Nr 23.
6 NOVEMBER
Rationalizatie ET woord is naar de mode. Rationalizeerem beteekent, de voortbrenging wetenschappelijk inrichten (dat wordt althans gezegd). De voortbrenging per werkman moet vermeerderen, en daarvoor is het noodig dat de arbeid zoo ingerich zij, dat er zoo weinig tijd mogelijk verloren worde; de minst geschikte werklieden zullen geweerd worden, 't Is in 't algemeen belang! beweert men. Uitstekend, en wij vragen niets beter dan in de oprechtheid der « rationalizeerders » te gelooven. Doch, wij vreezen dat hun « wetenschappelijke inrichting » van den arbeid voor de werklieden betreurenswaardige gevolgen na zich zal slepen. Wij kunnen ons niet ontmaken van zekere vrees in verband met de gevolgen der toepassing hunner methodes, en er bestaat des te meer reden om ten opzichte va,n het rationalizatieplan mistrouwen te koesteren, doordat ditzelve in zekere landen (namelijk in zekere nijverheidstakken in Duitschland) waar het onder de arbeiders bittere ontgoochelingen heeft teweeggebracht, gedeeltelijk werd toegepast. Wij zijn, voorzeker, voorstanders van den, nijverheidsvooruitgang, en wij denken er geenszins aan ons tegen de voortbrengings- en arbeidsinrichtingsmethodes, die tot dezen vooruitgang kunnen bijdragen,te velzetten.De arbeiders moeten zich van de machien bedienen en haar niet vernietigen, en zij die zullen geroepen worden eens de voortbrengings- en ruilingsmiddelen in handen te nemen, zouden bun geschiedkundige rol verloochenen, indien zij door hun eigen pogen, niet bijdroegen tot de ontwikkeling der stoffelijke elementen die hun ekonomische en maatschappelijke ontvoogding bedingen. Doch, tussen en dat en het aanvaarden van het plan der « rationalizeerders » is er een verschil. De arbeiders zouden eens te meer gefopt worden indien zij onder voorwendsel, bij. voorbeeld, de kostprijzen te verminderen, goedschiks.aanvaarddein op hen de arbeidsmethodes te laten toepassen waaruit alleen hun meesters voordeel zouden halen. De kapitalistische winsten zouden zekerlijk vermeerderen, misschien zouden zelfs ze-
H
!
1926.
kere kategorieën van arbeiders eenig voordeel bij het- nieuw regiem vinden onder vorm van ietwat hooger loon en, doch de massa der arbeiders zou meer dan voorheen lijden. Daar waar « gerationalizeerd » werd, heeft de werkloosheid uitbreiding genomen; het leger werkloozen — die reserve goedkoope werkkrachten die voor de reaktionnaire ontwerpen van het patronaat zoo gunstig is — is aangegroeid, en de moeilijkheden die er voor de vakorganisaties uit voortsproten, zijn aanzienlijk geweest. Indien deze opofferingen en deze moeilijkheden nog een vermindering der verkoopprijzen voor uitslag had gehad, dan zou men zich half voldaan hebben kunnen verklaren, Doch neen, deze rationalizatie op den rug der arbeiders heeft evenmin, zooals wij in het Belgische Vakbeweging van 25 September 1.1. schreven, aan de verbruikers gebaat; de vroegere prijzen werden gehandhaafd (wat een stijging der winsten van de patroons beduidt) en in plaats van zich uit te «breiden heeft de verkoopmarkt zich integendeel verzwakt door de vermindering der koopkracht van de tot werkloosheid gedoemde arbeiders. Anderzijds gaat de « rationalizatie » der voortbrenging gepaard met zekere moeilijkheden van syndikale orde. De toepassing van een rationalizatieplan moet, inderdaad, aan het goeddunken van den patroon overgelaten. De werklieden hebben niets te zeggen, 't Is de patroon die meester is. Hij stelt eenieders; taak, evenals eenieders loon vast. Hij moet gehoorzaamd worden; de goede uitslag van de rationalizatie hangt er van af. De « rationalizatie » der voortbrenging komt dan ook eenerzijds neer op een aangroei der winsten van den patroon, en anderzijds, op de trapsgewijze uitschakeling van de vakorganisatie uit de besprekingen! die gemeenlijk de vaststelling der arbeids- en loonsvoorwaarden voorafgaan. Dit alles, wij herhalen het, zonder dat er voor de verbruikers voordeel uit voortspruit. De arbeidersiklasse onzes lands . zal voorzeker dergelijk stelsel niet willen, stelsel dat de versterking van het kapitalisme voor gevolg heelt.
338
.
DE
Het Staalkartel
nee Duitsch materieel anderzijds, hebben een gevoelige vermeerdering der voortbrenging voor onmiddellijken uitslag gehad. De vragen naar staal, alhoewel ook vermeerderend, zijn niet in verhouding met deze sterke voortbrenging gestegen, en ingevolge de onverbiddelijke wet van vraag en aanbod, zijn de prijzen van het staal gedaald — natuurlijk wanneer ze in goud-frank berekend worden —, terwijl de gewone grondstoffen 1-, 4- tot 4^-maaL (goudwaarde) zooveel kosten als vóór den oorlog, is de prijs van het staal daaromtrent dezelfde gebleven... » Deze laatste opmerking duidt klaar aan dat één der hoofddoelen van het kartel is, de verkoopprijzen van het staal te èoen stijgen, en dat is niet van aard om de sympathie der verbruikers te winnen. Zullen de leiders van het kartel anderzijds, om de hooge prijzen in stand te houden, er niet toe gebracht worden het malthusianisme in de voortbrenging toe te passen, wat de afdanking van talrijke arbeiders voor uitslag zou hebben? De betrokken patroons ontkennen natuurlijk de verbruikers te willen treffen door de voortbrenging te beperken. Ter vergadering van de maatschappij John Cockerill, van 27 Oktober 1.1., verklaarde de algemeene bestuurder, de heer Leon Greiner, als antwoord aan een aandeelhouder die hem nopens het kartel ondervraagd had :
anderhalf jaar dat de onderhandelingen voor het afsluiten van den staaltrust, die op einde September te Brussel onderteekend werd, gevoerd werden, is veel bedild geworden, en de dagb'laden aller kleur zijn niet in gebreke gebleven de redenen der een en, de inzichten der anderen, de voordeelen die het kartel voor sommigen kan verzekeren en de nadeelen die er voor anderen zouden uit voortspruiten, af te leiden. Ondanks al de besprekingen, blijven even in het kamp der patroons, als van arbeiderszijde, meeningsverschillen bestaan, doch de algemeene meening zou kunnen samengevat door de woorden van hem die zegde : « De redenen volstaan om de vorming van een Maalkartel te wettigen. Wat de vraag aangaat te weten of dat hetwelk komt opgericht te worden al de gewenschte waarborgen schenkt, zal deze vraag slechts later, wanneer het kartel zal getoond hebben wat het kan, kunnen beantwoord. » Wij ook, wij gelooven dat de groepeering der staalvcortbrengers onvermijdelijk was, en er kan voorzien dat, indien de bestaande overeenkomst slechts Frankrijk, Duitschland, België en het Groothertogdom Luxemburg betreft, er zich nieuwe verdragsluitenden zul«.Ik zal antwoorden dat het kartel op het gepaste len bijvoegen. oogenblik komt. Inderdaad, het kartel is de uitslag van een sedert den Op 't oogenblik dat zich, ingevolge de stabiliseering, oorlog in Europa geschapen ekonomischen staat, die een voortbrengingskrisis zal voordoen, die noodgeeen Fransch dagblad onlangs als volgt samenvatte : dwongen een prijzen vermindering zal na zich slepen, d Vóór den oorlog werd een gelijke stijging in de voort- want elke fabriek streeft er dan naar te fabrikeeren, en brenging en in 't verbruik van het staal, enz., vastge- neemt bestellingen op aan geiijk welken prijs, op dat steld, zulks op een volkomen regelmatige wijze. 'Doch oogenblik zal het kartel voor België zijn reden van bede vijandelijkheden hebben een ontzaglijk verbruik gestaan hebben. eischt, de ijzernijverheden aller landen, oorlogsvoerenWat men er ook over zegge, het kartel is niet tegen d» of onzijdige, verplichtend zich op een des te buiten- de verbruikers gericht. Het heeft voor doel de voortbrenging met het verbruik in verhouding te brengen, gewoner wijze te ontwikkelen, zoodat Frankrijk en en niet de prijzen te overdrijven. Wat zulks ten anBelgië zich in oen ondergeschikten toestand bevonden dere bewijst is dat het, vóór een maand, een wereldingevolge de vernietiging hunner fabrieken. basis van 27 millioen ton als uitgangspunt gehad hebNa den oorlog is, in tegenstelling met hetgeen men bend, deze basis reeds op 29 millioen ton heeft gehad kunnen denken, de vraag naar staal merkelijk gebiacht. Het gaat niet om de vermindering der voortringer geweest dan die in 1913-1914. Deze uitslag, die brenging om de prijzen op te drijven, 't Is dus niet in tamelijk paradoxaal was, gezien het toescheen dat al een normaal tijdperk of in een tijdperk van bloei dat de ingevolge den oorlog niet uitgevoerde bestellingen het kartel ons een groot voordeel moet bezorgen, doch de markt zouden hebben moeten verlevendigen, was wel in een tijdperk van krisis. Wij bevinden ons welte wijten aan de algemeene verarming waaraan de we- licht aan den vooravond van een krisis in België, en reld, vooral Europa, leed. Men had dan kunnen gelooin dit opzicht is het kartel natuurlijk voor ons van beven dat, gezien het verbruik te zwak was, er een heil- lang. » looze krisis van overproduktie zou uit voortspruiten. De verklaring van den heer Greiner zal voorzeker Doch, door een vreemd evenwicht, had Europa dan te den aandeelhouder voldaan hebben, doch wij 'betwijfelijden onder een gebrek aan coke en kolen, gebrek dat len of de toepassing van deze voortbrenging»- en verin omvang toenam ingevolge de Roerbezetting, die de kooppolitiek het geluk eenerzijds van de verbruikers, Duitsche ijzerproduktie gevoelig verminderde. Het ko- anderzijds van de werklieden zal uitmaken. lengebrek heeft voor gevolg gehad dat de Europeesche En desaangaande meenen wij dat men met Leon Delhoogovens verplicht waren hun maximum-voortbren- sinne akkoord moet gaan wanneer hij schrijft : ging niet te geven, wat aldus de overproduktie verme« Het is mij bekend dat het kartel de ekonomische den heeft. • wanorde kan verminderen, dat het meer de behoeften Sedert 1924 is de kolenvoorraad opnieuw toereikend van het verbruik kan voorzien, dat het de werkloosheid geworden voor al -de bestellingen, en de heropbouw kan verdeelen, en niet afschaffen. Doch ik weet ook der Fransche èn Belgische fabrieken eenerzijds, de dat het zal geschieden door zich van privaat-belangen vernieuwing — dank aan den val van den mark — van te bezielen die dikwijls in tegenstrijd zullen zijn met
S
EDERT
*
\ VAKBEWEGING
DE BELGISCHE VAKBEWEGING het algemeen belang : waarom zou het bij voorbeeld de voortbrenging niet verminderen om de prijzen te doen stijgen? Zouden zijn leiders van e-en ander gehalte zijn dan de katoenplanters, die spreken van het verbranden van hun oogst? » Delsinne schreef deze regelen — Journal de Charleroi van 28 Oktober — juist op 't oogenblik dat de algemeene bestuurder van Cockerill sprak, en de vergelijking der teksten toonen klaar aan dat de vrees van Delsinne maar al te gerechtvaardigd toeschijnt. Wat dan ? Moet het kartel aan de kaak gesteld, moet men er stelling tegen nemen en een kampanje aanvangen om te trachten het eenvoudig te doen verdwijnen? Dat is onze meening niet, en dat voor twee bijzondere, reden en : de eerste, omdat wij kans loopen nooit te zullen lukken; de tweede, omdat de patroonsgroepeeringen niet noodzakelijkerwijs een macht vormen indien de arbeiders hunnerzijds sterk georganiseerd zijn. Doch wij moeten deze zaken van dichtbij nagaan, en de organisaties moeten alles in 't werk stellen om de in 1925 door het Internationaal Vakverbond van Amsterdam opgestelde « aanbevelingen » te doen kennen, verspreiden en toe te passen, aanbevelingen- verschenen in de Persberichten van 1 September. Deze « aanbevelingen » die wij in ons volgend num.mer zullen laten verschijnen, beoogen tegelijker tijd het nationaal en het internationaal toezicht met behulp en de medewerking van den Volkerenbond, van het I.A.B. en van het I.V.V. 't Is aan haar verwezenlijking dat wij moeten werken tot groot nut van de arbeiders en de verbruikers. JOZ. BONDAS.
