Hiphop in Nederland - deel I Een beeld van de scene
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 1
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Inleiding
4
Hoofdstuk 1 Terminologie
6
Hoofdstuk 2 De geschiedenis van de hiphop
7
2.1 In het kort: de ontstaansgeschiedenis van hiphop
7
2.2 De geschiedenis van hiphop in Nederland
8
Hoofdstuk 3 Conclusies en aanbevelingen
9
Hoofdstuk 4 Verklaring van de conclusies
13
4.1 Welzijn of kunst?
13
4.2 Subsidies
16
4.3 Institutionalisering en platform
19
4.4 De toekomst
23
Hoofdstuk 5 Lijst van geïnterviewde personen
30
Bronnen
32
Colofon
33
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 2
Voorwoord Vraag de gemiddelde Nederlander wat hij onder kunst en cultuur verstaat en de kans is klein dat hiphop genoemd wordt. Dat is onterecht, want zowel muziek, dans als beeldende kunst is vertegenwoordigd in de hiphopcultuur. Gelukkig nemen de bekendheid en populariteit van hiphop toe en komt er ook uit de traditionele kunst- en cultuurwereld steeds meer aandacht voor dit fenomeen. Hiphop is dan ook in pakweg 40 jaar opgeklommen van een zeer lokale protestachtige New Yorkse muziekstijl tot een van de grootste subculturen ter wereld. Ook in Nederland, waar naartoe hiphop begin jaren ’80 vanuit New York kwam overwaaien, is het genre voornamelijk onder jongeren mateloos populair en steeds meer instellingen en organisaties houden zich er op een of andere manier mee bezig. Voor deze grote en groeiende doelgroep is het van belang dat hun scene goed bekend is bij beleidsmakers in zowel de kunst- en cultuurals in de welzijnssector. Dit was voor Kunstfactor reden om de Nederlandse hiphopwereld eens goed onder de loep te nemen. Hoe zit deze wereld in elkaar qua infrastructuur en netwerken, wat zijn de behoeften vanuit deze scene en op welke wijze kan hieraan tegemoet gekomen worden? Kunstfactor laat met deze publicatie zien dat de hiphopscene zeer dynamisch, creatief en ondernemend is en dat we er in de toekomst hopelijk nog veel van zullen horen. Tom de Rooij, directeur-bestuurder
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 3
Inleiding In de Verenigde Staten is hiphop al jaren een van de grootste toonaangevende muziekstromingen. Artiesten als 50 Cent, Jay-Z en Kanye West verkopen wereldwijd miljoenen platen en behoren tot de rijksten der aarde. In Nederland worstelt de hiphopscene echter met haar identiteit, imago en professionaliteit. Ondanks haar populariteit onder grote groepen jongeren is hiphop hier nog altijd meer een underground stroming. Slechts een handjevol artiesten binnen het genre kan leven van de muziek en Nederlandstalige rap dringt maar mondjesmaat door tot de gevestigde media. Dat hiphop in opkomst is, blijkt echter wel uit het feit dat steeds meer jongeren uit heel Nederland er actief mee bezig zijn. Dit rapport is het resultaat van een inventarisatie van de hiphopscene in Nederland en is als volgt opgebouwd. Na een korte introductie van een aantal termen en de geschiedenis van de hiphop volgen direct de conclusies en aanbevelingen. Hoe deze tot stand zijn gekomen wordt uiteengezet in het daaropvolgende hoofdstuk over de identiteit, successen en moeilijkheden van hiphopscene in Nederland. Dit gedeelte van het rapport bevat meningen, citaten en achtergrondinformatie en is opgezet rondom vier thema’s:
• Wat is de identiteit van hiphop? Hoe ligt de verhouding tussen de zogenaamde ‘welzijnshiphop’ en hiphop als kunstvorm? • Hoe staat men tegenover subsidieverstrekking en de mogelijke aankomende veranderingen hierin, en tegen welke problemen loopt de hiphopscene op dit gebied aan? • Wat vindt de hiphopscene van de recente institutionalisering van de hiphop en is
er behoefte aan een landelijk overkoepelend platform, zowel vanuit de hiphopscene zelf als vanuit de culturele sector?
• Wat heeft hiphop nodig om te kunnen groeien, zowel qua infrastructuur als qua mentaliteit?
In het tweede deel, dat apart verkrijgbaar is, staat een zo volledig mogelijk overzicht van plaatsen en organisaties waar jongeren die actief iets met hiphop willen doen, terechtkunnen. Verreweg de meeste van deze informatie is tot stand gekomen door interviews, zowel met sleutelfiguren uit de hiphopscene als met vertegenwoordigers van overheidsorganen en culturele instellingen. Om tot een representatieve inventarisatie te komen zijn in het hele land individuen en organisaties bezocht. Deel II van deze publicatie is dan ook opgebouwd per regio. Af en toe is de informatie afkomstig uit rapporten of publicaties, in dat geval wordt dat vermeld in een voetnoot.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 4
Tussen 2007 en 2009 zijn van de hand van Janny Donker verschillende publicaties over de urban sector verschenen. In opdracht van de gemeenten Utrecht, Den Haag en Groningen, van verschillende gemeenten in Limburg, van de provincie Noord-Brabant, van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en van Kosmopolis Rotterdam heeft zij rapporten geschreven waarin zij het jongerenbeleid en de talentontwikkeling in die regio’s onder de loep neemt.1 Deze publicatie vanuit Kunstfactor legt de nadruk op de behoeften vanuit de hiphopscene, een perspectief dat in de reeds beschikbare informatie vaak 0ntbreekt.
1 Al deze rapporten zijn te vinden op http://www.makelovenotart.nl/person/2076/nl
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 5
Hoofstuk 1 Terminologie Hiphop vs urban Er bestaat al jaren verwarring over de termen hiphop en urban. Vaak worden ze door elkaar of als synoniem van elkaar gebruikt. Ook wordt urban muziek wel aangeduid als zwarte muziek. Er bestaan vele definities van en meningen over dit onderwerp, waar ik niet al te diep op in zal gaan2. In dit rapport
‘De termen hiphop en urban zorgen vaak voor verwarring. Hiphop is onderdeel van urban culture.’
is hiphop onderdeel van urban culture, en zo zullen de termen dan ook gebruikt worden. Als het over urban culture gaat, bedoelen wij grootstedelijke jongerencultuur, die etniciteit en achtergrond overstijgt. Binnen deze cultuur zijn er vervolgens subculturen
zoals de hiphop met haar vier elementen (rap, dj’ing, breakdance en graffiti), maar ook bijvoorbeeld dancehall, reggae(ton) en r&b. Uiteraard is cultuur meer dan alleen muziek. Volgens sommigen vallen ook fotografie, allerlei vormen van dans, literatuur en beeldende kunst onder de noemer urban, maar dit rapport focust op muzikale uitingen en dus is de definitie van urban hiphop hierop toegespitst. U zult merken dat ook in dit rapport de termen urban en hiphop door elkaar gebruikt worden. Dit heeft te maken met het feit dat er nu eenmaal over instanties wordt gesproken die beide termen hanteren. Mocht dit verwarring opleveren, houd dan altijd de vuistregel in gedachte: hiphop is onderdeel van urban culture.
Scene Met scene wordt bedoeld het geheel aan personen die een bepaalde subcultuur, in dit geval dus hiphop, vertegenwoordigen. Als we spreken over ‘de scene’ bedoelen we daar dus de hiphopscene mee.
YouTubecultuur Ondanks de grote hoeveelheid hiphopartiesten en de grote populariteit onder bepaalde groepen heeft een zeer beperkt aantal artiesten binnen dit genre commercieel succes. Muziekzenders als MTV en TMF tonen relatief weinig hiphopclips van Nederlandse bodem en ook op de bekende radiozenders is de aandacht beperkt. TMF staat bovendien op het punt te verdwijnen. Hiphoppers zijn daarom gedwongen hun muziek op een andere, zelfstandige manier uit te dragen. Internet speelt hierin vanzelfsprekend een leidende rol, en het kanaal bij uitstek om clips de wijde wereld in te sturen is YouTube. Iedereen kan daar gratis filmpjes uploaden en er wordt bijgehouden hoe vaak een filmpje is bekeken. De populariteit van een artiest wordt dan ook mede bepaald door het aantal ‘views’ dat zijn clip heeft getrokken.
