Afschiet. ©Pieter Viktor Kindt 2002-2003
_________________________________________________________________________________________ Het v(r)age(n)vuur. "Waar", vroeg hij, "moet ik het vuur leggen?" "Ach," antwoordde ik, "leg het maar hier. Hier, aan m'n schenen." _________________________________________________________________________________________ gebedje voor het slapengaan. Heilige Hecate, godin van de hypochondrie, Laat mij met bewonderenswaardige wijsheid antwoorden op de vragen gesteld door de lectoren. Verlicht mijn verstand en help mijn geheugen. Maak mij rustig en kalm en hen die mij moeten ondervragen, goedgunstig en mild tegenover mijn tekorten, opdat ik goed moge slagen en ik de vreugde moge kennen van goede resultaten. (ex) Amen.
Na het examen: een beproeving. Net voor ik door de deuropening ging, keek ik nog even om. Ik zag hun ruggen gekromd als rondbogen en naar me toe gekeerd. Ze schreven wat geschreven moest worden. Ik keek nog een laatste keer naar binnen en probeerde medelijden te hebben met mezelf. Het lukte me zoals steeds wonderwel. Zielepoot! Klein kindt! Rekening houdend met enkele algemeen aanvaarde wetmatigheden binnen de statistiek, bezin ik me nogmaals over het nut van sommige toekomstige examens. Ik probeer het zakelijk te bekijken. Zonder gevoel. Ik zoek geen liefde of vriendschap. Ik zoek zelfs geen affectie. Ik zoek iets of iemand met een oplossing, een uitweg; iemand die me kan helpen, iets dat me nog kan redden. Ik ben een oude koorddanser op een slappe koord. Nog één keer probeer ik het en zonder vangnet ditmaal. Ik wankel en vecht om mijn evenwicht te bewaren. Ik wil niet meer vechten. Ik wil niet op die slappe koord, maar dat is nu eenmaal wat een koorddanser doet: balanceren, vallen, opstaan en gaan slapen. Koorddansen is wie ik ben. Alleen, koorden zoals vroeger, die maken ze niet meer.
Tijd die anders heel nuttig besteed had kunnen worden: neergeschreven. 2u 33min 49sec. _________________________________________________________________________________________ Een beetje verkwisting van kostbare minuten. De dagen slenteren voorbij in domme regelmaat. Dan vecht, wacht, juicht, zucht, vlucht, lacht, weent Brel en Carmiggelt wenkt en smeekt en ik doe weer niets. Elke dag kraait de haan. Goeiemorgen? Ik denk het niet. Eerst een koffie en dan de gedachten. Wat is er toch gebeurd met de dagen, de minuten, de uren? Zomaar gewoon...voorbij? De laatste twintig jaar? Ik raak ze wel kwijt, maar afschudden kan ik niet.. Wat heb je gedaan? Wat heb je bereikt? Waar mag je trots op zijn? Weet je nog hoe je zwoer dat je nooit meer zou huilen? Weet je nog hoe je dacht: "Laat maar komen, slechter kan het niet worden, mij krijgen niet klein."? Hebben ze je klein gekregen? Waar heeft het je gebracht? Wie heeft alles zo ingewikkeld gemaakt? Zo complex? En waarom kostte het zoveel moeite? En net toen ik dacht dat ik het allemaal kon vatten, dat ik het helemaal begreep, toen kwam de liefde... en de cursus communicatieleer.
De tijdrovers. Nog nooit was voetbal zo interessant als tijdens de blokperiode. Ik weet nu onderhand wel alles over tennis: ontkruiste backhand, dropshot, slice, inside out, serve and volley, ship and charge, unforced error, cross drop, backhand long run... Hee, die kleine streepjes in het behangmotief waren me nog niet opgevallen... intrigerend. Opeens komt heel de straat tot leven en ontvouwt zich een wereld waar men spreekt over het veel te lange gras, het weer en de dorpsgekken. Het gras stààt ook te hoog. Als er nog maar een zacht briesje staat, kan elk getraind oog een lichte glooiing in het gras waarnemen. "Het is omdat er te veel schaduw is en te weinig licht, daarom heb je mos." Het groeit te snel, het gras. "Dat heeft misschien met het weer te maken, na al die regen op zo'n korte tijd. Ja, van regen groeit gras en mos groeit in de schaduw." Over de dorpsgekken wordt niet gesproken als ik erbij ben, maar ik kan ze horen als het venster open staat: "'t Is een schande, het gras in die tuin staat veel te hoog. En er moet echt wel iets gebeuren aan dat mos want straks blijft er geen gras meer over..." -lachen"Je moet dat ook begrijpen, 't is een student. Met de examens zal er weinig tijd zijn om te tuinieren. Trouwens...Hoe heet hij ook weer?" "Dieter of zo..." Ik vraag me af waar die woont.
Writer's blok. Te veel aan mijn hoofd. Te veel in mijn hoofd. Een starheid in mijn ogen. Het fronsen van wenkbrauwen. De wereld op mijn schouders. Een pen in mijn hand. Wat ik niet onthouden kan staat op een blad of tien. Ellebogenwerk. Knikkende knieën. Niet met de voeten op de grond. Pijn aan mijn maag. Geen vlinders in mijn buik. Een leegte in mijn hart. Een blok(periode) aan mijn been.
De vermoeide is verondersteld te studeren tijdens zijn 'vakantie'. De zon schijnt als nooit tevoren. Ah, the irony.
Vrijdag 4 april 2003, OVER TE NEMEN: Wegens stopzetting droomwereld. Vermoeide student. Verouderd model: Vintage °1978. Tweedehands. Slechts licht beschadigd aan de ziel, rug, maag en het geheugen. Orginele verpakking. Kan tegen een stootje. Accesoires bijgeleverd (excl. bat.). Heeft bv. nog alle tanden. Mogelijkheid tot het aanleren van liedjes. Zeer bedreven in het afkuisen en poetsen van respectievelijk schoppen en platen. Wel geen afwasser. Polyvalent. Zelfreinigend. Makkelijk inzetbaar op feestjes en bijeenkomsten: praat na toediening van een weinig alcohol met al uw vrienden of veroorzaakt in een vingerknip akkefietjes met uw vijanden. Heeft noties van vele vakgebieden, getuige zijn academische carrière. Goede kennis van het Engels, muziek, gedichten, informatica, verdriet enzovoort. Beperkte woordenschat, maar uitbreidbaar. Specialist in falingen. Kan bij droog weer in de zomermaanden worden buitengezet (liefst met zonnebril). Wel proberen uit de aandacht te houden. Kan zeer slecht omgaan met complimenten. Alle vereiste vaccinaties in orde. Goedkoop in onderhoud: vereist slechts één scheerbeurt per jaar (in de lente). Bij voorkeur te bewaren in een goed verlichte en verluchte ruimte. Voeding: te koop in het betere warenhuis. Is verzot op een kleintje van het lam met Samoerai, Andalouse en kruiden. Alles op. Elke dag tien kopjes koffie. Kosteloos transport naar alle Belgische stations of zelf af te halen. Prijs overeen te komen. Geïnteresseerd??! Contacteer dan als de vliegende bliksem
[email protected]
Donderdag 3 april 2003, Mevrouw Gieters, Ik zie u gaarne. Niet op die manier natuurlijk. Het is enkel een manier om me verontschuldigen voor het oordeel dat ik geveld had over Uw persoonlijkheid. U was sympathiek vandaag. Heeft het zonnetje daar iets mee te maken? Ik heb me vooral verheugd over het feit dat U erkende hoeveel werk wij in ons groepswerk staken: Bloed, zweet, tranen en veel tijd. Ik ben blij dat het achter de rug is.
Woensdag 2 april 2003, "Vind je me knap?" vroeg ze. Ding ding ding!! Achtung! Dat was een typische vrouwenvraag. Niet dat ik seksistisch ben. Nee, ik vind vrouwen net heel creatief met taal omspringen. Alleen, een man zou zo 'n vraag nooit stellen. Die zou die ten hoogste denken. Als hij de vraag dan bij hoge uitzondering zou poneren, zou dat niet op café zijn. Als je zo 'n vraag beantwoordt kàn je niet winnen. Dan verlies je altijd. Als je bevestigend antwoordt denkt ze dat je dat enkel doet om haar te behagen, haar niet te kwetsen en denkt ze dat je tegen haar liegt. Als je antwoordt dat je haar niet knap vindt, denkt ze dat ze écht lelijk is en dan is het hek van de dam natuurlijk. Nee, we moesten het over een andere boeg gooien… Zeg even niets. Trek dan een intelligent gezicht: de mondhoeken een beetje naar beneden. Vergeet niet: je bent je van geen kwaad bewust en je bent een professioneel vrouwenkeurder. Wrijf nadenkend over je kin. Maak je ogen iets kleiner. Kijk haar nu ernstig en kritisch aan. Dit was een serieuze vraag! Kijk haar toch kritisch aan! Ho! Ho! Niet té kritisch natuurlijk… Zo is het net genoeg. Inspecteer haar. Je kijkt naar een wereldwonder, maar je wilt niet te enthousiast overkomen. Goed zo! Ze begint zich al een beetje zorgen te maken. Knik nu bijna onmerkbaar en mompel een afgewogen: "Hmmm…" Perfect! Antwoord een beetje twijfelend, want schoonheid is een persoonlijke kwestie waarover niemand zekerheid kan verschaffen. De gustibus non est disputandum. "Ja, ja, ja,…Nee, ik vind je eigenlijk wel knap. Je bent geen fotomodel, dat moet ik toegeven. Maar je hebt wel iets. Het is iets dat…" Inderdaad, het is iets mystieks, iets speciaals. Iets dat haar uniek maakt. Je kan het niet in woorden gieten, dat zou haar schoonheid oneer aandoen. Het zit 'm misschien in haar ogen. Je zwijgt best over haar prachtige lichaam, dat geeft mogelijks de verkeerde indruk. Ook al is ze op sommige plaatsen iets té rond, het blijft een ongelofelijk mooie meid. Ga nu maar voluit voor de ogen. Ze wacht en ze is klaar om veroverd te worden. Zeg het nu maar. En vergeet het oogcontact niet. Kijk haar recht in de ogen. "Het eerste dat me opviel waren je ogen. Dat is het eerste waar ik naar kijk bij een meisje: de ogen. Je hebt heel mooie ogen… Wist je dat?" Een compliment. Kijk, ze vindt je al sympathiek. We zijn op de goede weg. "Ik voel het altijd kriebelen in mijn buik als je me aankijkt." Ze zakt ineen. Ze smelt voor je. Je bent er. Ze is de jouwe. Sla je slag! "En je hebt natuurlijk een prachtig lijf… Ik bedoel…" Oen! Wat doe je nu??! Had ik je niet gewaarschuwd?! Wat moet ze nu wel denken? "Dank je. Ik probeer een beetje op mijn voeding te letten." Oef, kwam je daar even goed weg! Besef je wel wat je op het spel zette? Alles dat we zo mooi hadden opgebouwd kon als een kaartenhuisje ineenzakken. "Vind je me niet te dik?", vervolgde ze. "Nee, absoluut niet." Dat was kordaat. Ogenblikkelijk antwoorden. Niet twijfelen. Zou er nog een vleugje humor bijkunnen? "En dan nog...een man zit toch liever op een stoel met een kussentje dan op een harde plank?" Humor! Flink zo! Waar haal je het vandaan?! Een giller! Is er al effect? Ze lacht. Ze friemelt. Ze legt haar hand in haar nek. Dat zijn de tekenen. Je hebt haar. Goed gedaan! Leg je hand op de hare. Het doet er niet toe of het voor het leven is of niet. Ze keken elkaar verliefd aan. Ze dronken hun glas leeg en ze gingen samen weg. Ik vraag me af hoe hun verdere avond zou verlopen zijn. Ik moest vertrekken maar ik bestelde er nog eentje voor onderweg. "Dank u wel", zei ik tegen het meisje dat me bediende. Ik heb veel soorten liefde gezien. Dat eigenaardige sfeertje tussen een jongen en een meisje. Liefde tussen een baasje en zijn hond. Liefde tussen een buurvrouw en haar buurman, een kraanman en zijn kraan, een componist en zijn melodie. Tussen mijn vader en een verpleegster, tussen een boer en zijn oogst. Liefde tussen een dichter en zijn verder. "Dank u wel", zei ik tegen het meisje dat op haar geld wachtte. "Liefde…Ik ben er niet zo zeker van dat liefde bestaat. Of misschien is het er maar voor een kort moment. Een kleine vlam die volgens de regels gedoofd moet worden. Het enige wat tussen ons staat zijn woorden en een tafel. En een onbetaalde rekening natuurlijk." Het was de duvel die sprak.
Dinsdag 1 april 2003, Toen hield de regen even op met te vallen op mijn kop. En toen begon die weer. Wat een weer. En dan gaat alles de mist in. Druppelt het, dan giet het. Na regen komt zonneschijn en aan iedere regenwolk zit een zilveren randje.
Maandag 31 maart 2003, De dag is ten einde en de tijd vertraagt. Het is drie uur. Ik ben wakker. De flikkering van het kaarslicht op de muren is het enige wat beweegt. Het is stil. Stil genoeg, ondanks de toiletafvoer die weer reutelende geluiden maakt. «Een snok is een elektrische stroomstoot », zei ik, veel te laat, want Hugo had het al gedaan. « Je stuurt geen 220 Volt naar een pc die maar 115 Volt aankan.» Hij wist dat wel, maar ieder mens maakt wel eens fouten als de spanning te groot wordt. In zijn kleine kamer stond zijn nieuwe sofa en een kapotte pc. We zaten op de nieuwe sofa en de kapotte pc stond daar maar. We hadden de buik vol van al dat verbeterwerk voor methodeleer en dus werd de fles wijn doorgegeven. Ik nam een slok. Of twee. De wijn was minder zoet dan die in de vorige fles. Dat mocht ook wel, want de lach van de prinsessen was al lang weer vergeten. We gingen terug naar de campus voor de infodag keuzeoptie. «Ik ben aangenaam verrast door de grote opkomst.» Toen hij dat zei had ik zin om mijn boeltje op te nemen en volledig Iraki-vluchtelingsgewijs het lokaal te verlaten. Op het bericht ad valvas stond toch 'verplicht aanwezig !!!' ? Hij ging verder terwijl hij de eerste slide van de presentatie op het grote scherm achter zich projecteerde: «Ik zal U wat meer informatie verschaffen over hoe en wat de verschillende keuzeopties juist inhouden. Het is belangrijk dat je de juiste keuze maakt. Public Relations, Journalistiek of Commerciële Communicatie. Dat zijn de opties die je hebt. Je keuze is definitief.» Voor 23 april moest de keuze gemaakt zijn en moesten we het papier afgegeven hebben bij Daniël of we mochten niet deelnemen aand de examens. Ik voelde me in het stemlokaal. Ik zag de jongen naast me met een vastberadenheid die ik nooit zal kennen journalistiek aankruisen. Mijn trillende hand duidde mijn optie aan. «Een kruispunt in ons leven, » zei ik tegen Marek, «een keuze die ons verdere leven zal bepalen op een manier die wij nu nog niet kunnen vatten...» «Is het je nooit opgevallen wanneer in films belangrijke keuzes moeten gemaakt worden, de personages zich veelal op een kruispunt bevinden ? », antwoordde Marek. Dat was me nooit opgevallen. In de film over het leven van 'De Grote Pieter Kindt' zou deze scene dus waarschijnlijk niet stroken met de werkelijkheid. We stonden op straat, in de zon en ik had dorst. Café Brytoruk laafde de dorstigen. Marek had ook wel zin in een terrasje. « Is deze plaats bezet, mevrouw ?» « Nee, ik zit daar… » Haar handtas en een trui tegen de kou lagen op een andere stoel. Even was er verwarring over welke stoel dan wel of niet bezeten was. «Ik wil in de zon zitten », vertelde ze ons, «Ik vind dat heerlijk: in de zon zitten.» Ik vind dat ook heerlijk, in de zon te zitten. Er fieststen twee meisjes voorbij en de zon schoof met hen mee. Ze hadden rode wangen en dat is een teken van gezondheid. «Gezonde boerenmeisjes… », dacht ik luidop. « Westvlaamse meisjes, » fluisterde ze ons toe, «Westvlaamse meisjes zijn de gezondste.» Een grondige en diepgaande studie over welke meisjes de gezondste waren was mij onbekend. Onbekend is onbemind. Niet de meisjes natuurlijk, maar de studie. «Dat heb ik ergens gelezen, » zei ze, «in een wetenschappelijk tijdschrift.» Het bier was mijn smaak niet. Zij was ook afkomstig van West-Vlaanderen, uit de buurt van Bachten De Kuupe. Een gezond boerenmeisje. Ik had vroeger één straat gekend in Alveringem. Het was een lange, kronkelende weg door de velden van de boze boeren. Dat was toen we op vakantie waren in het huisje van mijn grootouders. Ik dacht terug aan hoe mijn broer en ik het hoge gras onder onze voeten platdrukten. Hoe wij ervan overtuigd waren dat, konden wij vliegen, we van bovenaf het woord 'OMA' zouden kunnen lezen. En ik dacht terug aan die keren dat ik wel wist dat hij kon horen hoe ik onder amateuristische begeleiding van mijn gitaar mijn diepste zieleroerselen uitschreeuwde en de geheimen van mijn onbestaande liefdesleven. Geheime gevoelens die ik had over het drama dat zich afspeelde in het ouderlijke huis. Ik wist dat hij me kon horen en dat hij bleef luisteren om het later allemaal tegen me te gebruiken. Hij zou me het later allemaal opdissen om me meer te kwetsen als ik 's nachts huilde om mijn trieste lotsbestemming. «Vroeger architecte geweest. Drie jaar zelfstandig en daarna bij de Raad voor architecten », zei ze fier. «Wat brengt U hier ?», vroeg ik haar, in een poging de gebrekkige conversatie levend te houden. De zon bracht haar hier. En een fiets. Marek zei niet veel. Hij dronk van zijn Rodenbach. Soms werd er dan een verzameling onsamenhangende woorden nog eens door elkaar geschud en op de tafel gegooid, als zo 'n mikado-spel. Neem er maar uit wat je het makkelijkste lijkt en laat de andere onaangeroerd. En soms werden er verkeerde zinnen omhooggegooid die op een zachte lentebries aan me voorbijvlogen. Op momenten werd er gelachen om humor van de zwakken. Ik lachte mee, want de lach is sleutel tot de geestelijke gezondheid. Maar toch zat er duidelijk ruis op onze communicatie en tussen het loof van de hoge bomen.
Net toen het interessant werd hield ze in. Zoals toen ze zei dat ze kwaad was geweest op haar man toen die stierf. Hij had haar beloofd dat hij bij haar zou blijven. Hoe de woede met de jaren verdween en hoe die langzaam aan gemis werd. Ik kende het gevoel. Er werd nog bier gedronken en Marek betaalde. Ze moest om zes uur thuis zijn. Het was haar zesde pint bier van de dag, in de zon waar ze zo van hield. Ze woonde niet ver en de zon en haar fiets zouden haar wel thuisbrengen. Marek en ik, wij praatten over de zin en onzin van het studentenleven. Hij zag in mij geen studentikoze. Hij begrijpt duidelijk niet dat ik in zeven verschillende werelden leef. Ik heb niet graag dat die werelden met elkaar botsen, want het zijn kristallen bollen die uit elkaar kunnen spatten. School, studentenclub, oude vrienden, nieuwe kennissen, herinneringen. Kristallen werelden die ik allemaal evenzeer bemin. Ik kan nog steeds niet slapen in mijn eigen wereld. Wat baten kaars en bril als den uil niet gevangen wil ? Ik moet toch dringend eens naar die toiletafvoer laten kijken.
Vrijdag 28 maart 2003, Liefdeloos waardeloos woordeloos achteloos troosteloos radeloos redeloos tijdloos slapeloos. Doelloos gedachteloos ouderloos wezenloos belangeloos zielloos. Nodeloos machteloos geruisloos levenloos. Uitzichtloos stuurloos haveloos. zinloos zinloos Wat is er loos? ................Liefdeloos ......................... Fantasieloos. ........................................Zaadloos.
Donderdag 27 maart 2003, Taptap...taptap...taptap...taptap...enzovoort. Een onomatopee noemen ze zoiets. En, nee, het is niet de klanknabootsing van een Mag58 automatisch machinegeweer. Het is het ratelen over de straatstenen van de wieletjes van haar valies die ze met haar rechterhand achter zich aan sjort. Zouden ze terugkomen van een vakantie of zouden ze vertrekken naar een land waar het warmer is dan hier? Ze lopen hand in hand. Ze moeten een heel eind in de zeventig zijn. Twee geliefden. Twee oude paarden. Hij is haar koene ridder. Hij houdt misschien van haar krullenbol of misschien van haar enkels. Misschien aanbidt hij de schittering van het avondlicht in haar guitige oogjes. Misschien houdt hij van haar lach of van de kuiltjes in haar wangen. Misschien is hij voor haar een engel die haar de hemel op aarde schonk. Hij heeft er alleszins het haar voor. Misschien werd hij vorige week verliefd op haar toen hij met haar danste op de discoavond in het rusthuis. Of misschien koos hij haar vijfitg jaar geleden voor haar boezem. Liefde zit 'm soms in de kleine dingen. De valies rolt over de straatstenen - taptap...taptap...taptap - en de geliefden houden gelijke tred. Simultaan. Gesynchroniseerd. Gelijklopend. Linker- en rechterbeen tegelijk van de grond. Marcheren. Ze marcheren verder en ze marcheren uit mijn gezichtsveld. En er zit een meisje aan een tafeltje in de zon. Ze drinkt witte wijn. Het is een erg meisjesachtig meisje. Die zie je niet zoveel meer: zo van die erg meisjesachtige meisjes. Ik denk dat erg meisjesachtige meisjes met uitsterven bedreigd zijn. Ik hou van meisjesachtige meisjes. Ze draagt een wijnrode korte jurk met witte bolletjes. Ze heeft de benen gekruist en het maakt niet uit dat die iets te dik zijn. Ze deed haar haar op een paardenstaart en die enkele losse lokken vallen steeds weer voor haar ogen. Weet U, ik hou van meisjesachtige meisjes, maar ik besef dat het gevoel zelden of nooit wederzijds is. Ik roep de ober bij me. Ik overwoog nog te zeggen: "Geef het mooie meisje ook iets." Dan zou ze misschien merken dat ik besta. Ach, wat maakt het uit. In de plaats bestel ik gewoon. "Ik neem een gekoeld glas met parelend water. Pas op, pàrelend water, niet van dat bruisend water. Géén bruisend water. Pàrelend water met twee ijsblokjes erin en een scheutje vers citroensap, niet teveel, een paar druppeltjes, en een kwart schijfje sinaasappel." Hij roept een slechte imitatie van mijn bestelling naar het jongensachtige meisje die de dranken bereidt: "Pas op, pàrelend water..." Iedereen kijkt op. Het lijkt alsof hij me kwalijk neemt dat ik voor één keer wist wat ik wou. De horizon heeft haar avondjurk aangetrokken. Ze kleurt roze, oranje en blauw. Ik blijf zitten en ik wacht op de maan, met voor me een warm glas bruisend water waar teveel citroensap in is en waarin vier ijsblokjes en een half schijfje sinaasappel drijven.