Tekst van het Reglement van het Staalkartel Artikel één. — Elk land stort maandelijksjn een gemeenschappelijke kas een dollar voor elke*ton effektieve voortbrenging van ruw staal. Door ruw staal wordt verstaan al het ruw staal in het land voortgebracht door de werkwijzen Thomas, Bessemer, Siemens Martin, bij middel van den elektrischen kroes of andere werkwijze. Deze som wordt gp het crediet der rekening van dit land geplaatst. De eerste maal wordt ze twee maanden na de invoegetreding van de overeenkomst onder vorm van driemaandelijksche wissels geregeld ; voor de latere maanden wordt n de som den 25 der volgende maand onder vorm van driemaandelijkschen wissel geregeld. Indien de regeering van een der overeenkomstsluitende landen zich verzette tegen de overdracht van al of een gedeelte der bij toepassing van het huidig artikel te betalen sommen, zou de effektieve storting kunnen vervangen worden : • 1° Door den waarborg van een door het hoofdbestuur aangenomen bank, of 2° Door de storting jn speciën op een geblokkeerde rekening in een in het betrokken land gelegen en door het hoofdbestuur aangenomen bank. Art. 2.—Het bestuur .der gemeenschappelijke kas wordt waargenomen door een hoofdbestuur bestaande uit vier titelvoerende leden wederzijds aangeduid door elk der deelnemende landen : België, iDuitschland, Frankrijk en Luxemburg. Ieder dezer vier deelnemende- landen zal eveneens twee plaatsvervangende leden aanduiden belast met het vervangen van het bestendig lid ingeval het afwezig of belet is. Het voorzitterschap van het hoofdbestuur wordt
339
beurtelings gedurende een jaar door elk der deelnemende landen uitgeoefend. In algemeenen regel, en buiten de in de volgende artfkelen voorziene bijzondere beschikkingen, neemt het hoofdbestuur de gewenschte schikkingen om de bepalingen van dit kontrakt te doen naleven en het toezicht dat er uit voortspruit te doen uitoefenen. Het heeft ook volmacht voor het beheer en het bewaren der in de gemeenschappelijke kas gestorte of in 't bezit van deze zijnde gelden. Al de stemmingen van het hoofdbestuur worden volgens de contingenten uitgebracht Art. 3. — Het hoofdbestuur stelt ten laatste een halve maand vóór het begin van het overeenstemmend kwartaal, voor elk kwartaal het contingent vast van elk land overeenkomstig de bepalingen van het art. 4, door de toepassing van een, eens voor al voor elk land aangenomen coëfficiënt overeenstemmend met de totale tonnemaat die de waarschijnlijke behoeften van de markt vertegenwoordigt. Art. 4. — De aan de verschillende landen toegedeelde coëfficiënten zullen slechts bij eenparigheid kunnen gewijzigd worden. De totale driemaandelijksche tonnemaat en, bijgevolg, de contingenten van elk land zullen bij meerderheid van de drie vierden der stemmen vastgesteld worden, elk land een aantal stemmen hebbend in verhouding met zijn deelneming, overigens aangenomen zijnde dat de eenparigheid der landen min één een voldoende meerderheid daarstelt, zelfs indien dit laatste land meer dan een kwart der stemmen vertegenwoordigt. De Saar zal nooit afzonderlijk stemmen ; haar stemmen zullen verdeeld worden tusschen Frankrijk en Duitschland wederzijds in hun verhouding van één derde en twee derden. Art. 5. — Alle maanden wordt vastgesteld welke de effektieve voortbrenging van ruw staal van elk land ge weest is ten opzichte van de voor de contingenten aangeduide cijfers. Art. 6. — Indien de driemaandelijksche voortbrenging van een land het hem voorbehouden contingent overtreft, stort dit land, per overschreden ton, een bijdrage van 4 dollars die de gemeenschappelijke kas ten goede komt, ongerekend dé in het artikel één voorziene storting. Art. 7. — Indien de voortbrenging van een land geringer dan het hem toegedeelde contingent geweest is, ontvangt dit land van de gemeenschappelijke kas een vergoeding van 2 dollars per achterstaande ton. * De op vergoeding recht gevende tonnemaat mag echter niet hooger zijn dan 10 t.;h. van het voor het overeenstemmend kwartaal vastgesteld contingent. Indien gedurende meerdere achtereenvolgende kwartalen een achterstaand van 10 t.h. en meer op het overeenstemmend contingent blijft bestaan, wordt de tonnemaat die recht op vergoeding geeft met 2 t.h. verminderd voor elk opeenvolgend kwartaal, zoodat gedurende het tweede kwartaal dat de achterstand van 10 t.h. en meer bestaat, de gestorte vergoeding hoogstens met 8 t.h. overeenstemt, gedurende het derde kwartaal stemt het hoogstens met 6 t.h. overeen, enz. In de gevallen van overmacht, besluit de algemeene vergadering der verschillende groepen bij meerderheid der stemmen het bedrag van het ristonux Art. 8. -— De rekeningen1 worden alle kwartalen opgemaakt : de onder artikelen 6 en 7 vermelde straffen en ristorno's zijn onmiddellijk na de afsluiting der rekeningen verschuldigd. Art 9. — Bij het afsluiten van elk. halfjaar wordt de gemeenschappelijke kas verrekend na aftrek van de algemeene kosten; het saldo 'wordt tusschen de landen verdeeld : 1) In verhouding met. 4e- deelnemitfgscijfèrs gedurende het afrekeningstifdperk, tot een beloon der volgens artikel één gedane stortingen; 2) In verhouding met de deélriemfog$cijfe.ra gedtf-
340
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
rende het afrekeningstijdperk, in zoover een saldo voortkomend van de stortingen der boeten bestaat. De eerste verrekening van de gemeenschappelijke kas zal op 1 April 1931 geschieden. Tot op 1 Mei 1929 zil evenwel een land het recht hebben te verwittigen dat het zich op 31 Oktober 1929 van de overeenkomst terugtrekt, en in dit geval zullen de andere landen < denzelfden datum van elke verbintenis vrij zijn. Art. 10. — Deze overeenkomst werd afgesloten met de gedachte dat, gedurende gansch haar duur, de op de in Duitschland ingevoerde ijzerprodukten toepasselijke tarieven niet zouden kunnen verhoogd worden. Ingeval Duitschland tot een verhooging van bedoelde tarieven mocht overgaan, zal deze overeenkomst op elk oogenblik door ieder der kontrakteerende partijen kunnen opgezegd worden om drie maanden later een einde te nemen, met dien verstande dat ieder der partijen bij haar regeering haar volledige vrijheid van werken, voorwat de tarieven aangaat, zal terugvorderen. Deze overeenkomst zal, overigens, op elk oogenblik van af l April 1927 kunnen opgezegd worden om drie maanden nadien te eindigen, indien de regeering van één der kontrakteerende partijen er zich tegen verzet, zich steunend op het ongunstig regiem dat, in afwezigheid eener handelsovereenkomst, één der andere landen aan het geheel der produkten zou voorbehouden. Indien Duitschland of Frankrijk deze overeenkomst voor één der hooger aangehaalde redenen opzegt, zullen zij haar eveneens kunnen opzeggen ten opzichte der andere partijen die, ten andere, het recht zullen hebben haar wederzijds op te zeggen. Art. 11. — De verwisseling der contingenten van de landen wordt voor een maatschappij of een konzern slechts aangenomen ingeval deze maatschappij of konzern in een ander land voortbrengende fabrieken bezit en uitbaat. Het bezit wordt verwezenlijkt door den eigendom van minstens 40 t.h. van het aandeelenkapitaal dezer voortbrengende fabrieken. Van deze overdracht dient voorafgaandelijk aan het Hoofdbestuur bericht gegeven. 'De overdracht kan slechts in het begin van het volgend afrekehingstijd* perk in werking treden en moet minstens op dit i perk toepasselijk zijn. Art. 12. — Indien op den datum van 1 April 1927 het totale verbruik niet derwijze verhoogd is dat de Luxemburgsche groep een tonnemaat overeenstemmend met een minimum jaarlijksche voortbrenging van 2,360,000 ton, en op 1 April 1929 een tonnemaat overeenstemmend met een minimum jaarlijksche voortbrenging van 2,480,000 ton bekomen heeft, zal deze groep het recht hebben zich met een praeadvies van drie maanden uit deze overeenkomst terug te trekken. De andere landen zullen zich dan ook kunnen terugtrekken. Art. 13. — Elke betwisting tusschen de partijen voor de uitlegging en de toepassing van deze overeenkomst zal verplicht langs scheidsrechterlijken weg geslecht worden. *
Art. 14. — De toetreding tot deze overeenkomst blijft open voor de staalvoortbrengers der andere Europeesche landen. De aanneming wordt besloten door de algemeene vergadering : 1° bij meerderheid der stemmen indien de deelneming geregeld wordt op den grondslag der voortbrenging van het eerste kwartaal 1926 ; * 2° bij eenparigheid indien de aanneming volgens andere beginselen geregeld wordt. Indien de deelneming der deelnemende landen in de volledige voortbrenging der Europeesche landen gedurende een halfjaar 5 t.h. lager is dan dezelfde deelneming gedurende het eerste halfjaar 1926, kan de vernietiging gevraagd worden -door om 't even welke der deelnemende groepen en effectief worden na een praeadvies van drie maanden dat ten laatste drie maanden na afloop van het betrokken halfjaar zal moeten gegeven worden. De overeenkomst zal ook vernietigd kunnen worden
door om 't even welk der deelnemende landen met praeadvies van drie maanden, ingeval het voor een halfjaar vastgesteld globaal cijfer lager is dan 13 millioen 139,000 ton. In dit geval zal het vernietigingsbericht binnen het tijdverloop van een maand dienen gegeven. ••«.»
