HOOFDSTUK 1: ALFABET, ACCENT EN UITSPRAAK alfabet en uitspraak Het Nederlands gebruikt het Latijnse alfabet en er zijn om die reden weinig verschillen. A is een A en deze letter kan lang en kort zijn. De combinatie AE wordt uitesproken als een lange E. B is een B C is een C, maar die wordt in het Latijn altijd als een K uitgesproken. Er bestaat echter ook de gewoonte om de C wanneer deze gevolgd wordt door een i of een e-klank uit te spreken als een S of als een TS zoals in het Italiaans uitgesproken cappuccino. D is D E is een E en deze letter kan kort en lang zijn. De combinatie EU wordt uitgesproken als de Nederlandse tweeklank UI. F is een F G is een G. H is een H. I is een I, maar kan ook een J zijn. Het recht is ‘Ius’ in het Latijn en de I wordt uitgesproken als een J, zodat het ‘Joes’ wordt. J is een J, maar komt nauwelijks voor. K is een K die maar af en toe voorkomt. Bij voorbeeld in het woord ‘Kalendae’ zoals de Romeinen de eerste dag van de maand noemden. L is L Mis M N is N O is O P is P Q is Q, een letter die in het Latijn altijd gevolgd wordt door een U. de uitspraak is kw waardoor Quod klinkt als ‘kwot’. R is R © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
2
S is S T is T U is U. De Romeinen spraken deze letter uit als een OE. Maar er bestaat ook de gewoonte om de U in bekende Romeinse namen als een Nederlandse U uit te spreken. Iedereen spreekt Julius Caesar uit als ‘Julius Cesar’ en niet als ‘Joelioes Kaesar’. V is V, maar het verschil tussen U en V was voor Romeinen klein. In opschriften of bepaalde tekstuitgaven staan soms alleen maar V’s of alleen maar U’s en dan moet de lezer zelf bepalen om welke van de twee het gaat. X is X Y is Y en dat is inderdaad een Griekse Y of Upsilon die de Romeinen vooral gebruikten om Griekse leenwoorden te spellen. Z is Z en ook die letter werd vooral gebruikt in Griekse leenwoorden. accent Het accent ligt bij Latijnse woorden op de tweede lettergreep van achteren. Dat is in elk geval zo bij alle woorden die uit twee lettergrepen bestaan. Het is dus Cáesar en Cáto. Bestaat het woord uit meer lettergrepen dan hangt het ervanaf. Wanneer de tweede lettergreep van achteren lang is, dan krijgt deze lettergreep ook dan het accent. Is de tweede lettergreep van achteren echter kort, dan schuift het accent één plaatsje naar voren op en komt op de derde van achteren. Een lettergreep is lang wanneer hij een lange klinker of tweeklank bevat en ook wanneer de lettergreep eindigt op een medeklnker. Het woord femina (vrouw) bestaat uit drie lettergrepen fe – mi – na. De i in de voorlaatste lettergreep is kort. Daardoor schuift het accent naar voren en wordt het fémina. Dat de i in femina kort is, is een kwestie van weten. Het staat in het woordenboek. Het woord puella (meisje) bestaat ook uit de drie lettergrepen pu – el – la. Omdat de voorlaatste lettergreep op een –l en dus op een medeklinker eindigt, is deze lettergreep voor het Latijnse taalgevoel lang en valt het accent op deze één na laatste lettergreep. Het is dus puélla. Wie alleen Latijn schrijft, heeft met het accent weinig te maken. Maar wie het werk van de Romeinse dichters wil voorlezen, moet het weten. Want zij werkten niet met rijm, maar uitsluitend met het ritme van de © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
3
woorden en dan is het wel van belang of een lettergreep lang dan wel kort is.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
4
HOOFDSTUK 2: DE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN Eerste declinatie Tot deze groep behoren de woorden die in de nominativus eindigen op een –a en een genitivus hebben op –ae. Voorbeeld F1 F2 F3 F4 F5
togă togae togae togam togā
F6 F7 F8 F9 F10
togae togarum togis togas togis
ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De meeste woorden die tot deze declinatie behoren zijn vrouwelijk, maar een aantal als poeta, nauta en agricola zijn mannelijk. Tweede declinatie Tot deze declinatie behoren woorden die in de nominativus eindigen op –us, op –r of -er en –um en een genitivus hebben op –i. De woorden van dit type zijn de enige die een herkenbare aparte vorm hebben voor de aanspreeknaamval of vocativus. Bij alle andere woorden is de aanspreekvorm identiek aan de gewone nominativus.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
5
D
M1 M2 M3 M4 M5
amicus amici amico amicum amico amicĕ
M6 M7 M8 M9 M10
amici amicorum amicis amicos amicis
ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door o, vriend MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus vocativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Woorden die niet op –us uitgaan, maar op –ius hebben een afwijkende vocativus. De vocativus van bij voorbeeld filius is fili. Toen Caesar vermoord werd, zou hij volgens sommigen tegen één van zijn moordenaars gezegd hebben: Tu quoque fili? “Jij ook, mijn zoon?” Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met verlies van de -e. Ager, agri M betekent akker. M1 M2 M3 M4 M5
ager agri agro agrum agro
M6 M7 M8 M9 M10
agri agrorum agris agros agris
ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
6
Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met behoud van de -e. Puer, pueri M betekent jongen. M1 M2 M3 M4 M5
puer pueri puero puerum puero
M6 M7 M8 M9 M10
pueri puerorum pueris pueros pueris
ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Zoals puer gaan ook socer, soceri M, schoonvader, gener, generi M, schoonzoon, vesper, vesperi M, avond en liberi, liberorum M, kinderen dat alleen in het meervoud voorkomt. Het Latijnse woord voor man - vir, viri M - vormt zijn naamvallen op dezelfde manier als puer. Voorbeeld van onzijdige woorden op -um is bellum, belli N, oorlog M1 M2 M3 M4 M5
bellum belli bello bellum bello
M6 M7 M8 M9 M10
bella bellorum bellis bella bellis
ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
7
Derde declinatie Tot deze declinatie behoren de woorden die in de nominativus heel verschillende uitgangen kunnen hebben, maar allemaal hebben ze een genitivus die eindigt op –is. Er zijn drie groepen zelfstandige naamwoorden te onderscheiden. De eerste groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -um. Voorbeelden zijn lex, legis F, wet, consul, consulis M, consul en flumen, fluminis N, rivier. EV F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
lex legis legi legem lege MV leges legum legibus leges legibus
EV M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
consul consulis consuli consulem consule MV consules consulum consulibus consules consulibus
EV N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
flumen fluminis flumini flumen flumine MV flumina fluminum fluminibus flumina fluminibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De tweede groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -i, een accusativus op -im, een genitivus meervoud op -ium en onzijdig meervoud op -ia. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV turris turris turri turrim turri MV turres turrium turribus turres turribus
M1 M2 M3 M4 M5
EV Tiberis Tiberis Tiberi Tiberim Tiberi MV
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV mare maris mari mare mari MV maria marium maribus maria maribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
8
Turiis, turris F betekent toren en de woroden sitis, sitis F, dorst, febris, F koorts, securis, securis F bijl, puppis, puppis F, achtersteven en vis F, geweld of kracht waarvan de genitivus niet bestaat. Zoals mare, maris N, zee, gaat ook animal, animalis N dier. De derde groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -ium . F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV urbs urbis urbi urbem urbe MV urbes urbium urbibus urbes urbibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV civis civis civi civem cive MV cives civium civibus cives civibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV os ossis ossi os osse MV ossa ossium ossibus ossa ossibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Urbs, urbis F betekent stad, civis, civis M betekent burger en os, ossisN betekent bot. Veel woorden die eindigen op een stam met meer dan één medeklinker horen bij deze derde groep. Een woord als civis met genitivus civis is een zogenaamd ‘parisyllabum’ een woord met in de genitivus evenveel lettergrepen als in de nominativus. De meeste van deze zogenaamde parisyllaba op -es en -is maken hun naamvallen op de manier van de derde groep. Bijzondere zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie. M1 M2 M3 M4 M5
Iuppiter Iovis Iovi Iove Iove
Jupiter
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
9
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV bos bovis bovi bovem bove MV boves boum bobus boves bobus
M6 M7 M8 M9 M10
EV vis
kracht
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
krachten
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
vim vi MV vires virium viribus vires viribus
M1 M2 M3 M4 M5
EV bos bovis bovi bovem bove MV boves boum bobus boves bobus
rund M en F genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Regels voor het woordgeslacht Voor alle zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie geldt dat het woordgeslacht apart geleerd moet woren. Maar woorden die een mannelijk wezen aanduiden, zoals consul, zijn altijd mannelijk. Verder zijn de woorden die in de nominativus eindigen op –os, -or en –er meestal mannelijk. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Woorden die een vrouwelijk wezen aanduiden zijn in elk geval vrouwelijk. Verder zijn woorden die in de nominativus uitgaan op –as, -aus, -o, © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
10
-x en een –s als daar een medeklinker aan voorafgaat dikwijls vrouwelijk. Onzijdig zijn meestal woorden die in de nominativus eindigen op –l, -e, -c, -n, -a, -t, -ar, -ur, - us. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Vierde declinatie Er bestaat een groep woorden die in alle naamvallen de letter -u- heeft staan. Zij vormen samen de zogenaamde vierde declinatie. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er - ūs achter de Latijnse nominatvus staat, dus: fructus, - ūs F, vrucht; senatus, - ūs M, senaat; genu, - ūs N, knie.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV fructus fructūs fructui fructum fructū MV fructus fructuum fructibus fructus fructibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV senatus senatūs senatui senatum senatū MV senatus senatuum senatibus senatus senatus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV genu genūs genui genu genū MV genua genuum genibus genua genibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Bij deze vierde declinatie horen een paar woorden die heel vaak voorkomen. Dat zijn natuurlijk ‘senatus’ maar ook ‘exercitus.’ Exercitus, exercitūs M betekent leger. Ook het woord domus, domūs F, huis hoort bij de vierde declinatie. En ook dat woord komt veel voor. Alleen zijn sommige uitgangen anders dan in het voorbeeld van fructus, fructūs F, vrucht. Op de volgende bladzijde staat het hele schema van domus.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
11
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV domus domūs domui domum domo MV domus domuum domibus domus domibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Vijfde declinatie Er bestaat ook nog een groep zelfstandige naamwoorden die zijn naamvallen nog weer anders vormt. Deze declinatie bestaat uit een kleine groep woorden die vaak voorkomen, zoals res, rēi F, zaak en dies, diēi M dag.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV res rēi rēi rem rē MV res rerum rebus res rebus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV dies diēi diēi diem diē MV dies dierum diebus dies diebus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
12
HOOFDSTUK 3: DE BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN Bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie I en II Tot deze groep behoren de bijvoeglijke naamwoorden die in de M1 vorm uitgaan op -us of -er. De eerste groep vormt zijn naamvallen zoals het schema met het voorbeeld bonus adj. goed laat zien.
F1 F2 F3 F4 F5
EV bona bonae bonae bonam bona
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
bonae bonarum bonis bonas bonis
M6 M7 M8 M9 M10
EV bonus boni bono bonum bono bone MV boni bonorum bonis bonos bonis
N1 N2 N3 N4 N5
EV bonum boni bono bonum bono
N6 N7 N8 N9 N10
MV bona bonorum bonis bona bonis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus vocativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de eerste en tweede conjugatie bestaat uit woorden die in de M1 vorm eindigen op -er. Daarvan behouden sommigen deze -e niet en andere wel.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
13
F1 F2 F3 F4 F5
EV pulchra pulchrae pulchrae pulchram pulchra
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
pulchrae pulchrarum pulchris pulchras pulchris
M6 M7 M8 M9 M10
EV pulcher pulchri pulchro pulchrum pulchro MV pulchri pulchrorum pulchris pulchros pulchris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV pulchrum pulchri pulchro pulchrum pulchro MV pulchra pulchrorum pulchris pulchros pulchris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: pulcher, chra, chrum mooi. Er bestaat ook nog een groep bijvoeglijke naamwoorden die de -e niet verliest, zoals liber, era, erum vrij. F1 F2 F3 F4 F5
EV libera liberae liberae liberam libera
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
liberae liberarum liberis liberas liberis
M6 M7 M8 M9 M10
EV liber liberi libero liberum libero MV liberi liberorum liberis liberos liberis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV liberum liberi libero liberum libero MV libera liberorum liberis libera liberis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: tener, era, erum teer.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
14
De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III De regelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie bestaan uit twee groepen. De eerste groep is van het type fortis adj. dapper. F1 F2 F3 F4 F5
EV fortis fortis forti fortem forti
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
fortes fortium fortibus fortes fortibus
M6 M7 M8 M9 M10
EV fortis fortis forti fortem forti MV fortes fortium fortibus fortes fortibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV forte fortis forti forte forti MV fortia fortium fortibus fortia fortibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen, staan in het woordenboek zo aangegeven: fortis, e dapper. De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie heeft een M1 vorm op -er. Voorbeeld acer, acris, acre scherp. F1 F2 F3 F4 F5
EV acris acris acri acrem acri
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
acres acrium acribus acres acribus
M6 M7 M8 M9 M10
EV acer acris acri acrem acri MV acres acrium acribus acres acribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV acre acris acri acre acri MV acria acrium acribus acria acribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
15
De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen staan zo in het woordenboek: acer, acris, acre scherp. Een variant is het bijvoeglijke naamwoord ‘celer’ dat snel betekent en in alle naamvallen zijn -e- behoudt. In het woordenboek staat: celer, eris, ere snel. En in de F7, M7 en de N6, N7 en N9 vormen ontbreekt de -i-. F1 F2 F3 F4 F5
EV celeris celeris celeri celerem celeri
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
celeres celerum celeribus celeres celeribus
M6 M7 M8 M9 M10
EV celer celeris celeri celerem celeri MV celeres celerum celeribus celeres celeribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV celere celeris celeri celere celeri MV celera celerum celeribus celera celeribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Tot de bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie III behoort ook eenaantal dat zijn naamvallen vormt op de manier van felix, felicis gelukkig, welvarend. In het woordenboek staan deze woorden met hun genitivus erbij, zoals dives, divitis, rijk of pauper, pauperis, arm. F1 F2 F3 F4 F5
EV felix felicis felici felicem felici
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
felices felicium felicibus felices felicibus
M6 M7 M8 M9 M10
EV felix felicis felici felicem felici MV felices felicium felicibus felices felicibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV felix felicis felici felix felici MV felicia felicium felicibus felicia felicibus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
16
Vergrotende trap Bijvoeglijke naamwoorden kennen een vergrotende trap. Ze worden gevormd door het achtervoegsel -ior in de F1 en M1 vorm achter de stam te plaatsen. Bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II Bij de adjectiva van de eehet bonus-type dient altus als voorbeeld. Van het adjectief altus is de stam alt- daar komen -ior en de andere uitgangen achter. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV altior altioris altiori altiorem altiore MV altiores altiorum altioribus altiores altioribus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV altior altioris altiori altiorem altiore MV altiores altiorum altioribus altiores altioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV altius altioris altiori altius altiore MV altiora altiorum altioribus altiora altioribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Bij adjectiva van het type ‘pulcher’ is de stam pulchr-. Daar komen de volgende uitgangen achter. F1 F2 F3 F4 F5
EV pulchrior pulchrioris
pulchriori pulchriorem pulchriore MV F6 pulchriores F7 pulchriorum F8 pulchrioribus F9 pulchriores F10 pulchrioribus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV pulchrior pulchrioris pulchriori pulchriorem pulchriore MV pulchriores pulchriorum pulchrioribus pulchriores pulchrioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV pulchrius pulchrioris pulchriori pulchrius pulchriore MV pulchriora pulchriorum pulchrioribus pulchriora pulchrioribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
17
Bij bijvoeglijke naamwoorden van het liber-type is de stam lib-. Daar komen in de vergrotende trap de volgende uitgangen achter. EV F1 liberior F2 liberioris F3 liberiori F4 liberiorem F5 liberiore MV F6 liberiores F7 liberiorum F8 liberioribus F9 liberiores F10 liberioribus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV liberior liberioris liberiori liberiorem liberiore MV liberiores liberiorum liberioribus liberiores liberioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV liberius liberioris liberiori liberius liberiore MV liberiora liberiorum liberioribus liberiora liberioribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III Bij de woorden van het fortis-type komt -ior achter de stam fort-.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV fortior fortioris fortiori fortiorem fortiore MV fortiores fortiorum fortioribus fortiores fortioribus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV fortior fortioris fortiori fortiorem fortiore MV fortiores fortiorum fortioribus fortiores fortioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV fortius fortioris fortiori fortius fortiore MV fortiora fortiorum fortioribus fortiora fortioribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Bij de woorden van het acer-type komt de uitgang -ior achter de stam acr- . © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
18
F1 F2 F3 F4 F5
EV acrior acrioris acriori acriorem acriore
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
acriores acriorum acriorbus acriores acrioribus
M6 M7 M8 M9 M10
