Het vuur aan de schenen. ‘Vroeger had ik geen grijs haar en nu wel. Het zal dus wel slechter gaan zeker met onze gezondheid ....’ Interview met Dirk Wildemeersch, coördinator ‘Gezondheid en Milieu’ van de Vlaamse Gezondheidsinspectie. Een goede gezondheid in een gezond leefmilieu. Het is een basisrecht, grondwettelijk bepaald en toch niet evident. Op zoek naar nieuwe inzichten in deze problematiek wendt de Biomonitor haar steven tot de overheid. In het heetst van de strijd treffen we Dirk Wildemeersch, coördinator van het domein Gezondheid & Milieu van de Vlaamse Gezondheidsinspectie. Een geschikte gelegenheid om eens dieper in te gaan op het Vlaams Medisch Milieukundig Netwerk waar het Steunpunt Milieu en Gezondheid deel van uitmaakt en waarover de Biomonitor in de toekomst zal berichten. Ideaal ook om de thematiek van ‘gezondheid en milieu’ vanuit verschillende invalshoeken te belichten. Standpunten willen namelijk verschillen naarmate men zich verplaatst van het kamp van de burger naar dat van het beleid, of van het beleid naar dat van de wetenschap of de industrie. Als bindsaus kozen we voor een aantal stevige stellingen die dit ‘gerecht’ van het nodige vuurwerk moeten voorzien. Smakelijk! Auteur: Bart Vandegaer (Vakgroep Menselijke Ecologie, Vrije Universiteit Brussel) De meest voor de hand liggende invalshoek is die van het hoofdpersonage van dit interview. Dirk, wat brengt u in de Gezondheidsinspectie? Na het afronden van mijn artsenopleiding, ben ik een tijd actief geweest als huisarts. Een boeiend beroep maar stilaan begon het te knagen: ik miste iets. Ik kwam tot de vaststelling dat ik meer voldoening haal uit het werken met en voor groepen van mensen dan uit de omgang met individuen. Vandaar dat ik wel heil zag in een vacature bij de Vlaamse Gezondheidsinspectie waar ik me zou kunnen toeleggen op het uitwerken van groepsgerichte preventiestrategieën. We schrijven het jaar 1988. De Gezondheidsinspectie maakt deel uit van de administratie Gezondheidszorg van de Vlaamse Gemeenschap (afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg) en is actief op twee belangrijke domeinen van de preventieve gezondheidszorg: infectieziekten en milieu en gezondheid. Twee domeinen die me zeer nauw aan het hart liggen. Omdat voor dit laatste domein zeer weinig kennis aanwezig was binnen de administratie, kreeg ik de kans om een aantal extra studies en cursussen te kunnen volgen. Milieu en Gezondheid is dan ook een relatief nieuwe topic waar nog veel werk aan de winkel is en waar nog veel te ontdekken valt. Een uitdaging, maar ééntje die me vast en zeker erg goed ligt. Eén van de oudste diensten in ons land Waarin bestaat precies de opdracht van de Gezondheidsinspectie? Het klinkt misschien wat vreemd maar de Gezondheidsinspectie is één van de oudste overheidsdiensten in ons landje. Vergeet immers niet dat infectieziekten als, hersenvliesontsteking, tuberculose en SOA’s al veel vroeger een aan te pakken gezondheidsprobleem vormden. Kort beschreven bestaan de doelstellingen van het
domein Gezondheid & Milieu van de Vlaamse gezondheidsinspectie in het bijdragen aan een milieu dat niet gezondheidsbedreigend en zo mogelijk gezondheidsbevorderend is. Deze doelstellingen splitsen zich enerzijds uit op het beleidsvoorbereidend vlak waarbij we ons toeleggen op het uitdenken of het voorstellen van regelgeving aan de politieke overheid, als mogelijk deel van een preventieantwoord voor een bepaalde problematiek. Anderzijds speelt ons actieterrein zich evenzeer af op het lokale vlak. Bijvoorbeeld wanneer mensen gezondheidsklachten hebben over schimmelvlekken in de woning. Ook daar trachten we ons steentje bij te dragen. De vaststelling dat onze maatschappij de laatste eeuw een reeks van grondige hervormingen ondergaan heeft, brengt ons bij de eerste stelling. Is het correct te stellen dat de razendsnelle ontwikkeling nieuwe gezondheidsrisico’s met zich heeft meegebracht? Of hebben