—
Hst Loonvraagstuk in Rusland ET loonvraagstuk is een groote bekommering voor de Russische syndikale middens. Talrijke beroepskongressen hebben er zich mede bezig gehouden, en op deze kongressen hebben afgevaardigden bitter geklaagd over de ontoereikendheid der huidige loonen. Er zijn nijverheden (in de Belgische Vakbeweging zijn desbetreffend cijfers verschenen) waarin de loonen ver beneden het loonpeil van 1914, en zelfs beneden dat van vóór den Bolsjewistischen Staatsaanslag in Oktober 1917, zijn. Het is des te moeilijker den klagende arbeiders voldoening te geven, doordat de nijverheidstoestand en de ekonomische toestand in 't algmeen ver van voldoende zijn. De voortbrenging schiet nog altijd te kort en alhoewel in zekere nijverheidstakken een verbetering vastgesteld werd, blijft de toestand in 't algemeen ernstig. De huidige leiders van Sowjet-Rusland hebben dan ook meermalen verklaard dat al de krachtinspanningen dienen gericht op een verhoogde voortbrenging, stellige voorwaarde der verbetering van de arbeids- en loonsvoorwaarden der arbeiders. Heden wordt uit Rusland medegedeeld dat een oplossing van het loonvraagstuk nabij is. Op voorstel van den Centralen Raad der Vakbonden werden regeeringskommissies benoemd, die de « mogelijke verhooging der loonen in de staatsnijverheid in den loop van het a.s. boekjaar » onderzocht. Het Bulletin Syndical van den Centralen Raad der R. V., waaraan wij deze inlichtingen ontleenen, voegt er het volgende bij :
H
Op 't oogenblik heeft de Kommissie haar werkzaamheden geëindigd. Er werd besloten de loonen der werklieden te verhoogen in de volgende nijverheidstakken : kolen, ertsen, metalen, porselein en aardewerk, lucifers, grondnijverheden der scheikundige produkten en der textiel. De loonen der spoorlieden en der arbeiders van de P.T.T. zullen tevens verhoogd worden. Overeenkomstig het genomen besluit moeten in de eerste plaats de loonen verhoogd van die werklieden welke het slechtst betaald worden : de on- of halfgeschoolden. In algemeenen regel blijven de loonen der geschoolde arbeiders onveranderd, aangezien zij heden een zeer hoog.peil bereikt hebben. De verhoudingen der verhooging in eiken nijverheidstak en in verschillende trusten zullen door de tusschen de syndikaten en de betrokken ekonomische lichamen af te sluiten kollektieve kontrakten vastgesteld worden. Uit hetgeen men komt te lezen blijkt dus dat alleen zekere kategorieën van arbeiders een loonsverhooging zullen ontvangen. Men zou ongelijk hebben daaruit af te leiden dat de andere werklieden met hun lot tevreden zijn. Onder deze laatste zijn er nog die er ver van zijn een loon te trekken dat gelijk is aan dat hetwelk ze vóór den oorlog ontvingen ; doch — en 't is
DE BELGISCHE VAKBEWEGING van groot belang dit aan te stippen — in zake bezoldiging van den arbeid laten de Russische leiders zich niet leiden door gevoelsoverwegingen en, evenals de patroons in de andere landen, maken zij de toekenning van loonsverhoogingen ondergeschikt aan de voortbrengingsmogelijkheden van de nijverheid. 't Is belangrijk de meening van Boris Souvarine over de loonsverhoogingen te kennen. Deze kommunistische vooraanstaande, wiens gezegden de Russische bolsjewisten nooit hebben kunnen betwisten, schreef o. m. in de Révoulution prolétarienne van Oktober 1.1. : De heerschersfraktie komt van haar politiek zonder beginselen een buitengewone opheldering te geven. Men weet dat de werkelijke loonen dit jaar ingevolge de levensduurte zeer gedaald zijn. Daar de oppositie in den laatsten zittijd van het Centraal Bestuur voorgesteld hadden de loonen op hun peil te handhaven, werd zij van demagogie beschuldigd, en haar voorstel (amendement Trotzky) verworpen. Hetzelfde lot werd bij de laatste bijeenkomst van het Centraal Bestuur aan een gelijkaardig voorstel van den oppositie-blok voorbehouden. Al de officieele verklaringen wezen op de onmogelijkheid de werkelijke loonen te handhaven of te verhoogen. Plotseling komt er verandering : er wordt een kommissie voor de verhooging der loonen benoemd! Dat alles ten aanzien van de groote oppositie, om deze een poets te spelen, en met volstrekt fraktionneele doeleinden. De voorziene verhooging zal, ten andere, gering zijn, alleen voor enkele kategorieën van arbeiders gelden, en de daling van het werkelijke loon niet vergoeden. Doch het gaat slechts om den schijn te redden, om een maneuver bij den inwendigen strijd. Het zou ons gemakkelijk zijn daarover te vitten en uit deze inlichtingen gevolgtrekkingen af te leiden die de Russische kommunisten in verlegenheid zouden brengen. Wij zullen het echter niet doen, want, in tegenstelling met hun volgelingen van hier, die van verraad spreken wanneer de eene of andere onzer vakbonden er niet in lukt een loonkwestie volkomen gunstig voor de werklieden op te lossen, begrijpen wij en geven wij ons volkomen rekening van de moeilijkheden waarmede Sowjet-Rusland te kamperf heeft. Het is ons voldoende te weten — en dit is zelfs geen kritiek, doch de vaststelling van een feit dat zijn belang heeft — dat men in Rusland, zooals hier en elders, verplicht is met deze moeilijkheden af te rekenen en dat ze ginder evenmin als hier met woorden uit den weg te ruimen zijn. V *
*
iDoch het loonvraagstuk in Rusland heeft nog een andere zijde. In dit land bestaat er een aanzienlijk verschil tussehen de aan de ambtenaars betaalde loonen en die welke de werklieden ontvangen ; en, anderzijds, bestaat er in een zelfde nijverheid, soms zelfs in een zelfde fabriek, zulk scherp afgeteekend verschil in de bezoldiging van den arbeid, dat er schier geen geloof kan aan geheet worden. 't Is nog Boris Souvarine die dezen jammerlijken staat van zaken aanklaagt in een merkwaardige studie verschenen in het Septembernummer van de Rêvolation prolétarienne onder den titel : « Avant la Conférence d'octobre ». Ziehier hetgeen hif schrijft :
341
De Russische revolutie lijdt aan kwalen, waarvan sommige te wijten zijn aan natuurlijke onheilen of een erfgoed zijn van het verleden, doch waarvan andere toe te schrijven zijn aan het > regiem van bureaukratische diktatuur. Zou men, indien de arbeiders recht van spreken hadden, wedden van 500 dollars per maand aan zekere ambtenaars zien betalen (twintigmaal het loon van een werkman) in een land waar meer dan een millioen ingeschreven werkloozen zijn, waarvan het grootste deel geen steun ontvangen ? Zou men het schandaal bijwonen der uitkeering van tantièmes aan zekere bedrijfsbestuurders, ondanks de gedempte verontwaardiging van de arbeiders en in weerwil van de herhaalde beslissingen, waarvan geen rekening wordt gehouden ? Dan dit : Ja, het gaat met de gelijkheid als met de demokrat«e ; het zijn geen abstrakte begrippen, ze kunnen niet onmiddellijk verwezenlijkt, ze zullen een doel zijn en niet een uitgangspunt; doch, is dat een reden om schreeuwende ongelijkheden te onderhouden, om te vergeten dat het kommunisme naar gelijkheid moet streven ? Is het, zonder op zekere maandloonen van 500 dollars aan te dringen, niet onverdraaglijk in de arbeidersklasse onevenredigheid in de loonen vast te stellen zooals dat in geen enkel kapitalistisch land bestaat, in dezelfde fabriek loonen te zien van 190 en van 25 roebels, dus een verhouding van 8 tot 1 ? En Souvarine besluit dit deel van zijn studie met de volgende regelen : Welk is het kapitalistisch land waar de geschoolde arbeider achtmaal meer dan de hulparbeider wint? Nog eens, men kent wel de oorzaken van deze ongelijkheid, men kent de ongeschooldheid der massa, het gebrek aan geschoolde werkkrachten, enz.; doch men kan en moet zulke verschillen verzachten, men moet en kan naar vooruitgang streven. Deze vooruitgang zou de arbeiders-demokratie reeds verwezenlijkt hebben. Wij hebben tevergeefs in de kommunistische pers het antwoord op deze beschuldigingen gezocht, want de vuiligheid die Boris Souvarine naar 't hoofd wordt geslingerd kan niet als antwoord gelden. Door deze laatste als verrader, afvallige en leugenaar te behandelen, bewijzen zijn versmaders niets, zooniet dat zijn openbaarmakingen hen zeer hinderen, en dat, zoozeer zij de kapitalistische maatschappij bekritikeeren, zoozeer zij de gebreken van Sowjet-Rusland voorzichtig verbergen. Wat de Russische leiders aangaat, zij antwoorden... nevens de kwestie. Om de aandacht van deze levenskwestie of te wenden — schrijft Boris Souvarine nog —, brengt de leidersfraktie ochijn-besprekingen ten tooneele, waar zij alleen het woord voert; over groote theoretische onderwerpen, zooals bij voorbeeld dit : Kan het socialisme in een enkel land verwezenlijkt ? En zij wil doen gelooven dat desbetreffend oneenigheid bestaat. Het publiek is toch zoo dwaas niet als zij het zich inbeeldt en loopt in den strik niet. •
•
En met r,eden! Inderdaad, over die theoretische verhandelingen laat zich niemand meer beet nemen, en 't is een zeer slechten dienst aan de zaak der Russische revolutie bewijzen er in te volharden de werkelijkheid der zaken stelselmatig te verduiken. Wij zullen nog op dit onderwerp terugkomen. P. VAN MALDERE.
342
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Het Ledental der vakbonden In de laatste tijden werd in de dagbladen veel gewag gemaakt over de arbeidersvertegenwoordiging in de Ambtelijke Scheids- en Verzoeningsraden en in de verschillende kommissies met een officieel karakter benoemd door het een of ander ministerieel departement. Het zijn vooral de kristene vakbonden die zich veel moeite gaven en zich bij alle ministeries bekloegen als minderwaardigen behandeld te worden en niet overeenkomstig hun ledental vertegenwoordigd te zijn. Onderstaand brengen wij onder het oog onzer lezers twee tabels aantoonend hoezeer de eischen der kristene vakbonden ongewettigd zijn, en dat ze in meer dan één geval beter bedeeld worden dan het zou moeten zijn. Bewuste tabels zijn de uitslag eener statistiek van her beheer van het Nationaal Krisisfonds en werden aangenomen door het Ministerie van Nijverheid en Arbeid (1). Door deze tabels zal men zich tevens rekening kunnen geven van de verhouding van het aantal gesyndikeerden buiten onze aangesloten centralen en van het verschil dezer verhouding van de eene nijverheid tot de andere. Er dient vermeld dat in de Ledernijverheid het procent der kristene syndikaten 31 t.h. bereikt van het totaal der aangeslotenen bij het Krisisfonds. Dit getal omvat de kleedingnijverheid en legt uit dat er voor deze nijverheid geen melding gemaakt is van de kristene vakbonden. Voegt men dus deze twee nijverheden samen dan bekomt men een totaal aangeslotenen van 18,230, waarvan de bij de S. K. aangesloten organisaties voor 13,868 en de kristene vakbonden voor 4,118 leden, hetzij wederzijds 76 t.h. en 24 t.h. in aanmerking komen. Om hun ledental te verrechtvaardigen, dat volgens hun beweringen veel hooger is dan dat opgegeven in de tabels,doet zij gelden dat sommige hunner organisaties bij het Krisisfonds niet aangesloten zijn en dat andere van hun Nationale Federatie geen deel uitmaken. Nu, desbetreffend geven zij geen nadere inlichtingen, wat ons toelaat te zeggen dat, wanneer zij van 150,000 aangeslotenen spreken, dit cijfer op geen ernstigen grondslag berust. Voor wat het totaal der bij het Krisisfonds aangesloten leden der S. K> aangaat, dient daaraan ongeveer 70,000 Staatsarbeiders toegevoegd die ook lid der S.K. zijn, getal dat in breede mate vergoedt hetgeen de kristene vakbonden meenen te moeten bijvoegen.Zulks laat ons toe te besluiten dat de verhouding der kristene gesyndikeerden ten opzichte der bij de S.K. aangesloten leden ongeveer een vijfde is. (1) Zijn verschenen in het Septembernummer van Progrès social, orgaan van de Belgische Afdeeling van de Internationale Vereeniging voor den Strijd tegen de Werkloosheid.
Het is goed dat men zich van deze verhouding rekening geve, om over den bluff der kristene organisaties en haar overdreven eischen in verband met haar vertegenwoordiging in de ambtelijke kommissie te oordeelen. Ziehier de eerste tabel : Samenvatting van het ledental der door het Krisisfonds aangenomen Werkloosheidskassen. — October 1926. NIJVERHEDEN
Glasnijverheid . Steengroeven Mijnen . Kunstnijverheden Hotelnijverheid. Voedingsnijverheid Bedienden, Arbeiders der Openb. Diensten Kleedingsnijverh eid Tabaknijverheid Leder en Huidennijverheid Textielnijverheid . Papier- en Boeknijverheid . . . . Metaalnijverheid . Transportnijverheid Bouw, Hout, Ameublement, enz. . Totaal.
Syndtkale Kristene Liberale Onzijdige Kommissie organis. organis. organis. — 4,048 6,865 24,855 6,870 — 4,924 45,150 152 12,094 500 — 1,194 3,200 1,406 9,137 17,901 4,568 7,208
75
—
2,412
-
8,147 244
9,300 4,118 68,003 31,935
— 1 782
6.121
10,986 1,848 107,322 12,502 22.213 1,767
9l0 -
314 2,716 169
28,200
10,026
4,537
440,057 93,427
12,718
32,778
93,261
En ziehier de tweede tabel die niet min beteekenisvol is : Verhouding van het ledental der dooi* het Krisisfonds aangenomen Werkloosheidskassen Ootober 1 9 2 6
NIJVERHEDEN
Totaal der aangeslotenen bij het Krisisfonds
Glasnijverheid . . . 10,913 Steengroenen . . . 31,725 Mijnen . 50,074 Kunstnijverheid . . 12,746 Hotelnijveiteid. . 1,194 Voedingsnijverheid . 13,743 Bedienden, Arbeidersi der Op. Diensten . 26,123 Kieedingsnijverheid 4,812 Tabaknijverheid 9,620 Leder-en Huidennijv. 13,418 Textielnijverheid . . 107,841 Papier- en Boeknijv. 13,148 Metaalnijverheid . . 123,450 Transportnijverheid . 24,149 Bouw-, Hout-, Ameublem., enz. . . . 136,024 578,980
E Ö a> cc
O-a
£°
«7. 63 — 78 22 91 — 95 4 100 — 67 23 68 95 75 69 63 83 87 92
1 —
25 31 29 14 10 7
QJ CO
J5 M
•o n ::r co '3^i JD • • co
oo
7.