EV acrior acrioris acriori acriorem acriore MV acriores acriorum acrioribus acriores acrioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV acrius acrioris acriori acrius acriore MV acriora acriorum acrioribus acriora acrioribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Voor het bijvoeglijk naamwoord celer is de stam celer-. Daar komen de uitgangen voor de comparativus dus achter. F1 F2 F3 F4 F5
EV celerior celerioris celeriori celeriorem celeriore
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
celeriores celeriorum celerioribus celeriores celerioribus
M6 M7 M8 M9 M10
EV celerior celerioris celeriori celeriorem celeriore MV celeriores celeriorum celerioribus celeriores celerioribus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV celerius celerioris celeriori celerius celeriore MV celeriora celeriorum celerioribus celeriora celerioribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Bij de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie komen de uitgangen -ior etc. ook achter de stam te staan. felix, felicior: gelukkig, gelukkiger pauper, pauperior: arm, armer dives, divitior: rijk, rijker © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
19
De overtreffende trap De overtreffende trap of superlativus bestaat uit de uitgangen -issima etc. die achter de stam komen. Declinatie I en II De woorden van het altus-type hebben een stam alt-. Achter deze stam komen voor de superlativus ‘hoogste’ de volgende uitgangen. EV F1 altissima F2 altissimae F3 altissimae F4 altissimam F5 altissima MV F6 altissimae F7 altissimarum F8 altissimis F9 altissimas F10 altissimis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV altissimus altissimi altissimo altissimum altissimo MV altissimi altissimorum altissimis altissimos altissimis
EV N1 altissimum N2 altissimi N3 altissimo N4 altissimum N5 altissimo MV N6 altissima N7 altissimorum N8 altissimis N9 altissima N10 altissimis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De woorden van het pulcher-type en het liber-type hebben allebei een andere superlativus. Daar komt -rima etc. achter de M1 vorm pulcher- en liber-. EV F1 pulcherrima F2 pulcherrimae F3 pulcherrimae F4 pulcherrimam F5 pulcherrima MV F6 pulcherrimae F7 pulcherrimarum F8 pulcherrimis F9 pulcherrimas F10 pulcherrimis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV pulcherrimus pulcherrimi pulcherrimo pulcherrimum pulcherrimo MV pulcherrimi pulcherrimorum pulcherrimis pulcherrimos pulcherrimis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV pulcherrimum pulcherrimi pulcherrimo pulcherrimum pulcherrimo MV pulcherrima pulcherrimorum pulcherrimis pulcherrima pulcherrimis
20
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Declinatie III De overtreffende trap bij woorden van het fortis-type van de derde declinatie maak je door -issima etc. achter de stam te zetten. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV fortissima fortissimae fortissimae fortissimam fortissima MV fortissimae fortissimarum fortissimis fortissimas fortissimis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7
EV fortissimus fortissimi fortissimo fortissimum fortissimo MV fortissimi fortissimorum
M8 fortissimis M9 fortissimos M10 fortissimis
EV N1 fortissimum N2 fortissimi N3 fortissimo N4 fortissimum N5 fortissimo MV N6 fortissima N7 fortissimorum N8 fortissimis N9 fortissima N10 fortissimis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie die een M1 vorm op -er hebben, hebben een andere superlativus. Zij vormen hun overtreffende trap door achter de M1-vorm -rima etc. te zetten. Als voorbeeld dient acer, acris, acre, scherp. Alacer (vrolijk), celeber (snel) en celeber (talrijk) maken op dezelfde manier hun superlativus. EV acerrima acerrimae acerrimae acerrimam acerrima MV F6 acerrimae F7 acerrimarum F8 acerrimis F9 acerrimas F10 acerrimis
F1 F2 F3 F4 F5
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV acerrimus acerrimi acerrimo acerrimum acerrimo MV acerrimi acerrimorum acerrimis acerrimos acerrimis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV acerrimum acerrimi acerrimo acerrimum acerrimo MV acerrima acerrimorum acerrimis acerrima acerrimis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
21
Onregelmatige comparativi en superlativi declinatie I en II bonus, melior, optimus: goed, beter, best malus, peior, pessimus: slecht, slechter, slechtst magnus, maior, maximus: groot, groter, grootst parvus, minor, minimus: klein, kleiner, kleinst multus, plures, plurimus: veel, meer, meest. EV F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV M1 M2 M3 M4 M5
MV plures plurium pluribus plures pluribus
M6 M7 M8 M9 M10
N1 N2 N3 N4 N5 MV plures plurium pluribus plures pluribus
N6 N7 N8 N9 N10
EV plus
plus MV plura plurium pluribus plura pluribus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
declinatie III facilis, facilior, facillimus: gemakkelijk, gemakkelijker, gemakkelijkst difficilis, difficilior, difficillimus: moeilijk, moeilijker, moeilijkst felix, felicior, felicissimus: gelukkig, gelukkiger, gelukkigst pauper, pauperior, pauperrimus: arm, armer, armst dives, divitior, divitissimus: rijk, rijker, rijkst Het Latijn kent nog meer afwijkende comparativi en superlativi, maar die staan ook in het woordenboek. Bij de vergrotende trap gebruikt het Latijn het woordje ‘quam’ om ‘dan’ weer te geven. Wanneer zelfstandige naamwoorden vergeleken worden kan ook de ablativus gebruikt worden.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
22
HOOFDSTUK 4: HET BIJWOORD Het bijwoord is een woord dat bij elke woordsoort iets vertelt met uitzondering van het zelfstandige naamwoord. Dat is in het Nederlands zo en in het Latijn. Sommige woorden zijn pure bijwoorden en staan als zodanig in het woordenboek. Ze zijn te herkennen aan de afkorting adv. , adverbium, de Latijnse term voor bijwoord. Van bijvoeglijke naamwoorden kan een bijwoord gemaakt worden. In het Latijn gaat dat zo. van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie I en II De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II veranderen in een bijwoord als er achter de stam een -e, spreek uit als een lange ē, te plaatsen. Voorbeeld: altus adj. hoog heeft als stam alt- en met een -e erachter wordt het alte als bijwoord. Bij pulcher adj. mooi is de stam pulchr- en het bijwoord dus pulchre. Bij liber adj. vrij is de stam liber- en het bijwoord dus libere. Sommige bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie hebben een onregelmatig bijwoord. In het woordenboek staan ze bij het adjectief. Veel gebruikte afwijkende bijwoorden zijn: bonus (M1) adj. multus (M1) adj. citus (M1) adj. subitus (M1) adj.
goed veel snel plotseling
bene adv. multum adv. cito adv. subito adv.
Bijwoord van de vergrotende trap. Van de vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn heeft daar geen aparte vorm voor, gebruikt de N1 vorm ook als bijwoord. Voorbeeld: altius betekent dus ook hoger als bijwoord. Deze regel geldt ook voor de onregelmatige © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
23
comparativus vormen. melius (N1) adj. peius (N1) adj. maius (N1) adj. minus (N1) adj.
beter slechter groter kleiner, minder
melius adv. peius adv. maius adv. minus adv.
plus (N1) adj.
meer
plus adv.
Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn doet dat door een -e te zetten achter de stam van de overtreffende vorm. Voorbeeld: altissim- is de stam van de overtreffende trap ‘hoogst’ en achter deze stam komt een -e. Dus altissime is het bijwoord hoogst. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II. Pulcherrima heeft als stam pulcherrim- waarachter voor het bijwoord de -e komt zodat pulcherrime het bijwoord mooist is . Liberissima heeft als stam liberissim-. En daar komt om er een bijwoord van te maken een -e achter: liberissime, zeer vrij of het vrijst (bijwoord). Ook waar de overtreffende trap onregelmatig is, gaat het zo. optimus (M1) adj. pessimus (M1) adj. maximus (M1) adj. minimus (M1) adj.
best slechtst grootst kleinst,minst
optime adv. pessime adv. maxime adv. minime adv.
plurimus (M1) adj.
meer
plus adv.
van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie III Bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie veranderen in een bijwoord door de letters -iter achter de stam te plaatsen. Voorbeeld: fortis adj. sterk heeft als stam fort- en door daar -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord fortiter adv. sterk. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van het fortis-type. Bij de bijvoeglijke naamwoorden van het acer-type gaat het net zo. Acer © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
24
adj. scherp heeft als stam acr-.Door daar de letters -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord scherp: acriter adv. Ook bijvoeglijke naamwoorden van het celer-type maken op deze manier hun bijwoorden. De stam van celer is celer- en celeriter betekent snel als bijwoord. Het onregelmatige felix adj. gelukkig heeft als stam felic- en daar komt ook voor het bijwoord -iter achter. Op die manier betekent feliciter gelukkig adv. of op gelukkige wijze. Bijwoord van de vergrotende trap Ook bij de bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III dient de N1 vorm als bijwoord van de vergrotende trap. Dit is bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden het geval. fortius (N1) adj. acrius (N1) adj. celerius (N1) adj. felicius (N1) adj.
sterker scherper sneller gelukkiger
fortius adv. acrius adv. celerius adv. felicius adv.
Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap wordt een bijwoord gemaakt door achter de stam een -e te plaatsen. Voorbeeld: fortissimus heeft als stam fortissimen daar komt een -e achter om er een bijwoord van te maken: fortissime, sterkst adv. Zo gaat het bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III, ook de onregelmatige. fortissimus (M1) adj. acerrimus (M1) adj. celerrimus (M1) adj. difficillimus (M1) adj.
sterkst scherpst snelst moeilijkst
fortissime adv. acerrime adv. celerrime adv. difficillime adv.
facillimus (M1) adj.
gemakkelijkst
facillime adv.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
25
HOOFDSTUK 5: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE I De werkwoorden van het type voco I zijn de werkwoorden van de eerste conjugatie of conjugatie I. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse I achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (voco) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van voco en ziet er zo uit: EV N1 N2 N3 N4 N5
vocare vocandi vocando vocare vocando
het roepen van het roepen (aan) het roepen het roepen door/met het roepen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. vocari (N1 en N4) vocavisse (N1 en N4)
geroepen worden geroepen te hebben
infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. vocatum vocatu
om te roepen om te roepen
supinum I supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
26
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord voco I zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: vocans Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij voco I de vorm voca-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is ‘roepend.’ EV vocans vocantis vocanti
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
vocantem vocante MV vocantes vocantium vocantibus vocantes vocantibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV vocans vocantis vocanti vocantem vocante MV vocantes vocantium vocantibus vocantes vocantibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV vocans vocantis vocanti vocans vocante MV vocantia vocantium vocantibus vocantia vocantibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: vocata Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor vocata altijd geroepen zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam voca- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam vocat- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
27
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV vocata vocatae vocatae vocatam vocata MV vocatae vocatarum vocatis vocatas vocatis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV vocatus vocati vocato vocatum vocato MV vocati vocatorum vocatis vocatos vocatis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV vocatum vocati vocato vocatum vocato MV vocata vocatorum vocatis vocata vocatis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het deelwoord van de toekomst: vocatura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord voco I is daarvan de betekenis ‘zullende roepen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam vocat- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV vocatura vocaturae vocaturae vocaturam vocatura MV vocaturae vocaturarum vocaturis vocaturas vocaturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV vocaturus vocaturi vocaturo vocaturum vocaturo MV vocaturi vocaturorum vocaturis vocaturos vocaturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV vocaturum vocaturi vocaturo vocaturum vocaturo MV vocatura vocaturorum vocaturis vocatura vocaturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
28
het gerundivum: vocanda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam voca- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van voco I ziet er zo uit.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV vocanda vocandae vocandae vocandam vocanda MV vocandae vocandarum vocandis vocandas vocandis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV vocandus vocandi vocando vocandum vocando MV vocandi vocandorum vocandis vocandos vocandis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV vocandum vocandi vocando vocandum vocando MV vocanda vocandorum vocandis vocanda vocandis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: voca! vocate! vocare! vocamini!
roep! roept! word geroepen! wordt geroepen!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
29
ACTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
voco
vocem
vocas
voces
vocat
vocet
vocamus
vocemus
vocatis
vocetis
vocant
vocent
vocabam
vocarem
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
vocabas
vocares
vocabat
vocaret
vocabamus
vocaremus
vocabatis
vocaretis
vocabant
vocarent
vocabo
(omdat) ik roep
(omdat) ik riep
ik zal roepen
vocabis vocabit vocabimus vocabitis vocabunt perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
vocavi
vocaverim
vocavisti
vocaveris
vocavit
vocaverit
vocavimus
vocaverimus
vocavistis
vocaveritis
vocaverunt
vocaverint
vocaveram
vocavissem
vocaveras
vocavisses
vocaverat
vocavisset
vocaveramus
vocavissemus
vocaveratis
vocavissetis
vocaverant
vocavissent
vocavero
(omdat) ik geroepen heb
(omdat) ik geroepen had
ik zal geroepen hebben
vocaveris vocaverit vocaverimus vocaveritis vocaverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
30
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
vocor
vocer
vocaris
voceris
vocatur
vocetur
vocamur
vocemur
vocamini
vocemini
vocantur
vocentur
vocabar
vocarerer
vocabaris
vocareris
vocabatur
vocaretur
vocabamur
vocaremur
vocabamini
vocaremini
vocabantur
vocarentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
vocabor
(omdat) ik geroepen word
(omdat) ik geroepen werd
ik zal geroepen worden
vocaberis vocabitur vocabimur vocabimini vocabuntur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
vocata/us/um sum
vocata/us/um sim
vocata/us/um es
vocata/us/um sis
vocata/us/um est
vocata/us/um sit
vocatae/i/a sumus
vocatae/i/a simus
vocatae/i/a estis
vocatae/i/a sitis
vocatae/i/a sunt
vocatae/i/a sint
vocata/us/um eram
vocata/us/um essem
vocata/us/a veras
vocata/us/um esses
vocata/us/um erat
vocata/us/um esset
vocatae/i/a eramus
vocatae/i/a essemus
vocatae/i/a eratis
vocatae/i/a essetis
vocatae/i/a erant
vocatae/i/a essent
vocata/us/um ero
(omdat) ik geroepen ben
(omdat) ik geroepen was
ik zal geroepen zijn
vocata/us/um eris vocata/us/um erit vocatae/i/a erimus vocatae/i/a eritis vocatae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
31
HOOFDSTUK 6: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE II De werkwoorden van het type deleo II zijn de werkwoorden van de tweede conjugatie of conjugatie II. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse II achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (deleo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van deleo en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV delere delendi delendo delere delendo
het verwoesten van het verwoesten (aan) het verwoesten het verwoesten door/met het verwoesten
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. deleri (N1 en N4) delevisse (N1 en N4)
verwoest te worden verwoest te hebben
infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. deletum deletu
om te verwoesten om te verwoesten
supinum I supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
32
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord deleo II zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: delens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij deleo II de vorm dele-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is ‘verwoestend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV delens delentis delenti delentem delente MV delentes delentium delentibus delentes delentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV delens delentis delenti delentem delente MV delentes delentium delentibus delentes delentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV delens delentis delenti delens delente MV delentia delentium delentibus delentia delentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: deleta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor deleta altijd verwoest zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam dele- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam delet- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
33
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV deleta deletae deletae deletam deleta MV deletae deletarum deletis deletas deletis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV deletus deleti deleto deletum deleto MV deleti deletorum deletis deletos deletis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV deletum deleti deleto deletum deleto MV deleta deletorum deletis deleta deletis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het deelwoord van de toekomst: deletura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord deleo II is daarvan de betekenis ‘zullende verwoesten.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam delet- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV deletura deleturae deleturae deleturam deletura MV deleturae deleturarum deleturis deleturas deleturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV deleturus deleturi deleturo deleturum deleturo MV deleturi deleturorum deleturis deleturos deleturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV deleturum deleturi deleturo deleturum deleturo MV deletura deleturorum deleturis deletura deleturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
34
het gerundivum: delenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam dele- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van deleo II ziet er zo uit.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV delenda delendae delendae delendam delenda MV delendae delendarum delendis delendas delendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV delendus delendi delendo delendum delendo MV delendi delendorum delendis delendos delendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV delendum delendi delendo delendum delendo MV delenda delendorum delendis delenda delendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: dele! delete! delere! delemini!
