van goedkoop US gegroeide rijst voorkomen. - de macht van Amerikaanse schoen fabrikanten in het steunen van belemmeringen op de import van schoenen uit Brazilië. Belangengroepen Multinationale corporaties Staat
besluit
Publieke opinie Massabewegingen Maatschappelijke groepen kunnen op verschillende manieren beslissingen afdwingen vb: via de media en publieke opinie, lobbyen, transnationale netwerken met gelijkaardige interesses organiseren… Vb: de bewegingen voor het bannen van landmijnen. Mooi vb. van het pluralistisch model. Ze willen mensen mobiliseren om affiches te hangen en dergelijke zodat de boodschap verspreidt wordt en in de internationale gemeenschap doordringt. Dit is een zeer goed voorbeeld hoe een pluralistisch model een invloed uitoefent op het buitenlandsbeleid van een staat. KORT: radicale perspectief op staatsmacht en buitenlands beleid
Aard van staatsmacht: economische georganiseerd rond de klassen Gebruik van staatsmacht: zwakke staten hebben minder machtsmiddelen Buitenlands beleid: staten hebben geen echte objectieve keuzes; beslissingen worden gemaakt onder sterke invloed van kapitalistische elites Determinanten voor buitenlands beleid: voornamelijk buitenlandse determinanten; binnenlandse elementen die door internationale kapitalistische elite overgenomen zijn
KORT: constructivistische perspectief op staatsmacht en buitenlands beleid
Aard van staatsmacht: hangt af van internationale normen Buitenlands beleid: wordt bepaald door geloof van besluitvormers over dat hun acties overeenkomen met internationale normen
Samengevat: Modellen: bieden en lens om naar de realiteit te kijken Realisme en liberalisme: staat heeft echte keuzes
Marie Vereecken
56
Radicalisme: keuzes van staat gestuurd door internationale economische omgeving
Constructivisme: keuzes gevolg van toewijding aan internationale normen
5.8. Uitdagingen voor de staat Mondialisering:
Groeiende integratie van de wereld in termen van politiek, economie, communicatie, cultuur. Dit proces ondermijnt de traditionele staatssoevereiniteit. Er is sprake van interdependentie
De staat wordt geconfronteerd met transnationale zaken – verwoesting milieu en ziekten (chapter 11) – welke overheden niet alleen kunnen oplossen. Ze hebben politieke samenwerking nodig, zoals geïllustreerd door SARS dreiging, wanneer de overheden van de ontwikkelde wereld moesten reageren op een groeiende epidemie in China, welke haar nationale autoriteiten niet konden oplossen alleen.
Internationalisatie van productie en consumptie maakt het nog moeilijker voor staten om hun eigen economisch beleid te reguleren. (chapter 9)
Nationale culturen veranderen terwijl email, social media, gsm’s met camera’s enz. de controle van de staat over informatie ondermijnen.
Transnationale misdaad:
Makkelijker door mondialisering. Deze zijn makkelijker door meer en snellere transportatie routes, snelle communicatie en elektronisch financiële netwerken.
Staten en overheden hebben moeite met hierop te antwoorden: rigide bureaucratieën, werk intense procedures, inter-bureaucratische ruzies en corrupte beleidsmensen ondermijnen de staat haar inspanningen. Sommige staten zoals China bijvoorbeeld nemen actief deel in deze illegale activiteiten, of doen niks om het te stoppen omdat elites er grote winsten mee maken
Transnationale bewegingen: Vooral Religieus, ideologisch bewegingen. Deze zijn anti-seculair en anti-modern. Politiek religieus: Staten worden geconfronteerd met extremistisch islamitisch fundamentalisme. Deze Gelovigen vinden dat de politieke en sociale autoriteit op de koran zou moeten gebaseerd zijn. Ze streven naar een transformatie van de staten. Deze extremisten verantwoorden hun geweld door te beweren dat de economie in staten beheerd wordt door corrupte elites, die moeten omvergeworpen worden. Deze extremisten hun missie bestaat er in een heilige oorlog te voeren tegen wat zij beschouwen als onwettige regimes = Jihadisme.
Marie Vereecken
57
Ideologisch: Wikileaks, anonymous Etnisch-nationalistische bewegingen: het einde van de koude oorlog en ondergang van multi-etnische staten zoals de SU , samen met de communicatie revoluties van fax, gsm en internet, leiden tot grotere vragen van etnisch nationale bewegingen.
Schema, perspectieven op de staatsmacht en beleid Realism/Neorealism Natuur van staatsmacht
Gebruik van staatsmacht
Hoe buitenlands beleide gemaakt
Determinanten van buitenlands beleid
Nadruk op macht als kernconcept in internat.rel.; geografie, natuurlijke grondstoffen, vooral bevolking is belangrijk Nadruk op overtuigings technieken; gebruik van geweld is acceptabel
Nadruk op rationeel model van besluitvorming; unitaire staats actor eens besluit genomen is Vooral extern / iternationale determinanten
Marie Vereecken
Liberalism/neoliberaal institutionalism Verschillende machtsbronnen; fysische en inet-fysische bronnen
Radicalism/dependency theory Econoische machts organisatie rond klassen
Constructivisme
Vele machtstechnieken; voorkeur voor niet dwingende alternaieve
Zwakken hebben weinig machts instrumenten
Organisatorische/bureaucratisch en pluralistische modellen van besluitvorming
Staten hebben geen echte keuzes; de economische kapitalistische elites dicteren alles
Macht is de gereedschap van de elite voor samenleving te socialiseren dmv normen Besluiten gebasseerd op normen die beleid regelen
Vooral binnenlandse determinanten
Vooral externe determinanten ; coopterende internationale elementen
Macht is subject aan socialisatie, de norm
Externe determinanten in combinatie met binnenlandse civil society.
58
Hoofdstuk 6 HET INDIVIDU EN DE WERELDPOLITIEK We gaan het hebben over verschillende soorten individuen: De politieke leiders (foreign policy elite) privépersonen massa (het aangeven van een grote groep mensen, onder al dan niet een leider) We gaan de rol van het individu bekijken vanuit deze 3 soorten individuen.
6.1. Maken individuen het verschil? Dat is afhankelijk van het theoretisch perspectief: Structure vs. Agency
realisme: individu is niet belangrijk, wij drijven mee op de stroom des tijd, van de gebeurtenissen. Liberalisme en constructivisme: individuen zeer belangrijk Radicalisme: het individu is deels belangrijk
Afhankelijk van het perspectief dat je neemt, speelt het individu een belangrijk rol of juist niet. Niet iedereen is het er mee akkoord dat Obama, Poetin, Medjev,… een belangrijke rol spelen. Obama zou even goed vervangen kunnen worden door Bush… De manier waarop je de vraag stelt is belangrijk! || \/
6.2. De elite Liberalen: zeggen dat leiders wel een verschil maken. Ook in het buitenlands beleid en in internationale relaties. Bewijs: Gorbatsjov , de sovjet leider. Toen hij de macht had in de SU, bestudeerde hij het falen van de SU in Afghanistan, en onderzocht de redenen voor de sombere prestaties van de Sovjet economie. Hij kwam tot de conclusie dat de veiligheidsproblemen te maken hadden met een zwak economisch systeem. Het economisch systeem moest gereformeerd worden om de veiligheid te bevorderen. Ondanks dat hij zijn macht verloor heeft hij een breder economisch buitenlands beleid ingeleid en de SU losgemaakt van de oorlog met Afghanistan. Het gevolg was de decentralisatie en het einde van de SU.. Zonder Gorbatsjov zou Rusland misschien nog steeds een dictatuur zijn. Gorbatsjov, als individu, heeft een hier beslissende rol gespeeld. Constructivisten: Zij geven niet enkel krediet aan Gorbatsjov, maar ook aan een netwerk van westers georiënteerde beleidsondernemers die nieuwe ideeën promoten. realisten:
Marie Vereecken
59
Individuen zijn van weinig belang. Hun positie komt van een unitaire actor. Dus staten zijn niet gedifferentieerd volgens hun overheidstypes of persoonlijkheden van leiders, maar door de relatieve macht die ze hebben in het internationale systeem. Terzijde (lezen): Obama: maakt Obama een verschil uit tegenover Bush ? Wanneer Bush president zou zijn gebleven, zou Amerika er misschien niet veel anders uit gezien hebben. De zeer progressieve ( bijna linkse) president, Obama, heeft veel minder kunnen uitvoeren in zijn buitenlands beleid als beloofd. Is dit zijn fout ? Obama heeft minder macht in het Witte Huis als wij hem zouden toeschrijven.
Stalin: was in de tijd van de WO II de belangrijkste bondgenoot tegen Hitler. De SU heeft een zeer grote rol gespeeld bij de strijd tegen het Nazisme. Dit heeft een zeer grote tol geëist. Stalin heeft ervoor gezorgd dat al zijn tegenstanders fysiek werden uitgesloten. Sommige zouden zeggen dat het onvermijdelijk was dat de SU zou ontwikkelen in een dictatuur omwille van het feit dat communisme de ideologie was. Vanuit dit perspectief is de ideologie hetgene wat het land stuurt. Ideologie is de legitimering van de macht. Hier stelt men dat het niet veel uitmaakte of Stalin of Medjev aan de macht gekomen zou zijn.
De vragen vanuit het bovenstaande - Besluitvormers: In welke omstandigheden maken individuen het verschil? Zijn persoonlijkheidskenmerken van belang? Invloed besluitvormingsprocessen || \/
6.2.1. De Impact van elites
De externe omstandigheden
Individuen zoals Obama kunnen een rol spelen wanneer
de staatstructuur:
onstabiel is/in crisis is: Voorbeelden: - Nelson Mandela: de rol die Mandela heeft gespeeld voor de omschakeling van het apartheidsregime naar een democratie. Mandela wou geen weerwraak nemen voor het apartheidsregime, hij wilde een democratie creëren, waar ook de blanken gelijke rechten hadden - Lenin: de persoon Lenin bepaalde de weg van het buitenlandsbeleid - Roosevelt: (grote voorbeeld van Obama) heeft een cruciale rol gespeeld om in de grote economische crisis van de jaren ‘30 een oplossing te bieden. Hij heeft een helemaal andere cours uitgeslagen. President Bush: laat de markt zijn eigen rol spelen, zonder dat de staat tussenkomt, maar de voorzitter van de centrale bank heeft gezegd dat dit niet kan. Hij zei dat er direct een interveniërende rol moest zijn van de staat. Bush had dus geen macht hier. In tegenstelling tot de crisis van de jaren 30 met Roosevelt. - Hitler en Gorbatsjov hadden meer invloed omdat hun staten in economische crisis waren.
Marie Vereecken
60
jong is: hier kunnen individuen een belangrijkere rol spelen dan een bij een oudere staat. Wanneer de staatkolonies onafhankelijk werden, speelden de individuen een belangrijke rol. De elites die een strijd hebben geleverd tegen het kolonialisme, konden hun stempel drukken op de staat. Voorbeelden: - Ghandi - Lenin hebben een grote impact omdat ze leiden in de vroege dagen van hun natie, wanneer instituties en praktijken net opgericht werden.
