Zaaknr. 07/008 , 30 augustus 2007 HET VERWETEN GEDRAG De beklaagde wordt verweten dat: hij in de maand januari 2005 de door hem gefokte pups (zwaar) heeft verwaarloosd alsmede de door hem gehouden volwassen honden de nodige verzorging heeft onthouden. ONTVANKELIJKHEID Uit de stukken is het navolgende gebleken: de klacht, zoals ingediend door de vereniging d.d. 3 maart 2005, is bij brief van de Raad van Beheer d.d. 3 november 2005 voorgelegd aan het Tuchtcollege, met verzoek deze in behandeling te nemen. De behandeling ter zitting werd gepland voor 18 januari 2006. Bij brief van 11 januari 2006 heeft de Raad van Beheer dit verzoek ingetrokken, hetgeen aan beklaagde is gemeld. Na heroverweging heeft het bestuur van de Raad van Beheer (brief d.d. 22 januari 2007) wederom gevorderd dat het Tuchtcollege deze klacht in behandeling neemt. Het Tuchtcollege is van oordeel dat een beklaagde niet tweemaal voor hetzelfde feit kan worden vervolgd, omdat dit in strijd zou zijn met het ne bis in idem beginsel, mede gelet op de omstandigheid dat het Tuchtcollege niet gebleken is van nieuwe feiten en omstandigheden die een hernieuwde klacht zouden kunnen rechtvaardigen. Het Tuchtcollege zal de Raad van Beheer dan ook niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. OVERWEGING TEN OVERVLOEDE Het Tuchtcollege overweegt dat in geval de Raad van Beheer niet binnen drie maanden heeft beslist op een ingediende klacht, de klager zich rechtstreeks tot het Tuchtcollege kan wenden (art. VI.43 lid 2 KR) Wanneer de Raad van Beheer weigert de klacht door te leiden naar het Tuchtcollege, kan de klager binnen 4 weken na deze afwijzende beslissing, een bezwaarschrift indienen bij de Geschillen Commissie (art. VII.2 KR). In deze zaak had laatstgenoemde procedure gevolgd kunnen worden. BESLISSING Het Tuchtcollege verklaart de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland niet ontvankelijk in haar vordering. Op grond van het bepaalde in artikel VI.53 lid 1 van het Kynologisch reglement adviseert het Tuchtcollege de Raad van Beheer om deze uitspraak te publiceren.
Zaaknr. 07/007 , 30 augustus 2008 ? HET VERWETEN GEDRAG De beklaagde wordt verweten dat: hij, als fokker, op 26 maart 2007, bij de eigendomsoverdracht van de Foxterriër draadhaar teef B. v.d. S. heeft verzuimd het 'aanvraagformulier registratiebewijs' met de gegevens van de nieuwe eigenaar in te vullen en te ondertekenen en vervolgens heeft nagelaten dit formulier ter inzage te geven en dit verzuim tot op heden niet te hebben hersteld; RECHTSMACHT Het Tuchtcollege is bevoegd in deze zaak te oordelen omdat uit het dossier blijkt dat beklaagde een kennelnaam voert. Met het indienen van een verzoek tot het voeren van een kennelnaam heeft beklaagde verklaard de rechtsmacht van de vereniging Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland te aanvaarden.. ONTVANKELIJKHEID Gelet op artikel VI.2 lid 1 van het Kynologisch Reglement kan een ieder, die meent dat iemand een strafbaar feit heeft begaan, schriftelijk een klacht bij de Raad van Beheer indienen. Klager is dan ook ontvankelijk. BEWIJSMIDDELEN Een klachtenformulier met bijlagen, gedateerd 7 juni 2007, ingediend door klager, inhoudende hetgeen beklaagde wordt verweten. Een schrijven van beklaagde d.d. 11 juli 2007, waarin beklaagde de hem verweten gedraging ontkent. De verklaring van beklaagde ter zitting, namens hem afgelegd door dhr. T., waarin hij verklaart dat hij de Foxterriër draadhaar teef B. v.d. S. op 26 maart 2007 heeft verkocht aan mevrouw J.P. W.-v.d. H. en dhr. K.P. W. als mede-eigenaar. Daarbij is door dhr. W., zijnde de partner van dhr. de H., het aanvraagformulier registratiebewijs ingevuld en ondertekend. Mw. W. heeft eveneens bedoeld bewijs ondertekend, dit alles in het bijzijn van dhr. K.P. W.. Beklaagde heeft een copie van dit bewijs aan de stukken toegevoegd. Het origineel van het bewijs moet zich in het archief van de Raad van Beheer bevinden. Op 16 april 2007 heeft klager de Foxterriër weer terug gebracht naar beklaagde. Deze heeft de pup terug genomen en aan klager het volledige aankoopbedrag van € 675,- terug betaald. Klager stelt grote twijfels te hebben of de handtekening zoals vermeld op de door beklaagde aan de stukken toegevoegde kopie 'aanvraagformulier registratiebewijs' wel die van zijn echtgenote is. Klager ontkent het aankoopbedrag van beklaagde te hebben terug ontvangen. Hij stelt de pup in goed vertrouwen bij beklaagde te hebben achtergelaten die er een ander tehuis voor zou zoeken. Door klager is op 6 juni 2007 bij de politie Noord-Holland Noord, afdeling Schagen & Wieringerland, aangifte tegen beklaagde gedaan wegens verduistering van de hond. Een copie
van de aangifte wordt ter zitting overgelegd. Beklaagde is op 7 juni 2007 door de politie hierover gehoord en heeft een verklaring afgelegd. Klager verklaart ter zitting dat hij onderhavige klacht nooit ingediend had als hij het aankoopbedrag van € 675,- had terug ontvangen. BEWEZENVERKLARING Op grond van het gestelde in de bewijsmiddelen en gelet op art. III.22 KR acht het Tuchtcollege niet bewezen dat beklaagde het hierboven verweten feit heeft begaan. OVERWEGING TEN OVERVLOEDE Het Tuchtcollege is niet bevoegd te oordelen over het civielrechtelijk geschil tussen klager en beklaagde omtrent de aankoopprijs van de pup. Daartoe dient klager zich tot de bevoegde rechter te wenden. Het is het Tuchtcollege ambtshalve bekend dat een afschrift van bedoeld „aanvraagformulier registratiebewijs‟ zich in het archief van de Raad van Beheer bevindt. Hieruit blijkt dat beklaagde heeft gehandeld conform het gestelde in het Kynologisch reglement, met bepaald in art. III.22 KR. Niet in het Kynologisch reglement is opgenomen dat de verkoper een copie dient te verstrekken of inzage moeten verlenen. De enkele omstandigheid dat klager het formulier niet ter inzage heeft gekregen levert geen overtreding op van het kynologisch reglement. BESLISSING Nu noch uit de stukken, noch uit het behandelde te zitting is gebleken dat beklaagde met betrekking tot het invullen van het „aanvraagformulier registratiebewijs‟ bij de verkoop van de Fox Terriër draadhaar teef B. v.d. S. onjuist heeft gehandeld, spreekt het Tuchtcollege hem daarvan vrij. Op grond van het bepaalde in artikel VI.53 lid 1 van het Kynologisch reglement adviseert het Tuchtcollege de Raad van Beheer om deze uitspraak te publiceren.
