Drs. S.J. de Groot Muntstraat 5 3512 ET Utrecht
inlichtingen
Drs. S.J. de Groot
telefoon
030 - 230 69 60
e-mail
[email protected] bijlage(n)
1
briefnummer projectcode datum
26.09.2015
Onderwerp
Advies inzake invulling cao-afspraak (aanvulling)
Beste Liesbeth en Pien,
Hierbij bied ik jullie het advies aan over de invulling van de cao-afspraak (zie bijlage). Dit advies is het antwoord op de adviesaanvraag van 26 november 2014. Het advies is tot stand gekomen met experts. Het advies biedt naar mijn overtuiging datgene om tot een verantwoorde invulling van de caoafspraak te komen. Deze versie is aangevuld met wetenschappelijke literatuur, die ik relevant acht voor de verdieping van het gesprek. Zowel bij de werkgevers, als bij de werknemers.
Met vriendelijke groet,
Sense de Groot
Onderwijscoöperatie Muntstraat 5 / 3512 ET Utrecht T (030) 230 69 60
[email protected] www.onderwijscooperatie.nl
ADVIES INVULLING CAO-AFSPRAAK Vanuit het door alle partijen (aan de cao-tafel en aan de expertafel) onderschreven uitgangspunt dat een leraar die is afgestudeerd van de lerarenopleiding bevoegd en bekwaam is en vanaf zijn benoeming of tewerkstelling onderwijs verzorgt in overeenstemming met de bekwaamheidseisen, wordt in dit advies een antwoord gegeven op de volgende vragen van de cao-tafel: 1. Formuleer een globale beschrijving van de fasen van ontwikkeling die een leraar in de beroepspraktijk doormaakt. 2. Focus deze beschrijving op het lesgeven in de klas. 3. Onderscheid in de beschrijving ten opzichte van de startbekwaamheid twee niveaus: basisbekwaam en vakbekwaam. Het advies kan een andere suggestie voor de gebruikte termen doen. 4. Zorg ervoor dat de beschrijvingen in de praktijk ontwikkelingsgericht zijn en gebruikt kunnen worden voor ontwikkelafspraken. Door een zorgvuldige selectieprocedure heeft het bestuur er zich van vergewist dat de startende leraar goed in staat is om onderwijs te verzorgen. Hij is inderdaad startbekwaam. Vanaf het moment dat deze leraar les geeft maakt hij een ontwikkeling door. Goed onderwijs verzorgen beperkt zich niet alleen tot het lesgeven en verantwoordelijkheid dragen voor een groep, maar vindt haar succes ook in de mate waarin de leraar de verantwoordelijkheid deelt met anderen in het team en de wijze waarop er gecommuniceerd wordt met de omgeving, bijvoorbeeld ouders en verzorgers. Deze professionele ontwikkeling van de startbekwame leraar moet gestimuleerd en gefaciliteerd worden. Daarbij is het van belang dat de leraar
eigenaarschap ervaart met betrekking tot de eigen ontwikkeling. Immers, alleen dan zal de leraar vanuit intrinsieke motivatie kunnen werken aan zijn professionele ontwikkeling. Dat kan alleen als deze ontwikkeling een weloverwogen plaats krijgt in het personeelsbeleid van de school. Het bestuur en de schoolleiding zijn verantwoordelijk voor het nauwkeurig beschrijven, uitvoeren en verantwoorden van het beleid, dat zorgvuldig is afgestemd met het personeel en de instemming heeft van de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraadi. In het personeelsbeleid wordt helder beschreven wat de startende leraar mag verwachten als het gaat om zijn professionele ontwikkeling. De volgende onderwerpen komen aan bod: 1. Een eenduidige beschrijving van de bedoeling: ondersteuning van de professionele ontwikkeling tot vakbekwame leraar. 2. Een globale omschrijving van basisbekwaam en vakbekwaam leraar zijn. Een beschrijving die herkenbaar, waarneembaar en bespreekbaar is. 3. Een heldere beschrijving van het traject waarbinnen de ontwikkeling wordt gevolgd en besproken, en van degenen die bij dat traject betrokken zijn. 4. Een beschrijving van de mogelijkheden en de middelen die voor het traject beschikbaar zijn om de ontwikkeling te stimuleren.