Als er weinig institutionele beperkingen zijn:
Ook als er weinig institutionele beperkingen zijn hebben individuen meer invloed. In dictaturen, zijn topleiders relatief vrij van binnenlandse beperkingen zoals maatschappelijke input en politieke oppositie. Uitzondering: In democratische regimes, kunnen top besluitmakers soms het beleid dramatisch veranderen. Vb: Nixon in de US, kon een volledig buitenlands beleid omkeren in relatie met de Republic of China, door in het geniep zijn buitenlandse beleidsadviseur naar verschillende meetings met de Chinese premier te sturen. Dit was onverwacht omdat Nixon anti-communistisch was. Dus bureaucratisch en maatschappelijke beperkingen waren van weinig belang, zelfs in zo’n relatief open democratieën.
Als de situatie perifeer, ongewoon of ambigue is:
Hierbij is zijn de persoonlijkheidskenmerken van een individu van belang. Voorbeeld: - tijdens de Cubaanse raketoorlog stond Kennedy open voor alternatieven en had hij aandacht voor groepsdynamiek. Zijn flexibele rol heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vinden van een oplossing. Als er iemand dan Kennedy president was geweest, was er misschien wel een kernoorlog uitgebroken tussen Amerika en de SU. (ongewoon/ambigue probleem) -
Perifeer: Het Belgische Afrikabeleid; vroeger was Congo heel belangrijk voor België, we waren financieel verbonden. Vandaag de dag hechten we minder belang aan Congo en hebben politici veel meer vrijheid om standpunten in te nemen en/of actie te ondernemen. Europa is van vitaal belang voor België. Zonder Europa is België niks meer. België is verplicht, welke regering ook aan de macht komt, ongeveer het zelfde beleid te voeren met betrekking tot de invloed van Europa.
Samengevat: In deze omstandigheden kan ik als individu, als de top van de foreign policy elite een cruciale rol spelen in de goede of slechte richting.
Persoonlijkheidskenmerken
Wat je karakter is bepaalt hoe je je gedraagt in het buitenlands beleid. Om te weten wat voor een leider je voor je hebt zijn er een aantal zaken die je moet weten.
Marie Vereecken
61
Bijvoorbeeld: Heeft die persoon een psychologische aanleg om rekening te houden met anderen? Is hij in staat als politieke leider om te gaan met complexe situaties ? Vertrouwt of wantrouwt hij andere personen? Kan hij omgaan met andere ideeën? Er zijn twee soorten leiders die we van elkaar kunnen onderscheiden op basis van hun persoonlijkheidskenmerken: Onafhankelijke leider: Benadrukken de nationale eer (sterke banden met het volk). Geloven in hun capaciteit controle te hebben over gebeurtenissen en hebben sterke nood aan macht. Ze kunnen moeilijk omgaan met andere ideeën dan die van hunzelf want ze wantrouwen anderen. Deelnemende leider: Hebben minder sterke banden met de natie en geloven minder in hun bekwaamheid bepaalde gebeurtenissen alleen te beheersen. Omdat ze belang hechten aan het behouden van goede relaties met anderen staan ze ook open voor andere ideeën en wantrouwen ze niet. Besluitvormingsproces Is afhankelijk van : De perceptie, gebaseerd op ervaringen, van een besluitvormer bepaalt zijn gedrag. Het risico is zeer groot dat je jezelf opsluit in een belief system, een bepaald perspectief. Elite-consensus: Het belief system dat de elite deelt en richting geeft aan het beleid. Informatieverwerking: Individuen maken gebruik van een aantal mechanismen om informatie in de wereld te verwerken. Deze mechanismen bepalen de manier waarop gediscussieerd wordt. || \/ Cognitieve consistentie: Individuen streven naar cognitieve consistentie, ervoor zorgen dat beelden consistent samenhangen met hun belief systems. Vb. individuen geloven dat de vijand van een vijand een vriend is, en dat de vijand van een vriend een vijand is. Individuen selecteren info die hun geloof bevestigd, en negeren tegenstrijdige info. Vb. Vs is er rotsvast van overtuigd dat de top van de administratie in Irak een kernwapenprogramma heeft. Het is niet zeker dat dit werkelijk zo is. Historische parallellen (‘evoked set’): Individuen evalueren de wereld ook als wat ze hebben geleerd uit de geschiedenis. Ze kunnen vaak de belangrijke verschillen tussen vroeger en het heden negeren. Vb. gedurende de Suez crisis, zag de Britse premier de Egyptische president als een Hitler. De Britse premier herinnerde zich dat premier Chamberlain faalde in zijn pogingen om Hitler te sussen met de Munich agreement, en geloofde dat de Egyptische president ook niet gesust zou kunnen worden. Vb.: Stalin=Hitler en Westen=Hitler Wij zijn Stalin gaan zien als even bedreigend als Hitler. De SU zag het westen als een bedreiging. Het gevolg was de Koude Oorlog = Gevolg van een vertekening van een historische parallel.
Marie Vereecken
62
Men gaat gebeurtenissen van vandaag analyseren vanuit een bepaald historische parallel uit het verleden. Spiegelbeeld: Iemand ziet zijn eigen acties als goed, moreel en die van de vijand zijn automatisch slecht. Dit verergert vaak conflicten. Voorbeeld: wij = het goede – zij= het slechte Het is bv. onmogelijk voor ons om in te beelden dat er in Syrië iets goed is. Maar kenners kunnen zich niet inbeelden dat Syrië het land is wat het vandaag de dag is. Syrië was eigenlijk zeer open, vrouwen mochten bv vrij reizen. Ons standpunt in onze eigen ogen is juist en dat van de anderen fout. Hoe sterk is niet de neiging in Europa om een Moslim als een extremist te zien en de Moslims ons als slecht te zien. Dit is een mechanisme dat verhinderd om een neutraal beeld te vormen. Groupthink: = BESLUITVORMINGSPROCES: mechanisme waarbij in groep naar consensus gezocht wordt, daardoor worden andere meningen uitgesloten Satisfacing: Wanneer geen optimale oplossing kan behaald worden, zoekt men naar de beste sub-oplossing en stelt men zich daar tevreden mee. Conclusie: Dit zijn alle zaken die er voor zorgen dat individuen worden gestroomlijnd in een bepaalde richting.
6.3. Privépersonen Times ->
person of the year: ‘you’. Door de digitale revolutie zijn ‘wij’ een belangrijke rol gaan spelen. Bono, Gates,… privépersonen beginnen een belangrijke rol te spelen als vervangende financiële hulpbronnen, vroeger niet in te denken Mark Zuckerberg: heeft met facebook een soort van revolutie veroorzaakt in de internationale betrekking. Privépersonen als beïnvloeders van de internationale betrekkingen.
6.3.1. Parallelle diplomatie Track-two diplomacy (terrein diplomatie):
-
-
Maakt gebruik van individuen buiten de overheid (privé-personen) voor het oplossen van conflicten. Een aantal successen: Het onverwachte kader voor verzoening tussen Israël en de Palestijnse vrijheidsoranisatie is onderhandeld geweest door een Noorse diplomaat (noorwegen nichediplomatie = vredesbemiddeling) , en iemand van de oppositie in israël. Bill Clinton heeft in 2009 een rol gespeeld in de vrijlating van twee journalisten die vastgehouden werden in Noord-Korea. Privé personen, ook voormalige leiders die niet
Marie Vereecken
63
langer een positie hebben in de overheid, kunnen internationale relaties vormen.
Problem-solving workshops: Individuen van verschillende internationale groepen worden samengebracht in workshops om relaties te doen ontstaan met mensen die andere perspectieven hebben en deze te leren begrijpen. Men hoopt dan dat deze individuen zullen proberen de publieke opinie te beïnvloeden in hun staten, om zo het negatieve beeld van de tegenstander te veranderen. Vb. bij conflict tussen protestanten en katholieken in noord Ierland en het Arabische – Israël dispuut.
individuen als go between: Privé individuen die een verbindingsrol hebben gespeeld tussen verschillende landen. Armand Hammer bood een kanaal van communicatie tussen de SU en de VS aan, toen er weinig formeel contact was tussen de twee landen. Hammer heeft Gorbatsjov overtuigd medische expertise en medisch personeel aan te nemen van the States. Koningin Elisabeth: is een aantal keren op eigen houtje naar de SU gegaan om als een go between, als individu boodschappen over te brengen. Merkel als bemiddelaar tussen Rusland en Oekraïne. Hiervoor moet je legitiem zijn in de ogen van het andere land. Als individu kan je een belangrijke rol spelen, op voorwaarde dat men wordt aanvaard door het andere land, en dat het andere land een oplossing wil zoeken voor een vastgevroren situatie.
6.3.2. Persoonlijke impact A.Q.Khan: Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de nucleaire uitbreiding (vader atoomwapens in Pakistan). Hij gaf toe dat hij nucleaire technologie verkocht aan Libië, Iran en noord Korea. Hij maakt in vele hun ogen, de wereld een onveiligere plek. M. Ghandi: De manier waarop hij het vreedzaam, passieve verzet heeft gevoerd tegen het brits kolonialisme en militaire dictatorschap. Maar hij heeft ook een invloed gehad op de rest van de internationale betrekkingen. Hij heeft aangetoond dat er op een vreedzame manier gehandeld kan worden om tot een doel te geraken.
6.3.3. Postmoderne benaderingen Deze visie probeert aandacht te trekken naar andere verhalen. Zo hebben vrouwen een andere kijk op de oorlog (vrouwen aan de macht = minder oorlog). Wie je bent heeft dus invloed. realisme: wanneer een bestaande grootmacht en een opkomende grootmacht op het zelfde niveau zijn, is er sowieso een botsing. Wie dan aan de macht staat maakt totaal niet uit.
Marie Vereecken
64
6.4. Massa 6.4.1. Hebben de Elite (besluitvormers) en de massa (verzameling individuen) dezelfde psychologische en biologische kenmerken? Stelling: een groep individuen worden gedreven door dezelfde kenmerken als de elite. Ze denken ook in termen van perceptie (belief system) & maken ook gebruik van mechanismen (waardoor hun perceptie amper veranderd). MAAR individuen worden enkel nog bekeken als een groep. Territorial imperative: = Territoriale integriteit: Net zoals individuen heeft de massa nood om zijn territoriale identiteit af te bakenen. Frustratie-agressie syndroom: Als samenleveningen gefrustreerd worden, gaan ze net zoals individuen agressief worden. Frustratie kan een gevolg zijn van een economische schok (economische crisis) Het probleem is dat niet alle leden van een samenleving zich hetzelfde gedragen. Deterministische visie: Analyse verwijdert het concept van de individuele vrijheid.
6.4.2. Elite past gedrag aan massa aan Politiek belang van opiniepeilingen: Via opiniepeilingen past de elite haar gedrag aan naargelang wat de massa volgens hun wil. De politiek vandaag de dag heeft de neiging de mening van de mensen te volgen ipv de eigen mening, ideologie uit te dragen. MAAR, het probleem hierbij is dat het publiek niet monolithisch is. Niet alle mensen denken hetzelfde. Soms volgt de elite de massa, maar soms eigen weg. De relatie tussen de besluitvormers en de massa is complex. Bv. De Staat wil in tegenstelling tot de massa meer vrijhandel en minder economisch protectionisme.