Zaaknr. 07/ 005 , 20 augustus 2007 HET VERWETEN GEDRAG De beklaagde wordt verweten dat: door hem, ambterend als keurmeester van de Saarloos Wolfhonden op de tentoonstelling te Goes d.d. 22 april 2007, onreglementair, in ieder geval onjuist is gehandeld, door 1)
tweemaal een exposant, die niet tijdig bij de ring aanwezig was, te (doen) omroepen en
2) de hond van deze exposant - terwijl de keuring al was aangevangen - alsnog te keuren en vervolgens te plaatsen (art. IV. 81.1 KR) en 3) bij de keuze voor de Beste van het Ras, de betreffende reu en teef niet opnieuw te keuren maar direct te plaatsen; RECHTSMACHT Het Tuchtcollege is bevoegd in deze zaak te oordelen. Gelet op artikel 2 lid 3 van de Statuten van de Vereniging "Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland" is beklaagde, optredend als keurmeester op een tentoonstelling aan de rechtsmacht van de Raad van Beheer onderworpen. ONTVANKELIJKHEID Naar het oordeel van het Tuchtcollege levert hetgeen klager beklaagde onder 1 en 3 verwijt geen overtreding op van een van de bijzondere verboden van titel 2 van hoofdstuk VI van het Kynologisch Reglement en evenmin een overtreding van andere bepalingen van dat Reglement. Ten overvloede merkt het Tuchtcollege ten aanzien van het verwijt onder 1 nog op dat het de organisatie van een tentoonstelling vrij staat een dergelijke oproep te doen en het is haar ambtshalve bekend dat dit ook regelmatig gebeurt. BEWIJSMIDDELEN 1 - Een klachtenformulier met bijlagen, gedateerd 6 mei 2007, ingediend door de heer van Riel, inhoudende hetgeen beklaagde wordt verweten. 2 - Een schrijven van dhr. R. d.d. 12 juni 2007, waarin beklaagde de door hem gemaakte fout ten aanzien van de plaatsing van de te laat aanwezige hond erkent. 3 - De verklaring van beklaagde ter zitting waarin hij uitlegt dat het (doen) oproepen van de niet aanwezige exposant, waarvan de kaart overigens wel bij de ring was ingeleverd, uit klantvriendelijkheid is gedaan. Er staat nergens in enig reglement vermeld dat dit verboden is en het wordt vaker gedaan. Beklaagde erkent de fout met betrekking tot de plaatsing van de te laat aanwezige en door hem alsnog gekeurde hond. Tot slot verklaart beklaagde dat hij bij de keuze voor de Beste van het Ras de beide honden nog goed op het netvlies had staan, waardoor een hernieuwde uitgebreide beoordeling wat hem betreft achterwege kon blijven.
BEWEZENVERKLARING Op grond van het gestelde in de bewijsmiddelen acht het Tuchtcollege bewezen en heeft de overtuiging verkregen dat beklaagde het hierboven onder 2 verweten feit heeft begaan. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: handelen in strijd met artikel IV.81.1 van het Kynologisch Reglement, strafbaar gesteld bij artikel VI.25 lid 1 van het Kynologisch Reglement. MOTIVERING VAN DE STRAFMAAT Het Tuchtcollege stelt vast dat door beklaagde in strijd is gehandeld met enige bepaling in het Kynologisch Reglement. Dat is door beklaagde ter zitting ook erkend. Gezien de schriftelijke stukken en het besprokene ter zitting is het Tuchtcollege echter van mening dat hier niet van een dusdanig ernstige fout kan worden gesproken dat hiervoor een straf zou moeten worden opgelegd. OVERWEGING TEN OVERVLOEDE Het Tuchtcollege is niet gebleken van enige vooringenomenheid of bevoordeling door beklaagde, zoals gesteld door klager; zeker niet nu beklaagde ter zitting onweersproken heeft verklaard wel de hond maar niet de exposant te kennen die te laat bij de ring aanwezig was. Ter zitting is gebleken dat door de heer Van R. direct een klacht bij het bestuur van de tentoonstelling gevende vereniging alsmede bij de gedelegeerde van de Raad van Beheer is ingediend. Uit de verklaring van beklaagde ter zitting is gebleken dat hij door de gedelegeerde van de Raad van Beheer van deze klacht op dezelfde dag, omstreeks 15.00 of 15.30 uur, op de hoogte is gesteld. Door klager wordt verzocht de uitslag van de betreffende keuring ongedaan te maken. Gelet op het bepaalde in artikel IV.92 is het Tuchtcollege hiertoe echter niet bevoegd. Tot slot overweegt het Tuchtcollege dat de vraag kan worden gesteld of de organisatie en/of de gedelegeerde van de Raad van Beheer een beslissing had moeten nemen op de klacht, ingediend door de heer Van R., vóór het moment dat door beklaagde de ingevulde keurslips bij het secretariaat waren afgegeven. Daargelaten of de organisatie of de gedelegeerde enig verwijt kan worden gemaakt is het Tuchtcollege van oordeel dat beklaagde in ieder geval een onvoldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. BESLISSING Het Tuchtcollege verklaart bewezen dat het verweten gedrag, zoals hierboven is omschreven door beklaagde is begaan en verklaart hem daarvoor niet strafbaar. Het Tuchtcollege verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht zoals onder 1 en 3 omschreven. Op grond van het bepaalde in artikel VI.53 lid 1 van het Kynologisch reglement adviseert het Tuchtcollege de Raad van Beheer om deze uitspraak te publiceren.
