Het verbod op stilzwijgende verlenging: Wettelijke regeling m.b.t. stilzwijgende verlenging afgewogen tegen de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen.
Masterscriptie Nederlands recht Accent privaatrecht Universiteit van Tilburg Faculteit der Rechtsgeleerdheid : Yildiz Kilic : 867768 : mr. C.J.M. van Doorn mr. J.M.H.P. van Neer Afstudeerdatum : 22 maart 2012 Naam student ANR Begeleiders
Voorwoord Eindelijk is het dan zover! Met buitengewoon veel plezier presenteer ik u hierbij mijn scriptie ter afsluiting van de master rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg. De totstandkoming van deze scriptie heeft van mij veel doorzettingsvermogen gevraagd. Maar nu het eindproduct er ligt, kijk ik terug op een leerzame en plezierige ervaring. Deze scriptie gaat over verbod op stilzwijgende verlenging. De huidige regelgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging, en de gedragscode die het Verbond van Verzekeraars heeft opgesteld ter voorkoming van stilzwijgende verlenging bij verzekeringen staan in deze scriptie centraal. Via deze weg wil ik een aantal mensen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van deze scriptie. Ik bedank allereerst graag mevrouw mr. C.J.M. van Doorn voor de goede begeleiding. Ik heb alle besprekingen als zeer zinvol en nuttig ervaren. Het heeft even de tijd nodig gehad om op het juiste spoor te zitten maar met uw kritische blik en heldere feedback op het stuk heeft het tot een tevreden resultaat mogen leiden. Tevens bedank ik mevrouw mr. J.M.H.P. van Neer voor het plaatsnemen in de examencommissie. Daarnaast wil ik ook mijn familie en in het bijzonder mijn ouders bedanken voor het feit dat ze mij de gelegenheid hebben gegeven om mijn eigen weg te vinden en zij mij altijd gesteund hebben in de door mij gemaakte keuzes. Ook wil ik mijn man bedanken voor zijn steun en opbeurende woorden tijdens het schrijfproces van deze scriptie. Last, but certainly not least gaat mijn dank uit naar mijn twee lieve kinderen Esila en SalihMert, gewoon alleen al voor hun aanwezigheid in mijn leven. Yildiz Kilic Tilburg, maart 2012
1
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................. 1 1. Inleiding .............................................................................................................................. 4 1.1. Introductie ............................................................................................................................ 4 1.2. Onderzoeksvraag en -methode ............................................................................................. 5 1.3. Plan van aanpak ................................................................................................................... 6 2. Consumentenbescherming .................................................................................................. 8 2.1 Inleiding ................................................................................................................................ 8 2.2. Consumentenrecht................................................................................................................ 8 2.2.1 Het begrip ‘consument’.................................................................................................. 9 2.2.2. Het begrip ‘consument’ in het verzekeringsrecht ....................................................... 11 2.3. Consumentenbescherming ................................................................................................. 12 2.3.1. Bescherming door dwingende regels .......................................................................... 12 2.3.2. Bescherming door transparantie ................................................................................. 13 2.4 Consumentenbescherming op Europees niveau.................................................................. 14 2.5. Conclusie............................................................................................................................ 14 3. Stilzwijgende verlenging .................................................................................................. 16 3.1. Inleiding ............................................................................................................................. 16 3.2. Wetgeving .......................................................................................................................... 16 3.2.1. Voor de wijziging ....................................................................................................... 16 3.2.3. Wetsvoorstel ............................................................................................................... 17 3.2.4. Wetgeving na de invoering van het wetsvoorstel ....................................................... 18 3.2.5. Reparatiewet en overgangswet ................................................................................... 19 3.3. Knelpunten ......................................................................................................................... 20 3.3.1. Voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten ..................................... 20 3.3.2. Contractsvrijheid ......................................................................................................... 22 3.3.3. Verwarring bij de consument ...................................................................................... 24 3.3. Samenvatting...................................................................................................................... 24 4. De Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen .................................. 26 4.1. Inleiding ............................................................................................................................. 26 4.2. Zelfregulering .................................................................................................................... 26 4.2.1. Definitie zelfregulering ............................................................................................... 26 4.2.2. Kenmerken van zelfregulering.................................................................................... 27 4.2.3. Voordelen zelfregulering ............................................................................................ 28 2
4.2.4. Nadelen van zelfregulering ......................................................................................... 29 4.2.5. Naleving en handhaving van zelfregulering ............................................................... 30 4.3. De gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen .................................... 31 4.3.1. Verbond van Verzekeraars .......................................................................................... 31 4.3.2. De Gedragscode .......................................................................................................... 32 4.3.3. Klachteninstituut Financiële Dienstverlening ............................................................. 33 4.4. Samenvatting...................................................................................................................... 35 5. De wetgeving t.a.v. stilzwijgende verlenging versus de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen .......................................................................................... 37 5.1. Inleiding ............................................................................................................................. 37 5.2. Wijze van totstandkoming en nakoming............................................................................ 37 5.3. Flexibiliteit ......................................................................................................................... 40 5.4. Europese Wetgeving .......................................................................................................... 41 5.5. Toepassingsgebied ............................................................................................................. 41 5.6. Zorgplicht ........................................................................................................................... 42 5.7. Handhaving ........................................................................................................................ 42 5.7.1. Handhaving van wettelijke regeling op het gebied van stilzwijgende verlenging...... 42 5.7.2. Handhaving van de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen.. 43 5.8. Conclusie & Antwoord op de onderzoeksvraag ................................................................ 45 5.9. Aanbevelingen ................................................................................................................... 48 Literatuurlijst......................................................................................................................... 49 Bijlage ................................................................................................................................... 54
3
1. Inleiding 1.1. Introductie ‘ Bedrijven vangen consumenten als een bij in een lege fles met honing. Hij weet de ingang te vinden, maar komt er nooit meer uit’, zo bracht Martijn van Dam de ergernis van veel mensen, op het gebied van stilzwijgende verlenging, onder woorden. Wie te laat is met opzeggen, zit nu vaak weer een jaar vast aan een tijdschrift, boekenclub of sportschool. Stilzwijgende verlenging van abonnementen, lidmaatschappen en contracten is een grote bron van ergernis. Dit bleek ook enkele jaren geleden uit onderzoek van het televisieprogramma Kassa.1 Maar liefst 54 procent van de ondervraagden zei zich aan de stilzwijgende verlenging van abonnementen te ergeren en 40 procent had een abonnement waar men eigenlijk van af wilde. De consument ontvangt vaak alleen achteraf een factuur of bankafschrijving. Dan is het te laat om op te zeggen en de consument zit dan weer een jaar aan een abonnement vast. Met de nieuwe wet op het gebied van stilzwijgende verlenging lijkt de wetgever hier nu toch op in te willen spelen. De wet stelt de maximum termijn voor stilzwijgende verlenging van abonnementen niet meer op 1 jaar, zoals dat voorheen gold, maar op drie maanden. Verder kan een consument een contract voor onbepaalde tijd telkens na 1 maand opzeggen. Hiermee beoogt de wetgever de positie van de consument te versterken en een einde maken aan ongewenste langdurige stilzwijgende verlengingen van abonnementen en contracten 2 .Meer concreet biedt deze wet dus meer consumentenbescherming. De nieuwe wetgeving roept echter ook vragen op. Een van de belangrijkste kanttekeningen die we bij de nieuwe wet kunnen maken is dat deze niet geldt voor verzekeringen. Juist ten aanzien van de verzekeringsbranche, waar een groot 3 aantal van de consumenten nog steeds van die 1
http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/kassa-boekt-succes-einde-aan-stilzwijgende-verlengingverzekeringen/speel/1/ 2 www.ikregeer.nl 3 Uit een recent onderzoek van Kassa onder 2000 lezers van haar nieuwsbrief blijkt dat 95% minstens één verzekering heeft die stilzwijgend wordt verlengd. 29% van die mensen vindt dat handig, want dan blijven ze automatisch verzekerd. 59% vindt dat vervelend omdat ze daardoor bijvoorbeeld niet kunnen overstappen. 40% heeft door de stilzwijgende verlenging nog een verzekering lopen die ze liever hadden opgezegd. Ruim een kwart van de mensen heeft een contract van 5 jaar, dat ook weer met 5 jaar verlengd wordt als niet tijdig wordt opgezegd. Zie http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/kassa-boekt-succes-einde-aan-stilzwijgende-verlengingverzekeringen/speel/1/
4
stilzwijgende verlenging af wil, wordt in de nieuwe wetgeving niets geregeld. Om op dit gebied wat te doen aan de stilzwijgende verlengingen, heeft het Verbond van Verzekeraars de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen (hierna te noemen: de gedragscode) opgesteld. In de regels van deze gedragscode staat dat schadeverzekeraars die particuliere verzekeringen aanbieden, contracten niet meer stilzwijgend mogen verlengen. Ze moeten hun verzekerden informeren als het contract afloopt. Dan heeft de consument de keus om op te zeggen. De opzegtermijn is dan een maand. Heeft de consument net een verzekering afgesloten, dan moet hij wachten totdat de contracttermijn voorbij is en dan kan hij pas opzeggen. Verder staat in de gedragscode dat de consument een extra handtekening moet zetten als hij een verzekering wil afsluiten voor een periode langer dan één jaar. In de verzekeringsbranche wil het verbond van verzekeraars dus door zelfregulering, waar een actieve informatieplicht een belangrijke plaats inneemt, stilzwijgende verlenging aanpakken om zo de consument te beschermen. Of deze code de gewenste effecten heeft is een vraag die centraal staat in deze scriptie. In deze scriptie wil ik een vergelijking maken tussen de huidige regeling van de stilzwijgende verlenging in de gedragscode en de regeling inzake stilzwijgende verlening in de wet. Daarbij wil ik kijken of de gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen de beoogde bescherming biedt voor de consument of juist daarin tekort schiet. Is de gedragscode voldoende om de consumentenbescherming op een zelfde niveau als de nieuwe wetgeving te realiseren of is verdergaande consumentenbescherming gewenst?
1.2. Onderzoeksvraag en -methode De doelstelling van deze scriptie is een antwoord trachten te vinden op de in deze paragraaf omschreven onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag die in deze scriptie centraal staat luidt: Welke alternatief inzake stilzwijgende verlening biedt meer bescherming voor de consument: de nieuwe wet inzake stilzwijgende verlenging of de gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zoals die nu op verzekeringsrechtelijk terrein geldt?
5
Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag wil ik eerst de volgende deelvragen beantwoorden: Deelvragen: 1. Wat wordt onder consumentenbescherming verstaan en wanneer consumentenbescherming bereikt? Aan welke criteria moet dan zijn voldaan?
wordt
2. Hoe is de stilzwijgende verlenging naar geldend recht (boek 6 BW) geregeld? Hoe was het vroeger geregeld en wat is de aanleiding voor wijziging geweest? 3. Wat is zelfregulering? Hoe is de stilzwijgende verlenging in de gedragscode geregeld? 4. Wat zijn de knelpunten en voordelen van de gedragscode afgezet tegen de wetgeving inzake stilzwijgende verlenging? Welk alternatief komt het beste tegemoet aan de bescherming van de consument? Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en de deelvragen zal ik een literatuurstudie doen waarbij ik de wetgeving, jurisprudentie en andere juridische bronnen gebruik. In eerste instantie is het onderzoek gericht op het vergelijken van de gedragscode en de wet op het gebied van stilzwijgende verlenging. Beoordeeld moet namelijk worden of een verbod van stilzwijgende verlenging voor verzekeraars in de wet had moeten worden opgenomen om zo de bescherming voor de consumenten te waarborgen of juist het hanteren van de gedragscode genoeg is om consumentenbescherming te realiseren.
1.3. Plan van aanpak In hoofdstuk 2 staat consumentenbescherming centraal. Hier zal nader in worden ingegaan op wat de definitie van consumentenbescherming is en of op verzekeringsrechtelijk gebied dezelfde
6
betekenis heeft. Ook wordt er gekeken wat onder consumentenbescherming wordt verstaan en hoe consumentenbescherming gerealiseerd kan worden. In hoofdstuk 3 zal ik de tweede deelvraag beantwoorden waarbij ik zal kijken naar de huidige regeling van de stilzwijgende verlenging aan de hand van wetgeving, jurisprudentie en literatuur. Er zal hier een omschrijving worden gegeven van de huidige situatie van de wet- en regelgeving die betrekking heeft op stilzwijgende verlenging- in relatie tot de voorgaande situatie. In hoofdstuk 4 wordt ondermeer uitleg gegeven wat voor maatregelen men in de verzekeringsbranche, in de laatste jaren, tegen stilzwijgende verlenging heeft genomen. De gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen komt hier uitgebreid aan orde. Tevens zal ik aandacht geven aan het begrip zelfregulering. In hoofdstuk 5 zal ik de wet op het gebied van stilzwijgende verlenging afzetten tegen de gedragscode. Ik zal hierbij kijken of de gedragscode die de verzekeringsbranche hanteert, vanuit de consument bekeken, een aanvulling, oplevert ten opzicht van een wettelijke regeling, of juist op bepaalde punten tekort schiet. Vervolgens zal de hoofdstuk afgesloten worden met een antwoord op de centrale onderzoeksvraag en de aanbevelingen.
7
2. Consumentenbescherming
2.1 Inleiding In dit eerste hoofdstuk zal worden ingegaan op consumentenbescherming. Allereerst zal in paragraaf 2.2 het begrip consument gedefinieerd worden zodat dit centrale begrip betekenis krijgt en afgebakend wordt. Ook zal ik in deze paragraaf kijken of het begrip ‘ consument’ op verzekeringsrechtelijk gebied dezelfde betekenis heeft als in boek 6. Vervolgens zal ik in paragraaf 2.3 kijken wat er onder consumentenbescherming wordt verstaan en hoe consumentenbescherming
gerealiseerd
kan
worden.
Tenslotte
zal
ik
kijken
hoe
consumentenbescherming op Europees niveau geregeld wordt. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie.
2.2. Consumentenrecht Geruime tijd wordt de wens tot verbetering van consumentenbescherming gebaseerd op het uitgangspunt dat de consument juridisch en economisch niet zelden in een zwakke positie staat tegenover de professionele wederpartij. Verdergaande consumentenbescherming leidt in veel gevallen tot aanscherping van juridische regels ten einde de consument een betere positie te geven in dergelijke verhoudingen: het consumentenrecht. Dergelijke regels zijn doorgaans in meerder of mindere mate dwingendrechtelijk van aard. 4 Het consumentenrecht kan worden gezien als de ‘harde kern’ van het privaatrecht: veel consumentenrechtelijke regelgeving staat geen afwijking ervan toe ten nadele van de consument. Op verschillende rechtsgebieden, zoals het bestuursrecht en het strafrecht is de positie van de consument van belang. Zo heeft consumentenbescherming op financiële markten tegenwoordig ook alle aandacht.
