Het taxeren van leegstaande kantoorruimte Analyse van een actueel waarderingsvraagstuk, inclusief ontwikkeling van een Best Practice.
Begeleider: Prof. dr. Peter van Gool FRICS
Definitieve versie drs. Willem Rodermond Amsterdam School of Real Estate MRE-opleiding 2009 – 2011 14 oktober 2011
Voorwoord In mijn dagelijkse werk krijg ik regelmatig opdrachten om leegstaande kantoren te taxeren. Wat mij hierbij opvalt, is dat er nog geen echt kader is binnen de taxatiepraktijk hoe dit te benaderen. Dit terwijl het onderwerp op dit moment zeer actueel is. De vraag die ik in deze scriptie behandeld heb, is hoe leegstaande kantoren in het verleden zijn gewaardeerd en of deze methode klopt wanneer gekeken wordt naar referentietransacties. Ik hoop dan ook dat deze scriptie kan bijdragen aan een meer vastomlijnd kader bij het taxeren van leegstaande kantoorpanden.
Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van mijn Master of Real Estate (MRE) opleiding aan de Amsterdam School of Real Estate. Ik wil mijn begeleider Prof. dr. Peter van Gool FRICS hartelijk danken voor zijn adviezen en commentaar op eerdere versies. Op dit moment zijn door de heer Van Gool en mij reeds twee artikelen geschreven welke voortborduren op mijn onderzoek. Tevens wil ik mijn collega’s bij Cushman & Wakefield bedanken voor hun inbreng.
Als laatste wil ik Elisa bedanken voor haar steun en geduld gedurende de afgelopen twee jaar van mijn opleiding.
Amsterdam, oktober 2011
Willem Rodermond
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
2/50
Executive summary Leegstand van kantoren is momenteel een groot probleem op de vastgoedmarkt. De leegstand komt mede door de huidige economische situatie, hoewel het probleem zich ook in betere tijden voordeed. Aan de ene kant is de vraag naar kantoorruimte sterk conjunctuurgevoelig, met als logisch gevolg leegstand op bepaalde locaties. Anderzijds was de leegstand ten tijde van economische groei in de jaren 2005 tot midden 2008 ook fors.
Op dit moment speelt er een discussie bij beleggers en financiers over de waardering van (grotendeels) leegstaande kantoorpanden. Veel partijen suggereren dat taxaties van leegstaande kantoren te hoog zijn. De vraag die in deze scriptie is behandeld luidt als volgt: hoe zijn in het verleden leegstaande kantoren gewaardeerd en klopt deze methode wanneer gekeken wordt naar referentietransacties? Kortom, kloppen de waarderingsmethoden?
Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat er weinig artikelen zijn geschreven over hoe om te gaan met leegstand in taxaties. Wat verder naar voren kwam is dat taxaties de vastgoedmarkt efficiënter maken. Het artikel van Anglyn introduceerde het begrip “Enterpeneurial Profit” bij het taxeren van leegstand. Dit begrip is later in deze scriptie ondernemerswinst genoemd. Ondernemerswinst wil zeggen de risicovergoeding die een koper van een leegstaand kantoorpand dient te verkrijgen buiten de normale correcties van leegstand, incentives en upgradingkosten.
Het onderzoek naar de steekproef van 44 taxaties van leegstaande kantoren toonde aan dat de Bar/Nar methode veruit het vaakst wordt gebruikt bij het taxeren van leegstaande kantoren. Deze methode behoort tot de Inkomstenmethode. Op zich is dit vreemd aangezien zeker voor structureel leegstaande kantoren het uitzicht op inkomsten moeilijk te voorspellen is. Gepleit wordt om bij het taxeren van structureel leegstaande kantoren naast de Inkomstenmethode gebruik te maken van de Comparatieve methode. Kortom, de waarde per vierkante meter moet met elkaar vergeleken worden. Voor courante leegstaande kantoren waar sprake is van conjuncturele of frictieleegstand volstaat een Bar/Nar model met correcties voor leegstand, incentives, verhuurkosten en upgrading.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
3/50
In ca. 30% van de taxaties uit de steekproef zijn referenties opgenomen in het taxatierapport. Gezien de huidige professionalisering van de markt en importantie van goed onderbouwde taxaties is dit weinig te noemen. Een reden hiervoor kan zijn dat de taxateur geen goede referenties voorhanden had. Het is belangrijk dat taxateurs bij het uitvoeren van taxaties van leegstaande kantoren genoeg referenties voorhanden hebben. Wanneer een taxateur deze niet heeft zou hij of zij moeten overwegen de taxatieopdracht niet aan te nemen.
De aankoop van een leegstaand kantoorpand is een risicovolle aangelegenheid. De vraag is hoe lang het duurt om een huurder te vinden, wat voor huurder dit zal zijn en tegen welke condities het object verhuurd gaat worden. Dit risico dient afgedekt te worden met een vergoeding. Echter, in geen van de taxatiemodellen wordt een correctiepost voor ‘ondernemerswinst’ opgenomen. Om de taxaties inzichtelijker te maken zou dit wel moeten gebeuren. Het verschil tussen de waarde van een verhuurd kantoor en een leeg kantoor is niet alleen te verklaren uit de correcties voor leegstand, verhuurkosten en upgrading.
Op basis van de steekproef van 44 taxaties en de vergelijking met 19 representatieve beleggingstransacties over dezelfde periode blijkt dat er geen sprake is van substantiële overwaardering van de taxaties. De publieke opinie dat taxaties van leegstaande kantoren te hoog zijn is niet terecht. Kanttekening is dat het aantal transacties beperkt is en commercieel onroerend goed vaak moeilijk met elkaar te vergelijken is vanwege het heterogene karakter ervan.
Concluderend kan gesteld worden dat van de taxaties die gebruikt zijn de huidige waarderingen kloppen, althans er is geen vermoeden van significante overwaardering. De methoden die gebuikt zijn bij de waardering van de objecten zijn echter niet logisch. Gepleit wordt om vaker de Comparatieve methode toe te passen en een post voor ondernemerswinst op te nemen als correctie in het Bar/Nar model. Zo worden de taxaties inzichtelijker.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
4/50
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 2 1. Inleiding ................................................................................................................................. 5 2. Literatuuronderzoek ............................................................................................................... 8 2.1 Artikelen ........................................................................................................................... 8 2.2 Tekstboeken .................................................................................................................. 12 3. De mineur op de kantorenmarkt .......................................................................................... 13 3.1 Basisgegevens kantorenmarkt ...................................................................................... 14 3.2 Gebruikersmarkt kantoren ............................................................................................. 15 3.3 Beleggingsmarkt kantoren ............................................................................................. 18 3.4 Incentives ....................................................................................................................... 19 3.5 Verwachtingen ............................................................................................................... 20 4. Taxaties ............................................................................................................................... 22 4.1 Rol van de taxateur ........................................................................................................ 22 4.2 Taxatierichtlijnen ............................................................................................................ 24 4.3 Hoe nauwkeurig zijn taxaties? ....................................................................................... 26 5. Traditionele waarderingsmethoden ..................................................................................... 27 5.1 De comparatieve methode ............................................................................................. 27 5.2 De kostenbenadering ..................................................................................................... 28 5.3 De inkomstenbenadering ............................................................................................... 29 5.4 De residuele benadering ................................................................................................ 30 5.5 Erfpacht .......................................................................................................................... 30 6. Hoe worden leegstaande objecten in de praktijk gewaardeerd? ........................................ 31 6.1 Ontvangen taxatierapporten .......................................................................................... 31 6.2 Analyse taxatierapporten ............................................................................................... 31 6.3 Conclusie analyse taxatierapporten ............................................................................... 34 6.4 Samenvattend rekenmodel ............................................................................................ 36 7. Transacties versus taxaties ................................................................................................. 38 7.1 Steekproef transacties leegstaande objecten ................................................................ 38 7.2 Verschil transacties en taxaties ..................................................................................... 38 7.3 Conclusie transacties versus taxaties............................................................................ 40 8. Conclusie ............................................................................................................................. 43 9. Best Practice........................................................................................................................ 45 Literatuur.................................................................................................................................. 49 Bijlagen
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
5/50
1. Inleiding Er staan in Nederland veel kantoren geheel of gedeeltelijk leeg. Dit komt mede door de huidige economische situatie, hoewel het probleem zich ook in betere tijden voordeed. Aan de ene kant is de vraag naar kantoorruimte sterk conjunctuurgevoelig, met als logisch gevolg leegstand op bepaalde locaties. Anderzijds was de leegstand ten tijde van economische groei in de jaren 2005 tot midden 2008 ook fors. Volgens vastgoedadviseur Cushman & Wakefield bedraagt de leegstand ten tijde van dit schrijven in augustus 2011 in Nederland ca. 15% van de totale voorraad (Cushman & Wakefield Research, 2011). Een van de belangrijkste oorzaken van dit fenomeen lijkt het individuele planologische beleid van Nederlandse gemeenten. Er is een gebrek aan onderlinge afstemming. Gemeenten willen doorgaans hun eigen kantorenpark ontwikkelen waardoor het aanbod de vraag ver overstijgt.
In de jaren 2005 tot midden 2008 zijn er in Nederland een aantal grote (waarvan enkele boven de 1 mrd euro aan transactievolume) kantorenportefeuilles verhandeld. Deze kantorenportefeuilles bestonden doorgaans uit een klein aantal courante kantoorobjecten en een groot aantal kantoren op secundaire locaties. Beleggers konden deze portefeuilles voor de crisis vrijwel volledig financieren waarbij de leningen werden gesecuritiseerd of gesyndiceerd. Op de financiële constructies achter de transacties werd door beleggers meer nadruk gelegd dan op de afzonderlijke objecten binnen de portefeuille. Het probleem hierbij was dat er niet voldoende pandinhoudelijk naar de objecten werd gekeken. Er werd in de regel ook een portefeuillepremie betaald, omdat de panden in één pakket konden worden aangekocht. Men ging er daarbij in de cashflowprognoses vanuit dat de aanwezige leegstand in deze portefeuilles binnen een termijn van circa twee jaar kon worden opgevuld tegen markthuurprijzen.
De leegstand in dit soort portefeuilles is sindsdien echter alleen maar toegenomen en bovendien moeten er bij wederverhuur grote incentives in de vorm van huurvrije perioden en inrichtingsbijdragen worden betaald, waardoor de markthuur effectief substantieel lager ligt dan in de geprognosticeerde cashflows. Na de zomer van 2008 zijn de transacties van dit type beleggingsportefeuilles tot aan heden, augustus 2011, vrijwel volledig stilgevallen als gevolg van de wereldwijde economische crisis.
Op dit moment speelt er een discussie bij beleggers en financiers over de waardering van (grotendeels) leegstaande kantoorpanden. Veel partijen suggereren dat taxaties
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
6/50
van leegstaande kantoren te hoog zijn. De vraag die in deze scriptie behandeld wordt is: hoe zijn in het verleden leegstaande kantoren gewaardeerd en klopt deze methode wanneer gekeken wordt naar referentietransacties? Kortom, kloppen de waarderingsmethoden? Op basis van de theorie wordt een Best Practice ontwikkeld voor het taxeren van dit type objecten.
De onderzoeksmethodiek bestaat uit het analyseren van een steekproef van circa 54 taxaties van verschillende vooraanstaande taxatiebureaus en tevens een analyse van 19 voor de Nederlandse kantorenmarkt representatieve referentietransacties van daadwerkelijk leegstaande kantoren.
Vanuit taxateurs, beleggers en financiers in vastgoed is het vaststellen van de juiste waarde van leegstaande kantoorruimte een actueel probleem. Veel beleggers en financiers weten niet goed wat de juiste waarde is van dit vastgoed. Ook zijn cash flow/verhuur-voorspellingen zeer lastig te maken voor leegstaande panden. Een te hoge waardering vormt een gevaar voor de solvabiliteit van beleggers en financiers. De Nederlandsche Bank waarschuwde in hun rapport Overzicht Financiële Stabiliteit in Nederland d.d. 27 april 2011 voor het gevaar van de grote leegstand in de kantorenmarkt voor de totale stabiliteit van de Nederlandse economie. Tevens staat een te hoge waardering upgrading om huurders aan te trekken in de weg. Ook belemmert het transformatie naar bijvoorbeeld woningen.
Allereerst wordt er in deze scriptie een literatuuronderzoek uitgevoerd over de waardering van leegstaande objecten. Om de relevantie van de problematiek te verduidelijken wordt er in het hoofdstuk hierna ingegaan op de huidige kantorenmarkt in Nederland. In hoofdstuk 3 worden taxaties in het algemeen behandeld. Vervolgens worden de meest gangbare waarderingstechnieken behandeld. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op hoe de dagelijkse praktijk omgaat met het taxeren van leegstaande objecten. In hoofdstuk 7 worden aan de hand van referentietransacties de mogelijke verschillen tussen taxaties en transacties behandeld. In de laatste twee hoofdstukken worden de conclusies weergegeven en wordt er ten slotte een Best Practice geformuleerd.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
7/50
2. Literatuuronderzoek Eerst wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van de literatuur over taxaties en over het taxeren van leegstand in het bijzonder. Hoewel er veel literatuur beschikbaar is over leegstand als marktfenomeen is er weinig beschikbaar over hoe met leegstand om te gaan in taxaties. Hieronder worden de verschillende artikelen en tekstboeken behandeld.
2.1 Artikelen Vacancy Rates and Reasonableness In het artikel van Wincott (1997) genaamd Vacancy Rates and Reasonableness wordt uitgebreid ingegaan op hoe leegstandscorrecties gemodelleerd dienen te worden in het Bar/Nar en DCF model. Om een goede inschatting te maken van leegstand in het rekenmodel, moet een taxateur verstand hebben van vastgoedcycli. De leegstandscorrectie moet door de jaren heen kijken en dient een gemiddelde te zijn van jaren dat de gebruikersmarkt krap is en jaren dat er overcapaciteit is. In het Bar/Nar model moet volgens Wincott een correctie worden gemaakt op de markthuurwaarde voor verwachte leegstand tot in het oneindige. Dit omdat de Bar/Nar berekening een vorm van een perpetuiteit is. De totale markthuurwaarde van een pand wordt hierbij gecorrigeerd voor leegstand en vervolgens wordt dit gedeeld door een rendement. Bij een DCF-model is leegstand makkelijker te modelleren en door de 10-jaarstermijn, welke in de meeste gevallen wordt toegepast, inzichtelijk te maken. Wincott pleit voor het modelleren van de kans op verlenging van een huurcontract en de hieraan gekoppelde leegstandsperiode. Tevens moet de exit gekozen worden in een jaar dat de inkomsten gestabiliseerd zijn en er geen huurcontracten aflopen. De waarde van een kantoorgebouw is sterk afhankelijk van de duur van het huurcontract. De exit moet gekozen worden in het jaar dat de gemiddelde huurtermijn nog voldoende lang is. Ook moet er in een taxatierapport onderscheid gemaakt worden in taxaties met enerzijds de kans op leegstand gezien de aanbod- en vraagverhouding in de gebruikersmarkt en anderzijds de kans op leegstand gezien de kredietwaardigheid van de desbetreffende huurder.
Vacancy in Market Analysis and Valuation Het artikel van Rabianski (2002) met de titel Vacancy in Market Analysis and Valuation stelt dat leegstandspercentages aangegeven in researchrapporten, en dus
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
8/50
gebruikt worden in taxaties om leegstandscorrecties toe te passen, vaak een verkeerd beeld vormen. Om een taxatie uit te voeren in een bepaald gebied moet je weten in wat voor type object de leegstand geconcentreerd is. Zit de leegstand in een winkelcentrum bij huurders die trekkers zijn of bijvoorbeeld aan de zijkanten van het winkelcentrum. Is de kantorenleegstand in een gebied gelokaliseerd in oude of in nieuwe gebouwen en om welke verdiepingen gaat het eigenlijk? Rabianski behandelt drie soorten leegstand: 1. Frictieleegstand: leegstand die nodig is om een markt efficiënt te laten lopen. Er is altijd wat leegstand nodig om een markt in beweging te houden. 2. Conjuncturele/cyclische leegstand: dit is leegstand die zich voordoet in een laagconjunctuur. Als de economie weer aantrekt wordt de leegstaande ruimte direct weer opgenomen. 3. Structurele leegstand: hierbij wordt onderscheid gemaakt in leegstaande ruimten waarvan de verwachting is dat het object nooit meer verhuurd kan worden ook al wordt het gerenoveerd en objecten die alleen verhuurd kunnen worden als het object grondig gerenoveerd wordt. In het artikel wordt ook gewezen op het feit dat onderhuurgegevens vaak niet worden meegenomen in leegstandscijfers. Vaak ligt de onderhuur onder de huur die betaald wordt aan de eigenaar. Als er veel onderhuurders zijn in een bepaald gebied, bestaat het risico van neerwaartse druk op het huurniveau. Volgens de auteur moet onderhuur als leegstand beschouwd worden. Bij taxaties dient volgens Rabianski duidelijk aangegeven te worden om wat voor soort leegstand het gaat.
