Het verhaal van zomaar een paar Bosnische kinderen… Verslag van ons bezoek aan Tuzla en Sarajevo juli 2003 Op 4 juli zijn we vanuit Heerde vertrokken naar Bosnië, waar we een dag later arriveerden. We hebben een kamer gezocht bij het Modrac Jezero (een meer) in de buurt van Tuzla. ’s Avonds zijn we op bezoek gegaan bij Sanela (begeleidster van de groep kinderen uit Mihatovici die in april bij ons zijn geweest) in Tuzla. Mirsad (de man van Sanela) gaf op dat moment nog wiskunde les in zijn flat aan een aantal leerlingen. Sanela en Mirsad wonen in de flat van Sanela’s ouders. Ze hebben geen van beiden een vast inkomen. Sanela is pas afgestudeerd pedagoog en werkt momenteel als vrijwilligster bij het Rode kruis. Mirsad verwacht eind van dit jaar zijn studie wiskunde af te ronden. Beiden willen ze na het afstuderen van Mirsad naar Denemarken. Ze hopen daar een baan te krijgen. Sanela’s moeder woont daar ook. In Tuzla is er voor hen (en vele anderen) geen toekomst. In Tuzla en omgeving is al 15 jaar geen normale watervoorziening. Van 6.00 tot 8.00 en van 16.00 tot 20.00 is er water. Voor de rest van de dag moet je maar zorgen dat je emmers en flessen met water klaar hebt staan. De hotels en enkele vooraanstaande personen worden wel de hele dag van water voorzien. Sanela vertelde dat de burgemeester bezig is om in de stad een groot overdekt zwembad te bouwen. Dit zwembad zal maar door een klein gedeelte van de inwoners van Tuzla bezocht kunnen worden, omdat de meesten hier toch geen geld voor hebben. Ze vertelde ons dit verhaal om aan te geven waarom ze geen vertrouwen meer heeft in de overheid. Het gemeentebestuur wil het uiterlijk van de stad weer opbouwen, maar verliest hierbij de echte problemen uit het oog. Hiermee doelt ze op de vele vluchtelingen in en rondom de stad en de watervoorziening. Op zondagmorgen hebben we bij Sanela en Mirsad ontbeten en daarna hebben we boodschappen gedaan. Vervolgens zijn we naar Mihatovici gegaan om Mujo en Elvis en hun familie op te halen voor een picknick. Na eerst koffie te hebben gedronken, vroegen we hen waar ze graag heen wilden. Ze wisten niets te noemen omdat ze nooit buiten het kamp kwamen en daardoor de omgeving niet kenden. Toen hebben we 2 taxi’s besteld en zijn naar het Modrac Jezero gegaan. Het was prachtig picknick weer. De kinderen vermaakten zich prima met de rubberboot die we meegenomen hadden. Ook Sanela, Mirsad, Elvira en Sabaheta (de beide moeders) genoten van het uitstapje. Midden op het meer liggen heel veel vlotten met kleine huisjes (gemiddeld 3 x 2 meter) erop. Van oorsprong zijn dit vakantiehuisjes van de mensen uit Tuzla, maar momenteel wonen er ook zigeuners in. Dit door gebrek aan andere huisvesting. Elvis (12) heeft een moeder en een broertje van 8 jaar. Zijn broertje, Muamer, was erg angstig voor de wind. Als er een klein briesje opstak, dan stak hij zijn vingers in zijn oren, ging huilen en schreeuwen en bonkte met zijn hoofd op de grond. In het kamp speelt hij dan ook bijna nooit buiten. In 1995 woonde het gezin in Srebrenica. Tijdens de val van Srebrenica was Elvira, zijn moeder, zwanger en is zijn vader vermist geraakt. Nadat ze gevlucht zijn, hebben ze met heel veel andere gezinnen een jaar
1
in een gymnastiekzaal in Tuzla gewoond. In die tijd is Muamer geboren. Waarschijnlijk heeft hij door deze onrustige start van zijn leven een trauma opgelopen. Helaas is er voor deze kinderen weinig hulp. Mujo (12) woonde voor de oorlog met zijn vader, moeder en 2 oudere zussen in Ljubovija. (in Servië, dicht bij Bratunac) Al voor 1995 zijn zij naar de enclave Srebrenica gevlucht. Tijdens de val is de vader vermist geraakt. Sabaheta is toen met haar kinderen naar Tuzla gevlucht. Hier hebben ze even gewoond en toen het kamp Mihatovici klaar was (eind 1995) zijn ze daar gelijk gaan wonen. De oudste zus (18) is inmiddels getrouwd en woont in Sarajevo. Mirella (14) gaat na de zomer naar de laatste klas van de lagere school in het kamp. Op dit moment gaan er geruchten door het kamp dat de regering het kamp voor de jaarwisseling zal sluiten. De mensen zijn hier erg onrustig door, want niemand weet nog waar ze heen zouden moeten gaan. Toen we de beide families weer naar het kamp teruggebracht hadden, zijn we er nog even gebleven om wat te drinken. Een schaapherder uit de buurt nam met zijn kudde een route dwars door het kamp. Door de uitwerpselen op straat en de warmte stonk het verschrikkelijk. We hadden al gehoord dat sinds 2 dagen de waterleiding naar het kamp was afgesloten. Maar toen we terugkwamen zagen we wat dat voor de bewoners van Mihatovici betekent. De waterput (zie foto onder) ligt halverwege de weg (bergopwaarts) die van de doorgaande weg naar het kamp loopt. Mujo en Elvis wonen aan het begin van de toegangsweg, zodoende zagen we al die kinderen en volwassenen af en aan naar de waterput lopen met jerrycans, flessen en emmers. Af en toe kwamen er wat kinderen die we kenden naar ons toe, anderen zwaaiden tijdens het water halen vanaf de weg naar ons. Gemiddeld moeten de mensen voor het water tussen de 500 en 1000 meter lopen. (leeg naar beneden en vol naar boven) En dan te bedenken dat de temperatuur al zo’n 6 weken boven de 30, met uitschieters naar 40 graden was geweest. Diep onder de indruk gingen we weer naar onze kamer aan het Modrac Jezero, waar we er achter kwamen dat we ons moesten douchen met een klein restje water dat nog in de boiler was achtergebleven. Giel de Pooter is eind juli in Mihatovici geweest. De leefomstandigheden zijn in die paar tussenliggende weken nog verder verslechterd. Doordat de bewoners zo hier en daar een koelkast of een vrieskistje hebben opgescharreld is de maximale hoeveelheid electra die de kampbewoners gratis mogen gebruiken overschreden. Omdat de mensen niet kunnen bijbetalen is iedereen van de elektriciteitsvoorziening afgesloten. Koken moet nu op de kachel in de kamers of buiten boven een open vuur gebeuren. Hopelijk komt er aan deze situatie snel weer een eind. Giel heeft ook met Ina Ragmanovic (van de organisatie Vivezene = vrouwen leef) gesproken over de geruchten betreffende een eventuele sluiting van het kamp. Zij vermoed dat deze geruchten verspreid worden door de overheid, om de mensen te stimuleren naar hun vroegere woonplaats terug te gaan. De overheid staat ook met de rug tegen de muur omdat zij zich aan het Dayton akkoord moet houden. Dit houdt in dat iedere vluchteling weer naar zijn of haar oorspronkelijke woonplaats terug moet. In de stad Tuzla zitten een aantal studentenhuizen en hotels nog vol met Srebrenica vluchtelingen. Als de huidige kampbewoners naar elders vertrekken, kunnen deze mensen in het kamp worden ondergebracht. Deze situatie geld niet alleen voor Mihatovici, maar ook voor een 5 tal andere vluchtelingenkampen in de buurt van Tuzla. Op maandagmorgen 6 juli zijn we vertrokken naar Sarajevo. De weg van Tuzla naar Sarajevo is beroemd om de vele tentjes waar ze “pecene” (=gegrild schapenvlees) verkopen. Omdat we nog niet ontbeten hadden bestelden we bij één van die restaurantjes een
2
ontbijt. Al gauw werd ons duidelijk dat de Bosnische mensen het heel normaal vinden om met “pecene” te ontbijten. Door een ernstig ongeval, een 50 km voor Sarajevo, zijn we teruggereden naar Olovo en hebben een andere route genomen. Op de kaart leek het een gewone doorgaande weg, maar algauw bleek dat we zo’n 25 km over een zand/grint/puin pad moesten. We hadden al eerder kennisgemaakt met de Bosnische wegen en waren in Tuzla al een wieldop verloren. Uitkijken dus. Het uitzicht dat we vanaf deze weg, die over een bergkam ging, hadden was ondanks het vele stof, prachtig. Halverwege de middag kwamen we op ons logeeradres in Sarajevo aan waar de gastvrouw al een traditionele Bosnische maaltijd voor ons bereid had.