Woensdag 26 maart 2003, Hugo, gelukkige verjaardag morgen. Amuseer je op je feest vanavond.
Dinsdag 25 maart 2003, Dinsdag 25 maart 2003. Binnenkort te zien op een computerscherm in uw buurt!!
Maandag 24 maart 2003, Trein, koffie en donkere gedachten. Een dag als een ander.
Vrijdag 21 maart 2003, Morgen moet ik dat grote lot winnen. Aan een doopsel hadden we niet veel. Een trouw of een begrafenis, dàt bracht geld op. Maar een doopsel was nooit echt de moeite. Eens je bij de meest 'ervaren' misdienaars raakte, kreeg je van de kerkfabriek een jaarlijks reisje naar Dadipark, maar daar deden we het niet voor. We deden het voor die 500 frank die we elk kregen van de familie na het dienen een huwelijk of een begrafenis. En tijdens die begrafenissen of die huwelijken hoorde je soms mooie verhalen. Ik dacht terug aan die tijd toen ik dit verhaal laatst hoorde in een nachtelijke aflevering van een ziekenhuisserie. "Er was eens een man die de loterij wou winnen. Hij had geen geld, geen werk en een zieke vrouw en drie kinderen te onderhouden. Hij was diepgelovig en dus op een avond bad hij tot God: 'Heer, ik heb geen geld, ik vind geen werk en ik heb een zieke vrouw en drie hongerige kinderen te onderhouden. Laat me de loterij winnen. Ik zal U eeuwig dankbaar zijn.' De loterij kwam en hij won niets. Dus, de volgende gelegenheid ging hij op z'n knieën zitten, de handen gevouwen: 'God, ik weet dat U een reden had om mij de loterij niet te laten winnen, maar toch moet ik U nogmaals vragen: laat mij de loterij winnen, zodat ik mijn vrouw en kinderen te eten kan geven.' De loterij kwam en hij won niet. Een beetje teleurgesteld in God ging hij nog maar eens op z'n knieën zitten. 'God,' zei hij smekend en een beetje kwaad, 'waarom mag ik het grote lot niet winnen?! Past het niet in Uw grote plan? Mag ik mijn vrouw en kinderen dan niet onderhouden? Moeten zij sterven van de honger?! God, alstublieft, ik smeek U, laat me het grote lot winnen...' En opeens weerklonk er een stem in de kamer. 'Koop dan toch eens een lotje...' zei God." Het evangelie volgde en de preek. Na het 'Heilig, heilig, heilig...' moesten we op de knieën gaan zitten. En na 'Hosanna in den hoge' mochten we bellen om de devote kerkgangers er attent op te maken dat zij moesten rechtstaan. We waren altijd blij dat er nog een bodempje miswijn overgebleven was. Maar dat verhaal en de uitleg ervan is me bijgebleven. Niets gebeurt vanzelf, je moet zelf werken om je doel te bereiken. Dat was de moraal van het verhaal, volgens de priester. De conclusie waar ik toe kwam na het horen van dit verhaal: god doet niets voor je, hij geeft alleen commentaar. En dan dat verhaal over een man die gestorven was en bij god aankwam... "Samen met God keek hij naar de voetstappen in het zand. God zei: 'Dit is jouw levensweg.' De man keek naar de voetstappen in het zand en hij zag zijn hele leven voor zich. Steeds stonden er vier voeten in het zand gedrukt behalve op de momenten waar hij het moeilijk had. Hij vroeg aan God: 'God, steeds zie ik dat je naast me was, mijn hele leven. Maar op de moeilijke momenten zie ik alleen mijn eigen voetsporen. Waarom heb je me op die momenten in de steek gelaten?' God antwoordde: 'Dat zijn de moeilijke momenten. Daar heb ik je niet in de steek gelaten. Ik heb je gedragen.' " Man, wie schreef die verhalen? Geef toe, mooie verhalen. Het is natuurlijk wel spijtig dat ik al een tijdje van godsdienst veranderd ben. Van katholieke boerenjongen naar hypochondrische schavuit. De weg is lang en bezaaid met hindernissen.
Donderdag 20 maart 2003, Weinig volk in de MacDonalds vandaag. Iets meer er net buiten. En 't is aanschuiven aan (de) Q8. Op de Graslei heeft de pers haar kanonnen van lenzen opgesteld. Klaar om te schieten. En de 'alternatieven' komen boven; met 5000 tegelijk zijn ze alternatief. 'The underground'. De ondergrondsen. Andersdenkend zijn ze, met 5000 tegelijk. En het gaat natuurlijk niet over Luc Allo en het gaat niet over Jan Hoet. En de zon schijnt. En ze roepen anti-Amerikaanse leuzen. En ze zijn te bereiken via hotmail. En ze roken Marlboro en ze drinken coca-cola. En het draait niet om de geluidsgolven op het water en het draait niet om de betoging zelf. Het gaat om 5000 mensen die allemaal iets anders denken, maar hetzelfde zeggen, roepen. Ze bombarderen met slogans en leuke slagzinnen. En het is Bush te doen om Saddam en vooral het vernietigen van massavernietigingswapens. Vernietigen! Vernietig het beleid van Bush! Vernietig het beleid van Saddam! De zon is gedraaid. Ik sta in de schaduw en ik drink Grand Arabica koffie. Massavernietigingswapens moeten we vernietigen! En welk regime moeten we ook weer omverwerpen? Ik rook een Camel-sigaret; Turkish & American Blend. Als er één ding is dat ik geleerd heb van elf september, is het dat zij die willen vernietigen geen massavernietigingswapens nodig hebben. Een vliegtuig volstaat. Een vliegtuig maakt het makkelijker. Uit een vliegtuig lijkt iedereen een zwart stipje en 5000 mensen lijken een zwarte vlek. Start de motoren en stijg erboven. Stijg op richting hemel. Start de motoren! Start een oorlog tegen vliegtuigen.
Woensdag 19 maart 2003, Och? Was het woensdag vandaag? Niets van gemerkt.
Dinsdag 18 maart 2003, Voor de individuele opdracht Sociologie en computerproblemen die Elise de laatste dagen had ondervonden, ging ik naar Ludwig en Elise. Ik word er steeds met open armen ontvangen en kom enkele kilo's dikker buiten. Spaghetti en als toetje ijstaart. Koekjes en gezelligheid. 72 jaar en problemen hebben met je email-account, stel je voor! Problemen met je emailaccount en lekkere spaghetti. Ik heb Ludwig en Elise leren kennen op één van mijn heldere avonden die gevuld waren met klassieke muziek. We zaten aan dezelfde tafel iets te eten en raakten aan de praat. Elise zei me dat ze problemen had met haar pc en ik bood haar mijn, een te groot woord, 'hulp' aan. Ik heb veel respect voor Ludwig en Elise. Ze staan nog met beide voeten vast in de hedendaagse realiteit. Ze hebben de ervaring die ik mis. Tijdens het interview voor sociologie raakten we aan de praat over dingen die daar niets mee te maken hadden. Niet erg. De computerproblemen waren opgelost in een vingerknip. Er was nog lekkere spaghetti over.
Maandag 17 maart 2003, Nederlands. Nog een prachtvak. Niet dat ik er iets van ken, dat merk ik en U ongetwijfeld ook elke dag opnieuw. En zie, het woord 'synergie' werd uit de doeken gedaan. Ha! Met zo 'n woord lach ik! En trouwens, welke donkerharige zonderling gebruikt vandaag de dag zo 'n woord nog? En 'hypochondrie'. Dat is denken dat alles slechter gaat voor jou dan voor de rest van de wereld. Ik moet bekennen dat ik enige affiniteit heb met die gedachtegang. Meer zelfs, toen ik er over nadacht, moest ik bekennen dat die de laatste jaren mijn zin voor het leven is. Mijn god. Het is mijn zon, mijn maan, mijn zee. Mijn gras om op te liggen. Mijn minnares, mijn bloesem en mijn hobbelige weg. Mijn adem, mijn bloedstroom en mijn zuurstof. Mijn zoete smaakpappil en mijn bittere. Mijn koffer voor de reis. Mijn kussen, mijn vreugde en mijn verdriet. Mijn spalk voor gebroken benen. Mijn lied, mijn melodie. Mijn licht en mijn duisternis. Mijn reden en mijn antwoord. Mijn reden om op te staan. Het is mijn vriend. Het is mijn zelfmoord en mijn afscheidsbrief. 'Hypochondrie', het is mijn religie. Ik moet bekennen dat ik enige affiniteit heb met die gedachtegang. Er volgde een oefening over taalzuivering en ik bad dat het beter zou worden.
Vrijdag 14 maart 2003, "Toch een goede zaak, die oorlog", zei iemand die ik niet kende tegen me. "Dat is het beste dat kon gebeuren voor de beurs. Een korte oorlog, zodat de dreiging van een oorlog achter de rug is." Ik moest toch even goed nadenken of ik het er mee eens was.
Donderdag 13 maart 2003, Als de passie dan verdwenen was, werd ik wakker. Vier uur en wat later 's nachts werd ik wakker. Dan zette ik de televisie aan om de boze geest te verdrijven en keek ik naar ARD en ZDF, TV1 en BBC. Op national geographic ging het over een mysterieuze mummie... Ik wist vanaf het begin wie het gedaan had. Een boek bracht me tien minuten verstrooiing. Niets gevonden, en mijn hele nacht gezocht naar iets dat mijn ochtend een beetje glans zou geven.
Woensdag 12 maart 2003, Maak een synthese van een dag waarvan de seconden niet meer tikten en de uren niet meer sloegen. Vertel van een dag die je spendeerde met een loden hart in je borst, dwalend door een stad die niet gelukkig maakt. Vertel over hoe de kunstwerken weenden en de muren je insloten. Vat een dag samen en vermeld hoe je alleen naar de grond keek en hoe je de kleuren telde die de mensen donkerblauw noemen. Probeer te omschrijven waarom je gedachten wegdreven en wat het dan is dat je mist. Schrijf de reden op waarom je niets deed terwijl je verondersteld werd zoveel te doen. Maak woorden van het gevoel dat er te weinig is om te vertrekken en te weinig om te blijven en klieder ze in je boekje. Zeg hoe je bang wordt van elke voetstap die je hoort en hoe je erin slaagde de blikken te ontwijken van mensen die je niet wil kennen. Beschrijf hoe je te onzeker bent over jezelf om de mensen die je kent op te zoeken. Zet op papier hoe je in je hoofd stil om hulp schreeuwde maar je trots je tegenhield te spreken. Vertel hoe je samen met bronzen beelden huilde en hoe niemand je tranen zag. Kijk achter je en schrijf op wat je meesleept. Vertel van een dag met een loden hart in je borst, dwalend door een stad die niet gelukkig maakt. Probeer het maar, het zal altijd tegenvallen.
Dinsdag 11 maart 2003, Voor Daniël en mevrouw Gieters.
Maandag 10 maart 2003, Geef me een koords en ik leg een knoop in mijn darmen... Na de koude oorlog kwamen ze. Ze waren met z'n vieren. De Russen. Het waren allen boeren geweest en ze hadden kapotte kneukels van het schrale land te bewerken. De sikkel hadden ze evenwel opgegeven, maar ze verlangden nog elke dag naar de tijd van de macht. De vier hadden een bloedeed afgelegd om hun grote plan te doen slagen, koste wat het kost. Zorgvuldig planden ze een staatsgreep. Zij zouden niet opgeven in hun strijd tegen Dav Algan en Perent Erol, hun grootste vijanden en fervente partriotten uit Li Chaam, dat nog steeds bestuurd werd door Resi Stentie. Het was de laatste vrijdag van de krokusvakantie toen ze hun grote slag thuishaalden. Ze waren er in geslaagd Flora Darm, de verre maar meest dierbare nicht van Resi Stentie, te schaken. Flora's man, Es Tomac, folterenden ze op de meest wreedaardige manieren. Nu ze ook de steun hadden van N. Fluenza, een mysterieuze man uit het milieu, dachten ze dat ze gebeiteld zaten en dat Resi Stentie nu wel snel de macht over Li Chaam zou overdragen aan hen. Daar was het hen tenslotte allemaal om te doen geweest. Het zou maar een paar dagen meer duren alvorens zij de absolute macht zouden hebben. Waar ze echter niet op gerekend hadden was het feit dat de wittebloed-cel, de geheime dienst van Li Chaam, zich vanaf het nieuws van de kidnapping met man en macht bezighield om hun locatie te weten te komen. Hoe het verhaal van de vier Russen verder gaat weet ik niet, maar hoop jij ook niet dat Resi Stentie, met de hulp van Dav Algan, Perent Erol en de leden van de Wittebloed-cel, snel een einde maakt aan de brutale ontvoering?
De vermoeide slaapt tijdens de vakantie.
Vrijdag 28 februari 2003, bij ondergaande zon, "Het is goed dat je toch nog naar de les gekomen bent," zei Marek, "Deburcht deelt misschien cadeautjes uit aan de aanwezigen." Marek Talens heeft dezelfde hoge leeftijd als ik, of nee, hij is zelf iets jonger. Marek heeft de woorden die hij zoekt allang gevonden en hij kan het zich dus permitteren in woorden te denken. Ik, ik denk nog steeds in beelden, als een klein kind dat de wereld ziet, maar de woorden niet vindt. "Jawel, mijn grote trein- en tramavonturen duren voort", vertelde ik hem een beetje verontschuldigend voor mijn te laat zijn. Marek is vrijgesteld van de dingen die ik niet kan. We gingen een verdieping of drie hoger naar het leslokaal. De trap is hoog, de trapleuning is strategisch opgesteld en in mijn longen zit alle de teer die je ooit zal nodig hebben om een nieuwe Europese autosnelweg aan te leggen. Toen wij op de derde verdieping aankwamen was de lucht zo ijl als op de Mount Everest. Elke keer ik boven kom denk ik eraan een vlag in de stenen vloer te planten, maar ik heb er nooit eentje bij. Waarom zou ik ook? Elke keer ik boven kom is het de derde keer en is iemand me voorgeweest. Deburcht stapte rechtop op me af. Spijtig genoeg had hij, zo op het eerste zicht, geen cadeautjes bij zich. "Schrijf je naam eens op dit blad...", zei Deburcht. Hij wist natuurlijk niet dat alles waar ik mijn naam aan verbind vroeg of laat onopvallend, ongezien, ongelezen en onopgemerkt uit deze wereld verdwijnt zonder dat iemand erom geeft; dat ik meestal de enige ben die me er iets van herinner; anders had hij het waarschijnlijk niet gedaan. Ik deed alsof mijn neus bloedde en schreef mijn naam in bloed onder negen andere namen. "Ik hoop dat het iets uithaalt. Ik steun de zaak volledig", zei ik. Want het hele opzet had iets van een petitie tegen een mogelijke oorlog. Deburcht lachte; hij doet dat wel meer: plezier hebben in het leven dat hij kent. Ik lachte niet en ik doe dat wel meer: geen plezier hebben in het leven dat ik niet begrijp. "Waarom ben je eigenlijk te laat? Want dit is niet de eerste keer; het is nog al gebeurd. Is het niet?" De man heeft het opmerkingsvermogen van adelaar, het geheugen van een olifant en het speelse van een kater. Zijn armen draaien soms rond als de wieken van een windmolen. Ik denk dan aan het verhaal van Don Quichot en soms hoor ik de passende muziek van Jules Massenet erbij. Ik stel me voor dat , als het broeierig heet is en de bloemen hun kopjes laten hangen van de zinderende hitte, ik in het leslokaal zal zitten, fris en monter; gekoeld door het klapwieken van mijn volledig biologisch afbreekbare ventilator: Deburcht. En hij maar mineraalwater drinken. En dan denk ik aan de chaostheorie: 'als een vlinder met zijn vleugels slaat in de Amazone, veroorzaakt dat een storm op de oceaan'. Hoeveel vergane schepen heeft deze man al ongewild op zijn geweten? Maar ik denk dat hij in beelden denkt en dat maakt veel goed. Ik probeerde hem uit te leggen dat ik mijn trein gemist had omdat die te vroeg vertrokken was en dat ik dan vijftig minuten moet wachten om de zeven minuten af te leggen. Ik twijfel eraan of hij me geloofde en ik denk dat hij, als ik het niet kon zien, een groot vraagteken achter mijn naam zette. Ach, mijnheer Deburcht, vervang mijn naam maar door een vraagteken. Deburcht sloot de les af met: "Ik zie jullie terug over twee weken. Een aangename vakantie." Dus tòch een cadeautje; als een heldere hemel bij donderslag. "Ik mis dat toch een beetje. Vroeger, als de vakantie begon, hoorde je het gejuich en kabaal van kinderen aanzwellen en wist je dat het vakantie was. Maar nu, nu hoor je niets", mijmerde Marek. Kijk, dat bedoel ik: hij kon het woord 'aanzwellen' gebruiken. Ik zag slechts het beeld van naar buiten stormende kwajongens die ons straal voorbijliepen in hun Chipie-jeansbroeken, terwijl ze naar elkaar riepen: "Tot vanavond op de voetbal!" of "Zondag met de chiro op kamp!" Bart, Steven, Dimitri, Dieter en ik, echt waar, wij probeerden -ik nog in de retro-bermudabroek van mijn neefzo onopvallend mogelijk de school te verlaten. "Ik heb een nieuwe postzegel van mijn grootvader gekregen. Die met de drie astronauten die op de maan geland zijn erop, je kent hem wel. Breng je woensdag je catalogus mee, dan kan ik de details overschrijven." Toen we de volgende woensdag samenkwamen in een donker lokaaltje op school, waar we van meester De Clercq mochten samenkomen voor ons postzegelclubje, had Dieter de catalogus mee. Het was de mooiste postzegel die we ooit gezien hebben. En na de lagere school verloren we elkaar uit het oog. Bart nam de boerderij over van zijn ouders, zoals die dat altijd gewild hadden en pleegde zelfmoord in de varkensstal omwille van een onbeantwoorde liefde voor een meisje. Steven werd priester. Dimitri stierf in een ongeval en Dieter raakte aan de drugs. Wel een mooi woord: 'aanzwellen', maar ik kon dat niet gebruiken. "School 's. Out. For summer..." probeerde ik zo Alice Cooper mogelijk te zingen als ik kon. Ik verloor alle medestudenten uit het oog en dacht eraan dat ik mijn kamer nog moest opruimen. Het was net een varkensstal. De tram, de lange route en toen het station. Natuurlijk reden de treinen allang niet meer te vroeg, maar waren de uren en de spoornummers weer duchtig door elkaar geschud. Even was ik het spoor bijster. Ik koos mijn trein en ik koos mijn spoor. Dat waar het kleinste aantal mensen stond te wachten. Met piepende remmen arriveerde de trein, terwijl ik me op een onveilige afstand van de perronrand hield.
Was dat...? Net voor me wilde Marek op dezelfde trein stappen. Ik tikte hem op de schouder en we namen de treden. Tijdens de reis die welgeteld 8 minuten duurde praatten we nog meer over vakantieplannen, gecrashte computers en drukkerijen. Hij gebruikte het woord 'synergie' en ik was even verbaasd. Weer een mooi woord dat ik nooit zou gebruiken. Toen de trein vertraagde zag ik een beeld en dacht ik, luidop: "traag kruipende dinosaurus". Het vakantiegevoel: een uurtje geschiedenis.
Donderdag 27 februari 2003, 17u 09m 47s Deze namiddag ging ik mijn grootmoeder bezoeken in het UZ. Het was een prachtig weertje; het was alsof de lente een voorzet gaf op de zomer. Maar het vergaat mijn grootmoeder echt niet goed. De zomer is geen gouden elf en zeker geen topscorer.