verwoest! verwoest! word verwoest! wordt verwoest!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
35
ACTIEF praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
deleo
deleam
deles
deleas
delet
deleat
delemus
deleamus
deletis
deleatis
delent
deleant
delebam
delerem
delebas
deleres
delebat
deleret
delebamus
deleremus
delebatis
deleretis
delebant
delerent
delebo
(omdat) ik verwoest
(omdat) ik verwoestte
ik zal verwoesten
delebis delebit delebimus delebitis delebunt perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
delevi
deleverim
delevisti
deleveris
delevit
deleverit
delevimus
deleverimus
delevistis
deleveretis
deleverunt
deleverint
deleveram
delevissem
deleveras
delevisses
deleverat
delevisset
deleveramus
delevissemus
deleveratis
delevissetis
deleverant
delevissent
delevero
(omdat) ik verwoest heb
(omdat) ik verwoest had
ik zal verwoest hebben
deleveris deleverit deleverimus deleveritis deleverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
36
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
deleor
delear
deleris
delearis
deletur
deleatur
delemur
deleamur
delemini
deleamini
delentur
deleantur
delebar
delerer
delebaris
delereris
delebatur
deleretur
delebamur
deleremur
delebamini
deleremini
delebantur
delerentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
delebor
(omdat) ik verwoest word
(omdat) ik verwoest werd
ik zal verwoest worden
deleberis delebitur delebimur delebimini delebuntur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
deleta/us/um sum
deleta/us/um sim
deleta/us/um es
deleta/us/um sis
deleta/us/um est
deleta/us/um sit
deletae/i/a sumus
deletae/i/a simus
deletae/i/a estis
deletae/i/a sitis
deletae/i/a sunt
deletae/i/a sint
deleta/us/um eram
deleta/us/um essem
deleta/us/a eras
deleta/us/um esses
deleta/us/um erat
deleta/us/um esset
deletae/i/a eramus
deletae/i/a essemus
deletae/i/a eratis
deletae/i/a essetis
deletae/i/a erant
deletae/i/a essent
deleta/us/um ero
(omdat) ik verwoest ben
(omdat) ik verwoest was
ik zal verwoest zijn
deleta/us/um eris deleta/us/um erit deletae/i/a erimus deletae/i/a eritis deletae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
37
HOOFDSTUK 7: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE III De werkwoorden van het type emo III zijn de werkwoorden van de derde conjugatie of conjugatie III In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse III achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (emo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van emo en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV emere emendi emendo emere emendo
het kopen van het kopen (aan) het kopen het kopen door/met het kopen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. emi (N1 en N4) emisse (N1 en N4)
gekocht te worden gekocht te hebben
infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. emptum emptu
om te kopen om te kopen
supinum I supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
38
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord emo III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: emens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij emo III em- waar een hulp -e- achter komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘kopend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV emens ementis ementi ementem emente MV ementes ementium ementibus ementes ementibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV emens ementis ementi ementem emente MV ementes ementium ementibus ementes ementibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV emens ementis ementi emens emente MV ementia ementium ementibus ementia ementibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: empta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor empta altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam em- een hulpletter -p- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.stam empt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
39
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV empta emptae emptae emptam empta MV emptae emptarum emptis emptas emptis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV emptus empti empto emptum empto MV empti emptorum emptis emptos emptis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV emptum empti empto emptum empto MV empta emptorum emptis empta emptis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het deelwoord van de toekomst: emptura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord emo III is daarvan de betekenis ‘zullende kopen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam empt- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV emptura empturae empturae empturam emptura MV empturae empturarum empturis empturas empturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV empturus empturi empturo empturum empturo MV empturi empturorum empturis empturos empturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV empturum empturi empturo empturum empturo MV emptura empturorum empturis emptura empturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
40
het gerundivum: emenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam em- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van emo III ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV emenda emendae emendae emendam emenda MV emendae emendarum emendis emendas emendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV emendus emendi emendo emendum emendo MV emendi emendorum emendis emendos emendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV emendum emendi emendo emendum emendo MV emenda emendorum emendis emenda emendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: eme! emite! emere! emimini!
koop! koopt! word gekocht! wordt gekocht!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
41
ACTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
emo
emam
emis
emas
emit
emat
emimus
emamus
emitis
ematis
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
emunt
emant
emebam
emerem
emebas
emeres
emebat
emeret
emebamus
emeremus
emebatis
emeretis
emebant
emerent
emam
(omdat) ik koop
(omdat) ik kocht
ik zal kopen
emes emet ememus emetis ement perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
emi
emerim
emisti
emeris
emit
emerit
emimus
emerimus
emistis
emeretis
emerunt
emerint
emeram
emissem
emeras
emisses
emerat
emisset
emeramus
emissemus
emeratis
emissetis
emerant
emissent
emero
(omdat) ik gekocht heb
(omdat) ik gekocht had
ik zal gekocht hebben
emeris emerit emerimus emeritis emerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
42
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
emor
emar
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
emeris
emaris
emitur
ematur
emimur
emamur
emimini
emamini
emuntur
emantur
emebar
emerer
emebaris
emereris
emebatur
emeretur
emebamur
emeremur
emebamini
emeremini
emebantur
emerentur
emar
(omdat) ik gekocht word
(omdat) ik gekocht werd
ik zal gekocht worden
emeris emetur ememur ememini ementur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
empta/us/um sum
empta/us/um sim
empta/us/um es
empta/us/um sis
empta/us/um est
empta/us/um sit
emptae/i/a sumus
emptae/i/a simus
emptae/i/a estis
emptae/i/a sitis
emptae/i/a sunt
emptae/i/a sint
empta/us/um eram
empta/us/um essem
empta/us/um eras
empta/us/um esses
empta/us/um erat
empta/us/um esset
emptae/i/a eramus
emptae/i/a essemus
emptae/i/a eratis
emptae/i/a essetis
emptae/i/a erant
emptae/i/a essent
empta/us/um ero
(omdat) ik gekocht ben
(omdat) ik gekocht was
ik zal gekocht zijn
empta/us/um eris empta/us/um erit emptae/i/a erimus emptae/i/a eritis emptae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
43
HOOFDSTUK 8: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE IV De werkwoorden van het type audio IV zijn de werkwoorden van de vierde conjugatie of conjugatie IV. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse IV achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (audio) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van audio en ziet er zo uit:
N1 N2 N3 N4 N5
EV audire audiendi audiendo audire audiendo
het horen van het horen (aan) het horen het horen door/met het horen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. audiri (N1 en N4) audivisse (N1 en N4)
gehoord worden gehoord hebben
infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
44
auditum auditu
om te horen om te horen
supinum I supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord audio IV zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: audiens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij audi IV audi- waar een hulp -e- achter komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘horend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV audiens audientis audienti audientem audiente MV audientes audientium audientibus audientes audientibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV audiens audientis audienti audientem audiente MV audientes audientium audientibus audientes audientibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV audiens audientis audienti audiens audiente MV audientia audientium audientibus audientia audientibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: audita Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor audita altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam audi- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam audit- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
45
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV audita auditae auditae auditam audita MV auditae auditarum auditis auditas auditis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV auditus auditi audito auditum audito MV auditi auditorum auditis auditos auditis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV auditum auditi audito auditum audito MV audita auditorum auditis audita auditis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het deelwoord van de toekomst: auditura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord audio IV is daarvan de betekenis ‘zullende horen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam audit- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV auditura auditurae auditurae audituram auditura MV auditurae auditurarum audituris audituras audituris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV auditurus audituri audituro auditurum audituro MV audituri auditurorum audituris audituros audituris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV auditurum audituri audituro auditurum audituro MV auditura auditurorum audituris auditura audituris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
46
het gerundivum: audienda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam audi- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van audio IV ziet er zo uit.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV audienda audiendae audiendae audiendam audienda MV audiendae audiendarum audiendis audiendas audiendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV audiendus audiendi audiendo audiendum audiendo MV audiendi audiendorum audiendis audiendos audiendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV audiendum audiendi audiendo audiendum audiendo MV audienda audiendorum audiendis audienda audiendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: audi! audite! audire! audimini!
hoor! hoort! word gehoord! wordt gehoord!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
47
ACTIEF praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
audio
audiam
audis
audias
audit
audiat
audimus
audiamus
auditis
audiatis
audiunt
audiant
audiebam
audirem
audiebas
audires
audiebat
audiret
audiebamus
audiremus
audiebatis
audiretis
audiebant
audirent
audiam
(omdat) ik hoor
(omdat) ik hoorde
ik zal horen
audies audiet audiemus audietis audient perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
audivi
audiverim
audivisti
audiveris
audivit
audiverit
audivimus
audiverimus
audivistis
audiveritis
audiverunt
audiverint
audiveram
audivissem
audiveras
audivisses
audiverat
audivisset
audiveramus
audivissemus
audiveratis
audivissetis
audiverant
audivissent
audivero
(omdat) ik gehoord heb
(omdat) ik gehoord had
ik zal gehoord hebben
audiveris audiverit audiverimus audiveritis audiverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
48
PASSIEF praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
audior
audiar
audiris
audiaris
auditur
audiatur
audimur
audiamur
audimini
audiamini
audiuntur
audiantur
audiebar
audirer
audiebaris
audireris
audiebatur
audiretur
audiebamur
audiremur
audiebamini
audiremini
audiebantur
audirentur
audiar
ik word gehoord
ik werd gehoord
ik zal gehoord worden
audieris audietur audiemur audiemini audientur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
audita/us/um sum
audita/us/um sim
audita/us/um es
audita/us/um sis
audita/us/um est
audita/us/um sit
auditae/i/a sumus
auditae/i/a simus
auditae/i/a estis
auditae/i/a sitis
auditae/i/a sunt
auditae/i/a sint
audita/us/um eram
audita/us/um essem
audita/us/um eras
audita/us/um esses
audita/us/um erat
audita/us/um esset
auditae/i/a eramus
auditae/i/a essemus
auditae/i/a eratis
auditae/i/a essetis
auditae/i/a erant
auditae/i/a essent
audita/us/um ero
ik ben gehoord
ik was gehoord
ik zal gehoord zijn
audita/us/um eris audita/us/um erit auditae/i/a erimus auditae/i/a eritis auditae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
49
HOOFDSTUK 9: DE CAPIO-GROEP De werkwoorden van de capio-groep combineren elementen van de derde conjugatie met elementen van de vierde. Ze zijn eraan te herkennen dat ze eruit zien als ‘audio’ met een ‘-io’ op het einde, maar met erachter een Romeinse III die eigenlijk bij ‘emo III’ hoort. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van capio en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV capere capiendi capiendo capere capiendo
het nemen van het nemen aan het nemen het nemen door /met het nemen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. capi (N1 en N4) cepisse (N1 en N4)
genomen worden genomen hebben
infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
50
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord capio III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: audiens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam capie- waar de uitgang -ns etc. achter komen. De betekenis is ‘nemend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV capiens capientis capienti capientem capiente MV capientes capientium capientibus capientes capientibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV capiens capientis capienti capientem capiente MV capientes capientium capientibus capientes capientibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV capiens capientis capienti capiens capiente MV capientia capientium capientibus capientia capientibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: capta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor capta altijd genomen zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam cap- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam capt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
51
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV capta captae captae captam capta MV captae captarum captis captas captis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV captus capti capto captum capto MV capti captorum captis captos captis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV captum capti capto captum capto MV capta captorum captis capta captis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
het deelwoord van de toekomst: captura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord capio III is daarvan de betekenis ‘zullende nemen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam capt- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV captura capturae capturae capturam captura MV capturae capturarum capturis capturas capturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV capturus capturi capturo capturum capturo MV capturi capturorum capturis capturos capturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV capturum capturi capturo capturum capturo MV captura capturorum capturis captura capturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
52
het gerundivum: capienda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam capie- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van capio III ziet er zo uit.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV capienda capiendae capiendae capiendam capienda MV capiendae capiendarum capiendis capiendas capiendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV capiendus capiendi capiendo capiendum capiendo MV capiendi capiendorum capiendis capiendos capiendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV capiendum capiendi capiendo capiendum capiendo MV capienda capiendorum capiendis capienda capiendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: cape! capite! capere! capimini!
neem! neemt! word genomen! wordt genomen!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
53
ACTIEF praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
capio
capiam
capis
capias
capit
capiat
capimus
capiamus
capitis
capiatis
capiunt
capiant
capiebam
caperem
capiebas
caperes
capiebat
caperet
capiebamus
caperemus
capiebatis
caperetis
capiebant
caperent
capiam
(omdat) ik neem
(omdat) ik nam
ik zal nemen
capies capiet capiemus capietis capient perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
cepi
ceperim
cepisti
ceperis
cepit
ceperit
cepimus
ceperimus
cepistis
ceperitis
ceperunt
ceperint
ceperam
cepissem
ceperas
cepisses
ceperat
cepisset
ceperamus
cepissemus
ceperatis
cepissetis
ceperant
cepissent
cepero
(omdat) ik genomen heb
(omdat) ik genomen had
ik zal genomen hebben
ceperis ceperit ceperimus ceperitis ceperint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
54
PASSIEF praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
capior
capiar
caperis
capiaris
capitur
capiatur
capimur
capiamur
capimini
capiamini
capiuntur
capiantur
capiebar
caperer
capiebaris
capereris
capiebatur
caperetur
capiebamur
caperemur
capiebamini
caperemini
capiebantur
caperentur
capiar
(omdat) ik genomen word
(omdat) ik genomen werd
ik zal genomen worden
capieris capietur capiemur capiemini capientur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
capta/us/um sum
capta/us/um sim
capta/us/um es
capta/us/um sis
capta/us/um est
capta/us/um sit
captae/i/a sumus
captae/i/a simus
captae/i/a estis
captae/i/a sitis
captae/i/a sunt
captae/i/a sint
capta/us/um eram
capta/us/um essem
capta/us/um eras
capta/us/um esses
capta/us/um erat
capta/us/um esset
captae/i/a eramus
captae/i/a essemus
captae/i/a eratis
captae/i/a essetis
captae/i/a erant
captae/i/a essent
capta/us/um ero
(omdat) ik genomen ben
(omdat) ik genomen was
ik zal genomen zijn
capta/us/um eris capta/us/um erit captae/i/a erimus captae/i/a eritis captae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
55
HOOFDSTUK 10: DE DEPONENTIA Deponentia is de naam voor een speciale groep werkwoorden. Volledig heten ze ‘verba deponentia’ en één zo’n werkwoord is een ‘verbum deponens.’ Waarom ze zo heten, is mij niet duidelijk, maar wat is doen is geod te begrijpen. Kijk maar eens naar het voorbeeld van zo’n verbum deponens ‘proficiscor III.’ Dat ziet er onmiskenbaar passief uit met de bekende uitgang ‘-or’ aan het einde van het woord. Maar toch is de betekenis ervan actief, niet alleen in het Nederlands maar ook in het Latijn. De ‘-or uitgang’ heeft dus een andere betekenis en heeft niets met ‘word’ of ‘worden’ te maken. Het Grieks kan helpen. In deze taal bestaat het zogenaamde ‘Medium.’ Een werkwoord dat in het Medium staat, ziet er ook inderdaad passief uit, maar is actief. Het Grieks gebruikt dit Medium om duidelijk te maken dat iemand echt zelf iets doet. En deze Latijnse deponentia lijken erg op het Griekse medium. Want ‘proficiscor III’ wil zeggen dat iemand vertrekt en helemaal zelf gaat. En bij het deponens ‘vereor II’ is het helemaal duidelijk. Veretur betekent ‘hij is bang ‘of ‘hij vreest’ en dat is een heel persoonlijk gevoel en iets dat je overkomt. En dat ‘zelf doen’ of ‘zelf ondergaan’ zie je inderdaad bij veel van deze Latijnse deponens werkwoorden. Als je naar de vormen kijkt, zie je een half werkwoord. Want er zijn alleen maar onvoltooide tijden en voltooide tijden die er passief uitzien. Maar die allemaal een actieve betekenis hebben. En verder zijn er paar vormen die nodig zijn om het werkwoord normaal te kunnen gebruiken. Net zoals bij de gewone werkwoorden kent het Latijn vier gewone conjugaties voor het deponens werkwoord en een gemengde groep.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
56
deponentia conjugatie I Als voorbeeld voor de deponentia van de eerste conjugatie gebruik ik conor I, proberen, beginnen. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van conor I ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV conari conandi conando conari conando
het proberen van het proberen aan het proberen het proberen door /met het proberen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum conatum conatu
om te proberen om te proberen
supinum I supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Het Latijnse deponens kent ook vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn : het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van conor I ziet er helemaal actief uit. Het is gebaseerd op de praesens-stam cona- met daar de uitgangen -ns etc. achter. Conans betekent ‘proberend.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
57
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV conans conantis conanti conantem conante MV conantes conantium conantibus conantes conantibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV conans conantis conanti conantem conante MV conantes conantium conantibus conantes conantibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV conans conantis conanti conans conante MV conantia conantium conantibus conantia conantibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Conata (F1) betekent ‘geprobeerd hebbende.’ De vorm bestaat uit de praesens-stam ‘cona-’ met een ‘-t-’ erachter voor het voltooide deelwoord. De voltooide stam van conor I is dus ‘conat-’ en daar komen de uitgangen achter die je in het schema ziet staan.