Zaaknr. 07/003 20 augustus 2007. HET VERWETEN GEDRAG De beklaagden wordt verweten dat zij: op een zeer hondonvriendelijke wijze grote aantallen honden houden en/of dierenmishandeling plegen; RECHTSMACHT Het Tuchtcollege is bevoegd in deze zaak te oordelen omdat uit het dossier blijkt dat beklaagde een kennelnaam voert. Met het indienen van het verzoek tot het voeren van een kennelnaam heeft beklaagde verklaard de rechtsmacht van de vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland te aanvaarden. ONTVANKELIJKHEID Noch de Raad van Beheer noch de klagers hebben blijkens de processtukken een of meer bepalingen uit een door of namens de Raad van Beheer vastgesteld reglement genoemd waarin het verweten gedrag strafbaar is gesteld. Naar het oordeel van het Tuchtcollege levert hetgeen klagers beklaagden verwijten geen overtreding op van een van de bijzondere verboden van titel 2 van hoofdstuk VI van het Kynologisch Reglement en evenmin een overtreding van andere bepalingen van dat Reglement. Het Tuchtcollege overweegt ambtshalve dat de algemene bepaling van artikel VI.24 van het Kynologisch Reglement, dat zij die het aanzien of de belangen van de kynologie schaden kunnen worden gestraft, niet op deze casus van toepassing kan zijn, alleen al omdat uit niets is gebleken dat verdachte het oogmerk heeft gehad dat aanzien of die belangen te schaden. Een vervolging op grond van deze strafbepaling is, naar vaste jurisprudentie van het Tuchtcollege, slechts mogelijk indien er sprake is van opzettelijk en wederrechtelijk schaden van het aanzien of de belangen van de kynologie als zodanig. Het legaliteitsbeginsel: “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande strafbepaling”, staat een ruimere uitleg niet toe. Het Tuchtcollege zal de Raad van Beheer dan ook niet ontvankelijk verklaren in haar vordering en de klagers niet ontvankelijk verklaren in haar klacht, nu noch door de Raad van Beheer noch door de klagers enige bepaling is genoemd die, zo het aan beklaagde verweten gedrag zou worden bewezen, door dat gedrag zou zijn overtreden. BESLISSING Het Tuchtcollege verklaart de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland niet ontvankelijk in haar vordering en verklaart de klagers niet ontvankelijk in haar klacht. Op grond van het bepaalde in artikel VI.53 lid 1 van het Kynologisch reglement adviseert het Tuchtcollege de Raad van Beheer om deze uitspraak te publiceren.
Op haar zitting van 25 oktober 2006 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan Uitspraak 05/70a en 05/70b Beklaagden wordt verweten dat zij aan de klager, als beheerder van een databank van de rasvereniging, ten behoeve van pupinformatie formulieren oogonderzoek hebben toegezonden waarop het jaartal waarop het oogonderzoek heeft plaatsgevonden is veranderd. Volgens de klager is hem gebleken dat de hond waarbij bedoeld oogonderzoek is verricht in het jaar dat staat vermeld op het hem toegezonden formulier geen oogonderzoek heeft ondergaan. Het Tuchtcollege heeft overwogen dat een rapport oogonderzoek in viervoud wordt opgemaakt en wordt ondertekend door de dierenarts die het oogonderzoek verricht. Een wit formulier wordt door de oogarts rechtstreeks gezonden aan de Raad van Beheer/GGW (afdeling Gedrag, Gezondheid en Welzijn). Het Tuchtcollege heeft vastgesteld dat op het originele witte formulier hetzelfde jaartal staat vermeld als op het formulier dat door beklaagden naar klager is gezonden. Aangenomen moet dan ook worden dat er sprake is van een kennelijke verschrijving door de dierenarts. Beklaagden worden vrijgesproken van het hen verweten gedrag. Uitspraak 06/001 Beklaagde T.K. te Nieuwe Pekela wordt verweten dat hij a) het aanzien en/of de belangen van de Kynologie heeft geschaad door klagers tijdens een tentoonstelling te mishandelen en dat hij b) klagers valselijk heeft beschuldigd van het zenden van klachtbrieven naar een Kynologenclub. Het Tuchtcollege acht het onder a) verweten gedrag bewezen en heeft beklaagde voor dat gedrag veroordeeld tot een tijdelijke diskwalificatie van de persoon voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het Tuchtcollege heeft klagers niet ontvankelijk verklaard in het onder b) beschreven onderdeel van de klacht omdat hieraan geen Kynologisch strafbaar gesteld feit ten grondslag ligt . Het Tuchtcollege heeft de Raad van Beheer geadviseerd deze uitspraak te publiceren in de Kynologische Pers.
Op haar zitting van 16 november 2005 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan. Uitspraak 05.003 Een persoon is verweten: 1) dat hij bij zijn handelen ten behoeve van de hondensport bedrieglijke handelingen heeft verricht door als penningmeester van een vereniging gelden van die vereniging te verduisteren (art. 6 lid 2 KR) en 2) dat hij het aanzien en de belangen van de kynologie heeft geschaad door anderen te weerhouden van deelname aan de clubmatch van die vereniging (art. VI.24 KR). Het Tuchtcollege acht bewezen dat de beklaagde het hem onder 1) verweten gedrag heeft begaan. Het Tuchtcollege heeft overwogen dat artikel VI.6.2 KR zo dient te worden uitgelegd dat onder het daarin neergelegde verbod ook is begrepen het plegen van bedrieglijke handelingen of het doen van pogingen daartoe bij het handelen ten behoeve van de uitoefening van de hondensport. Het Tuchtcollege heeft beklaagde vrijgesproken van het onder 2) verweten gedrag. Het Tuchtcollege heeft daartoe overwogen dat het verweten gedrag onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Uitspraak 05.004 Het bestuur van een vereniging wordt verweten 1) de belangen van de kynologie ernstig te hebben geschaad door klager tijdens een algemene ledenvergadering ernstig te beledigen, doordat de voorzitter van de vereniging toen heeft meegedeeld dat klager zich bij een evenement van de vereniging heeft misdragen en die misdragingen ook heeft genoemd en 2) aan klager ten onrechte het lidmaatschap van de vereniging te hebben geweigerd. Het Tuchtcollege heeft de beklaagde van het onder 1) genoemde gedrag vrijgesproken. Het Tuchtcollege heeft daartoe het volgende overwogen. Toen door de klager werd gevraagd naar de signalen die voor het bestuur aanleiding waren om aan klager het lidmaatschap van de vereniging te weigeren kon het bestuur niet anders doen dan de inhoud van die signalen weergeven. De gedragingen kunnen daarom niet worden aangemerkt als een wederrechtelijk grievend en kwetsend gedrag en kunnen alleen al op die grond niet leiden tot een strafbaar schaden van het aanzien of de belangen van de kynologie. Het Tuchtcollege heeft opgemerkt dat het wellicht beter was geweest indien klager tevoren over de inhoud van bedoelde signalen was geïnformeerd zodat hij daarmee niet op de vergadering was overvallen. Het Tuchtcollege heeft de klager niet ontvankelijk verklaard in de onder 2) weergegeven klacht omdat het verweten gedrag geen overtreding van een van de bijzondere verboden van titel 2 hoofdstuk VI van het Kynologisch Reglement en evenmin een overtreding van andere bepalingen van het Kynologisch Reglement oplevert.