Donderdag 27 februari 2003, 6u 34m 18s Natuurlijk! Waarom ook niet? Moet het -met bloed, zweet en tranen doordrenkte- werk van methodeleer afgegeven worden aan de bevoegde lectoren, zal mijn computer enkele stuiptrekkingen geven, reutelen des Doods en finaal de geest geven. "Can not Fix!" en blauwe schermen. Nachten aan een stuk geprobeerd het boeltje te fiksen, maar... "Can not fix the problem! Fatal error in" en hexadecimale cijfertjes. Herstart in Veilige Modus. "Unable to load OS." Slave en Master verwisseld in f-disk. "Scanning hard disk for errors..." "Can not fix the problem! Fatal error in" en hexadecimale cijfertjes "Please contact your vendor." Alsof ik dat onbenul om 4 uur 's ochtends zou contacteren! Ik haat vensters. Ik begon de woorden mooi te vinden na een tijdje, maar dat bracht mijn documenten niet terug. Mijn dagboek wel. sorry (ook voor de verloren dagen)
Donderdag 18 februari 2003,
"Dames en heren, ten gevolge van een grondverzakking tussen Gent en Brussel kunnen de treinen in de richting van de kust, Hasselt en Luik met vertraging rijden. Wij verontschuldigen ons voor dit ongemak." Geef toe, als U het zelf had willen bedenken, was U er nooit opgekomen. Soms denk ik dat de Belgische spoorwegen jaren geleden een geheime creatieve cel in het leven riep om de treinen af en toe met vertraging te laten rijden. Er is dan één man die zich om 4 uur 's morgens, bij het scheren, afvraagt: "Zouden we de treinen vandaag eens met vertraging laten rijden?" Het hangt er dan van af of zijn tandvlees al dan niet bloedt bij het tanden poetsen. Bloedt het, is het antwoord op de vraag ja, bloedt het niet, is het nee en probeert hij later nog eens opnieuw. Als het antwoord ja is -en pas op: de man hééft vaak last van gingivitis- schiet hij heimelijk in aktie. Hij start een mail-, telefoon-, fax- en sms-piramide op om alle andere leden van de cel 'creatieve treinvertragingen' te laten weten dat het weer zover is... Kort daarna worden ze afgehaald in geblindeerde mercedessen en bmw's. In een afgelegen chalet in de Ardennen ligt het zenuwcentrum van de organisatie. Daar komen ze bijeen; een papieren zak met kijkgaten over het hoofd om hun identiteit verborgen te houden. Ze nemen plaats rond de ronde tafel met elk een glas absint voor zich. Als iedereen er is, start een kort ritueel: 'Gegroet, groene likeur, Nemesis van de Orgie! Jij brengt mij vergetelheid in de agonie. Door mijn rode lippen in zatheid te drenken. Meer dan één reus wordt in jouw greep een kind. Gegroet! Zuster des doods! Breng ons absint! Laat haar in stromen schenken.' prevelen ze in koor en ze drinken twee slokken van het goedje. 'De treinen rijden met vertraging vandaag! De treinen rijden met vertraging! Maar waarom? O Muze, geeft ons de kracht en de inspiratie!!' De groep intellectuelen drinkt dan de rest van hun glas leeg en na ongeveer tien minuten kan het brainstormen beginnen: "Bovenleiding!!", roept iemand. "Nee, dat hebben we dinsdag al gehad." "Werken!", roept een ander. "Dàt is orgineel..." "Terreur door een extremistische afscheuringsgroep!!" En zo gaat dat dan een tijdje door tot ze een consensus bereiken. Deze morgen was het een verlegen man of vrouw, niemand weet wie, die stil op een blad papier schreef: "grondverzakking". Hij of zij ging in het midden op de tafel staan en hield het blad omhoog zonder iets te zeggen. Het geroep staakte. Ze keken met open mond naar het blad. Niemand zei nog iets en ieder ging zijn of haar eigen weg. In de geblindeerde wagens werden ze teruggevoerd naar hun andere leven en ze zullen wachten op de volgende bijeenkomst. Zo gaat het, ik ben er (bijna) zeker van! Nadat ik dan toch was aangekomen in mijn eindstation ging ik te voet naar huis. Ik rook soep en een sigaret. Een zwarte mercedes met geblindeerde ruiten rijdt voorbij. Ik weet niet wat voor soep het is, maar het is alleszins een soepje.
Woensdag 17 februari 2003, Een galabal organiseren houdt heel wat in: affiche, sponsors, sabam, menu, zaal, uitnodigingen, hoofdsponsor, programmaboekje, live act, dranksponsor, flyers, podium, Dj, PA, prijslijsten en nog een duizendtal kleine details... ik zal U niet vervelen, waar ikzelf wel verveeld mee zit. Te laat.
Dinsdag 16 februari 2003, Het is nooit simpel om naar huis te raken, maar vandaag was het net iets moeilijker dan anders. Er hing al een eigenaardig sfeertje aan de tramhalte. Het was alsof er niemand gestorven was vandaag. Ik geloofde er niets van en ik stapte resoluut naar de kiosk. Ze was zwanger en ik twijfelde om haar te feliciteren en te vragen voor wanneer het was, want het duurde volgens mij niet lang meer. Maar vandaag de dag moet je opletten met dat soort vragen, men zou ongewenst zwanger kunnen zijn en dat zou een ongewenste reactie kunnen uitlokken. En van hormonen moet je oppassen, ze maken soms rare sprongen. Maar ik wou wél sympathiek overkomen. "Twee pakjes kent", zei ik en ik keek naar de plaats waar de pakjes sinds een dag of twee staan. Ze keek op de plaats waar ze vroeger hadden gestaan. Ze draaide zich pas om toen ze zag waar ik naartoe keek en ik met mijn telepathische krachten twee pakjes kent in mijn richting probeerde te laten zweven. "Zijn ze nog de oude prijs of kosten ze al 3,5?" "'t Zijn nog de goei", zei ze. "De Maaaax!", juichte ik. Ze lachte. "Ik hoop dat je kindje jouw glimlach heeft", wou ik haar zeggen, en dat was sympathiek geweest, maar zoals ik al zei, je moet oppassen met hormonen. "Maar 't zal niet lang meer duren", orakelde ze predictief en ze legde de twee pakjes op een tijdschrift voor me. "Het is daarom dat ik nu twee pakjes per dag probeer te roken", filosofeerde ik luidop. "Dat is een mooie redenering", zei ze lachend en mijn dag goedmakend.
Maandag 15 februari 2003, Het was een eenzame, aangename job: methodeleer. Ik zou van deze gelegenheid dan ook graag gebruik willen maken om British American Tobacco inc. te bedanken, die mij steeds steunde als het wat minder ging; alsook Egbert Dauwe om me wakker te houden en mijn maag te laten branden van plezier. 'Methodologie: The final chapter.' De laatste episode. De plot ontvouwt zich, de intrige in het laatste hoofdstuk. De puzzelstukjes vallen in elkaar. Iedereen sterft op het einde. Ik verafschuw happy endings. Schilders, dj's en muziek, maak mijn namiddag -to be continued-.
Vrijdag 14 februari 2003, Valentijn. Enkele kooktips. 10 gouden tips voor het bereiden van overheerlijke mayonaise: 1. Wees altijd bereid op het onvermijdbare. 2. Denk nooit na over jezelf, denk altijd na over wat er rondom jou gebeurt. Bekijk het als een film. Vergeet dus de popcorn niet. 3. Ondanks wat anderen je willen doen geloven, je bent nooit te laat. Je bent altijd stipt op tijd, je bent alleen niet constant op de juiste plaats. Leer ermee leven. 4. Niemand doet zomaar iets voor jou, en als dat zo lijkt, ben je slechts het excuus voor die persoon opdat die zich goed zou voelen over zichzelf. Doe dus alles alleen, ook al is dat niet zo aangenaam bij het schaken. 5. Draag nooit echte nerts. Die vlekken krijg je er nooit meer uit. Draag een simpele voorschoot bij het bereiden van mayonaise. 6. Sluit altijd de deur achter je, nooit voor je. Je zal nooit weten welke kansen je zal missen. 7. Zeg zo weinig mogelijk als je met mensen praat, ze zouden je kunnen horen. 8. Sorteer wat je weggooit op wat spijtig is en wat niet. 9. Roer in een hoge en vetvrije kom 4 eierdooiers en 2 eetlepels mosterd dooreen. Voeg peper en zout toe naar smaak. Roer altijd in het midden van de kom en in dezelfde richting. Voeg druppelsgewijs en stevig roerend 50 cl olie toe. Voeg dan 1.5 cl azijn toe en nog eens 50 cl olie. 10. Goed mixen!
Donderdag 13 februari 2003, En toen brak de ochtend, als een spiegel, een weerom slapeloze nacht. Ik zag vanop de brug de rimpels in het water glinsteren en ik zag de rimpels in m'n eigen gezicht onder me. En dan voer een reddingssloep voorbij en de schipbreukelingen spraken Duits. En ik hààt Duits (sorry Kathrin) en ze wezen naar de gebouwen achter me, dwars door me heen. Wie was ik om te denken dat ik hier was? Hoop, die venijnige heks, op de brandstapel ermee! Vlug! Uit de weg! Hier kom ik! Ik moet nog de meubelen redden!
Woensdag 12 februari 2003, Ik heb deze nacht op mijn andere zij geslapen en stapte met het andere been uit bed, maar alles bleef hetzelfde. De schaduw ligt nog altijd voor me of blijft als een trouwe vriend aan mijn zij. En ik loop nog tegen de wind, en ik loop nog in cirkels. Deze kleine kamer is moordend. Moordend, zeg ik je.
Dinsdag 11 februari 2003, Zie ze daar zitten: mooi op een rij, roerloos. Zitten staren hoe ik mijn verdriet verdrink in zwarte koffie die nooit zo zwart is als de leegte achter mijn ogen. Koffie zonder suiker, want het leven zelf is bitter. Zie ze daar zitten op een rij: roerloos. Hebben ze dan niets beters te doen dan me aan te staren terwijl ik deze tranen op papier druppel? Ik heb niets meer te verliezen. Kan het allemaal niet stoppen? Een doek dat valt onder luid applaus dat het einde van de tragedie betekent? Want de zon schijnt altijd op iemand anders, ik kan het duidelijk zien. Ze baden in de schijn. Het dringt diep in elke porie als ze op het ritme van alledag door de straten schuiven. Ik stop ermee. Ik geef het op. Ik ben te moe. Ik ben te ver, heb niets meer te verliezen. Ik blijf zitten waar ik zat en wacht op het moment dat het beter zal worden. Ik huil de dag de verdoemenis in en schrijf het donkere woord. Zie ze daar zitten: mooi op een rij, roerloos zitten staren hoe ik te langzaam sterf. "Kssh!...Weg!!...Kssht!" Kijk! Ze vliegen weg! Ik wou dat ik dat ook kon. Stomme vogels.
Maandag 10 februari 2003, Ik vraag niet veel. Ik vraag echt niet veel. Ik hoor liever de leugen dan de waarheid als die pijn doet. Lieg tegen mij. Lieg! Maak een parelsnoer van de woorden die ik horen wil en laat ze schitteren. Ik kan het niet. Sla me bewusteloos als ik de verkeerde dingen doe. Sla me bewusteloos! Snoer me mond als ik lieg en snoer me de mond als ik de waarheid spreek. De reden hoef ik niet te weten, de reden heeft geen belang. Doe het gewoon en vraag me niet waarom. Maak de lucht grijs als ik verdrietig ben. Maak de lucht grijs! Kwets me als je me genoeg kent, zodat ik mezelf beter leer kennen. Kwets mij alsjeblief. Zing me een liedje. Als ik doof ben, zing me dan een liedje zodat ik kan voelen. Kijk me in de ogen als ik blind ben. Kijk me in de ogen en vertel me wat je ziet. Vertel me je leven als ik op mijn sterfbed lig zodat ik me niet schuldig hoef te voelen. Vertel me je leven! Kom eens langs als ik niet meer ben; raap de stukken op van vloer en smijt ze in de vuilbak als ik eindelijk gebroken ben. Ik vraag niet veel. Ik vraag echt niet veel. Maar niet vergeten, kom straks eens even langs en raap de stukken op van de vloer en smijt ze in de vuilbak. O ja, en doe dan het licht maar uit.
Voor de mensen die zich afvragen wat er deze week gebeurde: Het werd donker en het bleef zo.
Maandag 3 februari 2003, Vandaag de hele dag druk bezig geweest met enkele grootste projecten. Voor Nederlands een interview voorbereiden over 'De kostprijs van een rijbewijs'. Ahum, al wie een interessant interview kan afnemen van zeven minuten lang over de kostprijs van een rijbewijs, gelieve Uw hand op te steken en mij de vragen door te sturen. Mijn inbox staat de hele dag open voor al Uw vragen. (Emailadres staat bij contact.) En dan Grafische: groepswerk met als thema, houdt U vast: 'lijm'. Ik kan U verhalen vertellen over wat er verkeerd kan gaan met lijm, maar spijtig genoeg had ik, toen die rampen zich voor mijn eigen ogen voltrokken, geen vinger meer vrij om op de ontspanner van een fototoestel te drukken. Sociologisch interview met een 65+'er over de evolutie van de maatschappij. 30 minuten! Oké, dat is dus 30 minuten luisteren naar het zinnetje "Vroeger was het beter.", maar dat wist ik zelf ook wel. En de kritisch-methodologische analyse van een krantenartikel over een maatschappelijk onderzoek aan de hand van het oorspronkelijke onderzoeksrapport is ook geen makkie. En dan... hee, wat is dat hieronder? Dat lijkt verdacht veel op...ja hoor, het is een deadline. Daar is ze al:
Vrijdag 31 januari 2003, namiddag, Mijn gsm ging af tijdens de geschiedenisles. Het is een uitgeschreven regel dat, wanneer je gsm afgaat tijdens de les, je je spullen mag bijeenrapen en het lokaal mag verlaten. Nee, je moet zelfs geen moeite meer doen om tijdens de pauze terug naar binnen te sluipen. Maar hiervoor had ik geen bergen sneeuw doorploeterd!! "Denk snel, Pieter! Denk snel!", dacht ik snel op de tonen van The Final Countdown. De hele groep was verbaasd toen ik opnam: "Hi, George. I'm really sorry, but I can't talk right now. I'm in the middle of history class...What?...No, I don't care you 've been shot by Israeli in Gaza...Yes, George, I know you are with the press, but I really have to...Talk to Sharon then...No...Yeah, send me an email when you get out of the hospital...okay...Cheers." Ik zette mijn gsm af en schudde mijn hoofd terwijl ik tussen mijn tanden siste: "Tssss..." Niemand wist wat er toen gebeurd was; zelfs mijn moeder die me net gebeld had snapte er niets van. Maar, ik moest het lokaal niet verlaten. Dankuwel, Sharon, voor het 'kleine fantasietje'.
Vrijdag 31 januari 2003, ochtend, Naar het UZG bij de professor om geruststellend nieuws te horen omtrent de pijnen in mijn rug: "...roeien en zwemmen moet je doen. Roeien en zwemmen! Maar voor de rest: uw rug niet teveel belasten...en niet teveel stress, want je maagklachten en je rugklachten zijn voor een deel het gevolg van stress..." Van stress? Het was gevallen: hét modewoord 'onthaasten' en twintig centimeter sneeuw. "Maar voor de rest: suikerspiegel is normaal, je cholesterol is normaal, je eiwitten: normaal. En je rode bloedcellen zijn ook normaal. Dat is belangrijk, want dat wil zeggen dat je geen ontsteking hebt..." "Geen ontsteking?", antwoordde ik, "Met dit weer? Het is dus niet wonderbaarlijk dat ik 's morgens zoveel moeite heb om te starten." Iedereen lachte de tanden bloot. "Nee, je bent helemaal normaal..." "Ik ben dus de norm," zei ik, "ik ben de norm, de normaalste mens ter wereld...En ik die speciaal wou zijn, ik ben helemaal normaal." Iedereen dacht dat ik op hetzelfde elan van daarvoor doorging en lachte nog maar eens opgelucht. Behalve ik; ik wou écht speciaal zijn. Roeien en zwemmen door de sneeuw moesten we om terug bij de wagen te komen. "De route volgen van de ambulances...die zullen ze wel sneeuwvrij gemaakt hebben. Dat kan levens redden, dus dat is het eerste wat ze doen: strooien op de route van de ambulances..." Deu !!! You lose one credit. Credits left: 0. Insert coins to continue. Verkeerd gedacht. Een glijbaan was het, zelfs een sneeuwscooter zou hier een slippertje maken. "Is dat daar een strooiwagen?? Ja, dat moet wel, zo met dat oranje zwaailicht..." Er sprongen twee mannen van de achterkant van de vrachtwagen en ze haalden grijze zakken van € 0,75 op tegen een snelheid van twee zakken per halfuur. Ik draaide het venstertje open en riep: "Respect!" en ik klopte met mijn vuist op mijn borst. Het nieuws van negen uur op de radio meldde dat er hevige sneeuwval viel en dat er tienduizend ongevallen waren. Na de verkeersinformatie volgde vijf minuten gepalaver over thermisch papier en welgeteld één liedje, 'de ebbenhout blues' over Afrika, tot het nieuws van tien uur. Ze zeiden net hetzelfde in het nieuws van tien als in het nieuws van negen. Ik draaide het venstertje open en sloeg terug met mijn vuist op mijn borst: "Respect!" riep ik naar dezelfde mannen van de huisvuilophaling. Zij stonden nog steeds naast ons en moesten lachen. "We weten het nu wel al..." En de tijd bleef stille staan en wij ook. 'Ik voel me zo gelukkig, in de eerste sneeuw...' neuriede ik. Dàt liedje moesten ze eens op de radio spelen, maar ze deden het niet.
Donderdag 30 januari 2003, Even met een paar termen zwieren: Betrouwbaarheid, validiteit, de empirische cyclus van De Groot, splithalf-methode, onafhankelijke variabelen, exploratief, fundamenteel, Mann-Whitney test, Z= .357 p=0.721 Rang Correlatie Coëfficiënt =7.5, contingentietabel, descriptief, hypothese, operationele definitie, representativiteit en foutenmarge. Ziezo, de eerste halve pagina van ons werkje methodeleer zit erop. Nu de volgende dertig bladzijden nog.
Woensdag 29 januari 2003, Euforisch stapte ik van de tram. Het was tien na acht. Ik had de trein genomen van het juiste uur. Zelfs de striemende regen kon mijn geluk niet temperen. In de verte zag ik het grootse volksfeest losbarsten. Grote stappen nam ik, want de eregast moest toch aanwezig zijn. Toch? Het departementshoofd hield een reusachtige geurige ruiker bloemen voor zich uit en stak zijn rechterhand uit om me als eerste te feliciteren. De fanfare speelde een vrolijk deuntje en het talrijk opgekomen volk juichte en scandeerde mijn naam: "Pieter! Pieter! Pieter!..." Meisjes in de bloei van hun puberteit vielen bij trosjes flauw of ontbloten hun buik om mijn handtekening er nooit meer af te wassen. Ik stapte, beter: ik zweefde over het voetspad op het opzwepende ritme van het handengeklap. Het departementshoofd was natuurlijk geflankeerd door drie rondborstige dames in felgekleurde bikini's. Ik onthulde met een sierlijke zwaai de koperen gedenkplaat aan de muur zodat de hele wereld in protserige letters kon lezen: 'Pk/ op tijd - Gent - 29 januari 2003'. De burgemeester bood mij het straatnaambord aan; 'Pk/-laan' stond er te lezen, met als onderschrift: 'vlijtige student'. Ik was fier en nam een slok van mijn glas champagne. Na het obligate handjes schudden poseerde ik natuurlijk tussen de drie dames voor de persfotografen. Om het paarse flitslicht van mijn netvlies te schudden knipperde ik met mijn ogen en zag toen de duivelse koffiemachine staan in de patio. Mijn beloning om op tijd te zijn: één plastieken bekertje oploskoffie, zélf te betalen.
Dinsdag 28 januari 2003, Het was het eerste lesuur van de dag toen de elektriciteit uitviel. Niks powerpointpresentaties. Niks dure projectoren. Niets daglicht in donkere lokalen. Gedaan met alle dure snufjes om het de lectoren naar hun zin te maken. Geen automaat die het nog deed. Weg verwarming. Paniek. Studenten die hun bril verloren en geen steek meer konden zien. Lectoren die de boel schijnheldhaftig trachtten te bedaren werden vertrappeld onder de naar buiten stormende halve wilden. Massahysterie en schietgebedjes. Het einde van de wereld. Erg spectaculair moet dat geweest zijn. Ik wou dat ik erbij geweest was.
Maandag 27 januari 2003, De trein was al verdwenen toen ik nog op het perron stond. Ik heb het geprobeerd, echt waar. Maar ik was te laat. Ik ben veel te laat, maar de laatste twintig jaar is het aantal keren dat ik te laat ben geweest wel enorm in frequentie toegenomen. Ik ben een man van alles of niets; en vandaag was het niets, maar voor mij was het veel. Na de les toegepaste communicatie dronk ik koffie en rookte een sigaret. De koffiemachine gaf gesuikerde koffie ipv zwart, zonder suiker. Ja, dat was erg. Maar opeens: "Misschien kan je dàt in je 'dagelijkse column' schrijven... Pieter, de creatieveling." Was dat ironisch bedoeld? Was het uit de hoogte? Ik weet het niet, maar als het zo was: zelfs mensen op de twintigste verdieping doen minder uit de hoogte dan dat. Ik hoop dus echt van niet, want anders heb ik een paar woorden voor je... Oké, dat dit op geen oude slets trekt, weet ik; en ook dat het nooit zin zal hebben. Of dat niemand erbij gebaat is, zelfs ik niet. Maar je hoeft mij niet keer op keer te herinneren aan mijn mislukking, klootzak! Dat doe ik zelf wel; iedere morgen. Pff... Trouwens, 'creatieveling' is zelfs geen woord en ik heb al over die koffiemachine geschreven. Wie denk je wel dat je bent? Wil een vermelding in mijn 'dagelijkse column' van miserie?! Alstublieft! Ik hoop dat je er blij mee bent. Maar ik hoop vooral dat je kan lezen.
Vrijdag 24 januari 2003, Het is een mirakel. Een wonder. Ik heb het gehaald: alweer het einde van een week.
