Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 17
Hoofdstuk 1 de kleine koning
1817-1837
De vertrouwensman Onweerstaanbaar dringt het beeld zich op. De minister van Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden, Cornelis Felix van Maanen, heeft zich op een januariavond in 1817 na een lange werkdag teruggetrokken op zijn Brusselse werkkamer. Omringd door stapels papier, een kaars op tafel en zijn pen koortsachtig in de inktpot dopend, schuift de doorgewinterde jurist de ene na de andere versie terzijde van een kennelijk hoogst gewichtig geschrift. ‘Op heden den’ – open plek – ‘1817 des middags ten twee...’ doorgehaald en verbeterd: ‘ten twaalf uren…’ Nieuwe poging. ‘Op heden den … 1817 des middags ten twaalf uren heb ik nn Lid van de regerings Commissie der Stad Brussel...’ Ten slotte ligt er een tekst die een klerk in zijn mooiste schoonschrift mag kopiëren op een foliovel. Maar zelfs die heeft het niet gehaald: een paar doorhalingen en verbeteringen hebben ervoor gezorgd dat ook dit indrukwekkende stuk alleen nog maar goed was voor het oud papier – of voor het archief, want dat is de plek waar de kladversies en concepten uiteindelijk zijn beland.1 Bijna tweehonderd jaar later wordt de lezer bevangen door een gevoel van mededogen met de bewindsman, die zich naast zijn drukke werkzaamheden als minister van Justitie opgescheept zag met zoiets triviaals als een geboorteaangifte. Wat de bezigheid zo beladen maakte, was dat het niet om Van Maanens eigen kroost ging, maar om de oudste kleinzoon of -dochter van zijn superieur, Willem Frederik, de eerste Nederlandse Oranjekoning. Een extra complicatie was de onbekendheid van Van Maanen met deze formaliteit. De burgerlijke stand was een recent verschijnsel, net als het kadaster, de onderwijswet, het burgerlijk huwelijk, een gewijzigde rechtspraak en het burgerlijk wetboek (de Code Napoléon). Het waren allemaal zaken die in het
[ 17 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 18
voorgaande decennium waren ingevoerd, tijdens de Franse overheersing van de Nederlanden. In het kader van de burgerlijke stand moest iedere pasgeboren inwoner van het Koninkrijk der Nederlanden worden ingeschreven in het geboorteregister. Ook personen van koninklijken bloede ontkwamen hier niet aan, al beschikten zij over dienaren die zich over deze administratieve kant van de gezinsuitbreiding konden buigen. In dit geval viel de eer toe aan Van Maanen. Maar zelfs voor deze vertrouweling van koning Willem i, meer dan wie ook gewend aan juridische praktijken en ambtelijke plichtplegingen, was de geboorteaangifte van een prins onbetreden terrein. Het zijn niet alleen de kladversies die laten zien hoe de minister van Justitie heeft geworsteld met de nieuwe bepalingen. Het blijkt ook uit een ‘Memorie’ die zich tussen kladversies bevindt. ‘De voorschriften van het nog in werking zijnde burgerlijk regt…’ – daarmee doelde Van Maanen op de Code Napoléon – ‘…ten aanzien van de aangifte der geboorte van kinderen aan den beambten van den burgerlijken Stand, zijn vervat in art. 55-56 en 57 van het burgerlijk Wetboek, welke aldus luiden...’ Volgen de drie artikelen, waaronder: ‘De geboorteaangiften moeten worden gedaan, binnen drie dagen na de bevalling tegenover de plaatselijke ambtenaar van de burgerlijke stand; – het kind zal hem worden getoond.’ Van Maanen richtte zich met zijn overwegingen tot zowel de koning als diens oudste zoon Willem, de prins van Oranje. Hij was immers de vader van het kind waarvan de geboorte nu elke dag kon worden verwacht. Maar het oordeel van de verhoopte grootvader scheen van groter gewicht. Koning Willem i liet bij monde van zijn secretaris weten dat hij ‘geene reflectiën’ tegen de Memorie had.2 Op 6 februari ontbood Van Maanen de ambtenaar van de burgerlijke stand in Brussel, Louis baron DeVos de Cauwenberghe, op het ministerie om de gang van zaken rond de geboorteaangifte te bespreken. Het ging louter om de ambtelijke formaliteiten. Ze hadden het nog niet over de openbare uitingen van vreugde, zoals de kanonschoten waarmee de geboorte publiek zou worden gemaakt: 101 als het een prins was, en 34 voor een prinses.3 Zelfs na het onderhoud met DeVos had Van Maanen nog niet alle gegevens op een rij. Hij kon er blind naartoe lopen, maar hoe heette eigenlijk de straat waaraan de aanstaande vader woonde? Een verzoek om nadere inlichtingen werd door de Brusselse edelman per omgaande beantwoord: het hôtel van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje was gelegen aan de Rue du Conseil, zevende sectie. Aan het straatje stond de voormalige Kanselarij van Brabant, die sinds mei 1816 het tijdelijk onderkomen was van de kroonprins en zijn vrouw. In hetzelfde gebouw zetelden ook de Staten-Generaal.4
[ 18 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 19
Naast medegevoel krijgt men een zekere bewondering voor de machtigste minister in het koninkrijk, die zich niet te goed voelde staatszaken te combineren met dit ambtelijke gepuzzel. Maar waarom had uitgerekend Van Maanen de opdracht gekregen om de geboorteaangifte af te wikkelen? Hij stond immers niet bekend om zijn onwankelbare Oranjegezindheid. De grilligheid van de vaderlandse geschiedenis tussen 1795 en 1817 laat zich aan geen persoon zo goed aflezen als aan Cornelis Felix van Maanen. Hij leefde van 1769 tot 1846, zodat hij nét de grondwetswijziging van 1848 niet meer meemaakte, die hem trouwens weinig genoegen zou hebben gedaan. Hij was echter oud genoeg om de opkomst en ondergang van de patriotten mee te maken, de veranderingsgezinde tegenstanders van de Oranjes. Zijn loopbaan zegt veel over wie hij was, maar niet minder over de uiteenlopende heersers die hij diende. Zijn vader Johan van Maanen, een bekend jurist in Den Haag, sloot zich in een vroeg stadium bij de patriotten aan. Aanvankelijk ging het hem en zijn geestverwanten voor de wind: ze verdreven de weinig populaire stadhouder Willem v uit Den Haag en kregen op steeds meer plaatsen de macht in handen. Tot 28 juni 1787, de dag dat Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van de stadhouder en moeder van de latere koning Willem i, door een patriottische factie naar Goejanverwellesluis werd opgebracht. Na haar vrijlating riep ze de hulp in van haar machtige broer, de Pruisische koning Friedrich Wilhelm ii. Nadat die gewapenderhand de oude orde in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had hersteld en Wilhelmina’s antiorangistische kwelgeesten ervan langs gegeven, moesten de patriotten het overal in het land ontgelden. Cornelis Felix van Maanen, net achttien, was er getuige van dat zijn ouderlijk huis werd bestormd en geplunderd.5 Het waren stormachtige tijden geweest, die velen zich in 1817 levendig herinnerden. Zelfs de hoofdpersoon van die gebeurtenissen, prinses Wilhelmina, kon er nog altijd over meepraten. Ook in het licht van wat volgde, was het opmerkelijk dat juist Van Maanen de geboorteakte van haar achterkleinkind moest opstellen. Terwijl de stadhouder zich in 1788 weer aan zijn bestuurlijke taken wijdde, doorliep Van Maanen zijn rechtenstudie aan de universiteit van Leiden. Zijn prille loopbaan leek van de politieke tegenwind weinig hinder te ondervinden, maar hij stelde zich, als het erop aankwam, dan ook niet overdreven principieel op. In 1793 vestigde hij zich als advocaat in Den Haag. Toen hem gevraagd werd om, ter bevordering van zijn praktijk, de eed af te leggen op het erfstadhouderschap, deed hij dat.6 Het valt echter niet te ontkennen dat Van Maanen veel te winnen had bij
de kleine koning
[ 19 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 20
het verdwijnen van datzelfde erfstadhouderschap. Dat moment brak in 1795 aan, toen de Fransen, twee jaar nadat ze de stadhouder de oorlog hadden verklaard, het land binnentrokken en de patriotten, inmiddels Bataven geheten, aan de macht hielpen. Stadhouder Willem v week met zijn gezin uit naar Engeland. In zijn gezelschap bevonden zich ook prins Willem Frederik, de latere koning Willem i, met zijn vrouw Mimi en hun zoon, net twee jaar oud, die in de verre toekomst koning Willem ii zou worden. Terwijl de Oranjes in ballingschap van de schrik bekwamen, aanvaardde Van Maanen in de nieuwe Bataafse Republiek de betrekking van procureur-generaal. Hierdoor werd hij een spilfiguur in een serie politieke processen. Als procureur beschuldigde hij bijvoorbeeld zijn collega-jurist Ocker Repelaer van Driel, een vurig orangist, van hoogverraad. Van Maanens strafeis: de dood door
Cornelis Felix van Maanen, minister van Justitie en na de koning de machtigste man van Nederland. Als vertrouweling van koning Willem i werd hij belast met de aangifte van Willems geboorte.