2 Verder lezen: Wat is ‘urban culture’? op http://www.siebethissen.net/Kunst_en_Theorie/2005_Wat_is_Urban_Culture_%28My_Adidas%29.htm
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 6
Hoofstuk 2 De geschiedenis van de hiphop 2.1 In het kort: de ontstaansgeschiedenis van hiphop Het begon allemaal in de arme wijken van New York halverwege de jaren ’70, toen Kool DJ Herc, Grandmaster Flash en Africa Bambaataa, de eerste drie hiphop-dj’s, opstonden. Van deze drie wordt Kool DJ Herc over het algemeen gezien als de ‘uitvinder’ van de hiphop, aangezien hij de breakbeat uitvond: een instrumentale interlude in een nummer, die Herc eindeloos kon laten duren door dezelfde plaat op twee draaitafels te draaien en zo het publiek meer tijd te geven om te dansen. Omdat deze manier van draaien bijzonder succesvol bleek te zijn, namen andere dj’s het over. Tijdens het draaien spraken de dj’s ook regelmatig het publiek toe om ze nog meer te entertainen en aan te sporen om te blijven dansen. Grandmaster Flash vond dat dit maar afleidde van het draaien en huurde iemand in voor het praatgedeelte: de Master of Ceremony (MC) of rapper was geboren. In het begin van de hiphop waren het nog slechts simpele zinnen die de MC’s herhaalden, zoals het overbekende to the hip, hop, the hippy, the hippy hippy hop, hop hoppin’ ya don’t stop the rockin’; hiphop ontleent haar naam aan deze zin. Het genre werd steeds bekender en populairder en in 1979 volgde de eerste echte hiphopsingle: ‘Rapper’s Delight’ van The Sugarhill Gang. Vanaf deze plaat is hiphop alleen maar gegroeid. Het tekstuele gedeelte werd belangrijker. Eerst waren de teksten nog louter van sociaalpolitieke aard, later werd de gangsterrap uitgevonden: teksten over schietpartijen, auto’s, vrouwen en geld haalden de essentie van protest weg uit de muziek. Al snel werd hiphop hierdoor in verband gebracht met criminaliteit, een idee dat tot op de dag van vandaag bij veel mensen heerst. Puristen hekelen daarom de gangsterrap en willen terug naar de hiphop als positieve cultuur waarin onrecht aan de kaak wordt gesteld.3
3 Verder lezen: o.a. het boek The Vibe History of Hip Hop, te bestellen via www.amazon.com
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 7
2.2 De geschiedenis van hiphop in Nederland Hiphop kwam begin jaren ’80 vanuit de VS overgewaaid naar Nederland. In deze beginjaren waren breakdance en graffiti belangrijker dan rap, en er werd sowieso nog nauwelijks in het Nederlands gerapt. Vanaf 1985 begint rap echter een steeds belangrijker positie binnen de Nederlandse hiphopcultuur in te nemen en in 1989 breekt de Nederlandstalige rap, of Nederhop, door met de komst van de Osdorp Posse. Luttele jaren later breekt Extince door met ‘Spraakwater’ en vanaf dat moment steken steeds meer hiphopacts de kop op, zowel Nederlands- als Engelstalig. Zo breken achtereenvolgens Def Rhymz, Postmen en Brainpower door en nog iets later staan de mannen van Opgezwolle op. Sindsdien is de Nederhop niet meer weg te denken uit de Nederlandse muziekgeschiedenis. Ieder zichzelf respecterend poppodium programmeert eens in de zoveel tijd een hiphopconcert en ook festivals als Pinkpop en Lowlands, vroeger toch voornamelijk rockbolwerken, konden niet achterblijven. Inmiddels telt Nederland tientallen hiphopartiesten en kunnen jongeren op honderden plekken terecht om aan hiphop te doen.4
4 Verder lezen: o.a. het boek Smoelwerk, te bestellen via www.hiphopinjesmoel.nl
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 8
Hoofstuk 3 Conclusies en aanbevelingen Deel I van deze publicatie probeert antwoord te geven op vragen die in de inleiding geformuleerd staan. Hieronder leest u de conclusies en aanbevelingen die hieruit naar voren zijn gekomen. Hoe deze tot stand zijn gekomen, leest u in het volgende hoofdstuk.
Vraag 1
Wat is de identiteit van hiphop? Hoe ligt de verhouding tussen de zogenaamde ‘welzijnshiphop’ en hiphop als kunstvorm? In de wereld van de georganiseerde hiphopprojecten bestaat er een tweedeling tussen de welzijns- en de culturele sector. Projecten binnen de eerste sector hebben sociale doelstellingen, die binnen de tweede artistieke. Doordat subsidies uit een bepaald potje moeten komen, is er vaak geen mengvorm mogelijk. Dat is zonde, want cultuur kan een middel zijn om een sociale doelstelling te behalen.
Aanbeveling De meeste jongeren die zelf op zolder of bij vrienden aan hiphop doen, doen dit vanuit artistieke en niet vanuit sociale beweegredenen. Tegelijkertijd wordt hiphop vaak als middel gebruikt bij bijvoorbeeld jongerenwerkprojecten, omdat deze kunstvorm bij uitstek geschikt is om sociaal-maatschappelijke doelstellingen te bereiken. Dit is een logisch gevolg van de aantrekkingskracht die het genre heeft op jongeren uit alle lagen van de maatschappij. ‘Welzijnshiphop’ en hiphop als kunstvorm lijken langs elkaar heen te leven, terwijl ze elkaar juist prima zouden kunnen ondersteunen en aanvullen. Om samenwerking tussen beide sectoren te stimuleren zou het goed zijn als er een dialoog op gang komt, en als subsidieverstrekkers een minder strikt onderscheid maken tussen sociale en artistieke doelstellingen. Op die manier wordt overlap tussen beide sectoren gestimuleerd en ontstaan er betere doorstroommogelijkheden voor getalenteerde jongeren.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 9
Vraag 2
Hoe staat men tegenover subsidieverstrekking en de mogelijke aankomende veranderingen hierin, en tegen welke problemen loopt de hiphopscene op dit gebied aan? De meeste van de in deel II besproken projecten ontvangen subsidie, ofwel van de gemeente/provincie ofwel van verschillende fondsen. Waar subsidies van fondsen alom worden toegejuicht, zijn er mensen die vinden dat er van overheidswege juist te gemakkelijk geld wordt gepompt in projecten, die lang niet altijd hun doelstellingen bereiken. In het verlengde hiervan spreken verschillende mensen en instanties de wens uit om zelfvoorzienend te worden, zodat men überhaupt niet meer afhankelijk is van subsidies.
Aanbeveling Overheidsinstellingen zouden goed moeten onderzoeken of subsidies op de juiste plek terechtkomen, of er draagvlak is voor een project en of het realistisch is. Op die manier kunnen slepende trajecten voorkomen worden.
Een veelgehoorde klacht bij het aanvragen van subsidies is dat het veel tijd kost om de aanvragen te schrijven en dat hiphoppers en instanties vaak in figuurlijke zin elkaars taal niet spreken. Dat is een probleem van twee kanten: de hiphopscene stelt zich soms niet professioneel genoeg op en de instanties hanteren strikte regels met betrekking tot aanvraagcriteria.
Aanbeveling Net als iedere andere sector heeft ook de hiphopdoelgroep te maken met criteria bij het aanvragen van subsidies. De aanvrager moet zich dus professioneel opstellen. Tegelijkertijd kunnen subsidieverstrekkende instanties ook iets flexibeler omgaan met aanvragen. Een goed idee moet beoordeeld worden op inhoud, en niet op de manier waarop het idee is opgeschreven. Dan is een subsidieaanvrager minder afhankelijk van zijn competenties als schrijver. Het strekt dus tot aanbeveling dat de hiphopdoelgroep en de instanties elkaars taal leren spreken. Een goed begin in dit opzicht is gemaakt met de expert meeting urban culture die in november 2010 georganiseerd werd door het Fonds voor Cultuurparticipatie. Verder kunnen fondsen overwegen het gemakkelijker te maken om kleine subsidies aan te vragen voor het opnemen van een videoclip, waarmee ze direct inspringen op de YouTubecultuur binnen de hiphop.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 10
Vraag 3
Wat vindt de hiphopscene van de recente institutionalisering van de hiphop en is er behoefte aan een landelijk overkoepelend informatiepunt, zowel vanuit de hiphopscene zelf als vanuit de culturele sector? Waar de scene over het algemeen vrij positief tegenover staat, is de recente institutionalisering van de hiphop. De opkomst van mbo- en hbo-opleidingen wordt gezien als logische volgende stap en goed voor de ontwikkeling van talenten. Dat hiphop hiermee ‘van de straat wordt gehaald’ is voor sommigen even slikken, maar geen onoverkomelijk probleem. Deze opleidingen leiden immers tot professionalisering van de scene en bieden meer mensen de kans hun geld te verdienen met hun passie. Om deze professionalisering nog verder op weg te helpen, zou een nationaal hiphopplatform in de vorm van een website een goed idee zijn. Volgens sceptici is dit alleen aantrekkelijk voor culturele instanties die iets met hiphop willen doen, omdat hiphoppers zelf elkaar toch wel weten te vinden. Deze mening gaat echter voorbij aan het feit dat het platform juist bedoeld is om hiphoppers en de culturele wereld dichter bij elkaar te brengen. Ondanks zorgen over de eigenwijsheid van hiphoppers zien de meeste respondenten de meerwaarde van zo’n site wel in, mits deze ontstaat door een initiatief vanuit de scene zelf en zich onderscheidt van bestaande hiphopwebsites. De ideeën die hiervoor tot nu toe zijn geopperd, voldoen aan deze criteria maar komen voornamelijk door een gebrek aan financiële middelen nog niet van de grond. Dat is zonde, want een platform zou de scene daadwerkelijk een stapje verder kunnen helpen richting professionaliteit, erkenning en zelfredzaamheid.
Aanbeveling Om de hiphopscene te helpen in haar streven naar professionalisering en zelfredzaamheid, zouden subsidies beschikbaar moeten komen voor bottomup initiatieven voor een digitaal platform. Deze initiatieven voldoen immers aan de criteria die vanuit de scene zelf worden opgeworpen, waardoor er veel draagkracht is voor een dergelijk platform en daarmee de kans op succes erg groot.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 11
Vraag 4
Wat heeft hiphop nodig om te kunnen groeien, zowel qua infrastructuur als qua mentaliteit? Dat er nog veel meer nodig is om de hiphop volwassen te laten worden, staat buiten kijf. In iedere stad ontbreekt er wel iets in de infrastructuur voor hiphop. Wat volgens de meeste mensen uit de scene ontbreekt, zijn de zichtbaarheid van hiphop voor het grote publiek, laagdrempelige podia waar jonge talenten podiumervaring op kunnen doen en betaalbare oefenruimte, vooral voor breakdancers. Ook de heersende rocktraditie bij podia en bestaande oefenruimtes wordt als een probleem ervaren; technici weten vaak niet wat er nodig is voor een goed hiphopgeluid. Verder ontbreekt het volgens velen aan zakelijkheid bij de hiphoppers zelf, en dan vooral bij jonge talenten. Dat moet verbeterd worden om het imago van hiphop niet te schaden en te zorgen dat het serieus genomen kan worden door podia, festivals etc.