Price Formation and the Appraisal Function in Real Estate Markets In dit artikel van Quan en Quiqley (1991) wordt uitgelegd dat taxateurs bijdragen aan het efficiënter maken van de markt. De vastgoedmarkt is heterogeen en participanten hebben vaak geen toegang tot alle informatie. Beslissingen om te aan- of verkopen worden dus gemaakt op basis van niet volledige informatie. Door de hetrogeniteit van de markt zijn de zoekkosten van potentiële kopers erg hoog. Transacties gebeuren niet op een centrale plek en marktprijzen zijn de uitkomst van onderhandelingen tussen kopers en verkopers. Aangezien aan- en verkopen door beleggers infrequent worden gedaan is de marktinformatie van de belegger enigszins beperkt. Taxateurs zien veel transacties voorbijkomen. Hierbij kunnen ze de markt efficiënter maken door deze informatie door te spelen naar kopers en verkopers. Omdat de markt inefficiënt is kunnen er op korte termijn verschillende prijzen betaald worden voor identieke objecten. De taak van de taxateur is informatie te verschaffen zodat de
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
9/50
afwijkingen in prijzen verminderd worden. In markten waar weinig transacties zijn, zoals die van de beleggingsmarkt van leegstaande kantoren, wordt de rol van de taxateur zelfs nog belangrijker.
U.S. Office Market Values During the Past Decade: How Distorted Have Appraisals Been? Het artikel van Herndershott en Kane (1995) geeft aan dat gedurende de periode 1982 tot 1991 in de Verenigde Staten het kantorengedeelte van de RN Property Index pas veel te laat gereageerd heeft (pas na 5 jaar) op het uit elkaar spatten van de vastgoedbubbel in 1986. De redenen hiervoor zou kunnen zijn dat taxateurs terughoudend zijn in het afwaarderen en investment managers de waarderingen graag hoog willen houden, omdat hun procentueel bepaalde fees hierop gebaseerd zijn. Er bestaat echter ook een andere reden. Het pas veel later reageren van de index op een waardedaling van de markt kan ook veroorzaakt worden door de verschillende soorten en kwaliteiten van objecten die verhandeld worden gedurende de vastgoedcyclus. In het begin van een vastgoedneergang verwerven kopers die lange tijd niks konden kopen kwalitatief goede objecten, omdat bijvoorbeeld in de goede markt niemand wilde verkopen. Deze kopers maken gebruik van het moment om kwalitatief goede objecten te verwerven. Wanneer de nieuwbouw terugloopt en de kwalitatief goede objecten zijn herverdeeld wordt het gedeelte van de markt dat verhandeld wordt dat bestaat uit minder courant vastgoed groter. Pas als dit gebeurt wordt de waardedaling van de markt pas echt goed zichtbaar. Om de waardeontwikkeling van de vastgoedmarkt goed in kaart te brengen is het dus van belang te onderzoeken wat de relatieve kwaliteit is van de objecten die verhandeld zijn gedurende een meetperiode.
Analysing “Unearned Entrepeneurial Profit” Anglyn (1992) brengt een interessante bijdrage aan het waarderen van leegstaande kantoorpanden. Volgens de auteur moet bij het bepalen van de waarde van een leegstaand object in de staat “As Is” rekening gehouden worden met “Entrepeneurial Profit” oftewel ondernemerswinst. Wanneer de waarde wordt berekend van een leegstand object wordt eerst de waarde berekend als zijnde het pand verhuurd. De netto markthuurwaarde wordt gekapitaliseerd tegen een bepaald rendement. Hier vanaf worden correcties afgetrokken zoals leegstandsperiode, verhuurkosten en investeringsbijdrage. Anglyn pleit dat er tevens een post voor ondernemerswinst als correctie opgenomen moet worden. Dit is min of meer gelijk aan de ontwikkelwinst bij projectontwikkelaars. Wanneer het leegstaande pand verwerft wordt, is er risico Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
10/50
wanneer, aan wat voor partij en tegen welke voorwaarden het object verhuurd gaat worden. Voor dit risico moet een belegger gecompenseerd worden met ondernemerswinst. Taxateurs kunnen de ondernermerswinst destilleren vanuit de markt. Dit is het verschil in waarde tussen een verhuurd object en een leegstaand object, wanneer de kosten voor leegstand, verhuurkosten, incentives en investeringsbijdragen er vanaf zijn getrokken. De ondernemerswinst dient in geld uitgedrukt te worden en niet in een percentage. Op een klein project kan een winst vereist worden van 30% als dit bijvoorbeeld maar € 50.000,-- oplevert. Op grote projecten kan gerekend worden met bedragen die onder de 10% van de totale investering liggen.
Distressed Property Valuation Issues Dit is een vervolg op het eerdere artikel van Anglyn gepubliceerd in 2005. Naast de in zijn eerder behandelde artikel genoemde zaken, benadrukt Anglyn dat bij iedere taxatie van een leegstaand object de highest en best use dient te worden aangegeven. Vaak gebeurt dit nog niet in taxatierapporten. Als een kantoorpand niet meer geschikt is als kantoor dan is de highest and best use het object te slopen en nieuwbouw te realiseren.
Valuation of Vacant Properties Schiltz (2006) heeft in zijn publicatie aan de hand van case studies die voorgelegd zijn aan verschillende taxatiebureaus berekend wat de variantie is in de uitkomsten bij het taxeren van kantoren die verhuurd, leeg of bijna leeg zijn. De varantie bij leegstaande objecten bleek veel groter te zijn dan bij verhuurde objecten. Tevens nam de variantie sterk toe naarmate het huurcontract korter werd. Schiltz heeft een theoretisch model ontwikkeld hoe leegstaande objecten te taxeren, door de waarde van leegstaand objecten te verdelen in verschillende risicocomponenten.
Volgens Schiltz is het mogelijk om het risico van leegstand te bepalen door de verschillende waardebepalende componenten van een object individueel te waarderen. Te weten de zekere huurinkomsten en de leegstand. De disconteringsvoet voor zekere huurinkomsten is te herleiden uit de zeer transparante obligatiemarkt. Wanneer deze bekend is kan de disconteringsvoet voor leegstand herleid worden uit de disconteringsvoeten voor verhuurd vastgoed en de waarschijnlijkheid dat de huurder blijft zitten.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
11/50
Schiltz pleit tenslotte voor een impactanalyse van een huurcontract op de waarde van een object, omdat het verschil tussen de waarde van een verhuurd object en een leeg object niet altijd goed te verklaren is.
2.2 Tekstboeken Als selectie van tekstboeken is voor een tweetal boeken gekozen die internationaal bekend zijn en een voor de Nederlandse taxatieleer belangrijk boek. De boeken richten zich alle drie volledig op taxaties. De keuze is enigszins willekeurig, maar dit zijn in Nederland vooraanstaande boeken die gebruikt worden bij diverse onderwijsvakken in de taxatieleer.
Douglas Scarret: Property Valuation, The 5 Methods (1996) Dit is een boek dat volledig gaat over het waarderen van vastgoed. Er worden 5 methoden beschreven: 1. De comparatieve methode 2. De inkomstenmethode 3. De residuele methode 4. De exploitatiegerichte methode 5. De gecorrigeerde vervangingswaarde methode
De gecorrigeerde vervangingswaarde methode wordt aanbevolen als er weinig referentietransacties bekend zijn. Er wordt in dit boek echter niet gerefereerd aan bepaalde methoden om leegstaande objecten te taxeren en hoe om te gaan met taxaties in een markt waar veel objecten leegstaan en dus sprake is van overcapaciteit.
Kenneth M. Lusht: Real Estate Valuation, Principles and Applications (2001) Eén van de meest bekende boeken over taxaties is het boek van Lusht. Het boek beschrijft in detail de verschillende methoden welke ook in het boek van Scarret zijn behandeld. Het waarderen van leegstaand vastgoed wordt echter niet apart behandeld. Alleen worden een paar opmerkingen gemaakt over leegstandskosten die in aftrek moeten worden genomen van de marktwaarde.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
12/50
George G.M. ten Have, Taxatieleer Vastgoed I, 5e druk, januari 2011 Dit boek is in Nederland het meest uitgebreide tekstboek over taxaties. Werkelijk alle aspecten worden behandeld, van het aangaan van de taxatieopdracht tot de uitgebreide behandeling van taxaties voor specifieke doeleinden. Het boek behandelt tevens de in de hierboven genoemde tekstboeken behandelde methoden. Echter, aan het taxeren van (structurele) leegstand, wordt niet apart een onderdeel gewijd.
Samenvattend kan gesteld worden dat het taxeren van leegstaande objecten nog niet breed is uitgemeten in de wetenschappelijke literatuur dan wel in vooraanstaande tekstboeken over taxaties. Er is niet één beste methode voor het taxeren van leegstaande objecten. Wel zijn inzichten als het analyseren van de kwaliteit van de verhandelde objecten in de vastgoedcyclus en het toepassen van een post voor ‘ondernemerswinst’ bij de berekening van een leegstaand object aan het licht gebracht. Het aspect ‘ondernemerswinst’ zal later in deze scriptie nader worden geanalyseerd.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
13/50
3. De mineur op de kantorenmarkt
Nu volgt een uiteenzetting van de huidige staat van de Nederlandse kantorenmarkt. Hierbij wordt zowel ingegaan op de gebruikersmarkt als op de beleggingsmarkt. Het hoofdstuk wordt ingeleid met een aantal basisgegevens van de markt. De huidige kantorenmarkt is in mineur. Er is sprake van een groot aanbod van leegstaande kantoorruimte. Het huidige leegstandspercentage in Nederland is ten tijde van dit schrijven in de zomer van 2011 ca. 15% (Cushman & Wakefield Research, 2011). De voorspellingen van de economie zijn niet rooskleuring en tegelijkertijd doet zich een trend voor waarbij bedrijven steeds minder vierkante meter kantoorruimte nodig hebben dan voorheen in verband met het zogenaamde flexwerken, wat ook wel het ‘nieuwe werken’ wordt genoemd.
In bijvoorbeeld een onderzoek van ABN Amro Real Estate Finance (maart 2011) wordt het niet onrealistisch geacht dat de leegstand in 2015 is opgelopen naar ca. 25%. Hierbij gaan ze uit van een niet verbeterende werkgelegenheid en een toename van het ‘Nieuwe Werken’. 3.1 Basisgegevens kantorenmarkt De Nederlandse kantorenmarkt heeft een voorraad van ca. 48 miljoen vierkante meter met een leegstandspercentage van ca. 15%. Deze voorraad vertegenwoordigt een waarde van naar schatting meer dan 80 miljard euro, waarvan thans ca. 50 miljard in handen is van beleggers. De kantoorbeleggingen worden voor ca. 42% gedaan door Nederlandse en buitenlandse pensioenfondsen en andere institutionele beleggers. Beursfondsen zoals NSI, VastNed O/I en Uni-Invest hebben grote Nederlandse kantoorportefeuilles. Maar ook veel particuliere beleggers zijn actief op de markt. Onder andere via vastgoed cv’s vond de laatste tijd veel geld zijn weg naar deze beleggingscategorie. Ontwikkelingen op de Nederlandse kantorenmarkt raken dus het spaar- en of pensioenvermogen van de gemiddelde Nederlander.
De kantorenmarkt is belangrijk, niet alleen voor beleggers, maar ook voor projectontwikkelaars en bouwers. De afgelopen jaren is per jaar 500.000 tot 1 miljoen vierkante meter kantoorruimte ontwikkeld. Dit vertegenwoordigt gemiddeld 2,5 miljard aan productiewaarde op jaarbasis. Realisatie van deze kantoren hield veel bouwers aan het werk.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
14/50
Ten slotte zijn velen van ons in meer of minder mate gebruiker van kantoorruimte. De 48 miljoen vierkante meters worden gebruikt door meer dan 2 miljoen werknemers. Hier zijn echter niet alleen de getallen van belang. Onderzoek heeft aangetoond, dat vooral de kwaliteit van de kantooromgeving een belangrijke invloed heeft op de arbeidsproductiviteit. Een investering in adequate kantoorruimte is hiermee een investering in concurrentiekracht (ABN Amro Real Estate Finance, maart 2011).
Kortom: de Nederlandse kantorenmarkt is belangrijk. Niet alleen voor de vastgoedsector, maar ook voor de Nederlandse economie. Het is dus niet voor niets dat De Nederlandsche Bank in hun rapport Overzicht Financiële Stabiliteit in Nederland d.d. 27 april 2011 waarschuwt voor het gevaar van de grote leegstand in de kantorenmarkt. Het zou in hun optiek zelfs kunnen lijden tot instabiliteit van de Nederlandse economie vanwege de forse leningen die Nederlandse banken hebben uitstaan in commercieel onroerend goed.
3.2 Gebruikersmarkt kantoren Door de jaren heen verandert het type kantorengebruiker in belangrijke mate. In de periode van 1950 tot omstreeks 1970 wordt de vraag naar kantoren in belangrijke mate beïnvloed door een sterk groeiende industriële productie. In de jaren 80 deed de computer zijn intrede in het kantorenlandschap. In haar kielzog ontstond een hele nieuwe industrie: de ICT-sector, die zeker vanaf de jaren ’90 een belangrijke gebruikersgroep voor kantoren zou gaan vormen. De laatste jaren staan in het teken van verdergaande schaalvergroting aan de ene kant en versnippering aan de andere kant. De opkomst van de ZZP’er wordt gecombineerd met nationale en internationale consolidatie. Door de toenemende vergrijzing zal de gezondheidszorg ook in de komende jaren verder groeien. Het belang van de gezondheidszorg als gebruiker van de kantorenmarkt zal hierdoor toenemen.
De groeiende behoefte aan kantoorruimte van de afgelopen decennia lijkt definitief verleden tijd. De kantorenmarkt heeft kunnen profiteren van de verdienstelijking van de economie en van de opkomst van nieuwe sectoren, zoals de ICT. De effecten hiervan zijn echter grotendeels uitgewerkt. Vanaf het jaar 2000 is de vraag van de gebruikersmarkt relatief vlak geweest. De economische crisis van 2008 heeft de vraag zelfs in een krimp doen omslaan. Markthuren staan onder druk en beleggers moeten grote bijdragen doen bij verlengingen of bij nieuwe huurders in de vorm van
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
15/50
incentives. Deze incentives bestaan voornamelijk uit huurvrije perioden en investeringsbijdragen. Ook bij het verwachte broze herstel in de komende jaren is de markt niet in staat het tij te keren. Hier komt bij dat het ‘nieuwe werken’ juist in diezelfde periode een negatief effect op de ruimtebehoefte zal hebben. Tot 2015 neemt de uitbreidingsvraag naar kantoorruimte in kwantitatieve zin verder af. Kwalitatief is er echter nog veel te winnen. Veel kantoorruimte is verouderd en voldoet niet meer aan de vraag van de huidige gebruiker.
Tabel 1: De tien grootste kantoorgebruikers van Nederland
Gebruikers
Oppervlakte m²
Gemeenten
2.880.000
Rijksoverheid
2.850.000
ING
730.000
Rabobank
710.000
Politie
655.000
Abn AMRO
645.000
UWV
390.000
Provincies
305.000
KPN
255.000
Werkplein Bron: ABN Amro Research i.s.m. R. Bak
240.000
Onderstaande grafiek geeft duidelijk de mismatch weer tussen vraag en aanbod over de afgelopen tien jaar.