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV conata conatae conatae conatam conata MV conatae conatarum conatis conatas conatis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV conatus conati conato conatum conato MV conati conatorum conatis conatos conantis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV conatum conati conato conatum conato MV conata conatorum conatis conata conatis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
58
Conor I heeft ook een deelwoord van de toekomst. Je maakt het van de stam voor het voltooid deelwoord ‘conat-’. Daar zet je namelijk de uitgangen -ura etc. achter waardoor je de betekenis ‘zullende proberen’krijgt. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV conatura conaturae conaturae conaturam conatura MV conaturae conaturarum conaturis conaturas conaturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV conaturus conaturi conaturo conaturum conaturo MV conaturi conaturorum conaturis conaturos conaturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV conaturum conaturi conaturo conaturum conaturo MV conatura conaturorum conaturis conatura conaturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De vierde bijvoeglijke vorm van het werkwoord conor I is het gerundivum. Je maakt deze vorm door achter de praesens-stam ‘cona-’ de uitgangen -nda etc te zetten. Conanda betekent ‘geprobeerd moetende worden’in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV conanda conandae conandae conandam conanda MV conandae conandarum conandis conandas conandis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV conandus conandi conando conandum conando MV conandi conandorum conandis conandos conandis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV conandum conandi conando conandum conando MV conanda conandorum conandis conanda conandis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
59
III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, gaat het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat zijn de ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’ vormen van het werkwoord. Daarnaast kent het deponens nog een gebiedende wijs. conare! conamini!
probeer! probeert!
woordenboek In het woordenboek staan de deponentia zo aangegeven: conor, conari en (eventueel) conatus sum, proberen. Uit de combinatie ‘conor’ met een actief werkwoord kun je opmaken dat het om een ‘verbum deponens’ gaat. Er staat dus niet apart bij dat ‘conor’ I een deponens is. Aan de passieve uitgang ‘-or’ en de vertaling met een actief werkwoord zie je dus dat het om een werkwoord gaat met een passief uiterlijk dat niet passief is.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
60
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
conor
coner
conaris
coneris
conatur
conetur
conamur
conemur
conamini
conemini
conantur
conentur
conabar
conarerer
conabaris
conareris
conabatur
conaretur
conabamur
conaremur
conabamini
conaremini
conabantur
conarentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
conabor
(omdat) ik probeer
(omdat) ik probeerde
ik zal proberen
conaberis conabitur conabimur conabimini conabuntur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
conata/us/um sum
conata/us/um sim
conata/us/um es
conata/us/um sis
conata/us/um est
conata/us/um sit
conatae/i/a sumus
conatae/i/a simus
conatae/i/a estis
conatae/i/a sitis
conatae/i/a sunt
conatae/i/a sint
conata/us/um eram
conata/us/um essem
conata/us/a veras
conata/us/um esses
conata/us/um erat
conata/us/um esset
conatae/i/a eramus
conatae/i/a essemus
conatae/i/a eratis
conatae/i/a essetis
conatae/i/a erant
conatae/i/a essent
conata/us/um ero
(omdat) ik geprobeerd heb
(omdat) ik geprobeerd had
ik zal geprobeerd hebben
conata/us/um eris conata/us/um erit conatae/i/a erimus conatae/i/a eritis conatae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
61
deponentia conjugatie II Als voorbeeld voor de deponentia van de tweede conjugatie of conjugatie II gebruik ik vereor II, vrezen. Dit werkwoord heeft als stamtijden vereor II, vereri, veritus sum. Dat betekent dat het voltooide deelwoord ‘verit-’ als stam heeft. Deze vorm ‘verit-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van vereor II, vrezen en ziet er zo uit:
N1 N2 N3 N4 N5
EV vereri verendi verendo vereri verendo
het vrezen van het vrezen aan het vrezen het vrezen door /met het vrezen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum veritum veritu
om te vrezen om te vrezen
supinum I supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Vereor II kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam ‘vere-’ waarachter de uitgangen ‘- ns’ etc. komen. Verens betekent ‘vrezend.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
62
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV verens verentis verenti verentem verente MV verentes verentium verentibus verentes verentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV verens verentis verenti verentem verente MV verentes verentium verentibus verentes verentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV verens verentis verenti verens verente MV verentia verentium verentibus verentia verentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het werkwoord vereor II heeft een andere voltooide tijd dan deleo II. De stamtijden zijn: vereor II, vereri, veritus sum, vrezen. Van veritus wordt de stam ‘verit-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende naamvallen en geslachten komen. Verita (F1) betekent ‘gevreesd hebbend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV verita veritae veritae veritam verita MV veritae veritarum veritis veritas veritis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV veritus veriti verito veritum verito MV veriti veritorum veritis veritos veritis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV veritum veriti verito veritum verito MV verita veritorum veritis verita veritis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De derde bijvoeglijke vorm van het werkwoord vereor II is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
63
het voltooid deelwoord ‘verit-’ de uitgangen -ura etc. te plaatsen. Veritura betekent ‘zullende vrezen’ in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV veritura veriturae veriturae verituram veritura MV veriturae veriturarum verituris verituras verituris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV veritruus verituri verituro veriturum verituro MV verituri veriturorum verituris verituros verituris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV veriturum veriurti veriurto veriturum verituro MV veriurta veriturorum verituris veritura verituris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘vere-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘gevreesd moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV verenda verendae verendae verendam verenda MV verendae verendarum verendis verendas verendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV verendus verendi verendo verendum verendo MV verendi verendorum verendis verendos verendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV verendum verendi verendo verendum verendo MV verenda verendorum verendis verenda verendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Vereor II kent ook een gebiedende wijs. verere! veremini!
vrees! vreest!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
64
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
vereor
verear
vereris
verearis
veretur
vereatur
veremur
vereamur
veremini
vereamini
verentur
vereantur
verebar
vererer
verebaris
verereris
verebatur
vereretur
verebamur
vereremur
verebamini
vereremini
verebantur
vererentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
verebor
(omdat) ik vrees
(omdat) ik vreesde
ik zal vrezen
vereberis verebitur verebimur verebimini verebuntur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
verita/us/um sum
verita/us/um sim
verita/us/um es
verita/us/um sis
verita/us/um est
verita/us/um sit
veritae/i/a sumus
veritae/i/a simus
veritae/i/a estis
veritae/i/a sitis
veritae/i/a sunt
veritae/i/a sint
verita/us/um eram
verita/us/um essem
verita/us/a eras
verita/us/um esses
verita/us/um erat
verita/us/um esset
veritae/i/a eramus
veritae/i/a essemus
veritae/i/a eratis
veritae/i/a essetis
veritae/i/a erant
veritae/i/a essent
verita/us/um ero
(omdat) ik gevreesd heb
(omdat) ik gevreesd had
ik zal gevreesd hebben
verita/us/um eris verita/us/um erit veritae/i/a erimus veritae/i/a eritis veritae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
65
deponentia conjugatie III Als voorbeeld voor de deponentia van de derde conjugatie of conjugatie III gebruik ik sequor III volgen. Dit werkwoord heeft als stamtijden sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘secut-’ als stam heeft. De vorm ‘secut-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van sequor III, volgen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV sequi sequendi sequendo sequi sequendo
het volgen van het volgen aan het volgen het volgen door /met het volgen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum secutum secutu
om te volgen om te volgen
supinum I supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Ook sequor III, volgen kent vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is het deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord sequor III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met daarachter de uitgangen ‘-ns’ etc. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
66
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV sequens sequentis sequenti sequentem sequente MV sequentes sequentium sequentibus sequentes sequentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV sequens sequentis sequenti sequentem sequente MV sequentes sequentium sequentibus sequentes sequentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV sequens sequentis sequenti sequens sequente MV sequentia sequentium sequentibus sequentia sequentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het werkwoord sequor III heeft een andere voltooide tijd dan emo III. De stamtijden zijn: sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Van ‘secutus’ wordt de stam ‘secut-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende naamvallen en geslachten komen. Secuta (F1) betekent ‘gevolgend hebbend’ of ‘gevolgd zijnde’ want in het Nederlands zijn beide mogelijk. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV secuta secutae secutae secutam secuta MV secutae secutarum secutis secutas secutis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV secutus secuti secuto secutum secuto MV secuti secutorum secutis secutos secutis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV secutum secuti secuto secutum secuto MV secuta secutorum secutis secuta secutis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘secut-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Secutura betekent ‘zullende volgen’ in de F1 vorm. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
67
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV secutura secuturae secuturae secuturam secutura MV secuturae secuturarum secuturis secuturas secuturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV secuturus secuturi secuturo secuturum secuturo MV secuturi secuturorum secuturis secuturos secuturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV secuturum secuturi secuturo secuturum secuturo MV secutura secuturorum secuturis secutura secuturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘gevolgd moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV sequenda sequendae sequendae sequendam sequenda MV sequendae sequendarum sequendis sequendas sequendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV sequendus sequendi sequendo sequendum sequendo MV sequendi sequendorum sequendis sequendos sequendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV sequendum sequendi sequendo sequendum sequendo MV sequenda sequendorum sequendis sequenda sequendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Sequor III kent ook een gebiedende wijs. . sequere! sequimini !
volg! volgt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
68
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
sequor
sequar
sequeris
sequaris
sequitur
sequatur
sequimur
sequamur
sequimini
sequamini
sequuntur
sequantur
sequebar
sequerer
sequebaris
sequereris
sequebatur
sequeretur
sequebamur
sequeremur
sequebamini
sequeremini
sequebantur
sequerentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
sequar
(omdat) ik volg
(omdat) ik volgde
ik zal volgen
sequeris sequetur sequemur sequemini sequentur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
secuta/us/um sum
secuta/us/um sim
secuta/us/um es
secuta/us/um sis
secuta/us/um est
secuta/us/um sit
secutae/i/a sumus
secutae/i/a simus
secutae/i/a estis
secutae/i/a sitis
secutae/i/a sunt
secutae/i/a sint
secuta/us/um eram
secuta/us/um essem
secuta/us/a eras
secuta/us/um esses
secuta/us/um erat
secuta/us/um esset
secutae/i/a eramus
secutae/i/a essemus
secutae/i/a eratis
secutae/i/a essetis
secutae/i/a erant
secutae/i/a essent
secuta/us/um ero
(omdat) ik gevolg heb
(omdat) ik gevolgd had
ik zal gevolgd hebben
secuta/us/um eris secuta/us/um erit
Als
secutae/i/a erimus deponentia
voorbeeldsecutae/i/a voor deeritis deponentia secutae/i/a erunt
conjugatie IV van de vierde conjugatie of conjugatie
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
69
IV gebruik ik partior IV, verdelen. Dit werkwoord heeft als stamtijden partior IV, partiri, partitus sum, verdelen. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘partit-’ als stam heeft. De vorm ‘partit-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van partior IV, verdelen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV partiri partiendi partiendo partiri partiendo
het verdelen van het verdelen aan het verdelen het verdelen door /met het verdelen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum partitum partitu
om te volgen om te volgen
supinum I supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Partior IV kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam parti- plus een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘partie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Partiens betekent ‘verdelend.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
70
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV partiens partientis partienti partientem partiente MV partientes partientium partientibus partientes partientibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV partiens partientis partienti partientem partiente MV partientes partientium partientibus partientes partientibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV partiens partientis partienti partiens partiente MV partientia partientium partientibus partientia partientibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De stam van het voltooide deelwoord van partior IV is ‘partit-’ daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Partita (F1) betekent ‘verdeeld hebbende.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV partita partitae partitae partitam partita MV partitae partitarum partitis partitas partitis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV partitus partiti partito partitum partito MV partiti partitorum partitis partitos partitis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV partitum partiti partito partitum partito MV partita partitorum partitis partita partitis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘partit-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Partitura betekent ‘zullende verdelen’ in de F1 vorm. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
71
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV partitura partiturae partiturae partituram partitura MV partiturae partiturarum partituris partituras partituris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV partiturus partituri partituro partiturum partituro MV partituri partiturorum partituris partituros partituris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV partiturum partituri partituro partiturum partituro MV partitura partiturorum partituris partitura partituris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘partie-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘verdeeld moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV partienda partiendae partiendae partiendam partienda MV partiendae partiendarum partiendis partiendas partiendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV partiendus partiendi partiendo partiendum partiendo MV partiendi partiendorum partiendis partiendos partiendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV partiendum partiendi partiendo partiendum partiendo MV partienda partiendorum partiendis partienda partiendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Partior IV kent ook een gebiedende wijs. . partire! partimini!
verdeel! verdeelt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
72
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
partior
partiar
partiris
partiaris
partitur
partiatur
partimur
partiamur
partimini
partiamini
partiuntur
partiantur
partiebar
partirer
partiebaris
partireris
partiebatur
partiretur
partiebamur
partiremur
partiebamini
partiremini
partiebantur
partirentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
partiar
(omdat) ik verdeel
(omdat) ik verdeelde
ik zal verdelen
partieris partietur partiemur partiemini partientur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
partita/us/um sum
partita/us/um sim
partita/us/um es
partita/us/um sis
partita/us/um est
partita/us/um sit
partitae/i/a sumus
partitae/i/a simus
partitae/i/a estis
partitae/i/a sitis
partitae/i/a sunt
partitae/i/a sint
partita/us/um eram
partita/us/um essem
partita/us/a eras
partita/us/um esses
partita/us/um erat
partita/us/um esset
partitae/i/a eramus
partitae/i/a essemus
partitae/i/a eratis
partitae/i/a essetis
partitae/i/a erant
partitae/i/a essent
partita/us/um ero
(omdat) ik verdeeld heb
(omdat) ik verdeeld had
ik zal verdeeld hebben
partita/us/um eris partita/us/um erit partitae/i/a erimus partitae/i/a eritis partitae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
73
deponentia van de capio-groep Als voorbeeld voor de deponentia van de capio-groep gebruik ik patior III, lijden. Dit werkwoord heeft als stamtijden patior III, passus sum, lijden. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘pass-’ als stam heeft. De vorm ‘pass-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van patior III, lijden verdelen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5
EV pati patiendi patiendo parti patiendo
het lijden van het lijden aan het lijden het lijden door /met het lijden
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Van het werkwoord is geen supinum bekend. II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Patior III kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam pati- plus een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘patie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Patiens betekent ‘lijdende.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
74
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV patiens patientis patienti patientem patiente MV patientes patientium patientibus patientes patientibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV patiens patientis patienti patientem patiente MV patientes patientium patientibus patientes patientibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV patiens patientis patienti patiens patiente MV patientia patientium patientibus patientia patientibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De stam van het voltooide deelwoord van patior IV is ‘pass-’ daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Passa (F1) betekent ‘geleden hebbende.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV passa passae passae passam passa MV passae passarum passis passas passis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV passus passi passo passum passo MV passi passorum passis passos passis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV passum passi passo passum passo MV passa passorum passis passa passis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘pass-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Passura betekent ‘zullende lijden’ in de F1 vorm.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
75
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV passura passurae passurae passuram passura MV passurae passurarum passuris passuras passuris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV passurus passuri passuro passurum passuro MV passuri passurorum passuris passuros passuris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV passurum passuri passuro passurum passuro MV passura passurorum passuris passura passuris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘patie-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘geleden of verdragen moetende worden.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV patienda patiendae patiendae patiendam patienda MV patiendae patiendarum patiendis patiendas patiendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV patiendus patiendi patiendo patiendum patiendo MV patiendi patiendorum patiendis patiendos patiendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV patiendum patiendi patiendo patiendum patiendo MV patienda patiendorum patiendis patienda patiendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III het werkwoord als werkwoord Partior IV kent ook een gebiedende wijs. . patere! patimini!