/.
i-
OS
—
37 37 — 22 9 9 1 5
—
—
—
10 33
— — —
—
31 32 — 5 5 — 25 — — 31 2 6 37 — 3 17 1 2 13 — 1 8 —
—
•
—
•
68 20 75
16
8
i
5 32
3
6 25
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Ds Maatschappelijke Vervorming der Kempen
O
NZE lezers zullen zekerlijk met veel belangstelling in de «Belgische Vakbeweging» van 23 Oktober den tekst van de door onzen vriend Bondas ter «Semaine Sociale Universitaire)) gegeven voordracht gelezen hebben. Even belangrijk was de door kameraad Grusselin gegeven voordracht, welke wij hier in haar geheel laten volgen.
Laat mij eerst betreuren dat de heer Suyvoet uw werkzaamheden niet heeft kunnen bijwonen. De heer Suyvoet is de sekretaris van de Gewestelijke Centrale , der Socialistische mijnwerkers van Limburg. Sedert vier jaar is hij in bestendige betrekking met de Kempische mijnwerkers. Hij kent hun innigste verzuchtingen, en was dienvolgens in 't bijzonder bevoegd om u over hun arbeids- en bestaansvoorwaarden te onderhouden. Om deze voordracht voor te bereiden ben ik dan ook niet in gebreke gebleven hem te gaan interviewen. 't Was in het begin van 1924 dat ik mijn eerste onderzoek in de mijnstreek van Limburg deel. Immer zal de indruk mij bijblijven die het schouwspel op mij maakte toen ik, van de richting van Genck komend, plotsiing het heerlijke gebied der kolenmijnen van Winterslag vóór mij zag opdagen alsof het uit den grond opsteeg. Bij het doortrekken der breede lanen, kon ik de aardige woonhuizen bewonderen, en niet nalaten te denken aan de zwarte mijnwerkerswoningen die de nijverheidsstreken van Wallonië kenmerken. Het vraagstuk later doorgrondend bewonderde ik de wetenschap van den heer André Dumont en zijn voorloopers ; de verwezenlijkingen van de heeren ingenieurs wekten in mij bewondering op, en het was niet zonder rillen dat ik dacht aan den moed dezer mijnwerkers die een groot deel van hun bestaan in 't midden der ijsblokken doorbrengen. Ik bevond mij in dien geestestoestand toen ik de studie der maatschappelijke kwestie aanving. De aanwerving der arbeidskrachten voor de mijnen.
343
Het vraagstuk der arbeidskrachten heeft immer dezen, die in de ontginning van het kolenbekken van Noord-België belang hebben gesteld, ten zeerste bekommerd. Zoo gebeurde het dat de heer Harzé, oudbestuurder van het Mijnbeheer, in 1906 schreef : « Het openbaar welzijn vergt de onmiddellijke uitbating niet van al of het meeste deel der koncessies. Het ware verkieslijker de verplaatsing van ons eigen mijnbevolking af te wachten, alhoewel dat slechts het in het Luikerland en in het Charleroi-bekken zeer talrijk aanwezig zijnde element kan bereiken. » Wat moet van dit denkbeeld gedacht? Dat het praktisch onverwezenlijkbaar is. In het Zuiden heeft men nieuwe kolenlagen ontdekt, die vroeg of laat zullen ontgonnen worden, wat, naar ik meen, van aard zal zijn om het grootste deel der werkkrachten, die ingevolge de uitputting van zekere lagen, beschikbaar zouden worden, in beslag te nemen. Men heeft ook bedacht dat de kolenontginningen in de Kempen werk zouden verschaft hebben aan het leger Belgische werkloozen.Is er in normaal tijdperk een leger arbeidsloozen in België? In Juli 1926 waren er op 596,000 aangeslotenen bij de werkloozenkassen, 5,153 volledige werkloozen. Daaronder waren er 66 mijnwerkers. Deze werkloozen zouden nog geen oplossing aan het vraagstuk geven, zelfs indien zij ermede instemden in de Kempische mijnen te arbeiden, wat op ver na niet het geval is. De toestand is nog verergerd ingevolge het feit dat de mijnnijverheid in opzicht van geschoolde werkkrachten een groote krisis doormaakt. Hedendaags gaan het grootste deel der Waalsche mijnwerkerskinderen niet meer in de mijn werken. En ik voeg er bij dat de jonge Waalsche arbeiders zeer dikwijls slechts één gedachte koesteren", één doel nastreven : de mijn verlaten. Het is dus niet te verwonderen dat er op einde 1923 reeds 16,962 vreemde werklieden in onze mijnen werkzaam waren. En 't is op dat oogenblik dat er 30 tot 40,000 nieuwe mijnwerkers dienden gevonden. Van waar zullen zij vandaan komen? Een goed deel van de Kempen zelf. Vóór den oorlog moesten telken jare 4,000 Limburgers hun provincie verlaten om een broodwinning te zoeken. Bovendien hebt u, bij uw bezoek aan de Kempen, kunnen vaststellen dat de kleine landlieden in veeleer verachterde stoffelijke voorwaarden leven. Ten einde deze voorwaarden te verbeteren zullen en begeven de boerenzonen zich reeds in groot aantal naar de mijnen.
Opdat de grootnijverheid kunne ontstaan en zich ontwikkelen is het noodig, dat de nijveraars o.m. over overvloedige arbeidskrachten beschikken. Welk is op 't huidig oogenblik de toestand van de arbeidskrachten der mijnnijverheid in de Kempen ? Wat de mijnwerker aangaat, bestaat er onder het publiek een vooroordeel. Men west zoo wat dat de « koEr dient evenwel vermeld dat honderden Limburgtenkoppen» een zwaren, pijnlijken, gevaarlijken arbeid sche werklieden (Tongeren, Bilsen, Sint-Truiden) nog verrichten. Men erbarmt zich over hun lot, en er ' in de Luiksche mijnen gaan werken, alhoewel zekere wordt hun zelfs een eenigszins bevoordeeligden toe- 'Limburgsche mijnen gemakkelijker genaakbaar zijn. stand geschapen. Daarentegen is men geneigd te geQe Kempische mijnmaatschappijen werven ook een looven dat het beroep geen leertijd vereischt. Welke klein deel van haar personeel in Wallonië aan. De dwaling! Waalsche werklieden zijn fn 't algemeen specialisten, Ee» goed mijnwerker bekomt men zoo maar niet op en vormen het kader der nieuwe mijnbevolking,, staanden voet. De patroons der kolenmijnen van de Deze bronnen zijn ontoereikend gebleken. DienKempen, zouden dit kunnen getuigen, want zij doen volgens heeft men óp vreemde werkkrachten beroep er dè pijnlijke ervaring van qp. moeten dóen. In Oktober 1926 wareneer 1^41^ k
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
344
Limburg te werk gestelde mijnwerkers, waaronder 3,129 vreemdelingen. Dezen verdeelden zich als volgt : Polen . . . Tsjeko-Slowaken Nederlanders . Hongaren . . Italianen . . Oostenrijkers . Serviërs . . Zuid-Slaven Russen . .
1,400 346 291 265 252 191 157 77 26
Roemenen . . . Marokkanen . . Franschen . . . Duitschers . . Noord-Afrikanen Araben . . . Spanjaarden Luxemburgers Algerianen .
26 23 22 20 10 7 7 6 3
De levensvoorwaarden der m i j n w e r k e r s .
Ik zou u nu willen onderhouden over de bestaansvoorwaarden der mijnwerkers in de Kempen. Laat ons eerst het woningsvraagstuk onderzoeken. In 1904 vroeg de heer Waxweiller zich reeds af hoe men er zou toekomen de 200,000 bewoners te huizen die zich in Limburg zouden komen vestigen. Dat was het aantal inwoners waarmede de bevolking dezer provincie zou moeten vermeerderen om de bevolkingsdichtheid van Henegouwen te bereiken. Heden is dit cijfer tot 480,000 gestegen. Het woningsvraagstuk is dus uiterst belangrijk. Ziehier hoe de zaak zich op 't oogenblik voordoet. In de omgeving der mijnen hebben de bijzonderen reeds talrijke huizen doen bouwen. Ongelukkiglijk doet de verhooging der prijzen van de gronden — die aanzienlijk is — dezen terugdeinzen die lust hebben hun eigen woning te bezitten. U hebt het gebied van twee kolenmijnen bezocht, en hebt opgemerkt dat de woningen tamelijk goed ingericht zijn. De mijnwerker die zich met zijn gezin in de Kempen vestigt, is in 't algemeen beter gehuisvest dan de werklieden welke in de andere nijverheidsteken des lands verblijven. Doch,om een woning te bekomen dient men gehuwd te zijn. Nu, het meeste deel der vreemdelingen zijn ongehuwd, of niet van hun gezin vergezeld. In de Kempen aanlandend zoeken zij onderkomen bij bijzonderen die zeer dikwijls het mijngebeid bewonen, of in kosthuizen. 't Is in deze kosthuizen dat er misbruiken bestaan die zelfs door buitenlandsche dagbladschrijvers aangeklaagd geweest zijn. Het zal voldoende zijn enkele feiten op te sommen opdat U ingelicht wezet. In 't begin van 1924 bezocht ik een huis van het kolengebied van Winterslag, waar 15 kostgangers waren. Het gezin bestond uit vader, moeder en 3 kinderen. Al deze lieden beschikten samen over 3 slaapkamers. Op 't oogenblik van mijn bezoek, 't was in Januari, was het zeer koud. In gansch het huis was er slechts één verwarmde kamer, 't Was natuurlijk die kamer welke als verzamelplaats diende. In die plaats heerschte een lucht als in een café-concert. In een hoek sliepen twee kostgangers hun roes uit; vier anderen speelden kaart, anderen nog omringden den kachel, terwijl nog een andere iets bakte. Rond het einde van 1924 ben ik de mijnen van Limburg gegaan. Ik nam verblijf in een herberg van het
mijngebied van Beeringen. Rond 10 uur 's avonds, leidde men mij in mijn kamer. Buiten het reisgoed van vier man, bevonden zich daar vier bedden. Doch elk bed had reeds zijn huurder. Men deed mij verstaan dat ik voor slechts één nacht een slaapgezel zou hebben. Hedendaags schijnt de toestand ietwat verbeterd te zijn, alhoewel er zich nog feiten voordoen welke dienen aangeklaagd. Ik ken een werkman die op pensioen is. Hij betaalt 15 frank per week voor een bed. Men slaapt met vier in dezelfde kamer. Deze brengt dus den eigenaar 250 frank per maand op, dan wanneer dezelve maandelijks slechts 50 frank betaalt voor gansch de woning. Sedert einde Juli werden de beddelakens niet meer ververscht. Op mijn vraag deed een Poolsch werkman een onderzoek in de hotels. Ziehier wat hij mij medegedeeld heeft. De werklieden verblijven met 2 of 3 in kamers die een oppervlakte hebben van 10 m2. De lakens worden alle veertien dagen ververscht. De prijzen zijn niet overdreven. Nochtans wordt er veel geklaagd door de vreemdelingen die in een hotel wonen, omdat het de waard is die hun loon ontvangt. Hij houdt het hem verschuldigde bedrag af en betaalt het overige aan de werklieden. Inzake logement zouden wij willen dat er nooit meer dan twee bedden in een gewone kamer wezen ,en dat minstens eens per veertien dagen de beddelakens ververscht werden. Betreurenswaardige zeden.
U hebt zich ongetwijfeld reeeds afgevraagd hoe de Kempische mijnwerkers hun vrijen tijd doorbrengen. Tal van Limburgers besteden hem aan het bewerken van hun grond. Wat de vreemdelingen aangaat, ontmoet men ze zoowat overal na hun dagtaak : vóór hun herberg, in de heide. Zeer dikwijls geven zij zich over aan den drank. In de omstreken der kolenmijnen van Winterslag heb ik 30 nieuwe drankhuizen geteld, 't Is zeer kenmerkend. Vóór een achttal dagen heb ik met het oog op deze voordracht twee nachten in de hotels doorgebracht. In elk logement wordt er drank verkocht. De huurders leveren er zich aan onbeschrijflijke braspartijen over. Men improviseert « jass-band's ». Ik heb kleine meisjes — 8 tot 10 jaar — met volwassen mannen zien dansen. In vele hotels drinken de werklieden op krediet. De patroon schrijft het verteer ongeveer juist in een boek in, zooals het vóór een 30-tal jaren in Wallonië gebeurde. Het feest duurt van 's Zaterdagsnamiddags tot. 's Maandagsavonds. Dan hebben het meestedeel der werklieden geen duit meer, en de volledigste kalmte heerscht langs gansch het front. Om al deze bijzonderheden te kennen heb ik mijzelf in de hotels moeten begeven. De Belgische werklieden, zelfs zij die de stad bewonen,hebben mij geen jt4pte inlichtingen óver het inwendig leven der vreemdelingen kunnen geven. De boeren die eiken dag naar hun dorp terugkeeren kennen schier niets van de levenswijze
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
der ingewekenen. De invloed van dezen op hen moet dan ook zeer gering zijn. Dat wil niet zeggen dat men niet zou moeten trachten in den toestand te verhelpen. Integendeel schijnt het mij toe dat men den drankverkoop in de hotels diende te verbieden. In afwacht;ng zou de politie den toegang er van aan de kinderen kunnen verbieden. De loonen zijn lager dan in do andere kolenbekkens.