[ 20 ]
1817-1837
Litho van G.L.F. van Kinschot naar een schilderij van F.B. Waanders
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 21
het zwaard, en betaling van de proceskosten. Hij moet overigens diep opgelucht zijn geweest toen Repelaer, met wie hij ondanks alles bevriend was en bleef, tot vier jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Het was de Bataafse wetgeving die hem zijn harde opstelling had voorgeschreven – en vóór alles was Van Maanen een handhaver van de wet. Dit ervoer ook de jurist Gijsbert Karel van Hogendorp, die net als Repelaer de Oranjes trouw was gebleven. Toen Van Hogendorp in 1801 opriep om de oude gezagsverhoudingen te herstellen en dit document – tegen zijn bedoelingen in – in druk verscheen, kreeg hij met Van Maanen van doen. De procureur verzocht enkele collega-juristen elders in het land om een nader onderzoek naar ‘de bekende geruchtgemaakt hebbende verklaaring door gemelden G. van Hogendorp aan het Staatsbewind gedaan’. Net als in het geval van Repelaer had Van Maanen het niet zozeer gemunt op de persoon zelf, maar was zijn demarche gericht tegen de verspreiding van het document. Dát was onwettig.7 Hij stelde een lijst op van vooraanstaande burgers die volgens hem orangisten waren, ‘malcontent’ bovendien en dus een bedreiging van de staatsveiligheid. Ook Van Hogendorp – ‘zeer groot Orangist’ – had hij op de lijst gezet.8 De teloorgang van de Bataafse Republiek en de patriottische idealen, de stichting in 1806 van het Koninkrijk Holland met Napoleons broer Lodewijk Napoleon aan het hoofd en ten slotte, in 1810, de inlijving van dat koninkrijk in het Franse keizerrijk stonden Van Maanens loopbaan niet in de weg. In 1807 werd hij minister van Justitie en Politie. Drie jaar later trad hij toe tot de Conseil pour les affaires de Hollande, een adviesraad die in Parijs zetelde. Hier ontmoette hij ook keizer Napoleon, die diepe indruk op hem maakte. En hij deed zijn werk met de ijver die men van hem gewoon was. Zo kwam het dat hij weldra ook staatsraad in buitengewone dienst werd en ten leste – prachtige beloning voor jarenlange toewijding aan de totstandkoming van de rechtsstaat – de eerste president van het Keizerlijk Gerechtshof. En toen werd het 30 november 1813, de dag waarop Willem Frederik, de zoon van de inmiddels overleden stadhouder Willem v, op het strand van Scheveningen landde. Zijn goede verstandhouding met zijn voormalige gedaagden kwam Van Maanen vanaf dat moment zeer van pas. Van Hogendorp wees prins Willem Frederik, vanaf 2 december soeverein vorst, op de kwaliteiten van Van Maanen. Zelfs Repelaer van Driel prees de verdiensten van de man die ooit de doodstraf tegen hem had geëist. Zo kwam het dat Van Maanen op 6 december tegenover de soeverein vorst stond: niet als beschuldigde van samenspannen met de vijand of hoogverraad, maar als lid van de juist ingestelde Kabinetsraad, waarin hij belast was met alle taken ‘welke tot dusver aan den Groot
de kleine koning
[ 21 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 22
Rechter Minister van Justitie pleegden te geschieden’. En hij sprak de vorst toe, niet deemoedig of berouwvol, maar met klinkende stem, kin omhoog: Doorluchtige Vorst en Heer! De blijde terugkomst van Uwe Koninglijke Hoogheid op den Vaderlandschen grond, de plechtige en aandoenlijke verklaring der edele gevoelens, welke haar bezielen, de hartelijke en edelmoedige bereidvaardigheid, waarmede Uwe Koninglijke Hoogheid aan de roepstem van geheel Nederland heeft voldaan; vervullen de harten van alle Uwe landgenooten met de reinste vreugde en dankbaarheid.9 Aldus een man die drie weken daarvoor nog onvoorwaardelijk achter de Franse keizer had gestaan. Van Maanens optreden zegt veel over hemzelf, maar niet minder over de stemming in die dagen. Als de bevrijde Nederlanders zouden overgaan tot vervolging van de collaborateurs, met wie moesten ze dan beginnen? Bijna iedereen had op een of andere manier wel met de Fransgezinde overheid meegewerkt, of er zelfs deel van uitgemaakt. Napoleons bekendste bondgenoot in de Nederlanden was niemand minder dan de soevereine vorst zelf. Tussen 1802 en 1806 had Willem Frederik immers met instemming van de Fransen geregeerd over het Duitse vorstendom Fulda. Van Maanens landgenoten hadden zich nauwelijks anders opgesteld dan de hooggeplaatste jurist. Zij hadden de achtereenvolgende veranderingen in het staatsbestel gelaten ondergaan en begonnen pas weer naar de terugkeer van de Oranjes te verlangen toen het einde van de Franse heerschappij ophanden was. Toen het eenmaal zover was, gedroegen ze zich alsof de stadhouder en zijn nageslacht nooit uit hun gedachten waren geweest. De dagboekaantekeningen van Willem de Clercq, koopman en chroniqueur van het dagelijks leven in de negentiende eeuw, spreken voor zich. Iedereen was opeens orangist, stelde De Clercq vast, van dienstmeid tot dichter: ‘Bilderdijk is door de tegenwoordige omwenteling geheel verrukt. Voor het eerst eene oranje Cocarde ophebbende ziet hij zich in den spiegel, keert zich oogenblikkelijk naar zijne vrouw en kinderen en boezemt zijn gevoel in een fraai vaers uit.’10 Een grote afrekening was in 1813 dus niet aan de orde. Integendeel, bijna iedereen stuurde aan op een beleid van eensgezindheid en verzoening. Johannes Hendricus van der Palm, dichter, predikant, befaamd redenaar én gewezen patriot, vond zichzelf terug ‘in het midden van een eendragtig, gelukkig volk, ’t welk eensklaps juk en boeijen van hals en handen zijn afgevallen’.11 En toch, hoe plooibaar Van Maanen zich bij de machtswisseling ook had be-
[ 22 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 23
toond, de patriot van weleer gaf zijn oude ideologie er niet helemaal aan. Dit bleek uit zijn bijdrage als lid van de commissie die van de beroemde (derde) Schets eener Constitutie van Van Hogendorp een werkbare grondwet moest maken. Hij ontdeed de Schets van zijn al te reactionaire elementen en zorgde ervoor dat veel vernieuwingen uit de Franse tijd in stand bleven. Aldus droeg Van Maanen, die aanvankelijk zelfs had voorgesteld om gewoon maar de napoleontische grondwet te handhaven, ertoe bij dat de invoering van de constitutionele monarchie geen terugkeer betekende naar het ancien régime.12 Het was wat dat betreft ook symbolisch dat Van Hogendorp op 29 maart 1814, toen de ontwerp-grondwet in de Amsterdamse Nieuwe Kerk werd goedgekeurd, een aanval van jicht kreeg en verstek moest laten gaan. In zijn plaats zat Van Maanen de bijeenkomst voor.13 Het betekende niet dat er in het nieuwe koninkrijk veel terug te vinden was van de democratische waarden die de patriotten in de begintijd van de Bataafse Republiek hadden gekoesterd (maar amper beleden). ‘De grondwet bestaat slechts door mij,’ zou Willem i in 1820 verklaren.14 Van Maanen verzette zich niet, zomin als hij was opgestaan toen de idealen van de Bataafse Republiek teloor waren gegaan. Hoewel hij er weinig in zag, legde hij zich ook neer bij de vereniging van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Zijn ambitie en zijn loyaliteit aan het hoogste gezag, uit welke hoek dit ook kwam, gecombineerd met zijn solide taakopvatting als jurist, zorgden ervoor dat hij snel wist door te dringen tot de entourage van de koning. Voor Willem i was de nieuwe minister van Justitie bovenal een degelijke werkkracht, die zich al spoedig ontwikkelde tot een raadgever op wie hij altijd kon terugvallen. En zo geviel het dat de koninklijke familie in februari 1817 een beroep deed op Cornelis Felix van Maanen, toen er aangifte moest worden gedaan van een geboorte. Een privéaangelegenheid, zeker, maar niet minder een zaak van staatkundige betekenis. Op 20 februari 1817 verzocht hij de Brusselse ambtenaar van de burgerlijke stand om zich ‘des namiddags, ten 12 Uren precies te willen bevinden in het hof, thans bewoond door z.k.h. den Prins van Oranje’. DeVos de Cauwenberghe haastte zich naar de gewezen Kanselarij. Niet naar de hoofdingang, want het briefje van Van Maanen bevatte nog een aanvullend regeltje: ‘De Heer DeVos gelieve in te rijden de achteringang van het hof van den Prins van Oranje, in de Oranje straat.’ De baron, lid van de Brusselse regeringscommissie, was aldus veroordeeld tot de achterdeur, waar hij zich met lakeien en leveranciers toegang moest zien te verschaffen tot het hof. Vermoedelijk was dit niet een oefening in nederigheid, maar eerder bedoeld om van de aangifte geen vertoning te maken.
de kleine koning
[ 23 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 24
Vier heren zetten die dag hun handtekening onder een eindeloze ambtelijke volzin: Op heden den twintigsten February des Jaars Duizend acht honderd zeventien des namiddags ten twaalf uren heb ik, Louis Baron DeVos de Cauwenberghe, lid van de regerings commissie der Stad Brussel, en als zoodanig belast met de Werkzaamheden van beambte van den burgerlijken stand aldaar mij ingevolge van eene bij mij ontvangen aanschrijving van den heer Minister van Justitie, bevonden in het hotel aldaar thans bewoond door Zijne Koninklijke Hoogheid Willem Frederik George Lodewijk Prince Van Oranje, staande in de straat van den Rade van Braband afdeeling numero honderd twee en twintig, ten einde in het gewone register der akten van geboorte in te schrijven het vorstelijke kind waarvan hare Keizerlijke Hoogheid Anna Paulowna Groot hertoginne van Rusland en Gemalinne van Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins van Oranje voornoemd is verlost.15 Die verlossing had de avond daarvoor, om kwart voor elf, haar beslag gekregen.16 De prins van Oranje deelde DeVos mee dat het kind, aan de ambtenaar ‘vertoond wordende’, van het mannelijk geslacht was en Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk zou heten, roepnaam Willem.
101 kanonschoten De burgerlijke stand maakte geen onderscheid, maar dat was dan ook zo’n beetje het enige wat Willem deelde met andere kinderen die in het Koninkrijk der Nederlanden ter wereld kwamen. Al voor de geboorte stond vast dat het oudste kleinkind van de koning zelf eenmaal staatshoofd zou worden – mocht het in leven blijven, natuurlijk, en mits het van het mannelijk geslacht was, want artikel 14 van de grondwet van 1815 luidde: ‘De kroon gaat over bij regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon, bij representatie opvolgt.’17 Hierop volgde een groot aantal artikelen over wat er moest gebeuren als er onverhoopt geen prinselijke zonen zouden komen. Het eerstgeboren kind van de prins van Oranje bleek echter een jongen, en het tweede en derde trouwens ook, zodat men zich over die kwestie voorlopig het hoofd niet hoefde te breken. Toch was het voor zijn vader en grootvader helemaal niet zo vanzelfspre-
[ 24 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 25
kend geweest dat de jongste Willem tot het koningschap was voorbestemd. Toen zijzelf werden geboren, was het immers de bedoeling dat ze eenmaal stadhouder zouden worden, in dienst van een betrekkelijk kleine republiek. In februari 1817 stond Willem Frederik, de grootvader, amper twee jaar aan het hoofd van een middelgrote Europese staat: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De regeringszetel van de nieuwe staat bevond zich om beurten in Brussel en Den Haag. Met zijn ministers en ambtenaren verbleef de koning afwisselend in deze steden. Dat de Belgen desondanks niet het idee hadden een gelijkwaardig onderdeel te zijn van het Verenigd Koninkrijk, kwam allereerst door de wijze waarop hun in 1815 de constitutie was opgedrongen. Met 796 tegen 527 hadden de speciaal hiervoor geselecteerde Belgische vertegenwoordigers het grondwetsvoorstel afgewezen, waarna Willem i de tegenstemmers die zich door godsdienstige overwegingen hadden laten leiden, tot de voorstemmers rekende, evenals de wegblijvers… et voilà, de Belgen waren in meerderheid voor de grondwet. Ze zouden dit staaltje van arithmétique hollandaise niet vergeten.18 De oudste zoon van koning Willem i maakte deel uit van de regering. Als voormalig legeraanvoerder was hij minister van Oorlog geworden. Niet zo’n vakbekwame bewindsman, naar men zei: hij hield zich voornamelijk bezig met intriges, want hij wilde heel wat meer dan zo’n schamele ministerspost. Had de prins in 1815 niet persoonlijk het Franse leger tot staan gebracht? Was hij door zijn heldhaftig optreden bij Quatre-Bras en Waterloo niet veel geliefder geworden dan de koning, die door sommigen vooral in verband werd gebracht met (vergeefs) geschipper en militair falen? Even was er sprake van geweest dat niet de vader, maar de zoon de eerste Nederlandse koning zou worden. Toen dat niet was doorgegaan, zag de prins van Oranje nieuwe mogelijkheden. Hij zou onderkoning van België kunnen worden, en misschien nog wel meer: hij was betrokken bij complotten tegen de Franse koning Lodewijk xviii om in diens plaats Frankrijk te regeren.19 Dat was nog eens wat anders dan oorlogsminister in vredestijd. Zijn geringe betrokkenheid bij de arbeid op het departement werd nog versterkt door een voorliefde voor de Zuidelijke Nederlanden, waardoor hij niet erg geneigd was de koning en zijn collega-ministers te volgen naar Den Haag, als die stad aan de beurt was. Enkele cruciale kroonprinselijke taken vervulde hij echter op voorbeeldige wijze. Op 21 februari 1816 trouwde hij in Sint-Petersburg met Anna Paulowna, de jongste zuster van tsaar Alexander i. Na de plechtigheid keerde hij niet terstond naar zijn departement terug, maar bleef nog enkele maanden met zijn
de kleine koning
[ 25 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 26