Donderdag 23 januari 2003, Er moet natuurlijk wel iets gebeuren, want anders gebeurt er niets. Ik dacht zo deze namiddag, de naam van de Alma Mater in gedachten houdend, "Laat me eens iets drinken terwijl ik het zicht bewaar op Jacob Van Artevelde." Dus, alhoewel het donderdag is, ging ik op de Vrijdagsmarkt staan aan zijn verbeelding, omdat ik er zelf geen heb. Ik zie café 'Het zwarte huisdier dat U volgens Uw bijgeloof ongeluk zal brengen'. "Ongeluk kan ik missen als kiespijn", denk ik in alle stilte, terwijl ik mijn wijsvinger op mijn kaak leg ter hoogte van mijn pijnlijke premolar. Negentig graden naar links zie ik wapenschilden van oude gilden en beeldhouwwerken van de Artevelde-verdragen op de sokkel. "Een koffietje", probeer ik. Na een kwartiertje wachten dacht ik dat ze me toch niet meer zouden bestellen en draai ik terug 280° naar rechts. Ik zie een bruine kroeg: 'Het diele Grut.' En waarom niet? Op de deur: "250 zorgvuldig geselecteerde dranken." Daar zal ik eens een drankje uit selecteren: koffie. Als ik naar binnen ga, lijkt het alsof ik net Vlaanderens grootste overdekte rommelmarkt heb betreden: bierpullen, blikjes, glazen, reclameborden en bruine vodden die de binnenhuisarchitect 190 jaar geleden waarschijnlijk bij de grote biertonnen vond passen; kortom een goed café. En het heeft ook alles van een goed café. Laat ons eens even kijken: koffiemachine, een toog, frigo's, barkrukken, asbakken, een aantal mensen die biefstuk-friet eten aan zo 'n ton en een paar zwervers in de hoeken. Dit café heeft alles wat ik ervan verwacht had, maar toch besluipt mij het gevoel dat hier iets ontbreekt... "Ja, mmblmm, zeg het (slik) maar (slurp)..." Het is één van de biefstuk-friet-eters achter me. Onbeleefd, zo kleine jongentjes in een vreemde omgeving met de mond vol lasigvallen. En nu valt hij. Dàt was het! Eureka! Een cafébaas! Ik bestel een koffie en zwijg. Het duurt niet lang (welgeteld het neersmakken van een klodder mayonaise op de frieten, de weg naar de toog en de koffiemachine, het bereiden van de koffie, het zoeken naar een koekje, het beantwoorden van een gsm-gesprek en het sloffen naar mijn plaats aan de toog) voor ik mijn koffie krijg, maar ik zit niet op mijn gemak. Ik heb het gevoel dat er mij iets boven het hoofd hangt dat ik nooit had verwacht. Dus, kijk ik omhoog en, ja hoor: ik zie kazuifels van dode priesters aan het plafond hangen. Ik laat mijn koffie afkoelen en ga naar buiten voor de heilige geest over mij nederdaalt. Ik zie Artevelde staan en hij geeft mij nog steeds de hiltergroet, de nazi. Om de koffiekroegentocht verder te zetten ga ik naar brasserie 'De Jocab'. Het is er rustig; de ideale plek om mijn pen te scherpen en een slechte dagboekbijdrage te schrijven. Ik schrijf: "Kijk daar stijgt een vliegtuig op, of nee, het is een duif." Ik schrap. Ik schrijf: "Het verhaal van Blackie de hellehond." Ik schrap. Ik denk aan mijn kortverhaal en probeer me wat zinnen eruit voor de geest te halen. Ik weet nog de titel: 'Hijgen'. En de eerste zinnen: 'Toen Patrick, de homofiele priester, zelfmoord wou plegen, sprong hij uit het raam van de sacristie en viel op een deken. Het was het begin van een mooie relatie...' En het einde weet ik ook nog ongeveer: 'Patrick was geen eerwaarde heer meer. Wat had hij gedaan? Hij vluchtte de pastorie uit en eens op straat begon hij te lopen, het maakte niet uit waarheen. Hij liep. Hij liep tot hij de straten niet meer kende en de huizen kwaad op hem leken neer te kijken. Hij viel, probeerde op te staan, maar hij viel opnieuw uitgeput neer op de natte straat. "Wat een donkere nacht", dacht hij. "Ik sta nooit meer op. Niets zal ooit nog hetzelfde zijn." Zijn lichaam was nat van het zondige zweet en hij kon maar één ding doen: hijgen.' Als ik dat eens in mijn dagboek zou zetten? Misschien later... Ik begon te schrijven en beloofde mezelf niets te schrappen; hoe slecht het ook zou worden. Ik schreef: "Er moet natuurlijk wel iets gebeuren, want anders gebeurt er niets." Ik dacht eraan het te schrappen, maar toen dacht ik aan wat ik mezelf beloofd had. Spijtig, maar belofte maakt schuld.
Woensdag 22 januari 2003, Weet iemand wat een SPECT-scan is? Ik nu, in al mijn radioactiviteit, wel.
Dinsdag 21 januari 2003, De examens zijn een stille dood gestorven... En ik weet dat niet-studenten mij misschien niet zullen snappen, maar voor mij is 2003 nu pas écht van start gegaan. Mijn voornemens: z z z z z z
z z z z
Stoppen met het inhaleren van nicotinedampen. Met of zonder Tim eindelijk onze/mijn roman schrijven (en hem misschien wéér weggooien) Meer geld sparen dan ik opdoe. (maar ja, wie zal mij het geven?) Een liefde voor mensen proberen ontwikkelen. Met vrucht slagen dit academiejaar (sinaasappel, banaan, maakt niet uit, maar slagen zal ik) En als mij dat niet lukt, of die jobaanbiedingen aannemen of de studies rechtspraktijk of informatica afwerken. Of nee, het zàl lukken. Terug naar die 7% lichaamsvet van vroeger. Alle liedjes die ik ooit schreef eens opnemen en daarna geen snaar meer aanraken. Minder denken en meer doen. Nooit nog lijstjes met voornemens opmaken, omdat dromen veel te breekbaar zijn.
Maandag 20 januari 2003, (denk ik) Het begin was nutteloos. En toen twee uur nààr school, twee uur op school, en twee terug naar huis. En was echt het de moeite? Het groepje vlijtige studenten had zich immers beperkt tot een persoon of acht. En zovéél heb ik vandaag ook niet bijgeleerd. Want hoeveel kan je bijleren op twee uren? Maar het bleek wel een gezellig onderonsje en dat maakte die zes uren al iets voller. Of het nu ging over conservatieve kranten of richtingskranten of landelijke kranten, het bleek een gezellig onderonsje. Maar of het die zes uren waard was, dat laat ik in het midden. (of toch ongeveer)
En ... .zit dieper dan iemand kan zien, want het einde was ook: nutteloos. ......ik
Di 14.01.03, Korenmarkt 9.17 De stad heeft een zware nacht achter zich, of die indruk geeft ze toch. Na de ochtendspits is ze terug traag, met een rust die vannacht niet over mijn wereld lag. Vannacht feestte ik in mijn hoofd nog met de donkerste gedachten en de goden van de eenzaamheid, twijfel en dood, ontnuchterd door mijn doodsangst en koffie. Liters koffie. Er stopt een tram die ik niet hebben moet: veertig. Door het raam kijkt een mooi meisje met katgroene ogen. Ze kijkt naar mij en ze lijkt te zeggen dat ze verlangt te weten wat ze mist. Wat ze mist? Het einde van een droom, falen, dolen door doodlopende straten. Mijn lugubere orgie met schimmen die niemand ziet. Feesten in mijn hoofd met de donkerste gedachten en de goden van de eenzaamheid en twijfel en dood. En natuurlijk: op een koud metalen bankje zitten wachten op mijn tram. Ik mis mijn tram. Ik mis Het Grote Plan. Ik mis wat de grote mensen vroeger noemden. Wil je nog mee? Nee, onbekende prinses met je katgroene ogen, wees maar blij dat je tram veertig nam en niet op dit koude bankje zit. Jij hoort nu bij de grote mensen die ergens naartoe moeten. Ga nu maar ver weg, naar waar je zijn moet. Ze verwachten je. Morgen examen marketing. Ik ben daar goed in: een ziel verkopen die eigenlijk niemand wil.
Maandag 6 januari 2003, En ik zal me niet gewonnen geven. Als je weer inbeukt op mijn gemoed om het in de diepte te gooien. Als je met gebalde vuisten weer voor me staat. Of als je weer zout in de wonden gooit. Als je de woorden uit mijn hoofd vermoordt nog voor ze mijn mond verlaten. Als ik erop stik. Als je met me lacht omdat ik geen tranen meer heb, zal ik met niet gewonnen geven. En ik zal me niet gewonnen geven als je weer aan de deur belt in de vorm van drie onschuldige belhamels die om geld smeken omdat ze een liedje zingen. Dan zal ik doen zoals het hoort. Ik zal doen alsof ik je niet herkend heb, want ik speel het spel mee. En ik zal doorgaan als iedereen al opgegeven had. Ik zal niet rusten voor ik ga slapen. En ik zal me niet gewonnen geven...als je me, vermomd als...vermoeidheid wilt laten slapen. Dan zal ik... nachten na elkaar wakker blijven. Want...ik zal me niet...gewonnen...zzzz
Dinsdag 24 december 2002, Ik stond vanmorgen op en douchte, maar toch plak ik al de hele dag van het melige rondom mij. Overal zie ik kerstbomen met ballen en bijna ieder jaar mag ik getuige zijn van het uitdunnen van de kalkoenpopulatie. Tafelen met de 10 geborden. Op straat hoor ik Glooo-o-o-o-o-ooo-o-o-o-o-ooo-o-o-o-o-o Ria in Excel sys Deo en ik denk aan bestandextensies en parfum. Hosanna in den Hoge. Of zingen ze Osama? En waarom willen we dat het sneeuwt met kerst??! Ik zie échte schapen in een kerststal maar ik heb daar nog nooit een echte os gezien. En waar Jezus werd geboren zwaaien nu Sharon-Arafat met de oorlogsstaf. Mirakel? Ho Ho Ho, ik verander élke dag wijn in water; en zeker nu. Er zijn volgens mij méér eenzamen met kerst dan met allerzielen. Maar, 't is bijna voorbij. Zalig kerstfeest zaliger.
Vrijdag 20 december 2002,
Donderdag 19 december 2002, krook nog n [_______]]]]~~~ en drink [_]> k kijk op mn =@= en het is al N8. xal gaan slapen want nx t dn en :-o cu 2morro, dan 4en weind sem ~<:-) btw twas tof op MC gistrn kwas b'tje %-), maar plz4gvme, niet >:-( zijn: twas rodBach op MC 112 met ok brengen curs'n? want na krstvak xamens ff w88, _[_: : :] gaat g@2go ixje nog wel Die sms-taal, die is gewoon het bewijs van wat ik al jaren zeg: Een goed verstaan woord is voor de helft overbodig.
Woensdag 18 december 2002, Onbekende gezichten van mensen die op zoek zijn, je ziet ze overal in het station. De man van de stationstem heeft zijn microfoon laten aanstaan en ik hoor hem op de achtergrond zingen. Hij zingt: "I'm dreaming of a white christmas..." Geef de man een platencontract! Zijn stem gelijkt verdacht veel op die van Bing Crosby. Hij verbeuzelt hier zijn tijd met het aankondigen van treinen en spoorwijzigingen en dienstmededelingen en treinvertragingen. Hij zingt voor mensen die op zoek zijn naar iets wat ze nooit zullen vinden. Hun ogen zijn leeg of tot de rand gevuld met tranen. En ze lezen hun horoscopen en ze lezen dat vandaag hetzelfde wordt als gisteren, dat het niet goed gaat met de liefde en dat wisseldouches hen van die droge huid kunnen afhelpen. "...just like the ones I used to know..." En het is een leugen natuurlijk. Want wij dromen niet van een witte kerst. Wij dromen van veel meer. Wij dromen van liefde als we onbemind zijn; van troost als wij triest zijn, van warmte als we het weer koud hebben. We dromen van wisseldouches als we een droge huid hebben. We dromen van dromen en iedereen op het perron hier droomt - ik ben er zeker van - van treinen die op tijd komen. Tevergeefs. "...op het spoor negen is aangekondigd met een vertraging van tien minuten... Jingle bells, jingle all the way..." Verdomme! Kan die man zijn klep niet houden??! En vanavond is het massacantus. De tiende al.
Dinsdag 17 december 2002, Het was toch een hallucinant zicht: zo 'n 50 studenten sleurend en kreunend met schoolbanken - van en op de trappen van een verdomd oud gebouw. Daniël had gezegd dat hij van Dechambre een kwartiertje had kunnen krijgen om onze oude schoolbanken naar het gelijkvloers te laten brengen. Van het DERDE VERDIEP! En door de studenten zelf. En dat, als we dan toch beneden waren met die oude banken, we dan meteen maar een nieuwe konden meebrengen... Amai, mijn hernia! Maar ik wilde me niet laten kennen. Ik moest en zou meehelpen met banken sleuren. De pareltjes zweet stonden al op mijn voorhoofd toen ik terug boven was met een onbekend meisje. Herman vroeg mij mee te helpen met de zwaarste bank die zich in de klas bevond. "Oké, geen probleem", zei ik, maar ik voelde mijn nervis spinales al langs alle kanten tegenpruttelen. Dan nog vooral ter hoogte van L4, daar waar mijn rugpijnen zich vooral durven manifesteren. De schuiven vlogen eruit bij de eerste kanteling van de halve bureau en mijn spieren begaven het bij de eerste trede. Toen ik terug naar boven kwam moet ik wel zeggen dat ik het enorm sympathiek vond dat mevrouw Dechambre zelf meehielp een bank naar boven te dragen. "Allez, jong, haast U. Ik denk dat onze lector al boven op ons aan het wachten is...", zei ik met spottende stem. Het mooie aan die opmerking was natuurlijk dat onze lector, Dechambre, zélf een bank aan het dragen was toen ik haar deze opmerking maakte; en dat ik, mijn rugpijn vakkundig camouflerend, niets droeg. Ik had haar graag aangeboden om de bank over te nemen, maar ik had een helder moment en zei niets. "Jullie zijn uiteraard allemaal enorm bedankt. En diegenen die mij dit weekend nog meehelpen om te verhuizen, die kunnen misschien nog rekenen op extra punten", lachte ze. Dat moet je mij normaal gezien geen twee keer zeggen, want voor extra punten doe ik veel. Maar waarom zou ik iedereen helpen die het mij één keer vroeg? Kunnen ze dan niets alleen? Eerlijk waar, ik overwoog het met haar af te spreken om mee te helpen verhuizen, maar ze vroeg het maar één keer; en vandaag was dat gewoon veel te weinig.
Maandag 16 december 2002, Vierendertig had ik er. En ik die dan zo hoog oploop van mezelf dat ik weinig schrijffauten maak... Moet ik dan toch als de wiedeweerga iets aan mijn spelling doen? En mij frenetiek gaan toeleggen op het schrijven van woorden waarvan slechts een handvol mensen de correcte spellingswijze van kent enkel en alleen omdat zij zich daarop toegelegd hebben? Ik dacht dat een taal leefde en dat taal er was voor de mens, en niet andersom. Dat wij taal gebruikten om onszelf verstaanbaar te maken en niet om de al veelgeplaagde medemens die de correcte schrijfwijze van 'gecapitonneerd' niet kennen te koeioneren. Is taal een competitie? Ik was desondanks blij dat het weer een Vlaming was die won, en dan nog met 0 fouten. Proficiat, Gie, maar ik kan mij daar egt niet mee bezighauden.
Donderdag 12 en vrijdag 13 december 2002, ZI EK.
Woensdag 11 december 2002, Hier!! Apporte !!! Zit !! Braaf...braaf... Lig...! ... en blijven. Ziek blijven; zo ziek als een hond. Het is geen pretje.
Dinsdag 10 december 2002, Boven de veertig? Een paar kilootjes teveel? Misschien heeft U het ! Suikerziekte. Praat erover met uw huisarts. Stoppen met roken... Het kan !! U heeft nu misschien een SIS-kaart, maar voor elk labo-onderzoek blijft het klevertje verplicht. Bent U een vrouw en ouder dan vijftig? Verwacht een uitnodiging voor een GRATIS BORSTONDERZOEK. BORSTONDERZOEK HEEFT ZIN. Overgewicht. Hartinfarct. Suikerziekte. Hypertensie.Cholesterol. Beroerte. Vraag Uw arts U bloeddruk te meten. De affiches in de wachtruimte van de dokter laten niets goeds vermoeden. "Wat is het probleem?" "Dokter, dat ik langzaam aan het sterven was, wist U al, maar ik heb een vermoeden dat het einde nu in zicht is... Ik heb hoofdpijn, pijn in de borststreek, niet mijn hart, de volledige breedte van mijn stoere torso en dan nog vooral ter hoogte van mijn stalen borstspieren. Ik heb spierpijn in de schouders en ik loop rond met een koortserig gevoel zonder dat ik koorts heb... Ik kan het aan dokter...hoelang heb ik nog? Ik wil nog afscheid nemen..." Hij tikt alles in op een Mac, zo één van die doorzichtige gevallen. Hij slaat hard op de enter-toets en hij kijkt serieus van achter zijn bureau naar mij als hij zegt: "...mmm..." "Ah," zeg ik, "ik begrijp het." "Het zou een mirakel zijn als je het nieuwe jaar zou halen." Even leek hij het te menen. Ik zweer het je! Maar gelukkig verschijnt er al gauw een glimlach en hij zegt: "Kom, we zullen 'ns even luisteren." Hij luistert naar hoe mijn hart schreeuwt om respect, vriendschap en verlossing. "Toch iemand die luistert", denk ik. "Adem eens diep in en uit." Het ratelt langs alle kanten. Hij weet door martelmethoden ook de zere plekken in mijn hoofd te vinden en vraagt dan: "Hier?" "Mrph...ja..." Hij haalt een magnum uit de kast... waarvan het roomijs en het laagje chocolade al afgelikt is. Hij steekt het stokje op een ijzeren toestelletje met een lichtje. Hij is een recyclage-man, want hoewel er geen 'ijskreem' meer aanhangt, toch legt hij het stokje op mijn tong. "Zeg 'ns A..." "Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaargh..." "Een beetje geïrriteerd...Doe je hemd maar terug aan." Hij gaat terug achter zijn bureau zitten en terwijl hij schrijft zegt hij: "Nee, serieus, doe je hemd maar terug aan..." Hij lacht mij uit omdat mijn trillende handen moeite hebben met een hemdeknoopje. Dan kijkt hij op en zegt dat hij niets voor mij kan doen. Dat het waarschijnlijk een virale infectie is die ik ergens opgepikt heb. En nu, voor die pijn in je borst... Hij staat terug recht en met dezelfde marteltechnieken als daarnet weet hij ook hier de zere plek nog méér pijn te laten uitstralen. "Wij hebben het hier de vorige keer al over gehad. Het is erg zeldzaam, maar ik denk dat je het Syndroom van Tietze hebt." "Het syndroom van tiet... Wablief?" "Het Syndroom van Tietze. Het is een ontsteking van het kraakbeen die je ribben met je borstbeen verbinden. Het is meestal ter hoogte van de tweede, derde of vierde rib zoals bij jou. Soms kan de pijn ook uitstralen zoals bijvoorbeeld bij jou naar de schouders." "Ha! Het Syndroom van Tietze! Ik wist het!" "Het hindert je ademhaling en als ik erop druk is het erg pijnlijk." "En hoe raak ik er vanaf?" "Jij ontwikkelt blijkbaar alleen ziekten waar we weinig tegen kunnen doen... Ik zal je wat ontstekingsremmers geven. Maar we moeten nog opletten voor je maag...Eén 's morgens en één 's avonds." Hij geeft mij de pilletjes mee. Ik reken af en hij roept me na: "...en veel warme dranken drinken !" De waterkoker kondigt aan dat ik mijn zakje muntthee mag halen. 't Is infuus.
Ik hoop dat ik me morgen beter voel.
Maandag 9 december 2002, Hoe schrijf je aids-vaccin? AIDS-vaccin? A.I.D.S.-vaccin? aids-vaccin? We hadden het vandaag over afkortingen in de les Nederlands... "Er zijn geen sluitende regels over hoe je afkortingen moet schrijven, maar AIDS-vaccin schrijf je niet zo, Pieter. Je schrijft 'aids-vaccin', met kleine letters, zonder puntjes." "Maar hoe kon ik dàt nu weten?" "De afkorting 'aids' is een veelgebruikte afkorting in het alledaags taalgebruik. Dààrom schrijf je het met kleine letters." "Maar 'aids-vaccin' wordt toch niet veel gebruikt in het dagelijks taalgebruik? Er bestààt niet eens zoiets als een aids-vaccin! Mag je dan toch niet schrijven 'AIDS-vaccin'."? "Pieter, ik kan het niet appreciëren dat je steeds maar de les verstoord door domme opmerkingen te maken! Daar verliezen we veel te veel tijd mee..." Ik vond het een vraag als een ander. Het spijt me als mijn logica niet de logica van anderen is... Na de les werd de bron - een tekstje van www.taaldatabanken.com - aan mij getoond. Ik zag dat 'aids' er met kleine letters geschreven stond en ik gaf mijn fout toe. Sorry voor het storen.
Vrijdag 6 december 2002, Sinterklaas is niet geweest. Ik stel vragen waarvan niemand het antwoord wil weten. Leven is er niet simpeler op geworden. En er hangt een schuldgevoel over mijn ruïnes van hoop. Ik tilde de zon op van de grond en ik verbrandde mijn ogen aan het felle licht. Elke dag vind ik mezelf in situaties waarvoor ik niemand de schuld kan geven, behalve mijzelf dan. En elke dag verlies ik mezelf opnieuw. Een nieuwe rol voor elk nieuw moment. Ik draai om mijn eigen as en word dronken, maar ik blijf altijd op dezelfde plaats. Niet vooruit en achteruit is geen optie. Ik ben er zeker van dat ik er zou geraken, als ik maar wist waar ik naartoe wou. Ik weet zoveel en dat is altijd te weinig. Ik vergeet alles elke dag opnieuw. Ik verlaat alles. Elke dag opnieuw. Ik laat alles dat en iedereen die ik ken achter in hun eigen wereld en stof de nacht af met een doekje van dromen. En elke avond kom ik thuis in een wereld die nooit de mijne is. Ik ben weg. Ik kijk niet achterom. Ik ben hier nooit geweest. Maar ik kom altijd terug. Blind, verward, radeloos en op zoek naar antwoorden die niemand wil weten.
Donderdag 5 december 2002, Vandaag was ik beter in bed gebleven. Ik ben geworden wat ik nooit wou zijn. En, er is echt niets dat wou lukken vandaag. Ik weet niet meer wie me het ooit gezegd heeft: "Als je niet meer kan, ga dan op het voetpad liggen. Iemand zal je dan wel rechtop helpen. Iemand zal wel voor je zorgen." Ik ging op het voetpad liggen en stierf. Of weet iemand wie Soroyan is? Soroyan zei op zijn sterfbed, met een laatste adem: "Eindelijk, ik dacht dat ik nooit zou sterven..." En dat is voor mij een van de redenen waarom hij het nooit deed. @** || ## ~ !! Zoals ik al zei: Er is echt niets dat wou lukken vandaag. Ik ben dan ook in bed gebleven...bronchitis.