Aanbeveling Het zou voor iedere stad goed zijn om een laagdrempelig podium voor hiphoptalent te bieden, zodat jongeren ervaring op kunnen doen en eventueel kunnen doorstromen naar grotere podia. Het is van belang dat hiphoppers zich professioneler opstellen in hun contacten met podia, festivals etc., zodat ze serieus genomen worden en het stereotiepe beeld van de hiphopper die te laat komt en stoned op het podium staat, verdwijnt.
Hiphop in Nederland - deel II: inventarisatie van bestaande infrastructuur Deel II geeft aan dat in het hele land genoeg mogelijkheden zijn voor jongeren om actief met hiphop bezig te zijn. Van Groningen tot Eindhoven en van Den Haag tot Zwolle zijn tal van talentontwikkelingstrajecten, workshopaanbieders en andere initiatieven om jongeren ‘aan de hiphop’ te krijgen. De zogenaamde bottom-up initiatieven krijgen veel waardering van de scene en zijn populair. Gemeenten en andere overheidsinstellingen roepen vaak een negatieve associatie op bij jongeren, waardoor top-down initiatieven meestal helemaal niet werken.
Aanbeveling Gemeenten zouden een faciliterende rol moeten spelen, de scene ‘hun ding’ laten doen en niet proberen om zelf informatiebijeenkomsten, workshops en dergelijke te organiseren.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 12
Hoofstuk 4 Verklaring van de conclusies 4.1 Welzijn of kunst?
Vraag 1
Wat is de identiteit van hiphop? Hoe ligt de verhouding tussen de zogenaamde ‘welzijnshiphop’ en hiphop als kunstvorm? Hiphop is bij uitstek een geschikt genre om met weinig of geen middelen te kunnen beoefenen. Het is niet in kaart te brengen hoe veel jongeren in hun vrije tijd zelf en puur voor hun eigen plezier met hiphop bezig zijn. Teksten schrijven en rappen kan immers iedereen overal doen. Exacte gegevens over deze groep beoefenaars zijn dan ook niet voorhanden. Van de beoefenaars die wel ergens geregistreerd staan, is iets meer bekend. In 2009 deed 5% van alle muziekbeoefenaars boven de 16 jaar aan hiphop.5 Veel hiphoppers zijn echter jonger dan 16 jaar, dus het totale percentage beoefenaars zal veel hoger liggen. Deze geregistreerde beoefenaars zijn veelal met hiphop bezig via projecten en talentontwikkelingstrajecten. We onderscheiden hierin twee verschillende invalshoeken. Aan de ene kant is er wat men in het algemeen ‘welzijnshiphop’ noemt, aan de andere kant is er de hiphop als kunstvorm. Met ‘welzijnshiphop’ worden projecten bedoeld die worden georganiseerd vanuit de welzijnssector, vaak door instellingenvoor jongerenwerk. Bij deze projecten is kunst een middel om het doel te bereiken. De nadruk ligt dus op sociaal-maatschappelijke doeleinden als integratie en participatie, en voor artistieke ontwikkeling is weinig oog, zo luidt het oordeel van de scene die hiphop als kunst ziet. Het grootste probleem met deze tweedeling is dat projecten vaak óf een artistieke, óf een sociale doelstelling moeten hebben. Een combinatie is meestal niet mogelijk.
Van het kastje naar de muur Sommige instellingen worstelen hiermee. NoLimit in Amsterdam Zuidoost bijvoorbeeld streeft zelf artistieke doeleinden na maar wordt volledig gefinancierd door de welzijnssector. De aangeboden cursussen zijn daarom op dit moment gratis. Volgens Angelo Bromet, productieleider bij NoLimit, moet dit in de toekomst veranderen, maar is er een verschil in visie tussen de welzijns- en de culturele sector. In eerstgenoemde wil men zo veel mogelijk jongeren bedienen, eventueel ten koste van de kwaliteit, terwijl het in laatstgenoemde sector juist meer om de kwaliteit dan om de kwantiteit gaat. Bovendien, als je jongeren een bescheiden bedrag laat betalen voor hun workshop,
5 Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd, juni 2010.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 13
bouw je automatisch een motivatiefilter in, wat de kwaliteit van de workshop ook weer ten goede komt. NoLimit worstelt dus met haar identiteit op dit gebied. Ook WHAA uit Nijmegen heeft last van de verdeling van hiphop in welzijnshiphop en hiphop als uiting van kunst en cultuur. WHAA streeft naar integratie van migranten en gebruikt cultuur als een middel om dat te bereiken, waardoor WHAA door cultuurfondsen als welzijnsinstelling wordt gezien. Rien Groenewegen van WHAA betreurt dat cultuurfondsen het belang van
‘Het is jammer dat er vaak geen samenwerking mogelijk is tussen de welzijns- en de culturele sector.’
sociale doeleinden niet zien: ‘Voor hen ben je óf met cultuur, óf met welzijn bezig, een combinatie is ondenkbaar. De cultuursector richt zich vaak alleen op blank, hoogopgeleid Nederland. Je zult de woorden “migrant” en “cultuur” zelden samen in een beleidsnotitie
tegenkomen. Cultuur is een bindmiddel, en natuurlijk moet je ook artistiek-inhoudelijk de prikkel bewaren, maar de sociale verbinding is de belangrijkste functie van cultuur. Er zijn weinig instellingen die dat begrijpen.’ Direct gevolg hiervan is volgens Groenewegen ook dat een (migranten)jongere die via WHAA ontdekt dat hij talent heeft en wil doorstromen naar een culturele instelling, daar vaak geen aansluiting vindt. Culturele instellingen worden ook niet afgerekend op sociale doelen dus die zullen niet extra moeite doen voor zo’n jongere. Volgens Groenewegen moet de cultuursector een voorbeeld aan de sport nemen, waar sociale en sportieve doeleinden elkaar wél aanvullen. Stichting Urban House uit Groningen kwam er ook al snel achter dat de combinatie welzijn–cultuur geen goede is voor een project. Projectleider Ingeborg Struyk: ‘Gezien de doelgroep heeft hiphop een grote maatschappelijke relevantie. In de eerste jaren van ons bestaan hebben we dat erg benadrukt, maar daar zijn we mee gestopt omdat het voor verwarring zorgde: als je expliciet benoemt dat je sociale doeleinden nastreeft, word je gezien als welzijnsproject, maar daar meten wij onze resultaten niet aan. We dachten dat omdat we welzijn en cultuur hadden, alle fondsen konden meebetalen. We zijn er echter achter gekomen dat het juist tegen je werkt: welzijn stuurt je naar cultuur en cultuur stuurt je net zo hard weer terug.’
Hiphop is cultuur Veel hiphoporganisaties distantiëren zich uitdrukkelijk van de ‘welzijnshiphop’. Directeur van DNO Sam Maipauw benadrukt dat DNO voortkomt uit een cultuur, en niet uit welzijnsoverwegingen. Aruna Vermeulen van het Rotterdamse HipHopHuis is het met Maipauw eens: ‘Wij willen een culturele instelling zijn, geen sociale. Dat we dan sociale resultaten behalen is prima, maar niet onze doelstelling. We worden bijvoorbeeld ook wel eens gevraagd om mee te werken aan een campagne tegen softdrugs of iets dergelijks. Dat kan, zeggen we dan, maar dan wel op artistieke en niet op sociale gronden.’ Ook de mannen van Habek in Utrecht zijn wat voorzichtig met aanvragen voor samenwerking uit de welzijnssector. Ook zij vinden dat hiphop een cultureel fenomeen moet blijven en niet in de welzijnssfeer terecht moet komen. Dit betekent echter niet dat het antwoord altijd ‘nee’ is, want ze willen er nog steeds zijn voor mensen die genoeg kwaliteit hebben en zichzelf graag willen verbeteren. En als die dan toevallig uit een welzijnsproject voortkomen, so be it.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 14
Stichting PAN (Nijmegen) opereert ook vanuit een artistiek uitgangspunt, benadrukken projectleiders Paul Hensels en Achmed Boukiour. Boukiour: ‘Onze insteek is muziek, wij werken met jongeren met een bepaalde interesse die wij kunnen aanwakkeren. Wij werken dus niet vanuit welzijn, want dan probeer je iets te forceren bij een doelgroep die daar niet op zit te wachten. Dat is een achterhaald idee, dat slechts gebaseerd is op een leuk tijdverdrijf. Wij proberen dat te verbinden aan doelstellingen en geven workshops met een bepaalde lijn erin.’ Hensels vult aan: ‘De gemeente wil graag dat wij muziek gebruiken om allochtone jongeren te laten participeren en om jongeren beter in de maatschappij te laten staan. Dat is sowieso een neveneffect, maar is niet ons doel. Ons doel is om iemand beter te maken in de muziekwereld, zowel voor als achter de schermen.’