De dinsdag hebben we besteed aan het bezoeken van enkele stadsgedeelten van Sarajevo waar we nog niet eerder geweest waren. Ook hebben we een bezoek gebracht aan de grote begraafplaats.
Deze begraafplaats is voor de diverse bevolkingsgroepen ingericht zoals je op een informatiebord met plattegrond aan de ingang kunt zien. In het midden staan 5 kapellen (voor de Islamitische, Katholieke, Orthodoxe, Joodse en Protestante inwoners van Sarajevo) waar de overledenen worden opgebaard en van waaruit de
begrafenisplechtigheid plaats vind. Op woensdagmorgen zijn we al vroeg vertrokken naar Almir (10) en zijn moeder Jusmira, die in Semizovac wonen. Ze hadden ons op het hart gedrukt om vooral vroeg te komen, omdat we die dag met hen naar een aantal dorpjes in de buurt van Vlasenica zouden gaan. Zo kwam het dat we om 9.15 uur al aan de warme maaltijd zaten, want we hadden nog een lange dag voor de boeg. Gelukkig had Jusmira (26) voor een tolk gezorgd. Haar nichtje Nina had een tijdje in Duitsland gewoond en sprak goed Duits. In het huis van Jusmira hangt een fotocollage van 5 mannelijke familieleden uit verschillende generaties. Allen zijn ze in Srebrenica om het leven gekomen. Jusmira heeft nog een paar broers. Eén van hen is een huis in Ilijas aan het bouwen. Zij zal daar ook gaan wonen, want het huis waar ze vanaf 1996 in woont is van Servische mensen en deze willen hun woning terug. In oktober moeten ze eruit. Van het huis in Ilijas is alleen het karkas en het dak klaar. Ze weten nog niet hoe ze het voor oktober bewoonbaar kunnen krijgen. Om 10 uur zijn we vertrokken. Ibro, een broer van Jusmira’s overleden man ging ook mee. Via Olovo en Kladanj kwamen we in Vlasenica en van daaruit gingen we eerst naar het dorpje Pomol. Dit is Jusmira’s geboorteplek. Pomol ligt aan de weg van Milici naar Srebrenica. Beneden in het dorp wonen de Servische mensen en een kilometer of 5 bergopwaarts woonde de Bosnische bevolking. Voor de oorlog woonden boven op de berg zo’n 70 gezinnen. Op 1 mei 1992 zijn alle Bosnische mannen afgevoerd naar Zvornik, waar ze geen eten kregen en uiteindelijk allemaal zijn verdwenen. Er is nooit meer wat van hun teruggehoord of gevonden. De vrouwen en kinderen zijn
3
de bossen ingevlucht. Ze hebben 2 maanden in de bossen geleefd alvorens ze naar de enclave Srebrenica zijn gevlucht. Om daar te komen moesten ze te voet door de bergen en bossen, omdat ze op de wegen beschoten werden. In 1995, na de val van Srebrenica zijn ze met bussen afgevoerd richting Tuzla. Alle (echt alle) huizen en de grote moskee zijn door Serviërs systematisch vernietigd. Vanuit dit dorpje hebben de Serviërs de omgeving beschoten. Ze hadden hiervoor een prachtig uitzicht over de weide omgeving. Momenteel zijn 10 gezinnen weer bezig hun huizen weer op te bouwen. Ze krijgen de materialen (o.a. steen, hout, dakpannen en een badkamer) van een Italiaanse organisatie. Sinds kort is er op de berg weer mogelijkheid voor een electra aansluiting. Jusmira’s broer heeft