Figuur 1: opname en aanbod Nederlandse kantorenmarkt Take-up
Supply
8.000.000 7.000.000 6.000.000
sq.m
5.000.000 4.000.000 3.000.000 2.000.000 1.000.000 0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Sources: C&W, Strabo, PropertyNL and Vastgoedmarkt
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
16/50
2010
Tabel 2: Cushman & Wakefield kantorenmarkt outlook Q1 2011 MARKET OUTLOOK PRIME RENTS: PRIME YIELDS: SUPPLY: DEMAND:
Stable due to low activity and high supply levels.
Stable, with investor interest on prime units with long-lease contracts. Gradually increasing due to more flex-working and consolidation tactics. Remains stable with focus on prime, well-accessible office space.
PRIME OFFICE RENTS – Mar 2011 € sq.m/yr Amsterdam South Axis Central South-East Rotterdam The Hague Utrecht Eindhoven
Prime Rent
360 270 195 180 200 195 170
Compound(p.a) % Growth 1yr
US$ sq.ft/yr
5yr
44.9 33.7 24.3 22.4 24.9 24.3 21.2
0.6 1.6 1.6 1.1 0.0 0.5 0.0
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
PRIME OFFICE YIELDS (Gross) – Mar 2011
Amsterdam South Axis Central South-East Rotterdam The Hague Utrecht Eindhoven
Current Quarter
Prime Yield (%) Last Quarter
Last Year
High
6.05 6.30 7.20 6.40 6.10 6.60 7.10
6.05 6.30 7.20 6.40 6.10 6.60 7.10
6.50 6.80 7.50 6.80 6.60 7.10 7.75
7.00 7.00 7.50 7.40 7.50 7.25 7.75
10 year
Low 5.25 5.25 5.50 5.75 5.75 5.75 6.25
With respect to the yield data provided, in light of the lack of recent comparable market evidence in many area of Europe and the changing nature of the market and the costs implicit in any transaction, such as financing, these are very much a guide only to indicate the approximate trend and direction of prime initial yield levels and should not be used as a comparable for any particular property or transaction without regard to the specifics of the property.
9.00%
Average yields
Rental growth
10.0%
8.00%
5.0%
7.00%
0.0%
6.00%
-5.0%
5.00% Mar-06
-10.0% Mar-07
Mar-08
Mar-09
Mar-10
Rental growth %
Average yields %
RECENT PERFORMANCE
Mar-11
Bron: Cushman&Wakefield LLP 2011
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
17/50
3.3 Beleggingsmarkt kantoren Beleggen in kantoorruimte ontstond in Nederland in de jaren ’60. De groei ging langzaam. Nederland kende en kent een relatief grote eigenaar-gebruikersmarkt. Een gevolg hiervan is, dat het aantal vanuit beleggersoptiek optimale grote multitenant kantoorgebouwen in internationale vergelijking klein is. Nederlandse bedrijven zijn gewend en misschien wel gehecht aan hun eigen kantoorgebouw, zij het als volledig eigenaar, zij het als single tenant bijvoorbeeld als gevolg van een sale-andlease back transactie.
Het belegd vermogen in de Nederlandse kantorenmarkt bedraagt ca. 50 mrd euro, verdeeld over verschillende soorten beleggers (zie figuur 2)
Figuur 2: Beleggers in Nederlandse kantoorruimte naar soort
Bron: ABN Amro Real Estate Finance
Belangrijke spelers zijn institutionele beleggers. Een goed voorbeeld is ING REIM, dat in 2008 met haar Dutch Office Fund de zogenaamde KFN-portefeuille van pensioenreus APG (ABP) overnam. APG bleef verbonden met de portefeuille door indirect te beleggen in ING DOF. Maar er zijn ook Nederlandse pensioenfondsen, zoals Metaal & Techniek die direct beleggen in kantoren. Nederlandse particuliere beleggers nemen vooral deel via vastgoed cv’s zoals die bijvoorbeeld door Hanzevast, MPC of Annexum worden aangeboden. Traditioneel zijn verschillende Duitse particuliere en institutionele beleggers in Nederland actief. Veelal via openend of closed-end fondsen van bijvoorbeeld IVG.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
18/50
Deze verschillende bloedgroepen zijn ook terug te vinden in de top-10 lijst van grootste kantoorbeleggers ( zie tabel 3). Samen vertegenwoordigen deze top-10 beleggers meer dan 20% van de verhuurmarkt in Nederlandse kantoren.
Tabel 3: Top-10 kantorenbeleggers in 2010 naar geraamde vierkante meters
Belegger
Oppervlakte in m2
Syntrus Achmea Vastgoed
912.000
ING REIM
869.000
Breevast
707.000
Uni-Invest
578.000
Fordgate
541.000
Hanzevast Capital
493.000
IVG Immobilien
456.000
Ping Properties
407.000
Nieuwe Steen Investments
379.000
AXA Reim Bron: Abn AMRO Research i.s.m. R. Bak
369.000
3.4 Incentives Een belangrijk fenomeen op de Nederlandse kantorenmarkt waar zowel gebruikers als beleggers rekening mee moeten houden is het gebruik van incentives. Incentives worden gegeven aan nieuwe huurders of zittende huurders die hun huurcontract verlengen. De meest voorkomende incentives zijn huurvrije perioden en investeringsbijdragen. Incentives kunnen significante invloed hebben op de effectieve huurprijs van een kantoorpand. In Amsterdam is de hoogte van de gemiddelde incentives als percentage van de bruto contracthuurprijs gestegen van ongeveer 10% in 2008 naar 18% in 2010 (Boer Hartog Hooft). Daarbij zijn grote verschillen tussen deelmarkten. In het centrum van Amsterdam gaat het in 2010 slechts om 6% terwijl in Amsterdam Zuidoost 33% wordt geregistreerd (Huizinga, 2010).
Incentives leiden tot inefficiëntie van de markt (Van Gool, 2011) en hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het huidige overaanbod in de kantorenmarkt (Swagerman, 2010). Doordat projectontwikkelaars niet hun contractshuurprijs verlaagden waar zij een rendement over betaald kregen, maar meestal buiten het contract om incentives betaalden aan huurders, bleef het voor ontwikkelaars lange tijd interessant om te blijven bouwen.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
19/50
Bij het waarderen van leegstaande kantoren is het dan ook van essentieel belang hier rekening mee te houden. De gepubliceerde huurprijzen, waar de markthuur op wordt gebaseerd, dienen gecorrigeerd te worden voor de voor een gebied gangbare incentives. Gebeurt dit niet dan bestaat het risico dat er substantieel te hoog wordt gewaardeerd.
3.5 Verwachtingen De verwachting is dat het totale beleggingsvolume in 2011 iets achterblijft op het totale beleggingsvolume van ca. 5 miljard euro in 2010. Net als in 2010 vindt de marktontwikkeling vooral plaats in topproduct. Voor 2011 is voldoende aanbod van topproduct een van de succesfactoren om het beleggingsvolume op peil te houden. Hoewel het aanbod van topproduct in 2011 beperkt zal zijn, zal het aanbod van secundair product naar verwachting toenemen. Dit aanbod zal in toenemende mate uit gedwongen verkopen bestaan aangezien de bereidheid onder banken om secundair product te herfinancieren beperkt is. Dit inzicht wordt ook onder buitenlandse financiers van Nederlands product steeds groter (Cushman & Wakefield Market Beat Q1 – 2011). Figuur 3: Transactievolume beleggingsmarkt Office
Industrial
Retail
Hotel & leisure
Forecast
Average 2000-2010
10,00
8,00
billion €
6,10 6,00
4,00
2,00
0,00 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: Cushman & Wakefield Research 2011
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
20/50
2011
Figuur 4: Ontwikkeling BAR kantorenmarkt
Bron: Cushman & Wakefield Research 2011
In figuur 4 is duidelijk te zien hoe de ontwikkeling van de Bar uiteenloopt voor kwalitatief goede en secundaire kantoorobjecten. De verwachting is dat het gat tussen ‘prime’ en secundair alleen maar zal toenemen.
Volgens een onderzoek van DTZ Zadelhoff (maart 2010) is 28% van het totale aanbod van leegstaande kantoren structureel van aard (langer dan 3 jaar op de markt). Dit komt neer op ca. 1,9 miljoen m2. In hetzelfde onderzoek voorspelt DTZ Zadelhoff een structureel aanbod percentage van ca. 44% een jaar later (Q1 2011).
Al met al kan geconcludeerd worden dat de kantorenmarkt er in het geheel slecht voorstaat. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat de financieringsmarkt volledig is opgedroogd. Alleen FGH is nog open voor nieuwe financieringen, zij het alleen voor topproducten. Andere banken als ING REF, ABN Amro Real Estate Finance en Syntrus Achmea Hypotheken zijn op dit moment zeer terughoudend in het verstrekken van nieuwe hypotheken op commercieel onroerend goed. SNS Property Finance trekt zich zelfs grotendeels terug uit de markt.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
21/50
4. Taxaties Om uitspraken te doen over het taxeren van leegstaande kantoren wordt eerst het onderwerp taxeren van vastgoed in het algemeen behandeld. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de rol van de taxateur, de richtlijnen waaraan taxateurs zich moeten houden en de nauwkeurigheid van taxaties.
4.1 Rol van de taxateur Vastgoedmarkten zijn inefficiënt. Dit komt omdat er weinig transacties zijn, vastgoed geen homogeen product is en transacties niet op één plaats afgehandeld worden. Beleggers en financiers in de vastgoedmarkt hebben een redelijk beeld van de markt, maar hebben geen beschikking tot alle informatie. In bepaalde situaties, zoals bij verstrekking van een hypothecaire financiering, dient een onafhankelijk waardeadvies gegeven te worden. Dit wordt door de taxateur gedaan.
Taxaties zijn er voor verschillende doeleinden, waarvan de voornaamste in Nederland financiering of voor bepaling van de balanswaarde is. In beide gevallen wordt de marktwaarde bepaald. Bij de bepaling van de balanswaarde is dit ook vaak in het kader van waardebepaling voor de ROZ-IPD index. Verder bestaan er taxaties voor bijvoorbeeld het bepalen van de WOZ-waarde en de herbouwwaarde voor de verzekering.
De rol van de taxateur is om een onafhankelijk taxatie-advies uit te brengen. De taxateur mag bij de waardebepaling niet beïnvloed worden en mag ook geen conflict of interest hebben. Een conflict of interest zou bijvoorbeeld kunnen ontstaan als het kantoor waar de taxateur werkt, zowel betrokken is bij de aankoop van het object, alsook een taxatie hiervan moet maken. De courtages bij een aankoop zijn vele male hoger dan het tarief van de taxatie. Hierdoor kan de taxateur bewust of onbewust beïnvloed worden in haar of zijn waardeoordeel.
Taxaties kunnen al naar gelang de eisen van de opdrachtgever en het doel van de taxatie bestaan uit een indicatieve taxatie, een desktop taxatie of een volledige taxatie.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
22/50
Indicatieve taxatie Bij een indicatieve taxatie wordt het object niet bezocht en wordt er op basis van beperkte informatie, vaak alleen een huurlijst, een indicatief waardeoordeel gevormd. Dit soort taxaties zijn alleen geschikt om een beeld te krijgen van de waarde, maar zijn niet geschikt voor bijvoorbeeld financierings- of balansdoeleinden.
Desktop taxatie Bij een desktop taxatie wordt vanachter het bureau de taxatie uitgevoerd. Het object wordt dus niet bezocht. Wel worden de aanwezige stukken over het pand, zoals huurcontracten, meetcertificaten en bodemrapporten doorgenomen en wordt er uitgebreid onderzoek gedaan naar de markt. Vaak wordt voor een desktop taxatie gekozen vanuit kostenoverweging, de grootte van de portefeuille en de snelheid waarmee de taxatie klaar moet zijn. Tevens gebeurt dit veelal als een taxateur het object in de afgelopen 12 maanden al eerder heeft bezocht. In het laatste geval is er sprake van een hertaxatie. Per geval moet bekeken worden of een desktop taxatie geschikt is voor financierings- of balansdoeleinden.
Volledige taxatie Bij een volledige taxatie wordt het object intern en extern bezichtigd en wordt er volledig onderzoek gedaan naar alle aspecten van het object. Huurcontracten, meetcertificaten, leveringsaktes, bouwkundige- en milieurapporten worden doorgenomen. Ook wordt er in de meeste gevallen een uitgebreid rapport uitgewerkt. Er zijn geen aparte vereisten aan taxateurs of taxaties met betrekking tot het taxeren van leegstaand vastgoed.
In Nederland wordt de markt voor taxaties van commercieel vastgoed gedomineerd door de grote makelaarskantoren zoals DTZ Zadelhoff, Cushman & Wakefield, Jones Lang Lasalle, CB Richard Ellis, Colliers en Savills. In hoofdstuk 6 worden taxatierapporten van deze en overige kantoren geanalyseerd.
In het vervolg van deze scriptie wordt onder taxatie een onafhankelijk waardeoordeel van de marktwaarde geschikt voor financierings- of balansdoeleinden verstaan.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
23/50
4.2 Taxatierichtlijnen
Hieronder worden de belangrijkste Nederlandse en Europese taxatierichtlijnen uiteengezet.
Nederland De meest bekende richtlijnen voor het taxeren van commercieel onroerend goed in Nederland zijn de richtlijnen van de ROZ/IPD. In deze richtlijnen uit 2007 wordt aangegeven hoe objecten getaxeerd dienen te worden en wat er verstaan wordt onder de verschillende definities die betrekking hebben op het waarderen van commercieel vastgoed. De richtlijnen zijn opgesteld ten behoeve van de deelnemers aan de ROZ Vastgoedindex. De taxateurs die de objecten waarderen voor de deelnemers moeten deze taxeren volgens de richtlijnen van de ROZ-IPD.
In de taxatierichtlijnen van de ROZ-IPD uit maart 2007 wordt het volgende vermeld over leegstand: Leegstand kan op een aantal manieren getypeerd worden, te weten:
Structurele leegstand. Een object kan hiermee te maken krijgen als het gedurende langere tijd onverhuurd blijft, bijvoorbeeld vanwege markttechnische omstandigheden (structureel overaanbod), een ongunstige locatie of een ongunstige gebouwindeling.
Mutatieleegstand. Hiervan is sprake als een (gedeelte van een) gebouw of woningen in een woningcomplex niet onmiddellijk aansluitend op het vertrek van een huurder opnieuw verhuurd wordt, doch enige tijd onverhuurd blijft. Afhankelijk van het aantal huurders in een gebouw kan mutatieleegstand een tijdelijk karakter (bij een klein aantal huurders) danwel een structureel karakter (bij een groot aantal huurders) hebben.
Aanloopleegstand. Dit doet zich voor na gereedkomen van een gebouw dat niet geheel is voor verhuurd. Tot twee jaar na de oplevering kan dit als tijdelijk beschouwd worden, daarna wordt het structureel.
De richtlijn voor leegstand luidt als volgt. Bij DCF-taxaties dient leegstand bij de inkomsten opgenomen te worden, en niet bij de exploitatiekosten. Bij BAR/NAR taxaties is het volgende onderscheid gemaakt: structurele leegstand wordt in de inkomsten verwerkt, tijdelijke leegstand (b.v.mutatieleegstand in een single-tenant gebouw) wordt als correctiepost meegenomen.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
24/50
Europa Internationaal moeten taxatierapporten vanuit accountants steeds vaker voldoen aan de eisen gesteld door International Financial Report Standards (IFRS). Vanaf 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie hun geconsolideerde jaarrekening inrichten op basis van de IFRS. Naast de algemene richtlijnen voor de inrichting van de jaarrekening geeft de IFRS richtlijnen voor het waarderen van onroerend goed. In veel gevallen is het bedrijf verplicht het onroerend goed te waarderen tegen Fair Value.