Best case-scenario Een succesverhaal in de categorie welzijnshiphop komt van het Eindhovense Dynamo, dat officieel onder de noemer jongerenwerk valt en gesubsidieerd wordt door de Lumens Groep, een organisatie voor zorg en welzijn in Eindhoven. In de praktijk merk je er weinig van dat Dynamo eigenlijk jongerenwerk doet; het centrum heeft de uitstraling van een poppodium en ook jongeren die niet uit een moeilijke situatie komen, zijn er welkom. Voor jongeren die daar wel behoefte aan hebben is er een loket waar ze informatie kunnen krijgen, en hulp met bijvoorbeeld problemen op school, thuis of met werk. De nadruk ligt bij Dynamo echter op talentontwikkeling. Dat dit concept werkt, blijkt uit het feit dat verschillende jongens die hier hun talenten hebben ontwikkeld, landelijk doorgebroken zijn: Kempi en Fresku, beide producten van het succes van Dynamo, staan onder contract bij Top Notch, het grootste hiphoplabel van Nederland. Hieruit blijkt dat de scheiding tussen welzijn en kunst dus helemaal geen probleem hoeft te zijn.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 15
4.2 Subsidies
Vraag 2
Hoe staat men tegenover subsidieverstrekking en de mogelijke aankomende veranderingen hierin, en tegen welke problemen loopt de hiphopscene op dit gebied aan? Zoals we nog zullen zien in het inventariserende deel van deze publicatie, worden hiphopprojecten vaak gesubsidieerd, ofwel door (lokale) overheden, ofwel door de kunst- en cultuur- of de welzijnssector. Hoe zitten deze subsidies in elkaar, wat zijn de voor- en nadelen en tegen welke problemen lopen organisaties aan bij het aanvragen hiervan? Het grootste probleem dat hiphoppers tegenkomen bij het aanvragen van subsidies, is dat jongeren en subsidieverstrekkers in figuurlijke zin elkaars taal niet spreken. Jongeren snappen soms niet dat je professioneel moet overkomen bij een instantie, en de instantie ziet op haar beurt niet dat jongeren vaak nog niet zo ver zijn. Dit probleem wordt onder andere bevestigd door Jade Schiff van het Rotterdamse Roots & Routes. Schiff: ‘Veel jongeren hebben
‘Jongeren hebben vaak goede ideeen, maar zijn nog niet altijd in staat deze op professionele wijze over te brengen.’
hele goede ideeën, maar hebben vaak het gevoel dat ze niet serieus worden genomen door de voornamelijk ‘witte instituten’ die de subsidies verdelen.’ Wat haar betreft zou het dan ook makkelijker moeten zijn om een kleine projectsubsidie aan te vragen voor bijvoorbeeld de aanschaf van
een videocamera om clips mee te filmen, of voor reiskosten voor een project in het buitenland. Ook pleit zij voor meer vertrouwen in ‘haar’ jongeren: ‘Laat die jongens gewoon hun idee eens uitvoeren. Misschien gaat er dan best eens iemand op zijn bek, maar schenk ze dat vertrouwen. Bied ze wel advies en hulp, maar vertel ze niet wat ze moeten doen. Dat werkt niet bij deze doelgroep.’
Gat tussen doelgroep en instanties Tarik Gönenç van de Nijmeegse stichting LosVan is het roerend met Schiff eens: ‘Hiphoppers en deadlines, dat gaat nu eenmaal niet samen. Er moet van beide kanten toenadering komen: de hiphoppers moeten zich professioneler presenteren, en de instanties kunnen zich ook wel iets flexibeler opstellen. Anders blijven de traditionele instituten de subsidies binnenhalen.’ En als er dan al een dialoog tussen gemeente en hiphopscene plaatsvindt, leidt dat vervolgens nergens toe. Gönenç: ‘Er is een keer een debat gehouden met de gemeente, daar kwam uit dat er behoefte is aan meer laagdrempelige podia, intensievere samenwerking en meer oefenruimtes. Dat was een mooie uitkomst, maar daar is nooit iets mee gebeurd.’ Jolanda Brils van de kunst- en cultuurafdeling van het stadsdeel Zuidoost in Amsterdam
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 16
erkent het probleem. Dat de scene en de instanties elkaar niet vinden, komt in het geval van het stadsdeel doordat dit als overheidsorgaan een negatief imago heeft, aldus Brils. Zo kwam er niemand naar een informatiebijeenkomst over het schrijven van een subsidieaanvraag toen het stadsdeel dit organiseerde. Toen exact dezelfde bijeenkomst uit naam van het Bijlmer Parktheater werd georganiseerd, liep het echter storm. Hieruit blijkt dat de scene en de instanties mijlenver uit elkaar liggen. Een andere veelgehoorde klacht uit de hiphopwereld is dat het moeilijk is om te worden opgenomen in meerjarige subsidiestromen. De Haagse Stichting Aight geeft aan dat het veel tijd kost om ieder jaar opnieuw subsidie aan te moeten vragen. Ook is het riskant: wat als de aanvraag niet toegewezen wordt? Haar bestaan hangt daar voor een groot deel van af. Ook PAN uit Nijmegen en Dynamo uit Eindhoven hebben last van het feit dat kleine organisaties veel tijd kwijt zijn met het schrijven van subsidieaanvragen. De tijd die daarin gaat zitten, gaat ten koste van de tijd voor de uitvoering van projecten. Nog een ander probleem heeft Flow Provider. In tegenstelling tot de meeste andere projecten ontvangen zij helemaal geen subsidie. Dit kwam in eerste instantie omdat ze geen vaste locatie hadden, wat vaak een voorwaarde is voor het aanvragen van subsidie. Tegenwoordig is er wel een kantoor, maar omdat Flow Provider in heel Nederland werkt, valt zij vaak buiten regionale subsidiecriteria. De organisatie heeft dan ook behoefte aan een subsidiepot die niet gebonden is aan werk in een bepaalde regio. Giovanni Campbell werkt voor het Fonds voor Cultuurparticipatie en beoordeelt daar de subsidieaanvragen voor urban projecten. Hij constateert dat de kwaliteit van de aanvragen vaak simpelweg tekortschiet: ‘Aanvragen zijn niet vernieuwend of kwalitatief niet goed genoeg, waardoor deze worden afgewezen. Dat is zonde want er schuilen vaak wel hele goede ideeën achter.’
Op naar zelfredzaamheid Door de moeilijkheden met subsidieaanvragen, en zeker met de bezuinigingen van het nieuwe kabinet in het verschiet streven veel organisaties naar zelfredzaamheid. Het Utrechtse Habek bijvoorbeeld ontvangt weinig subsidie voor het uitvoeren van zijn projecten, en als het al iets krijgt, is
‘Veel organisaties streven ernaar om zelf inkomsten te genereren, zodat ze niet meer afhankelijk van subsidies zijn.’
het niet genoeg om een heel project mee te financieren. De Habekkers investeren dan ook vaak zelf in hun stichting. De ambitie is om zelfvoorzienend te worden, zodat Habek niet meer afhankelijk is van toevallige subsidies en eigen bijdragen.
Rapper PAX: ‘De kern van de zaak moet blijven dat de cultuur zichzelf innoveert. Zeker in deze tijden van bezuinigingen moeten we laten zien dat vernieuwende projecten werken. We moeten geen gesubsidieerd fenomeen blijven maar onszelf zien te kunnen redden.’ Habek is in ieder geval op de goede weg en steeds meer acts breken door. Zo hebben C-Mon en Kypski en ook Kyteman en zijn hiphoporkest, beiden
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 17
gevestigde namen, hun oefenruimtes bij Habek. Ook The Q4, dat optrad voor een volle tent op Lowlands 2010, is gecoacht bij Habek en ontwikkeld in samenwerking met productiehuis Oost Nederland (ON) uit Deventer. Dit streven naar zelfredzaamheid wordt toegejuicht door Tyrone van der Meer en Mario Walden van Stichting 45 Live en IBE International. Zij zijn van mening dat er juist te veel in plaats van te weinig geld wordt gepompt in allerlei projecten en zien dit als een probleem dat gekoppeld is aan de ‘welzijnshiphop’ uit paragraaf 4.1. Van der Meer: ‘Hiphop is cultuur en kunst, en niet een instrument om jeugdproblematiek op te lossen. Het geld sijpelt weg omdat de doelstelling niet wordt behaald. Een rapworkshop zorgt er echt niet voor dat een jongen opeens geen tassen meer steelt. Hij is misschien een uurtje van de straat, maar daarna is er toch niks veranderd? Veel projecten zijn bovendien overbodig. Zo wilden ze een studio bouwen in de Maassilo. Waarvoor? Mensen maken dingen thuis op zolder, zetten het op YouTube en boeken daarmee succes. Beats halen ze bij elkaar, alles is gericht op informele straatverkoop. Dat was in de jaren ’90 in de VS al zo en dat gaat alleen maar meer worden, want het wordt steeds makkelijker en toegankelijker om dingen te maken. En toch blijft men maar geld geven. Voor IBE reizen wij veel en jongeren uit derdewereldlanden zijn vaak net zo goed als de kids van hier, terwijl ze geen stuiver hebben. Hiphop is ontstaan uit een gebrek, en dat gebrek wil iedereen nu vullen omdat de kinderen op straat hangen. Dat is fout, dat gebrek moet je niet opvullen maar gebruiken om je op artistiek niveau verder te ontwikkelen. De gemeente moet beter nadenken over wie ze geld geeft. Wie zich wil redden, redt zich toch wel.’ Van der Meer benadrukt wel dat subsidies van fondsen beter worden overwogen en dus ook vaker op de juiste plaats terechtkomen. Zijn mening wordt gedeeld door Orville Breeveld van Stichting Breathing, die ook constateert dat er te veel geld zomaar in projecten wordt gestoken. Breeveld: ‘Nederland is nog altijd een van de beste landen op sociaal gebied. Je hoeft niet eens te werken en je krijgt geld van de overheid. Ik neem jongens uit Zuidoost ook echt niet serieus als ze rappen over het getto. Ze hebben alles! Er wordt veel te veel geld gepompt in talentontwikkeling zonder doel. Het moet maar eens afgelopen zijn met die pampering, zodat hiphop weer kunst kan worden.’