4
J.G.J. Rinkes, ‘ De consument als zwakke partij ‘, Ars Aequi, 2009, p. 380
8
2.2.1 Het begrip ‘consument’ Diverse definitieproblemen hebben zich bij consumentenbescherming aangediend: zo ontbreekt een eenduidige definitie van het begrip ‘consument’. 5 Het begrip ‘consument’ kan op verschillende manieren worden ingevuld. Als men kijkt naar de Dikke Van Dale dan kan ‘consument’ gedefinieerd worden als ‘verbruiker’. 6 Juridisch zit het wat gecompliceerder in elkaar. Veelal wordt ‘consument’ negatief omschreven, hetgeen inhoudt dat de wet bepaalt wie geen consument is. Bij de negatieve omschrijving zijn twee methoden te onderscheiden. De eerste methode stelt het doel van de overeenkomst centraal. Bij de eerste methode is het doel van het sluiten van de overeenkomst het doorslaggevende criterium. In de EG- richtlijnen op het terrein van het consumentenrecht wordt dit veelal gebruikt. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld artikel 2 sub b van de richtlijn oneerlijke contractsbedingen. Hier wordt een consument als volgt omschreven: ‘ iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen’ De tweede methode knoopt aan bij de hoedanigheid van de contractspartij (de consument). In de Nederlandse wetgeving 7 wordt de tweede methode gebruikt, dat wil zeggen een negatieve omschrijving die de hoedanigheid van de contractspartij centraal zet. Zo merkt artikel 7:5 BW als consument- koper aan:8 ‘ een natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ Op Europees gebied neemt het Hof van Justitie in rechtspraak ter zake van het consumentbegrip in formeelrechtelijke regelgeving een zo restrictief mogelijk standpunt in. Het hof heeft benadrukt dat dwingendrechtelijke bescherming een inbreuk vormt op het fundamentele beginsel van contractsvrijheid en om die reden het begrip restrictief moet worden uitgelegd.9 Wel heeft
5
CW.M. Lieverse& J.G.J. Rinkes,’ Oneerlijke handelspraktijken en handhaving van consumentenbescherming in de financiële sector’, Deventer: Kluwer 2010, p.152 6 Dale Van, Groot woordenboek der Nederlandse taal, plusversie 1.0 dec 2000, CD-rom (Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie BV, 2000). 7 Dit is bijvoorbeeld het geval bij de regelingen met betrekking tot de algemene voorwaarden (artikelen 6:236 en 6:237 BW), koop (artikel 7:5 BW), borg (artikel 7:857 BW) en de regels betreffende de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter (artikel 98 Rv) zie hierover Hondius (1992), p.14. 8 J.M. van Buren-Dee e.a., ‘Consument zonder grenzen’, Deventer, Kluwer 1996, p.202 9 N. Vloemans e.a, ‘ Verzekering en Consument’, Amsterdam, deLex 2005, p. 22
9
het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zich in het Gruber- arrest10 uitgesproken over het begrip ‘door een consument gesloten overeenkomst’ ex art. 13 EEX- Verdrag. Aangenomen mag evenwel worden dat de uitleg van het begrip ‘ consument’ in dezen ook betekenis heeft voor andere regelingen van Europees consumentenrecht.11 Het ging in deze zaak om een landbouwer die dakpannen had gekocht die waren bestemd voor een gebouw dat hij deels als woonhuis (60%) en deels als bedrijf (40%) in gebruik had. Het Hof herhaalt eerst zijn eerdere opvatting dat onder de bepalingen ter bescherming van de consument slechts die overeenkomsten vallen die worden gesloten om te voorzien in de consumptiebehoeften van een persoon als particulier, die als economisch zwakkere en juridisch minder ervaren partij wordt gezien. In geval van een persoon die gedeeltelijk ten behoeve van particulier gebruik en gedeeltelijk ten behoeve van zakelijk gebruik handelt, volgt uit de doelstelling van het EEGExecutieverdrag dat een persoon die een overeenkomst sluit voor een gebruik dat gedeeltelijk op zijn beroepsactiviteit betrekking heeft en daarvan dus slechts gedeeltelijk losstaat, in beginsel geen consument is. Volgens het Hof ligt dit slechts anders indien de overeenkomst zodanig losstaat van de beroepsactiviteit, dat het verband daarmee marginaal wordt en over het geheel genomen slechts een onbetekenende rol speelt.12 Wanneer is er nu sprake van de situatie dat het beroepsmatige aandeel van de overeenkomst ‘onbetekenend’ is? Het Hof van Justitie geeft hier geen scherp criterium voor. Loos merkt op dat het beroepsmatig aandeel van de overeenkomst ‘(wellicht aanmerkelijk) minder dan 25% moet uitmaken.13 Rijken14 vindt juist 25% als grens aan de hoge kant, en kiest eerder voor 10%. Op grond hiervan kan er vastgesteld worden dat een eenduidige precieze invulling van het begrip ‘consument’ ontbreekt. Er zijn altijd gevallen waarvan het onzeker is of ze onder de omschrijving ‘natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf’ vallen. In het kader van de algemene voorwaardenregeling zegt Hartkamp het volgende over de betekenis van het begrip ‘consument’: natuurlijke personen die geen beroep of bedrijf uitoefenen, dan wel overeenkomsten sluiten die met hun beroeps of bedrijfsactiviteiten geen verband hebben. Met andere woorden: wanneer goederen of diensten worden verworven in verband met beroeps- of bedrijfsactiviteiten ontbeert de particulier de bijzondere bescherming. Het doel van het gebruik is dus relevant: het moet zijn ten behoeve van 10
HvJ 20 januari 2005, C-464/01 (Gruber/Bay Wa AG.) E.H. Hondius & G.J. Rijken, ‘ Consumentenrecht’, Zutphen, Paris, 2011, p. 44 12 N. Vloemans e.a, ‘ Verzekering en Consument’, Amsterdam, deLex 2005, p. 22-23 13 M. Loos, ‘ Het begrip ‘’ consument” in het Europese en Nederlandse privaatrecht’, WPNR 2005-6638, p. 771-772 14 E.H. Hondius & G.J. Rijken, ‘ Consumentenrecht’, Zutphen, Paris, 2011, p. 44 11
10
privé- of gezinsgebruik. In het vervolg van mijn scriptie sluit ik me aan bij de visie van Hartkamp.15
2.2.2. Het begrip ‘consument’ in het verzekeringsrecht In verzekeringsrechtelijke regelgeving heeft de wetgever niet gekozen voor het opnemen van een open norm. Er wordt dus niet gekeken naar verschillende criteria, zoals de ingeschakelde deskundigheid en de toerekening van die deskundigheid aan de verzekeringnemer of de economische positie van de verzekeringnemer, om te bepalen of ‘de consument’ ook daadwerkelijk de zwakste partij is. In alle regelingen wordt ‘de consument’ als de zwakste partij beschouwd, waarbij overigens het begrip consument niet altijd met zoveel woorden in de wetsbepalingen zelf wordt genoemd.16 De wetgever heeft ervoor gekozen om in titel 7.17 BW de consument als zwakste partij te beschermen door middel van dwingend recht. Van de beschermende bepalingen in titel 7.17 mag ofwel ten aanzien van geen enkele partij, ofwel ten aanzien van verzekeringnemers, ofwel ten aanzien van de verzekeringnemer die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf niet worden afgeweken. De verzekeringnemer, en in het bijzonder de verzekeringnemer die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, komt extra bescherming toe. Doordat de wetgever heeft gekozen voor dwingendrechtelijke bescherming en niet voor bescherming door middel van een open norm dient de groep die bescherming verdient scherp omlijnd te worden. De wetgever heeft voor die omlijning aangehaakt bij de omschrijvingen van het begrip ‘ consument’ elders in het BW. Met andere woorden, de consument in het verzekeringsrecht is dezelfde als de consument in het koopovereenkomstenrecht en het algemene voorwaardenrecht: de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. 17 De later te gebruiken gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen gaat ook van de bovenstaande definitie uit.
15
Asser-harkamp 4-11, nr.366-367 N. Vloemans e.a, ‘ Verzekering en Consument’, Amsterdam, deLex 2005, p. 16 17 N. Vloemans e.a, ‘ Verzekering en Consument’, Amsterdam, deLex 2005, p. 18 16
11
2.3. Consumentenbescherming Consumentenrecht wordt wel omschreven als het geheel van normen, regels en instrumenten dat de verwezenlijking op juridisch niveau vormt van verschillende initiatieven die betrekking hebben op het waarborgen of vermeerderen van de bescherming van consumenten op de economische markt. 18 Bescherming van de ‘zwakke’ consument is het uitgangspunt van het consumentenrecht.
Consumentenbescherming
oriënteert
zich
traditioneel
op
gerechtigheidaspecten: het uitgangspunt is de juridisch en economisch ongelijkwaardige verhouding tussen professionele aanbieders enerzijds en consumenten anderzijds. Onderzoek uit de cognitieve psychologie en uit ‘behavioral economics’- een stroming binnen de economie die uitgaat van de veronderstelling dat individuen beperkt rationeel zijn- toont aan dat individuen systematisch fouten maken bij het nemen van beslissingen. Handelaren kunnen misbruik maken van deze ‘zwakheden’ van de consument.19
2.3.1. Bescherming door dwingende regels Bescherming kan gerealiseerd worden door wetgeving. Bescherming van de zwakkere partij wordt wel gezien als de enige geheel nieuwe gerechtigheidsgedachte die in het huidige BW een plaats heeft veroverd. 20 Matiging van de nadelige gevolgen van overeenkomsten en andere handelingen van aanbieders kan op zeer uiteenlopende wijze vorm krijgen. Ingrijpen door de wetgever heeft gevolgen voor de maatschappelijke en economische verhouding tussen de betrokken marktpartijen. De ontwikkeling van het consumentenrecht zou daarom gericht moeten zijn op de rechtvaardigheid van dit ingrijpen. Uiteindelijk dienen consumentenbescherming en consumentenrecht een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving.21 De toename van consumentenrecht als onderdeel van een steeds toenemende vraag naar consumentenbescherming draagt echter een aantal risico’s in zich. In de eerste plaats bestaat het 18
E.H. Hondius & G.J. Rijken, ‘ Consumentenrecht’, Zutphen, Paris, 2011, p. 34 A.S. Vandenberghe, Over de nieuwe zwakheden van de consument en wat eraan te doen, Ars Aequi, 2009, p. 389 20 G.E. Langemeijer, De gerechtigheid in ons Burgerlijk Vermogensrecht, bew. Door E.J. Scrage, Zwolle: Tjeenk Willink 1994, p.90; vgl. ook M. Loth, Dwingend en aanvullend recht, Mon. BW A19, p. 41 e.v. 21 K. Simitis, Verbraucherschutz, Schlagwort oder Rechtsprinzip, Baden-Baden: Nomos 1976, p.156, K. von Hippel, Verbraucherschutz, Tubingen: Mohr 1986, p.44 19
12
risico van steeds cumulerende interventies door de wetgever. Consumentenrecht is zo langzamerhand een lawyers’paradise geworden. Nieuwe maatregelen zullen nog specifieker ingrijpen
in
maatschappelijke
verhoudingen
of
uitdrukkelijk
proberen
een
nieuw
contractsevenwicht te bereiken. Een tweede gevaar is de geringe doelmatigheid van maatregelen ter bescherming van ‘zwakkere’ contractspartijen. Ingrijpen dat uitsluitend gebaseerd is op ( de wenselijkheid van ) bescherming van zwakkeren is onvoldoende; steeds moet de wetgever economische aspecten, gerechtigheid en efficiëntie van de genomen maatregelen toetsen in samenhang met de gekozen instrumenten en de daarbij behorende handhavingmechanismen. 22
2.3.2. Bescherming door transparantie
Naast strenge (dwingende) regels kan de bescherming van de consument ook gerealiseerd worden door het bevorderen van zelfregulering, hier kom ik in hoofdstuk 4 uitvoerig op terug, dan wel het verbeteren van de positie van de consument door deze te voorzien van adequate informatie.23 Dit laatste staat ook centraal in de wereld van verzekeringen. Transparantie neemt steeds meer een belangrijke plaats in in onze moderne maatschappij. In het verlengde hiervan is informatieverstrekking
een
steeds
belangrijker
instrument
geworden
van
consumentenbescherming als het gaat om de verkoop van financiële diensten die complex zijn en/of voor de consument op een langere termijn sociale zekerheid beogen en behoren te bieden.24 Op verzekeringsrechtelijk gebied geldt dit ook. Zo is bijvoorbeeld transparantie ook meteen de belangrijkste voorwaarde voor het tweetal doelstellingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft), namelijk: het beschermen van de consument en het goed functioneren van de markt. De Wet op het financieel toezicht geeft regels om de consument te beschermen. De regels beschermen tegen onjuiste of onvolledige informatie van aanbieder, maar ook tegen nietpassende adviezen. Deze Wft-regels ter bescherming van de consument zijn van toepassing op vrijwel alle financiële producten. Verzekeraars zijn ook aanbieders van financiële producten of verlenen financiële diensten in de zin van de Wft. Deskundigheid, betrouwbaarheid, adequate 22
E.H. Hondius & G.J. Rijken, ‘ Consumentenrecht’, Zutphen, Paris, 2011, p. 35 J.G.J. Rinkes, ‘ Handhaving van consumentenbelangen: een gemengd stelsel’, NTBR 2004-10, p. 509 24 J.H. Wansink, Zorgplichten voor de (rechtstreekse) verzekeraar en de bemiddelaar in de wet op het financieel toezicht (WFT), Het verzekerings -Archief, 2009-1, p.3 23
13
informatieverstrekking, zorgvuldige advisering van de consument en een administratieve organisatie die de toezichthouder in staat stelt toezicht te houden op naleving van de wet, zijn de kwaliteitskenmerken waardoor transparantie moet worden gerealiseerd.
2.4 Consumentenbescherming op Europees niveau In de afgelopen decennia is het consumentenrecht meer en meer een Europese zaak geworden. Waar de nationale wetgever en rechter al veel langer actief trachtten om de consument te beschermen, is die taak inmiddels grotendeel overgenomen door de Europese wetgever.25 Het Europese consumentenrecht en de noodzaak tot adequate rechtsbescherming staat in de belangstelling van de Europese Commissie. De meest recente ontwikkeling, om de positie van de consument op de Europese markt te verbeteren, is het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrecht.26 De Commissie kiest daarbij nadrukkelijk voor volledige harmonisatie van de door de richtlijn geregelde onderwerpen. Volledige harmonisatie van ‘kernbegrippen’ van het Europees consumentenrecht wordt nodig geacht om rechtszekerheid te creëren voor zowel consumenten als bedrijven: zij moet ertoe leiden dat consumenten erop kunnen vertrouwen dat één regeling van de rechten en verplichtingen van partijen in de gehele Europese Unie geldt.27
2.5. Conclusie In het recht bestaat niet een eensluidende definitie van het begrip ‘consument’. Wie als consument gezien wordt, verschilt afhankelijk van de toepasselijke regelgeving. Toch heeft de wetgever in verzekeringsrechtelijke regelgeving niet gekozen voor het opnemen van een open norm. In alle regelingen wordt ‘de consument’ als de zwakste partij beschouwd en in titel 7.17 BW wordt een definitie hiervan gegeven. Door consumentenrecht wordt het waarborgen van bescherming van de consument gerealiseerd. Dit is geen eenvoudige zaak. Maatregelen ter bescherming van de consumenten door het toekennen van consumentenrechten worden op zeer
25
J.M. Smits, ‘Consumentenrecht: een zaak voor de Europese Unie?’, Ars Aequi, 2009, p. 367 COM (2008) 614 def. Van 8 oktober 2008 27 Redactioneel artikel, ‘Herziening van het consumentenrecht: een teleurstellend richtlijnvoorstel’, TvCH, 2008-5, p. 173 26
14
uiteenlopende wijze genomen. Ook geldt dit voor de doelstellingen van consumentenrecht. Bescherming kan gerealiseerd worden door (dwingende) regels, door het bevorderen van zelfregulering, het verbeteren van de informatieverstrekking aan consumenten of door verscherpt toezicht op de markt.
