Artikelen
Mr. R. de Jong1 & R. Heerkens2
Het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem? 47 1.
2.
De huidige betekenis van art. 51e Sv voor minderjarige slachtoffers
Inleiding
Gedurende de afgelopen decennia heeft het slachtoffer een steeds prominentere plaats gekregen binnen het strafprocesrecht.3 Die ontwikkeling gaat tevens op voor minderjarige slachtoffers, die vanwege hun kwetsbaarheid bijzondere aandacht behoeven in de strafrechtelijke procedure. Het strafproces in de Amsterdamse zedenzaak wakkerde vorig jaar zelfs de politieke discussie aan ter zake het disfunctioneren van het spreekrecht dat de zeer jonge slachtoffers wel toekomt, maar dat zij op grond van de door de wet gehanteerde leeftijdsgrenzen niet kunnen laten uitoefenen door hun ouders in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger.4 Tegen de achtergrond van de discussie in die zaak, over het toekennen van een spreekrecht aan de ouders van de jonge slachtoffers, maakte Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Teeven, haast met een wetsvoorstel inzake de uitbreiding van het spreekrecht, zodat ook ouders in die zaak daar namens hun kinderen gebruik van kunnen maken.5 In deze bijdrage wordt een uitwerking gegeven van de inhoud en betekenis van deze voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht, waarbij de vraag centraal staat of de beoogde wetswijziging ook daadwerkelijk een verbetering betekent voor de rechtspositie van minderjarige slachtoffers. Daartoe zullen wij de plussen en minnen van het wetsvoorstel inventariseren. Afsluitend zullen wij aanbevelingen formuleren.
Het slachtoffer en nabestaanden die van het spreekrecht gebruikmaken, hebben vanaf 1 januari 2005 een eigenstandige wettelijke rechtspositie gekregen.6 Uit de wetsgeschiedenis is te herleiden dat aan de uitoefening van het spreekrecht een viervoudige betekenis ten grondslag ligt die is afgemeten naar de concrete belangen van dit recht voor onderscheidenlijk de rechterlijke macht7, de verdachte8, de maatschappij9 én uiteraard het slachtoffer.10 Voor het slachtoffer zelf of diens nabestaanden kan de uitoefening van het spreekrecht bijdragen aan het herstel van de emotionele schade die is berokkend. In het openbaar een verklaring afleggen, waarbij de gelegenheid wordt geboden om ‘het hart te luchten’, kan sommige slachtoffers een belangrijke mate van erkenning geven, waardoor de gevolgen van het misdrijf beter kunnen worden verwerkt.11 Het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden is geregeld in art. 51e Sv. Art. 51e lid 1 Sv luidt als volgt: “Het slachtoffer of een nabestaande kan op de terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die de
7
Voor de rechter dient het spreekrecht van het slachtoffer als bron van informatie, die nodig is om tot een beoordeling te komen. Zo wordt in de memorie van toelichting gesteld dat: ‘Wanneer het slachtoffer of een van diens nabestaanden gebruik maakt van het voorgestelde recht om ter terechtzitting te spreken, dan kan de rechter direct zien en horen, hoe het met het slachtoffer of diens nabestaanden gaat. Die infor-
1
Mr. R. de Jong is docent Jeugdrecht aan de Universiteit van Tilburg.
matie hoort met alle informatie, die over de verdachte en over de toe-
2
R. Heerkens is masterstudente aan de Universiteit van Tilburg.
dracht van het tent laste gelegde misdrijf bekend wordt, door de rech-
3
Zie hierover onder meer M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrij-
ter in zijn beoordeling te worden betrokken.’ Zie Kamerstukken II 2000/
ven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/2, p. 136; G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafpro-
01, 27 632, nr. 3, p. 3 (MvT). 8
cesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 55 en R.S.B. Kool, in: Melai c.s., aant. 2 bij art. 51a-51h, (suppl. 178, november 2009). Zie tevens Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 3 (MvT). 4
uitgaan. 9
Rb. Amsterdam 31 maart 2011, LJN BP9775 en BP9783 en Rb. Amsterdam 15 december 2011, LJN BU8322 en BU8313. Rb. Amsterdam komt
6
Voor de justitiabelen kan de zichtbaarheid van het slachtoffer een generaal-preventieve werking hebben.
10
Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 3 (MvT) en nr. 5, p. 1. Zie hierover
op grond van een extensieve interpretatie van art. 51e Sv in verband
tevens R.S.B. Kool, in: Melai c.s., aant. 5 op art. 51e Sv (suppl. 178, no-
met de zwaarwegende belangen van de zaak tot het oordeel dat aan de
vember 2009) en J.W. Keijser & M. Malsch, ‘Is spreken zilver en zwijgen
ouders van de jonge slachtoffers het spreekrecht toekomt. 5
Voor de verdachte kan het spreekrecht van betekenis zijn voor het besef van het delict. Bovendien kan er een speciaal-preventief effect van
goud? Spreekrecht en het ontstemde slachtoffer’, DD 2002-1, p. 6‑15.