ook van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en heeft hun ouderlijk huis weer onder de pannen. Hij durft echter nog niet terug. We hebben er wat rondgelopen. Veel plekken zijn nog onbegaanbaar vanwege de verwilderde struiken en het gevaar voor mijnen of onontplofte munitie. Als je het struikgewas zo hier en daar wat opzij schuift zie je de puinresten van de huizen. Van een afstand gezien is het dorpje één groene zee van verwilderde struiken. Van de grote moskee boven op de berg is niets meer over. Door de vele ontploffingen is het puin naar beneden weggerold. De begraafplaats is begroeid met varens. Als je goed kijkt zie je zo hier en daar een grafsteen tussen het groen. Ook hebben we het dorpje Vrsinje bezocht. Hier komt de schoonfamilie van Jusmira vandaan. Voor de oorlog woonden hier 35 gezinnen. Deze gezinnen is hetzelfde overkomen als de bewoners van Pomol en vele andere dorpen. 3 Jaar geleden is begonnen met de wederopbouw en momenteel zijn 10 gezinnen bezig om met behulp van een Amerikaanse organisatie, waar ze bouwmaterialen van krijgen, hun huis weer op te bouwen. Het ziet er dan ook weer wat bewoonbaarder uit dan in Pomol. Ook Ibro heeft zijn huis opgebouwd en is met zijn moeder weer teruggekeerd. Er zit een dak op het huis en één verdieping is voorzien van ramen. Ook een badkamer (iedereen heeft dezelfde gekregen) is aanwezig. Er staat een bed voor Ibro’s moeder, maar voor de rest ontbreekt zo’n beetje alles. Ze hebben geen stoel om op te zitten en het beetje huisraad stelt ook niets voor. Een andere broer is ook teruggegaan. Zijn kinderen gaan beneden in het dorp naar een Servische school. Tot nu toe hebben ze geen problemen gehad. Als Almir wat groter is wil Jusmira ook terug. Jusmira heeft geluk dat ze nog een aantal mannelijke familieleden heeft waar ze op terug kan vallen. Er zijn veel vrouwen die dit niet hebben en deze zullen dus zonder hulp van anderen nooit in de gelegenheid zijn om hun huis weer op te bouwen en in te richten. Op de terugweg zijn we nog even naar Vlasenica geweest. Nina wilde graag haar ouderlijk huis laten zien. Een maand geleden hebben zij en haar vader de sleutel van hun woning weer teruggekregen. Tot die tijd hadden er Servische mensen in gewoond. Momenteel verhuren ze het huis aan anderen omdat ze nog niet terug durven. Onderweg hebben we nog een kleine picknick gehouden, want na de warme maaltijd vroeg in de ochtend en de indrukwekkende dag die daarop volgde, hadden we trek gekregen. Jusmira hoopt dat ze ons Pomol nog eens weer kan laten zien, maar dan als het weer bewoonbaar is geworden. Naast ons logeeradres in Sarajevo ligt de oude Joodse begraafplaats en hier hebben we donderdagochtend eens wat rondgelopen. We hadden hier vorig jaar ook al eens een poging toe gedaan, maar door het wilde struikgewas konden we deze toen niet betreden. In Sarajevo hebben
4
altijd veel joden gewoond. Veel joden uit Bergen Belsen zijn hier herbegraven. Voor hen staat er een apart monument.