Dit advies biedt per onderwerp handreikingen. Ad 1. Het is voor de startende leraar, ook in de rol van invaller, van groot belang om te beseffen dat hij er niet alleen voor staat. Vanaf het moment dat hij lesgeeft en deel uit maakt van de school, komt hij voor een veelvoud aan uitdagingen te
staan. Uitdagingen die ontwikkeling kunnen stimuleren, waardoor hij een ervaren leraar wordt. Bij het aangaan van deze uitdagingen verdient de startende leraar de best mogelijke ondersteuning en begeleiding. Alleen daardoor maakt de leraar een gerichte ontwikkeling door, houdt hij plezier in het werk en ontwikkelt hij zich tot een basisbekwame en uiteindelijk vakbekwame leraar. Ad 2. Als basis voor de globale omschrijving worden de indicatoren van Wim van de Griftii gebruikt. Echter, ook andere indicatoren of omschrijvingen kunnen zich hiervoor lenen. Belangrijk is vooral dat er een gelaagd gesprek plaats vindt over de ontwikkeling van de leraar en dat dit gesprek zich niet verengt tot het checken of aflopen van indicatoren. Welke indicatoren of omschrijvingen voor een dergelijk gesprek gebruikt worden is uiteindelijk van minder groot belang en tot op zekere hoogte arbitrairiii. De startbekwame leraar is in staat een veilig en stimulerend leerklimaat te verzorgen en weet de leerlingen bij de les te betrekken. De les kenmerkt zich door structuur, orde en duidelijkheid. In gedragstermen is het volgende waarneembaar: De leraar: -
toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen geeft duidelijke uitleg van de leerstof zorgt voor ontspannen sfeer ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen geeft feedback aan de leerlingen zorgt voor een ordelijk verloop van de les zorgt voor wederzijds respect zorgt voor doelmatig klassenmanagement geeft goed gestructureerd les bevordert dat leerlingen hun best doen
-
gebruikt leertijd efficiënt gaat tijdens verwerking na of leerlingen opdrachten goed uitvoeren stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten betrekt alle leerlingen bij de les verduidelijkt bij de aanvang van de les de lesdoelen gaat na of de lesdoelen werden bereikt.
In deze context is de leraar in toenemende mate in staat de leerlingen actief bij de les te betrekken. De leraar die de leerlingen actief laat meedoen aan de les, waardoor er sprake is van echte interactie, is basisbekwaam te noemen. Naast voorgaande, is in gedragstermen het volgende waarneembaar: De leraar: -
hanteert werkvormen die leerlingen activeren geeft duidelijke uitleg van didactische hulpmiddelen en opdrachten stimuleert leerlingen om over oplossingen na te denken gaat tijdens instructie na of leerlingen de leerstof hebben begrepen stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen zorgt voor interactieve instructie moedigt kritisch denken van leerlingen aan bevordert het toepassen van het geleerde laat leerlingen hardop denken leert leerlingen hoe complexe problemen te vereenvoudigen stimuleert het gebruik van controle activiteiten leert leerlingen oplossingen controleren.
De volgende stap in de ontwikkeling is dat de leraar in staat is om elke leerling die aandacht en begeleiding te geven die past bij die leerling. De leraar heeft oog en oor voor de individuele leerling en weet gericht in te spelen op diens behoeften en mogelijkheden. De leraar die en de groep en de individuele leerling gerichte aandacht en begeleiding geeft is vakbekwaam. Naast voorgaande, is in gedragstermen het volgende waarneembaar:
De leraar: -
stemt de instructie af op relevante verschillen tussen leerlingen vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij de aanpak biedt zwakke leerlingen extra leer-en instructietijd stemt verwerking van leerstof af op verschillen tussen leerlingen.