Woensdag 4 december 2002, 'Kaartjen blazen'. Het genie en het vernuft van de persoon die dat spel heeft uitgevonden moet gewoon immens zijn. Hij hoort absoluut thuis in het rijtje tussen Albert Einstein of Alexander Graham Bell. Maar als ik hem ooit tegenkom... jongen, die zal er niet goed van zijn. Na een boeiende bijeenkomst voor ons werkje, ging ik met ze mee naar het kot van Hugo De Mega-wokker (lach niet, dat is zijn échte naam...). Zijn studentenkamer is net naast een drankencentrale gelegen. Het idee kwam dan ook in ons op'borrel'en om dranken te kopen en, zoals het woord drankencentrale laat raden, dranken centraal te zetten op de kamer van Hugo. Ik mocht eigenlijk niet teveel alcohol opnemen, want ik moest des avonds nog serieus kunnen vergaderen. Wat hebben we nodig om te 'kaartjen blazen'? Twee flessen tequilla, een fles Martini bianco een kletsken J&B en een paar werkende longen. Het spel gaat als volgt: men legge een boek kaarten bovenop een glas met tequilla of J&B. Vervolgens is het de bedoeling dat je er een paar kaarten van af blaast. Je mag slechts één keer blazen. Als er geen kaarten worden afgeblazen, moet je het glas in één teug leegdrinken en mag je het nog eens proberen. Pas op, dat is niet alles! Blaas je alle resterende kaarten eraf moet je ook drinken. Ligt er maar één kaart meer op het glas, mag je de laatste kaart eraf gooien met een vingerknip. Als echter blijkt dat het bvb twee kaarten waren moet je drinken. Dààr ging het voor mij al verkeerd, maar het was blijkbaar niet voldoende. Nog subtieler is het spelletje 'paksken sigaretten smijten'... Je moet namelijk een pakje sigaretten op de tafel gooien. Dat is dom, zal je zeggen. En dat is het ook, maar U mag niet vergeten dat wij net een ronde of acht van de Olympische discipline 'kaartjen blazen' achter de rug hadden... Niet te onderschatten. Als het pakje op de lange smalle kant valt mag je iemand laten drinken. Blijft het pakje staan op de boven- of onderkant, mag je twee dorstigen laven... Van vergaderen is niet veel meer in huis gekomen. Ik ben 375.358.432 miljard hersencellen, mijn boekentas en het kaartje van mijn gsm kwijt. Maar ik weet wél hoe je 'kaartjen blazen' en 'paske sigaretten smijten' speelt. Al bij al een leerrijke avond.
Dinsdagmiddag 16.30 uur, 3 december 2002, "Die koffiemachine is een echte dief !!!", riep ik. "Ik heb al twee-en-halve euro in die klotebak gestoken en krijg nog geen koffie !!!" Ik voelde me een koffiejunkie, als dat al bestaat. En ik had al negen keer op het reject-knopje geduwd om mijn geld terug te krijgen en ik kreeg mijn geld maar niet terug. Ik rammelde de duivelse machine door elkaar. Ik keek rond en ik was blij dat ik alleen was in de patio. Om 10u50: psychologie. Weer Gieters deze voormiddag. Ik moet stilaan opletten of zij snoept mij de hoofdrol van dit verwaarloosbaar stukje schrijven nog af... En ik was op tijd, meer zelfs: vandaag was zij te laat. Ik zweeg. Mijn medestudenten wisten niet dat ik verjaarde en dat vond ik niet erg. Ik zat helemaal alleen op de achterste rij, dromend van een halve liter bier. Gieters stond vooraan te praten, maar ik hoorde niets. Het was 'commercieel geruit' papier dat voor me lag. En er zat een beetje zwarte inkt op het goudkleurige blad van mijn pen. Ik dacht bij mezelf: "De pen is misschien machtiger dan het zwaard, maar tegen zo een MiniMimachinegeweer van FN zal het toch niet veel uithalen. Of toch...." Ik zag mezelf al staan op de woeste bergtoppen van Nepal, met de regeringstroepen in hun camouflagekleren een meter of tien lager op de helling. Het MiniMi-geweer in de aanslag om mij naar de Elyzeese Velden te schieten. Hun gezicht stond grimmig tegen de panoramische achtergrond en ik zag hun tanden als van een bloedhond. Hun linkeroog was dichtgeknepen en hun wijsvinger streelde de trekker als was het een zijdezachte vrouwenrug. Tot... Ik haalde mijn dure Parker-pen boven. Bleekjes keken ze toe toen ik het dopje eraf draaide. Gedaan met het offensief. Ze zochten verschrikt dekking en sprongen heel soldaatachtig achter de lage struiken (die in mijn droom deel uitmaakten van het landschap). Toen ik ook nog mijn trouwe notitieboekje opensloeg op een lege bladzijde, bliezen ze de aftocht . Je moest ze zien lopen hebben. Dat had ik weer mooi geklaard... Het drong door tot Gieters dat haar Madonna- of zevendedagmicrofoontje niet werkte. Ze verliet het lokaal en kwam twee minuten later terug met een man met ebbende haarlijn. Ik had hem nog nooit gezien. Maar hij moet iets van microfoontjes afgeweten hebben of zelfs een microfoontjesgoeroe geweest zijn. Kortom, hij schakelde het enige knopje op de microfoon van naar de 'off'naar de 'on'-stand en de engelenstem van Gieters weergalmde. De eerste dia van de powerpoint-presentatie was er één over het Korte Termijn Geheugen. We begonnen te pennen en ik schreef nauwgezet over: "Korte Termijn Geheugen (KGT)". Ik dacht: "Zou het niet logischer geweest zijn de afkorting '(KTG)' te maken? Want anders lees je Korte Geheugen Termijn, toch? En in de cursus staat ook altijd "KTG". Ik dacht eraan mijn hand op te steken en haar op de fout te wijzen. Ik deed het niet. Dat zou teveel aandacht trekken. Ik zweeg. Een van de volgende dia's had als titel: "Factoren die inprenten bevorderen." Weer duchtig schrijven en één puntje was: "Fysische factoren: ziekte, ouderdom of vermoeidheid." Bevorderen ziekte, ouderdom of vermoeidheid het inprenten ??! Ik zweeg en ik nam de tram naar mijn stamcafé Fanny's. Ik bestelde er een koffie en niemand wist dat ik jarig ben. Dromend van een halve liter bier merkte ik er zélf niets van. Ik zat aan de toog en ik zweeg. PS: Bedankt, Bo en Tim, voor je mailtje ! Dinsdagochtend 09 uur, 3 december 2002, Vandaag mijn verjaardag. Ik vier niet. Alhoewel, misschien met een sigaret en extreme kortademigheid. Lang zal ik leven... Lang zal ik leven...etcetera
Maandag 2 december 2002, Vandaag geen lessen. Ik vier met een sigaret en een extreem korte dagboekbijdrage.
Vrijdag 29 november 2002, Ik was naar een pornofilm aan het kijken en opeens rolde er over het scherm: "Wij verontschuldigen ons voor het slechte geluid." Dus, begon ik heel aandachtig te luisteren. Ik hoorde geen verschil.
Donderdag 28 november 2002, "Vorige keer was het koffie", mopperde Gieters. "Wat zal 't deze week zijn?" Ik legde het attest van treinvertraging op de tafel voor haar en zei: "Ik weet hoezeer U papier apprecieert." Ze las het zeer aandachtig en kon niet anders doen dan vaststellen dat mijn trein wegens een technische storing met 35 minuten vertraging was toegekomen. Vijfendertig minuten, dat is vijf sigaretten, terwijl je op de normale reis er maximum eentje kan roken. Als er natuurlijk überhaupt een rokerscoupé is, want vantegenwoordig... "En moet je van dit station komen?" "Nee," zei ik, "ik rijd elke dag op en af naar Kaboel. Natuurlijk kom ik daar vandaan." "Het had toch gekunnen dat je een bewijsje vroeg van een trein die jij eigenlijk niet moest hebben?" "En het had ook gekunnen dat ik zélf een technische storing had veroorzaakt om chacha te steunen." "En jij uiteraard blij dat er vertraging was." "Ik deel mijn gevoelens niet met vreemde vrouwen." "Ben ik dan een vreemde vrouw? Zó weinig kom je toch niet naar de les?" "Neenee, een VREEMDE vrouw. In de andere betekenis." De hele klas moest lachen en dat werkte aanstekelijk op Gieters. "Vandaag kan ik natuurlijk niets zeggen... je hebt een bewijs." "Is dat niet de primaire attributiefout? De schuld eerder bij de persoon leggen dan bij externe oorzaken?" Iedereen schrok, Gieters en ikzelf incluis. Het was een verwijzing naar de les psychologie, die ook wordt gegeven door Gieters. Ik weet ook niet waar het vandaan kwam. Ben ik dan toch niet zo idioot als ik zelf denk?
Woensdag 27 november 2002, Vandaag is er weinig gebeurd, maar ik zal U verblijden met nog een waargebeurd verhaal... Het was 's morgens in de vroegte dat ik naar 'de zuid' trok om een paar boeken terug te geven in de Gentse bibliotheek. De tram zette me keurig af aan de bibliotheek. Als je jezelf afvraagt of je werkelijk bestaat, kan je dit wetenschappelijk vaststellen met zeer gesofisticeerde apparatuur. Als de deuren van de supermarkt opengaan, wil dat zeggen dat je door het electronische oog in je bestaan wordt bevestigd. Dat is de enige wetenschappelijk onderbouwde methode om te meten of je werkelijk 'bent'. Want die zever van 'cogito ergo sum' heeft mij nooit kunnen overtuigen... Ik stond dus voor de gesloten deuren van de bibliotheek, die op het hierboven beschreven principe werken. Ik was er dus al van overtuigd dat ik die nacht moest gestorven zijn en ik nu een geest was. Ik hield me net klaar een paar mensen die ik kende eindelijk van hun verdiende loon te bedienen door hen als klopgeest te achtervolgen, toen ik begeesterd de openingsuren van de bibliotheek las. Het gebeurt mij niet veel, maar het bleek dat ik een half uur te vroeg was. Geen probleem. Dan zou ik een deel van het geld voor de boetes gebruiken om iets te gaan drinken in dat sympathiek uitziende café. De gevel was geel en ik las 'Den artiest' (ik veronderstel dat deze zaak ondertussen nieuwe uitbaters heeft, dus gebruik ik dit keer de échte naam). Hoewel ik mijzelf niet beschouw als 'nen artiest', ging ik er naartoe. Binnengekomen bestelde ik een pintje, want in die tijd trok ik me nog niet aan welk uur van de dag het was voor ik bier dronk. Ik zette me neer aan een tafeltje waar het prille zonlicht links op me viel. Onmiddelijk werd ik ge(re)animeerd door twee mannen en een vrouw. De vrouw en één van de mannen hadden een hele nacht in het café gezeten en zij waren 'betrapt' door de andere man, die zichzelf als de rechtmatige eigenaar van de vrouw leek te beschouwen. Er was een stevige woordenwisseling aan de gang en ik probeerde te doen alsof ik er doof voor was. Ik wilde mij er vantussen houden terwijl de sfeer alsmaar grimmiger werd. Ik dacht dat dit toch niet zo 'n goed idee was geweest en dat ik na het pintje het café wel zou verlaten. Links van mij, net naast het raam, zat een man. Omdat ik mijn ogen van de vechterbazen probeerde af te houden, keek ik naar buiten. Het verkeer raasde als was het een ochtendspits, en dat was het ook. Opeens zei de man aan het raam luid: "grmfldemlf..." Hij zag dat ik even naar hem keek. Ik knikte vriendelijk en keek terug naar buiten. Er kwam een 'nieuwe belg' binnen met een hond. Zei ik hond?? Dit was geen hond meer!! Het was een klein paard!! Ik zat op een stoel aan een tafeltje en de hond keek me recht, nee, niet van beneden af, récht in de ogen! Ik was blij dat de dinosaurus aan een leiband hing, want mijn verstandhouding met grote honden is niet meer zo goed; wij begríjpen elkaar niet. "Ij eeft z'n wandelingske wer g'ad", zei de nieuwe belg. Het angstzweet brak me uit toen de man achter de toog de leiband losmaakte en de kop van de enorme pitbull tussen zijn twee handen heen weer schudde. Meteen begon het monster met zijn staart te kwispelen en kwam van achter de toog op me af. Snuffel...snuffel...snuffelen. Ik had ergens gelezen dat honden je angst kunnen ruiken(!) en pretendeerde dat het de normaalste zaak van de wereld was. "Grey ! Kom hier!", riep de baas. "En blijven!" Ik lachte met een gezicht dat de bedoeling had "Ik vond het niet zo erg." uit te stralen en dacht dat het gevaar definitief geweken was. De man links van mij, aan het raam, kwam tot leven: "Hmmf, makkik ou iet vroage?" "Euh, ja", zei ik een beetje verbaasd. "Kunde ga ma ne kier elpe?" "Helpen met...?" "Awel," zei hij en hij draaide zich om, ik zag dat hij geen linkerhand had en dat drie vierden van zijn bovenarm zich ook duidelijk ergens anders bevonden, "kunde ma ne keer elpe mee mijnen ouk d'erop te steke?" De man nam met zijn rechterhand een ijzeren vleeshaak uit zijn sporttas. Zo met die haak in zijn handen...euh hand durfde ik niet nee zeggen. De haak bestond uit de ijzeren haak met een hol stukje plastic op het einde ervan. Over het uiteinde zat een doorzichtig rubberen koker die over het 'overblijfsel' van zijn arm moest worden geschoven. Eigenlijk niet geschoven; hij draaide het rubberen omhulsel binnenstebuiten. Hij legde me uit dat hij het plastieken uiteinde tegen zijn stomp moest plaatsen en het rubberen gedeelte erover moest duwen, maar dat hem dat niet lukte met één hand. Hij had thuis wel een systeem dat werkte, maar hij had zijn haak nu nodig en hij had het toestelletje niet bij zich. Met gemengde gevoelens begon ik eraan. De twee mannen aan de toog waren er nog steeds niet uit en begonnen harder te roepen. Ze waren beiden dronken en gaven elkander duwtjes tegen de schouders. Ze begonnen nog luider te roepen tegen elkaar en dat maakte de hond zenuwachtig. Het beest begon terug rond te lopen in het café en het begon vervaarlijk te grommen. De eenarmige man bestelde twee pintjes: eentje voor mij en eentje voor hem. Ik dronk het vrij snel leeg, want ik wou hier weg. De ene man aan de toog duwde de vrouw die daardoor hard op de grond viel. Ik duwde zo goed ik kon om het rubber over de arm te schuiven. De nieuwe belg begon ook tegen de hond te roepen; dat hij achter de toog moest komen. De cafébaas steunde hem luidruchtig. De hond kwam achter de toog en begon luid te blaffen. Toen ik dacht dat ik klaar was mijn
goede daad te verrichten, zei de anders-valide man dat het niet goed was, dat er geen lucht mocht tussenzitten en vroeg of ik nog eens wou proberen. Hij bestelde nog twee pintjes. Ik probeerde nog eens. Eén van de twee vechtersbazen nam een bloempot met bloemen die je geen water moest geven. Hij smeet die zo hard hij kon naar zijn rivaal. De pot sloeg kapot tegen de muur. De cafébaas belde onmiddelijk de politie. De vrouw weende en drukte haar hand stevig tegen haar elleboog. De cafébaas riep dat de politie was gebeld en zei dat ze voor de bloempot zouden betalen. Het was een secuur werkje de haak over de arm te krijgen zonder dat er lucht tussen kwam. De nieuwe belg nam de leiband van de haak en nam de wild geworden hond mee naar buiten. De cafébaas riep. De minnaar riep terug en verliet samen met de overspelige vrouw scheldend het pand. Het werd terug een beetje rustiger en kijk: kapitein haak had zijn haak terug, zónder dat er lucht tussen zat. De hond kwam terug naar binnen en bleef kalmpjes achter de toog. Om mij te bedanken trakteerde Haak mij nog op een pint. Ik weigerde niet. Ik had dat wel verdiend, vond ik. Ik dronk die zo snel mogelijk leeg en dacht mijn boeken terug te brengen. De bibliotheek was al een half uur open. Dat was gerekend zonder de minnaar... Een rode ford escort stopte net voor het café en de man smeet de deur open en voetzoekers naar binnen. De hond werd woest en sprong met zijn twee voorste poten op de bommenlegger. Hij krabbelde recht terwijl de hond zijn bovenarm tussen zijn tanden hield. Hij rukte zich los en liep naar rechts en de hond liep achter hem aan.. De motor draaide, de vrouw zat aan de passagierszijde en het portier stond open. De cafébaas schreef de nummerplaat op een bierviltje. Hij riep naar de vrouw: "Nu heb ik uw nummerplaat, voor als de politie komt!!! En die bloempot zal je nog betalen!!" De bommenlegger kwam van links aangelopen, sprong in de wagen en ging er met gierende banden vandoor. De hond liep de ford blaffend achterna. Dit was mijn moment om alles achter mij te laten. Ik zei "tot ziens" tegen de cafébaas, de nieuwe belg en Haak, maar ik meende het niet. Mijn boete bedroeg 80 belgische franken. Ik kon het zonder problemen betalen, want ik had maar één pintje betaald.
Dinsdag 26 november 2002, Elke middag een nieuwe horecazaak verkennen. Ik zit in "De gevangen zeekapitein" en ik heb geen vuur. Ik heb vuur noch warmte en de deur staat open. Trouwens, deze kapitein zal nooit vlag of wimpel zien. Het decor doet me denken aan 'Carolientje (heeft een bootje)' met mijzelf dan in de hoedanigheid van één van die hallucinant dansende vissen die voor het raampje van het duikbootje kwamen zwemmen. Vroeger maakte het namelijk niet uit dat het bootje eigenlijk te water werd gelaten in een Brusselse fontein waar natuurlijk geen vissen zwommen. En het maakte me ook niet uit dat Caro zich uiteraard nooit zo klein zou kunnen maken dat zij in het bootje zou passen. We lieten haar maar dromen en wij droomden mee. Dat was een heerlijke tijd, want eigenlijk niets maakte uit en ik moest die avond geen dertig bladzijden herhalen of de afwas nog doen. Of wacht, misschien is mijn situatie toch anders dan die van die vissen. Ik heb vissen immers nooit twee koffies zien drinken of vuur zien vragen aan een cafébazin, die de aansteker binnen mijn bereik laat voor mijn verslaving. Er komt een heuse kapitein met een dikke baard naar binnen, die vraagt naar een schaar. "'t Is de krant van gisteren, hoor. Ik wil gewoon dit artikel uitknippen. Het gaat over een collega die veroordeeld is..." Ik begrijp niet waarom ik dàt zou willen uitknippen, laat staan bijhouden, maar dat maakt mij niet minder jaloers op zijn gezichtsbeharing. Ik bestel nog cafeïne en breng twee klontjes tot zinken. Ik moet naar het toilet. Hoewel ik dan geen kapitein of visser ben, toch ga ik paling vangen.
Maandag 25 november 2002, De examens staan voor de deur, zoals ze dan zeggen. Maar je moet eens kijken wat er nog allemaal voor de deur staat: de winter, kerst en nieuw, mijn vergeten verjaardag en het bouwverlof omdat het vriest. Dat staat allemaal voor de deur, maar ik laat ze voorlopig liever in de kou staan. Het is daarom dat ik niet begrijp waar het allemaal vandaan kwam. Lag het aan de koffie? Of lag het aan het bier? Lag het aan het weer? Lag het weer aan het weer? Wel hevige discussies over 'de maatschappelijke problemen van vandaag en morgen'. Waar kwam dàt allemaal vandaan? Ik weet het niet en ik moet huiswaarts keren. Een druppel rolt over het raam naar beneden en het leven zelf begint mij te vervelen. De mensen zijn even miezerig als het weer. Daar hangt een oude dame over het balkon. Ik roep: "Wees niet bang !! Spring!! Het heeft al veel te lang geduurd! Geef het op! Het betekent niets!" Ze is een even grote lafaard als ik en sluit lachend de schuifdeur van het terras. Het blijft regenen en ik heb het koud. En een vrachtwagen versperd me de weg en lost paletten uit de laadruimte. "Dat moet je zeker doen op het spitsuur!! En doe het maar niet te snel, want ik moet nèrgens naartoe! Hee... Ik denk dat ik net zag hoe die naaktslak je voorbijstak." Lachend rolt hij de transpalette naar binnen en het blijft regenen en ik heb het koud. Ik neem de tram en net voor mij komen twee bakvissen zitten met elk een oortje van de disc-man. " 'N-'n-'n-'n'n-'n-'n-'n..." en een vrouw zingt 'Because the night...' Ik vraag de vrouw of ze kan zwijgen. "Ik zing toch ook niet op de tram." Hun hoofden schudden ja en ze lachen en de wolken wenen en ik, ik heb het koud. De lach is slechts een sluier over de bitterheid van het leven en de bruid van de dood die schreeuwt om op te geven. Mensen die lachen als daar geen reden voor is; die snappen het gewoon niet.
Zondag 24 november 2002, Ik zou veel kunnen vertellen, maar ik zal dat niet doen. Ik zou U bijvoorbeeld kunnen schrijven van hoe prachtig het concert was vrijdag in de kathedraal SintMaarten en Sint-Niklaas van Ieper. Over de verschillen tussen de stukken van Beethoven en Mozart. Over het feit dat ik vind dat Mozart met zijn muziek dingen beschrijft die je kan zien, bijvoorbeeld een vogeltje dat springt van tak naar tak. En hoe Beethoven de gevoelens kan beschrijven die diep in elk van ons schuilen. Hoe Mozart jr. steeds maar weer terugvalt op het 'kwartnoot-kwartnoot-achtse-achtste-kwartnoot'-schemaatje, en hoe snel dat gaat vervelen.Over de dynamiek die Etienne Siebens en het hele symfonieorkest van Vlaanderen in symfonie n°7 in A (opus 92) van Beethoven wisten te leggen. Over hoe vooral het allegretto een ronduit ontroerende indruk naliet en hoe de Leonore ouverture (opus 138) magistraal was uitgevoerd. En ik zal het zeker niet hebben over hoe het allegro con brio uit de zevende niets anders dan con brio geslaagd was. Wat een muzikale climax van een sowieso al prachtige avond! En mondje toe over de zesdaagse van Gent op zaterdagavond. Geen woord over valpartijen van 10-jarige coureurtjes of twintig jaar oudere notarissen. En ik zwijg als een graf over het interview dat we gaven met Tom Kinky Koninx voor sportweekend van vanavond. Over hoe ik er eerst bijstond, maar mij dan wijselijk uit het beeld deed verdwijnen omdat ik geen zin had een interview te geven voor de nationale tv terwijl ik dronken was. Over hoe Bo en Co daar géén probleem mee hadden. Het blijft stil, daar waar de wind niet waait en men zwijgt over 'de nichtjes van Etienne De Wilde' en over de babbel en de foto met Eddy Merckx. Over hoe sympathiek Jo Planckaert wel niet was of over het verband tussen drankjetons, appeljenever en het jong aanstormend talent van Iljo Keisse. Ik had dat allemaal kunnen schrijven, maar ik zal dat dus niet doen. Sterker nog, ik zal er met geen woord over reppen. Want spreken is zilver en zwijgen is goud en je wint nooit zilver, want dan verlies je het goud.