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 18
4.3 Institutionalisering en platform
Vraag 3
Wat vindt de hiphopscene van de recente institutionalisering van de hiphop en is er behoefte aan een landelijk overkoepelend informatiepunt, zowel vanuit de hiphopscene zelf als vanuit de culturele sector? Zoals in deel II van deze publicatie te lezen is, ontstaan er steeds meer hiphopopleidingen, waardoor de cultuur die van oorsprong van de straat is, langzaam maar zeker wordt geïnstitutionaliseerd. Wat vindt de scene hier eigenlijk zelf van? Moet de overheid van hiphop ‘afblijven’, of zijn dit soort ontwikkelingen normaal en ook nodig voor de verdere groei van de hiphop? En zou deze groei gestimuleerd kunnen worden door een landelijk hiphopplatform waardoor het makkelijker zou worden voor hiphoppers en culturele instellingen om elkaar te vinden? De meeste individuen uit de hiphopscene die voor deze publicatie geïnterviewd zijn, zien geen kwaad in de institutionalisering van de hiphop. Een enkeling heeft er een dubbel gevoel bij. De Rotterdamse jongerenwerker Malumba Anderson is bijvoorbeeld bang dat institutionalisering de hiphop schaadt, maar ziet er ook de positieve kant van. Hij vindt het goed dat jonge talenten de kans krijgen om te leren hun geld te verdienen met hun passie. Ook de Rotterdamse rapper Winne geeft aan dat het in feite een goede zaak is: ‘Hiphop is altijd het ondergeschoven kindje geweest, maar nu zien mensen dat er ook geld mee te verdienen is. Dat kan op zich geen kwaad, het is aan de hiphopgemeenschap om haar identiteit te bewaren. Bovendien, als je je puurheid door invloeden van buitenaf laat wegnemen, dan was je sowieso al niet puur.’ Xaviera de Jezus van het project Each One, Teach One in Rotterdam is resoluut: ‘We leven in 2010, waarom zou hiphop niet mogen groeien en professionaliseren?’ De belangrijkste reden dat hiphop geïnstitutionaliseerd raakt, zijn de mbo- en hboopleidingen die jongeren opleiden tot artiest of workshopdocent. Inmiddels zijn deze opleidingen binnen de scene redelijk geaccepteerd, maar dat heeft even geduurd. Jeremy Waterloo van de Herman Brood
Winne: ‘Als je je puurheid door invloeden van buitenaf laat wegnemen, dan was je sowieso al niet puur.’
Academie in Utrecht geeft aan dat hij pas sinds kort serieus genomen wordt met zijn opleiding: ‘In het begin lachten mensen me uit. ‘Hiphop leer je toch niet op school?’, zeiden ze dan. Maar inmiddels vindt iedereen het tof en komen ze allemaal hier
lesgeven. Het is nu zelfs zo dat je serieuzer wordt genomen als je op de HBA zit, dan als je rapt op de straathoek of in het buurthuis. Dat is wel een interessante verschuiving.’ Zijn woorden worden ondersteund door de feiten: de grootste namen uit de Nederlandse hiphop, zoals Rico, Sticks, Jiggy Djé en Typhoon, geven allemaal workshops op opleidingen en scholen. Over de vraag of hiphop als cultuur het nodig had dat er een
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 19
professionele opleiding aan gewijd werd, twijfelt Waterloo: ‘Het is moeilijk te zeggen of er iets nodig is. Ik heb dit toevallig gecreëerd, maar als ik het niet had gedaan, had iemand anders het wel gedaan. Hiphop is ook business, het is populair en dus is er geld mee te verdienen. Dit is een volgende stap. Dat is ook het mooie: mensen doen gewoon hun ding en daar komt dan iets moois uit.’
Een hiphopplatform: ja of nee? Zoiets moois zou kunnen ontstaan in de vorm van een ‘hiphopportal’, een digitale omgeving waar hiphoppers en de culturele sector elkaar kunnen vinden en die zou kunnen leiden tot verdere professionalisering van de scene. Wat vindt de hiphopscene van een dergelijk initiatief? Tegenstanders en sceptici zijn bang dat hiphoppers er geen behoefte aan hebben omdat ze elkaar toch al kennen, en dat ze te eigenwijs zijn om zich erbij aan te sluiten om met de culturele wereld in contact te komen. Paul Hensels van Stichting PAN uit Nijmegen: ‘Hiphop is erg ongeorganiseerd georganiseerd. Het informele circuit doet zijn werk binnen de hiphop.’ Uitvoerend producent Mark Gademan van Habek in Utrecht: ‘Wij hebben in het begin ook geprobeerd een soort platform op te zetten, maar dat liep niet want artiesten zaten daar gewoon niet op te wachten. Iedereen is bezig zijn eigen product te vestigen en heeft het daar druk mee, en bovendien kent iedereen uit de scene elkaar toch al.’ Sam Maipauw van De Nieuwe Oogst in Rotterdam: ‘Hiphoppers zijn vaak van nature eigenwijs, dus ik weet niet of zoiets zou werken. Een eventueel platform moet zorgen dat hiphop de weg naar de doelgroep weet te vinden en oppassen dat het geen top-down initiatief wordt.’
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 20
Ook de jongens van de Haagse Stichting Aight zijn terughoudend, maar om andere redenen. Jean-Paul van Oers: ‘Zo’n platform zou goed kunnen gaan, maar kan ook haat en nijd kweken. Je zult dan toch een bestuurder of moderator aan moeten stellen, die bepaalt wat de koers is. Dat kan andere partijen tegen de borst stuiten.’ Ook Jochem Cats vindt het een lastig concept: ‘Veel mensen hebben er baat bij om met hiphoporganisaties geassocieerd te worden, maar schieten de organisaties daar zelf iets mee op? Zo’n platform kan het onderscheid tussen echte hiphoporganisaties en de rest tenietdoen. Er moet dus wel een filter komen.’ De jongens geven aan dat een soort kennisbank ze wel een goed idee lijkt, als er maar duidelijke criteria zijn. Informatie uitwisselen is altijd goed, zo zeggen ze, maar het is misschien wat te idealistisch om te denken dat mensen elkaar altijd willen helpen. Bovendien moet je, als je een soort digitaal platform opzet, wel zorgen dat je meerwaarde biedt ten opzichte van de bestaande hiphopwebsites, die ook allemaal al een agenda en een forum hebben. De Utrechtse rapper PAX vindt het op zich geen slecht idee, mits het uit de scene zelf komt: ‘Als een concept van iemand anders je wordt opgelegd, dan werkt het niet. Als een initiatief echter uit de scene zelf komt, sta ik achter het idee en hoop ik dat het werkt.’ We zien dus dat er wel een zeker draagvlak voor een portal is, maar dat er een hoop mitsen en maren zijn. Zo moet de portal voortkomen uit een initiatief van de scene zelf en moet het zorgen dat het zich onderscheidt van bestaande websites. Opvallend is dat dergelijke initiatieven al bestaan, maar om verschillende redenen niet van de grond komen.
Bestaande initiatieven Uit Amsterdam komt een poging tot het samenbrengen van de hiphop, genaamd The Temple of HipHop. Deze oorspronkelijk Amerikaanse website is opgezet door hiphoppionier KRS One, jongerenwerker Braien Candelaria is bezig de Nederlandse tak op te zetten. Het doel van de Temple is “behoud en promotie van de hiphopcultuur”. Via de website kunnen instellingen die iets met hiphop doen informatie duursturen over wat ze precies doen en al deze informatie wordt dan opgenomen in een database. Voorlopig is dit echter toekomstmuziek. De website bestaat al wel, maar het project is nog volop in ontwikkeling en het wachten is op de lancering, waarvoor nog geen geplande datum is. Een soortgelijk initiatief zien we in Nijmegen in de vorm van de website hiphopnijmegen.nl. Deze site was al in de lucht en fungeerde als platform voor de Nijmeegse scene, maar is gehackt en daarna geheel verdwenen. Het meest concrete onuitgevoerde idee komt van de bestaande website hiphopinjesmoel.nl. Dave Vanderheijden van hiphopinjesmoel: “Wij hebben geprobeerd subsidie te krijgen voor het bouwen van een dergelijke portal. Het moest een interactief online hiphopplatform worden voor een veelheid aan doelgroepen, die elkaar hier moesten kunnen vinden: artiesten zelf, hiphoporganisaties, culturele instellingen die graag iets met hiphop willen doen, scholen, poppodia. Ook moest er informatie in de vorm van publicaties en scripties op komen. Hiphop in Nederland wordt steeds groter en de scene blijft groeien. Deze portal moest de scene professionaliseren en een antwoord bieden op een groeiende vraag naar informatie.” Het is echter niet gelukt om subsidie voor het project te krijgen, waardoor het vooralsnog niet zal worden uitgevoerd.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 21
En dat is zonde, want niet alleen uit de hiphopscene zelf maar ook vanuit de culturele sector is er wel interesse in een dergelijk platform, zo geven alle geïnterviewden aan. Hiphop is immers booming en veel “traditionele” instellingen willen daar iets mee doen, maar weten vaak niet waar en bij wie ze moeten zijn. Voor hen zou het dus ideaal zijn als alle informatie op één centrale plek te
‘Recente pogingen tot het opzetten van een landelijk platform zijn door geldgebrek nog niet geslaagd.’
vinden is. Warner Werkhoven is consulent urban culture bij de Kunstbalie in Tilburg en bevestigt dit. Hij is het brein achter een portal die wel tot stand zal komen: de hiphopedia, een Wiki-achtige site voor alle professionals die met urban culture te maken hebben.