6.4.3. Massa-actie zonder leider Een samenleving die onder druk staat barst uit.
kleurenrevoluties in Kaukasus en Centraal-Azië Arabische Lente Val Berlijnse Muur: Hoe is de Muur gevallen? Gorbatsjov heeft hier een belangrijke rol gespeeld.
Marie Vereecken
65
Visie van theoretische perspectieven op het individu Realisme Besluit-
Beperkt
vormers
anarchie
Liberalisme door Significante van op
internationaal
Radicalisme
Constructivisme
impact Beperkt
door Vormen
internationale internationaal
relaties
d.m.v. kapitalistisch
systeem en door persoonlijke keuzes systeem nationale
en persoonlijkheids-
belangen
kenmerken
Private
Hebben
personen
impact
van gebeurtenissen
Acties
van
ze maar handig bij two- private personen individuen
nationaal belang track weerspiegelen
opinie en opname
en processen
enkel Ondergeschikte rol, Kapitalistische als
publieke
diplmatie
en kunnen
invloed minder
zijn belangrijk
kunnen interessante uitoefenen
dan percepties en
initiatieven
wereldbeelden
aanbrengen Massa’s
Acties impact
hebben Kunnen als
ze internationale
Kunnen mogelijks Kunnen een
grote
grote revolutie
nationaal belang relaties beïnvloeden revolutie
ontketenen door het
weerspiegelen
discours
door
massa-acties ontketenen
die druk zetten op
te
beïnvloeden
besluitvormers
Marie Vereecken
66
Hoofdstuk 7 IO’s, NGO’s en de Werelpolitiek Er zijn drie luiken: - IO’s = Internationale organisatie, IGO = intergovernmental organisations VN, EU (in Eu ook supragouvernementeel) - NGO’s = Niet- gouvernementele organisaties Vb. Amnesty International, Al Qaeda - Het internationaal recht: Vb. zowel Rusland als VS beweren het internationaal recht te volgen i.v.m. Krim
7.1. Internationale organisaties 7.1.1 Waarom organiseren staten zich in IO’s? 1. Liberaal (niet-staatcentrisch) perspectief: Er is een constante interactie, contact tussen staten. Hierdoor wordt samenwerken (vanuit liberaal perspectief = positief) geïnstitutionaliseerd. Voordelen
Matigt het gedrag van staten: Zelfs bij botsingen blijven er samenwerkingskanalen bestaan. Samenwerking tussen staten op één domein kan bestaan, ook al botsen ze op andere domeinen. Vb.: ondanks botsing tussen VS en Rusland over de Krim, is er toch nog samenwerking i.v.m. het ISS Io’s Bieden een kader voor duurzame samenwerking tussen lidstaten. Vb.: de invasie in Irak (2003) zorgde voor een Europees veiligheidsbeleid (ESS) is ondertussen achterhaald, maar wordt niet onderhandeld opkomst eurosceptici (het kader, de basis voor Europese samenwerking m.b.t. defensie blijft bestaan, ook al is er geen directe nood aan. Dit maakt het makkelijker om het weer op te starten wanneer de nood er terug zou zijn, omdat men niet helemaal van 0 moet herbeginnen)
Vermindert neiging tot bedrog: de IO kan als supranationaal orgaan toezicht houden op de naleving van gemaakte afspraken tussen staten Vb.: IAEA (international atomic energy agency) controleert de naleving van het NPT (non-proliferation treaty) in Iran Deze voordelen verhogen de voorspelbaarheid & stabiliteit van het internationaal systeem.
2. Realisme (staatscentrisch): IO’s beperken de bewegingsvrijheid van de staten Vb.: NPT (geen kernwapens) verzwakt de staat en biedt tegelijkertijd geen garantie dat andere staten zich er ook aan houden. Dit is een gevaar voor de veiligheid van de staat. In de wereldpolitiek mag je alleen vertrouwen hebben in je eigen staat want
Marie Vereecken
67
anderen kunnen de staat beperken om te reageren in onverwachte situaties. Interdependentie = kwetsbaarheid Vb.: NAVO Fr. neemt steeds meer afstand van de Navo omdat het de macht/leiding van de US over het westen bevestigd heeft.
7.1.2 Geschiedenis Vanaf de 19e eeuw is naar aanleiding van de mondialisering, de interactie tussen mensen toegenomen. Zo was er midden de 19e eeuw de opkomst van de post, telefonie, meteorologie,… Dit maakte IO’s onvermijdelijk: Over deze ontwikkelingen moesten afspraken gemaakt worden en er was toezicht nodig over de naleving ervan. Vb.: -
systematische verhoging postbedeling Postunie trans-Atlantische communicatie (telefonie) bv. zelfde morse gebruiken BIPM akkoorden i.v.m. lengtematen o.w.v. internationaal handelsverkeer
7.1.3. Nut van IO’s Bijzonder nuttig voor twee soorten problemen:
Grensoverschrijdende ‘technische’ problemen (post, telefonie, …): Hebben invloed gehad op de politiek. Bijvoorbeeld het regelen van postverkeer is een technische zaak. Functionalisme: er was een spill over van deze technische problemen naar politieke dimensies: De IO’s zijn nuttig voor het organiseren van deze technische zaken in naam van de staten. Het kende een succes. De technische akkoorden golden namelijk als basis voor politieke samenwerking (= liberalisme) Vergelijking: ≈ “Gulliver’s Travels” elk technisch probleem dat opgelost wordt = een vinger van Gulliver die vastgebonden wordt uiteindelijk wordt oorlogsvoering onmogelijk door het vastleggen van alle technische problemen.
Beheer van publieke goederen: Negatief effect opvangen van (rationeel) gedrag van staten. Vb.: EU quota i.v.m. visvangst dat zegt dat je niet overal mag vissen omdat vis niet oneindig is. Eigenbelang van staten zou publieke goederen kunnen uitputten. M.a.w. Sommige zaken zoals overal kunnen vissen kan voor een individuele staat normaal lijken maar als alle individuele staten (die iets als normaal beschouwen)
Marie Vereecken
68
overal vis zouden vangen dan ontstaat er een probleem. Dit probleem bestaat er in dat het onmogelijk wordt om te kunnen genieten van publieke goederen. Io’s zijn hiervoor nodig waarbij staten bij elkaar kunnen komen om toe te zien op de gemaakte afspraken (aangezien er geen autoriteit boven de staat is)
7.1.4. VN/UNO Op het einde van de tweede wereldoorlog (1944) heeft men de interactie (samenwerking) van geallieerden geconsolideerd. In 1945 werd de Verenigde Naties opgericht. 1. Voorlopers: -
Concert van Europa: Toen de dynastieke legitimiteit in het gedrang kwam, kwamen de staten bij elkaar om een burgeroorlog tegen te gaan. Volkenbond: I.t.t. het concert van Europa werden er niet alleen afspraken gemaakt tussen grootmachten maar deze afspraken werden ook in een verdrag gegoten. (die sterke volkenbond VN)
2. Drie Basisprincipes: I.
Alle staten zijn gelijk (Algemene Vergadering: 1 state, 1 vote) = democratie.
Maar sommige zijn meer gelijk dan andere. Zo zijn er in de Veiligheidsraad enkel 5 permanente leden met vetorecht (+10 niet permanente leden) “Democratie eindigt waar macht begint”.
II.
Niet-inmengingsrecht (1945):
De soevereiniteit van staten kan niet worden aangetast door VN, ze zijn volledig vrij hun eigen binnenlands beleid te voeren. Maar er is wel een uitzondering voor humanitaire interventie. Dit heeft betrekking op de R2P= responsibility to protect,= ingrijpen wanneer de veiligheid van burgers in gevaar is/komt. Vb.: internationale troepenmacht naar Centraal-Afrikaanse Republiek om dreigende genocide te bestrijden III.
Hoeder internationale vrede & veiligheid: Het gaat om vrede als collectief goed. De VN bevordert vrede tussen staten via Collectieve Veiligheid en internationale samenwerking. (we leren uit de geschiedens: Hitler laten doen in Tsjecho-Slowakije en deze agressie ongestraft gelaten) Maar na KO is het concept ‘veiligheid’ tussen staten uitgebreid geweest naar *Comprehensive security: een allesomvattende veiligheid (economische, politieke en sociale veiligheid) en niet alleen militaire veiligheid. *Human security:. uitbreiding van het begrip ‘vrede tussen staten’ naar alles wat welvaart/welzijn (individu staat centraal) kan bedreigen.Er wordt hulp verleend aan vluchtelingen en de hongereggen.
Marie Vereecken
69
3. De Structuur: Veiligheidsraad: verantwoordelijk voor het verzekeren van vrede en veiligheid en voor het beslissen handhavingsmaatregelen (bv. Maatregelen om orde te handhaven). Beslissingen moeten unaniem (iedereen met elkaar eens) zijn en elk van de vijf permanente leden hebben een vetorecht.
Algemene vergadering: heeft 193 lidstaten en elke staat heeft één stem. De vergadering ebatteert over onderwerpen die onder haar bevoegdheid vallen, erkennen staten en verkiest leden voor speciale organen. Sinds het einde van de Koude Oorlog deze vergadering minder invloedrijk geworden en de macht is terug naar de Veiligheidsraad verschoven. Dit tot groot ongenoegen van de Groep van 77 = een coalitie van ontwikkelingslanden, regionale groepen, en de Groep van 20. Secretariaat: verzamelt informatie, coördineert. De secretaris-generaal is de belangrijkste woordvoerder en de administratieve ambtenaar. Eonomische en sociale raad (ECOSOC): coördineert economische en sociale programma's en coördineert de werking van gespecialiseerde organisaties bv. Organisaties voor de rechten van de mens, Amnesty International, Unicef. Internationaal gerechtshof: niet-verplichte rechtsmacht van zaken ingevoerd door staten en internationale organisaties. Trustschapsraad: Het toezicht is beëindigd en voorstellen hebben nu een functie voor NGO’s.
4. Vredeshandhaving, van simpel naar complex: De VN heeft in tegenstellingen tot de staten geen staand leger. Het is afhankelijk van de goodwill van de lidstaten aan wie ze soldaten vraagt. Simpele/traditionele vredeshandhaving: de VN als neutrale institutie stelt blauwhelmen op tussen twee oorlog voerende landen. Ze richten zich hier in de eerste plaats dus op conflict tussen twee landen.
Marie Vereecken
70
Complexe vredeshandhaving: VN geldt als tussenschot tussen volkeren. Er ook burgeroorlogen en etnische conflicten in staten die geen VN hulp hebben gevraagd. Blauwhelmen hebben geprobeerd om recht en orde in falende samenlevingen behouden via niet-militaire acties. M.a.w. te helpen in het burgerlijk bestuur, politie en het herstel van de infrastructuur. Dit wordt aangeduid als vredesopbouw. (=/= vredeshandhaving: vrede bewaren, niet maken) Artikel VI: vreedzame regeling van geschillen Troepen opstellen onder de vorm van peace keeping tussen 2 kampen die in vrede zijn, maar elkaar niet vertrouwen, waar kans bestaat dat (nieuwe) oorlog gaat uitbreken Artikel VII: bedreiging van internationale vrede & veiligheid Als twee landen zo hard met elkaar in strijd zijn (bijvoorbeeld als het éne land het andere binnenvalt) dan kan de VR sancties opleggen. Het artikel betreft ook Peace Enforcement wat wil zeggen dat de VN vrede kan opleggen door militair tussen beide te komen. Succes? Complexe vredeshandhaving heeft successen en mislukkingen gekend. In Namibië wordt de overgang van oorlog naar een staakt-het-vuren en vervolgens naar de onafhankelijkheid, gezien als een succes. De Rwandese genocide en de behoefte aan humanitaire bescherming wordt gezien als een mislukking.