Vrijdag 22 november 2002, Deze onbelezen man, deze non-literaire anti-held, heeft weer het voorhuidzicht op een druk weekeinde. '... En toen schiep hij de vrijdag, en hij zag dat dat absoluut niet voldoende was. Dus vond hij ook maar meteen de vrijdagavond uit, die hij uitermate geschikt vond voor een concert van Beethoven (natuurlijk niet van Beethoven zelf, want die was allang dood, maar van zijn muziek). Hij liet de wielerzesdaagse van Gent uit het niets oprijzen. Toen hij merkte dat hij daar nog geen dag voor had, liet hij de zon opkomen op zaterdagochtend en ondergaan op zaterdagavond. Hij had gedacht dat daar heel wat volk zou op afkomen, en dat was ook zo in den beginne, maar in het heilige jaar 2002 was dat al heel wat minder. Hij maakte zich boos op de mens en zou ervoor zorgen dat zij die niet naar de zedaagse trokken, zich stierlijk zouden verveelden die zaterdagavond. Zondag -jawel, hij vond dat hij evengoed een zevende dag kon bedenken om het tv1-programma 'de zevende dag' te laten samenvallen met een zevende dag van zijn week; hij vond dat wel een orginele gedachte- maakte hij oorspronkelijk om te rusten. Wat hij echter vergeten was, was dat hij een kwartiertje voordien gezegd had: " ...En ik schiep de eerste dag en zette Nederlands en Toegepaste Communicatie op het menu...".' "Wat een kwezelarij !!", dacht hij toen hij in zijn dagboek schreef wat hij gedaan had. "En straks schep ik, als klap op de vuurpijl, de kwezel en maak ik er een liedje over." Hij had het beter niet gedaan. En ik ook niet.
Donderdag 21 november 2002, Deze namiddag hadden we afgesproken een kleine bijeenkomst te houden voor onze opdracht van Gieters. Weet je wat we allemaal gedaan hebben? Nee? Ik zal het je zeggen. Noppes. Niks. Niets. Nada. Noegabollen. Nothinge. Ryan De Knots was er ook. Nihil (néé, niet Hihoel). Geen klop. De tijd gedood; de seconden, de minuten én de uren: morsdood waren ze. Nog minder dan Prins Roland op een doordeweekse dag. Bijna evenveel als toen we nog sliepen. Sigaretjes rollen en peetjes tekenen. Mee ons vingers draaien. Existentieloos ronddwalen.Even veel gedaan als ik in deze bijdrage zal zeggen, of nee, véél mínder. Qua inspanningen: ongeveer evenveel als een hersendode kasseisteen zou doen. Zoveel middeleeuwse kasten gerestaureerd als hieronder achthoeken staan getekend. Zo weinig gele telefoons tegen de muur kapot gesmeten als er hieronder door frigo's worden gekoeld. Geen kl°t'n. Zoveel huzarenstukjes verwezenlijkt als kilo's sneeuw die men vindt in Mbandaka; en het is daar verdomd warm. Evenveel tandenstokers als polsstok gebruikt als het aantal eieren dat Freddy de Koalabeer en Gaston de Tapir samen in een Tupperwarepotteken staken op 27 februari 1249. Spijtig dat er geen deurwaarder aanwezig was, want we hebben een gooi gedaan naar het wereldrecord blinken; en we hebben het waarschijnlijk nog gehaald ook, alhoewel we daar niet op gelet hebben; zelfs dàt niet. Kortom, wat kan ik zeggen over deze namiddag? Het was weer zeer de moeite; waard, breng nog eens drie pintjes.
Woensdag 20 november 2002, Het gaatje in de voordeur heeft een bolle lens, waardoor iedereen die ervoor staat belachelijk lijkt. Dus net voor ik opendeed bleef ik hen even bekijken alvorens de deur te openen. Zij hadden het erover hoe het gras niet was afgereden. Is het daarom dat er maar weinig volk aan de deur komt hier? Er komt zo weinig volk langs dat iedere keer er gebeld wordt ik mij even afvraag wat dat geluid nu weer betekent. Enkel na mij ervan te vergewissen dat het mijn gsm niet is, slof ik naar de deur. U moet misschien nog weten dat de bel, net als mijn gsm 'The Final Countdown' van Europe speelt met die afschuwelijke electronische tonen. Ik wachtte het moment af waarop zij totaal niet meer zouden verwachten dat er nog iemand zou openmaken om hen van een welverdiende adrenalinestoot te voorzien. Ik kende ze. Ze hadden in realiteit een minder hamsterachtig uiterlijk dan door het lensje in mijn deur, en ze wisten dat ze koffie, koekjes en een discussie zouden krijgen. "Ha, Pieter, (ze kennen mijn naam en soms vind ik dat griezelig) wij komen nog eens voor de boodschap." "Ik onthou geen namen, alleen gezichten. Hoe zou dat komen? Heeft god dààr een verklaring voor?" Alle drie zetten we een plastic glimlach op en men zou verwachten dat zij dan hun namen zouden zeggen, wat niet gebeurde. Ik wenkte dat ze mochten binnenkomen en gaan zitten. "Koffie?" "Natuurlijk. En een koekje erbij? Jullie moeten bevroren zijn." Ik ging naar de keuken en nam de oploskoffie. Ik hield ze in de gaten. Ze kijken altijd rond alsof ze teleurgestelde inbrekers zijn die niet kunnen kiezen wat ze zouden kunnen meenemen omdat alles wat hier binnen staat ronduit waardeloos is. Ze keken naar de televisie en elkaar bedroefd aan. Was dat omdat hij niet ingeschakeld was of omdat de tv een instrument van de duivel is? Drie dampende bakjes troost (natuurlijk geen bakjes, maar kopjes) kwamen eraan, want de mazout was op en ze zouden maar tegen de avond leveren. Troost voor de ontroostbaren. "Goh, jullie moeten er wel wat voor over hebben zo door de kou trekken omwille van jullie geloof. Wat vindt jullie vrouw daarvan? Had zij niet liever gehad dat jullie bij een warme kaartersclub waren gegaan?" Ik kon duidelijk zien dat ze beiden een degelijk kunstgebit hadden, want zo roos is niemands tandvlees, of ze nu gered zouden worden of niet. "Wij hebben er veel voor over om iedereen die goed is van hart te laten delen in de vreugde gods." "En de liefde van onze partner is onvoorwaardelijk en oprecht", zei de andere. "Eenieder moet zijn eigen pad kiezen", volgde ik hun gedachtengang. Hun gezicht klaarde op. Ik wist dat ik hen kon steeds weer kon vebazen door zinnetjes van de Evangelische Omroep te herkauwen en ten ongepasten tijde zo vroom mogelijk uit te spreken. Ik ontkrachtte een seconde of drie later: "Ik kies meestal het hazenpad...grapje. Heb je weer nieuwe lectuur bij om mij op deze donkerblauwe winteravonden te laten lezen?" Ik zou het deze keer niet hebben over hoe het aantal mensen dat volgens de bijbel gered zou worden na de apocalyps reeds ruimschoots overschreden was door het aantal leden van hun vereniging. "Kijk, wat zegt je deze afbeelding?", zei hij. "Je denkt waarschijnlijk dat het niet mogelijk is, maar de bijbel heeft het anders voorspeld." Hij toonde mij het blaadje en liet me meelezen: "Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde zullen zijn, die wij overeenkomstig Gods belofte verwachten en daarin zal rechtvaardigheid wonen." - 2 Petrus 3:13; Jesaja 65:17. En "de rechtvaardigen díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven." - Psalm 37:29. Hij toonde mij nogmaals de afbeelding:
Hij stak mij het blaadje in de handen en ik las in stilte verder...en verder... "Zij zullen stellig hun eigen wijngaarden planten en hun vrucht eten..." - Jesaja 11:21-23. "Wat denk je dààrvan?", vroeg hij. "Begrijp mij maar niet verkeerd, maar ik ben weer niet overtuigd. De titel, "Leven in een vredige nieuwe wereld", vind ik verdacht veel gelijken op de titel van het boek 'Heerlijk nieuwe wereld', waar de wereld toch niet zo heerlijk bleek, maar kom, laat ons het hebben over de inhoud... Nieuwe hemelen? Hoeveel hemelen zijn er dan zo? Eentje voor de serieus rechtvaardigen en eentje voor de minder rechtvaardigen? Hoe zit dat? Of heeft god een buitenverblijf-hemel en een domicilie-hemel? En waarom zou hij dat hebben? Hij is toch overal tegelijk?" Het bleef stil en ik wachtte niet op het antwoord. "Of nee, wacht, 'de rechtvaardigen zullen de wereld bezitten', - kapitalistisch, dus toch?- 'en zij zullen er eeuwig op verblijven.' Waarvoor hebben we dan nog die hemelen nodig, als we toch eeuwig op de aarde zullen blijven?" Ik hield van de gespannen stilte. "Kijk, ik respecteer jullie enorm, maar ik veronderstel dat ik té vrijzinnig ben ingesteld om gered te worden.. Bijvoorbeeld: ze spreken hier over wijngaarden en zo om te eten. Dus eten zullen we nog moeten doen. Ik kan mij voorstellen dat het me wel zou lukken een paar dagen te overleven op druiven en andere groenten en fruit, maar als ik dat wou voor de eeuwigheid, was ik toch alvast nu vegetariër geworden. En als we dan vegetarisch moeten eten zullen er dan ook quornburgers en zo zijn, ter vervanging van het eiwitrijke vlees?" Ik was niet te stoppen. "En kijk nog eens naar de afbeelding: zie je die jongen? Ik weet niet hoe jullie dat noemen, maar ik noem dat kinderarbeid. En wat heeft hij aan? Een jeansbroek?! Waar komt die in hemelsnaam vandaan? Waarschijnlijk ook van minderjarige kindjes in de lageloonlanden. Of groeien er dan opeens jeansbroeken een geruite hemdjes aan die wijnranken? Ik mag het me niet voorstellen. En de knopen van het hemdje en de broekrits moeten toch van een fabriek komen? Laat mij dan hopen dat mijn wijngaard niet te dicht van zo 'n fabriek staat, of die druiven eet ík niet op." Ze hadden het op voorhand kunnen weten dat ik er niet zou achterstaan, maar je moet hun moed om het nog eens te proberen toch bewonderen. "Het ziet er mij trouwens levensgevaarlijk uit in die vredige nieuwe wereld. Of moeten alleen mensen dan nog eten? En leeuwen en beren niet meer? Kijk naar dat kleine meisje met die grizzly en het jonge gezinnetje en die leeuw! Of zijn wij rondreizende circusartiesten waarvan eenieder zich de kunde beren en leeuwen te temmen machtig heeft gemaakt?" "Beloof mij dat je er even over zal nadenken?", vroeg hij een beetje neerslachtig. Ik dacht bij mezelf dat ik dat net had gedaan, maar zei: "Ik beloof het, en sorry dat ik altijd zo kritisch zit te doen, maar vergeet niet dat ik ongelofelijk veel respect heb voor jullie waarden en doorzettingsvermogen." Hun koffie was op, de kruimels zou ik straks van tafel vegen en ze leken tevreden toen ze weggingen. Ach, religie. Wie heeft gelijk? Daar zijn we precies nog uit. Er worden oorlogen om gevoerd en dus kan dat niet goed zijn. Mijn religie blijft voorlopig Koffie, Alcohol, Sigaretten en Sex. En dat zie ik de eerst 2000 jaar niet veranderen. Alhoewel, ik zal toch proberen stoppen. Want volgens mij is dit de langste tekst tot nu toe.
Dinsdag 19 november 2002, Als ik op reis ga met een vliegtuig zal het vliegtuig niet neerstorten; enkel mijn zetel zal door de bodem zakken zodat diegene die erbij was en het toevallig filmde nu eindelijk die sportwagen zal kunnen betalen van de verkochte rechten. De dag dat ik dan 'het groot lot' win, zal ik ongelukkig overlijden aan een acute aanval van een onbekende ziekte die dan mijn naam zal dragen: 'kindterziekte'. Als ik ergens op tijd zal moeten zijn om mijn leven een nieuwe wending te geven, zal de trein ontsporen en zal ik toevallig alleen in die ene wagon zitten waarvan de deuren niet meer opengaan. Als een fles van om het even wat wordt omvergestoot, zal er bij mij nooit een dop opzitten. Als ik ergens naartoe ga voor de zon, zal het er altijd regenen. Als ik ergens met de fiets naartoe moet, zal mijn ketting eraf vallen en zal die duimspijker net in mijn band komen te zitten. Ik weet, al meegemaakt, dat als ik mijn werk de volgende dag moet afgeven en ik ben net niet klaar en ik heb het niet opgeslagen, dan zal mijn bureaulamp kortsluiten en de verliesstroomschakelaar alle electriciteit verbannen uit het huis, voor mijn eigen veiligheid. Ik herinner mij opengebroken wagens na een optreden van Herman in Rotterdam. (Jij ook,Tim?) Ik herinner mij schriftelijke examens waarin ik één vraag niet kon oplossen en het daaropvolgende mondelinge examen waarin ik één vraag mocht trekken uit 50 en jawel... Leg uit: verzeping van basen: C17H35COO. Ik herinner mij nagelnieuwe gitaren en mengpanelen in, net die dag, ondergelopen kelders. Ik herinner mij onbewust àlle gebeurtenissen uit mijn leven. Ik ben daarvoor gemaakt, ik ben ervoor geboren, en ik weet het wel: ik zal niet de enige zijn. Vandaag ben ik mijn boekentas op de trein vergeten, waardoor ik snel moest handelen om die er in het volgende station (Brussel-Nationale-Luchthaven) te laten afhalen. Vanavond had ik mijn tas terug.
Maandag 18 november 2002, Eindelijk naast elkaar. Ik zou zeggen: "hé.". Zij zou zeggen: "Hé." Ik zou voorstellen naar een café te gaan dat ik kende. Zij zou zeggen: "OK." Zonder een woord zouden we de straat uitlopen. Wij zouden binnengaan, twee bestellen, een slok nemen, zonder een woord. En net als de stilte vervelend werd, zou er een populaire kerel bij ons komen zitten. Hij zou zeggen over van alles en nog wat en dat hij mij interessant vond en hoe hij naar mij opkeek. "Zeg, Pieter, tot ziens…" Hij zou nog even knipogen en terug doen waaraan hij bezig was. En iedereen die langskwam zou mij groeten of een babbeltje slaan. Zij zou geïmponeerd zijn door de mensen die ik kende. "Ken je die allemaal?" "Pfff, niet àllemaal…, maar ja…" "Misschien ben je wel interessanter dan ik dacht…" Ik zou er nog twee bestellen en wij zouden uren praten, want ik zou interessanter zijn dan ze had gedacht. Toen ze naar huis zou gaan, zou ik afscheid nemen en kijken hoe haar silhouet langzaam verdween. Als ze verdwenen was, zou ik terug naar binnen gaan en hen het geld geven.
Vrijdag 15 november 2002, Ik denk dat ik tijd vergeten ben. Dat die langs mij heen glijdt; water langs de voorsteven van een stuurloos schip. De tijd uitgevonden om die later te vergeten. Waar zijn die mooie dagen naartoe? Ben ik maar een gedachte van een genie of een zot? Lees ze en zij is weg. Dan ben ik vergeten; als triljoenen anderen voor mij. Daar kan ik niet om geven. Het is misschien beter niet herinnerd te worden dan slechts in negatieve zin. Ondertussen klim ik de trap op, maar blijf steeds op dezelfde trede. Vermoeide polsen sturen handen. Handen als ontembare beesten, ruw en ongepolijst, trillen niet minder dan gisteren en schrijven woorden als 'kurk'. Kan iemand zeggen waarom die woorden drijven,? Drijven, zinken en vergaan? En dan te weten dat wij vroeger samen méér waren en nu elke seconde minder. Toen we volhielden, probeerden, faalden, maar volhielden. Toen. En ik praatte al wat minder. En ik speelde al wat meer. Een rolletje meer of minder, wat maakte het uit? Ik denk dat ik de tijd vergeten ben, en ik drink ze als Bordeaux 1978, met de hoop dronken te worden. Ik begin het te voelen: de sterfelijkheid; en het is goed zo. En ik kan het proeven, nu: 1978 was geen goed jaar.
Donderdag 14 november 2002, Net voor de les Sociologie begon, riep ik de docent even tot bij mij. "Mijnheer Schatteman, ik ben de laatste paar dagen, sinds donderdag, ziek geweest. Daardoor heb ik de lessen niet kunnen bijwonen. Ik heb al een doktersbriefje afgegeven aan Daniël. Ik moet zeggen: ik voel mij nog altijd niet zo goed en ik voel me, eerlijk gezegd, hoe langer hoe slechter. Ik ben deze morgen al naar het practicum Methodologie geweest, waar ik allerlei verwijten naar mijn hoofd gesmeten kreeg omdat ik het practicum niet goed had kunnen voorbereiden. Zonder naar de reden te vragen werd ik behandeld alsof ik moedwillig niets had uitgestoken. Toen ze zei dat ik nog te laat was ook, heb ik wel een reden gegeven; of ze dat nu wou of niet, want er was met moeite een speld tussen te krijgen. Ik had, dan toch ter voorbereiding, in de rokerspatio een volledig bekertje Grand Arabica koffie, per ongeluk (de vermoeidheid), over mijn cursus Methodologie gestoten. Die reden geloofde mevr. Gieters uiteraard niet, want natuurlijk was ik een leegganger die loze excuses zocht, tot ik dan mijn met koffie-aroma doordrenkte map te voorschijn toverde. Ik hoop van harte dat zij koffiebrandt in de hel... Voor Uw practicum heb ik, zoals gevraagd alle stukken mee (damesblad en een kinderboek), maar de theorie van het practicum heb ik alweer niet kunnen voorbereiden. Er niets zo demotiverend als in een practicum moeten 'meewerken', terwijl je zelfs niet weet waarover zij in godsnaam bezig zijn. Ik heb dan ook besloten deze dag uit mijn leven te schrappen en zal de les ook niet bijwonen. Trouwens, die documentaire over de effecten op foetussen van een hogere blootstelling aan testosteron in de baarmoeder was niet 'Het derde oog' op Canvas, maar 'Zomerkoppen' van 27 augustus op Tv1", vertelde ik hem. Hij begreep mij.
Woensdag 13 november 2002, Het valt me moeilijk te moeten toegeven dat het leven niet steeds door donkere tunnels trekken is, of lijdzaam toezien hoe diegenen die wij liefhadden dit tranendal dan toch hebben kunnen verlaten. Het valt me zwaar te moeten beseffen dat, voor de meesten die bevolken, het zonlicht nog valt. Enkele momenten dat de druk van de sinussen gehaald wordt en daar een onverwachte lach verschijnt, want, dan zitten er mooie woordspelletjes in het leven, die het allemaal maar even interessanter maken. Zo moet ik terugdenken aan toen die rugpijn bij mij de kop opstak. Toen ging ik naar de dokter, maar niet zomaar een dokter, het was een sportdokter die Pieters heette. Net voor ik dan aan zijn bel hing stond op ooghoogte een koperen plaat met daarop de woorden: "Pieters sportdokter". Of toen ik een gastroscopie (onderzoek van de maag) moest ondergaan, werd ik doorverwezen naar dokter Braxel (braaksel?) in de Eedverbondkaai (eetverbond?). Of het onderzoek naar mijn korte-termijn-geheugen, dat mag wel bij dokter Vijs (?) zijn zeker? Ik kan daar nog altijd om lachen... Ik zit nu in de les economie en de klas is niet eerste klas, als U mij begrijpt. Ik stel voor deze klas vanaf nu de 'economy class' te noemen, ondanks luchtvaartfaillissementen. Zelf gevonden! Mensen, als wij de taal niet gehad hadden... Wat hadden wij dan gehad?
Dinsdag 12 november 2002, Vandaag voelde ik me alweer niet kiplekker, maar dat zal dan goed zijn voor een dieet zeker? Als dat zo doorgaat, kan ik een job in de privé wel vergeten. Een mooie positie als ambtenaar is dan mijn laatste strohalm...