Deze waarnemingen zijn bespreekbaar met de leraar, waardoor hij gestimuleerd wordt zich gericht te ontwikkelen. Van de vakbekwame leraar mag verwacht worden dat hij een voorbeeldfunctie in de school en een nadrukkelijke rol in het team heeft. Ad 3. Het traject wordt uiteengezet in de tijd, waarbij – in afstemming met de ontwikkeling van de desbetreffende leraar – wordt aangegeven welke gesprekken en activiteiten plaats vinden. In het traject vinden niet slechts gesprekken en activiteiten met (direct) leidinggevenden plaats, maar juist ook met startende en ervaren collega’s. Voorwaardelijk is dat de (direct) leidinggevenden en ervaren collega’s in staat zijn om te observeren en op ontwikkeling gerichte gesprekken te voeren en op ontwikkeling gerichte activiteiten vorm te geven en uit te voeren. Tevens wordt door het bestuur en de schoolleiding aangegeven of en welke externe deskundigheid beschikbaar is. De voortgang van de ontwikkeling wordt vastgelegd door de direct leidinggevende, die put uit eigen waarnemingen en gesprekken en die van de overige betrokkenen (leraren en/of externe deskundigen). Van belang is daarbij dat leraar en leidinggevende in gesprek gaan over de mate waarin een leraar zich ontwikkelt, waar nog voortgang valt te boeken en hoe deze voortgang bereikt zal worden. Belangrijk is daarbij wel dat beoordeling en begeleiding van elkaar worden gescheiden. Begeleider en beoordelaar mogen dus nooit dezelfde persoon zijn.
Ad 4. Bij mogelijkheden en middelen kan gedacht worden aan: - Faciliteiten, zoals tijd en geld. - Instrumenten, zoals 360-gradenfeedback, lesobservaties, videointeractie en trainingen. - Activiteiten, zoals spel, intervisie en supervisie.
Immers, het betreft hier afspraken welke specifiek betrekking hebben op werk- en taakbeleid danwel inzetbaarheid. Zie ook artikel 2A.7, 2A.9 en 2A.14 in de cao. i
Van de Grift, W., Helms-Lorenz, M, & Maulana, R. (2014). Teaching skills of student teachers: Calibration of an evaluation instrument and its value in predicting student academic engagement. Studies in Educational Evaluation DOI: 0.1016/j.stueduc.2014.09.003. ii
Van de Grift, W.J.C.M. (2014). Measuring Teaching Quality in Several European Countries. School Effectiveness and School Improvement. 25, 3, 295-311. DOI:10.1080/09243453.2013.794845. Van de Grift, W., Van der Wal, M., & Torenbeek, M. (2011). Ontwikkeling in de pedagogisch didactische vaardigheid van leraren in het basisonderwijs. Pedagogische Studiën (88) 416432. Van de Grift, W. (2007). Quality of Teaching in Four European Countries: a review of the literature and an application of an assessment instrument. Educational Research, 49 (2) 127-152. Uffen, I., Boelhouwer, M., Deinum, J., & Van de Grift, W. (2015). Teaching skills: Comparison secondary school teachers in the Netherlands. Paper presented at EERA: ECER 2015, Budapest, Hungary. iii
De expertmeetings hebben inzichtelijk gemaakt dat het nagenoeg onmogelijk is om binnen de gestelde termijn een eenduidige, eensluidende en breed gedragen definitie van basis- en vakbekwaam te formuleren. De reden hiervoor is dat de ontwikkeling van leraren in grote mate context-gebonden is, dat er sprake is van doorlopende en continue ontwikkeling met
daarbij een voortdurende verbreding en verdieping van kennis en vaardigheden. Een eendimensionale definitie van dergelijke begrippen doet geen recht aan de complexiteit van het ontwikkelproces dat leraren doormaken. Niet-gefundeerde definities kunnen daarnaast niet of nauwelijks worden gebruikt voor het toetsen van de ontwikkeling van leraren vanwege een gebrek aan betrouwbaarheid. Waar eenduidige definities en toetsing van ontwikkelniveaus nagenoeg onhaalbaar blijkt, is een ieder het er wel over eens dat het belangrijk is de ontwikkeling van leraren blijvend onderwerp van gesprek te maken.