jonge echtgenote in de Hermitage, zeer verliefd en volop bereid zijn tweede dynastieke plicht te vervullen. En zo kon hij zijn vader al op 11 juli 1816 vanuit Koningsberg schrijven: Ik heb een prachtig bericht voor u waarmee u, dat weet ik zeker, in uw schik zult zijn. Mijn vrouw zal u over niet al te lange tijd het grootvaderschap bezorgen. Zij is ongeveer twee maanden zwanger. Wij moeten ons beperken tot zeer kleine uitstapjes, omdat Anna in haar huidige staat buitengewoon gevoelig is en elke beweging van de wagen haar misselijkheid verergert, waaronder zij zozeer lijdt, dat men er soms bang van zou worden. Mocht hier wat bezorgdheid in doorklinken, zijn vreugde overheerste: ‘U zult begrijpen hoe gelukkig ik ben met het vooruitzicht vader te zijn, en ik ben ervan overtuigd dat u, wanneer u dit ontvangt, in mijn blijdschap zult delen.’20 Ook zijn grootmoeder, Wilhelmina van Pruisen, berichtte hij (‘wetend hoeveel belang u altijd stelt in mijn doen en laten’) diezelfde dag nog over Anna’s zwangerschap. Een halfjaar later deelde de kroonprins zijn vader mee hoe hij en Anna tot de voornamen van hun kind waren gekomen. Willem, Alexander, Paul, Frederik en Lodewijk verwezen, zo schreef hij, naar respectievelijk ‘mijn vader, mijn moeder, mijn grootmoeder, mijn broer, mijn tante’. Hij hield uiteraard ook rekening met de mogelijkheid dat het kind een meisje zou zijn. In dat geval zou ze Wilhelmina Maria Alexandrina Anna heten.21 In feite waren de voorbereidingen voor een klein volksfeest hiermee al begonnen. Het leek wel of, anders dan de vader, iedereen ervan overtuigd was dat het eerste kind een jongen zou zijn, en dus – in de verre toekomst – de troonopvolger. Maar in geval van de geboorte van een prinses was er eveneens reden tot wat publiek vreugdevertoon, want ook dan ging het om niets minder dan het eerste koninklijke kleinkind. De inwoners van het koninkrijk werden door bulletins en krantenberichten op de hoogte gebracht van de heugelijke staat waarin de prinses van Oranje verkeerde. Vlak voordat het nieuws van de geboorte wereldkundig werd gemaakt, meldde de Opregte Haarlemsche Courant van 20 februari 1817: ‘Elk oogenblik verwacht men het berigt van de verlossing Harer K.H. de Prinses van Orange te zullen vernemen. Indien de jonggeborene een Prins is, zal zulks door 101 kanonschoten den volke worden bekend gemaakt; zoo het eene Prinses is, is het aantal schoten op 34 bepaald.’ Toen dit nummer van Nederlands oudste krant verscheen, was het kind alweer een dag oud. Het nieuws verspreidde zich traag in die dagen voor de uitvinding van trein en telegraaf. De late berichtgeving kwam ook voort uit voor-
[ 26 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 27
zichtigheid: de dood in het kraambed, van kind of moeder (of beiden), lag altijd op de loer, zelfs in vorstelijke gezinnen. Op 20 februari werden de inwoners van Brussel gewekt door een groot tumult. Honderd en een kanonschoten en het gelui van klokken kondigden, zo berichtte de Nederlandsche Staatscourant twee dagen later, de geboorte aan van ‘een erfgenaam van de dapperheid en deugden van zijnen Doorluchtigen Vader’. Direct daarop maakte dit officiële persorgaan een ‘bulletin van gezondheid’ publiek: ‘Hare Keizerlijke en Koninglijke Hoogheid de Prinses van Oranje is, gisteren avond, ten half elf uren, gelukkiglijk, verlost van een’ prins, welke zich volkomen welvarend bevindt, zoo wel als Hare Keizerlijke en Koninglijke Hoogheid zijne moeder.’22 De inwoners van de andere residentie, Den Haag, werden de volgende dag pas getrakteerd op kanongebulder en klokgelui. Men las ‘de aangename tijding’ voor in een volgepakte schouwburg, waar zij ‘met onophoudelijk vreugdegejuich, onder het aanheffen van geliefkoosde vaderlandsche Aria’s, werd ontvangen’. De vlaggen gingen uit, er was een parade en de ‘Prinses Douairière van Oranje-Nassau’ – Wilhelmina van Pruisen – gaf ‘een diner, waarop de stedelijke regering, de hoofd-officieren en andere voorname beambten genoodigd zijn’.23 De andere steden bleven bij dit betoon van blijdschap en aanhankelijkheid aan de koninklijke familie niet achter. Huldeblijken kwamen er ook in de vorm van dichtwerken, van gevestigde lierzangers als Tollens en Borger, maar nog veel meer van gelegenheidspoëten. Zoals een zekere M.W.: Verrukte ’t u, den Prins te zien, Met lauwren overladen, En mogt gij Hem uw hulde biên Voor grootsche heldendaden: Thans blijve hart noch boezem koel; Thans drijft een vrolijker gevoel Het bloed met drift door de ader; De feestgalm roll’ langs wal en strand, En vier’ den Held van Nederland: Hij is Gemaal en Vader!24 In deze trant ging M.W. strofen lang door, en met hem vele anderen, want kort van stof waren dichters in die jaren zelden. Een uitzondering was de verzenmaker ‘P.’, die onder de titel ‘Iets ongemeens’ een minidialoogje publiceerde waarin zowaar kritiek leek door te klinken:
de kleine koning
[ 27 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 28
a. Hoe dondert ons ’t kanon zoo vreesselijk in de ooren? b. Te Brussel is, deez’ dag, aan mars een Zoon geboren!25 Onbedoeld kwam ‘P.’ met deze woorden dichter bij de werkelijkheid dan iemand op dat moment kon vermoeden. Op donderdag 27 maart 1817, ’s middags om twee uur, brandden de kanonnen in Brussel opnieuw los. Op dit teken zette zich bij het paleis van de prins van Oranje een eerbiedwaardige stoet in beweging. De bestemming van de acht vorstelijke koetsen en hun gevolg was de Augustijnenkerk. De kerk, waarvan tegenwoordig alleen de voorgevel rest, was volgens een gidsje van Brussel uit 1817 ‘een schoon en luchtig, thans aan den Hervormden Eeredienst gewijd, gebouw’. Behalve de hervormden konden er ook de presbyterianen terecht, een gemeente van ‘zeer goede predikers’, aldus dezelfde bron.26 Een van hen was Wilhelm Leendert Krieger, hofpredikant van de Oranjes. Zelden zal hij zijn kerk zo vol hebben gezien als die donderdag. Vijftienhonderd ‘aanzienlijke genoodigden’ hadden zich in de Augustijnenkerk verzameld: ministers, diplomaten en vorstelijke personen uit binnen- en buitenland, onder wie twee oude bekenden van de prins van Oranje: de hertog van Wellington, zijn oude legerchef, en zijn zwager grootvorst Nicolaas, die acht jaar later de tsaar van Rusland zou worden. Toen iedereen zat, kwam de grootmeesteres van de prinses van Oranje binnen, ‘dragende den jongen Vorst op een met goud gewerkt kussen onder een kanten sluier’. Nu kon Krieger de doopdienst laten beginnen. Het was de kroonprins zelf die zijn zoon ten doop hield. Een verslaggever merkte op dat, ‘terwijl die Held van Quatre-Bras deze godsdienstige plegtigheid verrichtte, h.h.m.m. [Hunne Majesteiten] zeer aangedaan waren, gelijk dezelve in ’t algemeen op alle de aanwezenden een diepen indruk maakte’. De krant ging verder niet in op de preek zelf, waarin Krieger de prins maande vooral ook zorg te dragen voor de ‘eeuwige bestemming’ van zijn zoon.27 De ontroering van de aanwezigen werd na afloop verdreven met een salvo van nog eens vijftig kanonschoten. In de weken voorafgaand aan de doop was de geboorte van de prins ook al in een andere geloofsgemeenschap gevierd. In de rooms-katholieke kerken van Gent en Namen werd een massaal Te Deum aangeheven, dat op de aanwezigen ‘den levendigsten en gelukkigsten indruk’ maakte. De bisschop van Gent, de in Frankrijk geboren prins Maurice de Broglie, maakte na afloop bekend
[ 28 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 29
dat hij een breve had ontvangen van de ‘eersten Herder’, waarin de paus toestemming gaf tot een gebed ‘voor alles, wat betrekking heeft tot het welzijn van den Koning en zijn gezin, alsmede voor de duurzaamheid van den troon’.28 Velen zullen hiervan hebben opgekeken, want in 1815 had dezelfde bisschop zijn priesters laten weten dat zij geen absolutie mochten geven aan personen die trouw hadden gezworen aan de grondwet en de protestantse vorst. Onder zijn aanvoering publiceerde de Belgische clerus de tweetalige Jugement doctrinal/Onderwyzende uytspraek, waarin zo’n eed van trouw werd uitgelegd als verraad aan de godsdienst en een ‘ernstige euveldaad’. De Broglies verrassende oproep tot gebed, twee jaar later, voor het koninklijk gezin was ongetwijfeld een poging om de wereldlijke autoriteiten gunstig te stemmen, maar dit kwam