15
3. Stilzwijgende verlenging 3.1. Inleiding In hoofdstuk 3 wordt een uiteenzetting weergegeven hoe op dit moment de stilzwijgende verlenging in Nederland is geregeld. Eerst wordt in paragraaf 3.2 de wetgeving voor 1 december 2011 rondom stilzwijgende verlenging besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 in gegaan op het aangenomen wetsvoorstel 30520. Hierbij zal er worden gekeken naar wat de aanleiding en doelstelling van het wetsvoorstel is. Ook kijk ik welke kanttekeningen, die naar aanleiding van het wetsvoorstel ontstaan zijn, kunnen worden geplaatst bij de wetgeving na 1 december 2011 inzake stilzwijgende verlenging.
3.2. Wetgeving In oktober 2010 heeft de Eerste Kamer een wet aangenomen die een beperking stelt aan de stilzwijgende verlenging van abonnementen en lidmaatschappen. De wet zal in werking treden op 1 december 2011. Voordat ik deze nieuwe regelgeving bespreek, ga ik eerst in op de situatie voor 1 december 2011.
3.2.1. Voor de wijziging
Voor 1 december 2011 was het zo dat ondernemingen en klanten min of meer vrij waren te bepalen hoe lang een abonnement of lidmaatschap duurt, of dat abonnement / lidmaatschap aan het eind van die termijn stilzwijgend werd verlengd, en zo ja, voor hoe lang. Contractsvrijheid was hier de uitgangspositie. Zo was het mogelijk dat een abonnement op een mobiele telefoon of sportschool werd afgesloten voor een jaar, en dat 1) dat abonnement automatisch werd verlengd met nog eens een jaar als de consument dat abonnement niet van tevoren had opgezegd, 2) die opzegging drie maanden van tevoren gedaan moest zijn, en 3) die opzegging schriftelijk moest zijn, ook al was het abonnement zelf per internet of e-mail afgesloten. Dat betekende dat een 16
opzegging die niet drie maanden, maar twee maanden voor afloop van het abonnement was gedaan, niet geldig was en het abonnement liep gewoon door, en wel voor een heel jaar. Voorafgaande vond zijn grondslag in artikel 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Er was dus sprake van een zekere ondergrens in de bepalingen van algemene voorwaarden. In de zwarte lijst van artikel 6:236 BW was de termijn van 1 jaar stilzwijgende verlenging geregeld. Één jaar verlengen kon toen nog wel, maar wanneer een contract met meer dan een jaar stilzwijgend werd verlengd werd het aangemerkt als onredelijk bezwarend en was het contract vernietigbaar. De minimale opzegtermijn van 3 maanden was geregeld in de grijze lijst van artikel 237 boek 6 BW. Ook vonden veel mensen het lastig dat het afsluiten van een abonnement erg makkelijk via internet kon, maar opzegging per post moest, terwijl onduidelijk was hoe een dergelijk opzegging er uit moest zien, en waar die naartoe gestuurd moest worden. Er was overigens over het laatste geen bepaling te vinden in art. 6:236 BW of art. 6:237 BW.
3.2.3. Wetsvoorstel
In april 2006 hebben de Tweede Kamerleden Crone en Van Dam een voorstel ingediend om de stilzwijgende verlenging van lidmaatschappen van verenigingen, abonnementen en overige overeenkomsten te beëindigen. Het wetsvoorstel had een meervoudige strekking. Allereerst beoogde het dat er meer duidelijkheid kwam over de voorwaarden waaronder lidmaatschappen van verenigingen konden worden opgezegd. Verder beoogde het een verruiming van de opzegmogelijkheid van (kort gezegd) consumentenovereenkomsten die voor langer dan een jaar zijn aangegaan, en wel in die zin dat die overeenkomsten telkens na een maand konden worden opgezegd. Ook beoogde het voorstel de gebruiker te verbieden om ( in zijn algemene voorwaarden) te stipuleren dat de met de wederpartij ( consument) gesloten overeenkomst op een andere wijze moest worden opgezegd dan de wijze waarop de overeenkomst tot stand was gekomen. Ten slotte, werd met het wetsvoorstel beoogd de stilzwijgende verlenging van (onder meer) abonnementen met meer dan
17
drie maanden te verbieden en de maximale opzegtermijn bij consumentenovereenkomsten terug te brengen van drie maanden naar één maand.28 Die indieners wilden hiermee een eind maken aan de voortdurende en maatschappelijk zeer ongewenst situatie dat abonnementen en lidmaatschappen verlengd werden terwijl consumenten geen behoefte meer hadden aan deze producten en diensten.
3.2.4. Wetgeving na de invoering van het wetsvoorstel
De nu aangenomen Wet inzake stilzwijgende verlenging opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten, maakt een eind aan stilzwijgende verlenging. De wet bevat een wijziging in enkele bepalingen in het Burgerlijk Wetboek die gaan over algemene voorwaarden. Het wetsvoorstel heeft per 1-12-2011 wijzigingen in Boek 2 en Boek 6 BW gebracht. Wijziging in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek betreft het volgende: Er wordt een zesde lid toegevoegd aan het huidige artikel 35 van boek 2. In dit nieuwe zesde lid is bepaald dat verenigingen er zorg voor dienen te dragen dat leden de voor opzegging van het lidmaatschap noodzakelijke informatie eenvoudig kunnen raadplegen. Leden dienen eenvoudig te kunnen achterhalen bij wie, op welke wijze en met welke termijn zij hun lidmaatschap van een vereniging kunnen opzeggen. Dit betekent in ieder geval dat verenigingen met een website of een ledenblad deze informatie op de hoofdpagina van de website of op één van de eerste drie pagina’s van het ledenblad moeten plaatsen.29 Wijzigingen in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek: Artikel 6:236 BW bevat een lijst van bedingen die als zij deel uitmaken van algemene voorwaarden in een overeenkomst met een consument steeds als onredelijk bezwarend worden aangemerkt en dus vernietigbaar zijn op grond van art. 6:233 sub a BW: dit is de zogenaamde zwarte lijst. Het nieuwe beding op deze lijst ziet op abonnementen. Het nieuwe artikel 6:236
28
A.I.M van Mierlo e.a., ‘ Enige (juridische) kanttekeningen bij het wetsvoorstel betreffende de beperking van stilzwijgende verlenging van consumentenovereenkomsten’, WPNR 2007-6719 29 Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, Kamerstukken II 2006-2007, 30520 nr. 6, p. 8
18
aanhef en onder j BW geeft aan dat ten aanzien van abonnementen na ommekomst van de overeengekomen abonnementsperiode het volgende geldt: stilzwijgende verlenging van het abonnement is slechts mogelijk met een periode van niet meer dan drie maanden. Omzetting in een abonnement voor onbepaalde tijd is mogelijk, maar de abonnementshouder kan het abonnement met inachtneming van een opzegtermijn van één maand opzeggen. Een stilzwijgende verlenging van drie maanden blijft dus wel tot de mogelijkheden behoren, en is voor de aanbieders dus een alternatief voor omzetting in een overeenkomst voor onbepaalde tijd of beëindiging van het contract. Dit betekent dat stilzwijgende verlenging door elkaar opvolgende kwartaalabonnementen, zoals voorkomt bij kranten of tijdschriften, wel mogelijk blijft. Deze uitzondering voor kranten en tijdschriften is gemaakt vanwege logistieke redenen en vanwege het feit dat de Nederlandse krantensector het economisch moeilijk heeft. Ook wordt er na aanleiding van het wetsvoorstel nog een nieuwe bepaling in artikel 6:236 toegevoegd (onderdeel o). Dit artikel voorziet dat de gebruiker niet mag eisen dat op een andere manier opgezegd moet worden, dan de wijze waarop een overeenkomst tot stand gekomen is. Dat betekent dat als een overeenkomst per e-mail worden gesloten, deze ook per e-mail moet kunnen worden opgezegd, en niet geëist kan worden dat dit per brief gebeurt. Dit geldt ook voor aanmelden en opzeggen per fax of per brief. Op die manier wordt beoogd om meer evenwicht te brengen in de verhouding tussen aanbieder en consument.30 Naast de zwarte lijst van art. 6:236 BW kent het Burgerlijk Wetboek ook nog de grijze lijst van art. 6:237 BW. In de grijze lijst komen bedingen voor die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn ( en dus vernietigbaar te zijn), waarbij opgemerkt moet worden dat dit vermoeden door de gebruiker van de algemene voorwaarden kan worden weerlegd. In het nieuwe beding op deze lijst wordt bepaald dat een opzegtermijn in beginsel niet langer kan zijn dan één maand.(art. 6:237 aanhef en onder I BW)31 Dit zijn de wijzigingen die naar aanleiding van het wetsvoorstel hebben plaats gevonden. 3.2.5. Reparatiewet en overgangswet Zoals eerder al aangegeven is de wet voor stilzwijgende verlenging per 1 december 2011 in werking getreden. Kort gezegd, is het niet langer toegestaan om in algemene voorwaarden te 30
Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, Kamerstukken II 2006-2007, 30520 nr. 6, p. 7 31 A.I.M van Mierlo e.a., ‘ Enige (juridische) kanttekeningen bij het wetsvoorstel betreffende de beperking van stilzwijgende verlenging van consumentenovereenkomsten’, WPNR 2007-6719
19
bepalen dat een overeenkomst stilzwijgend wordt verleng, tenzij er op elk moment met een opzegtermijn van een maand kan worden opgezegd. Deze verandering is echter niet van toepassing voor reeds lopende overeenkomsten. Dit heeft te maken met artikel 191 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat aanpassingen in bepaalde delen van het Burgerlijk Wetboek pas een jaar na het in werking treden van deze wijzigingen van toepassing zullen zijn. Om dit teniet te doen is er wel een reparatiewet ingediend waarin wordt bepaald dat de Overgangswet niet van toepassing is op de aangenomen wet t.a.v. stilzwijgende verlenging.32 Echter, reparatiewet is dus (nog) niet van kracht en dus is de nieuwe regeling die t.a.v. stilzwijgende verlenging is aangenomen voor de lopende overeenkomsten pas op 1 december 2012 van kracht.
3.3. Knelpunten In de voorafgaande paragrafen van hoofdstuk 3 is gekeken hoe stilzwijgende verlenging voor 1 december 2011 was geregeld in de Nederlandse wet- en regelgeving, wat het wetsvoorstel heeft veranderd en hoe de wetgeving op dit moment is geregeld. In de komende paragrafen wordt gekeken welke kanttekeningen geplaatst kunnen worden bij de huidige bepalingen van stilzwijgende verlenging die sinds 1 december 2011 van kracht zijn. 3.3.1. Voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten Op 8 oktober 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel uitgebracht voor een nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten ( hierna: het richtlijnvoorstel).33 Het voorstel is gericht op de herziening van vier belangrijke richtlijnen op het terrein van het Europees contractenrecht. Het voorstel combineert deze vier richtlijnen in één instrument dat van toepassing is op verkoopen dienstenovereenkomsten tussen consumenten en handelaren; de vier afzonderlijke richtlijnen worden ingetrokken. Wel licht de richtlijn diverse, specifieke sectoren uit haar toepassingsgebied. Zo is de richtlijn niet van toepassing op contracten inzake sociale dienstverlening, gezondheidszorg, gokactiviteiten, financiële diensten, constructie van gebouwen enz. 34 Het voorstel gaat anders dan de vier bestaande richtlijnen niet uit van minimumharmonisatie, maar 32
http://www.solv.nl/weblog/toch-nog-stilzwijgend-verlengen/18594 Voorstel van 8 oktober 2008 voor een richtlijn van het Eruopees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, COM(2008) 614 def. 34 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:304:0064:0088:NL:PDF 33
20
van volledige harmonisatie.35Dat betekent dat de lidstaten geen afwijkend regime meer mogen doorvoeren, ook al is dit in het voordeel van de consument. Nederland geeft aan onder randvoorwaarden ‘ geen principieel tegenstander’ van volledige harmonisatie te zijn, maar is van oordeel dat het voor een aantal deelgebieden, bijvoorbeeld prijsaanduiding of specifieke bepalingen niet zinvol en niet nodig is om tot volledige harmonisatie over te gaan. Met het standpunt van de Nederlandse regering kan in beginsel worden ingestemd: op zichzelf bestaan tegen volledige harmonisatie geen fundamentele bezwaren. Volledige harmonisatie past ogenschijnlijk goed bij het uitgangspunt dat het functioneren van de interne markt dient te worden verbeterd; door volledige harmonisatie worden lidstaten verplicht nationale wetgeving die niet in overeenstemming is met het Europese niveau van consumentenbescherming te verwijderen, ongeacht of de nationale bescherming nu uitgaat van een hoger of lager niveau.36 De voorgestelde richtlijn bestaat uit vijftig artikelen verdeeld over zeven hoofdstukken. Hoofdstuk 5 neemt in grote lijnen de bepalingen van de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten over. Het gaat om van te voren opgestelde bedingen in overeenkomsten waarmee de consument heeft ingestemd zonder invloed op de inhoud te hebben. “ Oneerlijke bedingen” zijn bedingen die, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van consumenten en handelaren aanzienlijk verstoren ten nadele van de consument. De richtlijn bevat twee lijsten. Een lijst van bedingen wordt onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd ( zie bijlage 1 van deze scriptie). De andere lijst van bedingen wordt als oneerlijk beschouwd, tenzij de handelaar het tegendeel bewijst ( zie bijlage 2 van deze scriptie). Deze lijsten gaan de huidige “ indicatieve en niet- uitputtende lijst’’ van bedingen die als oneerlijk kunnen worden beschouwd vervangen en worden dus uitputtende lijsten. De lijsten zijn van toepassing in alle lidstaten en kunnen alleen gewijzigd worden via de in de richtlijn bepaalde comitologieprocedure. Als gevolg van de volledige harmonisatie zal Nederland gehouden zijn de huidige zwarte en grijze lijst van art. 6:236 en 6:237 BW af te schaffen en de nieuwe lijsten ervoor in de plaats te stellen. Wat op het eerste gezicht opvalt, is dat vooral de lijst van bedingen die onder alle omstandigheden als oneerlijk wordt beschouwd
35
R.R.R. Hardy & G.G. Hesen, ‘ Het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten’, WPNR 20096783, onder 1. 36 M.B.M. Loos, ‘ Volledige harmonisatie van het Europese consumentenrecht: voorzichtigheid geboden!’, TvCH 2009-2, p. 33-34
21
beperkter lijkt dan de Nederlandse zwarte lijst.37 Zo is hier bijvoorbeeld stilzwijgende verlenging niet opgenomen in de zwarte lijst waardoor men stilzwijgende verlenging nooit direct kan aanmerken als onredelijk bezwarend. De nu geldende zwarte lijst in art. 6:236 BW wijkt dus af van de voorstellen uit het richtlijnvoorstel. Wel is in de grijze lijst een punt met betrekking tot stilzwijgende verlenging opgenomen.( zie bijlage II sub f) Op grond van de richtlijn wordt stilzwijgende verlenging dus niet onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd, maar ze worden verondersteld oneerlijk te zijn. Indien het richtlijnvoorstel wordt aanvaard en het karakter van volledige harmonisatie krijgt, betekent dit voor de zwarte en grijze lijsten bij het richtlijnvoorstel dat deze na de totstandkoming van de richtlijn één op één worden overgenomen in de nationale wetgeving en niet meer kunnen worden met uitgebreid met nationale bedingen. 38 Met name de lijst van bedingen die onder alle omstandigheden als oneerlijk wordt beschouwd veel beperkter dan de Nederlandse zwarte lijst. Uit het voorafgaande kan er geconcludeerd worden dat de bepalingen die naar aanleiding van het wetsvoorstel gewijzigd zijn in de Nederlands Burgerlijk Wetboek niet gehandhaafd kunnen worden.