Uitspraak 05.007 Een exposant is verweten dat zij met een door haar voor een tentoonstelling ingeschreven hond de tentoonstelling vroegtijdig heeft verlaten, waardoor deze hond niet op de tentoonstelling aanwezig was gedurende de uren waarop deze tentoonstelling was geopend. Het Tuchtcollege is van oordeel dat de door de beklaagde aangevoerde grond, te weten dat zij met spoed naar huis moest vanwege een ziek kind, vervroegd vertrek in beginsel kan rechtvaardigen. De beklaagde heeft echter, ondanks uitdrukkelijk verzoek, nagelaten de door haar aangevoerde grond met enig stuk van overtuiging aannemelijk te maken. Het Tuchtcollege acht dan ook geen rechtvaardigingsgrond aanwezig en heeft beklaagde gestraft met de straf van berisping. Art. IV.80.1 KR Uitspraak 05.029 Een exposant is verweten dat hij met een door hem voor een tentoonstelling ingeschreven hond, de tentoonstelling vroegtijdig heeft verlaten, waardoor deze hond niet op de tentoonstelling aanwezig was gedurende de uren waarop deze tentoonstelling was geopend. Het Tuchtcollege is van oordeel dat de door de beklaagde aangevoerde grond, te weten ziekte, vervroegd vertrek in beginsel kan rechtvaardigen. De beklaagde heeft echter, ondanks uitdrukkelijk verzoek, nagelaten de door hem aangevoerde grond met enig stuk van overtuiging aannemelijk te maken. Het Tuchtcollege acht dan ook geen rechtvaardigingsgrond aanwezig en heeft beklaagde gestraft met de straf van berisping. Art. IV.80.1 KR Uitspraak 05.066 Een persoon wordt verweten dat hij het fokreglement van een vereniging heeft overtreden en schade heeft toegebracht aan de gezondheid en het welzijn van een deel van de populatie van een hondenras door een nest honden te fokken met als moeder een teef waarvan hij wist dan wel redelijkerwijze moest aannemen dat zij drager was van een erfelijke aandoening. Naar het oordeel van het Tuchtcollege kan overtreding van een fokreglement niet een kynologisch strafbaar feit opleveren omdat het desbetreffende Fokreglement zoals uit de tekst ervan blijkt, is vastgesteld door de algemene Ledenvergadering van die vereniging en dus niet “een ander door of namens de Raad van Beheer vastgesteld reglement” als bedoeld in artikel VI.25 eerste lid KR is. In zoverre wordt de klager in zijn klacht niet ontvankelijk verklaard. Het Tuchtcollege heeft verder overwogen dat beklaagde redelijkerwijs heeft moeten aannemen dat de teef drager was van een erfelijke aandoening en dat hij door met die teef te fokken heeft aanvaard dat dit erfelijk materiaal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan een deel van de pups zou worden doorgegeven. De beklaagde heeft daarmee ook aanvaard dat de erfelijke aandoeningen zich (verder) in het ras kan verspreiden en dat dat op termijn lijders aan deze aandoening kan opleveren. Daarmee heeft beklaagde schade toegebracht aan de fokkerij van rashonden in het algemeen en aan de gezondheid en het welzijn van een deel van de populatie van het eerder bedoelde ras in het bijzonder. Het Tuchtcollege heeft beklaagde echter ontslagen van tuchtrechtelijke vervolging, omdat noch het Kynologisch Reglement noch een ander door of namens de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland vastgesteld reglement een specifieke bepaling kent waarin
het bewezen verklaarde gedrag strafbaar is gesteld. Ook de algemene bepaling van artikel VI.24 KR acht het Tuchtcollege hier niet van toepassing alleen al omdat niet is gebleken dat beklaagde het oogmerk heeft gehad het aanzien of de belangen van de Kynologie te schaden. Uitspraak 05.067 Een klager verwijt het bestuur van een vereniging dat het klager heeft gediscrimineerd doordat het bestuur, met een beroep op het Fokreglement van die vereniging heeft geweigerd om een bij klager komend nest goed te keuren en te publiceren, hoewel beide ouderdieren volledig voldeden aan dat Fokreglement en het bestuur nesten die bij anderen werden verwacht en die niet voldeden aan in dat Fokreglement gestelde voorwaarden wel heeft goedgekeurd en heeft gepubliceerd. Het Tuchtcollege heeft de klager in zijn klacht niet ontvankelijk verklaard. Het Tuchtcollege heeft overwogen dat de beklaagde noch een bepaling uit het Kynologisch Reglement noch een ander door of namens de Raad van Beheer vastgesteld reglement heeft overtreden. Klager heeft nog wel gesteld dat uit het feit dat een gedraging in strijd is met de wet automatisch volgt dat die gedraging ook in strijd is met het Kynologisch Reglement en daardoor een kynologisch strafbaar feit oplevert maar het recht geeft geen enkel aanknopingpunt voor deze stelling. Uitspraak 05.068 Een klager heeft de vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland verweten dat hij klager heeft gediscrimineerd, door in een geschil tussen klager en een rasvereniging voorbarig een uitspraak te doen, zonder klager te horen en/of door in een brief aan de rasvereniging de vraag of het drager zijn van een erfelijke afwijking ook valt onder het hebben van een erfelijke afwijking positief te beantwoorden. Het Tuchtcollege heeft zich onbevoegd verklaard omdat het naar vaste jurisprudentie van het Tuchtcollege geen rechtsmacht heeft over de Raad van Beheer als zodanig. Het Tuchtcollege heeft ten aanzien van de stelling van klager dat uit het feit dat een gedraging in strijd is met de wet automatisch volgt dat die gedraging ook in strijd is met het Kynologisch Reglement en daardoor een kynologisch strafbaar feit oplevert, ten overvloede overwogen dat het recht geen enkel aanknopingpunt voor deze stelling biedt (zie ook uitspraak 05.067).