deze risico’s vanuit het milieu eigelijk al altijd bestaan en kunnen we ze pas recent koppelen aan mogelijke gezondheidseffecten? Het klopt inderdaad dat de razendsnelle ontwikkeling binnen de maatschappij nieuwe bronnen van onrust heeft gecreëerd die ons terecht de vraag doen stellen: ‘Kan dit kwaad voor onze gezondheid?” De signalen zijn er. Neem bijvoorbeeld de genetisch gemodificeerde organismen, de zogenaamde ggo’s. Uiteraard was hier 100 jaar geleden nog geen sprake van. Nieuwe technologieën, nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en industriële vooruitgang brengen niet alleen meer welvaart met zich mee maar potentieel ook nieuwe gezondheidsrisico’s. Ik denk dat het in de ontwikkeling nog nooit zo snel is gegaan als tijdens de laatste 100 jaar. Het grote probleem met Milieu en Gezondheid is de relatief grote wetenschappelijke onzekerheid die er voor tal van milieufactoren bestaat over de oorzaak–gevolg keten. Op wetenschappelijk vlak staan deze nieuwe bedreigingen (kanker, vruchtbaarheidsproblemen, astma,...) nog veel minder op punt dan t.o.v. de oude bedreigingen zoals infectieziekten. Van heel wat invloeden weet men dat er impact is vanuit het milieu, maar over de grootorde van die impact tast men in het duister. Dat zorgt voor een dualiteit die het heel moeilijk maakt om mee om te gaan. Gezondheid kopen Bedoelt u dat het voor de beleidsvoerders moeilijk is om ondanks de onzekerheid op te treden? Met het geld dat men ter beschikking heeft zoveel mogelijk ‘gezondheid kopen” lijkt me persoonlijk een uitgangspunt voor een goede overheidswerking. Bij de nieuwe bedreigingen is het veel moeilijker prioriteiten te stellen, precies omdat de onzekerheid het moeilijk maakt om de vraag te beantwoorden “of het allemaal wel zo’n vaart gaat lopen.” Daar komt bij dat men altijd met beperkte middelen kampt, waardoor zich een dualiteit aftekent: de keuzes die gemaakt worden zijn dus zeer belangrijk. Vergeet ook niet dat het fout zou zijn alleen de nieuwe risico’s aan te pakken en de oude risico’s zo te laten. Heel lang heeft men gedacht dat we van infectieziekten verlost waren en dat antibiotica en vaccins ons van alles verlosten. Ik hoef er wel geen tekening bij te maken dat dit een fabeltje is. Er moet een evenwicht gezocht worden tussen de aanpak van beide bedreigingen en dat is niet eenvoudig. Ik meen dat het nu goedgekeurde preventiedecreet
heel wat mogelijkheden opent voor een integrale en coherente aanpak van Gezondheid en Milieu in een ruimer preventielandschap. Laten we de invalshoek van het verhaal verschuiven naar dat van de bewoners. Vaak reageren mensen zeer onthutst als er schandalen uitbreken. Denk bijvoorbeeld aan de dioxinecrisis. Hebt u hier een verklaring voor? Eigenlijk spelen verschillende factoren mee. Voor een deel is er de onzekerheid over de ernst van de gezondheidsgevolgen die ook bij de bevolking aangevoeld wordt. Uiteraard speelt ook de mate van ‘onvrijwilligheid’ van de blootstelling een zeer belangrijke rol. Dat is het grote contrast met de levensstijl – roken bijvoorbeeld - die mensen veel meer als ‘vrijwillig’ ervaren. In principe kan je zeggen dat je kan gaan wonen waar je wil, maar in de praktijk is dat natuurlijk niet zo. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om ver weg van alle gevaren te gaan wonen. Uit de buurt van verbrandingsovens, van snelwegen, van fabrieken, uit de stad, etc. Zelf roken of zelf iedere dag frieten eten wordt altijd minder zwaar ervaren; meer als iets dat men zichzelf aandoet en waar men zowel de momentane voordelen als de late gezondheidsgevolgen van draagt. Tijden veranderen ook. Leg eens uit? Ik geef een klein voorbeeldje. Wie vroeger in een fabriek werkte, woonde er vaak ook naast of althans in de nabije omgeving. Arbeiders hadden er de baten of de voordelen van een inkomen van, maar droegen ook de kosten of negatieve gevolgen. Niet dat zoiets dan plots aanvaardbaar is maar in de perceptie