«*
Ik zou U nu enkele woorden betreffende de loonen willen zeggen. U weet dat de loonen der mijnwerkers in België door een nationale overeenkomst geregeld worden. Deze wordt niet altijd in Limburg toegepast. Ziehier de gemiddelde loonen welke, volgens de Annalen der Mijnen, in het Zuider- en in het Noorderbekken betaald worden : OndergrondKolenhouwers arbeiders
Zuiderbêkken . fr. Noorderbekken .
32.42 32.07
29.41 28.63
Arbeiders aan de oppervlakte
20.76 19.53
Voor de arbeiders aan de oppervlakte is het verschil dus 1 fr. 25 daags, 't Is reeds groot. Zonder de juistheid der door het Mijnbeheer geleverde statistieken te betwisten, twijfel ik of ze de werkelijkheid weergeven voor wat de ondergrondarbeiders in Limburg aangaat. Laat ons de cijfers onderzoeken. Zuiderbekken, 29 fr. 41 ; Noorderbekken, 28 fr. 63. Verschil : 68 centiemen ten gunste der mijnwerkers van Wallonië, 't Is niet veel. Doch er mag niet uit het oog verloren worden dat de voorbereidende werkzaamheden in de Kempen nog talrijke werklieden-specialisten vergen. Om hun medewerking te bekomen worden hun goede loonen betaald. Ten andere, wanneer een Waalsch mijnwerker zich door de Kempische mijnen laat aanwerven, dan is het om een zeer hoog loon te bekomen ; wat niet belet dat het gemiddelde loon van een werkman in het Noorderbekken beneden dat van een werkman van het Zuiderbekken blijft. Waarom? Waarschijnlijk omdat, wanneer er zeer hooge loonen betaald worden, daarentegen andere zeer laag zijn. Ik zelf heb er de ervaring van opgedaan. Voor een bepaald werk zou ik in de Kempen 23 frank gewonnen hebben, en in Wallonië voor het zelfde werk 25 fr. 50. Deze staat van zaken blijft duren ingevolge het feit dat de ongeshcoolde werklieden ofwel vreemdelingen zijn die zich moeten tevreden stellen met hetgeen men hun geeft, ofwel buitenlieden die nog slechts half-proletaren zijn. Dezen bezitten êen paar koeien en bebouwen een stuk grond. En het komt'voor dat het grootste deel van het in de mijn gewonnen geld dient om de spaarpenningen aan te vullen. Het is te betreuren dat de besluiten nopens de loonen genomen door de N. M. K. in zekere mijnen van Limburg niet altijd toegepast worden. Omstreeks het einde van 1925 wilde de kolenmijn van Eysden geen loonsverhooging verleenen, alhoewel ^
345
zij ook genoot van de voor het kolenvervoer door de Regeering verleende tariefverlagingen. Onlangs weigerde het bestuur der kolenmijn van Winterslag de loonen met 5 t.h. te verhoogen. De N. M. K. had nochtans een besluit genomen. Er was niet minder dan de gezamenlijke aktie der twee in Limburg bestaande syndikaten noodig om de patroons tot betere gevoelens te brengen. Daareven zei ik U dat nog talrijke Limburgsche mijnwerkers te Luik gaan werken. Ik vrees dat zulks geschiedt onder den invloed der loonen. De arbeidsvoorwaarden.
Ik moet u ook spreken over de arbeidsvoorwaarden. Het in Engeland, in Japan en in België uitgeoefende mijnwerkersberoep is zeer lastig. De mijnen der Kempen hebben dat bijzonders dat het er zeer warm is. De werklieden houden slechts hun hemd aan om te werken. In Wallonië beschikken de mijnwerkers over een half uur om te eten. Alvorens te beginnen eten moeten zij wachten totdat het stof zich neergezet heeft. Het maal heeft op vast uur plaats. In de Kempen is het gansch anders gesteld. De werkhuisreglementen voorzien dat het oogenblik waarop het maal genut wordt en de duur ervan aan het initiatief der toezieners overgelaten worden. Om tijd te winnen eten vele werklieden in de putten. In de mijn hebben de werklieden niets te hunner beschikking om hun gevoeg te doen. Nu, te Winterslag zijn meer dan 3,000 werklieden onder den grond werkzaam. Stelt u voor hoe de toestand zijn moet. De werklieden veranderen niet genoeg van werkkleedij. Na hun opstijging wordt deze, van het zweet doorweekt, in de kassen gehangen die zich in de stortbaden bevinden. De verdamping geschiedt 's nachts, 's Anderendaags worden de aldus gedroogde kleeren opnieuw aangetrokken, en zoo gaat het voort tot ze versleten zijn. De arbeidsongevallen zijn talrijker in de Limburgsche mijnen dan in die der andere provincies. Er blijft mij nu nog over te spreken over de ongeval' len. Deze zijn uiterst talrijk in de nieuwe mijnen. Ziehier, ten andere, enkele cijfers : Verhouding der gedooden per W,000 werklieden : 1919 1920 1921 1922 1923 1924
. . . . . .
De 4 prov.
Limburg
14.93 13.44 11.57 10.25 10.94 13.87
34.40 22.71 53.77 24.27 14.74 36.94
Dergelijke toestand is schrikbarend; het woord is niet overdreven. Het meeste deel dezer ongevallen worden aan de onervarenheid dier arbeidskrachten toegeschreven. Deze uitlegging alleen stelt ons niet tevreden.
346
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
In Limburg, zooals elders, is een deel der ongevallen • vakvereeniging. Daar deze nog niet zeer machtig is te wijten aan het toeval. Ik neem ook aan dat onervadaagt de Belgische Centrale der Mijnwerkers dikwijls ren werklieden ongelukken kunnen teweegbrengen. de patroons voor de rechtbank om een eisch ingewilligd Nochtans duiden verhalen van ongevallen die ik gelete zien. zen heb aan, dat de meerderheid onder deze niet aan Wij vragen de oprichting van verzoeningsraden, de onervarenheid der werklieden te wijten zijn. 't Is dank aan hen dat in de mijnen van Wallonië meNu eens is het een hulparbeider wiens hand vernigvuldige plaatselijke konflikten vermeden zijn geworpletterd wordt doordat de kolenwagentjes van geen den. In de Kempen schijnt men nog niet begrepen te handvatstel voorzien zijn, dan weer een werkman die hebben. Zal het noodig zijn dat er wilde stakingen uitgedood wordt omdat de ruimte tusschen twee spoor- b r e k e n , opdat men zich rekening geve dat de Verzoewegen onvoldoende is. ningsraden een groote waarde hebben en zeer dikwijls Op 24 Februari 1921 viel in de mijn van Winterslag als rem dienen. een typisch ongeval voor. Een werkman was in een De toestrooming van vreemdelingen in de mijnen (( burquin » (kleine put van enkele tientallen meters van Limburg heeft ook een grooten invloed op onze diep) werkzaam. Zijn taak bestond in het voortstooten vakvereeniging uitgeoefend. Wij zijn verplicht geweest der wagentjes in de ophaalkast. Op een gegeven oogenin eng verband te staan met de organisaties van de blik meent hij dat de kast beneden is. Hij stoot een landen van herkomst van de ingewekenen. Sedert zes wagentje voort, doch... de ophaalkast is nog niet daar. jaren ontvangen wij Poolsche, Hongaarsche, ItaliaanHet wagentje valt met den werkman in de diepte. sche bladen. Sedert kort geven wij bladen uit in het Deze wordt op den slag gedood. Hongaarsch en in het Poolsch. Nu hebben wij een boeHet mijnbestuur doet een onderzoek en stelt een kerij geopend. Wij bezitten ook een leeszaal, waar de stelsel voor van zelfwerkende slagboomen. Er wordt werklieden, en vooral de vreemdelingen, zich kunnen van het advies der heeren opzieners geen rekening geontspannen en zich onderwijzen. houden. En wat gebeurt er? Eén en anderhalve maand nadien verliest een tweede mijnwerker in den zelfden put en in dezelfde omstandigheden het leven. In een verslag nopens een ander doodelijk ongeval heb ik volgenden uiterst belangwekkenden volzin gevonden : « De grondaanvoering was ten achteren, omdat men ingevolge de vordering van het houwen de gaanderijen twee dagen achtereenvolgens had moeten verplaatsen. » En wie regelt de vordering van het houwen? Wie heeft de toelating te zeggen : Deze « taille » is niet-in regel, heden mag er niet aan gewerkt worden. De werkman kolenhouwer of de heeren ingenieurs ? De vordering van het houwen? Ziedaar wat kenschetsend is. In de mijnen der Kempen heb ik vastgesteld dat de jacht op kolen vuriger is dan in de mijnen van Wallonië. Voortbrengen, voortbrengen, dat is het ordewoord, op gevaar af, laat ons grootmoedig wezen, de grootste onvoorzichtigheden te plegen. Om in verband met de ongevallen te besluiten, zeggen wij dat de redding ons van het arbeidsopzicht zal komen, 't Is hetzelve dat, door de reglementen op de veiligheid in de mijnen, talrijke rampen zal vermijden. De betrekkingen tusschen w e r k l i e d e n en patroons.
Enkele woorden betreffende de verhoudingen tusschen dé werklieden en de patroons. Drie mijnen die reeds kolen uithalen, en die een aanzienlijk aantal werklieden gebruiken r Beeringen, Eysden en Winterslag, zijn bij de N. M, K. niet aangesloten, 't Is ook in deze maatschappijen, dat het Fransen kapitalisme het best vertegenwoordigd is. In deze mijnen bestaat er geen Verzqeningsraad. Wanneer de werklieden klachten te uiten hébben, richten zij zich rechtstreeks tot hun
Deze korte opsomming toont aan dat wij den werkman zedelijk en geestelijk willen verheffen. Dusdoende zijn wij er van bewust dat wij bijdragen tot de ontwikkeling der mijnnijverheid in de Kempen en bijgevolg tot den bloei van het land. Paul GRUSSELIN. ;
—
+ .«.»