3.3.2. Contractsvrijheid In de klassieke visie op het contractenrecht die in de grote codificaties van het burgerlijk recht uit de 19de eeuw is verwezenlijkt, staat het grondbeginsel van de contractsvrijheid centraal: met enige uitzonderingen staat het partijen in principe vrij een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud welke ze wensen, en op het moment waarop zij dat wensen. Daarbij streeft elke partij haar eigen belang na en in principe hoeft ze geen rekening te houden met de belangen van de wederpartij.39 De nieuwe wetgeving beoogt de positie van de consument te versterken en een einde te maken aan ongewenste langdurig stilzwijgende verlengingen van abonnementen en contracten. Het wetsvoorstel heeft als gevolg gehad dat de bepalingen in boek 2 en 6 verder zijn aangescherpt. Hiermee rijst de vraag of de nieuwe bepalingen niet ten koste van
het
algemeen
rechtsbeginsel
van
contractvrijheid
gaan?
De
indiener
meent
37
R.R.R. Hardy & G.G. Hesen, ‘ Het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten’, WPNR 20096783, onder 3. 38 Kamerstukken II 2009/10, 22112, nr.992 39 O.L. Cherednychenko, ‘ Contractsvrijheid van billijkheid in het huidige contractenrecht: kunnen grondrechten ons helpen?’, Contracteren 2004-3, p. 60
22
dat:’contractvrijheid niet absoluut is en dat dit wordt beperkt door de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. De wetgever heeft gemeend dat absolute contractvrijheid niet wenselijk is en enig regulering daarin op zijn plaats is. Dit is met name het geval bij ongelijke uitgangsposities, zoals die er tussen aanbieders enerzijds en consumenten anderzijds zijn. Van consumenten mag worden verwacht dat zij de voorwaarden van een contract bestuderen en kennen voordat zij een contract sluiten, maar de wetgever is er tevens vanuit gegaan dat dit aanbieders geen vrijbrief geeft om alles in de voorwaarden op te nemen. Consumenten moeten immers beschermd worden, aangezien zij niet altijd goed kennis nemen van algemene voorwaarden en of omdat ze niet altijd begrijpelijk zijn opgesteld. Daarom heeft de wetgever gemeend een ondergrens in te moeten bouwen in de bepalingen die mogen worden opgenomen in de algemene voorwaarden’.40 Echter er was al, zoals eerder aangegeven, sprake van een ondergrens in de bepalingen van algemene voorwaarden. Zo was in de zwarte lijst al een bepaling opgenomen met betrekking tot de stilzwijgende verlenging en de toegestane termijn waarbinnen een stilzwijgende verlenging moest blijven om niet aangemerkt te worden als onredelijk bezwarend. Toen gold een termijn van meer dan een jaar. Met de wijziging van de bepaling is de termijn verlaagd naar maximaal 3 maanden. Hiermee was er dus ook sprake van consumentenbescherming en werd de aanbieder geen ‘vrijbrief’ gegeven om onbeperkt zijn gang te gaan. Ook meent de indiener dat de vrijheid van de één, een beperkende invloed heeft op de vrijheid van de ander. Zijn vinden dat in zeker zin contractvorming het tegenovergestelde van vrijheid is, hoe minder vrijheid hij of zij de facto heeft om nog te kiezen. Zij vinden daarom dat het van belang is om het juiste evenwicht te vinden tussen contractvrijheid en keuzevrijheid.41 Natuurlijk is het vanzelfsprekend om, bij conflicterende belangen, het juiste evenwicht daartussen te vinden. Maar naar mijn inziens bestond dat juiste evenwicht al. Met de nieuwe bepaling is het beginsel van keuzevrijheid versterkt, dit ten koste van het beginsel van het contractvrijheid. Hiermee is juist het evenwicht tussen contract en keuzevrijheid verstoord. Dat de regels aangescherpt zijn om de positie van de consument te versterken is een stap voorwaarts. Echter, op het gebied van
40 41
MvA, Kamerstukken I 2009/10, 30520, nr. C MvA, Kamerstukken I 2009/10, 30520, nr. C
23
contractsvrijheid heeft het inmiddels aangenomen wetsvoorstel geen toegevoegde waarde omdat de oude bepaling ook voldoende waarborgen voor de consument bood.
3.3.3. Verwarring bij de consument In de oude art. 6:236 sub j BW werd elektriciteit expliciet genoemd, maar gas en water vielen ook onder artikel 6:236 sub j BW. De nieuwe wet verandert hier niets aan. Gas en water zijn ( stoffelijke) zaken en behoeven daarom, net als voorheen, geen aparte vermelding in artikel 6:236 sub j BW. De wetgever heeft al eerder bepaald dat elektriciteit, in dit wetsartikel, gelijkgesteld wordt aan een (stoffelijke) zaak. De contracten voor het afnemen van gas en elektriciteit vallen dus ook onder deze nieuwe wet. Verzekeringen daarentegen vallen niet onder het bereik van dit artikel. 42 Bij verzekeringen worden de regels m.b.t. stilzwijgende verlenging geregeld in een gedragscode. In het volgende hoofdstuk kom ik hier uitvoerig op terug. Niet alleen sectorale wetgeving ( verzekeringen ) houdt afwijkende mogelijkheden tot verlengingen en opzegging van overeenkomsten in, maar ook in de bepalingen zelf die naar aanleiding van wetsvoorstel veranderd zijn, wordt voor de kranten en tijdschriften43 branche gekozen voor twee verschillende opzegtermijnen, te weten één maand indien de aflevering één keer per maand plaats vindt en drie maanden indien de aflevering minder dan één keer per maand plaats vindt.44 Ook is de reparatiewet nog niet van kracht, zoals eerder vermeld. Dit heeft als gevolg dat de huidige regeling niet van toepassing is voor de overeenkomsten die op 1 december 2011 al gesloten waren. Met de invoering van de nieuwe wet worden dus niet alle consumenten beschermd voor stilzwijgende verlenging en moeten dus sommige consumenten nog minstens een jaar wachten willen zij een beroep doen op verbod van stilzwijgende verlenging. Mijn inziens zou het bij de burger/consument minder verwarrend overkomen als de nieuwe regeling meer een uniform karakter zou hebben.
3.3. Samenvatting De duur van een stilzwijgende verlenging van abonnementen op kranten en tijdschriften wordt beperkt van twaalf maanden naar maximaal drie maanden. De abonnee is dan wel gebonden voor 42
De memorie van Toelichting op de Invoeringswet Boek 6 BW ( parl. GEsch. InvW 6, p.17D6) geeft aan, dat huur, pacht- en verzekerings-overeen-komsten buiten het bereik van dit artikel vallen. 43 Zie paragraaf 3.2.4. 44 MvA, Kamerstukken I 2009/10, 30520, nr. C
24
de duur van die drie maanden. De uiterste termijn waarbinnen de opzegging gedaan moet zijn, wordt beperkt tot één maand voor het einde van het abonnement. Abonnementen die na invoering van de nieuwe wet met meer dan drie maanden stilzwijgend worden verlengd kunnen wel tussentijds door opzegging eindigen. In dat geval geldt voor de abonnee een opzegtermijn van maximaal één maand. De abonnee is niet meer gebonden aan zijn abonnement na afloop van de opzegtermijn. De duur van een stilzwijgende verlenging van andere abonnementen, zoals die voor mobile telefonie, boekenclubs, sportschool, internet, televisie, elektriciteit, enz. geldt een maximale duur c.q. opzegtermijn van één maand. De abonnementen kunnen dus wel voorzien in een automatische verlenging na afloop van de overeengekomen duur ervan, maar de consument kan te allen tijde van het verlengde abonnement af met een opzegtermijn van één maand. Voor alle abonnementen geldt dat deze in elk geval op dezelfde manier moeten kunnen worden opgezegd, als dat zij zijn afgesloten. Wie bijvoorbeeld een abonnement afsluit per internet, moet dat abonnement ook weer via internet kunnen opzeggen. 45
45
http://www.gmw.nl/weblog/wijziging-wetgeving-inzake-stilzwijgende-verlenging-van-abonnementenlidmaatschappen.html
25
4. De Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen 4.1. Inleiding In hoofdstuk 4 wordt gekeken naar de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen. Dit is een gedragscode die door het Verbond van verzekeraars in het leven is geroepen om de consumenten tegemoet te komen op het gebied van stilzwijgende verlenging. Eerst wordt in paragraaf 4.2. een definitie van het begrip zelfregulering gegeven. Hierbij worden ook de kenmerken, voordelen en nadelen van zelfregulering aangegeven. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3. gekeken naar de gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen. Hierbij wordt vooral gekeken welke waarborgen deze code biedt op het gebied van stilzwijgende verlenging. Ook wordt gekeken door wie deze gedragscode in het leven is geroepen en welke wegen de verzekeringnemer moet bewandelen indien er een klacht is over de naleving van deze code. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie.
4.2. Zelfregulering 4.2.1. Definitie zelfregulering Als je naar de betekenis van zelfregulering kijkt dan zie je dat de auteurs verschillende definities hiervoor gebruiken. Zo definieert Eijlander zelfregulering als volgt: ‘Aan maatschappelijke organisaties wordt een bepaalde verantwoordelijkheid overgedragen of opgedragen in het kader van de regelgeving’.46 Van Driel definieert zelfregulering als ‘niet- statelijke regels die al dan niet in samenwerking met anderen worden vastgesteld door degenen voor wie die regels bestemd zijn respectievelijk hun vertegenwoordigers, en waarbij het toezicht op de naleving mede door deze groep wordt uitgeoefend’.47Geelhoed geeft de volgende omschrijving van zelfregulering: ‘Zelfregulering is een vorm van bindende normstelling door een representatief kader uit de groep van belanghebbenden. Deze vorm van regelgeving onderscheidt zich- in zijn zuivere vorm- van wetgeving, doordat de normen privaatrechtelijk zijn’.48 Mulder/Baarsma komen tot de volgende 46
Ph. Eijlander, ‘De wet stellen. Beschouwingen over onderwerpen van wetgeving.’diss. KUB, W.E.J. Tjeenk Willink: Zwolle 1993, p.181 en p.229 47 M. van Driel, ‘Zelfregulering: Hoog opspelen of thuisblijven’, Deventer 1989, p.2 48 L.A Geelhoed,’Deregulering, herregulering en zelfregulering’, in Eijlander, Gilhuis & Peters, Overheid en zelfregulering, supra vn. 3, 49.
26
definitie: ‘Zelfregulering houdt in dat de maatschappelijke partijen in bepaalde mate zelf verantwoordelijkheid nemen voor het opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van regels, indien nodig binnen een wettelijk kader’.49
4.2.2. Kenmerken van zelfregulering Uit het voorafgaande kan er dus geconcludeerd worden dat er niet één algemeen erkende en gebruikte definitie is van zelfregulering. Wel kunnen er uit verschillende definities van zelfregulering bepaalde belangrijke kenmerken van zelfregulering gehaald worden. Uit de definities kan er in ieder geval afgeleid worden dat bij zelfregulering regelgeving langs een andere weg tot stand komt dan alleen via de overheid. Het is dus meestal een alternatief voor regulering door de overheid, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Soms kan het juist de regelgeving van de overheid specificeren of een aanvulling daarop geven. De wetgever geeft dan de kaders aan waarbinnen de private partijen zelf met enige vrijheid hun gedrag kunnen reguleren, maar waarbij de overheid een belangrijke rol in de handhaving heeft. 50 Voordeel hiervan is dat voordat de zelfregulering tot stand komt, de ervaringen, inzichten en argumenten van alle betrokkenen op het desbetreffende gebied worden verzameld en onderling uitgewisseld. Wanneer dit proces goed tot zijn recht komt, mag er niet alleen meer draagvlak verwacht worden dan dat er bij wetgeving van overheidswege is, maar bovendien is er ook een groter kans dat de echt relevante kwesties aan bod komen en op een deskundige manier geregeld worden.51 Een tweede kenmerk is dat het stellen van algemene normen door maatschappelijk groeperingen als ‘privaatrechtelijk verschijnsel’ wordt aangeduid. De regels worden dus door private partijen vanuit het privaatrecht opgelegd. 52 Zelfregulering betreft dus niet statelijke regels. 53 Waar particulieren vroeger hun onderlinge verhoudingen uitsluitend door middel van onderlinge
49
J. Mulder& B. Baarsma, ‘Goed (koop) geregeld? Het gebruik van een kostenbatenmethodiek bij de beoordeling van zelfregulering’Themanummer RdW 2006, p. 152 50 http://nl.wikipedia.org/wiki/Zelfregulering_(bestuur) 51 W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, ‘ Een nieuwe balans: interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands procesrecht, Boom Juridische uitgevers: Den Haag 2003, p. 255-259 52 H.K.Lindahl, ‘ Zelfregulering: rechtsvorming, democratie en reflexieve identiteit, Themis, 2006-2, p. 40 53 M. van Driel, ‘Zelfregulering: Hoog opspelen of thuisblijven’, Deventer 1989, p.2
27
afspraken en overeenkomsten regelden, normeren zij nu hun onderlinge verhoudingen ook door middel van algemene regels. 54 Een ander kenmerk is dat het bij zelfregulering om een vorm van collectiviteit gaat.55 Dit komt bijvoorbeeld ook bij Black naar voren. De essentie van zelfregulering is volgens haar het proces van ‘collective government’: ‘Self-regulation describes the situation of a group of persons or bodies, acting together, performing a regulatory function in respect of themselves and others who accept their authority’. 56
Consequenties van dit uitgangspunt is dat het contract tussen twee personen geen zelfregulering is omdat collectiviteit hier ontbreekt. In een dergelijk geval is geen sprake van de algemeenheid die regulering kenmerkt. Een regel die slechts op een individueel geval gericht is, is geen werkelijke regel.57 Als laatste kenmerkt zelfregulering zich door binding van jezelf en anderen. Degenen die de regels moeten naleven, zijn ook geheel of gedeeltelijk zelf verantwoordelijk voor enerzijds de vaststelling van regelgeving op een bepaald gebied en anderzijds de uitvoering, controle op de naleving en handhaving daarvan.58 Zelfregulering houdt dus niet alleen in dat je jezelf aan iets bindt, maar ook dat anderen door middel van die regels gebonden worden.59
4.2.3. Voordelen zelfregulering Bij het opstellen van regelgeving is specifieke kennis vereist. Bij zelfregulering komt regelgeving vaak, binnen een organisatie/branche die in een bepaalde sector actief is, tot stand. De specifieke kennis, die vereist is voor het opstellen van regelgeving, is bij een dergelijke organisatie vaak meer aanwezig dan bij de overheid.60 Ook is er sprake van grotere prikkels en bereidheid tot naleving doordat de regulering niet wordt opgelegd van bovenaf, maar (mede) zelf is opgesteld. Een ander voordeel van zelfregulering is dat zelfregulering flexibeler is dan de wetgeving omdat de regels sneller en soepeler vastgesteld en gewijzigd kunnen worden in 54
H.K.Lindahl, ‘ Zelfregulering: rechtsvorming, democratie en reflexieve identiteit, Themis, 2006-2, p.40 I. Giesen, ‘ Alternatieve regelgeving en privaatrecht, Deventer:Kluwer 2007, p.11 56 Black 1996, p.27 57 Van Schooten- van der Meer 1997, p.17 58 Ph. Eijlander, ‘ Wetgeving en zelfregulering’, in: Backx e.a., 1990, p.37 59 Stamhuis 2006, p.37 60 Schwarez 1995, p.921 55
28
vergelijking met het opstellen en implementeren van wetgeving.61 Zelfregulering is immers niet, dit in tegenstelling tot de regelgeving van de overheid, onderworpen aan wettelijk procedures. Ook kan als voordeel genoemd worden dat zelfregulering tot ontlasting van het overheidsapparaat kan leiden wat betreft toezicht ( door inschakeling van private certificerende instellingen) en dit leidt dan ook weer tot kostenbesparingen.62 Concluderend kan gesteld worden dat de voordelen van zelfregulering vooral specifieke deskundigheid, flexibiliteit en lagere kosten zijn. 4.2.4. Nadelen van zelfregulering Naast voordelen zijn er ook nadelen van zelfregulering. Een nadeel van zelfregulering is dat door zelfregulering de rechtszekerheid mogelijk aangetast wordt. Dit is het geval doordat sommigen regels van zelfregulering moeilijk zijn af te dwingen en er voor verschillende partijen, afhankelijk van hun machtspositie en relatie tot de regulator, andere voorwaarden kunnen gelden. Ook het gemakkelijk veranderen van de regels kan rechtsongelijkheid in de hand werken.63 Dus de flexibiliteit die in de vorige paragraaf als voordeel is benoemd kan tegelijkertijd ook een nadeel zijn. Een ander nadeel is dat het mededingen kan beperken. Branche brede afspraken kunnen namelijk schadelijk zijn voor de concurrentie waardoor de consument hiervan benadeeld wordt. Ook kan door zelfregulering de branche de inhoud van de normen in voor hun gunstige zin vastleggen en zijn eigen belangen nastreven in plaats van publieke belangen. Verder werd in de vorige paragraaf vastgesteld dat een van de voordelen van zelfregulering is dat er een prikkel en bereidheid tot naleving is doordat de regulering niet wordt opgelegd van boven af, maar (mede) zelf is opgesteld. In het geval dat de naleving toch achterwege blijft dan moet er handhavend worden opgetreden. Indien de vrijwilligheid van naleving van zelfregulering ontbreekt kan dit nadelen met zich meebrengen bij handhaving. Want wie moet nu handhavend optreden, nu de regels zelf worden opgelegd en niet wordt nageleefd. In de volgende paragraaf kom ik terug op handhaving. Ook hebben partijen bij zelfregulering geen afdoende prikkels om de kwaliteitsstandaard te handhaven en te controleren. 64
61
Mulder/Baarsma 2006, p. 154 Van Mierlo 2004, p. 125 63 Mulder/Baarsma 2006, p. 154 64 Contrair is Ogus 2000, p.591 62
29
Concluderend kan gesteld worden dat de nadelen van zelfregulering vooral aantasting van rechtszekerheid, gemakkelijk veranderen van regels, beperken van mededingen en dat er geen prikkel kan zijn om de zelfregulering te handhaven en te controleren.