De richtlijnen die gelden voor de vaststelling van de waarde van de activa zijn als volgt beschreven:
“De waarde van activa dient op een zo betrouwbaar mogelijke wijze te worden vastgesteld. De reële waarde kan worden bepaald aan de hand van een prijs op een actieve markt, als zo een markt aanwezig is. Daarbij wordt zoveel mogelijk gerefereerd aan genoteerde of afgeleide marktprijzen of vindt waardering plaats m.b.v. schattingen door, bij voorkeur,onafhankelijke deskundigen (www.ifrs.org).”
De grootste vastgoedadviseurs in Europa die de markt voor het taxeren van commercieel vastgoed domineren taxeren volgens de richtlijnen de RICS (Royal Institute of Chartered Surveyors) die haar richtlijnen heeft verwoord in de Red Book welke vrijwel jaarlijks geüpdate wordt.
De RICS heeft de volgende definitie van de marktwaarde:
“Het geschatte bedrag waarvoor een object op de taxatiedatum zou kunnen worden overgedragen door een bereidwillige verkoper aan een bereidwillige koper in een marktconforme transactie, na behoorlijke marketing, waarbij de partijen geïnformeerd, zorgvuldig en zonder dwang hebben gehandeld (RICStaxatiestandaarden Nederlandse Editie, 2009)”.
Voor de Nederlandse markt is een Nederlandse editie gemaakt d.d. 1 maart 2009. In de Nederlandse Red Book wordt niet specifiek aandacht besteed aan het taxeren van leegstaande objecten, dan wel vastgoed waar weinig market evidence van is.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
25/50
4.3 Hoe nauwkeurig zijn taxaties? Belangrijk voor dit onderzoek is stil te staan bij hoe nauwkeurig taxaties eigenlijk zijn. Schekkerman heeft hierover in 2004 gepubliceerd. Volgens de auteur zijn taxaties door de wijze waarop deze tot stand komen in principe altijd onnauwkeurig. Taxateurs zouden deze subjectiviteit en hieraan gekoppelde onzekerheid ook moeten melden in hun taxatierapporten. In de taxatierapporten zou niet één waarde afgegeven moeten worden maar een range van waarden. Volgens Schekkerman blijkt dat circa twee derde van de taxaties moeten kunnen liggen binnen een bandbreedte van plus en min 20% ten opzichte van de gerealiseerde transactie. Slechts circa 20% ligt binnen een bandbreedte van 5% ten opzichte van de transactieprijs (Schekkerman, 2004).
Dat taxaties afwijken van transacties blijkt ook bijvoorbeeld uit het Valuation and Sale Price Report 2009 van de RICS. Volgens dit rapport is de gemiddelde afwijking tussen taxaties en verkoopprijzen ongewogen ca. 12% en gewogen ca. 8,7% in 2008. Dit geldt alleen voor objecten uit de ROZ-IPD en hierbij zijn alle verschillende typen objecten en niet alleen bijvoorbeeld kantoren meegenomen.
Verschillen tussen taxaties en transactieprijzen worden, naast door het verloop van de tijd gewijzigde marktomstandigheden, veroorzaakt door het onvolledig of onjuist (kunnen) inschatten van de toekomstige omstandigheden, wijzigingen in vraag en aanbod en taxatiefouten mede veroorzaakt door moeilijkheden bij het vinden van een geschikte koper, dan wel het ontbreken van een koper. Ook ontstaan afwijkingen omdat niet alle informatie in de prijzen is verwerkt.
Doordat taxaties en transacties doorgaans niet gelijktijdig plaatsvinden, is het effect van het tijdsverschil van groot belang. Zodra een taxatie is uitgevoerd, is deze met het verkrijgen van nieuwe informatie over huurtransacties of rendementen door tijdsverloop feitelijk al verouderd. Het ligt dus voor de hand dat er afwijkingen tussen taxaties en transactieprijzen zullen zijn. De exacte grootte van die afwijkingen hangt af van de omvang en kracht van de marktbewegingen en de lengte van de periode tussen taxatie en transactie (Schekkerman, 2004).
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
26/50
5. Traditionele waarderingsmethoden Om een analyse te maken van de methode van taxeren van leegstaande kantoren wordt in dit hoofdstuk de theorie behandeld van de meest gangbare taxatiemethoden. Deze theorieën komen uit de tekstboeken van Douglas Scarret (Property Valuations, 1996) en van Kenneth Lusht (Real Estate Valuation, Principles and Applications, 2001). Onderstaande methoden hebben allen als doel het bepalen van de marktwaarde, die in deze scriptie gedefinieerd wordt conform de definitie van de Royal Institute of Chartered Surveyors (RICS).
De definitie van de marktwaarde volgens de RICS is: Het geschatte bedrag waarvoor een object op de taxatiedatum zou kunnen worden overgedragen door een bereidwillige verkoper aan een bereidwillige koper in een marktconforme transactie, na behoorlijke marketing, waarbij de partijen geïnformeerd, zorgvuldig en zonder dwang hebben gehandeld (RICS-taxatiestandaarden Nederlandse Editie, 2009).
De RICS brengt overigens alleen taxatierichtlijnen uit, maar schrijft geen specifieke taxatiemethoden toe. Er is in de richtlijnen van de RICS geen definitie weergegeven van een leegstaand kantoor. In dit onderzoek wordt onder de waarde van een leegstaand kantoor verstaan: De Marktwaarde van een kantoor, ervan uitgaande dat deze niet verhuurd is, leegstaat en in de markt voor de verhuur wordt aangeboden.
Achtereenvolgens worden de comparatieve methode, de kostenbenadering, de inkomstenbenadering en de residuele benadering behandeld.
5.1 De comparatieve methode De eerste taxatiemethode die wordt behandeld is de comparatieve methode. Deze methode is gebaseerd op het bepalen van de waarde van vastgoed aan de hand van transactieprijzen van vergelijkbare objecten. Bij deze methode worden twee aannames gedaan: 1. De marktprijs is een weerspiegeling van de marktwaarde; 2. Vergelijkbare objecten worden voor vergelijkbare prijzen verhandeld. In de economische literatuur wordt vaak verwezen naar de wet van één prijs.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
27/50
Geen van deze aannames werkt perfect in welke markt dan ook, en zeker niet in de vastgoedmarkten. Echter, vaak werken vastgoedmarkten goed genoeg om de comparatieve methode toe te passen. Dit alleen wanneer er voldoende referentietransacties voorhanden zijn (Lusht, 2001).
De comparatieve methode wordt vaak toegepast in de koopwoningmarkt en in de eigenaar/gebruiker markt waar wordt gerekend met de waarde per vierkante meter. De Comparatieve methode wordt dus vooral toegepast wanneer er geen sprake is van een verhuursituatie en is dus tevens geschikt voor de waardering van leegstaande kantoren.
5.2 De kostenbenadering
De tweede taxatiemethode die behandeld wordt is de kostenmethode. Net als de comparatieve methode, is deze methode gebaseerd op het idee dat vergelijkbare objecten dezelfde marktwaardes hebben. In de comparatieve methode worden de verkoopprijzen van vergelijkbare objecten gebruikt om de marktwaarde van het te taxeren object te bepalen. In de kostenbenadering wordt de gecorrigeerde vervangingswaarde van het object bepaald om de verwachte verkoopprijs te bepalen.
De kostenbenadering werkt schematisch als volgt:
Marktwaarde = Herbouwwaarde van het object als nieuw - Afschrijvingen + Grondwaarde
De kostenbenadering als taxatiemethode schat als het ware de marktwaarde in door het object te vergelijken met een nieuwe versie van zichzelf. Een belangrijk verschil met de comparatieve methode is dat deze gebruik maakt van direct market evidence van transactieprijzen, terwijl de kostenmethode een schatting maakt van wat de marktwaarde zou kunnen zijn. De kostenmethode werkt alleen bij markten die in evenwicht zijn. In deze markten zijn de kosten om een object te bouwen, minus de afschrijvingen gelijk aan de marktwaarde. Deze methode werkt dus alleen in markten waar veel transacties in zijn (bijv. eengezinswoningen). Tevens is het erg moeilijk de
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
28/50
juiste afschrijving te bepalen. Dit betekent dat de kostenmethode beter werkt voor nieuwere objecten dan voor oudere gebouwen.
5.3 De inkomstenbenadering De gedachte achter de inkomstenbenadering is duidelijk: de waarde van een object is de functie van de verwachte inkomsten dat het object gaat genereren. De inkomstenbenadering maakt op basis van de te verwachten inkomsten een te schatten marktwaarde.
Er zijn veel verschillende modellen te vatten onder de inkomstenbenadering. Deze modellen kunnen onderverdeeld worden in twee categorieën: 1) ratio-modellen en 2) Discounted Cash Flow modellen (DCF). Ratio modellen, in Nederland vaak het Bar/Nar model, zijn gebaseerd op de inkomsten uit een bepaald jaar (meestal jaar één) en de daaraan gekoppelde marktwaarde. Deze ratio’s worden gedestilleerd uit vergelijkbare transacties. Een voorbeeld is de X keer de huur methode. Of omgedraaid het Bruto/Netto aanvangsrendement (Bar/Nar). Kort gezegd werkt het Bar/Nar model als volgt: bruto/netto huurinkomsten op basis van de markthuurwaarde worden gekapitaliseerd tegen een bruto/netto aanvangsrendement, waarbij correcties zichtbaar worden gemaakt inzake de contante waarde van het verschil tussen de markthuurwaarde en de contractueel bepaalde huur voor de lopende termijn. Tevens wordt er indien van toepassing gecorrigeerd voor bijvoorbeeld leegstand, incentives en upgradingkosten.
De andere belangrijke stroming van waarderingsmodellen behorend bij de inkomstenmethode is het DCF-model. Het verschilt van ratio-modellen op drie verschillende manieren: 1). Het vergt aannames over de totale inkomsten over de gehele aanhoudperiode. Niet zoals bij de ratio-methode alleen de inkomsten over één jaar tijd. 2). De taxateur moet subjectieve inschattingen maken over de toekomstige kasstromen, omdat hier geen referenties over zijn. 3). Bij het DCFmodel moet de taxateur een inschatting maken van een marktdisconteringsvoet over de gehele aanhoudperiode, terwijl het ratio-model gebaseerd is op een enkel jaar. Bij een DCF-model worden kort gezegd de cashflows over een periode van tien jaren inzichtelijk gemaakt. De netto huurinkomsten worden contant gemaakt tegen een marktconforme disconteringsvoet.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
29/50
5.4 De residuele benadering Er zijn een aantal situaties waarin de waarde van een object onderverdeeld dient te worden in twee componenten, zijnde de waarde van de grond en de waarde van de opstallen. De situaties waarin een dergelijke waardering bijvoorbeeld noodzakelijk is doen zich voor als er verschil in eigendom is tussen de grond en de opstallen, bijvoorbeeld bij erfpacht. Tevens wordt deze methode gebruikt om de grondwaarde van een object te berekenen als er onvoldoende of ontoereikende vergelijkbare transacties zijn van grond. De totale waarde van een object bestaat uit: waarde grond + waarde opstallen. De totale waarde van het object kan bepaald worden door de inkomstenbenadering of de comparatieve methode. De waarde van de grond kan bepaald worden door de comparatieve methode en de waarde van de opstallen kan bepaald worden door de kostenbenadering. De residuele methode is dus een mix van meerdere methodes. De term residueel komt van het feit dat de grondwaarde meestal het residu is van de berekening van de totale marktwaarde minus de bouwkosten. Grondwaarde kan in dit geval ook de waarde van een object zijn in de huidige staat. Dit bijvoorbeeld bij een herontwikkelingsscenario. De residuele benadering wordt ook wel restwaardebenadering genoemd.
5.5 Erfpacht Hierboven werd kort het begrip erfpacht aangehaald bij de scheiding tussen grond en opstallen. In deze scriptie zal verder bij de analyse over het taxeren van leegstaande kantoren, het fenomeen erfpacht buiten beschouwing worden gelaten. Wel volgen nu een aantal opmerkingen welke van invloed zijn op de waardering.
Bij leegstaande objecten die op erfpacht staan, dient rekening te worden gehouden dat de erfpachtcanon, zo die niet is afgekocht, gewoon doorbetaald dient te worden. Naast huurderving moet er dus ook nog erfpachtcanon betaald worden. Dit is een extra risico als een kantoorpand leeg komt te staan.
Als een object op erfpachtgrond staat en men wil er een alternatieve bestemming realiseren moet vaak opnieuw afgerekend worden voor de erfpacht. De gemeente wil meeprofiteren van een bestemmingsverandering. Dit is een belangrijke kostenpost wanneer leegstaande kantoren worden getransformeerd die op erfpachtgrond staan. Tevens dient afgerekend te worden met de gemeente als bij een herontwikkeling van een kantoorobject op erfpachtgrond, het aantal vierkante meters wordt uitgebreid.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
30/50
6. Hoe worden leegstaande objecten in de praktijk gewaardeerd? In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe vastgoed in theorie getaxeerd dient te worden. In dit hoofdstuk gaan we in op hoe in de praktijk leegstaande kantoorobjecten getaxeerd worden. Dit is gedaan door een steekproef te analyseren van 54 taxaties van (nagenoeg) leegstaande kantoorpanden.
6.1 Ontvangen taxatierapporten De taxatierapporten zijn verstrekt via de Amsterdam School of Real Estate en via Cushman & Wakefield. Bij de taxatierapporten zijn de exacte adresgegevens anoniem gemaakt door de taxateur.
De taxatierapporten die zijn aangeleverd zijn onder andere van de volgende taxatiebureaus: CB Richard Ellis, Colliers, Cushman & Wakefield, DTZ Zadelhoff, FGH Expertise, Jones Lang Lasalle en nog een aantal kleinere kantoren.
Van de 54 taxaties zijn er 10 om verschillende redenen niet bruikbaar. Zo stonden een aantal panden niet volledig leeg, sommigen betroffen geen kantoorruimte, de taxatiedatum was te oud of er waren te weinig gegevens. Daarom zijn uiteindelijk 44 taxaties in de steekproef meegenomen.
De taxaties zijn van sinds midden 2008 tot zeer recent. Hiermee worden panden geanalyseerd sinds het begin van de crisis. Het merendeel van de getaxeerde objecten is getaxeerd in 2010. De exacte onderverdeling is als volgt: 2008: 3 objecten; 2009: 6 objecten; 2010: 30 objecten en 2011: 5 objecten.
6.2 Analyse taxatierapporten De ontvangen taxatierapporten zijn doorgenomen en geanalyseerd op de volgende punten: -
Metrage
-
Bouwjaar
-
Locatie
-
Uitstraling
-
Taxatiewaarde per m²
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
31/50
-Markthuurwaarde per m² -Bruto/netto aanvangsrendement -Leegstandscorrectie -Incentives -Upgradingkosten -Referenties -Rekenmodel -Waarderingsmethode -Structurele leegstand
Op pagina 36 is in Tabel 4 de analyse weergegeven van de belangrijkste uitkomsten van de steekproef van getaxeerde objecten. De punten worden hieronder stuk voor stuk behandeld.
-
De totale marktwaarde van de geanalyseerde objecten bedraagt ca. € 202,5 mln kosten koper.
-
De gemiddelde taxatiewaarde per object is € 4.603.455,-- kosten koper.
-
De gemiddelde oppervlakte van de objecten is ca. 5.836 m² v.v.o.
-
Het gemiddelde bouwjaar van de objecten is ca. 1979.
-
De locatie en uitstraling zijn redelijk te noemen. De meeste objecten betreffen enigszins verouderde kantoorpanden op monofunctionele kantorenlocaties.
-
De gemiddelde taxatiewaarde per m² v.v.o. is ongewogen ca. € 928,-- kosten koper en gewogen ca. € 789,-- kosten koper.
-
De gemiddelde BAR na correcties op de geschatte markthuurwaarde is ongewogen ca. 13,4% kosten koper en gewogen ca. 15,7% kosten koper.
-
De gemiddelde Nar voor correcties ongewogen is ca. 8,12% v.o.n.
-
De gemiddelde markthuurwaarde per m² v.v.o. is ca. € 124,-- excl. BTW
-
De gemiddelde leegstandscorrectie is 18 maanden. Dit houdt de correctiepost in die gebruikt wordt voor leegstand om van de waarde in verhuurde staat af te trekken om tot de waarde vrij van huur en gebruik te komen.