De doop van Willem op 27 maart 1817 in de Brusselse Augustijnerkerk. Links van dominee W.L. Krieger kijkt Anna Paulowna toe. Rechts van de predikant houdt de prins van Oranje de dopeling in zijn handen. Naast hem staan prins Frede-
rik, de Russische grootvorst Nicolaas (later tsaar Nicolaas i ), koning Willem i , koningin Wilhelmina en Willems overgrootmoeder prinses Wilhelmina. Mattheus Ignatius van Bree
de kleine koning
[ 29 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 30
te laat. De regering, minister van Justitie Van Maanen voorop, had weinig geduld met weerspannige katholieken. Er liep al een dagvaarding tegen De Broglie. Het gebed noch de herroeping van zijn verordening uit 1815 vrijwaarde de bisschop van vervolging: in november 1817 werd hij verbannen uit het koninkrijk. Dit had in de praktijk weinig om het lijf, aangezien De Broglie al begin april, amper twee weken na zijn verzoenende woorden, naar zijn moederland Frankrijk was uitgeweken. Zijn veroordeling bij verstek werd in Gent publiek gemaakt op een wijze die middeleeuws aandeed: men spijkerde op een schandpaal het vonnis over De Broglie, tussen twee boeven die daar aan kleinere palen waren gebonden. Het was een verwijzing naar de kruisiging van Jezus die niemand kon ontgaan. De katholieke Gentenaars reageerden ontzet.29 De eensgezindheid van rooms en protestants, en daarmee ook van Noord en Zuid, was in werkelijkheid dus minder hecht dan het Te Deum en de bisschoppelijke preek eind maart 1817 deden vermoeden. Iets vergelijkbaars kan worden gezegd van de harmonie in de koninklijke familie. Met name tussen de koning en zijn zoon waren de verhoudingen gespannen. Het voornaamste verwijt van de prins aan zijn vader was dat Willem i hem als een kind behandelde – zoals de koning trouwens ál zijn onderdanen bejegende – en zich om die reden mengde in de gezinsperikelen van de prins. Dit was althans de strekking van een brief die de laatste op 30 april aan zijn vader schreef. Het papier is vol kleine vlekken: waterdruppels ogenschijnlijk, maar waarschijnlijker is dat het tranen zijn en de prins schreiend zijn hart heeft gelucht. Hij was, zo beklemtoonde hij, zelf vader en had bovendien ‘het geluk gehad zich nuttig te kunnen maken voor het vaderland’. Ik eis dus niets anders dan datgene waar ieder individu recht op heeft, en dat is vrijheid en onafhankelijkheid in zijn eigen huis en ik wil als individu de absolute vrijheid hebben in alles wat ik doe en daarnaast het recht van elk gezinshoofd, dat wil zeggen: als enige de zeggenschap hebben over mijn vrouw en mijn minderjarig kind. Niets is rechtvaardiger dan dat, want het is een recht dat niemand me kan betwisten en dat ik altijd zal verdedigen.30 De prins had over het vaderschap en de opvoeding uitvoerig nagedacht, wat van zijn vader juist niet kon worden gezegd. In een terugblik schreef de prins dat zijn vroege kindertijd weliswaar was verlopen ‘zoals die van iedereen’, maar dat zijn vader en diens raadgevers – zijn moeder niet, ‘en God zal haar daarvoor zegenen’ – hem al snel probeerden in te zetten om de familie ‘vanuit de positie waarin zij geraakt was door de politieke revoluties, weer aan de macht
[ 30 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 31
te krijgen’.31 Zoiets zou hij zijn eigen zoon niet aandoen. Bij de opvoeding die hij in gedachten had, stond het levensgeluk van het kind centraal. De prins van Oranje schreef er diverse lijvige stukken over. De oudste bewaard gebleven tekst is een opvoedingsinstructie, kennelijk ontstaan op een tijdstip dat hij nog maar één zoon had.32 Het door hemzelf geschreven document, negen foliovellen lang, opent onder de kop ‘Pour le Physique’ met de eenvoudige mededeling: ‘Het kind is voorbestemd mens te worden. Ziedaar wat men tijdens zijn eerste jaren in het oog dient te houden. Het is de algemene roeping van een ieder die ter wereld komt.’ ‘De roeping van de mens is mens te zijn,’ zou Multatuli het bijna een halve eeuw later iets bondiger formuleren. Dat is geen toeval, want beiden hadden uit dezelfde bron gedronken: de Verlichting. Beiden hadden Émile ou de l’éducation van Jean-Jacques Rousseau gelezen. Rousseau, die er als opvoeder zelf helemaal niets van terechtbracht, oefende met zijn Émile een niet te onderschatten invloed uit op generaties ouders uit de betere kringen. (Ook bestsellers bleven onbereikbaar voor werklieden en boeren.) Nu was het boek ook voor de beter gesitueerde vaders en moeders bedoeld, want juist zij schoten volgens Rousseau in de opvoeding ernstig tekort. Zij waren, door alle verworvenheden die het leven veraangenaamden, te ver van de natuur af komen te staan. Boerenkinderen leerden daarentegen als vanzelf de geneugten én de harde kanten van het leven kennen. Dat was, aldus de Franse denker, uiteindelijk voorwaarde om een goed mens te worden. Zijn populariteit dankte Émile zonder twijfel mede aan de ongecompliceerde denkbeelden en richtlijnen die Rousseau kennelijk zonder een spoor van twijfel had opgeschreven. Een kenmerkende passage: Emile zal geen valhoed, loopkorf, wagentje of toom hebben; of hoogstens zal men die gebruiken op geplaveide straten, waar men alleen zal komen als de haast dat vereist. Emile zal niet in een bedompte kamer hokken, maar dagelijks in het vrije veld verkeren, om te hollen, te stoeien, en honderd maal op een dag te vallen: des te beter, want des te eerder zal hij leren op te staan. Het genot van de vrijheid vergoedt vele kwetsuren. Mijn leerling zal vaak blauwe plekken hebben, maar daar staat tegenover dat hij altijd vrolijk zal zijn. Uw kinderen, met minder blauwe plekken, zijn daarentegen altijd ontevreden, altijd geketend, altijd treurig. Ik betwijfel of zij beter af zijn.33 Zulke woorden spraken de kroonprins, die na Waterloo bijna genoten had van de kogelwond die hij daar opliep, bijzonder aan. In zijn ‘Mémoire’ benadrukte
de kleine koning
[ 31 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 32
hij voortdurend het belang van een natuurlijke opvoeding. ‘Een kind moet in zijn eigen behoeften kunnen voorzien en gelukkig zijn in alle mogelijke omstandigheden,’ schreef hij. Sterken wij in de eerste plaats dus zijn lichaam door hem zoveel mogelijk bloot te stellen aan weer en wind en de seizoensomstandigheden, waarbij het voldoende aangekleed moet zijn om ze de baas te kunnen, maar hoeden wij ons ervoor dat het al te dik ingepakt is; – dat zijn spijzen eenvoudig zijn en gezond, nimmer taart of levensmiddelen uit andere regio’s dan de onze, geen thee, koffie, chocolade of specerijen, maar dat zijn middagmaaltijden en vieruurtjes zullen bestaan uit melk en droog brood, en de diners uit sappig vlees, bij voorkeur gebraden rund- of schapenvlees, en in water gekookte groente; aardappelpuree is ook erg goed voor kinderen, ofwel andere groenten op de allereenvoudigste wijze bereid; als dessert vers fruit, ofwel ingemaakt, tijdens de winter.34
Willem als zuigeling.