4.2.5. Naleving en handhaving van zelfregulering Regelnaleving houdt in het zich feitelijk gedragen conform bepaalde regels, waaronder begrepen het zich onthouden van gedrag dat door die regelgeving verboden wordt. Bij motivering voor naleving kunnen verschillende redenen genoemd worden. Belangrijkste is toch wel dat naleving door de aangeslotenen vrijwillig moet zijn. Als voorwaarden voor vrijwillige nakoming zijn gegeven dat de opgestelde regels voldoende draagvlak moeten hebben, dus brede steun genieten, bekend zijn en niet van bovenaf moet worden opgelegd.65 Indien aan de bovengenoemde punten voldaan wordt dan is er meestal ook sprake van vrijwillige nakoming. Zelfregulering gaat uit van de veronderstelling dat ‘compliance’, vrijwillige nakoming, bij zelfregulering in de regel aanwezig is, althans verondersteld wordt en in ieder geval de bedoeling is. Onderzoek heeft uitgewezen dat vrijwillige nakoming van rechtsnormen op de langere termijn noodzakelijk is voor de instandhouding van het systeem. 66 Het grote voordeel van vrijwillige nakoming is dat handhaving en sanctionering niet nodig is. 67 Echter, normen worden niet altijd vrijwillig nagekomen. Compliance is erg belangrijk, omdat wanneer deze naleving er niet vrijwillig is, deze alleen kan worden gecreëerd door handhavend op te treden. Deze handhaving kan plaatsvinden door een individu, een collectief of een speciaal daarvoor in het leven geroepen instantie. 68De in de volgende hoofdstuk te bespreken gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen vindt de handhaving door een speciaal daarvoor in het leven geroepen instantie plaats, namelijk KiFiD. Hier kom ik later op terug. Het is van belang dat een dergelijke instantie goed functioneert, dat de stand van de branche hoog wordt gehouden. De instantie moet dus goed kunnen beoordelen of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met een bepaalde regel hebben gehandeld en indien dat niet het geval is maatregelen kunnen treffen. Hierbij is het onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een geschillen instantie een pre. 65
Barkhuysen 2005, p. 17-18 Brenninkmeijer2005, p.232 67 Giesen 2007, p.125 68 Giesen 2007, p.126 66
30
4.3. De gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen Hierboven is gebleken dat zelfregulering een handig instrument kan zijn om de wetgeving van overheidswege te vervangen of nader te specificeren. In hoofdstuk 3 is gekeken naar het inmiddels aangenomen wetsvoorstel dat verboden heeft om abonnementen voor tijdschriften, kranten en de sportschool stilzwijgend te verlengen. De wijzigingen gelden echter niet voor verzekeringen. Om op dit gebied toch wat te doen aan de stilzwijgende verlengingen, heeft het Verbond van Verzekeraars per 1 januari 2010 de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen (hierna: Gedragscode) ingevoerd. Een gedragscode is een expliciete beschrijving van de normen en waarden voor het gedrag van bepaalde beroepen of specifieke toestanden in het optreden van organisatie.69 Zelfregulering kan verschillende vormen aannemen en een gedragscode is één daarvan.
4.3.1. Verbond van Verzekeraars Het Verbond van Verzekeraars ( hierna: het Verbond) is een brancheorganisatie van verzekeraars. Het doel van het Verbond is de behartiging van de algemene belangen van in Nederland werkzame verzekeraars, en de bevordering en de instandhouding van de goede naam van het verzekeringsbedrijf in Nederland. Een verzekeraar met een vestiging in Nederland en overkoepelende belangenorganisaties van verzekeraars kunnen lid worden van het Verbond. Een verzekeringsmaatschappij die tot een concern behoort, kan alleen als lid worden toegelaten als alle andere tot dat concern behorende verzekeraars met vestiging in Nederland zich ook als lid aanmelden en worden toegelaten. Het Verbond heeft als belangenbehartiger vier taken. Als eerste is het Verbond vertegenwoordiger van de particuliere verzekeraars. Een andere taak is dat de leden verder het bedrijf op zodanige wijze moeten uitoefenen, dat daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf in stand wordt gehouden. 70 Wie lid wil worden van het Verbond, moet het verzoek daartoe schriftelijk indienen. Onderdeel van het aanvraagproces is het uitvoeren van een self assessment, om vast te stellen of het potentiële lid de verplichte zelfregulering 69 70
(die
met
name
gericht
is
op
het
klantbelang)
kent
en
navolgt.
R. van Es, 2000, Ethiek in adviesprocessen, p.112 NIBE-SVV, april 2010, Amsterdam, p. 17.19
31
Het
bestuur
beslist
of
een
verzoek
om
lid
te
worden,
wordt
ingewilligd;
de
verzekeringsmaatschappij ontvangt daarover schriftelijk bericht. Als het bestuur het verzoek afwijst, kan de aanvrager binnen een maand een door het bestuur in te stellen onafhankelijke commissie van beroep verzoeken om alsnog tot toelating te besluiten.71
4.3.2. De Gedragscode De gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen is op 1 januari 2010 in werking getreden. Deze gedragscode bevat verplichtingen voor schadeverzekeraars die particuliere verzekeringen aanbieden. Uit een gesprek met Swienink72 kan er worden geconcludeerd dat het Verbond van Verzekeraars bewust alleen voor deze specifieke groep heeft gekozen. De code geldt voor schade verzekeringen en niet voor levensverzekeringen, omdat deze een geheel ander product vormen dan schadeverzekeringen. Levensverzekeringen gaat men juist aan voor de lange termijn. De premiecalculatie is daar bijvoorbeeld dan ook op berekend. Het direct opzegbaar maken van dergelijke producten zou een onwerkbare situatie opleveren. De code is ook alleen van toepassing op particuliere verzekeringen, omdat het juist de particulier/ consument is die geconfronteerd wordt met het feit dat hij zonder het in de gaten te hebben vast zit aan een langlopend contract. Grootzakelijke partijen hebben dit meestal professioneel geregeld. Met die partijen wordt er daadwerkelijk onderhandeld over premies en voorwaarden. Het is niet de bedoeling dat zij de bescherming krijgen die met de gedragscode wordt gegeven. Van dergelijke partijen wordt verwacht dat zij zelf in staat zijn opzegtermijnen en dergelijke te monitoren. Uitgangspunt bij het aangaan van schadeverzekeringoverkomsten is dat de overeenkomst voor een periode van maximaal twaalf maanden wordt aangegaan, de verzekeringsovereenkomst is dus na een jaar opzegbaar. Indien de overeenkomst van schadeverzekering met een contractstermijn van twaalf maanden volgens de toepasselijke voorwaarden na afloop van de geldende contractstermijn van twaalf maanden, voorziet in een stilzwijgende verlenging van dezelfde contractstermijn, dient de verzekeraar tijdig voor het verstrijken van de eerste contractstermijn de verzekeringnemer in duidelijke en eenvoudige bewoordingen te informeren over de verlenging van de overeenkomst. Wat onder tijdig moet worden verstaan, laat het 71 72
http://www.verzekeraars.nl/Over%20het%20Verbond/Lidmaatschap.aspx P.Swienink is beleidsadviseur schadeverzekeringen bij Het Verbond voor Verzekeraars.
32
Verbond over aan zijn leden. Verzekeraars mogen zelf bepalen wat tijdig is en op welke wijze zij hun klanten informeren. Uitgangspunt is dat de klant weet dat zijn contract verlengd gaat worden en voor welke termijn dit gebeurt. Daarbij is het ook van belang dat de klant op zijn dagelijkse opzeggingsrecht wordt gewezen. Mocht de verzekeringnemer de uitdrukkelijke wens hebben een verzekeringsovereenkomst voor een periode van langer dan twaalf maanden aan te gaan, dan is dit mogelijk door middel van het zetten van een tweede handtekening bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. De ratio achter het zogenaamde dubbele handtekeningprincipe is dat de verzekeringnemer bij het aangaan van een meerjarige overeenkomst een bewuste aankoopbeslissing neemt. Komt de overeenkomst langs elektronische weg tot stand dan moet de keuze van verzekeringnemer voor een overeenkomst met een langere looptijd dan twaalf maanden uitdrukkelijk blijken, bijvoorbeeld uit een aangevinkt tijdsvak. Aan de consument moet op transparante wijze duidelijk worden gemaakt waaraan hij zich verbindt. De verzekeringnemer heeft, op grond van de gedragscode, na verlenging van de verzekeringsovereenkomst met een looptijd van twaalf maanden, het recht om dagelijks zijn verzekeringsovereenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. 73 De gedragscode is alleen voor de leden van Verbond van Verzekeraars van toepassing. Indien een financiële dienstverlener geen lid is van het Verbond dan hoeft hij zich ook niet aan al die regels te houden en mensen die dus een verzekering hebben bij die niet aangesloten verzekeraar, hebben nog steeds te maken met stilzwijgende verlenging.
4.3.3. Klachteninstituut Financiële Dienstverlening Wanneer de verzekeringsnemer niet of niet tijdig wordt geïnformeerd en dus de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd door een bij het Verbond aangesloten verzekeraar dan kan de verzekeringsnemer een klacht indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: KifiD). De klacht moet echter wel voorgelegd zijn aan de financiële dienstverlener en hierop moet al een antwoord gegeven zijn. Uitgangspunt is dat recht wordt gesproken door middel van een bindend advies van het KifiD. De wetgever biedt de mogelijkheid om van een procedure van bindend advies af te wijken. Daarom kan een bij het KifiD aangesloten diensverlener ervoor kiezen zich niet aan een eventueel bindend advies te onderwerpen. Wie zich 73
http://www.verzekeraars.nl/UserFiles/File/download/Gedragscode%20ge%C3%AFnformeerde%20verlenging%20 en%20contractstermijnen%20particuliere%20schade-%20en%20inkomensverzekeringen%20(maart%202010).pdf
33
wel bindt, gaat akkoord met de gevolgen van een uitspraak. Wie zich niet bindt kiest voor een eventuele gang naar de rechter. De verzekeringnemer nemer kan alleen bij het KifiD terecht als de dienstverlener lid is van het KifiD. 74 Dit alleen is niet voldoende, de dienstverlener moet ook nog eens lid zijn van het Verbond van Verzekeraars. Indien dit niet het geval is wordt het klacht alsnog niet door het KifiD behandeld. Werkwijze KifiD Binnen het KifiD zijn twee organen actief, die elk een eigen reglement hanteren: -
Ombudsman Financiële Dienstverlening
-
Geschillencommissie Financiële Dienstverlening
Men komt in eerste instantie bij de Ombudsman financiële dienstverlening. Deze probeert via bemiddeling binnen acht weken tot een aanvaardbare oplossing te komen. Deze bemiddeling is voor de consument gratis. Het oordeel van de Ombudsman Financiële dienstverlening is niet bindend. Als de consument het niet eens is met het oordeel van de ombudsman dan kan deze het geschil vervolgens voorleggen aan Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. De klachtencommissie behandeld alleen klachten die al beoordeeld zijn door de Ombudsman Financiële Dienstverlening en bovendien mag de klacht niet (eerder) bij een rechter of een andere instantie ter beoordeling zijn neergelegd. Ook moet de klacht binnen drie maanden, nadat het standpunt van de dienstverlener bekend is geworden, worden ingediend. Het belang van het klacht moet boven 100 euro zijn. De kosten voor de consument zijn 50 euro. De uitspraak van de Geschillencommissie is (meestal) een bindend advies. Er zijn financiële dienstverleners die niet vooraf hebben verklaard dat zij de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend aanvaarden. In dat geval kunnen de dienstverlener en de consument kiezen voor een bindende of een niet-bindende uitspraak van de Geschillencommissie. Gaan dienstverlener en consument voor het bindend advies, dan dient de financiële diensverlener dat advies ook na te komen binnen de in het advies opgenomen termijn. Indien consumenten en financiële dienstverleners die zijn aangesloten bij KifiD, het niet eens zijn met de bindende beslissing van de Geschillencommissie, dan bestaat de mogelijkheid om alsnog beroep aan te teken bij de Commissie van beroep. Dit is echter alleen mogelijk als het belang van het geschil ten minste 25.000 euro bedraagt. 75
74 75
http://financieel.infonu.nl/geld/7123-klachteninstituut-financiele-dienstverlening-kifid.html www.kifid.nl/consumenten/de+procedure/geschillencommissie
34
De gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen is op 1 januari 2010 in werking getreden. Sinds 2 jaar kan kunnen de consumenten voor klachten, bij het niet naleven van de gedragscode, terecht bij het Kifid. Door het Kifid zijn echter tot heden geen uitspraken gedaan t.a.v. de stilzwijgende verlenging van verzekeringen.