Op haar zitting van 2 juni 2005 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan. Uitspraak 04.002 Het bestuur van een rasvereniging wordt door een lid van die vereniging verweten dat het te pas en te onpas reglementen van de club negeert dan wel selectief toepast. Het tuchtcollege heeft geoordeeld dat aan de klacht geen in het Kynologisch Reglement strafbaar gesteld feit ten grondslag ligt en heeft de klaagster in haar klacht niet ontvankelijk verklaard. Uitspraak 04.013 Een fokker is verweten dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt bij een inschrijvingsprocedure die in het Kynologisch Reglement is geregeld door het plaatsen van een valse handtekening. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde het hem verweten gedrag heeft begaan. Het Tuchtcollege heeft overwogen van oordeel te zijn dat overtreding van regels, die bedoeld zijn om een correcte stamboekhouding, waarop blind kan worden vertrouwd, te garanderen in beginsel een langdurige en onvoorwaardelijke diskwalificatie van de overtreder rechtvaardigt. Gezien het feit dat alleen de handtekening van de eigenaar van de reu is vervalst en de overige gegevens kloppen volstaat het Tuchtcollege met de aanzienlijk mildere staf van een geldboete van € 300,-, bij niet betaling te vervangen door een tijdelijke diskwalificatie van de persoon van beklaagde voor de duur van drie maanden. Art. VI.6 KR Uitspraak 04.014 Een persoon is verweten dat zij het aanzien van de kynologie heeft geschaad doordat zij bij een aantal honden waarvan zij als eigenaar in de Nederlandse stamboekhouding stond geregistreerd zonder dat er een medische noodzaak aanwezig was een ingreep aan de stembanden heeft laten verrichten als gevolg waarvan deze honden niet meer kunnen blaffen. Het tuchtcollege acht het verweten gedrag bewezen en heeft de beklaagde daarvoor strafbaar geacht. Het tuchtcollege heeft de beklaagde veroordeeld tot een tijdelijke diskwalificatie van de persoon voor de duur van zes jaren en heeft tevens de honden waarvan beklaagde eigenaar is evenals de honden waarvan zij gedurende de periode van diskwalificatie eigenaar zal worden gediskwalificeerd. Art. VI.24 KR
Op haar zitting van 12 januari 2005 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan: Uitspraak 03.056 Ter zitting is gebleken dat klaagster, kort gezegd, een civielrechtelijk geschil over het eigendom van een hond ter beslechting aan het Tuchtcollege wenste voor te leggen. Nu aan de klacht geen kynologisch strafbaar feit ten grondslag lag, heeft het Tuchtcollege klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klacht. Uitspraak 03.058 De Raad van Beheer is verweten dat haar gedelegeerde op een tentoonstelling heeft besloten een voor die tentoonstelling ingeschreven hond uit te sluiten voor iedere kwalificatie en plaatsing terwijl het nemen van een dergelijk besluit is voorbehouden aan het bestuur van de organisator. Het Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het geen rechtsmacht heeft over de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, als zodanig en heeft klager daarom niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Ten overvloede heeft het Tuchtcollege nog overwogen dat een klacht als deze neerkomt op het door of namens de Raad van Beheer nemen van een besluit, waardoor klager rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Voor het beoordelen van dergelijke klachten is niet het Tuchtcollege maar de Geschillencommissie voor de Kynologie de aangewezen instantie. Ook om die reden zou het Tuchtcollege de klager in zijn klacht niet ontvankelijk moeten verklaren. Uitspraak 03.059 Een exposant is verweten dat hij met een door hem voor een tentoonstelling ingeschreven hond, de tentoonstelling vroegtijdig heeft verlaten, waardoor deze hond niet op de tentoonstelling aanwezig was gedurende de uren waarop deze tentoonstelling was geopend. Het Tuchtcollege is van oordeel dat de door de beklaagde aangevoerde grond, te weten dat hij telefonisch was geïnformeerd dat zijn thuis achtergebleven zoon niet lekker was en dat hij met hem naar de dokter wilde gaan, vervroegd vertrek in beginsel kan rechtvaardigen. De beklaagde heeft echter, ondanks uitdrukkelijk verzoek, nagelaten de door hem aangevoerde grond met enig stuk van overtuiging aannemelijk te maken. Het Tuchtcollege acht dan ook geen rechtvaardigingsgrond aanwezig en heeft beklaagde gestraft met de straf van berisping. Art. IV.80.1 KR Uitspraak 03.065 Een exposant is verweten dat hij met een door hem voor een tentoonstelling ingeschreven hond, de tentoonstelling vroegtijdig heeft verlaten, waardoor deze hond niet op de tentoonstelling aanwezig was gedurende de uren waarop deze tentoonstelling was geopend. Het Tuchtcollege acht beklaagde daarvoor strafbaar omdat de door hem daarvoor aangevoerde grond, te weten dat hij nog naar een jubileumreceptie moest, het vroegtijdige vertrek niet kan rechtvaardigen. Het Tuchtcollege acht dan ook geen rechtvaardigingsgrond aanwezig en heeft beklaagde gestraft met de straf van berisping. (Art.IV.80.1 KR)
Uitspraken 03.067a en 03.067b Een tweetal personen is verweten dat zij met een door hem voor een tentoonstelling ingeschreven hond, de tentoonstelling vroegtijdig hebben verlaten, waardoor deze hond niet op de tentoonstelling aanwezig was gedurende de uren waarop deze tentoonstelling was geopend. Omdat uit het dossier niet blijkt en ook ter zitting niet duidelijk is geworden wie de inschrijver van de bewuste hond is en ook niet is komen vast te staan over wie van beiden de Raad van Beheer rechtsmacht heeft, heeft het Tuchtcollege klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Uitspraak 04.001 Een persoon is verweten dat hij tijdens een officiële keuring, te weten een meting, waarbij de schofthoogte van honden ten behoeve van windhondenrennen wordt vastgesteld, tegenover degenen die de meting verrichtten onwelvoeglijke taal heeft gebruikt en hen heeft beledigd en bedreigd. Het verweer dat de Raad van Beheer niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard omdat de Raad, door niet binnen de termijn van drie maanden (artikel VI.43, lid 1 van het Kynologisch Reglement) te vorderen dat het Tuchtcollege de zaak in behandeling neemt, het recht om te vervolgen heeft verspeeld wordt verworpen. Vervolgens wordt de Raad van Beheer niet ontvankelijk verklaard in zijn vervolging wegens schending van een behoorlijke procesorde omdat de Raad van Beheer geen enkele reden heeft kunnen aanvoeren waarom beklaagde wel en een ander, tegen wie in dezelfde zaak tegelijkertijd een klacht is ingediend en wiens rol aanzienlijk groter lijkt, niet is vervolgd terwijl de Raad van Beheer over beiden rechtsmacht heeft. Uitspraak 04.003a en 04.003b Twee personen wordt verweten dat zij een aan de staart gecoupeerde hond meermalen hebben ingeschreven voor een expositie, terwijl zij wisten althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat toen verboden was, een aan de staart gecoupeerde hond hebben laten deelnemen aan een expositie terwijl zij wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat toen verboden was, onjuiste gegevens hebben verstrekt bij de inschrijvingsprocedure voor een expositie door onder meer te verklaren dat bedoelde hond niet aan de staart was gecoupeerd. Het Tuchtcollege is van oordeel dat artikel VI.6.1 onder d. van het Kynologisch Reglement niet verbiedt om aan de staart gecoupeerde honden in te schrijven noch om deze te laten deel nemen aan exposities. Beide beklaagden worden daarom van de eerste twee verwijten vrijgesproken. Beklaagde in de zaak 04.003a wordt ook van het derde verwijt vrijgesproken. Ter zitting is komen vast te staan dat hij de desbetreffende inschrijfbiljetten niet heeft ondertekend. Het Tuchtcollege acht beklaagde in zaak 04.003b wel strafbaar voor het derde verwijt. Het Tuchtcollege acht het door deze beklaagde aangevoerde verweer dat de tekst op de inschrijfbiljetten dermate gecompliceerd is dat deze door de gemiddelde exposant niet dan wel anders dan bedoeld is kan worden begrepen niet aannemelijk gemaakt. Het Tuchtcollege