Dat is iedereen die er achter de schermen voor zorgt dat de artiesten op het podium in schijnwerpers kunnen staan: festivalorganisaties, commerciële en gesubsidieerde organisaties met urban kunstaanbod, fondsen, overheden, jongerenorganisaties, urban pioniers, media, etc. Op de website zullen achtergronden, inspirerende voorbeelden, subsidieregelingen, methodieken en relevante personen en organisaties te vinden zijn. De website zal ook gekoppeld worden aan bijeenkomsten over urban culture, waardoor de inhoud voortdurend wordt bijgehouden. Als het goed is komt de hiphopedia rond maart 2011 online. Opvallend genoeg wordt een dergelijk project dus ondersteund vanuit een “traditioneel” instituut, maar krijgen jonge hiphoporganisaties als hiphopinjesmoel het niet voor elkaar om soortgelijke ideeën uit te voeren. Het strekt dan ook tot aanbeveling om deze bottum-up initiatieven, die aan de door de scene gestelde criteria voldoen, wel te ondersteunen om zo de professionaliteit binnen de scene te helpen groeien.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 22
4.4. De toekomst
Vraag 4
Wat heeft hiphop nodig om te kunnen groeien, zowel qua infrastructuur als qua mentaliteit? Zoals we bij de eerste deelvraag hebben kunnen zien, is er een grote groep beoefenaars die puur voor hun eigen plezier met hiphop bezig zijn. Degenen die wat ambitieuzer zijn, willen hun muziek ook uitdragen, zoeken artistieke ontwikkeling en willen de scene als geheel verder helpen. Veel hiphoppers ergeren zich aan de ‘welzijnshiphop’ en zien deze als een belemmering hiervoor. Zij zouden graag zien dat hiphop als kunst- en cultuurvorm door de heersende orde wordt geaccepteerd en dat er een professionaliseringsslag wordt gemaakt. Wat is daar volgens de scene voor nodig?
Zichtbaarheid en samenwerking Rotterdam is volgens velen dé hiphopstad van Nederland. Een grote rol hierin speelt het HipHopHuis, volgens velen het boegbeeld van de scene, dat workshops organiseert en lessen verzorgt. Tevens slaat het HipHopHuis een brug tussen het formele en het informele circuit. Aruna Vermeulen: ‘Dansgezelschappen worden pas voor vol aangezien als ze officieel zijn, maar de basis van de scene zijn de crews. Leden van de crews geven bijvoorbeeld aan de lopende band workshops op scholen. Dat is voor de buitenwereld niet zichtbaar en er zit ook geen structuur in, maar het gebeurt wel.’ Winne sluit zich hierbij aan, volgens hem is 70% van wat er op rapgebied gebeurt onzichtbaar, omdat jongeren thuis of bij vrienden een studio hebben en daar hun repetities houden en demo’s opnemen. Volgens hen moet de scene dus zichtbaarder worden om meer erkenning te krijgen. Om zichtbaar te worden is vaak samenwerking nodig, iets waar het volgens Mike Redman van het onafhankelijke label Redrum Recordz nogal eens aan schort. Uit een verleden als beoordelaar van subsidieaanvragen herinnert hij zich dat er soms vijf vrijwel identieke aanvragen binnenkwamen, van vijf verschillende organisaties. Die wisten blijkbaar niet van elkaar waar ze mee bezig waren, of wilden gewoonweg niet samenwerken. Ook Bart Temme van Cuttin’ Class in Heerlen pleit voor samenwerking in de vorm van uitwisseling. Hij wil daartoe een landelijk netwerk opzetten, niet in de vorm van een website maar in de vorm van contactmomenten. Temme: ‘De hiphopscene bestaat uit ondernemers die het werk zelf uitvoeren. Wij worden niet aangetrokken door netwerkborrels en andere “fancy” aangelegenheden, maar het zou wel goed zijn als we elkaar zien zodat we onze kennis en ervaring kunnen delen. Als je drie keer per jaar bij elkaar kunt komen, kun je al heel wat bereiken.’ John Wooter, die werkzaam is bij de SKVR en ook als dansdocent aan de Fontys Hogeschool in Tilburg verbonden is, houdt er een andere mening op na. Hij constateert vooral dat beleidsmakers en subsidieverstrekkers graag zien dat organisaties samenwerken, maar dat dat meestal niet hun eigen eerste keuze is. In de hiphop is er nou eenmaal nog geen professioneel kader, de scene is anders georganiseerd en er bestaat veel concurrentie, haat en nijd tussen verschillende partijen. Samenwerking
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 23
is volgens Wooter niet de oplossing: ‘Iedereen met een goed idee moet dat ei kunnen leggen. Als je advies of mensen nodig hebt, gaat dat vanzelf, dat hoeft niet van bovenaf gestimuleerd te worden. Ik geloof in de onsamenhangendheid van de samenhang: dingen gaan zoals ze gaan.’ Wat we in Rotterdam zien, geldt ook voor Den Haag. Frankie McCoy van Stichting Udbam wil dat hiphop serieus genomen wordt en wil het daartoe zichtbaarder maken voor een groot publiek. Zij wil daarom een hiphopfestival in het centrum van Den Haag gaan opzetten: ‘Deze cultuur
‘In Den Haag heeft iedereen zijn eigen eiland. We moeten meer samenwerken om de hiphop zichtbaarder te maken.’
mag niet verloren gaan, er is meer aandacht voor nodig. Iedere muziekstijl heeft wel een eigen festival, maar hiphop of urban blijft achter.’ Idealiter komt een groot hiphopfestival tot stand door samenwerking met andere
hiphoporganisaties, en dus zocht McCoy contact met Stichting Aight, PIP, Musicon en Stiching Net Een Beetje Meer. McCoy: ‘De urban scene is onzichtbaar in Den Haag, omdat zij te gefragmenteerd is. De scene moet meer samenwerken, pas dan kunnen we iets bereiken.’ Binnen deze samenwerking moet wel de individualiteit gewaarborgd blijven, zodat men elkaar kan versterken vanuit de eigen ideeën. Voor het grote gezamenlijke hiphopfestival, dat ‘hopelijk in 2012’ gerealiseerd kan worden, is nog wel heel wat nodig. Alle partijen zijn van mening dat het een goed idee is, maar er is er geen een bereid hiervoor eigen subsidiegeld te gebruiken. Er moet dus een aparte subsidie voor dit project komen. Leandro Vanenburg van de Stichting Moyo Tribe is het roerend met McCoy eens: ‘In Rotterdam heb je het HipHopHuis, waarom kan zoiets hier niet? De scene is hartstikke onzichtbaar in Den Haag. Dat komt omdat iedereen zijn eigen eiland heeft, waar altijd dezelfde mensen komen. Het mengt niet. Ik zie ook dat niet iedereen behoefte heeft aan meer samenwerking, sommige partijen zijn bang dat ze dan hun kwaliteit kwijtraken.’ Volgens Tarik Gönenç van de Nijmeegse stichting LosVan zit het met de samenwerking in zijn stad wel goed, maar dat is niet alleen maar positief. Hij mist juist de concurrentie uit de tijd dat je echt moest vechten voor een optreden: ‘Als je wack6 bent, moet je weg, als je dope7 bent verdien je respect.’ Om deze mentaliteit terug te halen, is Gönenç begonnen met het opzetten van een battle league, genaamd Punch Out Battles. Internationaal is dit al een heel groot fenomeen, in Nederland begint de populariteit nu ook toe te nemen. Rapper en organisator J.A.E. is het met Gönenç eens: ‘Iedereen respecteert elkaar en dat is mooi, maar dat competitieve is ook onderdeel van hiphop en bovendien houdt het je scherp.’ Ted Embregts van Attak deelt deze mening. Hij vindt dat Brabant de krachten in de hiphopscene moet bundelen om te kunnen concurreren met de Randstad, maar het gevaar hiervan is dat men vergeet waaruit de hiphop is ontstaan, namelijk rivaliteit. ‘Zonder rivaliteit is er geen competitie. We moeten op professioneel niveau samenwerken en kennis delen, maar niet de oorsprong van de hiphop uit het oog verliezen.’
6 Slecht, niet cool 7 Goed, cool
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 24
Podiumervaring Een veelgehoord landelijk probleem in de hiphop is dat jonge talenten niet de kans krijgen om podiumervaring op te doen. Gert-Jan Nabuurs: ‘Er zijn twee labels die de dienst uitmaken, te weten Top Notch en Noah’s Ark, en als je daar niet bij zit, kom je heel moeilijk binnen. Poppodia conformeren zich vaak aan boekingskantoren, waardoor ze geen eigen baas over de programmering meer zijn. Ze gaan ook steeds minder op zoek naar acts, zodat de programmering overal zo’n beetje hetzelfde is. Op de korte termijn is dat misschien niet erg, maar op de lange termijn gaat die industrie zichzelf in de vingers snijden. Als beginnende acts geen kans meer krijgen, stopt de aanvoer.’ Uitzondering hierop is Eindhoven, waar talenten de kans krijgen bij Dynamo. Nabuurs: ‘Dat is inderdaad een heel goed voorbeeld van hoe het ook kan. Maar dat is alleen maar ontstaan omdat één man (Angelo Martinus, LvG) het verschil maakt. Dat verschil zou eigenlijk vanuit beleid moeten komen.’ Ook bij NoLimit valt het op dat de aansluiting ontbreekt. Volgens Angelo Bromet worden jongeren soms zo uit de buurthuizen geplukt door talentenscouts van podia als Melkweg en Paradiso, terwijl dat een veel te grote stap is. Het is natuurlijk leuk als je op een groot podium mag staan, maar dat is meestal eenmalig. Het zou voor de jongeren beter zijn om eerst een traject van talentontwikkeling af te leggen. Wat Bromet betreft is er dan ook behoefte aan meer cohesie tussen de verschillende instellingen en zou er gebouwd moeten worden aan een stedelijk, landelijk of zelfs Europees traject voor talentontwikkeling. Jongeren die genoeg kwaliteit bezitten, kunnen dan op tour langs festivals en evenementen. Volgens Rien Groenewegen van projectbureau WHAA ontbreekt het ook in Nijmegen aan een laagdrempelig podium waar jongeren podiumervaring op kunnen doen. Er is sinds kort wel het Waalhalla, maar dat is antikraak en zal over twee jaar gesloopt worden. Of er daarna een andere locatie beschikbaar komt, is nog onduidelijk.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 25
Broedplaatsen en oefenruimtes Mike Redman van Redrum Recordz constateert behalve een gebrek aan podia voor talenten ook een gebrek aan broedplaatsen. Het grote verschil tussen de scene vroeger en de scene nu is volgens Redman dat samenwerkingen toen ‘zomaar ontstonden’; nu wordt er een plek bedacht waar gelijkgestemden samen moeten komen om elkaar te ontmoeten. Met het sluiten van Nighttown is de laatste plek waar mensen spontaan tot inzichten en ideeën kwamen, verdwenen.