-
Als correctiepost voor incentives wordt gemiddeld 7 maanden genomen.
-
Tevens wordt bij 27 van de 44 taxaties nog een correctiepost opgenomen voor bijvoorbeeld upgrading van het pand ter grootte van gemiddeld € 825.000,--
-
Het gemiddelde leegstandspercentage van de panden is ca. 97%. In totaal 36 van de 44 objecten staan geheel leeg.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
32/50
-
Bij slechts 14 van de 44 panden zijn referenties vermeld in het taxatierapport. Procentueel gezien houdt dit in dat bij maar ca. 30% van de panden referenties zijn vermeld.
-
De meeste taxaties zijn voorzien van een rekenmodel, echter in 8 van de gevallen (ca. 18% van het totaal) waren de taxatierapporten vreemd genoeg niet voorzien van een rekenmodel.
-
De waarderingsmethode die is gehanteerd behelst in de meeste gevallen de Bar/Nar methode onderdeel van de in het vorige hoofdstuk behandelde Inkomstenbenadering. In 40 van de 44 (ca. 90%) gevallen is dit gehanteerd. Op basis van een Nar op de geschatte markthuurwaarde wordt gecorrigeerd voor leegstand, incentives en upgradingskosten om tot de waarde vrij van huur en gebruik te komen.
-
In 15 van de 44 gevallen (ca. 34%) wordt er in het rekenmodel rekening gehouden met structurele leegstand. Hierbij wordt de markthuurwaarde gecorrigeerd voor een percentage waarvan geschat wordt dat het nooit meer verhuurd gaat worden. De markthuurwaarde wordt vervolgens gekapitaliseerd tegen een Nar.
-
In 15 van de 44 gevallen (ca. 34%) is de Bar/Nar methode gehanteerd in combinatie met een DCF-model. In de praktijk ziet men vaak dat in het DCFmodel wordt toegerekend naar de eerder bepaalde Bar/Nar waarde.
-
Bij de taxaties die ook een DCF analyse kennen, is de gemiddelde disconteringsvoet ca. 8,30% v.o.n.
-
In 3 van de 44 gevallen (7%) is getaxeerd op basis van de comparatieve methode en is gekeken naar de waarde per vierkante meter van de referentiepanden.
-
In één van de 44 taxaties (2%) is uitsluitend gebruik gemaakt van het DCFmodel. Nadeel hiervan is dat het moeilijk is referentie input-variabelen te vergaren voor het DCF-model.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
33/50
Figuur 5: Gehanteerde taxatiemethoden uit de steekproef:
6.3 Conclusie analyse taxatierapporten In veruit de meeste gevallen wordt dus bij de waardebepaling van een leeg kantoorpand gekeken naar de Inkomstenbenadering, meestal doormiddel van een Bar/Nar model.
In het Bar/Nar model wordt eerst de markthuurwaarde bepaald. Vervolgens worden hier de exploitatiekosten vanaf getrokken. De netto markthuurwaarde wordt vervolgens gekapitaliseerd tegen een netto rendement vrij op naam. Hieruit ontstaat de waarde van het object voor correcties. Dit zou in feite min of meer de waarde van het pand zijn als het volledig verhuurd zou zijn. Vervolgens worden hier de leegstandskosten, incentives en indien van toepassing upgradingskosten vanaf getrokken. Om tot de waarde kosten koper te komen wordt er gecorrigeerd voor 7% aankoopkosten. Dit bestaat uit 6% overdrachtsbelasting en 1% overige kosten (notaris, makelaar, fiscaal etc.) De richtlijnen van de ROZ-IPD schrijven verplicht 7% voor (www.roz.nl).
Kortom, er wordt uitgegaan van een verhuurd pand waar inkomsten uitkomen en vervolgens wordt hierop gecorrigeerd. Op zich is dit een juiste methode als het pand ook daadwerkelijk weer binnen korte tijd verhuurd kan worden. Gaat het echter om
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
34/50
meer structurele leegstand dan is het beter om naar de waarde per vierkante meter te kijken en dus de Comparatieve methode toe te passen.
Opvallend is ook dat maar in 30% van de gevallen referenties van vergelijkbare objecten zijn toegevoegd aan het taxatierapport. Gezien de huidige professionalisering van de markt en de importantie van onderbouwde taxaties is dit weinig te noemen.
In 34% van de taxaties wordt er in het rekenmodel rekening gehouden met de post structurele leegstand. Vooral bij grote objecten is dit van toepassing. Er wordt in feite vanuit gegaan dat een gedeelte van het object niet meer verhuurd wordt.
In geen van de gevallen is de kostenbenadering gebruikt. Dit is ook terecht, omdat deze methode alleen werkt als vraag en aanbod redelijk in balans zijn en de objecten vrij nieuw zijn. De residuele benadering is ook niet gebruikt in één van de taxatierapporten. Blijkbaar gaat geen van de taxateurs er vanuit dat het pand slechts nog de grondwaarde bezit.
Wanneer gekeken naar de inhoud van de taxatierapporten dan worden veronderstellingen veelal niet uitgelegd. De rapportages laten wel vergelijkbare Barren zien, maar de onderbouwing van de gemaakte keuzes ontbreekt vervolgens. De gehanteerde cijfers zijn dan ook waarschijnlijk gebaseerd op de ervaringscijfers van de desbetreffende taxateurs.
De aankoop van een leegstaand kantoorpand is een risicovolle aangelegenheid. De vraag is hoe lang het duurt om een huurder te vinden, wat voor huurder dit zal zijn en tegen welke condities het object verhuurd gaat worden. Voor dit risico dient financieel gecompenseerd te worden. Dit wordt ook wel door Anglyn (2002) de Entrepeneurial Profit genoemd (het artikel van Anglyn is behandeld in het Literatuuronderzoek). Wat opvalt is dat deze risico vergoedingspost in geen van de taxatierapporten genoemd wordt. Het vermoeden is dus dat taxateurs al met een hogere Bar of Nar rekenen voor correcties, om zo tot de voor hun gewenste uitkomst te komen onder aan de streep. Het zou inzichtelijker zijn, zoals Anglyn ook stelt, deze ‘ondernemerswinst’ op te nemen in het rekenmodel.
Wanneer gekeken wordt naar een representatieve steekproef van taxaties over de afgelopen drie jaar van leegstaande panden dan is de gemiddelde marktwaarde per Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
35/50
vierkante meter v.v.o. ongewogen ca. € 928,-- en gewogen € 789,-- kosten koper. Op basis van de getaxeerde markthuur bedraagt de gemiddelde BAR ongewogen ca. 13,4% en gewogen ca. 15,7% kosten koper.
Het verschil tussen de uitkomsten van de steekproef, wanneer gekeken naar ongewogen en gewogen, kan worden verklaard uit het feit dat relatief kleinere objecten in de regel voor een hogere waarde per vierkante meter worden getaxeerd dan grote objecten. De verklaring hiervoor is weer dat een kleiner object geschikt is voor een eigenaar/gebruiker. Deze kunnen op basis van de ‘gebruikskostenbenadering’ (later in deze scriptie verder behandeld) een relatief hogere prijs per vierkante meter betalen voor een object.
6.4 Samenvattend rekenmodel Op basis van bovenstaande analyse is samenvattend een voorbeeld taxatiemodel gemaakt op basis van de gemiddelde uitkomsten van de analyse van de 44 taxatierapporten. In Bijlage II treft u dit rekenmodel. De template voor dit rekenmodel is verstrekt door Cushman & Wakefield.
Op pagina 1 treft u de huurgegevens van het object. Op deze pagina wordt aan de hand van het metrage de markthuurwaarde bepaald. Hierna wordt op pagina 2 de kapitalisatiemethode weergegeven. De markthuurwaarde wordt gecorrigeerd voor exploitatiekosten. De netto markthuurwaarde wordt vervolgens gekapitaliseerd tegen een netto aanvangsrendement. Vervolgens worden er op de waarde correcties gemaakt voor leegstand, incentives en upgradingkosten. Pagina 3 geeft het DCF model weer. De disconteringsvoet wordt volgens de voorschriften van de ROZ-IPD uitgesplitst naar 10 jaars rente, onroerend goed risico algemeen en type onroerend goed risico.
Tabel 4: Analyse taxatierapporten, belangrijkste uitkomsten
Taxatiedatum Plaats
Metrage v.v.o.
Taxatiewaarde per m² k.k.
NAR op markthuur BAR op voor correcties markthuur na v.o.n. correcties k.k.
Methode
1
31-3-2011 Heerlen
6.600
280
8,25%
34,78%
2
31-3-2011 Zoetermeer
4.196
918
9,00%
15,20% Bar/Nar + DCF
3
31-3-2011 Amsterdam
2.756
2.043
7,75%
12,21% Bar/Nar + DCF
4
31-3-2011 Maastricht
18.397
631
8,50%
19,66% Bar/Nar + DCF
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
36/50
Bar/Nar
5
31-3-2011 Onbekend
9.468
1.535
7,95%
11,15% Bar/Nar + DCF
6
31-12-2010 Leusden
3.200
671
8,95%
17,82%
Bar/Nar
7
31-12-2010 Gouda
5.600
769
8,50%
14,77%
Bar/Nar
8
31-12-2010 Venlo
3.200
478
9,00%
18,29%
Bar/Nar
9
31-12-2010 Amersfoort
4.100
1088
9,45%
12,88%
Bar/Nar
10
31-12-2010 Den Haag
17.000
1200
6,20%
18,92%
Bar/Nar
11
31-12-2010 Amersfoort
6.800
549
7,50%
14,71%
Bar/Nar
12
31-12-2010 Onbekend
7.008
1.050
-
13,02%
DCF
13
31-12-2010 Zwolle
3.460
749
7,50%
24,10% Bar/Nar + DCF
14
31-12-2010 Arnhem
4.527
965
8,00%
13,38% Bar/Nar + DCF
15
31-12-2010 Bleiswijk
19.174
764
8,25%
9,20%
Bar/Nar
16
31-12-2010 Onbekend
4.584
927
10,00%
12,46%
Bar/Nar
17
31-12-2010 Arnhem
2.490
968
7,50%
12,49% Bar/Nar + DCF
2.917
977
8,51%
10,53% Bar/Nar + DCF 8,89% Bar/Nar + DCF
18
2-12-2010 Groningen
19
30-11-2010 Utrecht
4.773
2.074
6,45%
20
23-11-2010 Dordrecht
1.105
1.330
10,53%
10,53%
Bar/Nar
21
22-11-2010 Onbekend
3.905
295
7,75%
11,79%
Bar/Nar
22
22-11-2010 Schiphol
3.724
1.155
8,50%
12,09% Bar/Nar + DCF
23
22-11-2010 Zwolle
1.984
953
7,95%
12,38% Bar/Nar + DCF
24
30-9-2010 Rijswijk
5.498
649
8,00%
19,61%
Bar/Nar
25
1-9-2010 Arnhem
3.300
1264
7,25%
11,85%
Bar/Nar
26
26-8-2010 Delft
3.411
1.143
8,75%
12,82%
Bar/Nar
27
14-7-2010 Doetinchem
1.400
978
7,75%
12,40%
Bar/Nar
28
9-7-2010 Dordrecht
862
1183
6,30%
9,78%
Bar/Nar
29
31-5-2010 Den Haag
6.145
1.295
7,44%
9,24% Bar/Nar + DCF
38.658
202
10,19%
43,08%
Bar/Nar
30
6-4-2010 Amsterdam
31
29-3-2010 Rotterdam
9.269
589
-
27,16%
Leegwaarde
32
10-2-2010 Spanbroek
1.810
456
-
18,65%
Leegwaarde
33
1-1-2010 Haarlem
2.160
1.248
-
10,17%
Bar/Nar
34
1-1-2010 Onbekend
8.000
374
9,00%
13,38% Bar/Nar + DCF
35
1-1-2010 Onbekend
5.000
958
8,00%
13,31% Bar/Nar + DCF
36
22-12-2009 Onbekend
2.854
1.570
7,75%
9,11%
Bar/Nar
37
20-10-2009 Den Haag
2.469
1.041
8,00%
11,51%
Bar/Nar
38
25-8-2009 Randstad
3.996
770
7,75%
8,78%
Bar/Nar
39
10-7-2009 Arnhem
3.100
478
6,35%
15,57%
Bar/Nar
40
12-5-2009 Baarn
1.243
1.167
7,70%
10,62%
Bar/Nar
41
20-2-2009 Den Haag
5.608
624
8,20%
13,57%
Bar/Nar
42
31-12-2008 Woerden
2.283
412
8,50%
17,66%
Bar/Nar
43
30-9-2008 Utrecht
5.285
946
9,05%
8,80%
Bar/Nar
44
14-5-2008 Amsterdam
1.545
1.133
7,00%
-
Leegwaarde
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
37/50
7. Transacties versus taxaties In het voorgaande hoofdstuk hebben we 44 taxatierapporten geanalyseerd. Om te bepalen of de huidige taxaties van leegstaande kantoren wellicht niet correct zijn uitgevoerd en zoals door veel partijen wordt gesuggereerd substantieel te hoog zijn, is het van belang deze taxaties te testen met werkelijke transacties van leegstaande kantoren.
7.1 Steekproef transacties leegstaande objecten Er is een steekproef verzameld van 19 recente beleggingstransacties van leegstaande kantoorpanden. Het aantal transacties van leegstaande kantoren is in de huidige markt vrij gering. De transacties zijn verzameld via de databases van PropertyNL, Vastgoedmarkt, het Kadaster, DTZ Zadelhoff en Cushman & Wakefield.
7.2 Verschil transacties en taxaties Op pagina 42 treft u in Tabel 6 een overzicht met referentietransacties van leegstaande kantoren. In dit overzicht zijn alleen de kerndata genoemd. In bijlage III treft u het volledige overzicht.
De transactiedata zijn qua tijdsperiode grotendeels gelijk gespreid aan de steekproef van taxatierapporten en lopen van 2008 tot en met 2011, met de meeste transacties in 2010 en 2011. De objecten zijn gelegen door heel Nederland en vormen een afspiegeling van de steekproef van taxaties.
De gemiddelde oppervlakte van de transacties is ca. 5.532 m² v.v.o. Dit ligt in lijn met de taxaties. Het gemiddelde bouwjaar is 1979 wat gelijk is aan de taxatiesteekproef. Ook met betrekking tot de locatie en uitstraling zijn de transacties representatief voor de taxaties.
De gemiddelde transactieprijs is € 4.063.947,-- kosten koper . De gemiddelde marktwaarde van de taxaties is €4.603.455,-- kosten koper. De gemiddelde transactieprijs per m² ongewogen ligt op ca. € 952,-- en gewogen op ca. € 735,-kosten koper. Ter vergelijking de gemiddelde taxatiewaarde uit de steekproef is ongewogen ca. € 928,-- en gewogen € 789,-- per m² kosten koper. De transacties
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
38/50
liggen dus ongewogen ca. 2,59% hoger en gewogen ca. 6,87% lager dan de taxaties van leegstaande objecten. De gemiddelde geschatte Barren laten eenzelfde soort beeld zien. De voorzichtige conclusie kan worden getrokken dat de verkochte lege kantoorpanden zijn verkocht tegen prijzen die redelijk in lijn liggen met de waarderingen van lege kantoren. Tabel 5 geeft een overzicht van de verschillen weer.
Overigens laten transactiegegevens uit de ROZ / IPD database een zelfde beeld zien. Van de 20 kantoren die in 2010 zijn verkocht was de netto verkoopopbrengst in 2010 gemiddeld 0,3% hoger dan de eindejaarstaxatie per eind 2009. Het ging hierbij om 20 kantoorobjecten verspreid over Nederland met een totale waarde van € 160 miljoen. Binnen deze objecten waren eveneens objecten aanwezig met leegstand per eind 2009 (Van Gool en Rodermond, 2011). Het eerder in deze scriptie genoemde onderzoek van de RICS liet ook zien dat de verschillen gemiddeld genomen klein zijn.
Tabel 5: Vergelijking steekproef taxaties met transacties Steekproef van taxatierapporten van nagenoeg leegstaande kantoren Aantal beschouwde objecten Gemiddeld bouwjaar Gemiddeld metrage in m² v.v.o. Gemiddelde waarde per object k.k.