acht daarom geen rechtvaardigingsgrond aanwezig en heeft beklaagde gestraft met de straf met een tijdelijke diskwalificatie van de persoon voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. (Art. VI.6.1 KR) Uitspraak 04.004 Een fokker is verweten dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt bij een inschrijvingsprocedure die in het Kynologisch Reglement is geregeld door als vaderhond de naam van een hond te vermelden die niet de vader van de pups uit dat door hem gefokt nest kan zijn. Het verweer dat de Raad van Beheer niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging omdat beklaagde voor de twee keer wordt bedreigd met straf nu de Raad van Beheer al de stambomen van het gehele nest heeft ingetrokken gaat niet op. Intrekking van stambomen is een administratiefrechtelijke maatregel waarmee de Raad van Beheer zijn recht om tuchtrechtelijk te vervolgen niet heeft verspeeld. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde het hem verweten gedrag heeft begaan. Het Tuchtcollege heeft overwogen van oordeel te zijn dat overtreding van regels, die bedoeld zijn om een correcte stamboekhouding, waarop blind kan worden vertrouwd, te garanderen in beginsel een langdurige en onvoorwaardelijke diskwalificatie van de overtreder rechtvaardigt. Gezien de persoon van beklaagde, met name het gegeven dat het Tuchtcollege niet twijfelt aan de goede trouw van beklaagde volstaat het Tuchtcollege met de aanzienlijk mildere staf van een tijdelijke diskwalificatie van de persoon van beklaagde voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. (Art. VI.6.1 KR) Het Tuchtcollege heeft in deze zaak nog ten overvloede overwogen: “ In deze zaak is de positie van de klager in het tuchtproces aan de orde geweest. Anders dan de vertegenwoordiger van de Raad van Beheer kennelijk veronderstelt, is de klager in het tuchtproces geen procespartij in die zin dat het Tuchtcollege een geschil tussen de klager en de beklaagde zou beslechten. Klager is degene die aangifte doet van een kynologisch strafbaar feit. Klager doet dat bij de Raad van Beheer. De Raad van Beheer besluit vervolgens over verdere vervolging. In voorkomend geval vordert de Raad van Beheer dat het Tuchtcollege de klacht in behandeling zal nemen. De klager wordt ter zitting opgeroepen. Hij wordt in de gelegenheid gesteld zijn klacht toe te lichten en hij kan als getuige worden gehoord. Het feit dat de Raad van Beheer niet of niet tijdig op de klacht heeft gereageerd maakt die positie niet anders.”
Uitspraak Tuchtcollege d.d. 27 oktober 2004 Zaaknr. 04/005 Beklaagde J.L., bestuurslid/voorzitter van een rasvereniging werd verweten dat hij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR. Het Tuchtcollege heeft geoordeeld dat beklaagde wist althans kon weten dat de evenementen zouden worden gehouden in strijd met de geldende kynologische regelgeving. Door desondanks toch zonder vergunning door te gaan heeft beklaagde bewust het risico op zich genomen dat hij daarvoor tuchtrechtelijk aansprakelijk zou worden gehouden. Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat beklaagde als bestuurslid/voorzitter niet van meet af aan betrokken was bij het in strijd met de geldende regelgeving georganiseerde evenement. Beklaagde wordt met ingang van 21 december 2004 voor een periode van zes maanden, derhalve tot 21 juni 2005 gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten, dus ook geen exterieurkeuringen, mag verrichten. Zaaknr. 04/006 Beklaagde, A.P., bestuurslid/vice-voorzitter van een rasvereniging werd verweten dat hij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde zich in zijn hoedanigheid van bestuurslid/vice voorzitter schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag. Ook de beslissing om de voor het evenement ingeschreven honden te laten keuren volgens de gewraakte kleuren- en klassenindeling en om honden zonder een door de FCI erkende stamboom toe te laten, is door het bestuur genomen en daarvoor zijn in beginsel alle bestuursleden persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk. Vanaf het begin is steeds voldoende aangegeven dat er geen dispensatie zou worden verleend voor honden met gecoupeerde oren en ook is door de Raad van Beheer duidelijk aangegeven wat de richtlijnen waren voor honden met gecoupeerde staarten. Een standpunt dat de Raad van Beheer ook aan de rasvereniging kenbaar heeft gemaakt.
Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat er rekening mee gehouden dat beklaagde nagenoeg van meet af aan betrokken is geweest bij de besluitvorming binnen het bestuur met betrekking tot het evenement. Beklaagde wordt vanaf 21 december 2004 voor een periode van twee jaar, derhalve tot 21 december 2006, gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten mag verrichten. Zaaknr. 04/007 Beklaagde, M.L.L., bestuurslid/secretaris van een rasvereniging werd verweten dat hij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde zich in zijn hoedanigheid van bestuurslid/vice voorzitter schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag. Ook de beslissing om de voor het evenement ingeschreven honden te laten keuren volgens de gewraakte kleuren- en klassenindeling en om honden zonder een door de FCI erkende stamboom toe te laten, is door het bestuur genomen en daarvoor zijn in beginsel alle bestuursleden persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk. Vanaf het begin is steeds voldoende aangegeven dat er geen dispensatie zou worden verleend voor honden met gecoupeerde oren en ook is door de Raad van Beheer duidelijk aangegeven wat de richtlijnen waren voor honden met gecoupeerde staarten. Een standpunt dat de Raad van Beheer ook aan de rasvereniging kenbaar heeft gemaakt. Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat beklaagde als bestuurslid/voorzitter niet van meet af aan betrokken was bij het in strijd met de geldende regelgeving georganiseerde evenement. Beklaagde wordt met ingang van 21 december 2004 voor een periode van zes maanden, derhalve tot 21 juni 2005, gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten mag verrichten. Zaaknr. 04/009 Beklaagde, J.K., in zijn hoedanigheid van bestuurslid van een rasvereniging werd verweten dat hij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR.
Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde zich in zijn hoedanigheid van bestuurslid schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag. Ook de beslissing om de voor het evenement ingeschreven honden te laten keuren volgens de gewraakte kleuren- en klassenindeling en om honden zonder een door de FCI erkende stamboom toe te laten, is door het bestuur genomen en daarvoor zijn in beginsel alle bestuursleden persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk. Vanaf het begin is steeds voldoende aangegeven dat er geen dispensatie zou worden verleend voor honden met gecoupeerde oren en ook is door de Raad van Beheer duidelijk aangegeven wat de richtlijnen waren voor honden met gecoupeerde staarten. Een standpunt dat de Raad van Beheer ook aan de rasvereniging kenbaar heeft gemaakt. Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat er rekening mee gehouden dat beklaagde nagenoeg van meet af aan betrokken is geweest bij de besluitvorming binnen het bestuur met betrekking tot het evenement. Beklaagde wordt met ingang van 21 december 2004 voor een periode van twee jaar, derhalve tot 21 december 2006, gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten mag verrichten. Zaaknr. 04/010 Beklaagde, H.S., in zijn hoedanigheid van bestuurslid van een rasvereniging werd verweten dat hij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde zich in zijn hoedanigheid van bestuurslid schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag. Ook de beslissing om de voor het evenement ingeschreven honden te laten keuren volgens de gewraakte kleuren- en klassenindeling en om honden zonder een door de FCI erkende stamboom toe te laten, is door het bestuur genomen en daarvoor zijn in beginsel alle bestuursleden persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk. Vanaf het begin is steeds voldoende aangegeven dat er geen dispensatie zou worden verleend voor honden met gecoupeerde oren en ook is door de Raad van Beheer duidelijk aangegeven wat de richtlijnen waren voor honden met gecoupeerde staarten. Een standpunt dat de Raad van Beheer ook aan de rasvereniging kenbaar heeft gemaakt. Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat er rekening mee gehouden dat beklaagde wel geruime tijd maar niet van meet af aan betrokken is geweest bij de besluitvorming binnen het bestuur met betrekking tot het evenement. Beklaagde wordt met ingang van 21 december 2004 voor een periode van negen maanden, derhalve tot 21 september 2005, gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten mag verrichten.
Zaak 04/11 Beklaagde, M.L. van N., in haar hoedanigheid van bestuurslid van een rasvereniging werd verweten dat zij in die hoedanigheid zonder het hebben van een vergunning de Atibox in combinatie met een clubmatch (= het evenement) heeft doen houden en daarmee in strijd gehandeld heeft met het bepaalde in de artt. IV.10 en IV.13 KR. Tijdens het evenement zijn aan de oren gecoupeerde honden toegelaten. Het evenement was ook opengesteld voor honden van niet erkende rassen. Ook werd er bij de inschrijving een binnen het ras niet erkende kleurindeling aangehouden. Dit handelen heeft tot gevolg dat de regels met betrekking tot de voorwaarden voor het organiseren van een clubmatch alsmede de regels omtrent de gang van zaken tijdens het evenement zijn overtreden. Verder werden er honden zonder officiële FCI stamboom tot het evenement toegelaten, hetgeen in strijd is met art. IV.15 KR. Het Tuchtcollege acht bewezen dat beklaagde zich in haar hoedanigheid van bestuurslid schuldig heeft gemaakt aan het haar verweten gedrag. Ook de beslissing om de voor het evenement ingeschreven honden te laten keuren volgens de gewraakte kleuren- en klassenindeling en om honden zonder een door de FCI erkende stamboom toe te laten, is door het bestuur genomen en daarvoor zijn in beginsel alle bestuursleden persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk. Vanaf het begin is steeds voldoende aangegeven dat er geen dispensatie zou worden verleend voor honden met gecoupeerde oren en ook is door de Raad van Beheer duidelijk aangegeven wat de richtlijnen waren voor honden met gecoupeerde staarten. Een standpunt dat de Raad van Beheer ook aan de rasvereniging kenbaar heeft gemaakt. Het Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de strafmaat er rekening mee gehouden dat beklaagde nagenoeg van meet af aan betrokken is geweest bij de besluitvorming binnen het bestuur met betrekking tot het evenement. Beklaagde wordt, met ingang van 21 december 2004, voor een periode van twee jaar, derhalve tot 21 december 2006, gediskwalificeerd. Deze diskwalificatie houdt in dat hij gedurende deze periode geen kynologische activiteiten mag verrichten. Zaak 04/012 Beklaagde, R.V., wordt verweten dat hij in zijn hoedanigheid van keurmeester medewerking heeft verleend, dan wel heeft deelgenomen aan de op 29 en 30 mei 2004 te Deurne gehouden Atibox Wereldshow. Hij wist dat deze expositie werd gehouden zonder de daarvoor vereiste toestemming van de Raad van Beheer, hetgeen in strijd is met het bepaalde in art. VI.10 KR. Het Tuchtcollege is echter van oordeel dat beklaagde, doordat het bestuur van de rasvereniging hem en zijn collega keurmeesters heeft nagelaten op de hoogte te stellen van de al langere tijd lopende controverse tussen de rasvereniging en de Raad van Beheer over de toepasselijkheid van het coupeerverbod op het bedoelde evenement. Hetzelfde geldt ten aanzien van het intrekken van de vergunning om het evenement te mogen houden. Zowel beklaagde als de overige keurmeesters zijn hierdoor in een lastig parket gebracht. Beklaagde heeft de verantwoordelijkheid om zich te onthouden van medewerking niet willen nemen. Voor de keuze van beklaagde en de overige drie – buitenlandse – keurmeesters om onder de gegeven omstandigheden toch mee te werken aan het evenement heeft het Tuchtcollege begrip.