[ 32 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 33
Zelfs de toon doet denken aan die van Rousseau – waarbij het memorandum een bijna zuidelijke belangstelling voor eten verraadt. Van de eigentijdse kritiek op Rousseau lijkt hij zich niet bewust geweest.35 Opmerkelijk zijn ook de laatste regels: ‘Spreek nooit met hem over God, noch over zaken die betrekking hebben op de godsdienst; dat belangrijke onderdeel van de opvoeding mag pas veel later aan de orde worden gesteld, wanneer zijn verstand zich voldoende heeft ontwikkeld om religieuze denkbeelden te kunnen bevatten.’36 ‘Wonderlijke denkbeelden,’ vond Willem de Clercq, toen dit voorschrift hem ter ore kwam.37 Er zat echter wel een gedachte achter. De prins van Oranje wilde voorkomen dat zijn zonen al te vroeg vertrouwd raakten met de religieuze verdeeldheid van het koninkrijk. Hij wenste dat ze later tijdens religieuze onenigheid boven de partijen zouden staan, zoals ze – in het verlengde daarvan – ook moesten leren dat het Verenigd Koninkrijk werkelijk verenigd was.38 In 1822 zette de prins van Oranje nog eens zijn denkbeelden over het ouderschap op papier, in een aanzienlijk hoogdravender document. Hij schreef dat ouders ‘geen enkele absolute macht noch recht’ over de kinderen hadden, en dat de ouderlijke autoriteit ophield wanneer de kinderen fysiek en moreel volgroeid waren. ‘Ouders zijn dan niet meer dan vrienden van hun kinderen,’ besloot hij.39 Hij noteerde zulke overwegingen niet voor zichzelf, maar voor degenen die daadwerkelijk werden belast met de uitvoering van dit beleid. Dat was allerminst in strijd met het werk van Rousseau, die zijn Emile liet grootbrengen door een huisleraar. De prins mocht uitgesproken ideeën hebben over de opvoeding, het was niet de bedoeling dat hij zich persoonlijk met zoiets zou inlaten. En het was evenmin de hoofdtaak van zijn vrouw. In vorstelijke kringen, maar ook in andere hooggeplaatste families, waren hiertoe gouverneurs en gouvernantes aangesteld. Een belangrijk onderdeel van de zorg voor kinderen werd al in het vroegste stadium uitbesteed: de praktijk om de borstvoeding over te laten aan een min, was wijdverbreid. Ook Willem en zijn broers en zus hadden een voedster. Anna Paulowna herstelde aanvankelijk goed van de bevalling. Op 17 april 1817 schreef haar man aan de koning dat zij dagelijks sterker werd, en dit was ook de strekking van de bulletins die met zekere regelmaat werden gepubliceerd. ‘h.k.h. de Prinses van Oranje en de jonge Prins bevinden zich bij voortduring volmaakt welvarende,’ zo vernamen de krantenlezers.40 In de zomer ging het met Anna minder voorspoedig. Ze leed aan nerveuze aandoeningen. In eerste instantie stuurde haar man haar naar Schaarbeek, toen
de kleine koning
[ 33 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 34
nog buiten de stad gelegen, in de hoop dat ze op het platteland rust zou vinden. Het hielp niet, waarop de kroonprins zijn vader verlof vroeg om Anna naar Spa te mogen begeleiden. In augustus waren ze daar, en ‘les Eaux de Spa’ misten hun uitwerking niet, aldus de prins: ‘Nu Anna zich strikt houdt aan de waterkuur, gaat het steeds beter met haar; de zenuwkwalen waaronder zij gebukt gaat, beginnen minder frequent te worden.’ In een van de brieven uit Spa berichtte hij ook: ‘Met de kleine gaat het nog altijd uitstekend.’41 Dit had hij van horen zeggen, want zijn kind was in Brussel achtergebleven, toevertrouwd aan de zorgen van gouvernantes. Of het aan de prinselijke opvoedingsinstructies lag, is onduidelijk, maar Willem groeide snel en was gezond. Voor één ziekte was hij min of meer gevrijwaard: de pokken. Voorafgaand aan hun vertrek naar Spa hadden de ouders koning Willem i laten weten dat het kind was gevaccineerd: ‘Enkele dagen geleden is het vaccin toegediend en het gaat allemaal uitstekend.’42 Een pesterige mededeling, want de prins van Oranje had zijn vader hier niet in gekend, zoals ook Anna in een brief haar moeder Maria Feodorowna bekende. De koning bemoeide zich overal tegenaan en probeerde zijn rechten te doen gelden waar hij ze niet had, aldus de schoondochter, in het bijzonder waar het aankwam op de opvoeding van ‘notre petit’. Volgens Anna mochten ze niet eens een min vervangen zonder zijn toestemming.43 De prins vermoedde dus wel hoe zijn vader zou reageren. En inderdaad, de koning schreef hem verontwaardigd terug: ‘Uw kind is niet slechts het uwe, maar behoort aan de Staat, en daarom ben ik geroepen over dit kind een gezag uit te oefenen dat aanzienlijk verschilt van een grootvader die géén Koning is.’44 In een kroniek van zijn eigen leven noteerde de prins van Oranje over deze periode: ‘Ruzie met mijn vader in die tijd over de vaccinatie van het kind, dat mij zijn plannen en toekomstige eisen over mijn kinderen onthult.’45 De eerste levensjaren van Willem speelden zich afwisselend af in België en Nederland. Hij verbleef regelmatig op paleis Soestdijk, dat de koning voor de kroonprins had laten verbouwen als beloning voor diens heldendaden bij Waterloo. Ook kwam het kind vaak in Den Haag. Maar hij groeide toch vooral in en rond Brussel op, want dat was nu eenmaal de plaats waar zijn vader zich het meest thuis voelde. Het is tegenwoordig nauwelijks voorstelbaar hoever de Noord- en ZuidNederlandse steden destijds eigenlijk van elkaar verwijderd waren. Zie bijvoorbeeld wat Cornelis van der Vijver, onderwijzer te Amsterdam, schreef over een reis in 1823 naar Brussel. Op vrijdagavond 18 juli wandelde hij naar de Amsterdamse Botermarkt, het tegenwoordige Rembrandtplein. Hier trof hij ‘een ouden leelijken groenen wagen’ met twee compartimenten voor elk zes
[ 34 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 35