Gegevens van recentelijk verhandelde leegstaande kantoren
% verschil transacties t.o.v. taxaties
44
19
1979
1979
5.836
5.532
-5,21%
€ 4.603.455
€ 4.063.947
-11,72%
Gemiddelde waarde per m² k.k. gewogen
€ 789
€ 735
-6,87%
Gemiddelde waarde per m² k.k. ongewogen
€ 928
€ 952
2,59%
Gemiddelde geschatte BAR k.k. gewogen
15,7%
17,0%
8,24%
Gemiddelde geschatte BAR k.k. ongewogen
13,4%
13,1%
-1,73%
Geschatte mogelijk te realiseren gemiddelde markthuur per m² v.v.o. excl. BTW ongewogen
€ 124
€ 125
0,81%
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
39/50
7.3 Conclusie transacties versus taxaties Duidelijk is dat gekeken naar de transactiewaarde per m² deze sterk afneemt wanneer het object groter is dan ca. 2.500 m². Een verklaring hiervoor is dat panden die kleiner zijn geschikt zijn voor een eigenaar/gebruiker die zijn eigen kantoor in eigendom wil hebben in plaats van dit te huren. Het is kostentechnisch gezien, de huidige lage rentestand en de marktwaardes van leegstaande kantoorpanden vaak goedkoper om zelf het object te kopen dan om huur te betalen.
De waarde zou kunnen worden bepaald door te redeneren vanuit het oogpunt van een eigenaar/gebruiker. Daarbij kan de waarde voor een denkbeeldige eigenaar / gebruiker worden bepaald door van het volgende uit te gaan: een effectieve huursom die een gebruiker maximaal wil betalen (en die ligt onder de effectieve markthuur), de financieringsrente die de eigenaar/gebruiker moet betalen, de totale onderhoudslasten (inclusief belastingen) voor hem, alsmede een vereiste ondernemingswinst. Veronderstel bijvoorbeeld een kantorenmarkt waarop een effectieve markthuur (dus na correctie voor verhuurincentives) geldt van € 120 per m2 verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) per jaar exclusief BTW. Dan zou een potentiële eigenaar/gebruiker die zich richt op totale jaarlijkse gebruikskosten van ook € 120 per m2 vvo (exclusief servicekosten), één m2 kantoorpand kunnen kopen voor maximaal € 1.600 vrij op naam (von), onder de veronderstellingen dat de totale zakelijke lasten (inclusief eigenaarlasten) per m2 € 40 per jaar bedragen en er sprake is van een financieringsrente van 5%. Bij een gewenste ondernemingswinst van € 145 per m2 (ofwel 10% van de totale investering) zou hij € 1.455 per m2 von kunnen bieden of ongeveer € 1.360 per m2 vvo kosten koper (bij 7% kosten koper). Dat zou dan de marktwaarde kunnen zijn, waarbij eventuele doorverkoopwinsten buiten beschouwing blijven.
Die verkoopwinsten kunnen overigens substantieel zijn. Wanneer de eigenaar /gebruiker immers het pand in het kader van een sale and lease back- constructie zou kunnen verkopen tegen een BAR kosten koper van 8% en het pand (voor zeg 10 jaar) zou terughuren bij een bruto jaar huur van € 140 per m2 vvo, dan zou hij er € 1.750 per m2 vvo voor kunnen krijgen, hetgeen een bruto boekwinst betekent (van € 1.750 minus € 1.455 is € 295 per m2). Voor objecten groter dan ca. 2.500 m² geldt dit niet, omdat het dan vaker als multi-tenant gebouw wordt ingericht. Een eigenaar/gebruiker scenario gaat dan niet op.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
40/50
Verder is opmerkelijk dat er meer variatie zit in de transactiewaarde per vierkante meter dan in de marktwaardes van de steekproef van taxaties. Dit kan toeval zijn vanwege de grootte van de steekproef. Echter, een mogelijke reden is dat er een groot verschil bestaat tussen de aankoop van een leeg kantoorpand met een toekomstige huurder in de achterzak, of het op risico kopen van een leegstaand kantoorpand. De vergelijking valt hier te trekken met het aankopen van een grondpositie. Voor warme grond wordt immers substantieel meer betaald dan voor koude grond.
Concluderend kan gesteld worden dat op basis van de steekproef van 44 taxaties en de vergelijking met 19 transacties, ten tijde van het schrijven van deze scriptie in de zomer van 2011, niet zondermeer sprake is van substantiële overwaardering van de taxaties van de geselecteerde objecten. Natuurlijk is de steekproef van 19 transacties relatief klein en zijn objecten vanwege het heterogene karakter van vastgoed moeilijk met elkaar te vergelijken. Dit onderzoek vormt echter wel een stevig argument tegen de gevestigde mening van veel marktpartijen en politici dat de taxaties van leegstaande kantoren op dit moment substantieel te hoog zouden zijn. Een nuancering hierbij is dat wellicht alleen de ‘goede’ leegstaande kantoren verkocht zijn. Dit betreffen bijvoorbeeld objecten waar nog uitzicht is op een huurder, of waar transformatiemogelijkheden mogelijk zijn.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
41/50
Tabel 6: Steekproef transacties leegstaande kantoren
Transactiedatum Plaats
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
25-11-2008 24-7-2009 2-10-2009 28-10-2009 4-4-2010 11-5-2010 1-11-2010 2-11-2010 1-12-2010 9-12-2010 1-2-2011 2-2-2011 1-3-2011 15-3-2011 1-3-2011 1-3-2011 1-4-2011 1-4-2011 7-6-2011
Amsterdam Rotterdam Lijnden Arnhem Rijswijk Arnhem Leusden Den Bosch Huizen Dordrecht Doetinchem Gouda Haarlem Zeist Houten Eindhoven Nieuwegein Veldhoven Groningen
Metrage v.v.o.
3.000 38.000 2.500 8.700 7.000 3.100 1.440 13.000 1.059 862 1.400 4.400 1.300 1.400 2.491 4.500 1.529 3.576 5.850
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
Transactieprijs k.k.
4.100.000 21.500.000 2.800.000 8.700.000 3.600.000 1.480.000 1.960.000 9.500.000 1.695.000 1.300.000 1.400.000 1.500.000 1.600.000 1.640.000 1.850.000 3.400.000 1.690.000 1.900.000 5.600.000
Transactieprijs per m² v.v.o.
Geschatte BAR op markthuur k.k.
1.367 566 1.120 1.000 514 477 1.361 731 1.601 1.508 1.000 341 1.231 1.171 743 756 1.105 531 957
42/50
6,59% 15,91% 8,04% 11,50% 22,36% 25,14% 8,82% 19,16% 8,75% 9,28% 14,00% 41,07% 10,56% 12,80% 12,63% 8,75% 12,63% 21,50% 15,67%
8. Conclusie
Leegstand van kantoren is momenteel een groot probleem op de vastgoedmarkt. De leegstand komt mede door de huidige economische situatie, hoewel het probleem zich ook in betere tijden voordeed. Aan de ene kant is de vraag naar kantoorruimte sterk conjunctuurgevoelig, met als logisch gevolg leegstand op bepaalde locaties. Anderzijds was de leegstand ten tijde van economische groei in de jaren 2005 tot midden 2008 ook fors.
Op dit moment speelt er een discussie bij beleggers en financiers over de waardering van (grotendeels) leegstaande kantoorpanden. Veel partijen suggereren dat taxaties van leegstaande kantoren te hoog zijn. De vraag die in deze scriptie is behandeld luidt als volgt: hoe zijn in het verleden leegstaande kantoren gewaardeerd en klopt deze methode wanneer gekeken wordt naar referentietransacties? Kortom, kloppen de waarderingsmethoden?
Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat er weinig artikelen zijn geschreven over hoe om te gaan met leegstand in taxaties. Wat verder naar voren kwam is dat taxaties de vastgoedmarkt efficiënter maken. Het artikel van Anglyn introduceerde het begrip “Enterpeneurial Profit” bij het taxeren van leegstand. Dit begrip is later in deze scriptie ondernemerswinst genoemd. Ondernemerswinst wil zeggen de risicovergoeding die een koper van een leegstaand kantoorpand dient te verkrijgen buiten de normale correcties van leegstand, incentives en upgradingkosten.
Het onderzoek naar de steekproef van taxaties toonde aan dat de Bar/Nar methode veruit het vaakst wordt gebruikt bij het taxeren van leegstaande kantoren. Deze methode behoort tot de Inkomstenmethode. Op zich is dit vreemd aangezien zeker voor structureel leegstaande kantoren het uitzicht op inkomsten moeilijk te voorspellen is. Gepleit wordt om bij het taxeren van structureel leegstaande kantoren naast de Inkomstenmethode gebruik te maken van de Comparatieve methode. Kortom, de waarde per vierkante meter moet met elkaar vergeleken worden. Voor courante leegstaande kantoren waar sprake is van conjuncturele of frictieleegstand volstaat een Bar/Nar model met correcties voor leegstand, incentives en upgrading.
In ca. 30% van de taxaties zijn referenties gepubliceerd in het taxatierapport. Gezien de huidige professionalisering van de markt en importantie van goed onderbouwde
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
43/50
taxaties is dit weinig te noemen. Een reden hiervoor kan zijn dat de taxateur geen goede referenties voorhanden had. Het is belangrijk dat taxateurs bij het uitvoeren van taxaties van leegstaande kantoren wel genoeg referenties voorhanden hebben. Wanneer een taxateur deze niet heeft zou hij of zij moeten overwegen de taxatieopdracht niet aan te nemen.
De aankoop van een leegstaand kantoorpand is een risicovolle aangelegenheid. De vraag is hoe lang het duurt om een huurder te vinden, wat voor huurder dit zal zijn en tegen welke condities het object verhuurd gaat worden. Dit risico dient afgedekt te worden met een vergoeding. Echter, in geen van de taxatiemodellen wordt hier een correctiepost voor opgenomen. Om de taxaties inzichtelijker te maken zou dit wel moeten gebeuren. Het verschil tussen de waarde van een verhuurd kantoor en een leeg kantoor is niet alleen te verklaren uit de correcties voor leegstand, verhuurkosten en upgrading.
Op basis van de steekproef van 44 taxaties en de vergelijking met 19 representatieve beleggingstransacties blijkt dat er geen sprake is van substantiële overwaardering van de taxaties. De publieke opinie dat taxaties van leegstaande kantoren te hoog zijn is niet terecht. Kanttekening is dat het aantal transacties beperkt is en commercieel onroerend goed vaak moeilijk met elkaar te vergelijken is vanwege het heterogene karakter ervan.
Concluderend kan gesteld worden dat van de taxaties die gebruikt zijn de huidige waarderingen kloppen, althans er is geen vermoeden van significante overwaardering. De methoden die gebuikt zijn bij de waardering van de objecten zijn echter niet logisch. Gepleit wordt om vaker de Comparatieve methode toe te passen en een post voor ondernemerswinst op te nemen als correctie in het Bar/Nar model. Zo worden de taxaties inzichtelijker.
Met betrekking tot de toekomst van de secundaire kantorenmarkt is het in deze onzekere tijden, met op dit moment de crisis in de Zuid-Europese landen en de grote hoeveelheid leningen die moeten worden geherfinancierd, van essentieel belang dat taxaties een reëel en inzichtelijk beeld laten zien. Hoe de markt voor leegstaande kantoren zich gaat ontwikkelen kan niemand voorspellen. Omhoog lijkt echter zeer onwaarschijnlijk.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
44/50
9. Best Practice In deze scriptie is behandeld hoe leegstaande kantoren op dit moment getaxeerd worden en of dit juist is. In dit laatste hoofdstuk wordt op basis van de uitkomsten van het onderzoek een Best Practice geformuleerd voor het taxeren van leegstaande kantoren.
Voor de volledigheid volgt nu eerst de definitie van een Best Practice:
“Een Best Practice gaat er van uit dat er een techniek, werkmethode, proces, activiteit of beloningmethodiek bestaat die effectiever is om een bepaald resultaat te halen dan enige andere techniek, methode, etc. Bij het beoordelen hiervan staat de praktijkervaring centraal”.
“Het uitgangspunt is dat met de juiste werkmethode een project uitgevoerd kan worden met minder problemen, minder onvoorziene complicaties en betere eindresultaten. Het is dus voor organisaties belangrijk de Best Practice binnen hun branche te kennen, en de eigen manier van werken hiermee te kunnen vergelijken (www.wikipedia.org, 2011)”.
Gebaseerd op het voorgaande dat in deze scriptie is behandeld treft u hieronder puntsgewijs de Best Practice voor het taxeren van leegstaande kantoren:
-
In het algemeen valt er voor te pleiten leegstand niet op één hoop te gooien. Start met een analyse van de locatie en de kwaliteit van het object. Problematische panden op goede locaties kunnen worden verbeterd / verbouwd / verduurzaamd, waardoor zij weer aantrekkelijk kunnen worden voor eventuele potentiële huurders. Is echter de locatie kwalitatief problematisch, dan heeft het verbeteren van het object niet zo veel zin.
-
In iedere taxatie van een leegstaand kantoorpand op basis van de Bar/Nar of DCF methode dient een correctiepost te worden opgenomen voor ondernemerswinst gezien het extra risico dat een belegger neemt wanneer een leegstaand object wordt verworven.
-
Wanneer het object leegstaat vanwege conjuncturele- of frictieleegstand volstaat de Inkomstenmethode en kan op basis van een Bar/Nar- of DCF-
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
45/50
model met hierin correcties voor leegstand, incentives en upgrading volstaan worden. -
Wanneer de verwachting is dat het object gemiddeld meer dan 3 jaar leegstaat dan is er sprake van structurele leegstand. Meestal zijn dit soort panden gelegen op slechte locaties, zogenaamde ‘Black spots’. In dit geval wordt geadviseerd naast de Bar/Nar methode tevens de Comparatieve methode te gebruiken en op basis van referentieobjecten de waarde per vierkante meter te bepalen.
-
Bij taxaties van een structureel leegstaand kantoorgebouw moet een ‘highest and best use analyse’ worden toegepast, doormiddel van een residuele- of restwaardebenadering. Dit met inbegrip van een post voor ondernemerswinst. Als het kantoorgebouw niet meer geschikt is als kantoor dan heeft het ook geen zin het als een kantoor te taxeren en dient de grondwaarde op basis van mogelijk alternatief gebruik bepaald te worden.
-
In de discussie rondom de structureel leegstaande kantoren is tevens de wens geuit om een (genormeerde) sloopwaarde te bepalen, waarbij de grondwaarde niet meer is afgeleid uit een kantoorbestemming, maar uit bijvoorbeeld ‘parkeren’ of ‘groen’.
-
Nadeel van een Bar/Nar methode is dat er veel ruis is vanwege het moeilijk kunnen inschatten van de juiste markthuurwaarde, incentives en leegstandperiode. Daarom is het zuiverder om de waarde per vierkante meter met elkaar te vergelijken en dit op het oog eenvoudige kengetal te vermelden in taxatierapporten. Overigens is het in de V.S. heel gebruikelijk om te communiceren in waarde per vierkante meter in combinatie met een Bar. In Nederland is dit voor commercieel vastgoed niet vanzelfsprekend en heeft men het vrijwel altijd over een Bar.
-
Bij objecten die half verhuurd en half leeg zijn dient het verhuurde op basis van de Inkomstenmethode en het leegstaande op basis van de Comparatieve en Inkomstenmethode getaxeerd te worden.
-
In iedere taxatie van een leegstaand kantoorpand op basis van de Bar/Nar of DCF methode moet, wanneer de taxateur verwacht dat een gedeelte van het object nooit meer verhuurd gaat worden, de structurele leegstand in het model gecorrigeerd worden.