doet het alvast iets. Tijden veranderen: mensen zijn mobieler geworden, er is ook meer welvaart gekomen. Deze evoluties dragen ertoe bij dat mensen in de nabijheid van fabrieken vaak niet meer de mensen zijn die er werken. Een ongelijke situatie in het ontvangen en dragen van mogelijke voordelen en lasten omdat de mensen die er niet werken toch de potentiële gezondheidslast moeten dragen. Dat weegt begrijpelijkerwijs zwaar door. U haalt in uw verhaal de rol van de industrie aan. Dit brengt ons bij de tweede stelling. Is onze economie niet te nauw verweven met onze samenleving waardoor het zeer moeilijk is om de klok terug te draaien en gezondheidsbedreigende activiteiten, ook al is men onzeker over de omvang ervan, te bannen? Overdreven gesteld was de perceptie dat de schoorstenen van de fabrieken in de jaren ’60 alleen maar welvaart uitspuwden terwijl ze de dag van vandaag alleen nog maar kommer en kwel, uitbraken. Geen van beide dingen klopt natuurlijk. Industriële ontwikkeling brengt deze risico’s met zich mee maar je kan toch ook moeilijk ontkennen dat ze ook welvaart heeft gebracht. Ik denk dat de evenwichten tussen welke risico’s de burger aanvaardbaar acht en welke niet continu verschuiven. Ik hoef niet te vertellen dat de mate van ‘aanvaardbaarheid’ de dag van vandaag eerder laag ligt en mij persoonlijk lijkt dat ook logisch. We evolueren mee met onze tijd, en als er technische oplossingen bestaan om gezondheidsrisico’s zo laag mogelijk te houden, moet men daar gebruik van maken. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom niet altijd goedkoper, maar wel beter. Vanuit de overheden komt er op aan het gezondheidsplaatje af te wegen, onder andere met het economisch belang, en beslissingen te nemen die zoveel mogelijk mensen ten goede komen. Dat eerste luik, het in kaart brengen van de gezondheidsaspecten, en alleen dat, is het werk van de Vlaamse gezondheidsinspectie.
Actie. Het Vlaams Medisch Milieukundig Netwerk De probleemvaststelling is onvermijdelijk verbonden aan de probleemoplossing. Om tegemoet te komen aan de vele kennisleemten in de relatie tussen het milieu en onze gezondheid richtte de Vlaamse Gemeenschap het Steunpunt Milieu en Gezondheid op. Dat Steunpunt is geen geïsoleerd gegeven maar maakt deel uit van een ganse structuur: het Vlaams medisch-milieukundig netwerk. Kan u hier iets meer over vertellen? Kort gezegd bestaat het Vlaams Medisch-Milieukundig netwerk uit drie grote trappen die elk voor een centrale doelstelling staan. Op de eerste trap bevinden zich de LOGO’s (Lokoregionaal Gezondheidsoverleg) die het dichtst bij de mensen staan en die problemen van een eerste aanpak voorzien. Om een vertrouwensband te creëren met de burger is dit niveau zeer belangrijk. De mensen moeten weten dat naar hen geluisterd wordt, dat hun bezorgheden ernstig genomen worden, en dat deze niet zomaar van tafel geveegd worden. Vroeger liep het op dit punt al te vaak fout, vandaar ook dat het vertrouwen in de verschillende overheden die met milieu en gezondheid te maken hebben niet bepaald schitterend te noemen is. Op de tweede trap bevindt zich de Gezondheidsinspectie die de LOGO’s ondersteunt en helpt bij meer complexe vraagstukken, een reeks wettelijke beleidsuitvoerende taken heeft en die zich ook op de beleidsvoorbereiding- en evaluatie toelegt. De derde trap tenslotte bestaat uit een wetenschappelijke groep die de bestaande know-how rond Milieu en Gezondheid samenbrengt, het beleid wetenschappelijk onderbouwt en nieuwe methoden ontwikkelt om de toestand op de voet te volgen. Dat is de taak van het Steunpunt Milieu en Gezondheid. Werken de trappen autonoom? De drie verschillende trappen hebben hun specifiek takenpakket maar maken uiteraard wel deel uit van eenzelfde probleemoplossende keten. De geboorte van het netwerk is enorm belangrijk maar niet evident geweest. Het is dan ook een proces van vallen en opstaan geworden. Ik ben dan ook blij dat