Hervorming Veiligheidsraad: De 5 permanente leden vertegenwoordigen niet langer machtsverhoudingen in de wereld. Maar de VR hervormen naar een betere representatie van de verhoudingen krijgt te kampen met veel tegenwerkingen. Vooral van landen die permanente zetel zouden verliezen, maar ook van landen die zelf geen zetel zouden krijgen, maar een buurland wel; bvb India tegen China, Argentinië tegen Brazilië, … al bezig sinds 1995 Legitimiteit representativiteit
7.1.5 Europese Unie Het doel van de EU was van begin af aan vrede te garanderen door buiten de landsgrenzen heen landen samen te brengen (Europese federatie). Dit idee was voortgevloeid uit inspiratie van Kant en Rousseau.
Geschiedenis: 1e initiatieven tijdens interbellum (weinig resultaat) (collectieve veiligheid zie hoofdstuk 2)
Marie Vereecken
71
Pan-Europa Coudenhove-Kalergi was de stichter. Het was een NGO campagne voor de oprichting van Europese Unie. EGKS (1952): Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Hierin werd voorgesteld de productie van kolen en staal te plaatsen onder een gemeenschappelijke Hoge Autoriteit. Zo werd de bevoegdheid van de lidstaten om oorlogsindustrie (kolen en staal) te gebruiken, onttrokken en verloren ze de bevoegdheid om wapens te maken. EDG (1954): Europese Defensie Gemeenschap zou de munt, leger en buitenlands beleid aan een hoger orgaan afstaan. Probleem: in de verschillen op die drie vlakken ligt de machtsspreiding. Europa was er nog niet klaar voor om die bevoegdheden al meteen over te dragen. Dit raakt het hart van de soevereiniteit en mislukt. EEG (1957): Iedereen was akkoord over schaalvergroting. Paul-Henri Spaak: “een vrije (gemeenschappelijke) markt moet leiden naar steeds meer samenwerking” = federatie van markten, geen tolgrenzen meer, overal gelijke prijzen, enz. (Het was een vrijhandelszone opgericht met de zes landen die de hogere autoriteit vormden) (Het doel was het creëren van een gemeenschappelijke markt niet met economische doelstellingen maar met politieke doelstellingen) De EGKS, EDG en de EEG hebben een politieke doelstelling. Ze willen bevoegdheid afnemen zodat er een Europese federatie komt waarbij landen geen oorlog meer met elkaar kunnen voeren (landen laten samenklitten) m.a.w. bepaalde bevoegdheden komen onder één gemeenschappelijke autoriteit = Supranationalisme. EGKS + EEG: o
Uitbreiding EEG: van 6 naar 28 (6 = BeNeLux, Frankrijk, Duitsland, Italië) Samenwerken met 28 is veel moeilijker dan met 6 + de nieuwe lidstaten stappen in onder andere omstandigheden, in een andere situatie. Zo zien sommigen de toetreding tot de EU als een verdediging tegen de de SU.
Vervaging binnen- en buitenlandse bevoegdheden veel futiliteiten die beter op nationaal gebied zouden geregeld worden. Vb. Hoe groot moeten de dozen voor tomaten zijn.
EU: Vanaf 1 januari 1992 wordt de EEG de EU op basis van het Verdrag van Maastricht. Het bestond uit de EMU + EPU: Europese monetaire & politieke unie. Voor het eerst sinds EDG was er weer sprake van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
Marie Vereecken
72
Hoofdorganen (simpeler dan VN): Europese Raad: is het toporgaan
Europese Regering
Europese Commissie: Hier zat aanvankelijk de macht. De commissie is ontworpen om de belangen van de gemeenschap als geheel te vertegenwoordigen. Het bestaat uit een raad van ministers die onpartijdig moeten optreden, ze zijn geen nationale vertegenwoordigers. In toenemende mate, heeft de Raad van Ministers, met een systeem van gewogen stemmen, meer macht vergaard. (28 leden, 4jarig mandaat) Europees Parlement: Leden van het parlement zijn verkozen door universele verkiezingen (wat het een democratisch orgaan maakt). Houdt toezicht op regering en krijgt toenemende bevoegdheid ten nadele van nationale regeringen. (1minister per staat) Europees Hof van Justitie: Het is verantwoordelijk voor de handhaving van de EU wetgeving. Het is de bondgenoot van de kleine landen. Dankzij het suprantionalisme zijn het hof en de kleine landen niet gebonden aan machtsverschillen tussen klein & groot. (28 rechters) Daarom wil UK zich terugtrekken. Het is bang macht te verliezen.
Raad van de EU: Het is een raad van ministers uit de 28 lidstaten voor een desbetreffend domein. Er zijn dus verschillende raden voor verschillende beleidsdomeinen.
(Klassieke) existentiële dilemma’s: Intergouvernementalisme vs. supranationalisme (VS of E) Bij het nemen van beslissingen in internationale organisaties ligt de beslissingsmacht bij de soevereine lidstaten De soevereiniteit ligt bij de (internationale) politieke gemeenschap bestaande uit verschillende staten. Sommigen willen het supranationale weg en willen terug meer inspraak van lidstaten apart & meer bevoegdheden voor lidstaten. Autonomie in de wereldpolitiek vs. Atlantische gemeenschap NAVO: De EU is een finaliteit an sich, het is een autonome wereldpolitiek en moet opkomen als eigen actor in de wereldpolitiek Europa is een onderdeel van een transatlantische gemeenschap waarbij de Europese belangen gelijkvallen met die van de VS. = ACHTERHAALD. Grenzen aan de EU? Er zijn nog onderhandelingen met andere landen voor toetreding tot de EU. Vb. Turkije laten toetreden of niet? Dat Turkije veel moslims heeft is irrelevant want de EU is geen religieuze gemeenschap. Het toetreden van Turkije zou wel problematisch
Marie Vereecken
73
kunnen zijn omdat zij niet beseffen hoe dwingend het supranationalisme is, sinds zij heel nationalistisch zijn. Kandidaat: IJsland, Montenegro, Servië, Macedonië, Turkije Potentiële kandidaat: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo Democratisch deficit: Het democratische tekort is een begrip dat voornamelijk wordt gehanteerd om aan te geven dat de Europese Unie en haar instellingen aan een gebrek aan democratische legitimiteit lijden en voor de burger ontoegankelijk lijken door de ingewikkelde werking ervan. Onderdeel van ‘crisis van democratie’ Opkomst eurosceptici: mogelijk crisis in het Parlement
7.2. Niet-gouvernementele organisaties = NGO's zijn over het algemeen particuliere, vrijwillige organisaties waarvan de leden, personen of verenigingen zijn die samen komen om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Sommige zijn gefinancierd alleen door particuliere bronnen, terwijl anderen vertrouwen op gedeeltelijke overheidsfondsen. Sommige zijn open voor massa lidmaatschappen en sommige zijn gesloten ledengroepen. Er zijn dus verschillende soorten NGO’s GONGO’s (government-organized NGO’s) Opgericht door staten Vb.: NED (national endowment for democracy) in VS wordt gefinancierd door overheid o BINGO’s Business, opgericht door bedrijven Vb.: VBO, Kamer van Koophandel, … o DONGO’s Organisatie van donoren (geld?) pure ngo’s, semi-ngo’s, overheids-ngo’s o (min of meer) vrijwillige, onafhankelijke organisatie van private personen = georganiseerde publieke opinie Mensen vinden elkaar i.v.m. segmenten van de wereldpolitiek waarin ze geïnteresseerd zijn o Positieve of negatieve zin Oxfam <> Al-Qaeda Streven iets na, los van staatsbelang o
Geschiedenis o
o
Parallel aan opkomst/verspreiding democratie (vrijheid om standpunt in te nemen. Antislavernij (18e eeuw), Rode Kruis (19e eeuw), UNICEF, … Sterke groei in 20e eeuw, vooral na 1945
Marie Vereecken
74
7.2.1. Macht en onmacht Ngo’s hebben macht door hun Hoog expertiseniveau: NGO's vertrouwen op soft power, wat betekent dat ze geloofwaardige informatie kunnen bieden omdat ze gespecialiseerd zijn in een bepaalde domein. Deze deskundigheid trekt de aandacht van de regeringen en het publiek. Ngo’s zijn flexibel en kunnen zich makkelijker aanpassen dan staten. Ze bieden een alternatief kanaal voor politieke participatie. Issues waarrond Ngo’s zich verenigen vereisen vaak transnationale actie en staten kunnen dit vaak niet alleen dragen. Bovendien kunnen Ngo’s morele druk uitoefenen op staten door acties op poten te zetten, hun te overtuigen sancties uit te voeren, hun confronteren met resultaten van een bepaald onderzoek en het belang aantonen van deze resultaten. Maar Ngo’s kunnen nooit staten vervangen (onmacht) door hun beperkte financiële middelen. In tegenstelling tot staten en IO’s die zich met veel domeinen kunnen bezig houden, kunnen Ngo’s zich maar met één enkel thema of Single-issue bezighouden. Ze hebben geen expertise verschillende domeinen. Representativiteit: ze kunnen slechts deel van de publieke opinie vertegenwoordigen. Ze kunnen zich niet uitspreken over iedereen uit een wijk. Ngo’s kunnen ook niet gedwongen worden tot transparantie bij een klacht.
7.3. Internationaal recht = Geheel van regels en normen die het gedrag van actoren (staten, intergouvernementele organisaties en individuen) reguleren in hun onderlinge betrekkingen. Doelstellingen: Verwachtingen van toekomstig gedrag vastleggen Ordening aanbrengen Status-quo verzekeren Regeling gebruik van geweld & conflictbeheersing Verschil nationaal – internationaal recht: Afwezigheid hogere autoriteit om recht af te dwingen Op het niveau van de staat bestaan er gezaghebbende structuren voor zowel het maken van wetgeving als voor de handhaving van de wet. De wet bindt individuen en groepen binnen de staat. In het internationale systeem zijn gezaghebbende structuren afwezig. Toch erkennen liberalen dat het internationaal recht bestaat en het een effect heeft in ons dagelijks leven, zoals het luchtruim, handel en scheepvaart regelgeving. Het internationaal recht bestaat omdat de regels die ze opstelt aanvaardt worden door de staten als gedragsregels.