lijd! lijdt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
76
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
patior
patiar
pateris
patiaris
patitur
patiatur
patimur
patiamur
patimini
patiamini
patiuntur
patiantur
partiebar
paterer
partiebaris
patereris
partiebatur
pateretur
partiebamur
pateremur
partiebamini
pateremini
partiebantur
paterentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
patiar
(omdat) ik lijd
(omdat) ik leed
ik zal lijden
patieris patietur patiemur patiemini patientur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
passa/us/um sum
passa/us/um sim
passa/us/um es
passa/us/um sis
passa/us/um est
passa/us/um sit
passae/i/a sumus
passae/i/a simus
passae/i/a estis
passae/i/a sitis
passae/i/a sunt
passae/i/a sint
passa/us/um eram
passa/us/um essem
passa/us/a eras
passa/us/um esses
passa/us/um erat
passa/us/um esset
passae/i/a eramus
passae/i/a essemus
passae/i/a eratis
passae/i/a essetis
passae/i/a erant
passae/i/a essent
passa/us/um ero
(omdat) ik geleden heb
(omdat) ik geleden had
ik zal geleden hebben
passa/us/um eris passa/us/um erit passae/i/a erimus passae/i/a eritis passae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
77
HOOFDSTUK 11: ONREGELMATIGE WERKWOORDEN Het Latijn kent een aantal onregelmatige werkwoorden. Het zijn er niet veel, maar ze komen vaak voor. In dit hoofdstuk vind je ze helemaal uitgeschreven. Het gaat om de werkwoorden zijn (sum), kunnen (possum), fio (worden), eo (gaan), fero (dragen), volo (willen), nolo (niet willen) en malo (liever willen, prefereren). I Het werkwoord sum als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘sum’, dat letterlijk ‘ik ben’ betekent, kent geen volledig gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘esse’, ‘zijn.’ N1 N2 N3 N4 N5
EV esse
het zijn
esse
het zijn
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De infinitivus van de voltooide tijd is ‘fuisse’ ,‘geweest zijn.’ Deze vorm komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor. Esse kent ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘fore’ ‘te zullen zijn’ en ook dat komt alleen in de N1 en N4 vorm voor II Het werkwoord sum als bijvoeglijk naamwoord Het werkwoord ‘sum’ kent maar een soort bijvoeglijke vorm en dat is het deelwoord van de toekomst. Dit is gebaseerd op de stam ‘fut-’ waar de © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
78
uitgangen ‘-ura’etc. achter komen. Futura betekent ‘zullende zijn’ in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV futura futurae futurae futuram futura MV futurae futurarum futuris futuras futuris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV futurus futuri futuro futurum futuro MV futuri futurorum futuris futuros futuris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV futurum futuri futuro futurum futuro MV futura futurorum futuris futura futuris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord sum als werkwoord Esse, zijn, kent een aantal gebiedende wijzen. Dat zijn de gewone gebiedende wijs van de tegenwoordige tijd zoals alle werkwoorden die hebben. es! este!
ben! weest!
praesens praesens
Maar er bestaan ook nog een aantal gebiedende wijzen van de toekomende tijd en die komen wel eens voor. Daarom noem ik ze in het schema hieronder. Je ziet ze wel in de teksten van Romeinse wetten staan. esto! esto! estote! sunto!
jij moet zijn! hij moet zijn! jullie moeten zijn! zij moeten zijn!
futurum futurum futurum futurum
De onvoltooide tijden van esse zijn gebouwd op de stam ‘su-’ of op de stam ‘es-.’ De basis van de voltooide tijden is ‘fu-’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
79
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
sum
sim
es
sis
est
sit
sumus
simus
estis
sitis
sunt
sint
eram
essem
eras
esses
erat
esset
eramus
essemus
eratis
essetis
erant
essent
ero
(omdat) ik ben
(omdat) ik was
ik zal zijn
eris erit erimus eritis erunt perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
fui
fuerim
fuisti
fueris
fuit
fuerit
fuimus
fuerimus
fuistis
fueritis
fuerunt
fuerint
fueram
fuissem
fueras
fuisses
fuerat
fuisset
fueramus
fuissemus
fueratis
fuissetis
fuerant
fuissent
fuero
(omdat) ik geweest ben
(omdat) ik geweest was
ik zal geweest zijn
fueris fuerit fuerimus fueritis fuerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
80
I Het werkwoord possum als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘possum’ dat letterlijk ‘ik kan’ betekent, heeft geen volledig gerundium, maar alleen een nominativus en accusativus ‘posse’, ‘kunnen.’
N1 N2 N3 N4 N5
EV posse
het kunnen
posse
het kunnen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
De infinitivus van de voltooide tijd is ‘potuisse’ ‘gekund hebben.’ Deze vorm komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor.
II Het werkwoord possum als bijvoeglijk naamwoord Er zijn geen deelwoorden van ‘posse’, ‘kunnen’ bekend.
III Het werkwoord possum als werkwoord Het Latijnse werkwoord ‘possum’ ‘ik kan’ bestaat eigenlijk uit twee aparte woorden. Potis is een bijvoeglijk naamwoord dat ‘in staat’ betekent en dat wordt vastgemaakt aan de vormen van het werkwoord ‘esse’ zijn. Letterlijk betekent ‘possum’ dus ‘in staat ik ben.’ En dat vertalen wij met ‘ik kan.’ In de persoonsvormen van het werkwoord is goed te zien dat kunnen in het Latijn eigenlijk een samengesteld werkwoord is. Van kunnen bestaat geen gebiedende wijs. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
81
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
possum
possim
potes
possis
potest
possit
possumus
possimus
potestis
possitis
possunt
possint
poteram
possem
poteras
posses
poterat
posset
poteramus
possemus
poteratis
possetis
poterant
possent
potero
(omdat) ik kan
(omdat) ik kon
ik zal kunnen
poteris poterit poterimus poteritis poterunt perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
potui
potuerim
potuisti
potueris
potuit
potuerit
potuimus
potuerimus
potuistis
potueritis
potuerunt
potuerint
potueram
potuissem
potueras
potuisses
potuerat
potuisset
potueramus
potuissemus
potueratis
potuissetis
potuerant
potuissent
potuero
(omdat) ik gekund heb
(omdat) ik gekund had
ik zal gekund hebben
potueris potuerit potuerimus potueritis potuerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
82
I Het werkwoord fio als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘fio’ dat letterlijk betekent ‘ik word’, heeft geen volledig gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘fieri’, ‘worden.’ N1 N2 N3 N4 N5
EV fieri
het worden
fieri
het worden
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Verder kent ‘fio’ ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘factum iri’ ‘gemaakt te zuleln worden.’ Deze vorm komt ook uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor II Het werkwoord fio als bijvoeglijk naamwoord Het werkwoord ‘fio’ kent drie bijvoeglijke vormen. dat zijn: het deelwoord van de toekomst het voltooide deelwoord en het gerundivum. Het deelwoord van de toekomst is ‘futura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende worden.’
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV futura futurae futurae futuram futura MV futurae futurarum futuris futuras futuris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV futurus futuri futuro futurum futuro MV futuri futurorum futuris futuros futuris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV futurum futuri futuro futurum futuro MV futura futurorum futuris futura futuris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
83
Het voltooide deelwoord is ‘facta’ in de F1 vorm en betekent ‘gemaakt zijnde.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV facta factae factae factam facta MV factae factarum factis factas factis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV factus facti facto factum facto MV facti factorum factis factos factis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV factum facti facto factum facto MV facta factorum factis facta factis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum ‘gemaakt moetende worden’, is gelijk aan dat van facio III, maken F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV facienda faciendae faciendae faciendam facienda MV faciendae faciendarum faciendis faciendas faciendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV faciendus faciendi faciendo faciendum faciendo MV faciendi faciendorum faciendis faciendos faciendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV faciendum faciendi faciendo faciendum faciendo MV facienda faciendorum faciendis facienda faciendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord fio als werkwoord Van het werkwoord ‘fio’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Het praesens dus. fi! fite!
word! wordt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
84
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
fio
fiam
fis
fias
fit
fiat
fimus
fiamus
fitis
fiatis
fiunt
fiant
fiebam
fierem
fiebas
fieres
fiebat
fieret
fiebamus
fieremus
fiebatis
fieretis
fiebant
fierent
fiam
(omdat) ik word
(omdat) ik werd
ik zal worden
fies fiet fiemus fietis fient perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
facta/us/um sum
facta/us/um sim
facta/us/um es
facta/us/um sis
facta/us/um est
facta/us/um sit
factae/i/a sumus
factae/i/a simus
factae/i/a estis
factae/i/a sitis
factae/i/a sunt
factae/i/a sint
facta/us/um eram
facta/us/um essem
facta/us/a eras
facta/us/um esses
facta/us/um erat
facta/us/um esset
factae/i/a eramus
factae/i/a essemus
factae/i/a eratis
factae/i/a essetis
factae/i/a erant
factae/i/a essent
facta/us/um ero
(omdat) ik geworden ben
(omdat) ik geworden was
ik zal geworden zijn
facta/us/um eris facta/us/um erit factae/i/a erimus factae/i/a eritis factae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
85
I Het werkwoord eo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘eo’, dat letterlijk ‘ik ga’ betekent, komt als zelfstandig naamwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van ‘eo’ en ziet er zo uit:
N1 N2 N3 N4 N5
EV ire eundi eundo ire eundo
het gaan van het gaan aan het gaan het gaan door/met het gaan
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd. iri (N1 en N4) isse (N1 en N4)
gegaan te worden gegaan te hebben
infinitivus praesens passief infinitivus perfecti aktief
Van ‘eo’ gaan is ook een supinum bekend. itum itu
om te gaan om te gaan
supinum I supinum II
II Het werkwoord eo als bijvoeglijk naamwoord Eo kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van ‘eo’ is ‘iens’ met als genitivus ‘euntis’ en betekent ‘gaande.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
86
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV iens euntis eunti euntem eunte MV euntes euntium euntibus euntes euntibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV iens euntis eunti euntem eunte MV euntes euntium euntibus euntes euntibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV iens euntis eunti iens eunte MV euntia euntium euntibus euntia euntibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het deelwoord van de toekomst is ‘itura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende gaan.’
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV itura iturae iturae ituram itura MV iturae iturarum ituris ituras ituris
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV iturus ituri ituro iturum ituro MV ituri iturorum ituris ituros ituris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV iturum ituri ituro iturum ituro MV itura iturorum ituris itura ituris
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum van eo is ‘eunda’ in de F1 vorm en betekent ‘gegaan moetende worden.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit gerundivum. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
87
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV eunda eundae eundae eundam eunda MV eundae eundarum eundis eundas eundis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV eundus eundi eundo eundum eundo MV eundi eundorum eundis eundos eundis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV eundum eundi eundo eundum eundo MV eunda eundorum eundis eunda eundis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord eo als werkwoord Van het werkwoord ‘eo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. i! ite!
ga! gaat!
Van ‘eo’ ‘gaan’ bestaan ook een paar passieve vormen. indicativus
conjunctivus
praes.o.t.t
itur
eatur
(omdat) er gegaan wordt
imperf.o.v.t.
ibatur
iretur
(omdat) er gegaan werd
fut o.t.t.t.
ibitur
perf. v.t.t.
itum est
itum sit
(omdat) er gegaan is
plqpfv.v.t.
itum erat
itum esset
(omdat) er gegaan was
fut.ex v.t.t.t.
itum erit
er zal gegaan worden
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
er zal gegaan zijn
88
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
eo
eam
is
eas
it
eat
imus
eamus
itis
eatis
eunt
eant
ibam
irem
ibas
ires
ibat
iret
ibamus
iremus
ibatis
iretis
ibant
irent
ibo
(omdat) ik ga
(omdat) ik ging
ik zal gaan
ibis ibit ibimus ibitis ibunt perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
ii
ierim
isti
ieris
iit
ierit
iimus
ierimus
istis
ieritis
ierunt
ierint
ieram
issem
ieras
isses
ierat
isset
ieramus
issemus
ieratis
issetis
ierant
issent
iero
(omdat) ik gegaan ben
(omdat) ik gegaan was
ik zal gegaan zijn
ieris ierit ierimus ieritis ierint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
89
I Het werkwoord fero als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘fero’, dat letterlijk ‘ik draag’ betekent, heeft als stamtijden: fero, tuli, latum, dragen. Als zelfstandig naamwoord komt dit werkwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van ‘fero’ en ziet er zo uit:
N1 N2 N3 N4 N5
EV ferre ferendi ferendo ferre ferendo
het dragen van het dragen aan het dragen het dragen door/met het dragen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd. ferri (N1 en N4) tulisse (N1 en N4)
gedragen te worden gedragen te hebben
infinitivus praesens passief infinitivus perfecti aktief
Van ‘fero’ gaan is ook een supinum bekend. latum latu
om te dragen om te dragen
supinum I supinum II
II Het werkwoord fero als bijvoeglijk naamwoord Fero kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de toekomst het voltooide deelwoord en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van ‘fero’ is ‘ferens’ met als genitivus ‘ferentis’ en betekent ‘dragende.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
90
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV ferens ferentis ferenti ferentem ferente MV ferentes ferentium ferentibus ferentes ferentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV ferens ferentis ferenti ferentem ferente MV ferentes ferentium ferentibus ferentes ferentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV ferens ferentis ferenti ferens ferente MV ferentia ferentium ferentibus ferentia ferentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het deelwoord van de toekomst is ‘latura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende dragen.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV latura laturae laturae laturam latura MV laturae laturarum laturis laturas laturis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV laturus laturi laturo laturum laturo MV laturi laturorum laturis laturos laturis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV laturum laturi laturo laturum laturo MV latura laturorum laturis latura laturis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het voltooide deelwoord van fero is ‘lata’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen zijnde.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit p.p.p.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
91
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV lata latae latae latam lata MV latae latarum latis latas latis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV latus lati lato latum lato MV lati latorum latis latos latis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV latum lati lato latum lato MV lata latorum latis lata latis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
Het gerundivum van fero is ‘ferenda’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen moetende worden.’ Hieronder staan alle vormen van dit gerundivum. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV ferenda ferendae ferendae ferendam ferenda MV ferendae ferendarum ferendis ferendas ferendis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV ferendus ferendi ferendo ferendum ferendo MV ferendi ferendorum ferendis ferendos ferendis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV ferendum ferendi ferendo ferendum ferendo MV ferenda ferendorum ferendis ferenda ferendis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord fero als werkwoord Van het werkwoord ‘fero’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. fer! ferte!
draag! draagt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
92
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
fero
feram
fers
feras
fert
ferat
ferimus
feramus
fertis
feratis
ferunt
ferant
ferebam
ferrem
ferebas
ferres
ferebat
ferret
ferebamus
ferremus
ferebatis
ferretis
ferebant
ferrent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
feram
(omdat) ik draag
(omdat) ik droeg
ik zal dragen
feres feret feremus feretis ferent perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
tuli
tulerim
tulisti
tuleris
tulit
tulerit
tulimus
tulerimus
tulistis
tuleritis
tulerunt
tulerint
tuleram
tulissem
tuleras
tulisses
tulerat
tulisset
tuleramus
tulissemus
tuleratis
tulissetis
tulerant
tulissent
tulero
(omdat) ik gedragen heb
(omdat) ik gedragen had
ik zal gedragen hebben
tuleris tulerit tulerimus tuleritis tulerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
93
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
feror
ferar
ferris
feraris
fertur
feratur
ferimus
feramur
ferimini
feramini
feruntur
ferantur
ferebar
ferrer
ferebaris
ferreris
ferebatur
ferretur
ferebamur
ferremur
ferebamini
ferremini
ferebantur
ferrentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
ferar
(omdat) ik gedragen word
(omdat) ik gedragen werd
ik zal gedragen worden
fereris feretur feremur feremini ferentur perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
lata/us/um sum
lata/us/um sim
lata/us/um es
lata/us/um sis
lata/us/um est
lata/us/um sit
latae/i/a sumus
latae/i/a simus
latae/i/a estis
latae/i/a sitis
latae/i/a sunt
latae/i/a sint
lata/us/um eram
lata/us/um essem
lata/us/a veras
lata/us/um esses
lata/us/um erat
lata/us/um esset
latae/i/a eramus
latae/i/a essemus
latae/i/a eratis
latae/i/a essetis
latae/i/a erant
latae/i/a essent
lata/us/um ero
(omdat) ik gedragen ben
(omdat) ik gedragen was
ik zal gedragen zijn
lata/us/um eris lata/us/um erit latae/i/a erimus latae/i/a eritis latae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
94
I Het werkwoord volo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘volo’, dat letterlijk ‘ik wil’ betekent, heeft volo, volui als stamtijden. Gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘willen’ is ‘velle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Gewild hebben’ is ‘voluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor. N1 N2 N3 N4 N5
EV velle
het willen
velle
het willen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
II Het werkwoord volo als bijvoeglijk naamwoord Volo kent één bijvoeglijke vorm en die is: het tegenwoordig deelwoord. Het tegenwoordig deelwoord van ‘volo’ is ‘volens’ met als genitivus ‘volentis’ en betekent ‘willend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV volens volentis volenti volentem volente MV volentes volentium volentibus volentes volentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV volens volentis volenti volentem volente MV volentes volentium volentibus volentes volentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV volens volentis volenti volens volente MV volentia volentium volentibus volentia volentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord volo als werkwoord Van het werkwoord ‘volo’ bestaan de volgende vormen. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
95
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
volo
velim
vis
velis
vult
velit
volumus
velimus
vultis
velitis
volunt
velint
volebam
vellem
volebas
velles
volebat
vellet
volebamus
vellemus
volebatis
velletis
volebant
vellent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
volam
(omdat) ik wil
(omdat) ik wilde
ik zal willen
voles volet volemus voletis volent perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
volui
voluerim
voluisti
volueris
voluit
voluerit
voluimus
voluerimus
voluistis
volueritis
voluerunt
voluerint
volueram
voluissem
volueras
voluisses
voluerat
voluisset
volueramus
voluissemus
volueratis
voluissetis
voluerant
voluissent
voluero
(omdat) ik gewild heb
(omdat) ik gewild had
ik zal gewild hebben
volueris voluerit voluerimus volueritis voluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
96
De samenstellingen van volo
Het werkwoord volo kent twee samenstellingen die vaak voorkomen. Een samenstelling is volo plus nog een woordje erbij, zoals nolo en malo. Wanneer een Romein duidelijk wilde maken dat hij iets niet wilde, had hij de keus. Hij kon het werkwoord ‘volo’ (willen) gebruiken en zeggen ‘non volo’ - ik wil niet. Maar het kon ook korter en dan zei hij ‘nolo’ en dat betekent ook ‘ik wil niet.’ Op dezelfde manier kon hij op twee manieren aangeven dat hij iets liever wilde. Hij kon zeggen ‘magis volo’ wat betekent ‘ik wil meer dit’, maar ‘malo’ is sneller en betekent hetzelfde. ‘Nolo’ (niet willen) en ‘malo’ (liever willen, prefereren) hebben zich ontwikkeld tot compleet zelfstandige werkwoorden met eigen aparte vormen. Om de vormen van nolo en malo in een tekst te kunnen herkennen, volgen nu de vormen die het Latijn gebruikt.