De Werking der Ambtelijke Schertsen Verzoeningsraden Een Rondschrijven van het Ministerie van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg WT7 wW
IJ meenen onze lezers nuttig te zijn door het geven van den tekst van het uitleggend rondschrijven dat de Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg aan de Voorzittersder Ambtelijke Scheids- en Verzoeningsraden gezonden heeft. Dit rondschrijven geeft een nauwkeurige bepaling van zekere beschikkingen van het koninklijk besluit van 5 Mei, en wijdt uit over de rol die de Scheids- en Verzoeningsraden te vervullen hebben. Brussel, den 15n Augustus 1926: Rondschrijven n r 1 aan 'de Voorzitters der Ambtelijke Scheids- en Verzoeningsraden. De verbalen der eerste zittingen gehouden door Ambtelijke Raden in uitvoering van het koninklijkjbesluit dd. 5 Mei 1926, wijzen uit dat er niet altijd zeer nauwkeurig rekening werd gehouden met zijn voorschriften, en vooral met de procedure aangegeven in zijn artikel 11. Het nalaten van ©en enkel der hoofdzakelijke handelingen van deze proceduur kan tot betreurenswaardige misverstanden leiden. Het is bijgevolg van belang 'dat de heeren Voorzitters er met de %
DE BELGISCHE VAKBEWEGING grootste zorg over waken dat het dossier van ieder konflikt, bestemd om in voorkomend geval door mijn Departement aan het Nationaal Krisisfonds te worden overgemaakt, de vaststelling bevatte (met bewijsstukken tot staving) dat ieder der onmisbare handelingen regelmatig werd vervuld. Ik zal deze verschillende handelingen hier niet nogmaals opnoemen. Dé tekst van het besluit werd in meerdere exemplaren aan iederen Raad gestuurd en hijjs duidelijk genoeg opdat ik mij kunne bepalen de aandacht te trekken op eenige punten die tot verkeerde toepassingen aanleiding hebben gegeven. I. — Deze ontstaan vooral hieruit, dat men de echte draagkracht uit het oog heeft verloren van de rol die aan de Raden toevalt, en die ze eenigermate plaatst aan het kruispunt van twee belangrijke afdeelingen onzer wetgeving : de verzoening van de nijverheidskonflikten en de verzekering tegen werkloosheid met deelneming van het Rijk. De eigenlijke bedrijvigheid der Raden oefent zich uit in het eerstgenoemde dier twee gebieden ,maar 't is in het tweede geval dal, na hen, de Beheerraad van het Nationaal Krisisfonds de sanctie toepast aan hun inspanningen gegeven. Dit onderscheid laat de missing uitblijken waarin gevallen zijn, zij die aari de « adviezen » door de Raden uitgedrukt in toepassing van het artikel 11, g, de waarde hechtten van een definitieve beslissing in zake het recht der verzekerde arbeiders, om in geval van werkstaking de vergoedingen en tegemoetkomingen t3 genieten, verleend aan de onvrijwillige werkloozen. Die beslissing mag enkel door het Nationaal Krisisfonds worden genomen (art. 17), na onderzoek van het door den Raad samengesteld dossier, en, eventueel, na bijgevoegd onderzoek nopens de punten dat het als onvoldoende opgehelderd zou oordeelen. Vloeit er daaruit voort dat de arbeiders, die het initiatief hadden genomen van de proceduur tot verzoening, er toe zouden gehouden zijn, om hun rechten op de verzekering tegen werkloosheid te behouden, na het advies van den Raad de beslissing van het Nationaal Krisisfonds af te wachten? Geenszins, want deze beslissing kan door de omstandigheden vertraagd worden; zij kan, in alle geval, niet onmiddellijk vallen. Indien, tusschen twee uitspraken, de werkstaking moest verklaard worden, is het den verzekerden, ten wier bate een gunstig advies van den Raad zou gegeven zijn, toegelaten het bestaan en den duur van hun werkloosheid te laten controleeren door het Werkloozenfonds, waarbij zij ingeschreven zijn, behoudens dat er later beslist worde over hun hoedanigheid van onvrijwillige werkloozen.Indien het Nationaal Krisisfonds hun die hoedanigheid toekent, zal zijn beslissing terugwerkende kracht hebben tot den eersten dag van de werkstaking. In tegenovergesteld -gezal, zal de syndikale weerstandskas de aan de werkstakers toegekende vergoedingen definitief dienen te dragen. II. — Zoomin het inbreuk maakt op het recht tot werkstaking, heeft het besluit van 5 Mei voor uitwerksel het scheidsgerecht verplichtend te maken. De raden zijn er weliswaar toe verplicht het den partijen aan te bieden, in geval van mislukking der poging tot verzoening, en zoover geen van hen zich niet onthouden heeft hun uifnoodiging te beantwoorden. Maar de weigering gesteld, 'tzij. door de werkgevers, 'tzij door de werknemers, tegenover het voorstel tot scheidsgerecht, volstaat niet noodzakelijk om het advies te billijken dat zij de « verzoening » onmogelijk hebben gemaakt, en verplicht er het Nationaal Krisisfonds niet toe, tegen de arbeiders in het eerste geval, of tegen hun organisatie in het tweede, de sancties uit te spreken respectief voorzien in de artikels 15 en 16, \
347
III. — Er werd mij gevraagd of de aangeteekende brief waarvan sprake in artikel 11, a, verplichtend was in al de gevallen. Het is nuttig om het vertrekpunt te bepalen van het termijn (vijf volle dagen) waarin de Raad de partijen moet hooren. Anderzijds zou de voorzitter, waaraan zelfs per aangeteekenden brief, een vraag zou onderworpen worden, die niet duidelijk de.op de zittingen uit te noodigen partijen aangeeft, of die vanwege de aanvragers op «niets steunt om de samenroeping te bedingen, nadere ophelderingen mogen eischen. Maar de voorzitters die onder een anderen vorm een ernstige vraag zouden ontvangen, vergezeld van de noodwendige inlichtingen, zouden zich mogen aanzien als op geldige wijze verwittigd, en hun Raad, tegelijkertijd als de partijen samengeroepen, zonder er toe gehouden te zijn, hoe de zaak zich ook moge voordoen, een aangeteekend schrijven te eischen. IV. — Er is eveneens twijfel opgerezen aangaande de bevoegdheid der ambtelijke raden in geval van konflikten in een nijverheid waarvoor een nationale of gewestelijke raad bestaat, door de Regeering ingericht om te beraadslagen over de grondslagen van de loonen en de arbeidsvoorwaarden. Artikel 8 verklaart nochtans uitdrukkelijk (alinea 2) dat laatstgenoemde raden den voorrang hebben op de ambtelijke raden, indien nochtans (alinea 1) de in het konflikt betrokken partijen overeengekomen zijn hun het geschil te onderwerpen. Bij gebreke eener dergelijke overeenkomst mag een der partijen zich altijd tot den Ambtelijken Raad richten, zonder dat de andere het recht hebbe zijn bevoegdheid te betwisten. De meening werd zelrs in de bevoegde kringen uitgedrukt dat.het niet wenschelijk zou zijn aan groote nationale of gewestelijke raden zuiver plaatselijke konflikten op te dragen, die daardoor gevaar zouden loopen een grooter uitbreiding of een overdreven belangrijkheid te zien nemen. V. — I k vestig eindelijk de aandacht der heeren Voorzitters op de noodzakelijkheid aan mijn (Departement II in den kortst mogelijken tijd de verbalen van elke hunner zittingen te laten geworden, met de originalen van alle bijlagen, briefwisselingen en bewijsstukken. Zekere raden hebben tot hiertoe niet allen wenschelijken spoed bijgezet in het vervullen van dezen plicht, hetgeen, in voorkomend geval, voor gevolg zou kunnen hebben de voortzetting van de procedure bij den Scheidsraad van het Nationaal Krisisfonds te vertragen. In alle gevallen waar in een zelfde zitting meerdere zaken zouden behandeld worden, zou er aanleiding bestaan om afzonderlijke verbalen op te maken. Het is eveneens van belang dat de verbalen breedvoerig genoeg wezen opdat het Nationaal Krisisfonds er, gebeurlijk, al de noodige elementen voor zijn eindbeslissing zou kunnen in vinden, want zoolang de overeenkomst tusschen partijen niet is verwezenlijkt vóór een ambtelijke raad, zou men niet vooruit kunnen oordeelen "of de uitleggingen die er in voorkomen niet het karakter hebben van een eenvoudige « inleiding tot verzoening » als voorbereiding van de door een andere juridiktie te nemen eindbeslissing. Voor den Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatshappelijke Voorzorg, afwezig : De Minister van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen, Telegrafen, Telefonen _ en'Luchtvaart, : ;>
^
)^x -'v-K ^^-:;-::V;V4NSEELE..;
?^^0>
348
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De Gezinstoeslagen De Compensatiekassen voor Gezinstoeslagen tegen het Wetsontwerp der Syndlkale Kommissie EN moest er zich aan verwachten : de patroons zijn het wetsontwerp, dat de Syndikale Kommissie betreffende de gezinstoeslagen opgemaakt heeft, vijandig. Niets logischer, ten andere', en wij zouden zeer naïef zijn indien wij ons ingebeeld hadden dat de patroons ooit zouden aanvaard hebben wettelijk in te stellen en verplicht te maken hetgeen heden van het privaat initiatief en de privaat « edelmoedigheid » afhangt. Ziehier dus de dagorde die de Compensatiekassen voor gezinstoeslagen op haar vergadering van 13 Oktober 1.1. gestemd hebben :
M
De Compensatiekassen voor gezinstoeslagen, op 13 Oktober 1926 in het Studiekomiteit der gezinstoeslagen vergaderd, hebben kennis genomen van het door de socialistische vakbonden ontworpen wetsvoorstel met het oog op de instelling van een nationaal gezinstoeslagfonds. Zij hebben vastgesteld dat dit ontwerp, onder den dekmantel van een bijdrage tot de ontwikkeling van het werk der gezinstoeslagen,voor uitslag hebben zou zijn toepassing te belemmeren door de oprichting van een zeer kostelijk bestuurlijk lichaam, wiens werking zou verhinderd worden door praktische onmogelijkheden ; dat in die voorwaarden de beoogde wet het heden in voege zijnde regiem zou in gevaar brengen. Dit laatste maakt een vluggen vooruitgang en neemt een omvang waarvan de cijfers welsprekend getuigen : het volledig personeel der nijverheidsfirma's die gezinstoslag uitkeeren bereikt 400,000 bedienden en werklieden ; de door al deze firma's als gezinstoeslag gestorte sommen zullen jaarlijks 40 millioen overtreffen op de heden van kracht zijnde grondslagen, betaald door de nijverheidsfirma's zonder welkdanige bijdrage van openbare machten of arbeiders. Dergelijke uitslagen konden slechts bekomen worden dank aan de uiterste lenigheid van het regiem, dat alleen door het privaat initiatief kan verzekerd, door de aanpassing van het bedrag der uitkeeringen aan de verschillende toestanden ; terwijl reglementaire beschikkingen door haar onlenigheid, slechts kunnen leiden tot het leggen van zware lasten op sommige nijverheidsstreken in 't voordeel van andere. De toepassing van het door de socialistische vakbonden opgemaakte wetsontwerp zou, indien het verwezenlijkbaar was, in 't voordeel van een bepaalde maatschappelijke klasse en ten koste van de andere, een last daarstellen die, volgens de in het ontwerp aangeduide modaliteiten de openbare begrootingen een bijdrage zou opleggen van meer dan 60 millioen. Zij zou de afschaffing teweegbrengen der diensten van ziekenverpleegsters-bezoeksters, die in zake kindergezondheid zoo gewaardeerd worden, en beschouwd als een beslissend3n invloed uitoefenend in den strijd tegen de sterfte onder de werkersbevolkingen. De Compensatiekassen voor gezinstoeslagen houden er aan de openbare meening en de parlementairen to waarschuwen tegen het gevaar eener wetgeving die het bestaande regiem zou vernietigen,aldus in de eerste plaats de genieters van gezinstoeslagen treffend, en tegelijker tijd het door de nijverheid ten gunste van den socialen vrede verwezenlijkte pogen verijdelend. Men zou in dezen tekst tevergeefs een argument tegen het wetsontwerp der Syndikale Kommissie zoe-
ken. Daarentegen leveren sommige deelen van de resolutie zeer duidelijk het bewijs van de vrees die de werkgevers koesteren. Deze heeren vreezen eenvoudig dat door de stemming eener wet, die het steunen door de samenleving van de kroostrijke gezinnen verplicht zou maken, hen één der middelen zou worden ontnomen waarvan zij zich heden zeer behendig bedienen om de arbeiderseischen te dwarsboomen en de arbeiders van hun vakorganisatie te verwijderen. In den geest der werkgevers is de gezinstoeslag minder een doel dan een middel. Het moet, volgens hen — zij bekennen het soms openlijk —, dat de patroon bij middel van den gezinstoeslag den werkman aan zijn onderneming kunne binden, en, gebeurlijk, bij voorbeeld wanneer deze lust tot onafhankelijkheid toont, op hem drukking uitoefenen. Het is dus volstrekt noodzakelijk dat de gezinstoeslagkassen den eigendom der werkgevers blijven, opdat' zij er zich naar eigen goeddunken en belang kunnen van bedienen. Kortom, met het « werk » van den gezinstoeslag gaat het zooals met al de patroons-» werken », zooals die der fabriekziekenkassen en der ekonomaten. Evenals het andere hebben deze slechts het licht gezien op 't oogenblik dat het patronaat er zich van vergewiste dat zij bij hun oprichting iets zouden te winnen hebben.. Het heeft niet « edelmoedig » willen zijn — alhoewel het zich onder den dekmantel van mensenlievendheid voor de arbeiders wil voordoen — doch eenvoudig voorzienig : de toekomst diende gevrijwaard en de invloed die de vakbonden op de arbeiders uitoefenen verminderd. De tekst van de resolutie die men komt te lezen laat dienaangaande geen twijfel over."' Denkt goed na over den volzin waarin gezegd wordt : « Dergelijke uitslagen konden slechts bekomen worden dank aan de uiterste lenigheid van het regiem, dat alleen door het privaat initiatief kan verzekerd, door de aanpassing van het bedrag der uitkeeringen aan de verschillende toestanden ; terwijl reglementaire beschikkingen door haar onlenigheid, slechts kunnen leiden tot het leggen van zware lasten op sommige nijverheidsstreken in 't voordeel van andere. » 't Is zeer duidelijk. De werkgevers willen van geen regiem weten dat al de arbeiders die gezinslast hebben op den zelfden voet zou plaatsen. Het huidig regiem moet, integendeel, gehandhaafd,omdat het hen natuurlijk in staat stelt de arbeiders verschillend te behandelen volgens de « verschillende toestanden » doch vooral volgens de vereischten en de mogelijkheden der patroonsaktie tegen de vakbonden. Wij begrijpen dan ook zeer goed dat de resolutie zegt dat (( in die voorwaarden de beoogde, wet het heden in voege zijnde regiem zou in gevaar brengen. » Natuurlijk — en de werkgevers zien klaar — door het opmaken van haar wetsontwerp had de Syndikale Kommissie niet op 't oog de bestaande toestanden te bevestigen, doch wel het oprichten van een maatschappelijke instelling van onderlinge hulp die geen aanleiding meer zal geven tot de misbruiken die heden vastgesteld worden, en in de handen van 't patronaat geen wapen meer zal zijn in zijn strijd tegen de vakorganisaties.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING En het feit dat de werkgevers zoo hardnekkig de « wettelijke » hervorming bekampen is het bewijs dat de Syndikale Kommissie den goeden weg ingeslagen heeft en goed bezield geweest is door het opmaken van haar wetsontwerp, dat reeds — zouden de patroons er onwetend over zijn? — de instemming op zich vereenigde van 600,000 georganiseerde arbeiders. P. VAN MALDERE. .