Marie Vereecken
75
Bronnen van het internationaal recht: Gewoonterecht: Basis van alles. Gewoonterecht is beperkt, omdat het zich langzaam ontwikkelt . Niet alle staten nemen deel aan gewoonterecht en haar complexe natuur leidt tot onduidelijkheid in interpretatie . Verdragen: Hierin zijn de gemaakte afspraken neergeschreven. Verdragen zijn de dominante bron van het recht van vandaag en zijn wettelijk bindend. Wat wil zeggen dat alleen grote veranderingen, geven staten het recht om de verdragen die zij hebben goedgekeurd niet te volgen. (inter) nationale rechtspraak: Courts: Het Internationaal Gerechtshof ( ICJ ) is verantwoordelijk voor een aantal belangrijke beslissingen, maar het is een zwakke instelling om verschillende redenen: 1. Er worden weinig zaken behandeld in de rechtbank. Sinds 1946 zijn slechts 112 gevallen voorgebracht . 2. Wanneer zaken worden behandeld, pakken ze zelden de grote geschillen aan omdat deze buiten het bereik van de rechtbank liggen. 3. Alleen staten kunnen procedures inleiden; individuen en niet-gouvernementele actoren zoals multinationals kunnen dit niet. nationale en lokale rechtbanken kunnen gevallen behandelen die op hun grondgebied plaatsvinden waarop het internationale recht wordt ingeroepen of zaken waarbij hun eigen burgers betrokken zijn.
Uitspraken bevoegde organen: Onder universele jurisdictie kunnen staten de bevoegdheid vorderen indien het gedrag van een verdachte de wetten van alle staten schendt. Staten eiste bevoegdheid als gevolg van de genocide in de Tweede Wereldoorlog, en voor oorlogsmisdaden in Bosnië, Rwanda en Kosovo. Waarom gehoorzamen de meeste staten de internationale wet? 1. Het liberale antwoord is dat ze gehoorzamen, omdat het goed is om dat te doen. Individuele staten halen voordeel uit leven in een geordende wereld waar er algemene verwachtingen bestaan over het gedrag van andere lidstaten. Realisten aanvaarden het voor de veiligheid te garanderen. 2. Mochten staten ervoor kiezen niet te gehoorzamen, dan kunnen de andere leden van het internationale systeem een beroep doen: ze kunnen diplomatieke protesten en weerwraak leiden, dreigen de economische boycot uit te voeren (economische machtsuitoefening), of gebruik maken van militaire macht (geweld). 3. Acties van één enkele staat zijn niet effectief. Om het meest effectief te zijn, moeten staten collectieve actie te gebruiken tegen de overtreder.
Marie Vereecken
76
Evolutie internationaal recht: Internationale rechtshoven: Midden jaren 90 werd door de Veiligheidsraad internationale criminele rechtshoven ingesteld. Als soevereine landen de mensenrechten in hun land niet meer konden garanderen namen internationale partijen het over. Internationaal strafhof: Dit onafhankelijke, permanente, internationale strafhof houdt zich bezig met de vervolging van individuen voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide . Het Internationaal Strafhof behandelt alleen zaken als het land waar het misdrijf is gepleegd, of het land waaruit de dader afkomstig is, aangesloten is bij het Hof. Voorwaarde is ook dat nationale staten, die in principe wel bevoegd zijn, niet bereid of in staat zijn de zaak te onderzoeken of te behandelen. De misdaden moeten na 1 juli 2002 gepleegd zijn. R2P (2005): In 2005 werd de verantwoordelijkheid om te beschermen met algemene stemmen goedgekeurd.
Scepticisme t.a.v. het internationaal recht: REALISME: Staten aanvaarden het internationaal recht als het in hun eigen belang is. Het is in het eigenbelang van staten dat hun luchtruim en grondgebied gerespecteerd worden, en in hun eigenbelang om te genieten van veilige procedures voor internationale handel. Ze zijn ook sceptisch over internationale organisaties, zowel IGO's en NGO's. Realisten hebben weinig vertrouwen in de Verenigde Naties en wijzen op het falen van de Veiligheidsraad om gezamenlijk aanvallers te straffen. De meeste NGO’s zijn ondergeschikt aan de staten; het zijn staten die ze wettelijk gezag verlenen, en het zijn staten die deze autoriteit weg kunnen nemen. RADICALS: Radicalen zien het hedendaags internationaal recht als een product van het 18e en 19e eeuwse economisch en politiek liberalisme. De wet bevestigd de dominantiestructuur van de westerse kapitalistische staten en is ontworpen om de belangen van die kieskring dienen. IGO's, met name de VN, werden ontworpen om de belangen van de machtige ondersteunen. Ook Ngo’s zijn ondergeschikts aan de dominante belangen van het systeem. CONSTRUCTIVISTEN: Zij hechten cruciaal belang aan instellingen en normen. Zowel IGO's en NGO's kunnen nieuwe normen aanbrengen welke het gedrag van staten kunnen beïnvloeden. Recht weerspiegelt veranderende normen. Normen worden geïnternaliseerd door staten zelf, ze wijzigen de voorkeur van staten, en vormen hun gedrag.
Marie Vereecken
77
Realisme IGO
Liberalisme
Radicalisme
Constructivisme
Sceptisch t.g.o. hun Belangrijke
Dienen belangen IGO+NGO
capaciteit om aan te onafhankelijke
van
zetten tot collectieve actoren actie
de
sterke socialiseren
voor staten; benadelen actoren
collectieve
actie; zwakke en niet- normen hun
IGO al fora
beïnvloeden
woordigde staten
Beamen dat Int. Recht Hoofdbron
van Sceptisch
Recht
orde
het oorsprong
maar orde
in
benadrukt dat staten internationaal enkel
gehoorzamen systeem;
verkiezen
is;
omdat Recht weerspiegelt van veranderende
staten kapitalistische ligt;
mechanismen
recht
vormt int. verwachtingen en
staten beseffen dat recht Recht zelfhulp- voor orde zorgt
dan
gedrag
recht in Westerse normen;
als dat in hun eigen gehoorzamen ze traditie belang
die
neoliberalen zien vertegen-
Internationaal
creëert,
met
gedrag van staten
herbevestigt enkel de status van de machtigen
NGO
Afhankelijke actoren; Hoofdactoren die Weerspiegelen
IGO+NGO kunnen
macht blijft bij staten; verschillende
dominante
tot
elke macht die NGO belangen
economische
gedrag
heeft komt van een verdedigen staat
ruimte voor actie
Marie Vereecken
en belangen;
disfunctioneel leiden,
maar kunnen ook
bieden beïnvloeden zeker ideeën/normen collectieve niet
politiek/eco aanbrengen
veranderingen
78
Hoofdstuk 8 Oorlog en Vrede ‘Waarom is er oorlog en wanneer is er vrede?’ = meest klassieke vraag antwoord afhankelijk van invalshoek/paradigma/school
8.1. (On)vermijdelijkheid van oorlog 8.1.1. Realisme Klassieke realisten: mens is slecht + botsende belangen omdat alle staten streven naar macht (veiligheid) = Oorlog. Neorealisten: oorlog ligt niet in de menselijke natuur maar is het gevolg van een anarchistisch internationaal systeem. Dus klassieke realisten en neorealisten beweren dat oorlog onvermijdelijk is. Ze zien staten als slachtoffers van het prisoner’s dilemma in tijden van conflict: elk land wordt gedwongen om de andere te schaden om de slechtst mogelijke uitkomst te vermijden. Oorlog ligt in de menselijke natuur. Staten hebben altijd botsende belangen want ze streven allen naar zoveel mogelijk macht. Macht betekent veiligheid. Carl van Clausewitz: Oorlog is niets meer dan de voortzetting van de politiek met andere middelen. Oorlog is enkel een middel/tactiek. De onvermijdelijkheid heeft ook te maken een security dilemma (=misperceptie): Een staat wil meer macht want dit betekent meer veiligheid, dus verhogen sommigen hun militaire vermogen. Maar dit kan gezien worden als bedreiging door andere staten in het systeem, waardoor de spanningen en de kans op oorlog toeneemt. Het eerste land ziet dan weer dat de anderen willen aanvallen = vicieuze cirkel. Vb.: Iran wil kernwapen om veilig te zijn (ziet dat landen met kernwapens nooit aangevallen worden) wordt in westen (VS) gezien als bedreiging voor Israël Er is niets boven staten, anarchie oorlog is onvermijdelijk
8.1.2. Liberalisme Volgens liberalen is oorlog een aberratie (afwijking) en is het vermijdelijk. Oorlog kan vermeden worden door: 1. Vrijhandel: Het afschaffen van tol zorgt voor een daling van de inkomsten van de staat dus een daling van de financiële macht van de (dynastieke) staten en dus minder oorlog. 2. Liberalen stellen ook dat het regime van een land (dictatuur democratie) haar houding ten opzichte van oorlog kan veranderen. De democratische vrede toont dit door te stellen dat democratieën vrijwel nooit ruzie hebben met elkaar.
8.1.3. Radicalisme
Marie Vereecken
79
Radicalen stellen dat oorlog vermijdelijk is, maar alleen door middel van een revolutionaire verandering in het karakter van het systeem: Zolang er kapitalisme is zal er oorlog zijn. Vervang de wedloop op investeringsgebieden en er zal vrede zijn. (// liberalisme, maar vorsten vervangen door bedrijven)
8.1.4. Constructivisme Oorlog is vermijdelijk. Oorlog kan geëlimineerd worden door het denken te veranderen. Er is oorlog omdat oorlog mogelijk wordt geacht. Oorlog is een gevolg van een sociale constructie in ons hoofd. Sommigen denken dat oorlog in hun belang is. (wie oorlog start wint erbij oorlogen worden gestart) Doorheen de geschiedenis hebben staten veiligheid gezocht door het balanceren van een realistisch en liberaal beleid. Wanneer staten geconfronteerd worden met ernstigere bedreigingen, hebben ze de neiging om te kijken naar realisme.
8.2. Oorzaken van oorlog Verschillende analyseniveaus = verschillende conclusies
8.2.1 Het Individu Waarom is er oolog? Omdat de mens slecht is. Zou er zonder de politieke leider, Adolf Hitler, een WOII geweest zijn? Realistische interpretatie: Agressief gedrag wordt bij vrijwel alle soorten vastgesteld om overleving te verzekeren. Oorlog is dus een gevolg van de mens die wordt voortgestuwd door zijn overlevingsdrift. Liberale interpretatie: Mispercepties door de leiders, zoals het zien agressiviteit waar het niet zo bedoeld is, of kenmerken van één persoon toeschrijven aan een hele groep, kan leiden tot het uitbreken van de oorlog. M.a.w. leiders kunnen het, als individu, ook verkeerd voorhebben. Vb. Crisisspiraal naar WO I: de 1ste wereldoorlog is het gevolg van een verkeerd beeld (van de opponent en situatie) die een aantal besluitvormers zich maakten. Het Individu als analyseniveau is onbevredigend Want als we uitgaan van de slechtheid van de mens, zou er altijd oorlog zijn. Ook de context moet in rekening gebracht worden (vb.: staatsvorm, organisatie, samenleving).