I Het werkwoord nolo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘nolo’, dat letterlijk ‘ik wil niet’ betekent, heeft nolo, volui als stamtijden. Niet gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘niet willen’ is ‘nolle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Niet gewild hebben’ is ‘noluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor.
N1 N2 N3 N4 N5
EV nolle
het niet willen
nolle
het niet willen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
97
II Het werkwoord nolo als bijvoeglijk naamwoord Nolo kent één bijvoeglijke vorm en die is: het tegenwoordig deelwoord. Het tegenwoordig deelwoord van ‘nolo’ is ‘nolens’ met als genitivus ‘nolentis’ en betekent ‘niet willend.’
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV nolens nolentis nolenti nolentem nolente MV nolentes nolentium nolentibus nolentes nolentibus
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV nolens nolentis nolenti nolentem nolente MV nolentes nolentium nolentibus nolentes nolentibus
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV nolens nolentis nolenti nolens nolente MV nolentia nolentium nolentibus nolentia nolentibus
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
III Het werkwoord nolo als werkwoord Van het werkwoord ‘nolo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd.
noli! nolite!
wil niet! wilt niet!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
98
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
nolo
nolim
non vis
nolis
non vult
nolit
nolumus
nolimus
non vultis
nolitis
nolunt
nolint
nolebam
nollem
nolebas
nolles
nolebat
nollet
nolebamus
nollemus
nolebatis
nolletis
nolebant
nollent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
nolam
(omdat) ik niet wil
(omdat) ik niet wilde
ik zal niet willen
noles nolet nolemus noletis nolent perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
nolui
noluerim
noluisti
nolueris
noluit
noluerit
noluimus
noluerimus
noluistis
nolueritis
noluerunt
noluerint
nolueram
noluissem
nolueras
noluisses
noluerat
noluisset
nolueramus
noluissemus
nolueratis
noluissetis
noluerant
noluissent
noluero
(omdat) ik niet gewild heb
(omdat) ik niet gewild had
ik zal niet gewild hebben
nolueris noluerit noluerimus nolueritis noluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
99
I Het werkwoord malo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘malo’, dat letterlijk ‘ik wil liever’ betekent, heeft malo, malui als stamtijden. Liever gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘liever willen’ is ‘malle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Liever gewild hebben’ is ‘maluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor.
N1 N2 N3 N4 N5
EV malle
het liever willen
malle
het liever willen
onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
II Het werkwoord malo als bijvoeglijk naamwoord Malo kent geen bijvoeglijke vorm. III Het werkwoord malo als werkwoord Van het werkwoord ‘malo’ bestaan de volgende vormen.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
100
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
malo
malim
mavis
malis
mavult
malit
malumus
malimus
mavultis
malitis
malunt
malint
malebam
mallem
malebas
malles
malebat
mallet
malebamus
mallemus
malebatis
malletis
malebant
mallent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
malam
(omdat) ik liever wil
(omdat) ik liever wilde
ik zal liever willen
males malet malemus maletis malent perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
malui
maluerim
maluisti
malueris
maluit
maluerit
maluimus
maluerimus
maluistis
malueritis
maluerunt
maluerint
malueram
maluissem
malueras
maluisses
maluerat
maluisset
malueramus
maluissemus
malueratis
maluissetis
maluerant
maluissent
maluero
(omdat) ik liever gewild heb
(omdat) ik liever gewild had
ik zal liever gewild hebben
malueris maluerit maluerimus malueritis maluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
101
HOOFDSTUK 12: VOORNAAMWOORDEN Voornaamwoorden zijn vervangers. Ze kunnen in de plaats komen van een bijvoeglijk naamwoord of van een zelfstandig naamwoord. Er zijn veel verschillende soorten voornaamwoorden. Bijvoorbeeld: aanwijzende voornaamwoorden, bepalende voornaamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden. aanwijzende voornaamwoorden Het Latijn heeft als aanwijzende voornaamwoorden: hic, iste en ille. Zo staan ze tenminste in het woordenboek. hic, haec, hoc Haec, hic en hoc betekenen ‘deze’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dit’voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van haec een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘deze ...’ of ‘dit ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘haec’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘deze’ of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV haec huius huic hanc hac MV hae harum his has his
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV hic huius huic hunc hoc MV hi horum his hos his
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV hoc huius huic hoc hoc MV haec horum his haec his
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
102
iste, ista, istud Ista, iste, istud betekenen ‘die bij jou daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat bij jou daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van ista een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘die bij jou daar ...’ of ‘dat bij jou daar ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ista’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘die bij jou daar’ of ‘dat bij jou daar’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook, maar dan met een ongunstig bijklank
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV ista istīus isti istam illa MV istae istarum istis istas istis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV iste istīus isti istum isto MV isti istorum istis istos istis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV istud istīus isti istud isto MV ista istorum istis ista istis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
ille, illa, illud Illa, ille, illud betekenen ‘die daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van illa een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘die daar ...’ of ‘dat daar ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘illa’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘die daar’ of ‘dat daar’ , maar gewoon ‘hij’ of ‘zij’ zonder bijbetekenis kan vaak ook.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
103
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV illa illīus illi illam illa MV illae illarum illis illas illis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV ille illīus illi illum illo MV illi illorum illis illos illis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV illud illīus illi illud illo MV illa illorum illis illa illis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
bepalende voornaamwoorden Ze heten nu eenmaal zo, maar bepalende voornaamwoorden doen weinig anders dan aanwijzende voornaamwoorden. is ea,id Ea, is, id betekenen ‘deze’ of ‘die’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dit’of ‘dat’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van ea een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘deze ...’ of ‘die ... ‘ en ‘dit ...’ of ‘dat ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ea’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘deze’ of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
104
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV ea eius ei eam ea MV eae earum eis eas eis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV is eius ei eum eo MV ei eorum eis eos eis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV id eius ei id eo MV ea eorum eis ea eis
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
ipse ipsa,ipsum Ipsa, ipse, ipsum betekenen ‘zelf’ in het Nederlands. Wanneer het bijvoeglijk gebruikt wordt, congrueert het in het Latijn met een zelfstandig naamwoord. In het Nederlands vertaal je ‘ipse’ dan door ‘zelf’ achter het zelfstandige naamwoord waar het bijhoort te zetten. Zie je geen congruerend zelfstandig naamwoord staan, dan is het zelfstandig gebruikt en vertaal je ‘Zij zelf’ of ‘hij zelf’. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV ipsa ipsīus ipsi ipsam ipsa MV ipsae ipsarum ipsis ipsas ipsis
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV ipse ipsīus ipsi ipsum ipso MV ipsi ipsorum ipsis ipsos ipsis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV ipsum ipsīus ipsi ipsum ipso MV ipsa ipsorum ipsis ipsa ipsis
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
105
idem, eadem, idem Eadem, idem en idem betekenen ‘dezelfde’ voor Nederlandse de-woorden en ‘hetzelfde’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van eadem een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘dezelfde ...’ voor een Nederlands de-woord en ‘hetzelfde ....’ voor een Nederlands het-woord. Zie je geen congruerend zelfstandig naamwoord, dan zij eadam en de andere vormen zelfstandig gebruikt. Dat kun je het beste vertalen door er een zelfstandig naamwoord naar keuze bij te zetten. Dus: ‘dezelfde man’ of ‘dezelfde vrouw’. Zoals je in het schema ziet, zet je achter alle vormen van ea. is, id het achtervoegsel -dem. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV eadem eiusdem eidem eandem eadem MV eaedem earundem eisdem easdem eisdem
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
EV idem eiusdem eidem eundem eodem MV eidem eorundem eisdem eosdem eisdem
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV idem eiusdem eidem idem eodem MV eadem eorundem eisdem eadem eisdem
nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus
persoonlijke voornaamwoorden - zelfstandig Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die in plaats komen van iemand. De persoonlijke voornaamwoorden die een zelfstandig naamwoord vervangen zij ‘ik’, ’jij’, ‘wij’ en ‘jullie.’ Wanneer deze woorden een vrouw of vrouwen vervangen zijn ze - zonder dat je het ziet - vrouwelijk. En dat is bij het mannelijk en het onzijdig ook zo, in enkelvoud en meervoud. Om die reden zie je links in het schema alle codes staan die je kent.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
106
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
N1 N2 N3 N4 N5
EV ego (ik)
tu (jij)
mihi (mij) me (mij) me (mij)
tibi (jou) te (jou) te (jou) MV nos (wij) nostrum (van ons) nobis (ons) nos (ons) nobis (ons)
N6 N7 N8 N9 N10
vos (jullie) vestrum (van jullie) vobis (jullie) vos (jullie) vobis (jullie)
Voor de derde persoon enkelvoud en meervoud kan het Latijn kiezen uit alle aanwijzende en bepalende voornaamwoorden. Maar als er verwezen wordt naar een zelfstandig naamwoord dat ook onderwerp is van een werkwoordsvorm, gebruikt het Latijn vormen van ‘se’ in enkelvoud en meervoud. Dus: ‘Caesar sibi dat donum: Caesar geeft zichzelf een cado.’ ‘Bellum se continuat: de oorlog zet zich zelf voort.’ ‘Femina secum pugnat: de vrouw strijdt met zichzelf.’ ‘Homines sibi donum dant: de mensen geven zichzelf een cado.’’Flumina se regunt: de rivieren sturen zichzelf .’ ‘Feminae secum pugnant: de vrouwen strijden met zichzelf.’ EV
sibi se se MV
sibi se se
F1 F2 F3 F4 F5
M1 M2 M3 M4 M5
N1 N2 N3 N4 N5
voor zichzelf zichzelf met/door zichzelf
F6 F7 F8 F9 F10
M6 M7 M8 M9 M10
N6 N7 N8 N9 N10
voor zichzelf zichzelf met/door zichzelf
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
107
persoonlijke voornaamwoorden - bijvoeglijk Wanneer persoonlijke voornaamwoorden bijvoeglijk gebruikt worden, heten ze ‘bezittelijke voornaamwoorden.’ ‘Mijn’ in een zin als ‘mijn huis’ is hetzelfde als ‘het huis van mij.’ Alleen gebruik je in plaats van een genitivus een bijvoeglijk naamwoord. Wanneer een persoonlijk voornaamwoord als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, krijgt het een andere naam. De mensen hebben het dan over het ‘bezittelijke voornaamwoord.’ Dit Latijnse bezittelijke voornaamwoord doet hetzelfde als elk normaal bijvoeglijk naamwoord. Het vertelt iets bij een zelfstandig naamwoord en congrueert daarmee. ‘Mijn huis’ is dus ‘casa mea’ en ‘mijn soldaten’ zijn ‘milites mei’ in de M6 vorm. Alle vormen van mea vertaal je in het Nederlands dus door ‘mijn’ voor het zelfstandige naamwoord te zetten waar het in het Latijn ook bij hoort. F1 F2 F3 F4 F5
F6 F7 F8 F9 F10
EV mea meae meae meam mea
meae mearum meis meas meis
M1 M2 M3 M4 M5
M6 M7 M8 M9 M10
EV meus mei meo meum meo mi MV mei meorum meis meos meis
N1 N2 N3 N4 N5
EV meum mei meo meum meo
N6 N7 N8 N9 N10
MV mea meorum meis mea meis
vertaling mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jij’ - ‘tu’ in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘tua etc.’ Ook dit bezittelijke voornaamwoord gedraagt zich als elk ander Latijns bijvoeglijk naamwoord en congrueert dus met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort. Ook het bezittelijk voornaamwoord ‘tua etc.’ vertaal je in het Nederlands door ‘jouw’ of ‘je’ voor het zelfstandige naamwoord waar het iets over vertelt te zetten.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
108
F1 F2 F3 F4 F5
EV tua tuae tuae tuam tua
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
tuae tuarum tuis tuas tuis
M6 M7 M8 M9 M10
EV tuus tui tuo tuum tuo MV tui tuorum tuis tuos tuis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV tuum tui tuo tuum tuo MV tua tuorum tuis tua tuis
vertaling je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘wij’- ‘nos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘nostra etc.’ ‘ons. ’Ook dit congrueert met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort en zo vertaal je het ook.
F1 F2 F3 F4 F5
EV nostra nostrae nostrae nostram nostra
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
nostrae nostrarum nostris nostras nostris
M6 M7 M8 M9 M10
EV noster nostri nostro nostrum nostro MV nostri nostrorum nostris nostros nostris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV nostrum nostri nostro nostrum nostro MV nostra nostrorum nostris nostra nostris
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
vertaling ons ons ons ons ons ons ons ons ons ons
109
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jullie’- ‘vos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘vestra etc.’ ‘jullie.’Ook dit bezittelijke voornaamwoord congrueert met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort en je vertaalt het in alle gevallen door ‘jullie’ voor het zelfstandige naamwoord te plaatsen waar het bij hoort. Voorbeeld: ‘vestor bello’ - ‘door jullie oorlog.’ F1 F2 F3 F4 F5
EV vestra vestrae vestrae vestram vestra
M1 M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
vestrae vestrarum vestris vestras vestris
M6 M7 M8 M9 M10
EV vester vestri vestro vestrum vestro MV vestri vestrorum vestris vestros vestris
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV vestrum vestri vestro vestrum vestro MV vestra vestrorum vestris vestra vestris
vertaling jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie
de derde persoon - enkelvoud Het gewone bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon bestaat in het Latijn niet. In plaats daarvan wordt de genitivus van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Het persoonlijke voornaamwoord van de derde persoon in het enkelvoud is ‘ea, is, id’ en de genitivus daarvan is dus ‘eius.’ Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig naamwoord. Dus in plaats ‘puellae’ (F2) kun je zeggen ‘eius’(F2), ‘Caesaris’ (M2) kun je vervangen door ‘eius’(M2) en ‘belli’(N2) kan ‘eius’(N2) worden. In de zin komt het er zo uit te zien: ‘Casa puellae (F2) est’ - ‘Casa eius (F2) est.’ ‘Lucius est miles Caesaris (M2)’ - ‘Lucius est miles eius (M2).’ ‘Miseria effectus est belli (N2)’ - ‘Miseria effectus est eius (N2).’ Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het Nederlands. Kijk maar: ‘Casa eius est’ - ‘Het huis is van haar’ of ‘Het is haar huis.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
110
‘Lucius est miles eius’ - ‘Lucius is een soldaat van hem’ of ‘Lucius is zijn soldaat. Maar dan komt het. ‘Miseria est effectus eius’ - ‘Ellende is een gevolg ervan.’ Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘eius’ vertalen naar keuze vertalen met ‘van haar’ of ‘haar ...’ en ‘van hem’ of ‘zijn ...’ Maar als een Nederlands zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk of vrouwelijk voelt - en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden als ‘de oorlog’ ,‘het einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk en als zulke woorden in het Latijn vervangen worden door ‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’ Zo staat het ook in het schema hieronder. Daarin zie je ook dat ‘eius’ bij alle naamvallen kan horen en altijd met ‘haar...’ of ‘van haar’, ‘zijn ...’ of ‘van hem’ en ‘ervan’ vertaald moet worden. Voor ‘eius’ maakt het dus geen verschil of het bij de onderwerpsvorm casa staat of bij de ablativus meervoud. In het eerste geval staat er ‘Het huis is van haar’ ‘casa eius est.’ ‘Door haar huizen hebben de Romeinen geld’ ‘casis eius Romani pecuniam habent.’