Inmiddels is de kapel met behulp van de Europese Unie weer opgebouwd en is er een begin gemaakt met het verwijderen van de verwilderde struiken rondom de graven. Een roedel zwerfhonden beschouwden de begraafplaats jarenlang als hun territorium en lopen nu wat verdwaald rond. De muur langs de begraafplaats was tijdens de oorlog de grens tussen Servisch en Bosnisch gebied. Er is hier erg hard gevochten waardoor de begraafplaats erg beschadigd is. Dhr. Djozo onze gastheer, die naast de begraafplaats woont heeft zelf ook meegevochten. De muren van zijn huis zaten dan ook vol met kogelgaten. Gelukkig heeft de familie het afgelopen voorjaar de muren kunnen berapen, zodat je er niets meer van ziet. Tegen de middag zijn we naar de familie Mustafic gegaan. Amer (10) was in 2001 samen met Almir bij ons. Hij woont met Fata, zijn moeder, en zijn zusje Muamera (12), net onder de televisietoren van Sarajevo. Fata (38) woonde voor de oorlog met haar gezin in Srebrenica. Haar man was daar professor. In 1995 zijn zij en de kinderen met bussen afgevoerd naar Tuzla. Hier heeft ze 1 jaar met vele anderen in een school gewoond. Daarna zijn ze in Vogosca terecht gekomen. Haar man is samen met de andere 6000 mannen afgevoerd en ze heeft nooit meer iets van hem vernomen. In Vogosca woonden ze in een flat van Servische mensen maar moesten deze na een aantal jaren weer verlaten. Nu wonen ze ongeveer anderhalf jaar in Sarajevo, maar ook hier moeten ze binnenkort weer vertrekken. Waarschijnlijk kunnen ze dan een klein appartement huren in de buurt van Ilidza. De schoonmoeder van Fata woont nu tijdelijk bij hen in. Ze heeft in Srebrenica haar man en 4 zonen verloren en zwerft zo’n beetje van schoondochter naar schoondochter. Haar 12 kleinkinderen hebben geen vader. Ze is erg getraumatiseerd. We hebben Fata en de kinderen meegenomen naar de Vrelo Bosna. Dit is een park waar de rivier Bosna ontspringt. Ze waren dolgelukkig, normaal gesproken zijn ze niet in de gelegenheid om eens uit te gaan. Sinds kort heeft Fata een baan voor hele dagen in een fabriek. Ze is hier erg blij mee, maar vind het vreselijk dat de kinderen nu zo vaak alleen thuis zijn. Pas heeft ze een tweedehandse mobiele telefoon voor 50 KM kunnen kopen. (€ 25) Deze werkt echter niet naar behoren, maar een nieuwe kost 300 KM en dat is zo’n beetje een maandsalaris. Deze telefoon is heel belangrijk voor haar, omdat ze niet een gewone huistelefoon kan betalen en toch telefonisch bereikbaar wil zijn. De volgende dag (het is dan 11 juli) is ze van plan om met haar dochter Muamera naar de herdenking in Srebrenica te gaan. Hier zullen zo’n 180 bussen, met voornamelijk vrouwen, naar toe gaan.
5
Fata is één van de vele vrouwen die geen mannelijke familieleden meer heeft waar ze een beroep op kan doen. Het leven voor deze vrouwen en hun kinderen is hierdoor extra zwaar. Vaak wordt dan van de (jonge) jongens, die zelf nog leiding nodig hebben, verwacht dat ze de taken van de mannen over nemen, met alle gevolgen van dien. ’s Avonds zijn we naar de familie Avdic geweest. Amila (14) was tijdens de kerstvakantie van 1996 bij ons. Tijdens de oorlog is Amila met haar broer en moeder uitgeweken naar Korcula in Kroatië. Haar vader is gebleven om mee te vechten en op hun huis te passen. Hij heeft ook meegeholpen om de tunnel onder het vliegveld te graven en heeft vele malen door deze tunnel heen en weer gelopen om voedsel voor de inwoners van Sarajevo op te halen. Na de oorlog hebben Nera en Sejo hun baan weer opgepakt. Nera is advocaat en werkt op de universiteit en Sejo is chef beveiliging van het postkantoor. Jarenlang hebben ze gewerkt zonder salaris. Daardoor hebben ze wel hun baan kunnen behouden. Ze hebben allebei een redelijk inkomen. Toch moeten ze hun woonhuis (de bovenste 2 