4.4. Samenvatting Er kan niet een eenduidig definitie van het begrip zelfregulering worden gegeven. Toch kunnen er uit verschillende definities, die verschillende auteurs geven, belangrijke kenmerken van zelfregulering worden gehaald. Kenmerk van zelfregulering is dat zelfregulering afkomstig is van particuliere partijen/organisaties, dat het wetgeving van overheidswege vervangt of specificeert, dat het een vorm is van collectiviteit en tot slot kenmerkt zelfregulering zich door binding van jezelf en anderen. Aan zelfregulering kleven zowel nadelen als voordelen. Een voordeel van zelfregulering is dat specifieke kennis, die vereist is voor het opstellen van regelgeving, bij een organisatie meer aanwezig is dan bij de overheid. Ook is er sprake van grotere prikkels tot naleving. Flexibiliteit en ontlasting van overheidsapparaat zijn ten slotte ook voordelen die zelfregulering met zich meebrengt. Aantasting van rechtszekerheid, beperken van mededinging en het gevaar dat de branche eigen belangen nastreeft in plaats van het publieke zijn weer nadelen van zelfregulering. Verder zijn naleving en handhaving belangrijke onderdelen van zelfregulering. Indien er sprake is van vrijwillige nakoming dan is handhaving niet nodig. Als voorwaarden voor vrijwillige nakoming zijn gegeven dat de opgestelde regels voldoende draagvlak moeten hebben, dus brede steun genieten, bekend zijn en niet van bovenaf moet worden opgelegd. De Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen is een vorm van zelfregulering. Dit is een code die door het Verbond van Verzekeraars in het leven is geroepen om de consumenten de nodige bescherming te bieden op het gebied van stilzwijgend verlenging. Het verbod op stilzwijgende verlenging, dat na wetswijziging is ontstaan, geldt namelijk niet voor verzekeringen. In de regels van deze gedragscode staat dat schadeverzekeraars die particuliere verzekeringen aanbieden, contracten niet meer stilzwijgend mogen verlengen. Op het moment dat het contract afloopt moet de financiële dienstverlener de verzekeringnemer infomeren, zodat de verzekeringnemer de keus heeft om op te zeggen. De 35
opzegtermijn is dan een maand. Verder staat in de gedragscode dat je een extra handtekening moet zetten als je een verzekering wil afsluiten voor een periode langer dan één jaar. Wanneer de verzekeraar verzuimd om niet of niet tijdig de verzekeringnemer te informeren over de eerste verlenging van een verzekering dan kan men een klacht indienen bij het KifiD. Bij het KifiD zijn twee organen actief: Ombudsman Financiële Dienstverlening en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. De uitspraken van de eerste zijn niet bindend en of de uitspraken van Geschillencommissie
Financiële
Dienstverlening
zijn
bindend
indien
de
financiële
dienstverleners vooraf hebben verklaard dat zij de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend aanvaarden.
36
5.
De
wetgeving
t.a.v.
stilzwijgende
verlenging
versus
de
Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen 5.1. Inleiding In hoofdstuk 5 zal de wet op het gebied van stilzwijgende verlenging afgezet worden tegen de gedragscode. Hierbij zal in paragraaf 5.2. als eerste gekeken worden hoe de gedragscode en de wetgeving tot stand zijn gekomen en welke instantie er over waakt of de regels uit de gedragscode worden nageleefd. In paragraaf 5.3. wordt de flexibiliteit van de gedragscode en de wetgeving ten aanzien van stilzwijgende verlengingen tegen elkaar afgewogen. Verder wordt er in paragraaf 5.4. gekeken of de regels van de wetgeving en de gedragscode passen binnen de regels van de Europese wetgeving. In paragraaf 5.5. zal de toepassingsgebied van beide regelingen worden besproken. Verder zal in paragraaf 5.6. gekeken worden in hoeverre de gedragscode en de wetgeving hun zorgplicht nakomen. In paragraaf 5.7. de aandacht vooral gericht worden op de handhaving van de gedragscode en de tekortkomingen hierin en de handhaving van de wettelijke regeling op het gebied van stilzwijgende verlenging. In paragraaf 5.8. zal het antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag, waarna in paragraaf 5.9. het hoofdstuk afgesloten zal worden met aanbevelingen.
5.2. Wijze van totstandkoming en nakoming Vrijwillige nakoming ‘ Compliance’ oftewel vrijwillige nakoming is in paragraag 4.2.5. aan bod gekomen. Wanneer er sprake is van vrijwillige nakoming, dan is de kans op instandhouding van de gedragscode ook het grootst.76 Ook heeft vrijwillige nakoming als gevolg dat handhaving overbodig wordt. Bij de gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen kan er gesproken worden van vrijwillige nakoming. In paragraaf 4.2.5. is als voorwaarde voor vrijwillige nakoming gegeven dat de opgestelde regels voldoende draagvlak moeten hebben, dus brede steun genieten, bekend zijn en niet van bovenaf moet worden opgelegd. De gedragscode lijkt aan deze voorwaarden te voeldoen. De gedragscode is immers door het Verbond van Verzekeraars opgesteld. Het Verbond is een brancheorganisatie van verzekeraars die het doel heeft om de algemene belangen 76
Zie voetnoot 67
37
van de verzekeraars te behartigen en te bevorderen. Ook hebben ze als doel het in standhouden van de goede naam van de Verzekeraars. Het Verbond is een onafhankelijk vereniging die wordt bestuurd en betaald door de leden. De leden van het Verbond vertegenwoordigen samen meer dan 95 procent van de verzekeringsmarkt. Een overgrote deel van de verzekeraars werd door het Verbond vertegenwoordigd bij het opstellen van de Gedragscode. Er was dus in ieder geval bij de verzekeraars draagvlak voor regelgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging. De regels van de gedragscode zijn niet, zoals bij wetgeving, van bovenaf opgelegd, maar door de vertegenwoordigers van de verzekeraars opgesteld. De verzekeraars zijn van begin af aan aanwezig geweest en zijn hiermee voldoende bekend en op de hoogte van de gedragscode. Doordat er bij de gedragscode sprake is van vrijwillige nakoming door verzekeraars zullen de regels van de gedragscode, die ter bescherming van de consumenten zijn opgesteld, eerder worden nageleefd door de verzekeraars.
Eenzijdig opgesteld Een keerzijde van het feit dat de gedragscode door de Verbond van Verzekeraars is opgesteld, is dat bij totstandkoming van de gedragscode de consument niet vertegenwoordigd is. Dit is wel een essentieel punt gezien het feit dat de gedragscode door het Verbond van Verzekeraars is opgesteld om expliciet de consument te beschermen. Het is door het Verbond, die als doel de behartiging van de algemene belangen van de in Nederland werkzame verzekeraars hebben, opgesteld. In de regel hebben de verzekeraars dit gedaan om de bescherming van de consument te waarborgen. Echter, bij conflicterende belangen zouden de verzekeraars hun hoofddoel, eigen belang, kunnen dienen. Zo is de gedragscode alleen geldig voor schadeverzekeraars die particuliere verzekeringen aanbieden. Als ze dit voor alle verzekeringen zouden laten gelden, dan zou dit voor de verzekeraars nadelige financiële gevolgen kunnen brengen. Tijdens het proces van totstandkoming van de gedragscode zijn alleen vertegenwoordigers van de verzekeraars aanwezig geweest waardoor er geen onderhandelingen over verschillende belangen heeft kunnen plaatsvinden. Zijn zo de belangen van de consumenten wel voldoende gewaarborgd door de verzekeraars en kan de consument zich wel voldoende vinden in de regels die door de verzekeraars zijn opgesteld? Dat er tot nu toe geen uitspraken bij het KifiD bekend zijn kan een indicatie zijn dat de financiële dienstverleners zich aan de regels houden en de consumenten tevreden zijn met de regels die ter 38
bescherming van hen is opgesteld. Echter, dit kan ook te maken hebben met het feit dat de consument nog onvoldoende op de hoogte is van het bestaan van de gedragscode. Hoewel de gedragscode op de website van het Verbond van Verzekeraars kenbaar is gemaakt, bleek uit een onderzoek77 dat ten tijde van invoering van de gedragscode is uitgevoerd, dat de helft van de mensen niet wist dat je gemakkelijk van je verzekering af kon komen. Echter, dit onderzoek is tijdens de beginfase van de gedragscode uitgevoerd. Veel verzekeraars hebben de consumenten met nog lopende contracten pas op het moment van het toezenden van informatie, die bij de verlenging van de verzekering hoort, op de hoogte gebracht van de gedragscode. Ook kiezen veel verzekeraars om de regels die uit de code voortvloeien op te nemen in hun polisvoorwaarden, zodat de consument hierin wordt gewezen op zijn opzeggingsrecht. De consument raakt middels polisvoorwaarden en informatie, die ze krijgt bij de verlenging van de verzekering, op de hoogte van de regels van de gedragscode. In tegenstelling tot de eenzijdige totstandkoming van de gedragscode, is de wetgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging niet eenzijdig tot stand gekomen. Naar aanleiding van de consumentenergernis is dit wetsvoorstel ingediend door een volksvertegenwoordiger uit de Tweede Kamer. Vervolgens is de wetgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging door instemming van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging tot stand gekomen. Hierbij zijn de verschillende belangen, zowel die van de producent als die van de consument, tegen elkaar afgewogen en uiteindelijk tot een democratischer besluit gekomen dan bij de gedragscode het geval is. Een volksvertegenwoordiger is immers democratisch gekozen door het volk, dit is bij het Verbond van Verzekeraars niet het geval.
Stichting toetsing verzekeraars Het Verbond van verzekeraars heeft ook ter bevordering van het vertrouwen van de consument, en ter controle van de naleving van de gedragscode, de Stichting Toetsing Verzekeraars (Stv) opgericht. In opdracht van het Verbond van Verzekeraars voert Stv een verplichte zelfreguleringtoets ( Self Assessment) uit voor verzekeraars die lid zijn van het Verbond. Uit deze jaarlijks terugkerende toetsen moet blijken of de leden van het Verbond voldoen aan de bindende zelfregulering die behoort bij het lidmaatschap van het Verbond. Uit de ingevulde 77
Een onderzoek van verzekringssite.nl begin 2010 is uitgevoerd.
39
vragenlijsten komen eventuele tekortkomingen bij een verzekeraar naar voren. Stv stelt de betrokken verzekeraar een termijn waarbinnen hij deze tekortkomingen moet opheffen. Stv rapporteert over de uitkomsten van de toets aan het Verbond. Wanneer een verzekeraar in gebreke blijft, kan het Verbond het lidmaatschap van die verzekeraar beëindigen. 78 De rapportage is een weergave van wat de deelnemende verzekeraars hebben ingevuld in de vragenlijst. Veel antwoorden zijn niet gecontroleerd. Er is alleen controle verricht bij verzekeraars, die tijdens de zelfreguleringtoets, bij een of meer vragen hebben aangegeven dat niet wordt voldaan aan de zelfregulering.
5.3. Flexibiliteit Een voordeel van de gedragscode, op het gebied van stilzwijgende verlenging, is dat de gedragscode flexibeler is dan de wetgeving. Dit is het geval omdat de regels van de gedragscode sneller en soepeler vastgesteld en gewijzigd kunnen worden. De regels van de gedragscode zijn immers niet net als de wetgeving onderworpen aan wettelijke procedures. De algemene ledenvergadering van het Verbond van Verzekeraars heeft op 16 december 2009 de regels van de gedragscode vastgesteld en op 1 januari 2010 is dit in werking getreden. Op het gebied van stilzwijgende verlenging kon de consument relatief snel aanspraak maken op de bescherming die de gedragscode bood, dit in tegenstelling tot de wetgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging. Het voorstel om wetgeving op het gebied van stilzwijgend verlenging te veranderen werd op 10 april 2006 ingediend. Dit is pas op 1 januari 2012 in werking getreden. De consument heeft heel lang moeten wachten om hier aanspraak op te kunnen maken. Hier komt nog bij dat de wetgeving die na 1 januari 2012 geldt niet voor alle consumenten van toepassing is. De contracten die ten tijden van invoering van wetgeving liepen botsen met artikel 191 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek. Deze consumenten moeten nog minstens een jaar wachten om aanspraak te kunnen maken op de wetgeving die betrekking heeft op het verbod van stilzwijgende verlenging.
78
www.toetsingverzekerars.nl/assesment/.
40
5.4. Europese Wetgeving Een ander voordeel van de gedragscode ten opzichte van de wetgeving heeft te maken met de Europese wetgeving. In paragraaf 3.3.1. werd al beschreven dat de Europese Commissie een voorstel had uitgebracht voor een nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten. Zoals al eerder beschreven hanteert dit richtlijnvoorstel onder andere twee lijsten. Een lijst van bedingen wordt onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd. En een lijst van bedingen wordt als oneerlijk beschouwd, tenzij de handelaar het tegendeel bewijst. De stilzwijgende verlenging is niet opgenomen op de zwarte lijst, maar is opgenomen op de grijze lijst van de voorgestelde richtlijn. Indien het richtlijnvoorstel ongewijzigd aanvaard zal worden, dan brengt het karakter van volledige harmonisatie van het richtlijnvoorstel met zich mee dat de Nederlandse recht op dit punt gewijzigd zal moeten worden. De bescherming die de consument na 1 december 2011 heeft gekregen op het gebied van stilzwijgend verlenging wordt zo teniet gedaan. Doordat de financiële diensten niet binnen het toepassingsgebied van het richtlijnvoorstel liggen, geldt dit dus niet voor de gedragscode. De bescherming die de gedragscode de consumenten op het gebied van stilzwijgende verlenging biedt, blijft dus gehandhaafd.
5.5. Toepassingsgebied Vaak wordt als nadeel gegeven dat bij zelfregulering de branche zelf de regels in de hand heeft, en zo bepaalde partijen uit kan sluiten van bepaalde rechten. Met betrekking tot de stilzwijgende verlenging is dit zowel bij de gedragscode als bij de wetgeving gebeurd. Zo hebben we eerder al vastgesteld dat de wetgeving bepaalde sectoren buiten het toepassingsgebied van de wetgeving heeft gelaten, verzekeringen waren daar een van. Dit doet de gedragscode ook; zo is de gedragscode alleen van toepassing op schadeverzekeraars die particuliere verzekeringen aanbieden. Beiden zijn in het leven geroepen om de consumenten te beschermen. Doordat de wetgeving bepaalde sectoren buiten toepassing laat worden voor sommige personen de beoogde bescherming niet geboden, dit terwijl ze wel als ‘consument’ aangemerkt kunnen worden. Zo worden zakelijke verzekeringen bij de gedragscode buiten beschouwing gelaten. Zoals al eerder vermeld waren die regels van de gedragscode bedoeld om de consument, de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, te beschermen. Aangezien
41
dat zakelijke verzekeringen niet onder de definitie van ‘consument’ valt wordt het beoogde doel van de gedragscode, namelijk consumentenbescherming, niet geschonden.