•*•*•
Kroniek van tiat Beroepsonderwijs De keus van een beroep
H
ET vraagstuk van het beroepsonderwijs en van het leerlingwezen kan niet meer bestudeerd, zonder een gansch bijzonder belang te hechten aan de keus van het beroep en aan de waarborgen die men van een toekomstig werkman moet eischen, 't is te zeggen van een onvolwassene wanneer men hem zijn loopbaan laat kiezen, waarin hij zijn leven als burger, zijn broodwinning zal moeten vormen. Om de waarheid te zeggen, werd dikwijls — zooniet altijd — zonder methode te werk gegaan. Het zijn persoonlijke gepastheden die altijd tot leiddraad dienden, gepastheden die even van de ouders als van den leerjongen uitgingen. Men diende zich nochtans eens voorgoed te verstaan. Laat ons een nadenken, kameraden. Gij allen die mij de eer aandoet dit te lezen en na te denken over de bescheiden gedachten die ik er in uitdruk, gij allen, zeg ik, hebt dikwerf de gelegenheid gehad bij den arbeid op de werf, op het werkhuis, enz., vast te stellen hoevele jonge arbeiders de vereischte hoedanigheden niet bezaten om het beroep uit te oefenen dat zij aanleerden. Den eenen ontbrak het aan koelbloedigheid, den anderen aan zekere lichamelijke of geestelijke geschiktheid. Deze was te zwak van gestel, ontheupt, aangetast van een begin van tuberculose of van een'andere ziekte. Die was geestelijk onbekwaam de techniek van zijn beroep te begrijpen. En zooveel andere dergelijke gevallen. Welnu, kameraden, de uitslagen van deze ontoereikendheid van goede aanpassing van een onvolwassene aan een beroep kunnen van uitzonderlijken ernst zijn. Wel ja, tal van jonge arbeiders worden ingevolge het gebrek aan geschiktheid, onbekwamen, uitschot der maatschappij, mannen die er niet toe komen alles volledig te dragen wat het leven van een arbeider en van een burger aan verantwoordelijkheid in zich sluit. Het belang, het zeer gewettigd belang, de zucht naar hooge loonen, de voorkeur die een kind geeft, enz., dat alles is niet voldoende. Een onvolwassene kan volkomen voor allerlei redenen van een beroep houden, en geestelijk, lichamelijk, physiologisch niet in staat zijn het op een volmaakte wijze uit te oefenen wanneer hi] aan zijn leven zijn vollen bloei wil geven en de noodige voortbrenging wil verzekeren. Nu, van dat — \itat veel is — geven de ouders zich niet altijd rekening. Zij nemen een beroep aan met het eenig verlangen eerst het belang van het kind en soms het hunne te voldoen, 't Is wellicht zeer wenschelijk, zeer
349
kinderlievend. 't Is echter niet altijd volkomen gelukkig. En daaruit kunnen gevolgen voortspruiten die alle verwachtingen teleurstellen en de edelmoedigste begrippen in rampspoed omzetten. 't Is daarom dat de ouders dienden gewoon gemaakt om de aanneming van hun kinderen in welk beroep ook ts laten voorafgaan van een onderzoek van beroepskeuze, onderzoek dat zou kunnen worden gedaan door bijzondere komiteiten, zooals in zekere groote steden het geval is, die de kinderen in verschillende opzichten onderzoeken. Een dienst van beroepskeuze streeft er naar van den arbeider den maximum-uitslag te bekomen onder oogpunt van voortbrenging, door eenieder in te lichten over'zijn geschiktheid, over de mogelijkheid van aanpassing, ten einde te beletten dat hij bij den aanvang van het leven een fout zou begaan in de keus van zijn beroep. Het gaat geenszins om de aanwerving van werkkrachten in den weg te staan. Het doel is eenvoudig, een leerjongen, den voortbrenger van morgen, in 't arbeidsmidden te brengen dat met zijn gezondheid, zijn kennissen, zijn opvoeding, zijn kracht overeenstemt. Anders niet. Is er iets menschelijker? En 't is zeker dat men, door de diensten van beroepskeuze te vermeerderen, gelukkige uitslagen zou bereiken : 1° In aanzienlijke verhoudingen, vermindering van het aantal halve werklieden, schier ongeschoolden, die hedendaags de kaders van alle beroepen stremmen en zoo zwaar op de financies der vakbonden drukken. Déze middelmatige werklieden zijn die welke het dikwerfst tot het werkloozenfonds hun toevlucht moeten nemen ; anderzijds zijn zij de oorzaak van tal van moeilijkheden die tusschen patroons- en arbeidersvakbonden oprijzen als het gaat om het vaststellen van het minimumloon ; 2° Vermindering van het aantal arbeidsongevallen, ongevallen zeer dikwijls te wijten aan zekere gebreken van de werklieden, •— gebreken waarvan zij zich zelf geen rekening geven (gezicht, gehoor, enz.) — veeleer dan aan hun onvoorzichtigheid of aan onaandachtigheid. Dat is van belang voor de patroons, VOQT de verzekeringsmaatschappijen, evenals voor.de werklieden ; 3° Vermindering van de ziekten die de werklieden treffen, ziekten waarvan de hoofdoorzaak soms is, de mangel aan verband tusschen de, verspilling van krachten voor het uitgeoefende beroep en de reserven aan kracht van het organisme van den man die zijn btroep zonder doorzicht gekozen heeft. De maatschappijen van onderlingen bijstand en de weldadigheidsinrichtingen hebben aldus groote_ lasten te dragen die minstens met 50 t.h. zouden kunnen verminderd worden. Ziedaar uitslagen waarmede diende rekening gehouden en waarvan de ouders, die waarlijk hun plicht tegenover hun kinderen willen vervullen, zich goed zouden moeten bezielen. • En 't is daarom dat wij onze vrienden niet genoeg
350
DE
\ VAKBEWEGING
kapitalistische landen Sowjet-Rusland bezocht hebben. kunnen aanzetten belang te stellen in de diensten van Het somt ze allen op : zij kwamen uit Frankrijk, beroepskeuze die in zekere nijverheidscentra werken — te Brussel namelijk — en waaraan syndikaie groe- ; Duitschland, België, Zweden, Tsjeko-Slowakije, Noorwegen, Denemarken, Oostenrijk, enz. Buiten de vakpeeringen met reden haar steun verleenen. | bond-afvaardigingen waren er ook van de InternatioMARIUS RENARD. nale der Oorlogsslachtoffers en Oud-Strijders, en der « Belgische Eenheidsgroepen » (!). De meerderheid •*+•+ der deelnemers waren socialisten en partijloozen. De kcmmunisten vormden slechts een kleine minderheid. En het Bulletin Syndical, besluit :
Oe Internationale Vakbeweging
Rusland HET LEDENTAL DER VAKBONDEN Alhoewel wij meerdere malen reeds mededeelingen hebben gegeven in verband met den ontwikkelingsgang van het ledental der vakbonden, houden wij er aan de volgende uit het Bulletin Syndical, van den Centralen Raad der Vakbonden van de U.S.S.R., getrokken inlichtingen onder de oogen onzer lezers te brengen.
c< Het groot aantal arbeidersafvaardigingen getuigen van een overgroot belang dat de breede massa's van het Europeesch proletariaat in de U.S.S.R. en in den toestand der Sowjetische werklieden stellen. De door al de afvaardigingen uitgegeven verklaringen en verslagen bevestigen dat dit belang ten volle gerechtigd is door den aan de arbeidersklasse in de voorwaarden der proletarische diktatuur geschapen objektieven toestand. » Het Bulletin Syndical neemt een te vlug besluit, en het maakt begoochelingen indien het zich inbeeldt dat aan de afvaardigingen naar Rusland slehts persoonlijkheden deelnemen die « de breede massa's van het Europeesch proletariaat vertegenwoordigen ». Deze die zich in dit geval bevonden, waren veeleer zeldzaam. Daarentegen vertegenwoordigden schier al de leden der afvaardigingen naar Rusland slechts zich zelven, en hun reis stelt dus geenendeels een getuigenis daar « van het aanzienlijke belang dat de breede massa's van het Europeesch proletariaat in de U.S.R.R. stellen ». Overmaat is in alles een kwaad. De Russische syndikalisten zouden er niets bij verliezen, integendeel, zich dat van tijd tot tijd te herinneren.
Groot-Brittan je « LIBERALE CELLENBOUW » IN DE VAKBONDEN Er teekent zich onder een deel der leden van de Trade Unions een vreemde beweging af. Deze leden hebben zich in een nationale organisatie van liberale syndikalisten ingericht, en de Persberichten van het I.V.V. deelen mede dat 442 afgevaardigden, allen leden der Trade-Unions, en onder dewelke zich syndikaie leiders bevonden, de oprichtingsvergadering bijwoonden. Wat heeft de « liberale » syndikalisten er wel kunnen toe bewegen zich in te richten! 't Is zeer eenvoudig : de liberalen zijn met het regiem, dat hun in de Trade-Unions opgelegd wordt, niet tevreden. « De liberalen — lezen wij — worden vaak in de vakbeweging niet rechtvaardig behandeld; zij wijzen er op dat de contributie die aangewend wordt tot dekking van de uitgaven der parlementsfraktie (de vakvereenigingscontributie omvat in Engeland ook de contributie voor de partij — Redaktie) uitsluitend aan leden ten goede komt, wier meening zij niet deelen. » De liberalen koesteren het inzicht niet een mededingende organisatie van het Trade-Unions Congress op te richten. Zij willen eenvoudig — daarin het voorbeeld volgend van de links-extremisten, de « unitairen », — door een « kern » te vormen, de aandacht op zich trekken en voor hun eigen desiderata strijden. Het spreekt van zelf dat de liberale « kern » slechts vakbondleden in zijnx schoot opneemt. Ziehier wat de Persberichten zeggen betreffende de standregelen der liberale organisatie':
DE BELGISCHE <( In ieder kiesdistrikt moeten groepen van liberale vakvereenigingsleden gevormd worden, die zich bij de liberale partij aansluiten... De organisatie heeft vervolgens ten doel, de politische vertegenwoordiging van alle liberale vakvereenigingsleden uit te bouwen... Met het oog op de reeds ingediende voorstellen betreffende de politische contributie en de politiek der regeering op het gebied van het vakvereenigingsrecht, zullen de bij de regeering ingediende voorstellen grondig onderzocht worden, om te zorgen dat alle vakvereenigingsaangelegenheden met sukses in het Parlement ter sprake worden gebracht. Overigens worden de leden opgeroepen zich meer aan het vakvereenigingswerk te interesseeren en regelmatig de vergaderingen bij te wonen. »
35 J Het Kongres van de Internationale der Fabriekarbeiders, op 29 en 30 Juni en 1 Juli 1926 te Kopenhagen vergaderd; Na beraadslaging over het vraagstuk der aanneming van de Russische organisatie der Fabriekarbeiders ; Verklaart zich bereid deze organisatie in den schoot van het Internationaal Beroepssekretariaat op te nemen, op voorwaarde dat de Russische organisatie bij de Roode Vakinternationale een voorstel' indiene en verdedige, strekkend tot de aansluiting dezer Internationale bij het I.V.V. van Amsterdam.