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV casa casae casae casam casa MV casae casarum casis casas casis
F eius eius eius eius eius
M eius eius eius eius eius
N eius eius eius eius eius
de - F haar haar haar haar haar
de-M zijn zijn zijn zijn zijn
anders ervan ervan ervan ervan ervan
eius eius eius eius eius
eius eius eius eius eius
eius eius eius eius eius
haar haar haar haar haar
zijn zijn zijn zijn zijn
ervan ervan ervan ervan ervan
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
111
de derde persoon - meervoud Ook in het meervoud kent het Latijn geen gewoon bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon. In plaats daarvan wordt de genitivus meervoud van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt en dat zijn vormen van ‘is, ea, id.’ De genitivus meervoud vrouwelijk is daarvan ‘earum’ en de genitivus meervoud mannelijk en onzijdig is ‘eorum.’ Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig naamwoord. Dus in plaats ‘puellarum’ (F7) kun je zeggen ‘earum’(F7), ‘Imperatorum’ (M7) kun je vervangen door ‘eorum’(M7) en ‘bellorum’(N7) kan ‘eorum’(N7) worden. In de zin komt het er zo uit te zien: ‘Casa puellarum (F7) est’ - ‘Casa earum (F7) est.’ ‘Lucius est miles imperatorum (M7)’ - ‘Lucius est miles eorum (M7).’ ‘Miseria effectus est bellorum (N2)’ - ‘Miseria effectus est eorum (N7).’ Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het Nederlands. Kijk maar: ‘Casa earum est’ - ‘Het huis is van hun’ of ‘Het is hun huis.’ ‘Lucius est miles eorum’ - ‘Lucius is een soldaat van hun’ of ‘Lucius is hun soldaat. Maar dan komt het. ‘Miseria est effectus eorum’ - ‘Ellende is er het gevolg van.’ Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘earum’ vertalen naar keuze vertalen met ‘van hun’ of ‘hun ...’. Maar als een Nederlands zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk of vrouwelijk voelt - en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden als ‘de oorlog’ ,‘het einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk en als zulke woorden in het Latijn vervangen worden door ‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’ Zo staat het ook in het schema hieronder. Daarin zie je ook dat ‘earum’, ‘eorum’ en ‘eorum’ bij alle naamvallen kunnen.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
112
F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10
EV casa casae casae casam casa MV casae casarum casis casas casis
F earum earum earum earum earum
M eorum eorum eorum eorum eorum
N eorum eorum eorum eorum eorum
de - F hun hun hun hun hun
de-M hun hun hun hun hun
anders ervan ervan ervan ervan ervan
earum earum earum earum earum
eorum eorum eorum eorum eorum
eorum eorum eorum eorum eorum
hun hun hun hun hun
hun hun hun hun hun
ervan ervan ervan ervan ervan
de derde persoon bezittelijk Alleen in bijzondere gevallen heeft het Latijn wel een bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon. Dat is het geval als het zelfstandige naamwoord dat een vorm van het werkwoord regeert ook de bezitter is. In dat geval zetten wij er in het Nederlands dikwijls de precisering ‘eigen’ bij. Voorbeeld: Het meisje ziet haar eigen huis, Caesar heeft zijn eigen paard, De oorlog veroorzaakt zijn eigen gevaren. Hier gebruikt het Latijn het bezittelijke voornaamwoord ‘sua etc.’dat zich helemaal als een gewoon bijvoeglijk naamwoord gedraagt en dus volledig congrueert. En daarom is het ‘puella videt casam suam’, ‘Caesar habet equum suum’ en ‘bellum pericula sua parit.’ Sua etc. worden ook gebruikt voor de derde persoon meervoud. Wanneer er staat ‘de meisjes zien hun eigen huis’ vertaal je dat zo: ‘puellae vident casam suam.’ De veldheren hebben hun eigen paard’ wordt ‘imperatores equum suum habent’ en ‘oorlogen maken hun eigen gevaren’ vertaal je als ‘bella pericula sua faciunt.’ Wanneer er in plaats van een echte persoonsvorm een deelwoord staat in het Latijn gebeurt er hetzelfde, zoals je in het schemaatje hieronder ziet. puella videns suam casam imperator habens suum equum bellum pericula sua parens
puellae videntes suam casam imperatores habentes suum equum bella pericula sua parentia
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
113
In het Nederlands vertaal je de vormen van ‘sua etc.’ heel anders dan de vormen van ‘eius’ of ‘earum/ eorum.’ Omdat de vormen van ‘sua‘ altijd bij een werkwoord komen is meestal duidelijk bij welk zelfstandige naamwoord het hoort. En dan maakt het niet meer uit dat niemand in Nederland weet of een woord vrouwelijk of mannelijk is. Want we kunnen zeggen: ‘De voorstelling heeft zijn eigen effect’ , ‘het katje kent zijn eigen kracht’, ‘de oorlog vermoordt zijn eigen kinderen.’ Maar ook: De voorstelling heeft haar eigen effect’, ‘het katje kent haar eigen kracht’ en ‘de oorlog vermoordt haar eigen kinderen.’ Het is altijd wel duidelijk waar ‘zijn eigen’ of ‘haar eigen’op slaat. Ik zet het op deze manier in een schema. F1
EV sua
M1
F2 F3 F4 F5
suae suae suam sua
M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
suae suarum suis suas suis
M6 M7 M8 M9 M10
EV suus sui suo suum suo MV sui suorum suis suos suis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV suum
vertaling haar eigen/zijn eigen
sui suo suum suo MV sua suorum suis sua suis
haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen
Het bezittelijk voornaamwoord ‘sua etc.’ kan ook terugslaan op een meervoud. Als het zelfstandige naamwoord dat de werkwoordsvorm regeert een meervoud is, gebruikt het Latijn nog steeds ‘sua etc.’ Dat heb je gezien aan de voorbeelden: ‘puellae videntes suam casam’ ‘imperatores habentes suum equum’ ‘bella pericula sua parentia’ In deze zinnen moet je ‘suam’, ‘suum’ en ‘sua’ in het Nederlands met ‘hun eigen’vertalen. Omdat meisjes meervoud is, zeggen wij de meisjes zien hun eigen huis. Omdat imperatores meervoud is en het deelwoord hebbend regeren zegt het Nederlands ‘de bevelhebbers hebben © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
114
hun eigen paard. En tenslotte ‘veroorzaken de oorlogen hun eigen gevaren.’Voor de volledigheid geef het hele schema nog een keer maar nu met de vertaling ‘hun eigen’ erbij. F1
EV sua
M1
F2 F3 F4 F5
suae suae suam sua
M2 M3 M4 M5
F6 F7 F8 F9 F10
suae suarum suis suas suis
M6 M7 M8 M9 M10
EV suus sui suo suum suo MV sui suorum suis suos suis
N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10
EV suum
vertaling hun eigen
sui suo suum suo MV sua suorum suis sua suis
hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen
zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord Alle bezittelijke voornaamwoorden kunnen ook zelfstandig gebruikt worden. Dat geldt voor ‘mea’, ‘tua, ‘nostra’, vestra’ en ‘sua.’ Wat regelmatig voorkomt is bijvoorbeeld ‘nostri’ in de onderwerpsvorm meervoud (M6). Dat vertaal je dan met ‘de onzen’ of als je dat mooier vindt, ‘onze mensen.’ Dit zelfstandige gebruik is mogelijk bij alle vormen van de bezittelijke voornaamwoorden. Wanneer je een bezittelijk voornaamwoord ziet waar geen congruerend zelfstandig naamwoord bij hoort, weet je dat het zelfstandig gebruikt is. Je kunt zo’n zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord vertalen met ‘de mijne’ of ‘het zijne’ enzovoorts. Maar je kunt ook een passend zelfstandig naamwoord erachter zetten, zoals in het voorbeeld van ‘de onzen ‘ ‘onze mensen.’ betrekkelijk voornaamwoord Aan elk zelfstandig naamwoord kun je een betrekkelijke bijzin vastmaken. Dat is alsof je er een heel uitgebreid bijvoeglijk naamwoord bijzet. In plaats van een enkel woordje ervoor, zet je een hele zin achter © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
115
het woord waar je wat extra’s over wilt vertellen. Je kunt dus kiezen. In plaats van de ‘de dikke man’ kun je ook zeggen ‘de man die dik is.’ In het eerste geval zet je een bijvoeglijk naamwoord bij het zelfstandig naamwoord. In het tweede geval voeg je aan het zelfstandig naamwoord een zogenaamde betrekkelijke bijzin toe. Een betrekkelijke bijzin begint altijd met een betrekkelijk voornaamwoord. In het voorbeeld van de dikke man is dat het woordje ‘die.’ Dat komt in plaats van het zelfstandige naamwoord ‘man.’ ‘Die’ is dus een vervanger. Omdat een betrekkelijk voornaamwoord een gewoon zelfstandig naamwoord vervangt, is het logisch dat het ook precies hetzelfde kan als een zelfstandig naamwoord. Stel dat je uitgaat van de kernzin ‘De man eet een ijsje.’ Dan kun je aan ‘de man’ een betrekkelijke bijzin toevoegen. Dan komt er bijvoorbeeld te staan ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje.’ Hier is ‘die toch al te dik is,’ een betrekkelijke bijzin die wat vertelt bij het zelfstandige naamwoord ‘man.’ Zoals je ziet, gaat het om een complete zin met een werkwoord en een onderwerp. Alleen is het onderwerp deze keer niet een gewoon zelfstandig naamwoord, maar een vervanger. Want het betrekkelijke voornaamwoord ‘die’ is het onderwerp van deze bijzin. En dat kan omdat het eigenlijk hetzelfde is alsof er zou staan ‘de man.’ Een betrekkelijk voornaamwoord doet dus hetzelfde als een gewoon zelfstandig naamwoord. In het voorbeeld hierboven is ‘die’ bijvoorbeeld het onderwerp van de zin. Dat kun je zien omdat het net als een gewoon zelfstandig naamwoord het werkwoord regeert. Omdat het dus net een zelfstandig naamwoord is, kan een betrekkelijk voornaamwoord ook een andere functie hebben en niet het onderwerp zijn van de zin. Dat zal ik je laten zien door een betrekkelijke bijzin vast te maken aan ‘het ijsje.’ Er komt dan te staan: ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje dat hij bij de bakker gekocht heeft.’ Aan ‘ijsje’ is dus een betrekkelijke bijzin vast gemaakt die begint met ‘dat.’ Dit is het betrekkelijke voornaamwoord dat het zelfstandige voornaamwoord ‘ijsje’ vervangt. Maar de functie ervan is deze keer heel anders. In de bijzin ‘dat hij bij de bakker gekocht heeft’, is ‘dat’ het lijdend voorwerp van de zin. Het onderwerp is deze keer het voornaamwoord ‘hij’ dat ‘de man’ vervangt. Wanneer je in deze bijzin in plaats van voornaamwoorden de gewone zelfstandige naamwoorden gebruikt, © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
116
staat er ‘de man heeft een ijsje bij de bakker gekocht.’In de betrekkelijke bijzin wordt het ‘ijsje’ vervangen door ‘dat’ en de man door ‘hij.’ In het Nederlands hebben hoofdzin en bijzin een totaal andere woordvolgorde. Eerst zie je een serie van vier kernzinnen en de woordvolgorde die daarbij hoort. Daarna vervang ik het onderwerp door een betrekkelijk voornaamwoord. HOOFDZIN EERSTE PLAATS De buschauffeur Het meisje De moeder Het hondje
TWEEDE PLAATS wordt ziet geeft sloft
DERDE PLAATS zeeman de roos de baby naar huis
BIJZIN EERSTE PLAATS die dat die dat
TWEEDE PLAATS zeeman het ongeluk de baby naar huis
DERDE PLAATS wordt ziet de fles sloft
VIERDE PLAATS
de fles
VIERDE PLAATS
geeft
Je ziet wat er verandert. Alleen het onderwerp staat nog vooraan op de eerste plaats. Maar het werkwoord is helemaal naar achteren geschoven en het naamwoordelijk deel, het lijdend vorowerp, het meewerkend vorowerp en de voorzetselconstructie zijn verhuisd naar plaats twee. Dus moeilijk is het niet om een hoofdzin te onderscheiden van een betrekkelijke bijzin. Wanneer een zin begint met ‘die’ of ‘dat ‘ met het werkwoord helemaal achteraan weet je dat het om een betrekkelijke bijzin gaat. In het Latijn begint een betrekkelijke bijzin ook met een vervanger. De Latijnse naam voor een betrekkelijk voornaamwoord is ‘relativum.’ Net als bij osn is het de vervanger van een gewoon zelfstandig naamwoord. En net als bij ons kan het betrekkelijk voornaamwoord verschillende functies hebben. Het kan onderwerp zijn van de bijzin, maar ook meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, bezitter en tenslotte ook nog ablativus. En die functies kunnen in het enkelvoud staan èn in het © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
117
meervoud. Maar in alle gevallen gaat het om de vervanging van een normaal zelfstandig naamwoord. En dus leer je het Latijnse relativum op de manier waarop je zelfstandige naamwoorden geleerd hebt, met een code. Hier volgt een schema van het hele betrekkelijke voornaamwoord. EV F1
quae
M1
qui
N1
quod
vertaling dewoord die
F2 F3 F4 F5
cuius cui quam qua
M2 M3 M4 M5
cuius cui quem quo
N2 N3 N4 N5
cuius cui quod quo
van wie aan wie die met / door wie
waarvan waaraan dat waarmee/ waardoor
M6 M7 M8 M9 M10
MV qui quorum quibus quos quibus
N6 N7 N8 N9 N10
MV quae quorum quibus quae quibus
die van wie aan wie die met/door wie
die waarvan waaraan die waarmee/ waardoor
F6 F7 F8 F9 F10
quae quarum quibus quas quibus
EV
EV
vertaling hetwoord dat
het gebruik Bij elk zelfstandig naamwoord in elke functie kan een betrekkelijk voornaamwoord staan. En dit betrekkelijke voornaamwoord kan in elke functie staan, los van de functie van het woord waar het iets bij vertelt. Dat kan ik het beste door middel van voorbeelden laten zien. Vooraan staat het woord in de functie die het in de hoofdzin heeft. En daarachter staan de mogelijkheden die er in de bijzin zijn. Als eerste voorbeeld neem ik ‘casa, huis.‘ Daar heeft casa in de hoofdzin in de F1 vorm en is nominativus enkelvoud.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
118
Hoofdzin
F1
casa
F1
het huis
F1
casa
F2
het huis
F1
casa
F3
het huis
F1
casa
F4
het huis
F1
casa
F5
het huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
in silva iacet
dat een tuin heeft
ligt in het bos
cuius color ruber est
in silva iacet
waarvan de kleur rood is
ligt in het bos
cui curam do
in silva iacet
waaraan ik zorg besteed
ligt in het bos
quam videmus
in silva iacet
dat wij zien
ligt in het bos
qua profugus servatur
in silva iacet
waardoor de vluchteling gered wordt
ligt in het bos
In het schema dat nu komt, staat in de hoofdzin ‘casae’ in de F2 functie en is het genitivus enkelvoud. Hoofdzin
F2
casae
F1
van het huis
F2
casae
F2
van het huis
F2
casae
F3
van het huis
F2
casae
F4
van het huis
F2
casae van het huis
F5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero possesor est
dat een tuin heeft
is Cicero de eigenaar
cuius color ruber est
Cicero possesor est
waarvan de kleur rood is
is Cicero de eigenaar
cui curam do
Cicero possesor est
waaraan ik zorg besteed
is Cicero de eigenaar
quam videmus
Cicero possesor est
dat wij zien
is Cicero de eigenaar
qua profugus servatur
Cicero possesor est
waardoor de vluchteling gered wordt
is Cicero de eigenaar
In het schema dat nu komt, staat casae in de F3 vorm en is het dativus enkelvoud.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
119
Hoofdzin
F3
casae
F1
aan het huis
F3
casae
F2
aan het huis
F3
casae
F3
aan het huis
F3
casae
F4
aan het huis
F3
casae
F5
aan het huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero pecuniam dat
dat een tuin heeft
geeft Cicero geld
cuius color ruber est
Cicero pecuniam dat
waarvan de kleur rood is
geeft Cicero geld
cui curam do
Cicero pecuniam dat
waaraan ik zorg besteed
geeft Cicero geld
quam videmus
Cicero pecuniam dat
dat wij zien
geeft Cicero geld
qua profugus servatur
Cicero pecuniam dat
waardoor de vluchteling gered wordt
geeft Cicero geld
In het volgende schema is casam lijdend voorwerrp en heeft het de F4 vorm. Hoofdzin
F4
casam
F1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero habet
Cicero heeft een huis
F4
casam
dat een tuin heeft
F2
cuius color ruber est
Cicero habet
Cicero heeft een huis
F4
casam
waarvan de kleur rood is
F3
cui curam do
Cicero habet
Cicero heeft een huis
F4
casam
waaraan ik zorg besteed
F4
quam videmus
Cicero habet
Cicero heeft een huis
F4
casam
dat wij zien
F5
qua profugus servatur
Cicero habet
Cicero heeft een huis
waardoor de vluchteling gered wordt
En dan komt casa nu in de ablativus enkelvoud. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
120
Hoofdzin
F5
casā
F1
door het huis
F5
casā
F2
door het huis
F5
casā
F3
door het huis
F5
casā
F4
door het huis
F5
casā
F5
een huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
obruitur inimicus
dat een tuin heeft
wordt de vijand bedolven
cuius color ruber est
obruitur inimicus
waarvan de kleur rood is
wordt de vijand bedolven
cui curam do
obruitur inimicus
waaraan ik zorg besteed
wordt de vijand bedolven
quam videmus
obruitur inimicus
dat wij zien
wordt de vijand bedolven
qua profugus servatur
obruitur inimicus
waardoor de vluchteling gered wordt
wordt de vijand bedolven
in het meervoud Hier is casae onderwerp meervoud in de hoofdzin en staat het in de F6 vorm.