Maandag 11 november 2002, Hooggeachte prinses Asmerelda ven Balgië, Ik zal deze tekst in het Nederlands schrijven, dan verstaan we elkaar tenminste. Ik kan het niet verzaken elk jaar weer een bezoekje te brengen aan de boekenbeurs te Antwerpen. Dit jaar kozen wij ervoor deze beurs op zondag met onze aanwezigheid te verblijden. Voor dag en dauw zetten wij reeds aan. De dag begon goed. Wij waren zonder verkeersproblemen, wat vandaag de dag een medaille verdient (tip?), in Antwerpen aangekomen en, ik stel voor die paar vierkante meters te laten zaligverklaren, we vonden een parkeerplaatsje rechtover de ingang van de beurs. Een luxe die weinigen zonder eretitel te beurt valt. Maar goed, wij waren waar we moesten zijn en hadden zelfs nog tijd voor een drankje in de bar. In Antwerpen zijnde was de keuze snel gemaakt: een prinske van de Keuninck. De deuren vlogen open en duizenden, als niet miljarden boeken wijfden naar ons met hun blanke of beschreven blaren. Romans, encyclopediën, stripboeken, vegetarische kookboeken, veganistische kookboeken, Wok-kookboeken, kookboeken over gebraad of vis, dichtbundels, gebundelde brieven van..., fictie/non-fictie, jeugd en volwassenen, 13 (geteld!) verschillende (!) uitgaven van Kama Sutra (een mens zou beginnen twijfelen) en jawel, slecht geschreven dagboeken vlogen ons om de ogen. Een lust voor elk lettergierig oog. Wij hebben een routine opgebouwd zo over de jaren, zodat wij tegen 12u30 gegeten en alle zalen afgeschuimd hadden. Mooi op tijd, want op grote borden langs ons parcours werden de namen van literaire (en ook minder literaire) helden geafficheerd samen met de tijdstippen van hun signeersessies. Ik persoonlijk ben zo niet voor handtekeningen van BS's maar, sommigen onder ons waren dat wel. Mijn grootvader is onlangs verjaard en zijn leeftijd luidop schrijven is misschien onrespectvol. Ik had de tijd nog niet gevonden de goede man een cadeau te kopen en ik vestigde mijn keuze op een boek van de memoires van minister Leon Tandemins en Uw recentelijk uitgegeven werk. U moet weten, mijn grootvader is een fan van het koningshuis van Balgië, waarvoor hij bijna het leven liet, nu zo een 60 jaar geleden. Dus wat zou hem meer verheugen dan een gehandtekend boek van Tandemins en prinses Asmerelda ven Balgië? De man heeft ook tijd om die te lezen. Tandemins zou zijn akte van présence opmaken en ondertekenen om 12u00 en wie stond er op de eerste rij? Inderdaad: een paar mensen met wie ik verder geen zaken had, maar ik stond wel op de tweede rij. En ziet: klokslag 12u00 verscheen meneer Tandemins op de afgesproken plaats, zoals bijna alle andere schrijvers trouwens die dag. Een lach en een babbel met Leon en mijn boek, of beter, dat van mijn grootvader, was vakkundig getekend met een persoonlijke groet van de auteur naar André. Klasse. Wij hadden nog 55 minuten in onze broekzak alvorens U zou arriveren. We sloten aan achteraan een rij die zo klein was dat je het nauwelijks een rij kon noemen. Wij zijn geen haantjes-de-voorste. Voor ons enkele fervente royalisten met fotocamera's en foto's van vorige ontmoetingen en te signeren doodsprentjes van Uw moeder. Twee mannen in zwarte pakken en stropdassen waren hevig in de weer met het verslepen en verbouwen van de infrastructuur om Uzelf, zo zeiden ze: "...meer ruimte te laten." De kleinen naderde de één en ondertussen was de rij uitgegroeid tot een lijn die te vergelijken valt met de woensdagmiddagfile aan de MecDonalds in Moscou. Uw blijde intrede was nakend. Maar de 'men in black' duwden opeens het oortje van hun discman dieper hun gehoorsgang en wisten ons kordaat te melden dat U er slechts om 13u30 zou zijn. Het was al 13u15 dus nog een kwartiertje naar de sterke verhalen van de mensen voor ons luisteren nam ik er nog net bij, alhoewel het steeds meer een kwelling werd. 13u35. Er was weer een goed stukje op de discman van de twee en ze wilden duidelijk nog eens de bassen voelen. "De prinses zal er zijn om 13u45." Ik had ondertussen klauwzeer opgedaan door het ter plekke wortel schieten en zei dan ook blijkbaar duidelijk hoorbaar: "Met mijn voeten speelt niet de eerste de beste. Als onze prinsessenboon er niet is om kwart voor, olie ik mijn spade in..." Er werd geschokt omgekeken alsof ik net gezegd had dat ik eigenlijk Osoma Ben Ladin was, vermomd als boerenjongen uit Overmeire. Ik denk dat ik sinds iedere 30 seconden op mijn polshorloge moet gekeken hebben tot het van seconde op seconde kwart voor twee werd. Dat was het dan. Ik probeerde me als een kurkentrekker om te draaien waarna ik als spookloper in tegengestelde richting wou. Als een zalm die dringend eitjes moest gaan leggen ging ik tegenstroom terwijl verdwaasde blikken op mijn schouders vielen. Lieve prinses, het zal toch niet zijn omdat U uit edele schoot werd gebaard en U in een gulden kribbe werd gelegd dat tijd geen invloed heeft op U? Hopend op een verklaring groet ik U alvast met de meeste hoogachting, Pk/.
Alle personen in bovenstaande tekst zijn fictief. Elke overeenkomst met bestaande personen berust louter op toeval.
Vrijdag 8 november 2002, Ziek. Al twee dagen ziek. Vandaag zo weinig gebeurd dat ik deze dag niet snel zal vergeten.
Donderdag 7 november 2002, Sinds gisteren is mijn goudvis dood. Het arme beest, hij stierf in m'n armen. Eergisteren zag hij een beetje bleek dus heb ik hem een Dafalgan Codeïne bruis gegeven. Maar het was blijkbaar al te laat want hij heeft het nooit uitgedronken. Ik herinner me nog de dag dat ik hem vond. Hij lag weg te kwijnen in m'n glas whisky. Hij was daarin gevlucht, weg van de dolgedraaide duif die-zo vertelde hij me in gebarentaal- z'n knieschijven eraf had geschoten. Ik vroeg Jan nog wat whisky in te schenken om z'n wonden wat te ontsmetten en nam hem mee naar huis. Ik doopte hem Johnnie Walker Tex As Goldie Fisher Man's Friend en nam hem sindsdien nooit meer uit het water. Tot gisteren... Ik kan niet geloven dat je er niet meer bent, Johnnie. Misschien lag het wel aan de drugs, want hij was een verwoed zeewiergebruiker. Ik zei steeds dat het z'n leven en z'n gezondheid zou ondermijnen (dat stond immers op het doosje), maar Johnnie Walker Tex As Goldie Fisher Man's Friend wilde niet luisteren. Hij is ooit aan een ontwenningskuur begonnen, maar die heeft hij nooit lang volgehouden. Toen lag hij de hele dag te ijlen en hij had zweetaanvallen: het cold fish syndrome. Hij heeft zelfs zichzelf van het leven proberen beroven met een kettingzaag maar -dit weet ik van de visiater- hij vond z'n polsen niet. Voor hij aan het zeewier was, bruiste hij echt van het leven, soms zelfs letterlijk. Avonden na elkaar hebben we gepokerd. Hij had dan ook een pokerface als geen ander. En dan zijn schaduwspelletjes als ik studeerde met enkel mijn bureaulamp aan; hij deed zo'n fantastisch silhouet van een travestiet die met zijn/haar veel te hoge naaldhakken tussen de tramsporen van de Veldstraat was gesukkeld. Prachtig ! Nu vraag ik Jan me nog wat whisky in te schenken -"...doe maar gold label..."- om m'n wonden wat te verzachten. Misschien vind ik zo ooit weer een vriend, maar nooit meer zò één als die goede oude Johnnie. Zoutzoete tranen heb ik geweend. Johnnie Walker Tex As Goldie Fisher Man's Friend, ik weet dat je daar nu ergens boven bent, want het water valt met aquaruims uit de lucht. Ik hoop dat je gelukkig bent, waar je ook bent. En ik hoop dat ik gelukkig ben. Slaapwel, Johnnie Walker Tex As Goldie Fisher Man's Friend, ik mis je...
Woensdag 6 november 2002, 1 Ik zag hen van bovenaf, terwijl zij Mijn lichaam op de tafel balsemden en omwikkelden. 2 "Waarvan is deze gestorven?", vroeg de jongste van de twee. 3 "Dat weet ik niet, en ik wil het ook niet weten.Als ik dat altijd zou willen weten, dan was ik wel lijkschouwer geworden en jij waarschijnlijk metser." Hij moest lachen. 4 "Tegen wanneer moet hij klaar zijn?" 5 "Tegen morgenmiddag moet hij opgebaard zijn." 6 "Dan moeten we ons niet teveel haasten...Is er eigenlijk speciale muziek gevraagd voor de dienst?" 7 " Zeg, Willy, met Uw vragen altijd... Ja, er is muziek gevraagd, maar ik snap het toch niet goed. Hij had een papiertje achtergelaten waarop hij vroeg om I will survive van de Hermes House Band en Ne welgemeende van Flip Kowlier en Blame it on the Boogie van de Jackson five. Ja, van tegenwoordig... de begrafenismars van Chopin is er niet meer bij. In mijn tijd was dat toch..." 8 "Zeg, we gaan daar niet over klagen, hee pa. Elk liedje dat wij hier draaien in het crematorium brengt geld in 't laatje. Dus, als ze 'Rotterdam Terror Corps' willen spelen in de zaal is dat allemaal goed voor mij." 9 "Ja maar, I will survive ?! Dat is toch een beetje ver gezocht?" 10 "Ach pa, vergeef het hen, ze weten niet wat ze doen..." 11 Ze begonnen aan Mijn gelaat; ze begonnen Mij te schminken. Te schminken?! Lipstick?! Oogschaduw?! Wacht maar tot Ik naar beneden kom... 12 "Zeg ken je die mop van die geit, die ferrari en de ambulance?" 13 "Nee." 14 De zoon vertelde een mop over een geit, een ferrari en een jaguar; iets over vrouwen en ambulancen. Er werd hard gelachen, maar Ik vertrok geen spier, want Ik kende ze al. 15 "Kom, het is tien uur, we zijn een koffietje gaan drinken", zei de oudste eindelijk. 16 Ze lieten Me naakt achter. Ik nam Mijn kleren uit de onderste lade en verliet ongemerkt het gebouw. 17 Ik durf wedden dat één van de twee, toen ze terugkwamen, gezegd heeft: "Non est hic, surrexit enim sicut dixit." – Hij is niet hier, want Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft (Mt. 28, 5). Recht van het crematorium naar de douche, want ik begon al te stinken. Oké, ik geef het toe, dàt was een beetje vergezocht...
Dinsdag 5 november 2002, Voorlaaste scene - laatste bedrijf: 'In de kamer van Pk/.' Mh/: "Denk je nu echt dat iemand dat leest? En als iemand dat al leest, wat ik sterk in twijfel durf trekken, denk je dan dat ze het nog goed vinden ook? Ha! Een dagboek ??! HA!" Pk/ zit op een stoel in zijn kamer. Hij draait zich om en merkt Mh/ in de zwarte zetel in de hoek van de verduisterde kamer. Mh/ kijkt Pk/ aan met zijn holle ogen en bespot hem. Mh/: "Hoe oud ben je nu eigenlijk? Drieëntwintig?" Pk/ kijkt weg en probeert te doen alsof Mh/ er niet is. Mh/ gaat verder en steekt een dikke sigaar op om kringetjes te blazen. Mh/: "En wat heb je bereikt? Kijk om je heen! Iedereen heeft iets bereikt!! Iedereen heeft het gehaald, maar jij? Niets!! Noppes!! Nada!! Wat heb jij de hele tijd gedaan, jongen?" Mh/ legt zijn knokige voeten op Pk/ 's bureau; blaast weer kringetjes tot net voor hij zegt: Mh/: "Je familie. Wat is me dat toch? Wat zeg ik, familie? Keurig uit elkaar gespat, in duizend stukjes, zoals dat dan moet vantegenwoordig... Proficiat! Dat heb je mooi gedaan." Mh/ steekt zijn duim op. Hij richt zich daarna even op uit de zetel en roept: Mh/: "Hee! Hier ben ik! Probeer me maar niet te negeren!" Pk/ kijkt geërgerd om maar wordt dan moedeloos en vraagt op een rustige toon: Pk/: "Kan je alstublieft je voeten van mijn bureau halen? Je woont hier niet." Mh/: "Haha! Word je zenuwachtig? Omdat je weet dat ik gelijk heb.Haha! Je speelt muziek. Denk je dat iemand dàt goed vindt? Het is net hetzelfde als je studies. Je kan het wel, maar je doet het niet. En altijd, altijd maak je de verkeerde keuzes. Altijd en overal trouwens." Pk/: "Haal je verdomde voeten van mijn bureau en laat me verder werken!" Mh/: (doet Pk/ na met een nasaal stemmetje) "Neem je verdomde voeten van m'n bureau... Oh, je maakt me bang! Brrr..." Het blijft even stil tussen de twee tot Mh/ zegt: Mh/: "En je gezondheid probeert je volgens mij ook wat te vertellen: maagzweren en -ontstekingen, eeuwige rugpijn voor de rest van je korte leven, overgewicht, je rookt... Weet je wat míj dat vertelt?" Pk/: "Oké, jij wint. Ik ben te moe om nog met jou te vechten. Neem me maar mee. Het hoeft allemaal niet meer. Het stond al een tijd vast: Verloren." Mh/: "Heb je nog een paar laatste woorden voor de overwinnaar?" Pk/: "Naar mij hebben ze het slechtste bier te wereld niet genoemd. En hoe zit dat bij jou, Hein?" Pk/ zet een gemaakte lach op maar voelt zich slechter dan ooit. De Magere haalt eindelijk zijn voeten van Pk/ 's bureau en grijpt zijn zeis. Pk/ hoort de beenderen van Magere Hein ratelen - Dance Macabre van Camille Saint Seans. Het geluid van de luchtklievende zeis klinkt door de kamer en Mh/ hakt Pk/ 's hoofd eraf. Mijn verdiende loon: heerlijk. Volgende act: 'De grote Verdwijntruc.'
Maandag 4 november 2002, Nederlands. Opdracht spreken voor groep: geef een 'toeristische voorstelling van Uw stad'... Kijk, ik ben niet vaak gelukkig, maar op zulke momenten prijs ik me wél gelukkig dat ik getogen ben in Overmere en niet in Massemen (hèhè) of, godbetert, Berlare. Want de geschiedenis van Berlare reikt volgens mij niet verder dan een schandpaal met een lelijke leeuw (nee, geen Vlaamse) erop... (Echt waar, ik ben het gaan vragen aan de toeristische dienst) Maar Overmere...Ah, wat een roemrijk verleden heeft deze Stàd! Met haar Boerenkrijg en haar Donkmeer is deze stad over de jaren mijn trouwe minnares geworden. Dus, daar kan ik uren over vertellen. Ik heb daar geen moeite mee dat dit 'voor groep' moest gebeuren.Wat een lulkoek is het je proberen voorstellen dat iedereen in ondergoed naar de voorstelling kwam, zoals sommigen mij proberen overtuigen dat zij zo hun zenuwen zo onder controle kunnen houden. Soms stel ik me wel enkele prachtexemplaren uit mijn groep voor in ondergoed; maar, ik moet zeggen, dan geef ik toch geen toeristische voorstelling voor groep. Euh, verre van... Nee, dank U, O heerlijke Studentenclub, ik beeld me in dat ik straks iedereen een salamander zal geven; en de leraar is een schacht. Vorig jaar, bij mevrouw Mets, was mijn 'nonchalance' een minpunt. Maar vandaag kreeg ik bloemen om mijn 'ongedwongen en gemoedelijke communicatie met de groep'. Ik sloot af met 'Ik donk U voor Uw aandacht'. Ik liet de slides terug in mijn tas glijden en mompelde binnenmonds: "Ad exercitium sanctissimi salamandris, omnes commilitones, surgite." Niemand had hem door, die 'donk U'. Maar, het kan een auditieve hallicunatie geweest zijn, ik dacht dat ik ergens zachtjes op de achtergrond een "Surgimus" hoorde fluisteren... We moeten dringend nog eens cantussen.
De vermoeide slaapt tijdens de vakantie.
Vrijdag 25 oktober 2002, Ik zit in café Opium. Niet dat het mijn soort café is, maar ik heb hier nog enkele bierbonnetjes te consumeren. Alhoewel ik 's morgens niet zo graag bier drink, moet ik zeggen dat gratis bier mij beter smaakt als betaald bier. Ik herken een paar ouwe rakkers door wiens toedoen ik de vergrijzing van de bevolking niet langer kan ontkennen. Ik vraag hoe het nog is "mee Bernies eur uuge" of ze "da Zjuuzekeszalve al geprobeerdee, of da ze 't eur nie schikt 't affeture". De infectie is helemaal verdwenen en ze ziet terug perfect. Niet door zjuuskeszalve, maar door een voorschriftje van de dokter, hoor ik. Kijk, daar ben ik blij om, ook al ken ik 'Bernies' niet. "Zoede os ne kier nie traktere...mee al die bongs?" "Ik zal ulder pengsjoeng al moete betaule en tongs wille ze ma nog bierbongs aflauzen euk... Da 's triestig zulle manne...Allez kom, toe." Ik bestel nog vier pintjes en betaal met bonnen. We speelden manillen en Frans en ik gingen zonder en we wonnen. En Jules had zijn baxter mee op café en vroeg voor zijn drank daarin te doen; dat was lachen én huilen. Somtijds peins ik, dat ik écht te oud geworden ben om nog te studeren...
Donderdag 24 oktober 2002, ...496... Donderdagavond. Het mag geen schandaal heten dat de vermoeide student dan al eens een stapje in de wereld zet. ...497... En ik heb alleen maar hout in mijn kop. Had ik dan toch beter voor schrijnwerker gestudeerd ? ...498...499... Pssssssh...500 !
Woensdag 23 oktober 2002, Daniël is op onze campus Der Meister van de hele Kafka-winkel. Ik bedoel dat hij de administratie regelt; altijd verzorgd gekleed en altijd gel in het haar. Hij is ook degene die onbeschaamd zijn seksuele fantasieën uithangt Ad Valvas. Gisteren las ik nog: 'Kunnen Katrien en Veerle uit groep I zich samen aanmelden in mijn bureau.' De ouwe snoeper... Tijdens de les Recht zorgde hij voor de overbodige verstrooiing. Opeens stopte 'meester Verschraeghe' (de lector heeft Rechten gestudeerd) de waterval en iedereen keek achteruit. Daniëls jongenskopje stak door de deur (natuurlijk niet dóór de deur; ze ging open en hij stak zijn hoofd door de reet). "Ik kom even melden dat deze groep strakjes geen Grafische Technieken heeft..." Groep ?! Strakjes ?! Technieken ?! De man is gewoon geobsedeerd! Alles wat de klok slaat: sex, sex, sex. Tja, waar de geest van vol is... Zijn kopje verdween weer. Hier en daar steeg een met gebalde vuist ondersteunde 'YES!!' op uit het geraaskal. Het liet mij koud, en de verwarming in ons lokaal was kapotje, denk ik. Na de les liet ik me overhalen om mee koffie te gaan drinken, alhoewel, mij moet je nooit overhalen om koffie te drinken. Het was aan een tafel in een Koffie- en Theehuis dat ik niet kende. Vrouwen mengden de hete koffie met gebroken wit. Het glijdt traag als een druppel olie naar beneden in het kopje. Kling-Kling, het geluid van de lepeltjes tegen de rand en het koffielepeltje werd vantussen hun roze lippen getrokken. Ik drink mijn koffie zwart - zonder suiker, dus geen room of lepeltje nodig. Ik weet niet waarom, maar we wisselden GSM-nummers en e-mailadressen uit. Het gesprek draaide uit op waar we wonen en de gezinstoestand. "Mijn ouders zijn gescheiden en ik schrijf poëzie." Als dàt niet romantisch is...
Dinsdag 22 oktober 2002, Middagpauze. Ik haast me van de Korenmarkt naar binnen, want de druppels steken als kleine soldaten met hun musketten door mijn jas. Ik loop schuilend onder mijn rugzak naar binnen: "Vlug !!", roep ik. "Een sigaret !!!" Iedereen lacht en bemoeit zich weer met zijn eigen zaken. Maar ik meende het wel, dus steek ik er een op. Ik heb droge ogen en de rook prikt nu, maar ik neem mijn boek en begin te lezen. Af en toe kijk ik naar de man met de 11 ringen: 9 aan zijn handen en 2 in zijn oren. Ik tel ze nog eens na en nu is er aan zijn hand eentje minder. Er komt een mooi meisje binnen en de deur sluit vanzelf. Terwijl ik in de richting van de deur kijk, zie ik een leeg tafeltje bij het raam. Ik bestel nog een koffie en ga aan het tafeltje zitten. Het lukt me niet te lezen en naar light jazz luisteren wordt ook snel vervelend. En dan valt het naast mijn blinde vlek: twee jongens, iets jonger dan mijzelf zitten stilzwijgend aan een ander tafeltje. Ze zeggen absoluut niets. Ik ken ze niet, nog nooit gezien. Ik doe alsof ik lees en rook nog een sigaret, want ik ben eigenlijk geïnteresseerd wie het eerste woord zal zeggen. Ik verhang mijn natte vest van mijn stoel naar die naast mij. Er zijn mensen die ik ken komen bijzitten. Bob vertelt een mop over een geit, een ferrari en een jaguar; iets over vrouwen en ambulancen. Ik lach mee, maar ik kende ze al. Er worden nog moppen onzorgvuldig getapt en we morsen onze lachbuien door het café. Eén van de twee aan het tafeltje heeft kort iets gezegd en is naar de toog om een damspelletje gegaan. Ze spelen het spel zonder een woord, roken sigaretten en drinken zware bieren. Er wordt ondertussen aan mij gevraagd of ik dat artikel voor methodologie al gekopieerd heb. Ik zeg van niet omdat ik geen geld meer heb en dat het volgende rondje van mij is. Er wordt weer gelachen en aan het tafeltje wordt nog altijd gezwegen. Het is bijna twee uur en wij moeten terug naar de les. De twee hebben nog steeds niets gezegd. Het zijn de eerste twee vrienden die ik hier zie sinds september.
Maandag 21 oktober 2002, Regen, regen en regen. Vochtige plekken in kelders. Handjes wrijven zonder warmte. Overvolle regentonnen gevuld met zuur. Volgeschreven agenda's zonder belang. En de dagen gescheiden zonder licht. En honden die niet meer durven blaffen. En bomen zonder bladeren. Vensters zonder glas. Gevangenis zonder tralies en muren zonder deuren. zinnen zonder hoofdletters. Gedachten zonder woorden. Regenbogen zonder kleur. Horloges zonder tijd. Schrijvers zonder pen. Mensen zonder hart. Generaals zonder leger. Leger zonder oorlog. Oorlogen zonder reden. Koningen zonder land. Kinderen zonder moeder. Vogels zonder vleugels. Vuren zonder zuurstof. Schedels zonder hersenen. Dronken mannen zonder drank. Postbodes zonder brieven. Dichters zonder muse. Studenten mét geen woorden. Werkwoorden, denk ik.