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uit-
11
Zie hierover onder meer A.L.J. van Strien, ‘De positie van het slachtoffer
breiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het
in het strafproces’, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onder-
strafproces, Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 1‑2. In dit artikel zal
zoek ter zitting. Eerste interim-rapport onderzoeksproject Strafvordering
de voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht voor nabestaanden
2001, Groningen: RUG 2000, p. 263 en Y. Heslinga, ‘Het slachtoffer
buiten beschouwing worden gelaten.
heeft recht op eigen verhaal’, Proces 1999-9, p. 131. Zie ook Kamerstuk-
Het spreekrecht is in het Wetboek van Strafvordering opgenomen naar
ken II 2000/01, 27 632, nr. 3, p. 4 (MvT). Wij verwijzen ook graag naar
aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel van Dittrich en Schonewille
het onderzoek van Intervict i.o.v. het WODC waaruit blijkt dat het
bij wet van 21 juli 2004, Stb. 382 (i.w.tr. 1 januari 2005) en daarna ma-
spreekrecht positief wordt gewaardeerd: K. Lens, A. Pemberton & M.S.
terieel ongewijzigd opgenomen in een nieuw art. 51e Sv op grond van
Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emo-
de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het straf-
tioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Universiteit van Tilburg (Inter-
proces van 17 december 2009, Stb. 2010, 1 (i.w.tr. 1 januari 2011).
vict) 2010.
124
PPMG_T2_FJR
Afl. 5 - mei 2012
FJR
Pag. 0010
Artikelen
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
strafbare feiten genoemd in het vierde lid12 bij hem teweeg hebben gebracht. Van het voornemen daartoe geeft hij voor de aanvang van de terechtzitting schriftelijk kennis aan de officier van justitie, opdat deze hem tijdig kan oproepen.” Art. 51e lid 3 Sv begrenst welke slachtoffers of nabestaanden spreekgerechtigd zijn. Ten behoeve van de spreekgerechtigdheid wordt namelijk een leeftijdsgrens gesteld. Tot de slachtoffers of nabestaanden die van het spreekrecht gebruik kunnen maken, behoort de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt. Hetzelfde geldt voor de minderjarige die die leeftijd nog niet heeft bereikt maar die in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. De huidige wettelijke regeling voorziet in ieder geval niet in de mogelijkheid van het uitoefenen van het spreekrecht door een ouder of voogd. Noch zelfstandig, op grond van een mogelijk aan te nemen indirect slachtofferschap, noch namens hun minderjarige kind, op grond van het feit dat zij diens wettelijke vertegenwoordiger zijn, kunnen de ouders of voogd, het spreekrecht uitoefenen. Daar is de wetgever duidelijk over: ‘inderdaad kan alleen de minderjarige zelf ter zitting het woord voeren en is het niet toegestaan dat een wettelijke vertegenwoordiger dat namens de minderjarige doet’.13 2.1 Spreekrecht = een persoonlijk recht? Reden voor de strikte opvatting van de wetgever is gelegen in de reikwijdte van het slachtofferbegrip. Op grond van art. 51a lid 1 Sv dient als slachtoffer te worden aangemerkt degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden.14 De rechtstreekse schade die dient te zijn geleden, houdt in dat iemand dient te zijn getroffen in een belang dat wordt beschermd door het voorschrift dat is overtreden.15 Het spreekrecht is dus een hoogstpersoonlijk recht16 en het slachtoffer zelf is de eerst aangewezene om van het spreekrecht gebruik te maken.17 De wetgever licht dit toe door te stellen dat indien het slachtoffer fysiek niet in staat is van het spreekrecht gebruik te maken, hij geen vertegenwoordiger kan aanwijzen, omdat het gaat om de vertolking van eigen ervaringen. Wel kan het slachtoffer dan een schrifte12
Het spreekrecht is beperkt tot de strafbare feiten genoemd in art. 51e lid 4 Sv: het ten laste gelegde feit moet een misdrijf betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, dan wel een van de misdrijven in de andere in art. 51e lid 4 Sv genoemde artikelen.