Hoofdzin
F6
casae
F6
de huizen
F6
casae
F7
de huizen
F6
casae
F8
de huizen
F6
casae
F9
de huizen
F6
casae de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
in silva iacent
die een tuin hebben
liggen in het bos
quarum color ruber est
in silva iacent
waarvan de kleur rood is
liggen in het bos
quibus curam do
in silva iacent
waaraan ik zorg besteed
liggen in het bos
quas videmus
in silva iacent
die wij zien
liggen in het bos
quibus profugus servatur
in silva iacent
waardoor de vluchteling gered wordt
liggen in het bos
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
121
Nu staat casarum (F7) in de hoofdzin. Hoofdzin
F7
casarum
F6
van de huizen
F7
casarum
F7
van de huizen
F7
casarum
F8
van de huizen
F7
casarum
F9
van de huizen
F7
casarum
F10
van de huizen
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero possesor est
die een tuin hebben
is Cicero de eigenaar
quarum color ruber est
Cicero possesor est
waarvan de kleur rood is
is Cicero de eigenaar
quibus curam do
Cicero possesor est
waaraan ik zorg besteed
is Cicero de eigenaar
quas videmus
Cicero possesor est
die wij zien
is Cicero de eigenaar
quibus profugus servatur
Cicero possesor est
waardoor de vluchteling gered wordt
is Cicero de eigenaar
En nu casis in de dativus meervoud (F8) Hoofdzin
F8
casis
F6
aan de huizen
F8
casis
F7
aan de huizen
F8
casis
F8
aan de huizen
F8
casis
F9
aan de huizen
F8
casis aan de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero pecuniam dat
die een tuin hebben
geeft Cicero geld
quarum color ruber est
Cicero pecuniam dat
waarvan de kleur rood is
geeft Cicero geld
quibus curam do
Cicero pecuniam dat
waaraan ik zorg besteed
geeft Cicero geld
quas videmus
Cicero pecuniam dat
die wij zien
geeft Cicero geld
quibus profugus servatur
Cicero pecuniam dat
waardoor de vluchteling gered wordt
geeft Cicero geld
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
122
Als het om casas gaat dat lijdend voorwerp meervoud (F9) is en in de accusativus staat, zie je dit. Hoofdzin
F9
casas
F6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero habet
Cicero heeft de huizen
F9
casas
die een tuin hebben
F7
quarum color ruber est
Cicero habet
Cicero heeft de huizen
F9
casas
waarvan de kleur rood is
F8
quibus curam do
Cicero habet
Cicero heeft de huizen
F9
casas
waaraan ik zorg besteed
F9
quas videmus
Cicero habet
Cicero heeft de huizen
F9
casas
die wij zien
F10
quibus profugus servatur
Cicero habet
waardoor de vluchteling gered wordt
heeft Cicero
Cicero heeft de huizen
De laatste is de ablativus meervoud en dat is casis (F10). Hoofdzin
F10
casis
F6
door de huizen
F10
casis
F7
door de huizen
F10
casis
F8
door de huizen
F10
casis
F9
door de huizen
F10
casis door de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
obruitur inimicus
die een tuin hebben
wordt de vijand bedolven
quarum color ruber est
obruitur inimicus
waarvan de kleur rood is
wordt de vijand bedolven
quibus curam do
obruitur inimicus
waaraan ik zorg besteed
wordt de vijand bedolven
quas videmus
obruitur inimicus
die wij zien
wordt de vijand bedolven
quibus profugus servatur
obruitur inimicus
waardoor de vluchteling gered wordt
wordt de vijand bedolven
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
123
de mannelijke woorden Bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden gebeurt iets vergelijkbaars. In de hoofdzin staat zelfstandige naamwoorden die de uitgang hebben die hoort bij de functie in de hoofdzin. Aan elk van die zelfstandige naamwoorden kan een betrekkelijke bijzin worden vastgemaakt die begint met een betrekkelijk voornaamwoord. Dit betrekkelijke voornaamwoord heeft hetzelfde woordgeslacht en hetzelfde getal als het woord dat het vervangt. Maar de functie ervan wordt bepaald door hoe het woord in de bijzin staat. Dat zie je in de volgende schema’s. Hoofdzin
M1 consul
M1
de consul
M1 consul
M2
de consul
M1 consul
M3
de consul
M1 consul
M4
de consul
M1 consul
M5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
legionem ducit
die dapper is
leidt een legioen
cuius nomen notum est
legionem ducit
van wie de naam bekend is
leidt een legioen
cui senatus pecuniam dat
legionem ducit
aan wie de senaat geld geeft
leidt een legioen
quem videmus
legionem ducit
die wij zien
leidt een legioen
a quo victoria reportatur
legionem ducit
de consul
door wie de overwinning behaald wordt leidt een legioen
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
amicus sum
die dapper is
ben ik de vriend
cuius nomen notum est
amicus sum
van wie de naam bekend is
ben ik de vriend
cui senatus pecuniam dat
amicus sum
aan wie de senaat geld geeft
ben ik de vriend
quem videmus
amicus sum
die wij zien
ben ik de vriend
a quo victoria reportatur
amicus sum
M2 consulis
M1
van de consul
M2 consulis
M2
van de consul
M2 consulis
M3
van de consul
M2 consulis
M4
van de consul
M2 consulis van de consul
M5
door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
124
Hoofdzin
M3 consuli
M1
aan de consul
M3 consuli
M2
aan de consul
M3 consuli
M3
aan de consul
M3 consuli
M4
aan de consul
M3 consuli
M5
aan de consul
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
donum do
die dapper is
geef ik een geschenk
cuius nomen notum est
donum do
van wie de naam bekend is
geef ik een geschenk
cui senatus pecuniam dat
donum do
aan wie de senaat geld geeft
geef ik een geschenk
quem videmus
donum do
die wij zien
geef ik een geschenk
a quo victoria reportatur
donum do
door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk
Hoofdzin
M4 consulem
Bijzin
M1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
populus iuvat
het volk helpt de consul
M4 consulem
die dapper is
M2
cuius nomen notum est
populus iuvat
het volk helpt de consul
M4 consulem
van wie de naam bekend is
M3
cui senatus pecuniam dat
populus iuvat
het volk helpt de consul
M4 consulem
aan wie de senaat geld geeft
M4
quem videmus
populus iuvat
het volk helpt de consul
M4 consulem
die wij zien
M5
a quo victoria reportatur
populus iuvat
het volk helpt de consul
door wie de overwinning behaald wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
125
Hoofdzin
M5 cum consule
M1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
ambulat Caesar
Caesar wandelt met de consul
M5 cum consule
die dapper is
M2
cuius nomen notum est
ambulat Caesar
Caesar wandelt met de consul
M5 cum consule
van wie de naam bekend is
M3
cui senatus pecuniam dat
ambulat Caesar
Caesar wandelt met de consul
M5 cum consule
aan wie de senaat geld geeft
M4
quem videmus
ambulat Caesar
Caesar wandelt met de consul
M5 cum consule
die wij zien
M5
a quo victoria reportatur
ambulat Caesar
Caesar wandelt met de consul
door wie de overwinning behaald wordt
mannelijk meervoud Hoofdzin
M6 consules
M6
de consuls
M6 consules
M7
de consuls
M6 consules
M8
de consuls
M6 consules de consuls
M6 consules de consuls
M9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
legiones ducunt
die dapper zijn
leiden legioenen
quorum nomina nota sunt
legiones ducunt
van wie de namen bekend zijn
leiden legioenen
quibus senatus pecuniam dat
legiones ducunt
aan wie de senaat geld geeft
leiden legioenen
quos videmus
legiones ducunt
die wij zien
leiden legioenen
M10 a quibus victoria reportatur
legiones ducunt
door wie de overwinning behaald wordt leiden legioenen
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
126
Hoofdzin
M7 consulum
M6
van de consuls
M7 consulum
M7
van de consuls
M7 consulum
M8
van de consuls
M7 consulum
M9
van de consuls
M7 consulum
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
amicus sum
die dapper zijn
ben ik de vriend
quorum nomina nota sunt
amicus sum
van wie de namen bekend zijn
ben ik de vriend
quibus senatus pecuniam dat
amicus sum
aan wie de senaat geld geeft
ben ik de vriend
quos videmus
amicus sum
die wij zien
ben ik de vriend
M10 a quibus victoria reportatur
amicus sum
van de consuls
door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
donum do
die dapper zijn
geef ik een geschenk
quorum nomina nota sunt
donum do
van wie de namen bekend zijn
geef ik een geschenk
M8 consulibus
M6
aan de consuls
M8 consulibus
M7
aan de consuls
M8 consulibus
M8
aan de consuls
M8 consulibus aan de consuls
M8 consulibus aan de consuls
M9
quibus senatus pecuniam dat
donum do
aan wie de senaat geld geeft
geef ik een geschenk
quos videmus
donum do
die wij zien
geef ik een geschenk
M10 a quibus victoria reportatur
donum do
door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
127
Hoofdzin
M9 consules
M6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
populus iuvat
het volk helpt de consuls
M9 consules
die dapper zijn
M7
quorum nomina nota sunt
populus iuvat
het volk helpt de consuls
M9 consules
van wie de namen bekend zijn
M8
quibus senatus pecuniam dat
populus iuvat
het volk helpt de consuls
M9 consules
aan wie de senaat geld geeft
M9
quos videmus
populus iuvat
het volk helpt de consuls
M9 consules
die wij zien
M10 a quibus victoria reportatur
populus iuvat
het volk helpt de consuls
Hoofdzin
M10 cum consulibus M6 met de consuls
M10 cum consulibus M7 met de consuls
M10 cum consulibus M8 met de consuls
M10 cum consulibus M9 met de consuls
door wie de overwinning behaald wordt
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
ambulat Caesar
die dapper zijn
wandelt Caesar
quorum nomina nota sunt
ambulat Caesar
van wie de namen bekend zijn
wandelt Caesar
quibus senatus pecuniam dat
ambulat Caesar
aan wie de senaat geld geeft
wandelt Caesar
quos videmus
ambulat Caesar
die wij zien
wandelt Caesar
M10 cum consulibus M10 a quibus victoria reportatur met de consuls
ambulat Caesar
door wie de overwinning behaald wordt wandelt Caesar
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
128
de onzijdige zelfstandige woorden Hoofdzin
N1
bellum
N1
de oorlog
N1
bellum
N2
de oorlog
N1
bellum
N3
de oorlog
N1
bellum
N4
de oorlog
N1
bellum de oorlog
N5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
poscit vitas
die in Gallië woedt
kost levens
cuius Caesar dux est
poscit vitas
waarvan Caesar de generaal is
kost levens
cui pecuniam dat senatus
poscit vitas
waaraan de senaat geld geeft
kost levens
quod videmus
poscit vitas
dat wij zien
kost levens
quo terra vastatur
poscit vitas
waardoor het land verwoest wordt
kost levens
Hoofdzin
N2
belli
N1
van de oorlog
N2
belli
N2
van de oorlog
N2
belli
N3
van de oorlog
N2
belli
N4
van de oorlog
N2
belli van de oorlog
N5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
initium novi
die in Gallië woedt
ken ik het begin
cuius Caesar dux est
initium novi
waarvan Caesar de generaal is
ken ik het begin
cui pecuniam dat senatus
initium novi
waaraan de senaat geld geeft
ken ik het begin
quod videmus
initium novi
dat wij zien
ken ik het begin
quo terra vastatur
initium novi
waardoor het land verwoest wordt
ken ik het begin
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
129
Hoofdzin
N3
bello
N1
aan de oorlog
N3
bello
N2
aan de oorlog
N3
bello
N3
aan de oorlog
N3
bello
N4
aan de oorlog
N3
bello
N5
aan de oorlog
Hoofdzin
N4
bellum
N1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
auxilium do
die in Gallië woedt
geef ik hulp
cuius Caesar dux est
auxilium do
waarvan Caesar de generaal is
geef ik hulp
cui pecuniam dat senatus
auxilium do
waaraan de senaat geld geeft
geef ik hulp
quod videmus
auxilium do
dat wij zien
geef ik hulp
quo terra vastatur
auxilium do
waardoor het land verwoest wordt
geef ik hulp
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlog
N4
bellum
die in Gallië woedt
N2
cuius Caesar dux est
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlog
N4
bellum
waarvan Caesar de generaal is
N3
cui pecuniam dat senatus
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlog
N4
bellum
waaraan de senaat geld geeft
N4
quod videmus
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlog
N4
bellum
dat wij zien
N5
quo terra vastatur
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlog
waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
130
Hoofdzin
N5
bello
N1
door de oorlog
N5
bello
N2
door de oorlog
N5
bello
N3
door de oorlog
N5
bello
N4
door de oorlog
N5
bello
N5
door de oorlog
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
Roma crescit
die in Gallië woedt
groeit Rome
cuius Caesar dux est
Roma crescit
waarvan Caesar de generaal is
groeit Rome
cui pecuniam dat senatus
Roma crescit
waaraan de senaat geld geeft
groeit Rome
quod videmus
Roma crescit
dat wij zien
groeit Rome
quo terra vastatur
Roma crescit
waardoor het land verwoest wordt
groeit Rome
onzijdige zelfstandkige naamwoorden meervoud Hoofdzin
N6
bella
N6
de oorlogen
N6
bella
N7
de oorlogen
N6
bella
N8
de oorlogen
N6
bella de oorlogen
N6
bella de oorlogen
N9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
poscunt vitas
die in Gallië woeden
kosten levens
quorum Caesar dux est
poscunt vitas
waarvan Caesar de generaal is
kosten levens
quibus pecuniam dat senatus
poscunt vitas
waaraan de senaat geld geeft
kosten levens
quae videmus
poscunt vitas
die wij zien
kosten levens
N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
poscunt vitas kosten levens
131
Hoofdzin
N7
bellorum
N6
van de oorlogen
N7
bellorum
N7
van de oorlogen
N7
bellorum
N8
van de oorlogen
N7
bellorum
N9
van de oorlogen
N7
N8
bellorum
die in Gallië woeden
ken ik het begin
quorum Caesar dux est
initium novi
waarvan Caesar de generaal is
ken ik het begin
quibus pecuniam dat senatus
initium novi
waaraan de senaat geld geeft
ken ik het begin
quae videmus
initium novi
die wij zien
ken ik het begin
initium novi ken ik het begin
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
auxilium do
die in Gallië woeden
geef ik hulp
quorum Caesar dux est
auxilium do
waarvan Caesar de generaal is
geef ik hulp
quibus pecuniam dat senatus
auxilium do
waaraan de senaat geld geeft
geef ik hulp
quae videmus
auxilium do
die wij zien
geef ik hulp
bellis bellis bellis bellis aan de oorlogen
N8
initium novi
waardoor het land verwoest wordt
N6 N7 N8
aan de oorlogen
N8
quae in Gallia furunt
N10 quibus terra vastatur
aan de oorlogen
N8
Hoofdzin vervolg
van de oorlogen
aan de oorlogen
N8
Bijzin
bellis aan de oorlogen
N9
N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
auxilium do geef ik hulp
132
Hoofdzin
N9
bella
N6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlogen
N9
bella
die in Gallië woeden
N7
quorum Caesar dux est
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlogen
N9
bella
waarvan Caesar de generaal is
N8
quibus pecuniam dat senatus
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlogen
N9
bella
waaraan de senaat geld geeft
N9
quae videmus
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlogen
N9
bella
die wij zien
N10 quibus terra vastatur
Caesar describit
Caesar beschrijft de oorlogen
waardoor het land verwoest wordt
Hoofdzin
N9
bellis
N6
door de oorlogen
N9
bellis
N7
door de oorlogen
N9
bellis
N8
door de oorlogen
N9
bellis door de oorlogen
N9
bellis door de oorlogen
N9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
Roma crescit
die in Gallië woeden
groeit Rome
quorum Caesar dux est
Roma crescit
waarvan Caesar de generaal is
groeit Rome
quibus pecuniam dat senatus
Roma crescit
waaraan de senaat geld geeft
groeit Rome
quae videmus
Roma crescit
die wij zien
groeit Rome
N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
Roma crescit groeit Rome
133
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
134
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
135
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
136
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
137
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
138
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
139
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
140
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
141
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
142
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
143