personen. Toen het klokkenspel van de Munttoren acht speelde, vertrok het rijtuig naar Brussel. Binnen trof Van der Vijver een vriend met een nichtje, ‘welke minder lastig was dan hare hoedendoos die zij verpligt was op schoot te houden’, en enkele andere passagiers, zodat iedereen krap zat. Er waren meer ongemakken. Zijn vriend probeerde een glas wijn te drinken, maar goot de helft over zichzelf uit en over zijn medereizigers. Toen hij het meisje hielp met het wegstoppen van haar hoedendoos, viel de fles om en gutste de rest van de wijn over de bodem van het rijtuig. Zo kwamen Van der Vijver en zijn medepassagiers om kwart voor tien in Haarlem aan. Nadat hier de paarden waren gewisseld, reed de diligence zuidwaarts de nacht in. De reizigers schrokken wakker van een ruzie bij een tolhuis in de buurt van Den Haag, sluimerden weer in en werden opnieuw gewekt toen de wagen Rotterdam bereikte. Om vier uur ’s morgens vertrokken ze uit de Maasstad; ‘de overtocht over de wateren ging zeer spoedig en was alleraangenaamst’. Aan de overzijde van het Hollands Diep mochten ze in nieuwe koetsen overstappen, zodat het vervolg van de reis wat comfortabeler was – dat wil zeggen tot Mechelen, want daar was het kermis, en met het rijtuig vol kermisgasten werd de laatste etappe afgelegd. Na een reis van meer dan een etmaal in volgepakte, schommelende en hotsende koetsen, zonder dat de passagiers een bed hadden gezien, kwamen ze in Brussel aan.46 Vorsten reisden niet in lijndiligences, maar waren voor het overige aan dezelfde beperkingen onderworpen. Ook koninklijke paarden moesten worden gewisseld en ook hun calèches konden vastraken in de modder van onverharde wegen, al was juist het traject Brussel-Den Haag behoorlijk beklinkerd.47 De overtocht over het Hollands Diep was voor hen even onvoorspelbaar als voor de Amsterdamse boekhandelaar Antony Cramer, die er in 1824 over schreef: Het drijfijs, dat de uitgestrekte waterplas vervulde en huishoog opeen kruide, joeg ons angst aan, terwijl twee schuitjes, ieder van een zeil voorzien en nog al hoog getuigd, tot den overtogt in gereedheid gebragt werden. […] Honderden malen streek men de zeilen, en hijschte men dezelve weder in den top. Tusschen de schotsen nu en dan als genageld, moesten wij alle handen aan het werk slaan, om ons weder een slop of eene opening te banen, terwijl soms de touwen en zeilen der beide schuitjes, die één spoor volgden, zich te nabij kwamen en met elkander warden.48 ‘God lof!’ riep Cramer uit, toen ze na twee uur de overkant hadden bereikt.
de kleine koning
[ 35 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 36
De jonge Willem, erfprins van Oranje, heeft de tocht over het Hollands Diep vaak gemaakt. Hoewel zijn vader de voorkeur gaf aan Brussel boven Den Haag, moest hij zich af en toe toch in de noordelijke residentie laten zien. Bovendien kwam Anna Paulowna graag op Soestdijk. Maar de meeste tijd zaten ze toch in België, in een van de paleizen ten oosten van de stad, of in het kasteel bij Tervuren, dat de prins van Oranje – net als Soestdijk – als beloning had gekregen voor zijn optreden bij Waterloo. Een blik op de plattegrond van die tijd laat ook zien hoezeer de omgeving van Brussel sindsdien is veranderd. Waar zich in 1817 buiten de vervallen stadsmuren een golvend akkerland uitstrekte met her en der wat bossen en dorpjes als Schaarbeek, Ukkel of Etterbeek, bevindt zich nu een metropool die, naar het zich laat aanzien, haar definitieve omvang nog niet heeft bereikt. Desondanks is het oude Brussel op de kaart nog altijd zichtbaar in de eindeloze bebouwing: een door boulevards omsloten stadskern, die toevallig ook nog de vorm heeft van een hart. Wat over het Brussel van 1817 kan worden gezegd, geldt voor de andere steden in Zuid- en Noord-Nederland. Bijna allemaal waren ze in de voorbije eeuwen niet of nauwelijks gegroeid; menige stad in het noorden telde, als gevolg van langdurige economische tegenspoed, zelfs minder inwoners dan in de zeventiende eeuw. Het Warandepark, zo heet de uitgestrekte groenvoorziening in het hart van Brussel waaraan, van gepaste hoogte neerziend op stadhuis en kathedraal, de vorstelijke verblijven zijn gelegen. De tijd lijkt er te hebben stilgestaan: de Warande zelf met haar muziekkoepels en namaak-Griekse beelden, het Paleis der Natie aan de noordkant en het Paleis des Konings aan de zuidzijde. Toch zou een inwoner van Brussel die vertrouwd was met het park van 1817, vooral hebben opgekeken van de veranderingen sindsdien. Zo verkeerde de bouw van het koninklijk paleis nog in een voorbereidende fase, en ook de voltooide versie van enkele jaren later is niet meer dan een tussenstadium gebleken: de bouwlustige koning Leopold ii heeft het onherkenbaar laten vernieuwen door de twee gebouwen waaruit het oorspronkelijk heeft bestaan, aan elkaar te schakelen. Het paleis van de prins van Oranje, aan de zuidoostzijde van het park, zou de Brusselaar van 1817 toen evenmin herkennen. Het meest zou hij zich echter hebben verbaasd over de directe omgeving: de Regentlaan (Boulevard du Régent), een van de grote verkeersaders van de binnenstad, en de drukke wijken met veel flats die zich daarachter uitstrekken. De gebouwen die het park omringen, zijn monumentaal en vorstelijk en lijken weinig geschikt voor een plattelandsopvoeding in de geest van Rousseau. In 1817 waren de velden en wegen echter een steenworp verwijderd van het park. Waar nu de Regentlaan ligt, eindigde de stedelijke bebouwing. De stads-
[ 36 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 37
muren waren in onbruik geraakt en gedeeltelijk al afgebroken. Achter die bouwvallen begon het boerenland.49 Maar voor een klein kind, en zeker voor een vorstelijk kind, was de geringe afstand tot de velden, bossen en landwegen zo goed als onoverbrugbaar. Voor meer landelijkheid namen zijn opvoeders hem mee naar Tervuren, al was dat een plek waar Anna Pauwlowna zich nu juist niet thuis voelde. Uit brieven die de prinses van Oranje naar haar familie in Rusland stuurde, blijkt (naast heimwee) dat ze regelmatig de buitenlucht opzocht, al deed ze dit eerder voor haar eigen gezondheid dan voor de opvoeding van haar zoon.50 Maar soms ging het samen. In september 1818 zat ze weer in Spa en ditmaal was Willem mee. Hij leidde er het leven zoals zijn vader dat graag zag. ‘Willem eet veel en met smaak, hij is de hele dag buiten en rijdt paard, en doet de hele tijd baba,’ aldus de moeder. Dat paardrijden deed hij nog niet alleen, maar samen met een daartoe ingehuurde cadet. Het landleven bleek in dit geval dus inderdaad heilzaam voor het kind, zoals Rousseau en de prins van Oranje al hadden voorspeld: Willem was levenslustig, oppassend en vriendelijk.51 Aan lichaamsbeweging werd overigens ook in Brussel gedaan, waar de jongen leerde turnen en schermen.52 Ze reisden veel, ook als ze niet onderweg waren van of naar Spa, Den Haag of Utrecht. Zo schreef Anna aan haar broer Constantijn: Aanstaande zaterdag verhuizen wij naar het platteland en in de loop van de volgende week zullen we Gent aandoen en via Antwerpen terugkeren. Naar het zich laat aanzien en ook volgens onze plannen zullen wij deze zomer veel reizen, want aan het eind van de maand juni zullen we opnieuw een rondreis maken door Vlaanderen, om Brugge, Oostende, Ieper en Kortrijk te bezoeken, en begin juli zullen we het genoegen smaken Maria [haar zuster] te ontmoeten aan de Rijn.53 Op een grote liefde voor de Noordelijke Nederlanden heeft men de grootvorstin nooit kunnen betrappen, maar er was één plek waaraan zij toch gehecht raakte: Soestdijk. Het paleis was na 1815 speciaal voor haar man verbouwd en uitgebreid; de befaamde gebogen (Soester en Baarnse) vleugels werden er in deze tijd aan toegevoegd. Over haar verknochtheid aan Soestdijk op de Utrechtse Heuvelrug schreef ze vanuit dat paleis aan haar broer, tsaar Alexander. Ze vertelde hem dat haar man ziek was geworden, en vervolgde: We moeten hopen dat de verandering van plaats en van lucht hem zal helpen weer op krachten te komen, want we vertrekken morgen naar