het er is. De verwachtingen De samenwerking tussen overheid en wetenschap binnen het kader van het Steunpunt Milieu en Gezondheid brengt ons bij de derde stelling. Is een versterkende relatie tussen overheid en wetenschap mogelijk waarbij de onafhankelijk bewaard blijft? De overheid en de administratie aan de ene zijde en de wetenschappers aan de andere zijde, die spreken natuurlijk twee verschillende talen die op elkaar afgestemd moeten worden. Dat is misschien geen eenvoudige opdracht, maar het kan natuurlijk wel. Rode draad is het beleidsondersteunend onderzoek waarover het Steunpunt de verantwoordelijkheid draagt. Beleidsondersteunend onderzoek is niet louter gebaseerd op kennisverbreding maar tracht ook op een snelle manier informatie, instrumenten en technieken af te leveren die direct toepasbaar zijn in de beleidsvoering. Dit beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek moet toelaten om op grondige wijze
prioriteiten te stellen in het beleid, problemen te detecteren, en oplossingsmogelijkheden te verkennen waardoor beleidsvoerders met het beschikbare budget zoveel mogelijk ‘gezondheid’ kunnen realiseren. Dat daarbij de onafhankelijkheid van de wetenschappers niet in het gedrang mag komen, lijkt me nogal logisch. We verplaatsen ons opnieuw in de rol van bewoner. Wat mogen we precies verwachten van het biomonitoringsprogramma? Wat zal er concreet veranderen? Dat is een moeilijke vraag, temeer omdat de administratie het beleid niet maakt maar enkel voorbereid en adviseert. Uiteraard hangt alles ook af van wat de resultaten zullen zijn in de verschillende aandachtsgebieden. Wat vaststaat is dat we aan de hand van het programma beter prioriteiten zullen kunnen stellen. Via het Steunput krijgen we beter zicht op de toestand in Vlaanderen. Waar zijn er aanwijzingen dat ons milieu de gezondheid bedreigt en waar zullen we moeten ingrijpen? Dat lijkt me een heel belangrijk gegeven. Ten tweede moeten we kijken hoe we die biomonitoring na 2006 kunnen voortzetten. Het net gestemde preventiedecreet biedt alvast de mogelijkheid daartoe. Toveren is vooralsnog onmogelijk Dit interview heeft meteen een primeur. Herhalingen van de meetprogramma’s in de aandachtsgebieden laten toe om trends te zien en het beleid te evalueren. Daalt de blootstelling aan schadelijke stoffen in de mens snel genoeg betekent dat het beleid juist handelt. Stijgen de niveaus of dalen ze niet snel genoeg dan is dat een signaal dat het beleid moet overwegen om in te grijpen en misschien een tandje bij moet steken. Voor ons, Gezondheidsinspectie, laten de resultaten van het Steunpunt toe om beleidsmakers voorstellen te doen en beter dan vroeger de vinger op de wonden te leggen. Ik waarschuw voor overdreven optimisme. Toveren is vooralsnog onmogelijk. Maar vergeleken met het verleden betekent de piste die we nu volgen om problemen op te sporen en in beeld te brengen vast en zeker een grote stap voorwaarts en een bijzonder waardevolle en noodzakelijke aanvulling op de emissie- en immissiemetingen die reeds veel langer gebeuren. Als laatste vraag kozen we nog een stelling om het gesprek in schoonheid te eindigen. Romantici dwepen graag met het verleden. Was het vroeger echt zoveel beter? (Lacht)...Vroeger had ik geen grijs haar en nu wel, dus het zal wel slechter gaan met het milieu en de gezondheid zeker. Alle gekheid op een stokje, ik denk persoonlijk van niet. Er is zeker en vast een potentiële dreiging vanuit het milieu. Een dreiging waar we ons tegen moeten wapenen en die we met goed beleid moeten aanpakken. Anderzijds mag je niet vergeten dat het niet zo slecht gaat met de gezondheid van de Vlamingen. Dat laatste mag natuurlijk niet misbruikt worden om niets te doen, maar beweren dat het vroeger zoveel beter was, daar geloof ik niet in. Gezondheid en milieu is misschien wat lang stiefmoederlijk behandeld maar ik denk dat we ook op dat vlak een grote stap in de goede richting gezet hebben.