5.6. Zorgplicht In paragraaf 2.3.2 werd aangegeven dat de bescherming van de consument o.a. gerealiseerd kon worden door het verbeteren van de positie van de consument door deze te voorzien van adequate informatie.79 Bij de gedragscode dient de verzekeraar tijdig voor het verstrijken van de eerste contractstermijn de verzekeringnemer in duidelijke en eenvoudige bewoordingen te informeren over de verlenging van de overeenkomst. De verzekeraar maakt de verzekeringnemer attent op de mogelijkheid om de verzekering te beëindigen, en geeft daarbij aan welke opzegtermijn er geldt. Het verbond van verzekeraars laat zijn leden zelf bepalen wat tijdig is en op welke wijze zij de verzekeringnemer willen informeren. Het uitgangspunt is dat de verzekeringnemer moet weten dat het contract afloopt en op welke termijn dat gebeurt. 80 Ook is er bij het aangaan van meerjarige overeenkomsten een verplichting voor het dubbele handtekeningenprincipe, zodat de kans op een bewuste aankoop versterkt wordt. Bij de wetgeving, op het gebied van stilzwijgende verlenging, ontbreekt de informatieplicht. Hoewel het met de huidige wetgeving niet meer mogelijk is stilzwijgend te verlengen, hoeft het bedrijf geen brief te sturen om de consument daarop te wijzen en aan te geven hoe ze mogen opzeggen. Niet iedere consument houdt bij wanneer zijn/haar contract afloopt. Dit leidt vaak tot doorlopende contracten omdat de consument wel eens vergeet dat zijn contracttermijn verlopen is, en het abonnement iedere maand opgezegd kan worden.
5.7. Handhaving 5.7.1. Handhaving van wettelijke regeling op het gebied van stilzwijgende verlenging. De handhaving van de wettelijke regel met betrekking tot de stilzwijgende verlenging is duidelijk in zijn opzet. Als de gebruiker van algemene voorwaarden het verbod op stilzwijgende
79 80
J.G.J. Rinkes, ‘ Handhaving van consumentenbelangen: een gemengd stelsel’, NTBR 2004-10, p. 509 http://www.poliscounter.nl/nieuws/3-einde-stilzwijgende-verlenging-schadeverzekering.html
42
verlenging niet naleeft dan kan de consument hiermee naar de rechter. De consequenties van niet naleven is vernietiging van de overeenkomst. 5.7.2. Handhaving van de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen. Onafhankelijkheid & Onpartijdigheid Eerder is vastgesteld dat wanneer de verzekeringsnemer niet of niet tijdig wordt geïnformeerd, en dus de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd, een klacht ingediend kan worden bij het KifiD. KifiD is een initiatief van brancheorganisaties in de financiële dienstverlening en wordt gefinancierd door de aangesloten dienstverleners via een stichting. Dit zou aanleiding tot kritiek kunnen geven. Want een vraag die hierbij gesteld kan worden is; hoe groot is de afstand tussen het rechtsprekende college (KifiD) en de organisatie of vereniging die het heeft aangesteld. Als die afstand onvoldoende is of niet in acht wordt genomen, loopt de geschillenbeslechter het risico dat hem wordt verweten recht te spreken naar de mond van de vereniging onder het beschuldigende motto: wiens brood men eet, diens woord men spreekt.81 Het feit dat het KifiD door de aangesloten dienstverleners wordt gefinancierd is op zichzelf niet voldoende om te twijfelen aan de onpartijdigheid van het KifiD. Het EHRM heeft uitgemaakt dat indien een tuchtcollege voor de helft of meer, inclusief de voorzitter, uit professionele rechters bestaat, de onpartijdigheid van het college is verzekerd.82 In het reglement dat het KifiD hanteert wordt in artikel 2.2. alleen voor de Ombudsman het vereiste gesteld dat hij de hoedanigheid moet bezitten van meester in de rechten. Voor de overige organen geldt dit niet. Of er hieruit de conclusie getrokken mag worden dat het KifiD partijdig is is niet uit het arrest gebleken. In ieder geval moet volgens het EHRM de persoonlijke onpartijdigheid van ieder lid worden verondersteld totdat er bewijs van het tegendeel is. 83 Voor de (ondeskundige) consument, die twijfelt aan de onpartijdigheid van het KifiD, is het tegendeel bewijzen zeer moeilijk. De consument maakt juist gebruik van dit laagdrempelige klachteninstituut om al die juridische procedures te vermijden. De kritiek die aan de kant van de consument via televisieprogramma’s als Kassa en Radar op het KifiD is geuit heeft het voor het KifiD niet makkelijker op gemaakt. Hierin is door voormalige medewerkers van het KifiD en consumenten die met het klachtenorgaan in aanraking zijn 81
E.M. Wesseling- van Gent, ‘ Aansprakelijkheid, verzekeringen & schade, zelfregulering in verzekeringszaken en de eisen van behoorlijke rechtspleging’, AV&S, 2008, p.3 82 EHRM 23 juni 1981, Appication nr.6878/75, 58 (Le Compte, Van Leuven en De Meyere t. België) 83 E.M. Wesseling- van Gent, ‘ Aansprakelijkheid, verzekeringen & schade, zelfregulering in verzekeringszaken en de eisen van behoorlijke rechtspleging’, AV&S, 2008, p.3
43
geweest het KifiD verweten dat een aanzienlijk deel van de consumentenklachten zonder genoeg onderzoek en zonder deugdelijke motivering afgewimpeld zijn.84 Ook werd in het Financiële Dagblad van 21 april 2011 de zorg geuit dat het KifiD onvoldoende financiële middelen zou hebben om klachten zorgvuldig en rechtvaardig te behandelen. De negatieve aandacht die vanuit de media aan het KifiD is gewijd heeft het KifiD niet onverschillig gelaten. Het KifiD heeft maatregelen getroffen om zich los te koppelen van de financiële sector. Het KifiD heeft hiermee aangegeven dat ze in ieder geval begrip tonen voor de maatschappelijke kritiek en hebben voor vergaande vernieuwing gekozen, namelijk vernieuwingsmaatregelen om de onafhankelijkheid en de zorgvuldigheid van de klachtenafhandeling voor consumenten verder te waarborgen. Deze nieuwe maatregelen zijn per 1 oktober 2011 in werking getreden en zijn ook voor 1 januari 2012 verder geïmplementeerd. De belangrijkste vernieuwingsmaatregelen behelzen dat de instemming van de Minister van Financiën vereist is voor de benoeming van de bestuursleden en van de financiële ombudsman. De begroting en eventuele aanpassingen van de statuten moeten voortaan eveneens aan de minster worden voorgelegd ter instemming. Ook moeten de vertegenwoordigers van de brancheverenigingen uit het bestuur van het KifiD treden en de financiële sector mag niet langer bestuursleden aanwijzen. Bovendien mogen bestuursleden niet langer werkzaam zijn, of in de drie voorafgaande jaren zijn geweest, bij financiële ondermeningen of hun brancheorganisaties. Ook bepaalt het KifiD voortaan op basis van een goedgekeurd kostenreglement de bijdragen die jaarlijks door de aangesloten financiële dienstverleners moeten worden betaald.
Binding Ook het feit dat uitspraken van het KifiD niet in alle gevallen bindend zijn voor de financiële diensverlener, is een nadeel voor de consument. Ten eerste kun je als consument je klacht niet voorleggen aan het KifiD als de betrokken dienstverlener geen lid is van het KifiD. Indien dit wel het geval is kom je bij de Ombudsman, waarvan het oordeel niet bindend is. Vervolgens kom je bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening waar de uitspraak wel bindend is, tenzij de diensverlener vooraf heeft verklaard dat zij de uitspraak van de Geschillencommissie niet als bindend zal aanvaarden. Hoewel het uitgangspunt van het KifiD recht spreken is door
84
www.trosradar.nl/viewtopic.php?t=96312 en http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/kassa
44
middel van een bindend advies van het KifiD, kan de financiële diensverlener toch op allerlei manieren hieraan ‘ontsnappen’.
5.8. Conclusie & Antwoord op de onderzoeksvraag Met de huidige wetgeving op het gebied van stilzwijgende verlenging is er een eind gemaakt aan stilzwijgende verlenging. In de wetgeving is echter niets geregeld voor verzekeringen. Om op dit gebeid wat te doen aan de stilzwijgende verlenging, heeft het Verbond van Verzekeraars de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen opgesteld. In het voorgaande heb ik op het gebied van stilzwijgende verlenging op verschillende gebieden de gedragscode afgezet tegen de wetgeving. Beiden hebben als doel het beschermen van de consument. Middels deze scriptie heb ik onderzocht in hoeverre ze het doel dat ze beogen hebben gerealiseerd en op welke punten ze tekortschoten. Hiermee kan beoordeeld worden of een verbod van stilzwijgende verlenging voor verzekeraars in de wet had moeten worden opgenomen om zo de bescherming voor de consumenten te waarborgen of juist het hanteren van de gedragscode genoeg is om de consumentenbescherming te realiseren. Mijn onderzoeksvraag luidt: Welke alternatief inzake stilzwijgende verlening biedt meer bescherming voor de consument: de nieuwe wet inzake stilzwijgende verlenging of de gedragscode
geïnformeerde
verlenging
en
contractstermijnen
zoals
die
nu
op
verzekeringsrechtelijk terrein geldt? Om dit te beantwoorden heb ik als eerste onderzocht wat er onder consumentenbescherming wordt verstaan en wanneer het wordt bereikt. Verder is uitgebreid een beschrijving gegeven van de huidige wettelijke regeling van de stilzwijgende verlenging en de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen. Terugkomend om mijn onderzoeksvraag kan ik concluderen dat de gedragscode meer bescherming voor de consument biedt dan de nieuwe wet inzake stilzwijgende verlenging. Door de hierna volgende opsommingen ben ik tot deze conclusie gekomen: Consumenten zullen meer bescherming ontlenen aan de regels van de gedragscode omdat hier sprake is van vrijwillige nakoming aan de kant van de verzekeraars. De gedragscode is alleen door de vertegenwoordigers van de verzekeraars tot stand gebracht. Hierbij zijn de vertegenwoordigers van andere partijen, zoals consumentenorganisaties, niet aanwezig geweest. 45
Doordat de gedragscode door het Verbond van Verzekeraars is opgesteld zijn de regels niet van bovenop opgelegd en voldoende bekend onder de financiële sector. De verzekeraars weten aan welke regels ze gebonden zijn en zullen deze regels die door hen zelf zijn opgesteld, zonder rekening te hoeven houden van de belangen van andere partijen, dan ook vrijwillig nakomen. Het feit dat er sprake is van vrijwillige nakoming kan ook juist een zwak punt zijn. Hiermee wordt de verzekeraar het mes niet op de keel gezet omdat de regels van de gedragscode geen wettelijke regelingen met bindend karakter zijn. Echter, de gebeurtenissen die de financiële wereld de afgelopen
jaren
heeft
meegemaakt
hebben
aanleiding
gegeven
voor
een
dalend
consumentenvertrouwen. Hiermee is de betrouwbaarheid en het imago van de branche er niet op vooruit gegaan. Met het opstellen van de gedragscode en het zichzelf opleggen van normen kunnen de verzekeraars laten zien dat de ze als branche hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Met het naleven van de regels kan de branche het imago verbeteren en het vertrouwen van de consument behouden en terugwinnen. Een prikkel die op de achtergrond mee speelt, is dat de verzekeraars hiermee de overheid buiten de deur houden. Het winnen en behouden van het vertrouwen van de consument en het in eigen handen houden van bepaalde zaken zal de verzekeraars motiveren om in het belang van de consument te handelen en door de gedragscode goed te laten functioneren. Ook hebben de consumenten, relatief gezien, niet lang hoeven te wachten op het verbod van stilzwijgende verlenging dat door de gedragscode geboden werd. Binnen een termijn van minder dan een maand, nadat de regels van de gedragscode waren vastgesteld, hebben de consumenten hier aanspraak op kunnen maken. Sinds 1 januari 2010 is deze code geldig, en iedereen die onder de noemer van consument valt wordt beschermd tegen stilzwijgende verlenging. Bij de wetgeving moeten sommige consumenten nog steeds wachten om aanspraak te kunnen maken op de bescherming die de wet biedt op het gebied van stilzwijgende verlenging. Dit omdat artikel 191 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in het geding is. De consumenten die ten tijde van invoering van de wetgeving al een contract hadden lopen, die moeten op grond van de hiervoor genoemde wetgeving minstens nog een jaar wachten om gebruik te kunnen maken van de wetgeving die betrekking heeft op het verbod van stilzwijgende verlenging. Naast de nationale wettelijke problemen, heeft de wettelijke regeling ook nog eens met Europese voorstellen voor wetgeving te kampen. Indien de Europese voorstellen voor wetgeving het karakter van volledige harmonisatie krijgt, past het wettelijke verbod van stilzwijgende verlenging niet meer binnen de kaders van de Europese wetgeving en 46
kan de consument wellicht geen aanspraak meer maken op deze wetgeving. De gedragscode valt buiten het toepassingsgebied van deze regeling, de consument kan hierdoor gebruik blijven maken van het verbod op stilzwijgende verlenging. Ook wordt voor de consument door de gedragscode, via een verplichte informatieplicht en dubbel handtekeningprincipe, een veel transparantere situatie geboden. De consument geniet hier de bescherming omdat hij nu een veel bewustere keuze kan maken bij het aangaan van een overeenkomst. Zelfregulering wordt meestal door het bedrijfsleven vastgesteld met als drijfveer het eigen belang. Zo had de financiële sector de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan de gedragscode. Dit kon nog wel eens ten koste kunnen gaan van de consumentenbescherming. Echter, mijn inziens is dit bij de gedragscode niet gebeurd. Bij de code is in zekere zin gebruik gemaakt van een aantal uitzonderingen waardoor bepaalde groepen geen beroep kunnen doen op het verbod van stilzwijgende verlenging. Deze uitzonderingsgevallen gaan echter niet ten koste van de consumentenbescherming, want de uitzonderingsgevallen zijn van toepassing op partijen waar daadwerkelijk onderhandeld wordt over premies en voorwaarden. Van dergelijke partijen wordt verwacht dat zij zelf in staat zijn opzegtermijnen en dergelijke te monitoren. Een kritiekpunt dat bij de gedragscode geplaatst kan worden heeft met de totstandkoming van de gedragscode te maken. De regels die uit de gedragscode voortvloeien zijn geen gevolg van consensus, maar eenzijdig opgelegd door het Verbond van Verzekeraars. Terwijl de gedragscode expliciet is opgericht om de belangen van de consument te beschermen, is bij totstandkoming van de code de consument niet vertegenwoordigd. Mijn inziens zijn er factoren die aan deze tekortkoming tegemoet komen. Aandacht vanuit de media en druk vanuit de politiek zal de verzekeraars stimuleren om ervoor te zorgen de consument tevreden is door in de gedragscode de belangen van de consument voldoende te waarborgen. Indien dit niet gebeurd bestaat er een kans dat dit wettelijk wordt geregeld. Een ander kritiekpunt dat aan de gedragscode kleeft heeft met de handhaving van de gedragscode te maken. Indien de consument een klacht over de gedragscode bij het Kifid kenbaar maakt kan de financiële dienstverlener op allerlei manieren de uitspraak van het KifiD naast zich neerleggen, waardoor de consument alsnog niets aan de regels van de gedragscode zou kunnen hebben.