Marie Vereecken
80
8.2.2 Staat/samenleving Oorlog is het gevolg van de interne structuren van staten. Liberale interpretatie: de bepaalde aard van een politiek regime leidt tot geweld vb. dictatuur. Maar autoritaire regimes zijn niet gewelddadiger. Democratische regimes zullen geen oorlog voeren tegen elkaar (democratic peace model). Dit wil niet zeggen dat ze vredelievend zijn met autoritaire regimes. Vb.: Irak liberals gaven toestemming voor invasie. Sadam weg = oorlog weg. Radicale uitleg: Conflict en oorlog worden toegeschreven aan de aard van het economisch regime. Zo is kapitalisme inherent expansief, het is altijd op zoek naar nieuwe invloedzones en naar andere landen om binnen te dringen. En het is dit imperialisme dat in oorlog uitmondt. Conflict over welke instellingen een staat moeten regeren kan ook leiden tot burgeroorlogen als groepen proberen om hun voorkeur op te leggen. hangt nauw samen met het internationaal systeem. Dit is een bijkomend analyseniveau want VS ziet zichzelf als enig overgebleven grootmacht dat vrede moest brengen.
8.2.3 Internationaal systeem Realistische interpretatie: 1. Oorlog is een natuurlijk verschijnsel: Door de afwezigheid van de Leviathan is er anarchie en breekt er oorlog uit want er is niets om het te stoppen. Er gaat niets boven de staten, zij zijn de beslissende autoriteiten en de uiteindelijke scheidsrechters van de geschillen. 2. Power Transition Theory: Er kan een botsing zijn tussen een grootmacht (al dan niet in verval) en een opkomende macht. Het gaat om de affirmatie van de leiderspositie. De grootmacht wil status bevestigen en de opkomende macht wil positie veiligstellen. Dit leidt tot oorlog welke het scheeftgetrokken machtsevenwicht reguleert. Vb.: Rusland wordt door VS weggezet als ‘kleine grootmacht’ waardoor Poetin de behoefte heeft om zijn machtspositie te affirmeren. Radicale interpretatie: Oorlog vloeit voort uit de aard van het internationaal systeem. Het gaat hem om de dominantie van Noord over Zuid. Dominant kapitalistische staten binnen het internationale systeem moeten economisch groeien. Om dit te doen slagen wil het noorden de controle over natuurlijke hulpbronnen en de arbeidsmarkt in het Zuiden. Dit kan uitmonden in oorlog. Oorlogen om grondstoffen zijn een moderne variant van de koloniale oorlogen (tot 1947). Vb. Conflict tussen China en Japan over controle Zuid-Chinese Zee voor de mogelijke grondstoffen. Case: Inval van de VS in Irak Individu: - Misperceptie van individuele besluitvormers: Irak – internationaal terrorisme – massavernietigingswapens - elimineren van root cause van terrorisme, ‘mens = slecht’: elimineren Sadam
Marie Vereecken
81
Staat en samenleving: - liberalisme: elimineren dictator = installeren democratie = gevaar weg: Irak als voorpost van democratie in M-O - radicalisme: kapitalisme --> imperialisme --> oorlog: herwonnen economisch zelfvertrouwen VS Internationaal systeem: - realisme: oorlog als natuurlijk verschijnsel: unilateralisme VS als enige overgebleven grootmacht - radicalisme: oorlog om grondstoffen: Iraakse olie onder controle krijgen
Case: Invasie van Irak in Koeweit Individueel niveau: Saddam Hoessein zijn fundamentele onzekerheid en meedogenloze technieken, helpen om de acties van Irak uit te leggen. Hussein geloofde dat zijn acties geen militaire reactie van de internationale gemeenschap zou uitlokken. niveau van de staat: Irak handelde in haar eigen nationaal belang. Irak vond dat de olievelden illegaal in beslag waren genomen rond de tijd van Wereldoorlog I. De oorlog met Iran tussen 1980-1988 had ook de olie-inkomsten van Irak vermindert. Internationaal niveau: Verschillende factoren aangegeven dat de acties van Irak niet op verzet zou stuiten: de ontbinding van de Sovjet-Unie, de terughoudendheid van de Arabische Liga om haar leden te bekritiseren en het historische falen van de VN-Veiligheidsraad om doortastend (= met veel daadkracht) op te treden.
8.3. Soorten oorlogen Internationaal conflict: Dit is het meest bestudeerde conflict. Ze zijn het eenvoudigst te bestuderen en hebben in de geschiedenis de meeste schade aangericht. Het is een conflict tussen twee of meer staten. Internationaal conflict is eigenlijk fout De juist omschrijving is interstatelijk conflict want de staat valt niet altijd samen met de natie. Intrastatelijk conflict (burgeroorlog): Dit is een conflict met/zonder overheid. Het kan ook plaatsvinden tussen twee groepen zonder officiële militairen. Er is steeds minder oorlog waarbij staten betrokken zijn. Het besef is er dat oorlog niet loont. Een burgeroorlog zonder een overheid is een stijgende trend. Vb.: Syrië = combinatie inter –en intrastatelijk. Zowel burgeroorlog tegen de overheid, als gevechten tussen jihadistische groeperingen onderling binnen ‘oppositie’. Totaaloorlog: Oorlogen met meerdere grote mogendheden. Minstens 1 partij zet alle beschikbare middelen in met als doel de totale vernietiging van de vijand. De 1ste Wereldoorlog is een keerpunt geweest welke totaaloorlog in Europa onmogelijk maakt. Deze vorm van oorlog is verouderd. Beperkte oorlog:
Marie Vereecken
82
Deze oorlog heeft niet als doel de volledige overgave en vernietiging van de vijand, maar een kleiner doel. Dit kan het innemen van een stuk land zijn. Een voorbeeld van een beperkte oorlog is de Verenigde staten in Eerste Golfoorlog. De Verenigde Staten hernam het territorium van Koeweit, maar ging niet naar Bagdad om de regering van Irak omver te werpen. Enig overgebleven soort oorlog, totaaloorlog is ondenkbaar (< kernwapens) Vb.: Oekraïne = beperkt conflict. Kenmerken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ze gaan lang mee, er zijn periodes van gevecht en periodes van relatieve rust. Menselijke kosten zijn hoog: strijders en burgers worden gedood en verminkt. Voedselvoorziening worden onderbroken. Ziekten verspreiden zich als gezondheidssystemen lijden. Geld is afgeleid van de aankoop van wapens. Hele generaties kunnen opgroeien en enkel een staat in oorlog kennen.
8.4. Oorlogvoering: hoe worden ze gevochten Conventionele oorlog: = klassieke oorlog. Een land verklaart de oorlog aan een ander land waarbij ze alle middelen inzetten om de overwinning te halen. Conventionele oorlog wordt voornamelijk gevoerd met conventionele wapens. (= wapens waarvan effect beperkt is) Conventionele oorlog met niet-conventionele wapens: Yperiet tijdens WO I waarna er een verbod kwam op chemische wapens. Maar tijdens de WOII hebben de VS atoombommen laten vallen op de steden Hiroshima en Nagasaki in Japan. Er is een verbod op het gebruik van chemische wapens omdat de impact er van onvoorspelbaar is. Kernwapens maken de houdbaarheid van een klassieke oorlog onmogelijk. Ondanks verbod is er in bijvoorbeeld Syrië toch een gasaanval op de burgers geweest. Nuclear threshold (atoomdrempel): in deze oorlogen zijn de gevolgen niet te overzien Onconventionele/asymmetrische oorlog: oorlogvoering tussen ongelijke groepen. Strijdende partijen zij niet even sterk en de zwakke partij zoek naar manieren om de sterke partij aan te vallen. Bv. Door te profiteren van de zwakke punten van de tegenstander. Soorten 1. Guerrillaoorlog: is een asymmetrische oorlog met aan de ene kant de regering en langs de andere kant militair georganiseerde burgers. Fighters gebruiken een hit-and-run tactiek totdat de vijand is versleten.
Marie Vereecken
83
Vb.: Vietnam/Indochina bevrijdingsoorlog (Indochinese oorlog). Het Franse leger kreeg geen greep op Vietcong besloten terug te trekken op een bepaalde plaats om Vietcong te dwingen zich samen te troepen. Maar de Fransen waren niet op eigen grondgebied en hebben zich mispakt aan de plaats waar ze zich teruggetrokken hadden. Het lag nl. in een vallei waardoor ze overmeesterd werden door de Vietnamesen. Het was een complete mislukking. Vb.: Vrije Syrische Leger guerrilla tegen regeringsleger 2. Terrorisme: een bepaalde vorm van asymmetrische conflict welke een politieke doelstelling nastreeft. Eén zijde probeert angst te zaaien in de andere om concessies af te dwingen. Ze hebben geen militaire doelstellingen dus terrorisme is niet echt asymmetrische oorlog maar de VS ziet dit wel zo. Terrorisme wordt gebruikt door uiteenlopende groepen wat het begrip moeilijk te omschrijven maakt (geen algemeen aanvaarde definitie). Voor de één is iemand een terrorist en voor de ander een vrijheidsstrijder. Vb. Nelson Mandela. Daarom is de veroordeling van terrorisme niet vastgelegd als misdrijf. Het is een tactiek zo oud als mensheid. 1e eeuw vC.: Joden proberen Romeinen uit Midden-Oosten te verdrijven Drie kenmerken van terrorisme:
8.5.
Gewelddadig Politieke doelstelling na streven Heeft als doel angst te zaaien zodanig dat de publieke opinie druk uitoefent op de regering opdat hetgeen waarvoor een terreurdaad gepleegd werd veranderd zou worden.
Kan oorlog gerechtvaardigd zijn?
Ethisch debat (zeer oud) 1. Jus ad bellum (Grieken, christendom, islam, …) (recht om oorlog te voeren): Er moet een gerechtvaardigde reden zijn om oorlog te voeren. De juridische basis om oorlog te voeren vandaag is vastgelegd in het VN handvest: oorlog voeren uit zelfverdediging of bij een schending van de mensenrechten. Er mag geen oorlog gevoerd worden om futiliteiten. Niet iedereen mag oorlog voeren, het moet uitgeroepen zijn door een bevoegde autoriteit. Het moet proportioneel zijn: militaire middelen moeten in verhouding staan met de reden.
Marie Vereecken
84
Vb.: Irak 2003 = ongerechtvaardigd. Drogreden, VS heeft niet autoriteit, niet proportioneel. Afghanistan wel gerechtvaardigd. Reactie op 9/11, mandaat van VN, weigering Taliban om verantwoordelijken 9/11 uit te leveren.
2. Jus in bello (rechtvaardigheid tijdens oorlog): is er regelgeving bij het voeren van oorlog? Eens in oorlog kan je doen wat je wil? De Slag bij Solferino, een ware slachtpartij (F&I tegen Oostenrijk), in 1859 heeft een langetermijneffect gehad op het toekomstige gedrag van militaire acties. Henri Dunant, oprichter van het rode kruis, heeft gepleit voor een verdrag van gedragsregels voor militairen tijdens de oorlog. Dit resulteerde in de ‘Geneefse conventies’ = regels voor ‘beschaafde’ oorlogsvoering. Er kwam een wettelijk verplicht onderscheid tussen strijders en niet strijders. 3. R2P: responsibility 2 protect (humanitaire interventie): als een welbepaalde staat geen bescherming biedt aan zijn bevolking, dan hebben andere staten niet alleen het recht maar is het hun plicht van om in te grijpen en de mensenrechten te beschermen. gaat in tegen verdrag van westfalen: R2P = erosie staatssoevereiniteit. R2P is ingeroepen geweest in Libië (Khadaffi) maar niet in Syrië (Al-Assad). Om die reden dat r2p geen internationaal recht is op dit ogenblik. Het is een toenemende norm als het samenvalt met de nationale belangen.