Mike Redman: ‘Rotterdam mist een broedplaats voor talent. Er zijn geen plaatsen meer waar mensen spontaan tot ideeën komen.’
WATT heeft dat gat volgens Redman nooit helemaal kunnen opvullen, en nu dat ook gesloten is, heeft Rotterdam behalve geen broedplaatsen ook geen poppodium meer van dat kaliber. Redman: ‘Je hebt hier niets voor een publiek van meer dan 150 en minder dan 5000 man. Dat betekent dat de
voedingsbodem er niet is, waardoor talent gedesillusioneerd raakt. Het is goed dat er projecten zijn voor talentontwikkeling, maar er moeten ook ruimtes zijn die niet zo geïnstitutionaliseerd zijn en waar jongeren gewoon op spontane wijze aan hun eigen ontwikkeling kunnen werken.’ Henca Maduro is het met Redman eens. Zij geeft aan dat er door het wegvallen van subsidies sowieso weinig broedplaatsen meer zijn in Rotterdam. Ter illustratie: in 2004 verscheen het New Skool Manifest, dat aangaf hoeveel publiek urban organisaties samen bedienden. Van de 47 organisaties die indertijd aan het manifest meewerkten, bestaan er nu nog zes. Ook oefenruimte is een schaars goed in hiphopland. Vooral voor dans ontbreken vaak de juiste faciliteiten, maar ook voor muziek is er vaak een gebrek aan betaalbare oefenruimtes en studio’s. Bijvoorbeeld in Nijmegen zoeken jongeren die studioruimte willen, onderdak bij vrienden die een studio hebben. Het gaat hierbij om zelfgebouwde thuisstudio’s, er is nog altijd behoefte aan professionele en betaalbare ruimtes. Bij PAN zijn deze wel beschikbaar, maar dat zijn er nog niet genoeg om alle talenten te kunnen bedienen. Opvallend is dat ook het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) het gebrek aan laagdrempelige podia signaleert. In haar beleidsplan voor 2009-2012 noemt het FCP als knelpunten dat er ‘binnen de urban arts onvoldoende presentatiemogelijkheden zijn voor talent van urban arts buiten de eigen scene, zoals grote podia, musea etc.’ Het is voor hiphoporganisaties goed om te weten dat het FCP dus openstaat voor subsidieaanvragen op dit gebied. In november 2010 organiseerde het fonds een expert meeting over urban culture, waarin het met sleutelfiguren uit de scene in discussie ging over aanvragen, zoals over de kwestie wanneer een aanvraag voldoet aan de eisen. Voor beide partijen was dit een verhelderende bijeenkomst: het fonds heeft meer inzicht gekregen in de aanvrager en de aanvrager heeft iets op kunnen steken van de eisen van het fonds.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 26
Professioneel gedrag en organisatieskills Een veelvoorkomend obstakel in de professionaliseringsslag van de hiphop is volgens velen het gebrek aan professionaliteit en organisatievermogen bij hiphoptalenten. Volgens Henca Maduro van Epitome Entertainment hebben talenten dan ook vooral behoefte aan talentontwikkeling aan de organisatorische kant. Met vragen als ‘hoe zet ik een stichting op?’, ‘hoe vraag ik subsidies aan?’ en ‘hoe moet ik netwerken?’ kunnen jongeren met een culturele interesse volgens haar vaak nergens terecht. Zij merkt dat jongeren bij Epitome aankloppen voor dit soort vragen, terwijl dat niet de functie van deze stichting is. Mike de Wit van Definitie Van Dopeheid (DVD) werkte met jong talent voor Onopvallend Vet, het kleine broertje van DVD, en weet dan ook als geen ander dat het in de hiphop vaak schort aan zakelijkheid. ‘De meeste artiesten hebben geen rider8 en communiceren slecht met de geluidstechnici.
‘Jonge hiphoptalenten moeten zich professioneel opstellen en hebben behoefte aan begeleiding op dit vlak.’
Die zijn nu eenmaal vaak op rock georiënteerd en weten niet wat een hiphopoptreden nodig heeft. Ook simpele dingen als een VAR of een paspoort hebben ze vaak niet bij de hand, en de juiste promotie voor een optreden ontbreekt.’ Volgens De Wit kunnen artiesten
bovendien veel meer doen om voor inkomsten te zorgen, zoals merchandise en cd’s verkopen tijdens een optreden. In al deze zaken moet meer begeleiding komen, maar zelfs artiesten van de opleidingen lappen volgens De Wit het geleerde aan hun laars. Ook Gert-Jan Nabuurs constateert dit gebrek aan professionaliteit in de scene. Hij merkt op dat podia vaak geen zin meer hebben om risico te nemen met hiphopacts, de ervaring leert immers dat ze vaak te laat komen of dronken op het podium staan. De hiphopscene maakt het zichzelf in dit opzicht moeilijk. Juist hierom is er ook meer coaching nodig: serieuze artiesten moet worden bijgebracht hoe zich te gedragen zodat ze de volgende keer terug mogen komen. Ook rapper Rico (ex-Opgezwolle) vindt het van belang dat jongeren begeleiding krijgen van ervaren professionals, zodat ze hen een duw in de juiste richting kunnen geven. Orville Breeveld van Stichting Breathing uit Amsterdam Zuidoost vindt ten slotte dat het ego van de meeste rappers hun eigen succes in de weg staat: ‘Het meest gebezigde woord in een rap is tegenwoordig “ik”, maar rappers beseffen niet dat kunst verheven is boven jezelf. Je bent nooit klaar, er is altijd ruimte voor verbetering. Je moet de twee A’s bezitten: ambitie en (de bereidheid tot) afzien. Als je één van die twee niet hebt, gaat het gewoon niet gebeuren voor je. Jonge rappers willen nu allemaal geld maken, maar missen die drive, en zullen daarom hooguit een eendagsvlieg worden.’
8 Lijst van verzoeken of eisen die artiesten hebben voor een optreden.
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 27
Wat ontbreekt er nog meer? Zichtbaarheid, laagdrempelige podia en zakelijkheid zijn dus de belangrijkste factoren waar het de hiphop aan ontbreekt. Daarnaast zijn tal van andere factoren genoemd, waarvan hieronder een overzicht. Volgens Martijn Kersten van de Zadkine Popacademie zouden aanbieders van opleidingen en trajecten meer in moeten spelen op de YouTubecultuur binnen de hiphop: ‘Hiphop is van nature iets dat je kunt maken zonder middelen. Voor videoclips echter heb je minimaal een camera nodig, dus clips maken is nu juist niet voor iedereen weggelegd. Daar zou je op in moeten spelen met het workshopaanbod.’ ‘De HipHop Adviseuse’, beheerster van de gelijknamige website, wil ook graag inspelen op de YouTubecultuur, maar geeft aan dat er geen geld is om clips te maken. Zij pleit daarom voor subsidieregelingen voor talentvolle clipmakers. Wat volgens Kersten ook ontbreekt, is aansluiting bij de popkoepels, die nog altijd voornamelijk op rock gericht zijn. Ook hij onderkent dat de koepels en de hiphopdoelgroep elkaars taal niet spreken, waardoor informatie niet overkomt en de aansluiting uitblijft. Ted Embregts van Attak constateert dat jongeren soms in een gat tussen jongerenwerk en een carrière in de hiphop vallen. Hoewel Attak voornamelijk een faciliterende rol speelt, krijgen de jongeren wel begeleiding van studenten van de Tilburgse Rockacademie en is er samenwerking met de Herman Brood Academie in Utrecht. Op deze manier komen talenten van de straat in contact met mbo- en hbo-opleidingen. Er zijn inmiddels drie Attak-jongeren doorgestroomd naar deze opleidingen. Niet iedereen is echter zomaar klaar voor de stap naar een opleiding. Embregts vraagt zich af tot welk moment je een jongere moet begeleiden: ‘Je begint als non-profit maar op een gegeven moment wordt het profit. Dan moet je ze eigenlijk loslaten, maar dan zijn ze wéér nergens. Er ontbreekt een laag tussen het jongerenwerk en de stap naar een professionele carrière.’