de kleine koning
[ 37 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 38
Tervuren. Met bezwaard gemoed verruil ik dit geliefde oord voor een plaats waarheen mijn hart mij niet leidt; en in plaats van de goede Brusselse winter van weleer spreek ik nu van de zware en moeilijke winter in een oord met slechts opportunisten; ik moet mij onderwerpen aan een leven dat indruist tegen mijn smaak die niet vertrouwd is met een plaats waar mijn gevoelens niet in balans zijn.54 De reden van haar antipathie tegen de Brusselaars is moeilijk te achterhalen; van de woelingen die vijf jaar later zouden plaatshebben, was nog weinig te bespeuren. Mogelijk werd Anna’s stemming beïnvloed door het drama dat het gezin op 29 december 1820 trof. ‘Eene ontzettende gebeurtenis heeft heden deze stad met schrik vervuld,’ berichtte de Leeuwarder Courant bijna een week later. Dezen morgen, ten 5 uren, werd, in een der boven-appartementen van het paleis des Prinsen van Oranje, brand ontdekt. z.k.h., daarvan onderrigt, deed dadelijk de buitendeuren sluiten, en de middelen, die men ter blussching bij de brand had, bezigen; een oogenblik meende men den brand meester te zijn, en z.k.h. verbood daarop, zijne Gemalin te wekken; maar weldra berigtte men hem, dat aan de andere zijde van het paleis nu de brand met nog meer geweld uitbrak. De Prins zag nu wel dat het hoog tijd was, om zijne Gemalin te waarschuwen, die maar even de tijd had om met hare kinderen bij den minister van buitenlandsche zaken in te vlugten.55 Ook de andere ruimten in de voormalige Kanselarij gingen verloren, zoals de zalen van de Staten-Generaal. ‘Het was een afgrijsselijk tooneel van schrik en jammer,’ aldus dezelfde krant. De koning en zijn jongste zoon, prins Frederik, de ministers ‘en eene menigte voorname personages, woonden deze ellende bij; z.m. was er geweldig van aangedaan; men heeft hem tranen zien storten’. Het goede nieuws was dat de oude overheidsarchieven grotendeels werden gered. De bezittingen van de prinses van Oranje gingen echter volledig verloren, zoals haar bibliotheek en garderobe, en ook haar juwelen.56 ‘Sterk overdreven, zoals altijd’, noemde Anna de dramatische berichtgeving in de kranten. Maar wij zijn werkelijk in groot gevaar geweest, omdat we maar een paar ogenblikken hadden om onszelf in veiligheid te stellen; het vuur had ’s nachts toegeslagen zonder dat iemand het in de gaten had; we
[ 38 ]
1817-1837
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 39
denken dat de verwarmingsbuizen in de serre de oorzaak waren. Toen ik ontsnapte, stond de zaak onder me en om me heen in brand, en de gang stortte in vlak nadat wij erdoorheen waren gegaan. Ik verloor nagenoeg al mijn bezittingen, en in een paar uur tijds bezat ik niet meer dan wat ik aanhad.57 Haar onderkoelde toon verhulde hoezeer ze was geschrokken. Dat moet ook voor de jonge prins Willem het geval zijn geweest. Vier jaar oud, te jong misschien om er later veel herinneringen aan te hebben, maar oud genoeg om zich op het moment zelf bewust te zijn van de rook en de vlammen, van de vluchtende en schreeuwende mensen – en het verlies van bijna alles waarmee hij zo vertrouwd was geraakt: zijn slaapkamer en de andere woonvertrekken, en zijn speelgoed. Maar over hem maakten de ouders zich niet veel zorgen. Hij was gezond en voor zijn leeftijd opmerkelijk groot, vanaf het allereerste moment, en ontwikkelde zich boven verwachting. Toen hij nog maar net twee jaar was, noemde zijn moeder hem ‘een grote, spraakzame jongen die al echt gezelschap voor ons wordt’.58 Willem was op dat moment al niet meer het enige kind. Op 2 augustus 1818 was op paleis Soestdijk zijn broer Alexander geboren, voluit Willem Alexander Frederik Constantijn Nicolaas Michiel (met wie hij dus drie voornamen deelde). Ze scheelden maar anderhalf jaar en zouden veel met elkaar optrekken. Ten tijde van de brand was er ook een derde prins die moest worden gered: Willem Frederik Hendrik, roepnaam Hendrik, die op 13 juni 1820 was geboren, eveneens op Soestdijk. Vier jaar later kregen de prins van Oranje en Anna ook nog een dochter, Wilhelmina Marie Sophie Louise, die op 8 april 1824 in Den Haag ter wereld kwam en die in de wandeling Sophie zou worden genoemd. Het waren vier gezonde kinderen, maar de prinses en prins van Oranje moesten ervaren dat de kindersterfte de koninklijke paleizen niet oversloeg. Op 25 oktober 1822 diende de ambtenaar van de burgerlijke stand, DeVos de Cauwenberghe, zich weer aan op het paleis van de prins van Oranje. Ditmaal had de baron de droeve plicht de naam Willem Alexander Frederik Ernst Casimir toe te voegen aan het overlijdensregister. Casimir, op 21 mei van dat jaar geboren op Soestdijk, was op 22 oktober ‘ten zeven uren in den ouderdom van vijf maanden en eenen dag overleden te Brussel in het hotel, thans Bewoond door zijne Koninklijke ouders, staande en gelegen op de Plaats Roijaal binnen dezelve stad’.59 Hij werd bijgezet in de Augustijnenkerk, vijfenhalf jaar nadat zijn oudste broer daar was gedoopt. De vertrouwdheid met vroege overlijdensgevallen maakte zo’n gebeurtenis
de kleine koning
[ 39 ]
Willem_III binnenwerk 28-08-14 12:33 Pagina 40
niet minder treurig. Of Willem al deelde in de zorgen en het verdriet van vooral zijn moeder, is natuurlijk de vraag; vaststaat wel dat hij er jaren later weer mee werd geconfronteerd, toen hij koning was. In mei 1860 werd het stoffelijk overschot van Casimir van de Brusselse kerk overgeplaatst naar Delft, vijf jaar voordat ook zijn moeder haar laatste gang naar de koninklijke grafkelder zou maken. Willem was van nabij getuige van de ziekte – Casimir had een waterhoofd – en het overlijden van zijn jongste broer. Het was een tragedie zoals in die tijd bijna elk gezin wel overkwam. Tegelijk behoorde de vertrouwdheid met de ontijdige dood tot het weinige wat de erfprins gemeen had met zijn toekomstige onderdanen. Op het eerste gezicht zag de opvoedingsinstructie van de prins van Oranje er niet bijzonder vorstelijk uit. Veel buitenlucht, ook als het koud was of regende,
Willem (links) met zijn broers Hendrik en Alexander. Pasquier de Jonge
[ 40 ]
1817-1837