8.6. Hoe oorlogen vermijden? 8.6.1 Realisme Realisten zijn niet oorlogszuchtig, ze pleiten niet voor oorlog. Oorlog is (soms) onvermijdelijk maar er moet toch getracht worden middelen te vinden om geweld te vermijden. Dit kan via: 1. Machtsevenwicht: machtsonevenwicht is een uitnodiging voor militair geweld. Dit onevenwicht moet hersteld worden door allianties en bewapening. Zo sta je even sterk als de ander en is er geen oorlog. 2. Afschrikking (deterrence): Door te dreigen de ander laten afzien van iets en het ongewenste gedrag van de ander stoppen (KO). De meest verregaande vorm van afschrikking is de Mutual Assured Destuction (MAD). Dit houdt in dat landen elkaar verzekeren elkander te vernietigen als er één atoomwapens inzet (overschrijden van de atoomdrempel). Realisten zeggen dat hierdoor de vrede is kunnen blijven bestaan. 3. Hegemonic Stability (neorealisme) De hegemonie van een land kan zijn wil opleggen om stabiliteit te creëren Vrede door hegemonie van 1 land (bvb VS) Een belangrijke beperking van het machtsevenwicht is het onvermogen om de beveiliging te beheren tijdens perioden van fundamentele verandering (want het ondersteunt de status quo). + Bondgenootschappen zijn vervangbaar (geen voordeel meer dan valt het uit elkaar, bondgenootschappen zijn opportunistisch).
Marie Vereecken
85
8.6.2 Liberalisme Vrede Via: 1. Er moest verhinderd worden dat landen wouden streven naar machtsevenwicht want dit is een instabiele basis die voor misperceptie zorgt. Een alternatief voor vrededoor-machtsevenwicht was de Collectieve Veiligheid: alle landen moeten samenspannen tegen één land die een invasie doet in een ander land en dat aangevallen land te hulp schieten. 2. Wapenbeheersing & ontwapening: Heeft geleid tot NPV: Non proliferatieverdrag: is een verdrag dat het bezit van kernwapens beperkt. Hoe minder wapens, hoe minder kans op oorlog (sterk contraproductief volgens realisten- pro/contra hangt af van welk paradigma je inneemt).
Hoofdstuk 9 Internationale Politieke Economie Wat is IPE? De wederzijdse en dynamische wisselwerking tussen politieke en economische verschijnselen voor het het verkrijgen van welvaart en macht.
Invloed van politiek op internationale economische verschijnselen
Mondialisering als gevolg van gevoerd beleid Liberalisering en deregulering van de markten
Waarom? Welke belangen spelen een rol?
Vb.: bankencrisis volgens IPE: deregulering hervorming nodig. Economen: ook hervormen, maar zonder politieke haalbaarheid te bekijken
Invloed van internationale economische verschijnselen op politiek
Vb.: interdependentie leidt tot meer vrede (liberalisme) Wat is de invloed van mondialisering op de autonomie van staten? Is de sociale zekerheid onhoudbaar zoals ze nu is in West-Europa? Wat is de impact van mondialisering op het beleid inzake sociale zekerheid?
Theoretische stromingen: liberalisme (individu), realisme (staat), radicalisme (klasse)
Marie Vereecken
86
9.1. Mondialisering 9.2.1. 1STE Pijler = Groei van internationale handel -
De wereld is geëvalueerd naar een vrijhandelsysteem: afbouw van handelstaksen, tolgrenzen, … Maar dit is niet altijd zo geweest. In de jaren ’30 was er een financiële crisis die gepaard ging met handelsoorlogen: Landen wilden binnenlandse bedrijven redden van faillissement & export stimuleren. Ze wouden de werkloosheid tegen houden o.m. door de importkosten op te trekken (= protectionisme, mercantilisme). Het probleem was dat alle landen dit deden wat een implosie van de internationale handel veroorzaakte en de crisis nog meer versterkte (misschien zelfs één van de oorzaken voor WO II).
-
Kort na de WOII werd een verdrag opgesteld voor de afbouw van de invoerheffingen om de vrije handel te laten heropleven. GATT = General Agreements on Tariffs and Trade: Multilaterale handelsakkoorden: (Op multilaterale basis handelstarieven afbouwen) handel die stapsgewijs geliberaliseerd is geweest doordat landen die wouden samenwerken hun importskosten voor elkaar deden dalen. Zo verkregen landen toegang tot nieuwe markten. Voorlopig 7 GATT-rondes: In alle ronden werd een verdrag bereikt dat de ondertekenaars hoofdzakelijk tot de verlaging van invoerheffingen verplicht. Vb. Uruguay- ronde was de laatste ronde (’86): akkoord gevormd voor landbouw, over aan welk tarief mocht geïmporteerd en geëxporteerd worden. Tijdens de Uruguayronde werd ook de wereldhandelsorganistie opgericht. (groei van export +2000% sinds 1950, veel sterker dan BBP)
-
In 1995 werd de wereldhandelsorganisatie opgericht: is een intergouvernementele organisatie die toeziet op de naleving van afspraken over de handel tussen landen. Als één land zijn handelsafspraken niet nakomt, zullen de verschillende landen van de organisatie ervoor zorgen dat dit wel nageleefd wordt. (kunnen politieke druk uitoefenen GATT) Taken: Internationale handel bevorderen Geschillenbeslechting: land kan klacht indienen tegen ander land als die gemaakte akkoorden niet respecteert (protectionistisch optreedt). Het Land dat de klacht indient kan toestemming krijgen om als ‘vergelding’ protectionistische maatregelen te nemen tegen dat ander land. o o
Verregaande regionale akkoorden: NAFTA, EU, … Verregaande bilaterale akkoorden: tussen de VS en EU; TTIP, TPP, …
Marie Vereecken
87
De Doha-ronde is een onderhandelingsronde tussen bijna 150 landen in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie. De doelstelling van de Doha-ronde, net als alle vorige onderhandelingsrondes, bestaat erin om de wereldhandel vrijer te maken en marktbelemmeringen te beperken. De Doha-ronde moest normaal gesproken in 1999 van start gaan, maar de Verenigde Staten en Europa raakten het toen niet eens over de onderhandelingsagenda.
9.2.2 2e Pijler = Groei van internationale financiën -
Na WOII was er enkel liberalisering van handel. Vanaf de jaren ’80 was er de Liberalisering van internationale financiën. Wat inhoudt dat er vrij kapitaalverkeer is (geen kapitaalcontroles). Vb. banken geld laten lenen van/aan banken over hele wereld. Dit heeft een extreem snelle groei gekend (nog sneller dan handel).
-
Van vaste (WO II) naar vlottende (nu) wisselkoersen. Vaste: bij dit wisselkoerssysteem is de onzekerheid in de internationale handel weggewerkt. De monetaire autoriteiten interveniëren om zo de koersschommeling ten opzichte van hun voornaamste handelspartners te beperken. De munt is als het ware gebonden aan een andere munt Het Bretton Woods system was een systeem dat na WOII voorzag in de invoering van een stelsel van vaste wisselkoersen: De wisselkoersen worden door de staten zelf bepaald ten aanzien van hun munt. De belangrijkste munten (pond, D-Mark, Yen, RMB, …) werden gekoppeld aan de dollar, die op zijn beurt gekoppeld werd aan een vaste waarde in goud. Dit heet twee redenen: ten eerste waren ze van mening dat dit handel zou doen heropleven en stabiliseren. Ten tweede wouden landen de competitiviteit van de muntdevaluatie vermijden. Het begin van de jaren ’70 betekende het einde van Bretton Woods & het begin van het IMF = internationaal monetair fonds: Vlottende: vraag en aanbod bepalen de wisselkoers, de monetaire autoriteiten interveniëren niet. Bij dit systeem is de onzekerheid in de internationale handel groot.
Marie Vereecken
Leden van IMF mogen zelf kiezen hoe de waarde van hun munt wordt bepaald Flexibele wisselkoersen (vlottende munten) worden bepaald door vraag & aanbod. Vb. als iedereen dollars begint aan te kopen dan zal dollar duurder worden. Hoe groter de vraag hoe duurder, hoe kleiner de vraag hoe goedkoper. Dus dit is een flexibel systeem omdat het constant fluctueert. Vb.: EMU lidstaten koppelden hun munt aan de D-Mark (= vlottende munt) Vb.: euro = vlottende munt (maar binnen de eurozone is de waarde van de nationale munten als het ware vastgezet t.o.v. de euro)
88
9.2.3 3e Pijler = Multinationale ondernemingen Vandaag de dag zijn er ± 60.000 MNO’s die 80% van de wereldwijde productie produceren. M.a.w. MNO’s kunnen veel macht uitoefenen. Als gevolg van de mondialisering voelen multinationals de motivatie om te investeren in het buitenland en er buitenlandse filialen op te richten. Dankzij de technologische evolutie en de vrijhandel kunnen ze, i.t.t. tot vroeger, tolmuren en transportkosten vermijden. MNO’s zullen het productieproces doen verlopen op een transnationale manier voor lagere arbeidskosten.
9.2.4. 4e Pijler = Internationale instellingen Doel: de Washington-consensus bewaren: tien beleidsprincipes die het hervormingspakket vormen voor landen getroffen door de economische crisis. 1.
IMF: Zorgde in de eerste plaats voor een vlottende wisselkoers voor liberalere economie. Ten tweede hielp het IMF landen die niet meer in staat zijn schulden terug te betalen, deze wel te kunnen betalen door ze een hulplening (korte termijn) aan te bieden. In ruil worden conditionaliteiten (strenge voorwaarden) opgelegd zodat de landen hun schulden echt terugbetalen.
2. Wereldbank: Na WOII opgericht voor de heropbouw van Europa. Nu heeft het als doel langetermijnleningen toe te kennen aan ontwikkelingslanden voor de opbouw van de economie & terugdringen van de armoede. 3. Wereldhandelsorganisatie: Zorgen ervoor dat de handel geliberaliseerd blijft door toezicht te houden op de naleving van de handelsakkoorden.
9.3. Liberale visie op mondialisering
1. Mondialisering doet welvaart toenemen: -
Volgens de liberalen is de vrijhandel gebaseerd op de comparatieve voordelen een goede zaak voor het individu: landen moeten zich toeleggen op productie van goederen waar ze een comparatief kostenvoordeel hebben (waar ze qua productie goed in zijn). Vervolgens moeten de landen deze exporteren naar andere landen met een comparatief nadeel voor die goederen. De welvaart van de ontwikkelingslanden zal er op vooruitgaan en het is ook in het voordeel van de consument want door de vrijhandel gebaseerd op de comparatieve voordelen zijn goederen goedkoper. Vb.: VS/EU comparatief voordeel voor kapitaalintensieve goederen (auto’s). India, Zuid-Amerika comparatief voordeel voor arbeidsintensieve goederen (textiel, landbouw, …).