47
5.9. Aanbevelingen Wat betreft de stilzwijgende verlenging zal de gedragscode naar mijn mening meer bescherming voor de consument bieden ten opzichte van de wettelijke regeling. Hiermee kan ook geconcludeerd
worden
dat
het
hanteren
van
de
gedragscode
genoeg
is
om
de
consumentenbescherming te realiseren. Er zijn punten die verder uitgewerkt kunnen worden om de bescherming te bevorderen. Zoals ook in de conclusie is aangegeven is een van de kritiekpunten dat de consument bij de totstandkoming van de gedragscode niet is vertegenwoordigd. Om vermoedens van belangenverstrengeling uit te sluiten raad ik aan om jaarlijks een evaluatiebijeenkomst te organiseren waaraan zowel het Verbond van Verzekeraars als consumentenorganisaties deelnemen. Dit zou kunnen leiden tot een harmonieuzer belangenvertegenwoordiging tussen de verzekeraars en de consumenten. Ook moet naar mijn inziens het bindende karakter van het KifiD aangescherpt worden. Als een financiële dienstverlener lid is van het Verbond van Verzekeraars, dan moet een verzekeringnemer bij het KifiD terecht kunnen ongeacht of de financiële dienstverlener wel of niet lid is van het KifiD. Bovendien moet er ook geen uitzondering worden gemaakt voor verzekeraars die niet vooraf hebben verklaard dat zij de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend zullen aanvaarden. Dus alleen het feit dat een financiële dienstverlener lid is van de Vakbond van Verzekeraars moet voldoende zijn om als consument aanspraak te kunnen maken op een voordelige uitspraak van het KifiD. Indien de financiële dienstverlener alsnog de uitspraak van het KifiD naast zich neerlegt moet de diensverlener bestraft worden door naming and shaming. Deze taak zou het Verbond van Verzekeraars op zich kunnen nemen.
48
Literatuurlijst Artikelen:
Cherednychenko 2004 O.L. Cherednychenko, ‘ Contractsvrijheid van billijkheid in het huidige contractenrecht: kunnen grondrechten ons helpen?’, Contracteren 2004-3 Hardy &Hesen 2009 R.R.R. Hardy & G.G. Hesen, ‘ Het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten’, WPNR 2009-6783 Lindahl 2006 H.K. Lindahl, Zelfregulering: rechtsvorming, democratie en reflexieve identiteit, RM Themis 2006/2, p. 39 e.v. Loos 2005 M. Loos, ‘ Het begrip ‘’ consument” in het Europese en Nederlandse privaatrecht’, WPNR 20056638, p. 771-772 Loos 2008 M. Loos, ‘Herziening van het consumentenrecht: een teleurstellend richtlijnvoorstel’, TvCH, 2008-5, p. 173-178 Loos 2009 M.B.M. Loos,‘ Volledige harmonisatie van het Europese consumentenrecht: voorzichtigheid geboden!’, TvCH 2009-2, p. 33-36 Van Mierlo 2004 J.M. van Mierlo, Zelfregulering op de consumentenmarkten zorg en onderwijs: een verkenning’, TvC 2004/4, p. 125 e.v. Mierlo & Beenders 2007 A.I.M. van Mierlo & D.J. Beenders, ‘ Enige (juridische) kant- tekeningen bij het wetsvoorstelbetreffende de beperking van stilzwijgende verlenging van consumentenovereenkomsten’, WPNR, 2007, 6719 Mulder/Baarsma 2006 J. Mulder & B. Baarsma, ‘Goed (koop) geregeld? Het gebruik van kostenbatenmethodiek bij de beoordeling van zelfregulering’ Themanummers RDW 2006, p.149 e.v.
Rinkes 2009 J.G.J. Rinkes,’ De consument als zwakke partij’, Ars Aequi, 2009, p. 380-387 49
Rinkes 2004 J.G.J. Rinkes, ‘ Handhaving van consumentenbelangen: een gemengd stelsel’, NTBR 2004-10, p. 509-514 Schelhaas 2009 H.N. Schelhaas, ‘ Volledige harmonisatie: goed voor de Europese consument?’, NTBR 2009-2, p.35 Smits 2009 J.M. Smits, ‘ Consumentenrecht: een zaak voor de Europese Unie?’, Ars Aequi, 2009, p. 367-373 Valk 2007 W.L. Valk, ‘ Europa en de erfenis van Meijers’, NTBR 2007-2, p.45 Vandenberghe 2009 A.Vandenberghe, ‘ Over de nieuwe zwakheden van de consument en wat eraan te doen’, Ars Aequi, 2009, p. 389-394 Vries 2007 G.J.P. de Vries, ‘ Paal en perk aan bedingen ter stilzwijgende verlenging van consumentenovereenkomsten, maar hoe?’, TvC, 2007-4, p. 122-124 Wansink 2009 J.H. Wansink, Zorgplichten voor de (rechtstreekse) verzekeraar en de bemiddelaar in de wet op het financieel toezicht (WFT), Het verzekerings -Archief, 2009-1, p.3 Wesseling- van Gent 2008 E.M. Wesseling- van Gent, ‘ Aansprakelijkheid, verzekeringen & schade, zelfregulering in verzekeringszaken en de eisen van behoorlijke rechtspleging’, AV&S, 2008, p.1-8
Boeken: Asser, Groen & Vranken 2003 W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, ‘Een nieuwe balans:interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands procesrecht, Boom Juridische uitgevers: Den Haag 2003
Barkhuysen 2005 T. Barkhuysen, W. den Ouden, J.E.E Polak (red.), Recht realiseren, Deventer: Kluwer 2005 Brenninkmeijer 2005
50
A. Brenninkmeijer, Nakoming van rechtsnormen: tussen orde en chaos, in: T. Barkhuysen, W. den Ouden, J.E.M. Polak (red.), Recht realiseren, Deventer: Kluwer 2005, p. 215 e.v. Van Buren e.a. 1996 J.M. van Buren-Dee e.a., ‘Consument zonder grenzen’, Deventer, Kluwer 1996 Van Driel 1989 M. van Driel, Zelfregulering: hoog opspelen of thuisblijven’, Deventer: Kluwer 1989 Docters van Leeuwen e.a. 2004 A.W.H. Docters van Leeuwen e.a., Maatschappelijk verantwoord verzekeren in de 21e eeuw, Deventer: Kluwer 2004 Eijlander 1993 Ph. Eijlander, ‘De wet stellen. Beschouwingen over onderwerpen van wetgeving’. Diss. KUB, W.E.J. Tjeenk Willing: Zwolle 1993 Geelhoed 1993 L.A. Geelhoed, Deregulering, herregulering en zelfregulering, in:Ph. Eijlander, P.c. Gilhuis, J.A.F. Peters, Overheid en zelfregulering, W.E.J. Tjeenk Willink: Zwolle 1993, p.33 e.v. Giesen 2007 I.Giesen, Alternatieve regelgeving en privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007 Hondius & Rijken 2011 E.H. Hondius & G.J. Rijken, ‘ Consumentenrecht’, Zutphen, Paris, 2011 Langemeijer 1994 G.E. Langemeijer, De gerechtigheid in ons Burgerlijk Vermogensrecht, bew. Door E.J. Scrage, Zwolle: Tjeenk Willink 1994, p.90; vgl. ook M. Loth, Dwingend en aanvullend recht, Mon. BW A19, p. 41 e.v. Lieverse & Rinkes 2010 C.W.M. Lieverse& J.G.J. Rinkes,’Oneerlijke handelspraktijken en consumentenbescherming in de financiële sector’, Deventer: Kluwer 2010
handhaving
van
Vloemans e.a. 2005 N. Vloemans e.a, Verzekering en Consument, Amsterdam: deLex 2005 Weyers& Stamhuis 2004 H. Weyers & J. Stamhuis, Zelfregulering, Den Haag: Reed Business Information 2004
Internetbronnen: 51
http://www.trosradar.nl/uitzending/item/1500/stilzwijgend-verlengen-vanverzekeringen/?tx_brmenu2010%5Byear%5D=2010 www.kifid.nl/consumenten/de+procedure/geschillencommissie http://financieel.infonu.nl/geld/7123-klachteninstituut-financiele-dienstverlening-kifid.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Zelfregulering_(bestuur) http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/kassa-boekt-succes-einde-aan-stilzwijgendeverlenging-verzekeringen/speel/1/ www.ikregeer.nl htp://www.Verzekeraars.nl/UserFiles/File/download/Gedragscode%20ge%C3%AFnformeerde% 20verlenging%20en%20contractstermijnen%20particuliere%20schade%20en%20inkomensverzekeringen%20(maart%202010).pdf http://www.solv.nl/weblog/toch-nog-stilzwijgend-verlengen/18594 http://www.solv.nl/weblog/toch-nog-stilzwijgend-verlengen/18594 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:304:0064:0088:NL:PDF http://www.gmw.nl/weblog/wijziging-wetgeving-inzake-stilzwijgende-verlenging-vanabonnementen-lidmaatschappen.html www.toetsingverzekerars.nl/assesment/. http://www.verzekeraars.nl/Over%20het%20Verbond/Lidmaatschap.aspx http://www.poliscounter.nl/nieuws/3-einde-stilzwijgende-verlenging-schadeverzekering.html
Jurisprudentie: HvJ 20 januari 2005, C-464/01 (Gruber/Bay Wa AG.) EHRM 23 juni 1981, Appication nr.6878/75, 58 (Le Compte, Van Leuven en De Meyere t. België)
52
Kamerstukken: Kamerstukken I 2009/10, 30520, nr. C Kamerstukken II 2006/07, 30520, nr. 6. Kamerstukken II 2009/10, 22112, nr.992
Europese stukken: Voorstel van 8 oktober 2008 voor een richtlijn van het Eruopees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, COM(2008) 614 def.
53
Bijlage BIJLAGE I BEDINGEN IN OVEREENKOMSTEN DIE ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN ALS ONEERLIJK WORDEN BESCHOUWD Bedingen in overeenkomsten die een of meer van de volgende bedoelingen of feitelijke gevolgen hebben, worden onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd: a) het uitsluiten of beperken van de wettelijke aansprakelijkheid van de handelaar bij overlijden of lichamelijk letsel van de consument door het toedoen of nalaten van die handelaar; b) het beperken van de verplichting van de handelaar om de verbintenissen na te komen die door zijn gevolmachtigden zijn aangegaan, of het laten afhangen van diens verbintenissen van het voldoen aan een bijzondere voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend van de wil van de handelaar afhangt; c) het uitsluiten of beperken van het recht van de consument om juridische stappen te nemen of van enig ander rechtsmiddel gebruik te maken, met name door de consument te verplichten om eventuele geschillen uitsluitend voor te leggen aan een niet onder een wettelijke regeling vallend scheidsgerecht; d) het beperken van de bewijsmiddelen waarover de consument kan beschikken, of het opleggen aan de consument van een bewijslast die volgens het geldende recht op de handelaar zou moeten rusten; e) het toekennen aan de handelaar van het recht te bepalen of de geleverde goederen of de dienst in overeenstemming zijn met de overeenkomst, of van het exclusieve recht om de bedingen van de overeenkomst te interpreteren.
BIJLAGE II BEDINGEN IN OVEREENKOMSTEN DIE VERONDERSTELD WORDEN ONEERLIJK TE ZIJN 1. Bedingen in overeenkomsten die een of meer van de volgende bedoelingen of feitelijke gevolgen hebben, worden verondersteld oneerlijk te zijn: a) uitsluiting of beperking van de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de handelaar of een andere partij in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de handelaar van een van diens contractuele verplichtingen, met inbegrip van de mogelijkheid voor de consument om een schuld jegens de handelaar te compenseren met een schuldvordering jegens deze; b) de mogelijkheid voor de handelaar om door de consument betaalde bedragen te behouden wanneer deze afziet van het sluiten of uitvoeren van de overeenkomst, zonder dat erin is voorzien dat de consument een gelijkwaardig bedrag aan schadevergoeding mag verlangen van de handelaar wanneer die zich terugtrekt; c) het opleggen van schadevergoedingen aan een consumenten die zijn 54
verbintenissen niet nakomt die buiten verhouding staan tot de door de handelaar geleden schade; d) de mogelijkheid voor de handelaar om de overeenkomst naar believen op te zeggen, terwijl de consument niet dat recht heeft; e) de mogelijkheid voor de handelaar om een overeenkomst van onbepaalde duur zonder redelijke opzeggingstermijn eenzijdig op te zeggen, zonder dat de consument ernstig in gebreke is gebleven; f) automatische verlenging van een overeenkomst van bepaalde duur bij ontbreken van tegengestelde kennisgeving van de consument, waarbij de consument verplicht wordt om lang voor het einde van de overeenkomst te kennen te geven dat hij geen verlenging wenst; g) de mogelijkheid voor de handelaar om de met de consument bij de sluiting van de overeenkomst overeengekomen prijs te verhogen, zonder dat de consument het recht heeft de overeenkomst op te zeggen; h) de verplichting voor de consument om al zijn verbintenissen na te komen, ook wanneer de handelaar dat niet heeft gedaan; i) de mogelijkheid voor de handelaar om zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst aan derden over te dragen zonder instemming van de consument; j) beperking van het recht van de consument om de goederen door te verkopen, door de overdraagbaarheid van door de handelaar verstrekte handelsgaranties te beperken; k) de mogelijkheid voor de handelaar om eenzijdig de bedingen van de overeenkomst te wijzigen, met inbegrip van de kenmerken van het product of de dienst; l) de mogelijkheid van eenzijdige wijziging van de bedingen van de overeenkomst die op een duurzame drager aan de consument zijn medegedeeld, door middel van online-bedingen waarmee de consument niet heeft ingestemd. 2. Punt 1, onder e), is niet van toepassing op bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt om eenzijdig en zonder opzegtermijn een eind te maken aan een overeenkomst van onbepaalde duur, mits de leverancier verplicht is de andere contracterende partij(en) hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen. 3. Punt 1, onder g), is niet van toepassing op: a) transacties met betrekking tot effecten, financiële instrumenten en andere producten of diensten waarvan de prijs verband houdt met de fluctuaties van een beurskoers of een beursindex dan wel financiële marktkoersen waar de handelaar geen invloed op heeft; b) overeenkomsten voor de aankoop of verkoop van vreemde valuta, reischeques of internationale in deviezen opgestelde postmandaten; c) bedingen van prijsindexering, voor zover deze wettig zijn en de wijze waarop de prijs wordt aangepast hierin expliciet beschreven is. 4. Punt 1, onder k), is niet van toepassing op: a) bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij 55
geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de leverancier verplicht is dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de andere contracterende partij(en) en deze vrij is (zijn) onmiddellijk de overeenkomst op te zeggen; b) transacties met betrekking tot effecten, financiële instrumenten en andere producten of diensten waarvan de prijs verband houdt met de fluctuaties van een beurskoers of een beursindex dan wel financiële marktkoersen waar de handelaar geen invloed op heeft; c) overeenkomsten voor de aankoop of verkoop van vreemde valuta, reischeques of internationale in deviezen opgestelde postmandaten; d) bedingen waarbij de handelaar zich het recht voorbehoudt om eenzijdig de voorwaarden van een overeenkomst van onbepaalde duur te wijzigen, mits hij verplicht is dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst op te zeggen.
56