Deze dagorde werd door 48 stemmen tegen 16 aangenomen. Onder de tegenstanders van de dagorde bevonden zich eenerzijds de Noren, die ze te streng voor de Russen achtten, en anderzijds de Belgen en de Hollanders, die haar te inschikkelijk vonden. Het is te En ziedaar.Men kende reeds de georganiseerde kom- denken dat deze dagorde geen praktische draagkracht munistische minderheden, zoogezegde « unitaire » zal hebben, gezien de Russische gast op het kongres minderheden, en, in zekere landen, de anarcho-syndi- verklaard heeft dat zijn organisatie zou weigeren de kalistische kernen. En nu wordt de Britsche vakbe- aansluiting der R. V. I. bij het I. V. V. van Amsterdam weging verrijkt (!) met een « liberale » minderheid. voor te stellen. De gedachtenwisseling die zich vervolgens over het Voor wanneer de cel der « partijloozen » ? loonvraagstuk en over den arbeidsduur in de papierx nijverheid voordeed was uiterst leerrijk. Voorwat de Iconstandaard aangaat, zijn het de Skandinaafsche landen die aan den kop komen ; Duitschland, Tsjeko-SloIn de Internationale Beroepssekretariaten wakije, Oostenrijk en België betalen de laagste loonen. INTERNATIONAAL KON GRES De achturendag wordt overal toegepast, behalve in DER FABRIEKARBEIDERS Duitschland, waar een deel der arbeiders van de paOp 29 en 30 Juni en 1 Juli, had te Kopenhagen het pierfabrieken 84 uren per week arbeiden. Internationaal Kongres der Fabriekarbeiders plaats.De De resolutie die het debat sloot bevestigt dat de hedagorde was zeer gevuld. Inderdaad, de kongresleden den betaalde loonen ontoereikend zijn, dat zij dienen werden geroepen te bespreken : 1° Het zedelijk en verhoogd en zooveel mogelijk eengemaakt. Bovendien geldelijk verslag van het sekretariaat; 2° de vraag van eischt bedoelde resolutie dat de achturendag geëerbiede Noorsche organisatie der scheikundige produkten digd worde en de Konventie van Washington door de tot opneming der Russen in de Internationale ; 3° den Regeeringen bekrachtigd, en stelt, anderzijds, den wetoestand der papiernijverheid en de arbeidsvoorwaar- kelijkschen arbeidsduur der in de fabrieken met onden der werklieden. onderbroken voortbrenging gebezigde arbeiders op Het zedelijk verslag, waarover wij in ons a.s. num- 46 uren vast. mer zullen spreken, lokte een tamelijk lange bespre, 4HH4 king uit; er werden kritieken uitgebracht. Doch garsch het belang der bespreking trok zich samen op het voorstel bestaande in het benoemen van een halfbestendigen sekretaris (de Internationale Federatie der • _ Fabriekarbeiders bezit geen bestendigen sekretaris) en een kantoorbediende. Meerdere afgevaardigden In het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie kwamen tegen dit voorstel op, zich vooral steunend op Het Nationaal Komiteit der S. K. heeft, op 2 Novemds onmogelijkheid op dit oogenblik de bijdrage aar» de Internationale te verhoogen, wat gezegde benoeming ber, te Brussel een zeer belangrijke vergadering gehouzou noodzakelijk maken. Ten slotte werd het Uitvoe- den. Onder de punten die de aandacht der vergaderend Bestuur belast de mogelijkheid te onderzoeken ring gaande maakten, dienen genoemd : de aan^het om het sekretariaat der Internationale herin te rich- koninklijk besluit betreffende de Scheids- en Verzoeten met het doel zijn bedrijvigheid te versterken, doch ningsraden te. brengen wijzigingen, en het aan de mijnwerkers gedane voorstel tot verlenging van hun zonder tot een bijdragéverhooging over te gaan. arbeidsduur met een half uur daags. Het tweede punt der dagorde gaf aanleiding tot een Nopens het eerste punt sloot de vergadering zich bij bespreking in den loop derwelke verschillende ge- de wenken van De Vlaemyrick aan. Deze wenken loozichtspunten opdaagden. De Skandinaven stelden voor pen over verschillende bepalingen van het bewuste kode Russen te aanvaarden en hun alleen de voorwaarde ninklijk besluit, en wij nemen ons voor er onze lezers der eerbiediging van de standregelen der Internatio- kortelings over te onderhouden. nale op te leggen. De Duitschers verzetten zich tegen Voor wat de bespreking van de tweede kwestie aaneen aanneming der Russen zonder voorbehoud.: De gaat zond het sekretariaat der Syndikale Kommissie Belgische afvaardiging, bij monde van onzen kameraad daarover aan de socialistische pers de volgende medeFassin, verwonderde zich dat de Russen, die de Inter- deeling : nationale der Fabriekarbeiders als geen klassenstrijdHet aan de mijnwerkers gedane -voorstel tot verlenlichaam beschouwen 7de Russische afgevaardigde; Dobrówsky; had inderdaad óp het kongres dergelijke ver- ging van hun arbeidsduur met een half uur daags werd klaring afgelegd), er niettemin wilden intreden, Voor- druk besproken. Opvölgentlijk kwanien do makkers ftelattre $$jn-* wat het Uitvoerend Bestuur aangaat, stelde ditzelve de werkers) v Mertêns (Syndikale Ko%mis^ volgende dagorde voor : *
De Belgische Vakbeweging
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
352
(IJ.P.T.T.Z.), Laroche (Federatie der Vakbonden van Antwerpen), Gryson (Bouw- en Gemengde Vakken), Bordelais (Trammannen), Chapelle (Transport), Lombard (Mijnwerkers) en Mahlman (Transport) in het debat tusschen. Al de sprekers, zonder onderscheid, drongen aan op het gevaar dat er zou bestaan indien de Belgische mijnwerkers den weg der overuren opgingen : 1° omdat zulks een noodlottigen terugslag zou hebben op de andere nijverheden waar de werkgevers de gedachte niet hebben opgegeven de achturenwet te vernietigen; 2° omdat elke verhooging der voortbrenging op het oogenblik dat de Britsche mijnwerkers in staking zijn om zich tegen een verlenging van den duur van hun dagelijkschen arbeid te verzetten als een zuiver gekenschetste daad van arbeidersverraad zou beschouwd worden. De vergadering liet het echter daar niet bij. Zij erkende dat er kolengebrek is en nog gedurende een betrekkelijk langen tijd zijn zal. Inderdaad, België moet in normalen tijd een tamelijk grocte hoeveelheid Engelsche kolen invoeren ; nu, sedert de Engelsche mijnwerkers in staking zijn, geschiedt deze invoer niet, waaruit de moeilijkheid der bevoorrading van de bevolking voortvloeit. Dienvolgens diende de Regeering ('t is kameraad Lombard die spreekt) het nutteloos kolenverbruik zooveel mogelijk te beperken (lichtreklamen, enz.) en anderzijds, zelf de verdeeling van de kostbare brandstof te verzekeren. Eens te meer hebben afgevaardigden (o. a. Mahlman en Chapelle) er op gewezen dat kolen in bestemming van Engeland de haven van Antwerpen verlaat, 't Is in alle opzichten een kwaad. Dat zou niet mogen geschieden wanneer in Engeland de mijnwerkers tegen de magnaten der kolennijverheid strijden, en de bevolking in België — vooral de arme bevolking — kolengebrek lijdt. 'Door de regeering diende, in overeenstemming met de afgevaardigden der transportvakorganisaties, een streng toezicht uitgeoefend. Al deze wenken en enkele andere nog werden overwogen. De beslissing van het Nationaal Komiteit der S. K. in zake verlenging van den arbeidsduur der Belgische mijnwerkers zal, als advies, door de Centrale der Mijnwerkers getroffen worden. Het Nationaal Komiteit dezer laatste komt op 3 n dezer bijeen, en 't is waarschijnlijk dat zijn antwoord op het hem onderworpen voorstel met de door de leiders der bij de S. K. aangesloten vakorganisaties uitgedrukte meening zal overeenstemmen. Gebeurlijk,. en zoo noodig, zullen de Syndikale Kommissie en de Centrale der Mijnwerkers zich verstaan nopens het opstellen van een in het land te verspreiden manifest, dat de bevolking over het angstwekkend kolenvraagstuk zal inlichten. x
De Kongressen HET BUITENGEWOON KONGRES DER BOEKBEWERKERS EISCHT DE VOLLEDIGE TOEPASSING VAN HET KOLLEKTIEF KONTRAKT. Op 31 Oktober 1.1. kwam te Brussel het buitengewoon kongres der Boekbewerkers (Boekdrukkers, Steendrukkers, Boekbinders, Gieters, CHcheerders, enz.) bijeen ten einde den toestand te onderzoeken voortspruitende uit de niet-toepassing door de patroons van: de bepaling van het kollektief kontrakt betreffende de loönerir Dit kongres werd door talrijke afgevaardig-
den bijgewoond en 't was bij eenparigheid dat de volgende dagorde aangenomen werd : Het buitengewoon kongres der Boekbewerkers van België, vergaderd op 31 Oktober 1926, kennis genomen hebbende van de patroonsvoorstellen ; Overwegende dat het kollektief kontrakt, afgesloten tusschen de patroons- en werkliedenfederaties der Boeknijverheid van kracht blijft tot 31 December 1926 voor wat betreft de loonsovereenkomst en dit ingevolge de uitspraak van den Nationalen Raad van Beroep van het Boek, gedaan op 15 September ; Overwegende dat zekere patroons en zekere patronale afdeelingen, niettegenstaande die uitspraak, weigeren aan hun personeel, en dit sedert 1 Oktober, de loonsverhooging voorzien door het kollektief kontrakt toe te passen, den tekst en den geest van het kontrakt verkeerdelijk uitleggende en gebruik makende van een onwaardige drukking op de werklieden door de bedreiging met werkloosheid ; Overwegende dat het Officieel Verzoenings- en Scheidsrechterlijk Komiteit van Gent, ingesteld ingevolge het koninklijk besluit van 5 Mei 1926, door eene klare gestaafde uitspraak gedaan op 30 Oktober, de patroons- van Gent veroordeeld heeft tot het betalen der volledige loonsverhoogingen overeenkomstig het index van 15 September ; Is van oordeel dat het niet mogelijk is nieuwe loonsvoorwaarden te bespreken zoolang de bepalingen van het in voege zijnde kontrakt door de patroons niet geëerbiedigd worden ; Stelt vertrouwen in de Hoofdbesturen en veroorlooft ze in verbinding te treden met de afgevaardigden der patroonsfederatie,om in de eerste plaats de eerbiediging te eischen van de verbintenissen die voortspruiten uit de in voege zijnde overeenkomst en om vervolgens een akkoord op te zoeken aangaande de van af 1 Januari 1927 toe te passen loonen. En gelast de Hoofdbesturen, alles in 't werk te stellen tegenover de patroons die zouden weigeren eere te doen aan hun handteeken, om ze te verplichten de verbintenissen te eerbiedigen die ze vrijelijk genomen hebben. Kenschetsend feit, de centrale besturen, die voorheen door zekere extremistische elementen van Brussel, die hun het verwijt toerichtten niet krachtdadig genoeg tegen het patronaat op te treden, bekritikeerd werden, werden deze maal gelukgewenscht om het uitdrukkelijke non possemus dat ze tegenover al de vragen der patroons gesteld hebben. Gansch op het einde van het kongres werd een door de afdeeling der boekdrukkers van Brugge aangeboden motie, protest aanteekenend tegen den uitvoer van kolen en aardappelen, en van de regeering maatregelen eischend van aard om de belangen der bevolking te vrijwaren, aangenomen. Vóór de stemming hield onze vriend Mertens er aan te verklaren dat hij, alhoewel zich bij den in de resolutie vervatten wensch aansluitend, zich nochtans niet kon vereenigen met de overwegingen die door den afgevaardigde der Brugsche afdeeling ontwikkeld waren geworden. Een toehoorder meende verstandig te handelen door in een onderbreking de Syndikale Kommissie verantwoordelijk te stellen voor den door de Brugsche afdeeling aangeklaagden staat van zaken. Men gaf zich rekenschap van de onwetendheid van dien jongen kameraad en er werd hem niet geantwoord. 19667 — Sam druk LueJkr, 8. &»ptlJ«m. Bttt. VüBden Bo»eh.