Marie Vereecken
89
Door de wederzijdse exporter is er een stijging van de welvaart aan beide kanten. Concurrentie zorgt voor stijgende efficiëntie daling van prijzen (voor consument) -
Optimale allocatie van kapitaal via vrij kapitaal verkeer: Er is een hogere marginale opbrengst doordat de return-on-investment (winsten) in de ontwikkelingslanden hoger is terwijl de investment lager ligt. Een deel van winst vloeit terug naar ‘Westen’ en een deel van de winst zorgt voor de verbetering in ontwikkelingslanden win-winsituatie.
2. Internationale interdependentie zorgt voor vrede (minder internationaal conflict): -
Welvaart stijgt = middenklasse wordt groter = meer democratie Democratic Peace Theory.
-
The Golden Arches Theory (McDo): twee landen waar een McDo aanwezig is hebben zich geïntegreerd in de wereldeconomie en zullen nooit met elkaar in conflict treden (afhankelijkheid van internationale handel). Uitzonderingen: Libanon vs. Israel (2006); Rusland vs. Georgië (2008); RuslandOekrraïne (huidige Krimoorlog)
3. Indicaties? Er is een opkomst van ‘emerging markets’ in China, India, … door de sterke economische ontwikkeling. Er heeft weliswaar een convergentie plaatsgevonden tussen het Westen & de ontwikkelingslanden. Dit toont het voordeel van mondialisering aan voor de 3e wereld. Volgens de liberalen wordt het idee, dat mondialisering enkel in het voordeel is voor de machtigen, hierdoor weerlegd. De westerse landen kennen een relatieve achteruitgang maar in absolute cijfers is er nog steeds groei. Er is een daling van de absolute armoede ($1,25/ dag) Alle landen zijn er in absolute termen op vooruitgegaan. O.b.v. aandeel van staten in internationaal BBP
9.4. Realistische visie op mondialisering 1. Mondialisering is in het belang van de machtigste staten: De Natiestaat blijft de kern van de wereldeconomie. De natiestaat wordt niet aangetast door de mondialisering, het blijft centraal staan en zal altijd de nationale
Marie Vereecken
90
belangen kunnen verdedigen ( Liberalisme). Het is in principe omkeerbaar. (wanneer mondialisering niet langer in het voordeel van de staten is). Handel wordt gerealiseerd naargelang de nationale belangen van de machtigste landen. 2. Internationaal economisch conflict: Soms zijn protectionistische maatregelen nuttig en moeten de handelskosten opgetrokken worden om de eigen industrie goed te kunnen uitbouwen (vooraleer de grenzen open te stellen en concurrentie met buitenland aan te gaan). M.a.w. mercantilisme (zo weinig mogelijk import, zo veel mogelijk export) is een noodzakelijke stap tot industriële ontwikkeling = “infant industry argument”(De kern van het argument is dat opkomende industrieën niet de schaalvoordelen hebben die hun oudere concurrenten uit andere landen hebben, en dus beschermd moeten worden tot ze hetzelfde schaalvoordelen kan bereiken vb. oost-aziatische tijger).
Geen enkele natiestaat heeft een goede industrie kunnen uitbouwen door handel meteen te liberaliseren. 3.
Voorbeeld van hedendaags mercantilisme: China houdt de wisselkoers (kunstmatig- door dollars op te kopen) laag wat ervoor zorgt dat export goedkoper wordt en concurrentie verminderd =Devaluatie: De devaluatie van een munt is de daling van de waarde van een munteenheid die een vaste wisselkoers kende. Een devaluatie is vaak het resultaat van een beslissing van de overheid.
Vlottende munt wordt minder waard t.o.v. andere munten. China kan een handelsoorlog uitlokken. Volgens realisten zijn zulke situaties onlosmakelijk verbonden met de mondialisering. Bijvoorbeeld: Lenovo = Chinees pc-bouwer; concurrent voor Amerikaans DELL Produceert in China, dus kosten (en lonen) zijn in RMB moet de pc verkopen tegen 2500 RMB om winst te maken Stel wisselkoers: 5 RMB/USD ( vrij hoge koers van RMB) 1. Prijs in VS voor Lenovo pc moet 500 USD zijn 2. DELL produceert pc met winst aan 400 USD & kan exporteren naar China met pc’s aan 2000 RMB 3. zowel op de Amerikaanse als de Chinese markt heeft DELL concurrentieel voordeel Stel wisselkoers: 10 RMB/USD ( koers RMB ligt stuk lager) 1. Productiekost voor Lenovo blijft gelijk (2500 RMB voor winst) 2. In VS kan Lenovo nu verkopen voor 250 USD 3. Wil DELL exporteren naar China moet het zijn pc’s aan 4000 RMB verkopen 4. nu heeft Lenovo overal een concurrentieel voordeel: a. Chinese devaluatie = nefast voor VS b. China voert beleid i.f.v. eigen nationale belangen
Marie Vereecken
91
grote opkoop USD door Chinese nationale bank (heeft ± 4.000 miljard USD) artificieel de vraag naar USD verhogen = waarde van USD hoog houden, en dus eigen munt (RMB) relatief laag. Zorgt ten eerste voor makkelijke expansie van binnenlandse bedrijven (lage exportkost). Beschermt ten tweede ook de interne markt tegen buitenlandse bedrijven (hoge importkost)
9.5. Radicalisme 1. Mondialisering is in het belang van de machtigste klassen in de samenleving (// realisme) -
I.t.t. tot het realisme hebben natiestaten geen belangen maar enkel individuen en groepen hebben belangen
-
Het beleid is in functie van de rijkste economische instituties waaronder de MNO’s: Het is hun invloed die de liberale mondialisering heeft doorgevoerd. MNO’s hebben belang bij kapitaal door te sluizen van de ene naar de andere vestiging = kapitaalverkeer. Zo kunnen ze winst verhuizen naar die jurisdicties waar belastingen laag zijn (lage belasting = hoge winst) = Offshore financiële plaatsen. (één van de oorzaken van de Crisis 2008)
2. Niet in het belang van zwakke groepen: -
Er is een toename van de internationale ongelijkheid ( Liberale convergentie). De rijkdomskloof tussen Noord & Zuid verkleint niet. China is een uitzondering waar de kloof wel kleiner geworden is (protectionisme) maar waar de nationale inkomensongelijkheid wel toegenomen is. Maar als China niet meegerekend wordt dan merken de radicalen op dat de internationale ongelijkheid toegenomen is. De GINI-coëfficient, het getal waarin de inkomensongelijkheid wordt uitgedrukt, stijgt (hoe dichter de Gini naar de 1 neigt, hoe groter de ongelijkheid). Dus de mondialisering is niet in het belang van de armste in de wereld.
-
Toename internationale financiële instabiliteit. Tijdens de Bretton Woods periode was er geen crisis door de kapitaalcontroles. Radicalen leggen uit dat de financiële crisis zich voordoet van zodra liberalisering zich voordoet.
-
Internationale economische instellingen worden gedomineerd door het westen.
9.6. Regionalisering - Mondialisering Regionale Economische Integratie aanvulling of alternatief voor mondialisering? Economische integratie = Het samenvoegen van nationale markten waardoor er vrij verkeer van goederen en diensten tussen deze markten ontstaat. Het is
Marie Vereecken
92
gebaseerd op het idee dat een grotere markt met een vrij verkeer meer mogelijkheden zou bieden voor investeringen en groei zou toelaten . Een vrijhandelszone is een vorm van regionale integratie waarbij twee of meer landen de douanetarieven ten opzichte van elkaar afschaffen: 1. Europese unie
Er is een brede consensus dat de Europese integratie heeft geleid tot een grotere creatie handel en positief welzijn. -
In de eerste plaats hadden we de oprichting van de EEG in 1958: binnen de EEG werd een gemeenschappelijke markt gevormd. Het EEG-verdrag bevatte bepalingen over landbouw, transportmogelijkheden, en economische relaties met niet-leden.
-
In 1986 hadden we de Single European Market (SEM): een interne markt met als doel het verkeer van kapitaal, arbeid, goederen en diensten tussen de leden zo eenvoudig mogelijk te maken. M.a.w. het gaat er om de interne markt te liberaliseren.
-
Het verdrag van Maastricht (1992): heeft de Euro ingevoerd.
Mercantilisme (fortress europe): bv. genetisch gemodificeerde zaden weren uit EU (Monsanto = VS) (grote handelsmacht EU t.o.v. individuele landen) neoliberalen: zonder Europa zou onze handelsmarkt veel minder sterk zijn en zouden we geen maatregelen kunnen nemen zoals we dat nu doen. Radicalen wijzen er op dat de EU te liberaal is geworden & dat het zich niet gefocused heeft op een positief integraal beleid. Dit wijst er op dat mondialisering in het belang is van de machtigen. = negatieve integratie (uitblijven Europees sociaal beleid)
2. De Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst ( NAFTA ) -
Vrijhandelszone die Canada, de Verenigde Staten en Mexico omvat die aanzienlijk verschilt van de EU. Ten eerste is de drijvende kracht in de NAFTA niet de politieke elite maar Multinationals die een groter marktaandeel zoeken. In de Eu zijn er maatregelen voor verschillende alle sectoren. De NAFTA houdt zich enkel bezig met economische samenwerking. Ten tweede is samenwerking in het handelsverkeer niet bedoeld om te leiden tot een vrij verkeer van werknemers.
-
Kritiek vanuit de Amerikaanse arbeidersbeweging: men was bang dat veel bedrijven hun vestigingen zouden verplaatsen naar Mexico vanwege de lagere lonen, waardoor veel Amerikanen vreesden voor een hoge werkloosheid. Sinds het vrijhandelsakkoord werden veel maquiladores opgericht in mexico. Dit was een goede zaak voor Mexico omdat het werkgelegenheid creëerde. Maar Amerikanen geloven dat velen onder hun hierdoor hun job verloren zijn.
Marie Vereecken
93
9.7. Economische wereldorde na mondiale financiële crisis Mondiale crisissen kunnen de economische wereldorde doen veranderen: De huidige crisis (recessie) is zwaarder dan die van in de jaren ‘30 (grote depressie). Maar aangezien we lessen getrokken hebben uit de mondiale depressie van 1930, is er een sneller herstel geweest. De toestand was sneller gestabiliseerd & de economische groei was opgeflakkerd door een begrotingsbeleid. Internationale economische instellingen hebben een rol gespeeld in die stabilisering: wereldhandelsorganisatie (wto), het IMF (zie 9.1. pijlers mondialisering) & de G20: Een informele groep van 19 ontwikkelde landen met o.a. Brazilië, Rusland, India, China & Zuid-Afrika (die sneller groeien dan reeds ontwikkelde landen) + Eu, welke ondertussen een belangrijk orgaan geworden is. Hierdoor kunnen landen als Brazilië en China hun stempel zetten op de hervormingsagenda. De vraag is of zij het neoliberaal model in vraag zullen stellen. Er zijn verschuivingen geweest in het westen: staten hebben een meer interventionistisch karakter aangenomen door banken te redden (verschuiving geweest van markt naar staat).
Marie Vereecken
94