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 28
Warner Werkhoven is consulent urban culture bij de Kunstbalie in Tilburg en houdt zich bezig met infrastructuur en kennis rondom urban culture. Wat Werkhoven constateert in de hiphop, is dat de scene blijft hangen in de workshops. Voor de hiphopper is workshopleider zijn een eindstation, voor de gevestigde kunsten is het meestal juist een begin. Een goede workshop kan volgens hem leiden tot erkenning van hiphop als kunstvorm. Hij wil dan ook graag een traject tot workshopdocent organiseren om deze erkenning een stap dichterbij te brengen. Rapper J.A.E. uit Utrecht noemt de hiphopscene een soort ‘stiefkindje van de muziekindustrie’, dat wel erkend wordt maar nog altijd wordt weggestopt in de kleine zalen van de poppodia en waar weinig commercieel succes mee te behalen is. Dat houdt de scene klein: omdat er weinig geld wordt verdiend, willen rappers bijvoorbeeld gratis beats van producers, die daarmee dus niets verdienen. Het is een vicieuze cirkel en dat werkt volgens J.A.E. erg demotiverend. Toch is hij in het algemeen trots op de scene: ‘We blijven groeien met de middelen die we hebben, en dat zijn er niet veel.’ Tarik Gönenç denkt ook dat de essentie van wat hiphop nodig heeft, geld is. Hij zou echter graag zien dat dit niet van de overheid en van fondsen komt, maar op eigen kracht wordt gegenereerd. Om dit te bereiken is volgens hem meer focus op het buitenland nodig; als een aantal acts internationaal goed bezig is, kunnen die het geld binnenhalen om vervolgens weer nationaal talent mee te promoten. In Groningen is de infrastructuur aanwezig maar zit het probleem in de mentaliteit: rappers moeten beseffen dat de Randstad niet zo ver is als het lijkt. Om op te vallen in de hiphopwereld moet je jezelf profileren en aanwezig zijn, vindt Henk van Dijken, die onderzoek heeft gedaan naar succesfactoren in de hiphop. Rapper Kraantje Pappie is het met hem eens: ‘In anderhalf uur zit je in de Randstad. Zo ver is dat niet, en al helemaal niet voor een rapper. Die kan die tijd toch mooi gebruiken om teksten te schrijven?’ Wat volgens Kraantje Pappie ook ontbreekt,
J.A.E.: ‘Hiphop is nog altijd een ondergeschoven kindje, maar toch ben ik trots op de scene.’
is een grote achterban; er zijn in Groningen slechts 200 echte hiphopfans. Arvid Klijzing van 10kilobeats vindt ook dat het niet aan de infrastructuur ligt, maar meer aan de mentaliteit en aan de locatie van Groningen. Er is geen export naar de Randstad en de ‘ons-kent-ons’cultuur is een negatieve factor in de hiphop. Klijzing: ‘Ik heb een soloplaat gemaakt. Iedereen vond het goed klinken, maar toch kwam
ik nergens binnen omdat ik niet bekend genoeg was. Dat is toch krom? Waar heb je nog een label voor nodig als je al fans hebt en platen verkoopt?’ Volgens Robert Kouijzer van het Kaasschaafcollectief ligt de toekomst van de hiphop in de cross-over. ‘Het succes van de Utrechtse hiphop ligt voornamelijk in de crossovers met andere stijlen. Kijk naar C-Mon & Kypski, The Q4, Nobody Beats the Drums en Boemklatsch met hun electro en Kyteman met zijn hiphoporkest. Allemaal jongens die hun achtergrond in de hiphop hebben en die mix met andere stijlen opzoeken. In Utrecht ,maar eigenlijk ook in de rest van Nederland, is dit denk ik nodig om hiphop verder te laten groeien.’
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 29
Hoofstuk 5 Lijst van geïnterviewde personen Achmed Boukiour, Stichting PAN – Nijmegen Ad de Jong, ROC Midden Nederland/Nutrecht – Utrecht Alex van der Zouwen (Kraantje Pappie) Alvinio Molina, Stichting Net Een Beetje Meer, Sparkplug – Den Haag Angelo Bromet, NoLimit – Amsterdam Angelo Martinus, Dynamo – Eindhoven Aruna Vermeulen, HipHopHuis – Rotterdam Arvid Klijzing, 10kilobeats – Groningen Bart Temme, Cuttin’ Class – Heerlen Ben Hartman (ReaZun), Kyteman’s Hiphop Orkest – Utrecht Bianca Kersten, The Building – Eindhoven Braien Candelaria, Temple of Hiphop – Amsterdam Bram van Leuken, Urban Legends – Coevorden Bryan Druiventak, Solid Ground Movement – Amsterdam Collin Vaneker, De Muziekschool Twente – Enschede Daan van der Bruggen, Musicon – Den Haag Daniel, Bijlmer Breakz – Amsterdam Dave Vanderheijden, SKVR/HiphopInJeSmoel – Rotterdam Davy de Wit, ArtEZ Hogeschool – Arnhem, Enschede, Zwolle De HipHop Adviseuse (anonieme vertegenwoordiger) Dherl Deekman, ToekomstMuziek – Amsterdam Elise de Ruiter, Culturalis – Den Haag Erik Delobel, Hedon – Zwolle Frankie McCoy, Stichting Udbam – Den Haag Gert-Jan Nabuurs, hiphopworkshops.com Giovanni Campbell, Fonds voor Cultuurparticipatie – Utrecht Henca Maduro, Stichting Epitome – Rotterdam Henk van Dijken (Enky Benger) – Groningen Henk Visscher, Thorbecke Lyceum – Rotterdam Hiphopnijmegen.nl (anonieme vertegenwoordiger) Ingeborg Struyk, Stichting Urban House – Groningen Jade Schiff, Roots & Routes – Rotterdam Janine Mooring, Hip Hop Factory – Eindhoven Jean-Paul van Oers, Stichting Aight – Den Haag Jeremy Waterloo, Herman Brood Academie – Utrecht Jermain Bridgewater (J.A.E.), Hof van Jaeden – Utrecht Jessie van den Bosch, De Muzerie – Zwolle Jochem Cats, Stichting Aight – Den Haag John Wooter, SKVR/dansdocent – Rotterdam Jolanda Boejharat, Culturalis – Den Haag Jolanda Brils, stadsdeel Zuidoost – Amsterdam Kim de Vries, Flow Provider – Eindhoven
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 30
Leandro Vanenburg, Stichting Moyo Tribe – Den Haag Maike Dubelaar, ROC Midden Nederland – Utrecht Malumba Anderson, Breaking Barriers, Building Bridges – Rotterdam Maria Melis, Attak – Tilburg Marijse Binsbergen, Solid Ground Movement – Amsterdam Mark Gademan, Habek – Utrecht Mark van Rijn, Ucee Station – Utrecht Mark Voorst (Markan), Studio Centraal – Maastricht Martijn Kersten, Zadkine Popacademie – Rotterdam Mike de Wit, Definitie van Dopeheid – Tilburg Mike Redman, Redrum Recordz – Rotterdam Mila van Egmond, Stichting Streetcornerwork – Amsterdam Orville Breeveld, Stichting Breathing – Amsterdam Paul Hensels, Stichting PAN – Nijmegen PAX, Habek – Utrecht Ricardo McDougall (Rico) Robert Kouijzer, Het Kaasschaafcollectief – Utrecht Robin van Wees, Tandem Welzijn – Nijmegen Roché Nieuwendam (Rosco) Sam Maipauw, DNO – Rotterdam Sonja Pruimers, gemeente Rotterdam – Rotterdam Tarik Gönenç, LosVan – Nijmegen Ted Embregts, Attak – Tilburg Tha5elements.nl (anonieme vertegenwoordiger) Tyrone van der Meer, Dutch Bboy, IBE International – Rotterdam Vinod Singh – Rotterdam Warner Werkhoven, Kunstbalie – Tilburg Winston Bergwijn (Winne) Xaviera de Jezus, Each One Teach One – Rotterdam Yoeri Claassen, DubbelZoDwars Kunstfactor wil al deze personen graag bedanken voor hun medewerking aan deze inventarisatie. Zij hebben allen tijd vrij gemaakt om Lenny van Gessel, adviseur Muziek van Kunstfactor te woord te staan, persoonlijk, per e-mail of telefonisch. Hartelijk dank hiervoor!
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 31
Bronnen FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, 2010 Heerlen de stad en de urban artists Janny Donker, 2009 Rotterdam doet – maar wát? Janny Donker, 2008 Urban artists en Groningen Janny Donker, 2008 What’s the 411 in Rotterdam JongRRKC, 2008 Tijd voor talent, cultuurnota 2008-2011 Stadsdeel Amsterdam Zuidoost, 2008 Bruggen bouwen, creatieve coalitie Zuidoost Stadsdeel Zuidoost, 2008 Jong Zuidoost, Uitvoeringsprogramma integraal jeugdbeleid Stadsdeel Zuidoost, 2008 Den Haag en hiphop Janny Donker, 2007 Perspectief voor hiphop Janny Donker, 2007 Uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2009-2012 Gemeente Rotterdam, 2007 In verbeelding van elkaar samen het toneel van de stad zijn Gemeente Rotterdam, 2007 Haagse popnota Gemeente Den Haag, februari 2007 Goede bedoelingen genoeg Janny Donker, 2007
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 32
Colofon Tekst: Lenny van Gessel, Kunstfactor Fotografie: Gino Mac Donald en Bob Littlejohn Vormgeving: Ontwerpbureau Taluut, Utrecht © Kunstfactor Utrecht, februari 2011 Hiphop in Nederland - deel I, Een beeld van de scene is een uitgave van Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst. Tenzij anders overeengekomen, geeft Kunstfactor u als lezer toestemming deze uitgave voor eigen gebruik te downloaden en af te drukken. Het is niet toegestaan om inhoudelijk, tekstueel of anderszins wijzigingen aan te brengen. Bij citeren is bronvermelding verplicht. Overdracht aan derden van het gebruiksrecht is uitgesloten. Het gebruiksrecht geldt niet voor commerciële doeleinden. De overdracht van de rechten van intellectueel eigendom, waaronder het auteursrecht, rustend op de door Kunstfactor opgestelde of ontworpen werken zijn bij het gebruiksrecht niet inbegrepen. Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst, zet zich in voor een sterke amateurkunstsector. Dit doen we vanuit de overtuiging dat actieve kunstbeoefening een bijdrage levert aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen en aan een creatieve, harmonieuze samenleving.
KUNSTFACTOR SECTORINSTITUUT AMATEURKUNST
Kromme Nieuwegracht 66 Postbus 452 3500 AL Utrecht T +31 (0)30 711 51 00 www.kunstfactor.nl
[email protected]
Kunstfactor | Hiphop in Nederland | maart 2011 | 33