verdiepingen) verhuren aan mensen van de VN om zo hun huis in Brcko (waar Nera’s moeder woont) weer op te bouwen en om de kinderen te laten studeren. We hebben dit gezin in 2000 ook al eens bezocht en het was goed om ze nog eens te ontmoeten. Doordat Amila, haar broer en Nera goed engels spreken verloopt de communicatie ook prima. De familie woont in een wijk op een berg en aan de overkant van het dal hebben Srebrenica vluchtelingen illegaal huizen gebouwd. (zie foto links) Dit is altijd oogluikend toegestaan door het gemeentebestuur omdat ze geen andere plek voor deze mensen hebben. Maar binnenkort zal een Berlijnse organisatie op deze plek 1100 woningen bouwen. Hierdoor zullen de 27 illegale woningen moeten verdwijnen. Dit is een ramp voor deze mensen. Er word veel gebouwd in Sarajevo. Richting Ilidza zal door Maleisië een mega gebouw van 35 verdiepingen gebouwd worden. (de beide twintowers tellen 20 verdiepingen) Hier zullen woningen, winkels, kantoren en recreatiemogelijkheden (o.a. een zwembad) gerealiseerd worden. Het gebouw moet in 2 jaar klaar zijn. Het is de bedoeling dat tijdens de bouw iedere week een verdieping klaar komt. Het is een goed dat er zoveel gebouwd word in Sarajevo, maar aan de andere kant denk je ook aan al die mensen die hier nooit van zullen kunnen profiteren en wier problemen voorlopig nog niet opgelost zullen worden. Vrijdag is Amila met ons meegegaan naar Fojnica. (50 km van Sarajevo) We hebben daar het “Reumal” bezocht. Dit is een reumacentrum/kuuroord. We hebben daar een rondleiding gehad van de receptiechef en Amila heeft getolkt. Van te voren hadden we van verschillende mensen al verhalen gehoord over mensen die veel baat bij een behandeling in dit centrum hebben gehad. Het centrum wordt vooral bezocht door mensen met reuma, maar ook met spierdistrofie en voor revalidatie na een ongeval kun je er goed terecht. Voor € 58 per dag zit je vol pension in het hotel en heb je 3 therapieën per dag. Van ’s morgens vroeg tot aan het eind van de middag wordt je door artsen begeleid tijdens de therapieën.
6
’s Middags is Amila meegegaan naar de familie Hasanovic in Dobrosevice, een klein dorpje enkele kilometers buiten Sarajevo. Selmedin (8) en Zijada (10) waren in 2002 bij ons. Vorig jaar hadden we dit gezin ook bezocht. Ze waren toen bezig met het bouwen van een huis. Eén verdieping is nu klaar en hier wonen ze nu 3 maanden. Sasha (35) komt met haar gezin uit een dorpje in de buurt van Srebrenica. Na de val is zij met haar 3 kinderen en haar schoonmoeder naar Tuzla afgevoerd. Haar man, haar schoonvader en een aantal andere mannelijke familieleden heeft ze daarna nooit meer gezien. Ze hebben 6 jaar in Lukavac gewoond, alvorens ze in 2001 in Dobrosevice terecht zijn gekomen. Semiz, de zwager van Sasha was 22 toen de enclave Srebrenica in 1995 is gevallen. Hij en zijn familie hebben altijd in de buurt van Srebrenica gewoond. Ze waren erg blij met de aanwezigheid van Dutchbat. Hij heeft in die tijd veel contact gehad met de Nederlandse soldaten. Nadat de enclave door de Serviërs was ingenomen, is hij met zijn vader en zijn broer de bossen ingevlucht. 7 Dagen heeft hij door de bossen gezworven zonder eten en drinken alvorens hij in Tuzla aankwam. Hij vertelde dat hij zich in leven hield door het eten van bladeren en grassen. Zijn vader en broer is hij onderweg kwijtgeraakt. Hij heeft ze nooit meer gezien. Nadat hij zijn schoonzus had gevonden, heeft hij de zorg voor haar en haar gezin overgenomen. Het huis waar ze nu in wonen heeft hij voor hen gebouwd. Het is de bedoeling dat Semiz, zijn vrouw Hidajeta en hun zoontje (6) de 1e etage gaan bewonen (binnenkort word hun 2e kind geboren) en zijn moeder de 2e etage. Er is alleen één probleem; nadat het huis op de begane grond voor Sasha en haar kinderen was ingericht, was het geld op. Van het laatste geld hebben ze een keuken gekocht van € 480,-. Hier zijn ze heel trots op. Semiz gaat ook regelmatig naar zijn geboortedorp in de buurt van Srebrenica terug om de puinhopen van zijn ouderlijk huis op te ruimen. Zijn grootste droom is om definitief terug te gaan en het huis weer op te bouwen. Maar eerst moet het huis voor zijn familie in