Vrijdag 18 oktober 2002, "In de muziek zijn ook veel rascisten; hun kop is leeg, de mode vult ze op..." dat zong Raymond Van het Groenewoud al in 1981. In Lokeren zijn ook veel rascisten. Xenofobie, de angst voor hetgeen zij niet kennen, misschien. Vooroordelen, alleszins. Rascisme betekent oorspronkelijk: 'het scheiden van rassen'. Maar rascisme is in zijn hedendaagse betekenis is mensen of hele groepen mensen discrimineren op basis van vooroordelen die zij hebben tegenover een groep van mensen... En vooroordelen zitten zó diep geworteld in deze hedendaagse individualistische maatschappij dat iedereen rascist genoemd moet worden. Iedereen, ook de mensen die écht niet naar huidskleur kijken. Want, zoals ik net gezegd heb, rascisme is meer dan dat. Wees gerust, mijn vooroordeel over de mensen die dit dagboek lezen is dat zij waarschijnlijk niet zo een goede smaak hebben, maar daar blijft het dan ook bij. De nieuwe rascisten gaan gemoedelijk om met mensen tot ze merken dat zij tot een groep mensen behoren die zij minderwaardig vinden. Hun gedrag slaat dan om van 'steeds vriendelijk' naar agressief. Kijk, bij die groep mensen heb ik mijn bedenkingen... D àt, lieve mensen, is op en top rascisme. Wij gingen vanavond op zoek naar schachten.
Donderdag 17 oktober 2002, Zijn gezicht hangt stil boven gebogen schouders. Als ik hem zie lijkt het alsof hij de hele wereld met zich meesleept, als een loden last aan een ketting achter zich. Heeft hij medelijden met zichzelf? Hij heeft bruine ogen met wallen eronder. Wallen, zo groot dat gidsen er soms rondleidingen op geven aan Japanse toeristen met hun dure Panasonic digitale videocamera's en hun Amerikaanse kleren en hun onverstaanbare gedachten en hun waan dat ze in Brugge zijn en hun ogen wijd opengesperd van verwondering. Die eenzame man, elke ochtend zien we elkaar en groeten we ongemerkt. Ik zie zijn reflectie in het raam van de tram en zijn haar is nooit erg goed gekamd. Ik denk dat hij misschien houdt van Beethoven en van Fante. Hij is altijd bezig met iets nutteloos, als hij merkt dat ik staar. En elke ochtend heb ik medelijden met die man, zo vreedzaam rusteloos, zo roerloos bewegend, zo gewetenloos onschuldig. Verloren zonder een spel gespeeld te hebben. En we spreken niet, al houdt zijn gezicht een stille sonnet verborgen. En ik kijk zonder bewondering naar de eenvoudige bewegingen die hij maakt. Zijn linkerhand kruipt als een vermoeide leeuw over zijn gezicht, op jacht naar zijn ogen om het zand van de nacht eruit te vegen. Niemand ziet hem. Verwaarloosbaar is hij. Als de wereld zal veranderen, zal hij het niet gedaan hebben. Daar is hij te klein voor, te onzichtbaar. Was hij ooit een groot veldheer van het leven, maar waren de nederlagen van gestreden veldslagen te talrijk? Ik weet het niet. Die glans die misschien ooit in zijn ogen lag, is nu verdwenen. Zijn dag is nacht. Zijn nacht is nacht. Wit is grijs en grijs is zwart en het grote vuur is lang gedoofd. Hij schildert zijn gezicht nog op het venster en ik weet: als hij verdwijnt neemt hij dat blauwschitterend schilderij met zich mee. Niemand zal ooit geweten hebben dat hij er was, niemand zal het gemerkt hebben. Nog slechts één doel in zijn leven: sterven in een aangename droom. We komen aan de Korenmarkt en kijk: nog vriendelijk lachende Japanners. "'Kornietsjoewa', heren, en 'sayonara'." De man stapt samen met mij van de tram. "Tot morgen", denk ik dan, want elke morgen zie ik hem. En elke ochtend sta ik op met zijn verwarde gedachten, drink ik zijn koffie, poets ik zijn tanden en kam ik zijn haar, niet erg goed, zag ik net.
Woensdag 16 oktober 2002, Madammen, juffrouwen, meisjes, kippen, jongedames,… kortom, de andere sexe, het zwakke of het sterke geslacht, dat laat ik in het midden (Niet gecentreerd natuurlijk, ik bedoel maar dat ik mij daar niet over uitspreek). Minder respectvolle benamingen zijn er ook: wijven, teven (bij de gabbers), keukenbewoners en jawel, ik heb deze ooit gehoord: bakovens voor de broodjes van de toekomst. Ik moet eerlijk zeggen: er zitten een paar prachtexemplaren bij mij in de klas, goed voorzien van poten en oren, zonder mijn grootste eerbied te verliezen. En ik ben me d'er eentje! Ik hang daar natuurlijk graag rond, dat heeft waarschijnlijk met testosteron te maken en zo, denk ik. Het grote probleem hierbij is de gedachte dat de man niet genoeg bloed in zijn lichaam heeft om zijn hersenen en zijn penis gelijktijdig te laten werken. Ik weet niet meer wie dat als eerste gedacht heeft, maar deze gedachte heeft zich razendsnel en telepathisch als een hardnekkig virus door de hele melkweg verspreid. En sommigen van het andere geslacht nemen aan dat dit opgaat voor élke man. Als je tegen een vrouw/meisje praat en, o nee (!), een grapje maakt, gaan anderen ervan uit dat je er in bed mee wilt duiken... Primo, ik kan niet duiken. Secundo, op school staat geen bed. En tertio, ik gaf nog nooit bloed, dus misschien ligt het daaraan dat ik van mezelf vind dat ik wél genoeg bloed heb stromen om beide lichaamsdelen te beheersen. Ik houd de boot af als ik voel dat ik mij in een gevarenzone begeef, vertrouw mij. Maar het is toch mooi aandacht te krijgen van de vrouw? Het is het mooiste compliment dat je kan krijgen. Een vrouw voelt zich toch ook geapprecieerd als een man met haar flirt? En wat wil dat zeggen? Dat wil niet zeggen dat wij niet naar andere vrouwen mogen en, mijn god, mee converseren. Mogen wij niet dromen? Mogen wij dan niet zeggen: "Daar loopt een mooie vrouw."? Verdienen wij dan een vlakke handpalm tegen onze wang? Kijk, lieve dames, de man heeft een analytische geest. Hij wil elke situatie beoordelen en proberen voorzien. Dus moet je alle mogelijkheden overwegen. En sinds ik hier zit, rug tegen de muur terwijl ik het voetpad gijzel, zag ik al honderd mannen voorbij komen, die denken aan wat had kunnen zijn. Eigenlijk negenennegentig gezien. Honderd zijn er, in totaal.
Dinsdag 15 oktober 2002, Ik kom net thuis. De trein was overvol, maar ik had toch een plaatsje bemachtigd. Links naast me was er nog plaats, maar die plaats bleef de hele rit vrij. Niemand ging zitten. Niet die kleine jongen met zijn zware boekentas. Niet die corpulente dame met rugpijn. Niet het mooie meisje, van wie ik niets verwachtte. Nu ik eraan denk, zie ik de leegte weer voor mij. Heb ik iets verkeerd gezegd? Wat heb ik verkeerd gedaan? Ik bedoelde het zo niet. Het spijt mij. Ik begon te denken en ik kwam tot een conclusie: ik wil zijn als om het even wie. Ik wil zijn zoals het jongentje, die ouwe meneer, de corpulente dame, het mooie meisje. Echt, het maakt niet uit. Ik wil zijn als iedereen, maar niemand wil zijn zoals ik. Hier zit ik dan. Ik adem en ik leef... Ik vraag me af waarop ik ooit gewacht heb.
Maandag 14 oktober 2002, Vanmorgen was ik niet te laat. Ik was zelfs ruim op tijd. We moesten ons werkje afgeven, dat was volgens de lector DUIDELIJK gezegd. 96,154% van de klas dacht daar ook zo over, alleen Johan dus niet. Alhoewel, hij had als goed excuus dat zijn werkje in het water was gevallen en daardoor volledig onleesbaar was geworden. Dewit geloofde dat niet: "…en mijn geit heeft het opgegeten…" Johan kreeg een nul, pakte zijn boekentas en verliet de klas. Ik geloofde hem eerlijk gezegd ook nietl. Maar stel je voor dat het echt zo gebeurde dat zijn werkje in water viel en het helemaal onleesbaar was. En misschien heeft Dewit écht een geit en heeft die haar werkje opgegeten, het vraatzuchtige beest. Achteraf bekeken KAN het allemaal. Wie zijn wij om te zeggen dat het anders moet zijn? Het is misschien toch schandalig dat wij hem niet geloofden. Hier zijn we in deze beschaafde rechtsstaat: "ONSCHULDIG, tot het uw schuld bewezen is!" Niet dus.
Vrijdag 11 oktober 2002, Sorry, dagboek, als ik je de voorbije dagen verwaarloosd heb, maar ik ben niet de enige. En mijn dagen zijn meestal zo leeg als dit tekstje.
Maandag 7 oktober 2002, "Heewel?" Vanruysel zag er kwaad uit. Het leek alsof hij een onzichtbare bal in mijn richting kopte. "Vijftien minuten...", zei hij met een blik die zo als bliksem kon doorgaan. Het was de tweede zin zonder werkwoord in één minuut tijd. En dit was nog wel Nederlands. Natuurlijk wist ik dat hij verdekt om de reden van mijn te laat zijn vroeg. En ik wist dat hij van mij enkele lege verzinsels wou horen; tien redenen waarom ik te laat was en waardoor mijn te laat zijn zou verglijden tot een ongelofelijke en eenmalige samenloop van omstandigheden... "Mijn wekker liep niet af en daardoor moest ik mij haasten om mijn trein te halen, die ik natuurlijk miste. En zoveel treinen rijden er niet, zelfs niet in het spitsuur en mijn volgende trein is twintig minuten later en die had uitgerekend vandaag natuurlijk al tien minuten vertraging. Toen ik dan eindelijk in het station van bestemming aankwam, moest ik eerst nog wachten op de juiste 'trem'. (mijn Nederlands uitspraak is in de les Nederlands onberispelijk...) En aan de Vasaanstraat stond dan nog een rode fiat (details doen het altijd goed) deels op het tremspoor geparkeerd. Daardoor moesten wij twintig minuten wachten alvorens uit te stappen en over te stappen op een andere trem. U weet ongetwijfeld ook dat het van de halte tot de school minstens tien minuten stappen is. Meneer, het is een mirakel dat het maar vijftien minuten is..." Maar dat vertelde ik hem natuurlijk niet. Ik ben geen zwakkeling. Ik doe geen excuses. Dan zou ik om vijf uur moeten opgestaan zijn en dat gelooft toch niemand? "Meneer Vanruysel, was het niet Geldhof Bob die ongezouten de maandagen bezong? En, alstublieft hou mij tegen als ik begin over hoe 'maandag' eigenlijk een contradictio in terminis is... Zondag kan: overdag hebben we zon. Maar maandag? Ieder leven wezen weet toch dat overdag de maan niet te zien is op dit halfrond, dat is de definitie van 'overdag'. Maandagnacht gaat er al beter naartoe, maar je zit nog steeds met die -dag en..." Ik keek ernaar hoe hij mijn gesproken woorden afwisselend uit zijn rechter- en zijn linkeroor schudde. "Daar is de deur." Na vijf minuten dat ik aanwezig was sprak hij de eerste correcte zin met een werkwoord. Ik was verslagen. Ik knikte omdat ik hard geprobeerd had, maar alles verloren. Teneergeslagen keek ik naar de vloer. Ik dacht aan mijn hamster 'Grenouille' zaliger, en ja, men zou zelfs kunnen denken dat daar een traan verscheen. Die rolde natuurlijk niet over mijn wang, want mijn hamster is toch al twaalf jaar dood en ik ben er al redelijk over; heb ermee leren leven. Ik draaide me om en ging door het gat in de muur dat hij zonet had aangewezen. Jaja, 'te laat'. Zo is het leven van een oververmoeide student. En dat van mijn hamster en zo, dat moeten we ook nemen, want het is te nemen of te laat.
Vrijdag 4 oktober 2002, De campus is niet de moderne infrastructuur waar overvolle autocars met architecten op afkomen... De campus is in twee delen verdeeld: in het ene deel ligt de rokerspatio in het andere liggen de 'speelplaats' en de leslokalen. Elk hebben ze hun eigen ingang langs de straatzijde. De twee delen zijn verbonden door een gangetje van vijf meter. Handig, als je weet dat als je eerst langs de straat zou moeten en dan terug naar binnen, makkelijk vijftig meter zou afleggen. Na een verdiend sigaretje begaf ik mij deze morgen naar de leslokalen. Ik zou het gangetje nemen omdat ik geloof dat je efficiëntie moet koppelen aan je eigen luiheid. Maar aan het begin van de korte weg hangt wel een bordje: "Verboden voor studenten. Enkel doorgang voor de paters." Paters ??! Ik rechtte mijn aureooltje nog even, trok de koord van mijn juten pij over mijn gigantische bierbuik, ademde diep in en begon de tocht naar het beloofde land; als was ik Mozes zelve. Nietsvermoedend 'Let my people go' en 'Swing low, sweet chariot' in perfecte gregoriaanse polyfonie neuriënd, hoorde ik opeens: "Hee !!" Zoals iedere mens zou doen, viel ik op mijn knieën en riep een dramatische "Mijn god, waarom had gij mij verlaten ?!!" Ik liet mijn ogen glijden van het plafond naar de deuropening en zag hem staan: een vrome, ietwat oudere man zonder pij of bierbuik. De deur moet opengestaan hebben. Ik had snel door dat hij het was die had geroepen en ging terug rechtstaan. Ik liet mijn pelgrimstas van mijn schouder zakken en klemde mijn sint-jacobsschelp stevig in mijn jaszak. "Het is hier wel privé-eigendom van de broeders..." "Privé-eigendom? Broeders?" Het is altijd goed hetgeen gezegd is te herhalen in vraagvorm als je tijd wil winnen... Wat dan zal gebeuren is of er zal geantwoord worden met 'Ja.' of met 'Hoor je niet goed misschien?' In het tweede geval antwoord je dan met "Hoe zegt U?"; maar het onvermijdelijke gebeurde: "Ja." Ik probeerde het toch. "Privé-eigendom? Wie denkt U dat de mensen zijn die 'de broeders' dan wel financieren? Juist: het bisdom. En wie betaalt die? Juist: de staat. En wie is de staat? Juist: de mensen die belastingen betalen. Proficiat, dat is een drie op drie. Maar dat heeft wel als gevolg dat deze gang dus eigenlijk meer eigendom is van 'de studenten' dan van U." De hemel viel op zijn hoofd. "En van die mazout die U op onze kosten verstookt om 's winters geen koude tenen te hebben zal ik maar zwijgen zeker?" Ik had nog Duits en ich ging ervoor.
Donderdag 3 oktober 2002, Wij zijn nooit alleen. Ik ben altijd alleen. (denk daar maar eens over na) De ontroostbaarheid en de wezenloosheid van een menselijk wezen in een glazen kooi. Ik zal me niet laten verleiden tot "ik draai keer rond en rond als een leeuw..." Vandaag geen les, dus moet ik het huis niet uit. Maar het is toch triest uren aan een stuk te lezen of te schrijven omdat er weinig interessante alternatieven zijn. Ik moet andere mensen zien om geen kluizenaar te zijn. Daarom besloot ik naar de Contact GB voor contact. Koffie gekocht. Meer koffie. Aangeschoven aan de kassa zonder iets te zeggen. Niet met bankcontact betaald, maar cash. Niks gezegd. Geknikt als ze vroeg: "Een zakje...?" Naar huis gewandeld. De ene voet voor de andere. Thuis gekomen. Koffie gezet. Voor de PC gaan zitten. Typen aan dagboek. Gemerkt dat ik geen internetverbinding had: geen contact. Beginnen nadenken. Stopcontact dom woord. Beginnen denken dat ik op een dag toch meer menselijk contact nodig heb dan de Contact GB. Of het leven wordt een mathematische opsomming van feiten en gebeurtenissen. Soms bijna in telegramstijl.
Woensdag 2 oktober 2002, Soms heb ik het gevoel dat ik meespeel in de film van mijn eigen leven: "I still know what you did last Academiejaar". En dat sommige lectoren hun studenten emotioneel willen vermoorden, dat sommigen het niet kunnen hebben dat studenten niet geïntimideerd zijn door hun verschrikkelijk uiterlijk alleen. Als een student een wederwoord heeft, moet die gebroken worden...grrr... Laat ze maar hun beste voetje voorzetten! Ik zal het nooit uitlokken, maar ik zal ook geen blad voor de mond nemen om hen op hun gemak te stellen. En dan heb je andere lectoren die over zich heen laten lopen. Dan hou ik me kalm want ik krijg medelijden. Ik zei het reeds, als jij, of één van je vrienden, niet PERSOONLIJK wordt aangevallen, mag je het niet uitlokken. Want je moet wel beseffen dat élke lector massa's meer macht over jou heeft dan jij over hen. Erger nog, je moet beseffen dat je weinig of niets bent! Een klein meeëtertje in de geschiedenis van de mensheid. Maar degenen die ik het meest kan appreciëren, zijn de lectoren die je nooit rechtstreeks aanvallen, maar met je resoneren op een geheel ander niveau. Je ludiek kunnen aanpakken op de momenten waarop je het niet verwacht. Dan kan je er nog om lachen, want je moet toegeven dat het wel 'goe gevonnen' is. Vandaag hadden wij 'dictation English'. Ik wil me de nek niet dikker maken dan hij al is, maar ik ben vrij goed in Engels. Ik had slechts vijf foutjes. Dat is vrij goed. Ik kon me dan ook niet inhouden er op mijn exemplaar 'ZG' bij te krabbelen. In de lagere school deden ze dat toch ook? Toen al stond het voor Zeer Goed. En onderaan schreef ik: Congrats! en tekende met 'Shakespear'. Ik vond dat goed gevonden. Maar toen ik mijn exemplaar terugzag stond er in het groot en het rood met veel uitroeptekens -1 !!! en mijn score aangepast. Onderaan stond er een rode 'e' bij: 'Shakespeare!!' Nu had ik maar 4 op tien, maar weet U, ik vond het niet erg. Nee, ik vond het zelfs 'goe gevonnen'.
Dinsdag 1 oktober 2002, Zaterdag heb ik met Mattias gesproken, terwijl hij achter een tap stond waarvan de sticker nog 'telefoonnummer: 091 / 48.xx.xx' las. Een oude brok ijzer die nog steeds deed waar hij voor gemaakt was. Zou die ook 28 jaar bestaan hebben? Nog bijlange niet! En toch zou elke helderdenkende mens deze kranen allang afgedankt hebben. Het is geen zicht natuurlijk,... Mattias kan volgend jaar alleen nog op maandagavonden een voetje buiten de deur zetten, de andere weekdagen moet hij werken. Vergeven. Maar hoe moet het dan verder met de Salamander? Mattias zou praeses worden als er schachten zouden zijn dit jaar. Maar wat voor een praeses zou hij zijn als hij, ik wil niet in katholicisme 'vervallen', zijn kudde nooit zou begeleiden over de woeste vlakten? En zullen wij wel schachten hebben? En zijn wij niet schromelijk laat met dat besef? Na een tijdje discussiëren dachten wij dat het misschien wel verstandig zou zijn als we Studentenclub Salamander zouden omvormen tot Oudstudentenclub Salamander. Ik dacht er nog over terwijl ik nog een Kwint dronk. Misschien is het inderdaad tijd te laten wat zijn tijd gehad heeft...maar het zou ook kunnen dat het een beetje is als die oude tap waar hij achterstond. Soms moet je de oude dingen bijhouden, koesteren, ook al hebben zij hun doel bewezen. Voor sommigen zijn ze wel nog veel waard. Nog een kans? Ik zit in café, en ik begeef mij al niet graag 'midden de mensen', 'Het Volk' naast het ACV aan de Poel in Gent. Ze verhuizen op 25 oktober naar de St. Michielsstraat en hier zoeken ze een originele naam voor hun nieuwe zaak. Als jouw naam gekozen wordt, win je 100 bierbonnen. Ik beweeg me jong en dynamisch en sta op tussen de oude knarren: "Opium". Iedereen in de gelegenheid kijkt me aan alsof ze de drug eigenhandig kweekten, destilleerden en jarenlang niet meer zonder kunnen. "En dan plaats je er in kleinere lettertjes onder: 'na het volk'. Want je vorige café heette 'Het Volk' en het belezen 'Opium vóór Het Volk' is om gekende redenen niet van toepassing. De rimpels in de voorhoofden en de kuilen in de wangen worden minder wollig en ik krijg nog een koffie voor de moeite. "Slecht voor mijn slokdarmontsteking..." "Je wat??!" "Oesofagitis", antwoord ik. Het regent niet. Het is zelfs een aangenaam weertje. Het weertje wel...
Maandag 30 september 2002, Week 2 van een academiejaar teveel. Het vale licht dat door de wazige ramen valt, vermengt -of beter- verstrengelt zich met grijze linten sigarettenrook terwijl ze langzaam opgaan in...niets. En het is niet de eerste keer. Ongewild word ik lyrisch en denk ik weer teveel. Over de jaren moet het (studenten)leven danig veranderd zijn. En ik heb alle kleine en minder kleine dingen gezien. Ik heb hechte vriendenkringen uit elkaar zien spatten en samenblijven. Als een biljartspel met het eind van de studententijd als cueball die de nauwkeurig gerangschikte driehoek kust of slaat; de glanzend gekleurde ivoren dezelfde of een andere richting uitstuurt. Samen of alleen, botsend tegen de rand of recht op doel. De ene heeft een mooie job in de pocket en een ander verliest zijn te hoog gegrepen dromen en ruilt die voor iets anders. Soms gelukkig, soms niet. Op het einde moeten ze er allemaal in; zelfs de zwarte bal. Het groene laken is niet voor iedereen even strak en vlak gespannen. Velen willen terug naar die mooie tijd die hen een glimmend geheel gaf. Alles moest nog beginnen. Ik sprak ooit met een man die zei dat je in het leven maar twee dingen moest kennen om er aan uit te raken: voetbal en biljart. "Je kan daar alles mee beschrijven en verklaren." Hij eindigde zijn fel gevoerde betoog met: "...je bent een speelbal van het leven en het lot. Van de wereld. Van droom en werkelijkheid..." Toen vroeg hij de waard nog twee pintjes, die hem terstond werden geweigerd. Ik trok mijn jas aan en ging langs de deur naar buiten. Het regende die maandagavond.