Het Tuchtcollege heeft bij bepaling van de strafmaat begrip getoond voor de geschetste omstandigheden. Aan beklaagde zal geen straf worden opgelegd en de hem door de Raad van Beheer op 21 juni 2004 opgelegde schorsing is met ingang van 27 oktober 2004 opgeheven. Op haar zitting van 21 september 2004 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan: Uitspraak 03.090 en 03.091 Een Nederlandse exposant wordt verweten aan de Wereldwinner 2003 in Dortmund te hebben deelgenomen met een gecoupeerde hond ondanks het ook voor Nederlandse exposanten geldende coupeerverbod. Bovendien wordt deze exposant verweten zich onrechtmatig te hebben bediend van een medische verklaring. Het Tuchtcollege heeft beklaagde vrijgesproken van het verwijt van het exposeren van een gecoupeerde hond tijdens de Wereldwinner 2003 in Duitsland. Argument van het Tuchtcollege is dat op grond van artikel VI.3 van het Kynologisch Reglement alleen kan worden gestraft als het handelen van exposant niet alleen in Duitsland maar ook in Nederland strafbaar is. Dit laatste is niet het geval omdat de betreffende hond is geboren vóór in Nederland het coupeerverbod van kracht werd. Beklaagde is daarom vrijgesproken van het verweten gedrag met een gecoupeerde hond aan de Wereldwinner 2003 in Dortmund te hebben deelgenomen. Het Tuchtcollege heeft beklaagde berispt voor het verwijt zich onrechtmatig te hebben bediend van een medische verklaring tijdens de Wereldwinner 2003 in Dortmund. Argument van het Tuchtcollege is dat de hond al was gecoupeerd en bij deze hond later om medische redenen de staartpunt is verwijderd. Met het gebruik van deze medische verklaring heeft beklaagde het coupeerverbod omzeild en bij de inschrijvingsprocedure voor de tentoonstelling gegevens verzwegen. Dat is in Duitsland een strafbaar feit en levert ook in Nederland een strafbaar feit op, te weten overtreding van het verbod gesteld in artikel VI.6 van het Kynologisch Reglement. Uitspraak 02.083 Een fokster wordt - kort gezegd - verweten dat ze de handtekening van de eigenaar van de dekreu op een dek- en geboorteaangifte heeft vervalst en dat ze onjuiste gegevens op een deken geboorteaangiftekaart heeft vermeld. Van het eerste feit heeft het Tuchtcollege vastgesteld dat de geplaatste handtekeningen inderdaad aanzienlijk verschillen. Maar het Tuchtcollege is er niet van overtuigd dat beklaagde degene is die de handtekening heeft gezet. Van het verwijt van het vervalsen van een handtekening op de dek- en geboorteaangifte is beklaagde daarom vrijgesproken. Van het tweede feit acht het Tuchtcollege bewezen dat beklaagde bij de aanvraagprocedure als geregeld in het Kynologisch Reglement, te weten de procedure voor inschrijving in het Nederlands Hondenstamboek (Hoofdstuk III, titel 2, afdeling 3 KR) bedrieglijke handelingen heeft gepleegd. Het verstrekken van onjuiste afstammingsgegevens acht het Tuchtcollege ontoelaatbaar en ernstig. Het Tuchtcollege heeft daarom aan beklaagde de straf van diskwalificatie voor de duur van tien jaar opgelegd. Op advies van het Tuchtcollege (art. VI.53 KR) publiceert de Raad van Beheer deze uitspraak.
Op haar zitting van 29 juni 2004 heeft het Tuchtcollege in onderstaande zaken uitspraak gedaan: Uitspraak 02.091 Een vereniging en een viertal natuurlijke personen is verweten dat zij, door kwetsend en onnodig grievend gedrag ten aanzien van een fokster, het aanzien en de belangen van de kynologie hebben geschaad (art. VI.24 KR). Het Tuchtcollege heeft alle beklaagden vrijgesproken omdat het Tuchtcollege “kwetsend en onnodig grievend gedrag” niet bewezen achtte. Het tuchtcollege heeft ten overvloede nog overwogen: “ dat de strekking van de bepaling van artikel VI.24 KR dat: “hij die het aanzien of de belangen van de kynologie schaadt, kan worden gestraft”, niet mag worden uitgelegd als een kapstokartikel waaraan vrijwel elk ongewenst gedrag kan worden opgehangen. Het legaliteitsbeginsel: “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande strafbepaling”, staat een dergelijke, ruime uitleg niet toe. Een vervolging op grond van deze strafbepaling is slechts mogelijk indien er sprake is van opzettelijk en wederrechtelijk schaden van het aanzien of de belangen van de kynologie als zodanig. Ook op grond van deze overweging zou beklaagde van het hem verweten gedrag moeten worden vrijgesproken”. Uitspraak 03.004 Een fokster is verweten dat zij medewerking heeft verleend aan een evenement in december 2002, georganiseerd door een niet erkende vereniging (art. VI.5 lid1 KR) en dat zij medewerking heeft verleend aan een expositie, die werd gehouden zonder de daarvoor vereiste toestemming (art. VI.10 KR). Ten aanzien van het eerste feit heeft het Tuchtcollege beklaagde vrijgesproken omdat het hier een in Duitsland gevestigde vereniging betrof, waarop de kwalificatie “niet erkende vereniging” als bedoeld in art. VI.5 van het KR, door de aard en de strekking van die bepaling, niet toepasbaar is. Ten aanzien van het tweede feit heeft het Tuchtcollege beklaagde niet strafbaar verklaard omdat zij uit een brief van het bestuur van de Raad van Beheer mocht begrijpen dat haar voor de verweten activiteiten toestemming was verleend. Uitspraak 03.055 Een fokster is verweten dat zij bij de aanvraagprocedure voor inschrijving in het Nederlands hondenstamboek gegevens heeft verzwegen door op het formulier “Aanvraag voor stambomen” geen opgave te doen van gegevens die vereist zijn in geval van kunstmatige inseminatie (VI.6 lid 1 KR) en dat zij een bedrieglijke handeling heeft gepleegd bij de beoefening van de hondensport door een valse handtekening te plaatsen op een formulier “Dek- en Geboorteaangifte” (VI.6 lid 2 KR). Ten aanzien van het eerste feit heeft het Tuchtcollege beklaagde vrijgesproken omdat genoeglijk is gebleken dat zij de bedoelde opgave wel heeft gedaan. Ten aanzien van het tweede feit acht het Tuchtcollege bewezen en heeft het de overtuiging verkregen, dat beklaagde dit feit heeft begaan. Beklaagde wordt gestraft met de straf van berisping.