-
Voor iedere taxatie van een leegstaand kantoorpand dienen minimaal 3 recente transacties te worden vermeld in het taxatierapport als referentie. Er moet bij de referentietransacties sprake zijn van leegstaande objecten.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
46/50
-
Lang leegstaande panden die zonder veel aanpassingen geschikt zijn voor een mogelijke eigenaar/gebruiker kunnen (aanvullend) goed worden gewaardeerd door uit te gaan van totale jaarlijkse gebruikskosten die gelijk of lager zijn dan de in de markt in kwestie geldende effectieve markthuur, waarbij ook rekening moet worden gehouden met risico-opslagen die de eigenaar/gebruiker vereist. Het gaat dan in de praktijk om niet al te grote panden (tot ongeveer 2.500 m2) in redelijke staat en op redelijke locaties. Dit betreft een ‘gebruikskostenbenadering’.
-
Panden waarvan (nog) niet duidelijk is of de leegstand structureel is of wordt, die dus qua verhuurmogelijkheden in een “grijs” overgangsgebied verkeren, zouden zowel met de Inkomstenmethode als de Comparatieve methode kunnen worden getaxeerd, waarna de uiteindelijke marktwaarde kan worden bepaald met een kansgewogen scenario.
-
Bij berekeningen met een huurwaarde zou niet moeten worden uitgegaan van de huurwaarde waarbij geen rekening wordt gehouden met incentives, maar met de (lagere) “effectieve” huurwaarde, die daarvoor is gecorrigeerd.
Tabel 7: Samenvattend overzicht Geadviseerde waarderingsmethode voor grotendeels leegstaande kantoorpanden Eventueel nog verhuurd gedeelte: *Waarderen met Inkomstenmethode door BAR/NAR of DCF methode op basis van een marktdisconteringsvoet Voor leegstaande gedeelten: *Bij frictieleegstand (verwachte leegstand < 1 jaar): Inkomstenmethode (Bar/Nar/DCF) met effectieve markthuur en correcties voor te verwachten leegstand, opknapkosten etc. *Bij conjuncturele leegstand (verwachte leegstand <3 jaar): idem, maar bij twijfel of de leegstand structureel is ook kansgewogen met de waarde bij structurele leegstand (zie hieronder). *Bij structurele leegstand (verwachte leegstand ≥3 jaar): - Panden die geschikt zijn voor een eigenaar/gebruiker: waarderen met 'gebruikskostenbenadering'. - Kwalitatief slechte panden op 'Black spot' locaties: waarderen op leegwaarde op basis van de Comparatieve methode door gebruikmaking van referenties. Tevens dient een residuele- of restwaardeberekening worden uitgevoerd op basis van 'highest and best use', waarbij ook naar ondernemerswinst moet worden gekeken.
Met betrekking tot hierboven genoemde punten die betrekking hebben op een waarderingsmethodiek dient benadrukt te worden dat hoewel de getaxeerde marktwaarde niet zou mogen afhangen van de gehanteerde taxatiemethode, het in de praktijk wel zo is dat de methoden in eerste instantie verschillende uitkomsten te zien geven. Die verschillen worden vervolgens in een proces naar herbezinning op
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
47/50
parameters (reconciliation) wel weggewerkt, totdat er één marktwaarde kan worden gepresenteerd.
Nu is te stellen dat de huidige waarderingsmethode, welke meestal de Inkomstenmethode betreft, voor structureel lege panden in principe verkeerd is. Maar leidt dat dan ook tot taxatie-uitkomsten die ver afstaan van de gerealiseerde verkoopprijzen? Het onderzoek in deze scriptie laat zien dat men dat niet zondermeer kan stellen. Ook studies op basis van verkochte panden uit de IPD database geven aan dat er niet veel verschil zit tussen gerealiseerde verkoopprijzen en de laatste taxatie-uitkomsten. Blijkbaar weten de taxateurs van de lege panden, ondanks het hanteren van de Inkomstenmethode in een situatie zonder inkomsten, toch een waarde te bepalen die ook in de praktijk min of meer kan worden gerealiseerd.
Het vermoeden is dat bij structureel leegstaande kantoorpanden in de regel verschillende herontwikkelings- en renovatiescenario’s worden doorgerekend voor het bepalen van de marktwaarde, maar dat toch alleen de Inkomstenmethode wordt gerapporteerd omdat de ROZ/IPD vastgoedindex dat nu eenmaal voorschrijft. Desgevraagd wordt dit vermoeden ook bevestigd door verschillende senior taxateurs van Cushman & Wakefield.
Ten slotte gaf een senior beleggingsadviseur van Cushman & Wakefield nog aan dat taxateurs veel meer moeten kijken naar de financierbaarheid van een object, en hier ook rekening mee moeten houden in de berekeningswijze doormiddel van het vereiste rendement op eigen vermogen. Voor leegstaande kantoren is in de regel geen of zeer weinig financiering te verkrijgen. Op dit moment wordt er door taxateurs nog nauwelijks expliciet rekening gehouden met de financieringsmogelijkheden van transacties. Dit onderwerp dient nader uitgewerkt te worden in een vervolgonderzoek.
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
48/50
Literatuur -
ABN AMRO Real Estate Finance (2011), Kansen voor kwaliteit, De Nederlandse Kantorenmarkt in beeld.
-
Anglyn, T. (1992), Analysing Unearned Entrepeneurial Profit, The Appraisal Journal, July 1992, 366-379
-
Anglyn, T. (2005), Distressed Property Valuation Issues, The Appraisal Journal, Spring 2005, 210-215
-
Boer Hartog Hooft en de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (2010), We’re Amsterdam, gedeelte over kantoorruimte
-
Cushman & Wakefield Research (2011): Snapshot kantoren Q2 2011
-
Cushman & Wakefield Research (2011): Market Beat Q1 2011
-
De Nederlansche Bank (2011): Overzicht Financiële Stabiliteit in Nederland 27 april 2011
-
DTZ Zadelhoff (2010): Het aanbod veroudert, De Nederlandse Markt voor Kantoorruimte, maart 2010
-
Hendershott, P.H. and Kane, E.J. (1995), U.S. Office Market Values During the Past Decade: How Distorted Have Appraisals Been?, Real Estate Economics 1995, V23, 101-116
-
Huizinga, V. (2010), De slechtste referentie is nog een referentie; een verkennend onderzoek naar een mogelijke standaardisatie voor de beoordeling van huurreferenties, Afstudeerscriptie Master of Real Estate, Amsterdam School of Real Estate
-
IFRS (2011), Richtlijnen waarderen activa, www.ifrs.org, d.d. 24-6-2011
-
Lusht, K.M. (2001), Real Estate Valuation, Principles and Applications 2001
-
Quan, D.C. and Quiqley, J.N. (1991): Price Formation and the Appraisal Function in Real Estate Markets, Journal of Real Estate Finance and Economics, 4: 127-146 (1991)
-
Rabianski, J.S. (2002): Vacancy in Market Analysis and Valuation, The Appraisal Journal, April 2001
-
RICS (2009), RICS- taxatiestandaarden, Nederlandse editie, editie 6, maart 2009
-
RICS (2009), Valuation and Sale Price Report, November 2009
-
ROZ-IPD (2007), Taxatierichtlijnen ROZ-IPD Vastgoedindex, 15 maart 2007
-
Scarret, D. (1996), Property Valuation, The 5 Methods 1996
-
Schekkerman, C. (2004), Nauwkeurigheid in taxaties, Een onderzoek naar nauwkeurigheid van taxaties en (on)mogelijkheden om de betrouwbaarheid
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
49/50
van taxaties te vergroten, Afstudeerscriptie MSRE, Amsterdam School of Real Estate -
Schiltz, S. (2007), Valuation of Vacant Properties, IVBN, Voorburg
-
Swagerman, O.R. (2010), Incentives: een zichzelf instandhoudend system? Een studie naar de rol en de werking die incentives vervullen binnen de Nederlandse kantorenmarkt, Afstudeerscriptie Master of Real Estate, Amsterdam School of Real Estate
-
Ten Have, G. Taxatieleer Vastgoed I, 5e druk, januari 2011, Noordhoff Uitgevers
-
Van Gool, P. (2011), Moet een belegger wel huurincentives geven?, ASRE Onderzoekspaper, 18 februari 2011.
-
Van Gool, P. en Rodermond, W. (2011), Waarde lege kantoren verschilt nauwelijks van de verkoopprijs, Vastgoedmarkt, jaargang 38, september 2011
-
Wikipedia (2011), Definitie Best Practive, www.wikipedia.org d.d., 17 juli 2011
-
Wincott, D.R. (1997): Vacancy Rates and Reasonableness, The Appraisal Journal, October 1997
Het taxeren van leegstaande kantoorruimte
50/50
Bijlage I: Overzicht analyse steekproef taxaties
Taxatiedatum
Plaats
Metrage v.v.o.
Bouwjaar
Locatie
Taxatiewaarde per m² k.k.
BAR op NAR op markthuur na markthuur voor correcties correcties v.o.n. k.k.
Uitstraling
Taxatiewaarde k.k.
Matig
1.840.000
280
8,25%
34,78%
1
31-3-2011 Heerlen
6.600
1970 Goed
2
31-3-2011 Zoetermeer
4.196
onbekend onbekend
onbekend
3.850.000
918
9,00%
15,20%
3
31-3-2011 Amsterdam
2.756
onbekend onbekend
redelijk
5.630.000
2.043
7,75%
12,21%
4
31-3-2011 Maastricht
18.397
redelijk
11.600.000
631
8,50%
19,66%
5
31-3-2011 Onbekend
9.468
onbekend
14.530.000
1.535
7,95%
11,15%
1983 redelijk onbekend onbekend
6
31-12-2010 Leusden
3.200
1990 Redelijk
Goed
2.120.000
671
8,95%
17,82%
7
31-12-2010 Gouda
5.600
1980 Redelijk
Redelijk
4.330.000
769
8,50%
14,77%
8
31-12-2010 Venlo
3.200
1990 Matig
Redelijk
1.520.000
478
9,00%
18,29%
9
31-12-2010 Amersfoort
4.100
1990 Redelijk
Redelijk
4.500.000
1088
9,45%
12,88%
10
31-12-2010 Den Haag
17.000
1930 Goed
Goed
20.400.000
1200
6,20%
18,92%
11
31-12-2010 Amersfoort
6.800
1980 Redelijk
Redelijk
4.230.000
549
7,50%
14,71%
12
31-12-2010 Onbekend
7.008
2000
onbekend
onbekend
7.355.000
1.050
13
31-12-2010 Zwolle
3.460
onbekend onbekend
onbekend
2.590.000
749
7,50%
24,10%
14
31-12-2010 Arnhem
4.527
onbekend onbekend
onbekend
4.370.000
965
8,00%
13,38%
15
31-12-2010 Bleiswijk
19.174
onbekend onbekend
onbekend
14.645.000
764
8,25%
9,20%
16
31-12-2010 Onbekend
4.584
onbekend onbekend
onbekend
4.250.000
927
10,00%
12,46%
-
13,02%
17 18
31-12-2010 Arnhem 2-12-2010 Groningen
2.490
onbekend onbekend
onbekend
2.410.000
968
7,50%
12,49%
2.917
1989 goed
matig
2.850.000
977
8,51%
10,53%
goed
9.900.000
2.074
6,45%
8,89%
19
30-11-2010 Utrecht
4.773
1970 goed
20
23-11-2010 Dordrecht
1.105
onbekend onbekend
onbekend
1.470.000
1.330
10,53%
10,53%
21
22-11-2010 Onbekend
3.905
onbekend onbekend
onbekend
1.152.000
295
7,75%
11,79%
22
22-11-2010 Schiphol
3.724
onbekend onbekend
onbekend
4.300.000
1.155
8,50%
12,09%
23
22-11-2010 Zwolle
1.984
onbekend onbekend
onbekend
1.890.000
953
7,95%
12,38%
24
30-9-2010 Rijswijk
5.498
1993 redelijk
redelijk
3.570.000
649
8,00%
19,61%
25
1-9-2010 Arnhem
3.300
1990 Goed
Redelijk
4.200.000
1264
7,25%
11,85%
26
26-8-2010 Delft
3.411
1993 Redelijk tot goed
redelijk
3.900.000
1.143
8,75%
12,82%
27
14-7-2010 Doetinchem
1.400
1995 Goed
Goed
1.350.000
978
7,75%
12,40%
28
9-7-2010 Dordrecht
862
1900 Goed
Goed
1.020.000
1183
6,30%
9,78%
29
31-5-2010 Den Haag
6.145
1990 goed
redelijk
7.955.000
1.295
7,44%
9,24%
38.658
onbekend onbekend
onbekend
7.800.000
202
10,19%
43,08%
onbekend onbekend
onbekend
5.460.000
589
-
27,16%
456
-
18,65%
-
10,17%
30
6-4-2010 Amsterdam
31
29-3-2010 Rotterdam
9.269
32
10-2-2010 Spanbroek
1.810
1958 redelijk
redelijk
825.000
33
1-1-2010 Haarlem
2.160
1990 redelijk
redelijk
2.695.000
1.248
34
1-1-2010 Onbekend
8.000
onbekend onbekend
onbekend
2.990.000
374
9,00%
13,38%
35
1-1-2010 Onbekend
5.000
1981 onbekend
onbekend
4.790.000
958
8,00%
13,31%
36
22-12-2009 Onbekend
2.854
onbekend
onbekend
4.480.000
1.570
7,75%
9,11%
-
37
20-10-2009 Den Haag
2.469
1992 Redelijk
38
25-8-2009 Randstad
3.996
39
10-7-2009 Arnhem
3.100
1970 Redelijk
40
12-5-2009 Baarn
1.243
onbekend redelijk
41
20-2-2009 Den Haag
5.608
42
31-12-2008 Woerden
2.283
43
30-9-2008 Utrecht
5.285
44
14-5-2008 Amsterdam
1.545
redelijk
2.570.000
1.041
8,00%
11,51%
3.075.000
770
7,75%
8,78%
Matig
1.500.000
478
6,35%
15,57%
Redelijk
1.450.000
1.167
7,70%
10,62%
1992 Redelijk tot goed
matig tot redelijk 3.500.000
624
8,20%
13,57%
1980 Redelijk
Matig
940.000
412
8,50%
17,66%
onbekend onbekend
onbekend
5.000.000
946
9,05%
8,80%
onbekend onbekend
onbekend
1.750.000
1.133
7,00%
-
onbekend onbekend
Taxatiedatum Plaats
Markthuurwaarde
Markthuurwaarde per m² v.v.o. Leegstandscorrectie
Aantal mnd leegstand
Aantal mnd incentives
Incentives -
Upgradingkosten
1
31-3-2011 Heerlen
640.000
97
755.000
24
-
790.000
2
31-3-2011 Zoetermeer
585.370
140
731.713
15
654.576
12
3
31-3-2011 Amsterdam
687.213
249
1.030.820
18
637.358
11
4
31-3-2011 Maastricht
2.280.000
124
4.560.000
24
4.194.516
20
5
31-3-2011 Onbekend
1.620.000
171
1.290.000
15
1.035.000
12
350.000
33.000 -
6
31-12-2010 Leusden
377.830
118
812.700
24
377.830
12
384.200
7
31-12-2010 Gouda
639.625
114
1.279.250
24
595.000
12
660.021
8
31-12-2010 Venlo
278.000
87
774.900
36
0
328.640
9
31-12-2010 Amersfoort
579.600
141
417.616
24
194.240
12
156.216
3.860.000
227
1.930.000
6
2.970.000
-
622.300
92
834.146
24
193.988
6
-
1.029.330
147
2.744.880
32
514.665
6
-
624.165
180
-
18
311.400
6
3.400.000