Dobrosevice klaar zijn. Sasha durft voorlopig niet terug naar Srebrenica. Ze is bang dat de kinderen niet veilig naar school kunnen. Het was 11 juli toen we bij deze familie op bezoek waren. Ze waren deze dag erg bezig met de herdenkingsceremonie in Potocari. Door ons bezoek konden ze er niet heen, in september gaan ze er zeker weer naar toe. Voordat we vertrokken, hebben we Semiz moeten beloven dat we een volgende keer met hem mee zouden gaan naar zijn geboortedorp om te gaan vissen en te genieten van de prachtige omgeving. Zaterdagmorgen 12 juli hebben we afscheid genomen van de familie Djozo en zijn we vertrokken naar Vodice, een kustplaats in de buurt van Sibenik (Kroatië) voor een verblijf van 14 dagen. Hier hebben we o.a. het national park KRKA bezocht met z’n prachtige watervallen en hebben we een bezoek gebracht aan de Kornati eilanden. Verder hebben we genoten van de zon, zee en de rust. Tijdens ons bezoek aan Bosnië hadden we ook graag nog eens een bezoekje gebracht aan Emina Nekovic en haar familie. Emina was in 1996 samen met Amila bij ons. De familie komt waarschijnlijk uit Montenegro en heeft tijdens de oorlog in een kelder in Sarajevo gewoond. In 1999 moesten ze hier vertrekken en hebben ze een aantal jaren in een heel klein 2 kamerappartement in het centrum gewoond. Hier hebben we ze in 2000 bezocht. We zijn toen erg geschrokken van hun woonsituatie. Het huis was door de vele granaten en kogels erg beschadigd. Eind 2001 moesten ze ook hier weer vertrekken, want het gebouw zou gerestaureerd worden. Waarschijnlijk wonen ze nu in een flat in Illidza.
7
Dit waren zo maar een aantal verhalen van een paar Bosnische kinderen en hun familie. Voor hen zijn de gevolgen van de burgeroorlog die van 1991-1995 woedde nog dagelijks voelbaar aanwezig; velen zijn getraumatiseerd; iedereen heeft wel één of meerdere familieleden verloren, waardoor veel gebroken gezinnen; voor veel kinderen is er geen mogelijkheid om na hun 14e onderwijs te volgen; de economie komt nog steeds niet echt op gang met als gevolg een enorme grote werkloosheid; volgens het Dayton akkoord moet iedereen weer naar zijn of haar oorspronkelijke woonplaats terug met als gevolg dat er vele verhuizingen plaats hebben. Dit is voor schoolgaande kinderen erg vervelend omdat ze steeds naar een andere school moeten. Zo zijn er nog vele andere problemen op te noemen. We hebben gemerkt dat de kinderen, die door Pax Christi Kinderhulp voor een vakantie in Nederland zijn uitgenodigd, een streepje voor hebben op anderen die deze gelegenheid niet hebben gehad. Dit geld ook voor de kinderen die financiële adoptie ouders in Italië hebben en door een Italiaanse organisatie voor een vakantie worden uitgenodigd. Het belangrijkste is volgens ons dat deze kinderen aan anderen wat te vertellen hebben, dat ze een verhaal hebben. Hier put het hele gezin weer nieuwe energie uit. Volgens de ouders worden de fotoboeken vele malen te voorschijn gehaald en wordt de hele vakantie weer opnieuw beleefd. Ook hebben we gemerkt dat de bezoekjes die we deze zomer en die van 2000 en 2002 aan deze kinderen en hun gezinnen gebracht hebben heel belangrijk voor ze zijn. Gewoon het feit, dat er mensen in het buitenland zijn die aandacht voor hen en hun problemen hebben, geeft deze gezinnen weer hoop in hun vaak uitzichtloze leef- en woon situatie. Gerrit, Joke, Gerben en Annemiek Eilander
8