728.847
15
200.000
10
31-12-2010 Den Haag
11
31-12-2010 Amersfoort
12
31-12-2010 Onbekend
13
31-12-2010 Zwolle
-
17.500.000
14
31-12-2010 Arnhem
584.625
129
-
12
15
31-12-2010 Bleiswijk
1.346.804
70
-
-
-
-
16
31-12-2010 Onbekend
529.440
115
-
-
-
-
970.000
17
31-12-2010 Arnhem
301.100
121
451.650
18
12
187.000
300.000
103
80.000
3
-
-
-
-
-
-
5
-
-
-
18
2-12-2010 Groningen
301.100
19
30-11-2010 Utrecht
880.000
184
-
-
20
23-11-2010 Dordrecht
154.825
140
-
12
21
22-11-2010 Onbekend
-
-
-
22
22-11-2010 Schiphol
520.000
140
140.000
3
23
22-11-2010 Zwolle
233.990
118
467.980
24
-
-
700.000
127
-
-
-
24
30-9-2010 Rijswijk
-
-
66.516 95.000
2
-
125.000 99.200 -
25
497.600
151
824.340
24
26
26-8-2010 Delft
500.000
147
500.000
12
27
14-7-2010 Doetinchem
167.400
120
359.910
24
28
9-7-2010 Dordrecht
99.800
116
205.325
24
-
-
29
31-5-2010 Den Haag
790.000
129
525.000
8
-
-
3.360.000
87
4.440.000
16
-
-
30
1-9-2010 Arnhem
6-4-2010 Amsterdam
248.800 167.400
6
500.000
-
-
12
75.000 8.675.000
31
29-3-2010 Rotterdam
1.483.040
160
-
-
-
-
-
32
10-2-2010 Spanbroek
153.850
85
-
-
-
-
-
33
1-1-2010 Haarlem
274.200
127
274.200
12
-
-
65.000
34
1-1-2010 Onbekend
400.000
50
400.000
12
400.000
12
800.000
35
1-1-2010 Onbekend
637.500
128
637.500
12
637.500
12
1.275.000
36
22-12-2009 Onbekend
408.000
143
-
-
-
-
-
37
20-10-2009 Den Haag
295.755
120
-
-
-
-
-
38
25-8-2009 Randstad
270.000
68
-
-
-
-
-
39
10-7-2009 Arnhem
233.500
75
502.025
24
233.500
12
40
12-5-2009 Baarn
154.000
124
154.000
12
110.000
8
704.680 -
41
20-2-2009 Den Haag
475.000
85
475.000
12
-
-
-
42
31-12-2008 Woerden
166.000
73
664.000
48
-
-
-
43
30-9-2008 Utrecht
440.000
83
800.000
22
5
-
44
14-5-2008 Amsterdam
-
-
-
-
-
-
200.000 -
Taxatiedatum
Plaats
Percentage leegstand
Referenties
Rekenmodel
Methode
Structurele leegstand in rekenmodel
Bar/Nar ja
Uitleg opbouw disconteringsvoet bij DCF
1
31-3-2011 Heerlen
100% ja
ja
Ja
2
31-3-2011 Zoetermeer
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
3
31-3-2011 Amsterdam
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
4
31-3-2011 Maastricht
90% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
5
31-3-2011 Onbekend
65% ja
ja
Bar/Nar + DCF ja
ja
100% ja
ja
Bar/Nar nee
nvt
6
31-12-2010 Leusden
7
31-12-2010 Gouda
90% ja
ja
Bar/Nar nee
nvt
8
31-12-2010 Venlo
90% ja
ja
Bar/Nar nee
nvt
9
31-12-2010 Amersfoort
85% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
ja
Bar/Nar nee
nvt
10
31-12-2010 Den Haag
11
31-12-2010 Amersfoort
90% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
12
31-12-2010 Onbekend
90% nee
ja
DCF nee
nee
13
31-12-2010 Zwolle
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
14
31-12-2010 Arnhem
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
15
31-12-2010 Bleiswijk
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nee
16
31-12-2010 Onbekend
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nee
17
31-12-2010 Arnhem
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF ja
nee
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF ja
nee
0% ja
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
18
2-12-2010 Groningen
100% ja
19
30-11-2010 Utrecht
20
23-11-2010 Dordrecht
100% nee
ja
Bar/Nar ja
nee
21
22-11-2010 Onbekend
100% nee
ja
Bar/Nar ja
nee
22
22-11-2010 Schiphol
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF ja
ja
23
22-11-2010 Zwolle
100% ja
ja
Bar/Nar + DCF ja
nee
100% ja
ja
24
30-9-2010 Rijswijk
Bar/Nar nee
nee
25
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
26
26-8-2010 Delft
100% ja
nee
Bar/Nar nee
nee
27
14-7-2010 Doetinchem
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
28
9-7-2010 Dordrecht
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
29
31-5-2010 Den Haag
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF ja
nee
100% nee
ja
Bar/Nar ja
nee
30
1-9-2010 Arnhem
6-4-2010 Amsterdam
31
29-3-2010 Rotterdam
100% ja
nee
Leegwaarde nee
nee
32
10-2-2010 Spanbroek
100% ja
nee
Leegwaarde nee
nee
33
1-1-2010 Haarlem
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nee
34
1-1-2010 Onbekend
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF nee
nee
35
1-1-2010 Onbekend
100% nee
ja
Bar/Nar + DCF ja
nee
36
22-12-2009 Onbekend
100% nee
nee
Bar/Nar nee
nee
37
20-10-2009 Den Haag
100% nee
ja
Bar/Nar ja
nee
38
25-8-2009 Randstad
100% nee
nee
Bar/Nar nee
nee
39
10-7-2009 Arnhem
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nvt
40
12-5-2009 Baarn
100% nee
ja
Bar/Nar nee
nee
41
20-2-2009 Den Haag
100% ja
nee
Bar/Nar nee
nee
42
31-12-2008 Woerden
100% ja
ja
Bar/Nar nee
nvt
43
30-9-2008 Utrecht
ja
Bar/Nar ja
nee
44
14-5-2008 Amsterdam
80% nee nee
nee
Leegwaarde nee
nee
Bijlage II: Samenvattend rekenmodel
HUUROVERZICHT
Adres
Straat
Nr
1
Plaats
Nederland
Opdrachtgever
Bank
Eigenaar
Klant
Type object
Kantoor
Taxatiedatum 31 maart 2011 Huurder/ Gebruiker
Metrage
Huurinkomsten (HI)
Markthuurwaarde (MHW) HI
nr.
Kantoorruimte
Overige
Start
Expiratie
Optie
BTW
1
CW huurverschil
Restant
Totaal
HI/ m²
Looptijd
MHW Kantoorruimte
Overige
1e
Parkeren
Totaal
MHW/ m²
Verschil
CW
HI - HW
7,00%
ja
(afgerond)
HI/ m²
Gewogen gemiddelde
(afgerond)
MHW/ m²
#DIV/0!
looptijd Leegstand
Metrage
Markthuurwaarde
nr. Kantoorruimte 1 LEEGSTAND
Overige
Kantoorruimte
5.836
Overige
100% % Leegstand in m² 100% % Leegstand in HW
5.836
Totaal
Markthuurwaarde
Overige
Markthuurwaarde 5.836 M²
Parkeren
Totaal
MHW/ m² 723.664
-
Leegstand
Kantoorruimte
Parkeren
124
5.836
Totaal metrage
MHW 1e
124
723.664 723.700 (afgerond)
124 MHW/ m²
723.700 (afgerond)
MHW/ m²
Aantal parkeerplaatsen #DIV/0!
parkeerplaatsen/ m² BVO
1
Bijlage II: Samenvattend rekenmodel KAPITALISATIEMETHODE Adres Nr Plaats Opdrachtgever Eigenaar Type object
Straat 1 Nederland Bank Klant Kantoor
Taxatiedatum 31 maart 2011 Basis waardering Metrage
MHW
Markthuurwaarde Markthuurwaarde leegstand
m² 5.836 m²
723.700
Totaal
5.836 m²
723.700 €
724.000
€
70.000
€
7.150.000
€
5.030.000
€
4.700.000
Exploitatiekosten Erfpachtcanon Onderhoud Onroerende zaakbelasting Overige gemeentelijke lasten Verzekeringen Beheer Structurele leegstand BTW correctie Overig Totale exploitatielasten
0,00% n.v.t. 5,67% 1,11% 0,10% 1,29% 1,52% 0,00% 0,00% 0,00% 9,7%
41.000 8.000 750 9.300 11.000 -
van de MHW
70.050
Yield voor correcties Totale netto markthuurwaarde Netto aanvangsrendement voor correcties (V.O.N.)
653.650 9,15%
Bruto aanvangsrendement voor correcties (V.O.N.)
10,13%
Markthuurwaarde * Kapitalisatiefactor voor correcties (K.K.)
9,23
Marktwaarde (V.O.N.) voor correcties
7.145.263
Correcties Leegstandsperiode Verhuurkosten Incentives Upgradingskosten Ondernemerswinst Reservering afkoop erfpacht
18 maanden 15% van de huurwaarde 7 maanden
-
Contante waarde huurverschil HI - HW
1.085.550 108.555 422.158 500.000 -
-
Totaal correcties
-
Marktwaarde (V.O.N.)
2.116.263
5.029.000
Kosten koper Overdrachtsbelasting erfpachtcanon Overdrachtsbelasting Notaris- en kadasterkosten
6,00% 6,00% 1,00%
282.000 47.000
Totaal kosten koper
329.000
Marktwaarde (K.K.)
4.700.000
2
Bijlage II: Samenvattend rekenmodel
DISCOUNTED CASH FLOW MODEL Adres
Straat
Nr
1
Plaats
Nederland
Opdrachtgever
Bank
Eigenaar
Klant
Type object
Kantoor
Taxatiedatum 31 maart 2011
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Looptijd van
31-mrt-11
1-apr-12
1-apr-13
1-apr-14
1-apr-15
1-apr-16
1-apr-17
1-apr-18
1-apr-19
1-apr-20
1-apr-21
Looptijd tot
31-mrt-12
31-mrt-13
31-mrt-14
31-mrt-15
31-mrt-16
31-mrt-17
31-mrt-18
31-mrt-19
31-mrt-20
31-mrt-21
31-mrt-22
CPI index
1,00%
1,30%
1,20%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
Inflatie %
1,00%
1,30%
1,20%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
1,60%
11
CASHFLOW OVERZICHT
TAXATIEGEGEVENS CPI Index
gem. 10 jr
1,48%
Jaren
Inflatie stijgingspercentage
gem. 10 jr
1,48%
Kwartalen
3,25%
Huurinkomsten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1 t/m 4
5 t/m 8
9 t/m 12
13 t/m 16
17 t/m 20
21 t/m 24
25 t/m 28
29 t/m 32
33 t/m 36
37 t/m 40 1-4-2022
10 jaarsrente Onroerend Goed risico
1,50%
Type Onroerend Goed risico
6,45%
Disconteringsvoet per jaar
8,93
11,20%
Disconteringsvoet per kwartaal
2,69%
Erfpachtcanon Onderhoud Onroerende zaakbelasting Overige gemeentelijke lasten
uu jaar jaa 11 Huur Exit yield (BAR v.o.n.)
€ 837.345 83 3 5 9,35
10,00%
Eindwaarde v.o.n
€ 8.373.447
Af: Kosten Koper
7%
€ 547.796
Eindwaarde k.k.
€ 7.825.651
NCW eindwaarde k.k.
€ 2.706.687
Verzekeringen e e e ge Beheer
€ 730.901
€ 740.402
€ 749.287
€ 761.276
€ 773.456
€ 785.831
€ 798.405
€ 811.179
€ 824.158
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 41.000
€ 41.410
€ 41.948
€ 42.452
€ 43.131
€ 43.821
€ 44.522
€ 45.235
€ 45.958
€ 46.694
€ 8.000
€ 8.080
€ 8.185
€ 8.283
€ 8.416
€ 8.550
€ 8.687
€ 8.826
€ 8.967
€ 9.111
€ 750
€ 758
€ 767
€ 777
€ 789
€ 802
€ 814
€ 827
€ 841
€ 854
€9 9.300 300
€9 9.393 393
€9 9.515 5 5
€9 9.629 6 9
€9 9.783 83
€9 9.940 9 0
€ 10.099 0 099
€ 10.261 0 6
€ 10.425 0 5
€ 10.591 0 59
€ 11.000
€ 11.110
€ 11.254
€ 11.389
€ 11.572
€ 11.757
€ 11.945
€ 12.136
€ 12.330
€ 12.528
Structurele leegstand
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Overig
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 70.050
€ 70.751
€ 71.670
€ 72.530
€ 73.691
€ 74.870
€ 76.068
€ 77.285
€ 78.521
€ 79.778
Totale exploitatie lasten
Leegstand Verhuurkosten
TAXATIERESULTATEN
€ 723.664
€ 723.664
€ 365.450
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 109.635
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Netto contante waarde casflows v.o.n.
€ 2.322.313
Incentives
€0
€ 365.450
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Netto contante waarde eindwaarde k.k.
€ 2.706.687
Upgradingskosten
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 5.029.000
Ondernemerswinst
€ 500.000
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Totale correcties
€ 1.223.664
€ 840.536
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Totale kosten
€ 1.293.714
€ 911.286
€ 71.670
€ 72.530
€ 73.691
€ 74.870
€ 76.068
€ 77.285
€ 78.521
€ 79.778
Marktwaarde v.o.n. Af: Kosten Koper
7%
€ 329.000
Marktwaarde k.k.
€ 4.700.000
Marktwaarde k.k. (afgerond)
€ 4.700.000
Factoren en Yields
Rendement
Factor
BAR v.o.n. Huurinkomsten + Huurwaarde leegstand
14,39%
6,95
BAR v.o.n. Huurwaarde
14,39%
6,95
BAR k.k. Huurinkomsten + Huurwaarde leegstand
15,40%
6,49
BAR k.k. Huurwaarde
15,40%
6,49
Reservering afkoop erfpacht
178,8%
124,7%
9,7%
9,7%
9,7%
9,7%
9,7%
9,7%
9,7%
€ 837.345
9,7%
Netto cashflow
-€ 570.050
-€ 180.386
€ 668.732
€ 676.757
€ 687.585
€ 698.586
€ 709.764
€ 721.120
€ 732.658
€ 744.380
Netto contante waarde (NCW)
-€ 533.687
-€ 150.611
€ 506.302
€ 460.767
€ 420.985
€ 384.638
€ 351.429
€ 321.087
€ 293.365
€ 268.037
3
Bijlage III: Referentietransacties leegstaande kantoren
Transactiedatum Plaats
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
25-11-2008 24-7-2009 2-10-2009 28-10-2009 4-4-2010 11-5-2010 1-11-2010 2-11-2010 1-12-2010 9-12-2010 1-2-2011 2-2-2011 1-3-2011 15-3-2011 1-3-2011 1-3-2011 1-4-2011 1-4-2011 7-6-2011
Amsterdam Rotterdam Lijnden Arnhem Rijswijk Arnhem Leusden Den Bosch Huizen Dordrecht Doetinchem Gouda Haarlem Zeist Houten Eindhoven Nieuwegein Veldhoven Groningen
Gebied
Zuidoost Centrum Airport Business Park IJsseloord Plaspoelpolder Gelderse Poort Laakhaven Paleiskwartier Centrum Centrum Centrum Goudse Poort Centrum Centrum Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Centrum
Metrage v.v.o.
3.000 38.000 2.500 8.700 7.000 3.100 1.440 13.000 1.059 862 1.400 4.400 1.300 1.400 2.491 4.500 1.529 3.576 5.850
Bouwjaar
Locatie
Uitstraling Transactieprijs k.k.
1990 1930 2000 2009 1985 1970 1995 1995 1990 1900 1995 1990 2002 1930 Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
Redelijk Redelijk Redelijk Redelijk Redelijk Redelijk Redelijk Redelijk Goed Goed Goed Redelijk Goed Goed Redelijk Onbekend Onbekend Onbekend Goed
Redelijk Redelijk Goed Goed Redelijk Matig Redelijk Redelijk Goed Goed Goed Redelijk Goed Goed Redelijk Onbekend Onbekend Onbekend Redelijk
4.100.000 21.500.000 2.800.000 8.700.000 3.600.000 1.480.000 1.960.000 9.500.000 1.695.000 1.300.000 1.400.000 1.500.000 1.600.000 1.640.000 1.850.000 3.400.000 1.690.000 1.900.000 5.600.000
Transactieprijs per m² v.v.o.
1.367 566 1.120 1.000 514 477 1.361 731 1.601 1.508 1.000 341 1.231 1.171 743 756 1.105 531 957
Geschatte BAR op markthuur k.k.
6,59% 15,91% 8,04% 11,50% 22,36% 25,14% 8,82% 19,16% 8,75% 9,28% 14,00% 41,07% 10,56% 12,80% 12,63% 8,75% 12,63% 21,50% 15,67%