13 14
lijke verklaring opstellen die bij de processtukken wordt gevoegd.18 Als een nadere blik wordt geworpen op de rol van de ouder of voogd als wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige kind, dan valt er wel iets voor te zeggen dat juist die persoon als spreekbuis kan fungeren voor het minderjarige slachtoffer. De wettelijke vertegenwoordiging van het minderjarige kind in en buiten rechte is op grond van art. 1:245 lid 4 BW immers onderdeel van het (ouderlijk) gezag. Minderjarigen zijn in beginsel processueel handelingsonbekwaam, waardoor zij niet zelfstandig in procedures kunnen optreden en de vertegenwoordiging behoeven van hun ouder of voogd.19 Als minderjarigen ook in andere zaken worden vertegenwoordigd, waarom zou wettelijke vertegenwoordiging, mits dit uiteraard in het belang van het kind geschiedt, geen uitkomst mogen bieden in de uitoefening van het spreekrecht?20 Het slachtofferbegrip is in onze optiek gemankeerd, omdat het wel een spreekrecht toekent aan een strikt afgebakende groep, maar dit de aanspraak op het spreekrecht nog niet garandeert. Immers, op grond van art. 51a lid 1 Sv kunnen minderjarigen vanwege de schade die zij hebben geleden als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit, wel als slachtoffer worden aangemerkt, maar de uitoefening van het spreekrecht dat hen op basis van dit slachtofferschap toekomt, wordt in art. 51e lid 3 Sv naar leeftijd beperkt en niet ondervangen door alternatieven om de uitoefening van het spreekrecht van de uitgezonderde minderjarige slachtoffers op een andere wijze te laten plaatsvinden. Als het uitoefenen van het spreekrecht door de wettelijke vertegenwoordiger is uitgesloten, is het vervolgens de overweging waard of de ouder of voogd – toch niet – onder de reikwijdte van het slachtofferbegrip kunnen vallen. Immers, indirect ondervinden ook zij leed van het trauma dat hun kind, over wie zij de verantwoordelijkheid dragen, is aangedaan. Zo stelde de Rechtbank Amsterdam – onzes inziens terecht – dat niet is uit te sluiten dat schade aan de omgeving, waaronder begrepen de ouders en de overige gezinsleden, mede het welzijn van de jonge slachtoffers rechtstreeks bepaalt.21 Dit wijst feitelijk op twee zaken, namelijk het belang dat de wettelijke vertegenwoordiger zelf kan hebben bij de uitoefening van het spreekrecht en het belang dat (ook jonge) minderjarige slachtoffers hierbij kunnen hebben. Deze twee verschillen zouden telkens goed moeten worden onderscheiden. Het toekennen van het spreekrecht aan de ouders kan dan bijdragen aan het herstel van de emotionele schade van ouders én kinderen. Anderzijds
Zie Kamerstukken II 2002/03, 27 632, nr. 104b (MvA), p. 7. Art. 51a lid 1 Sv stelt tevens met het slachtoffer gelijk de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden.
15
Kamerstukken II 2004/05, 30 143, nr. 3, p. 4 (MvT).
16
Zie hierover ook W.H. Vellinga, ‘Spreekrecht van het slachtoffer’, in:
18
J.B.J. van der Leij & J. Hielkema, Herschikking van de zitting?, Deventer:
19
17
wel mogelijk zijn. Zie voor een opsomming van deze uitzonderingen
Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 3, p. 5 (MvT). Een tolk die namens
onder meer Doek & Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdzorg, Amster-
fent, is daarentegen wel toegelaten. Diegene is immers een instrument
dam: Elsevier Juridisch 2009, p. 240-260. 20
(suppl. 178, november 2009).
derde het woord voert. Kamerstukken II 2002/03, 27 632, nr. 104b, p. 4 (MvA).
Die mening is eveneens Kool toegedaan daar waar het wilsonbekwame slachtoffers betreft. Zie R.S.B. Kool, in: Melai c.s., aant. 7 bij art. 51e Sv,
van het slachtoffer; het is dan dus nog steeds het slachtoffer dat via een
PPMG_T2_FJR
In beginsel, omdat uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid
Kluwer 2006, p. 24. een spraakgehandicapt of doofstom slachtoffer het spreekrecht uitoe-
FJR
Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 5, p. 9.
21
Rb. Amsterdam 15 december 2011, LJN BU8322 en BU8313.
Afl. 5 - mei 2012
125
Pag. 0011
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
Artikelen
roept het afleggen van een dergelijke verklaring mogelijk ook weer veel emoties op die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de verwerking van het leed.22 Het gebruik van een spreekrecht is een persoonlijke overweging waarin de ouder psychologisch en emotioneel dient te worden bijgestaan.
kingsproces. Een spreekrecht van de ouders, voogd(en) of mogelijk zelfs anderen, zoals de feitelijke opvoeder, kan daar een behulpzaam instrument bij zijn. Een wettelijke regeling van een afgeleid spreekrecht vindt dan mede zijn rechtvaardiging in het welzijn van het jeugdige slachtoffer zelf.27
2.2
2.3 Ratio achter de leeftijdsgrens ex art. 51e Sv Het hanteren van een rigide slachtofferbegrip heeft de wetgever er desalniettemin van weerhouden om in art. 51e lid 3 Sv ten aanzien van de spreekgerechtigdheid een leeftijdsgrens op te nemen. Uit de parlementaire geschiedenis is te herleiden dat er is gekozen voor de leeftijdsgrens van twaalf jaar, zoals die in het familierecht sinds jaar en dag gebruikelijk is.28 Die vergelijking is gemaakt, omdat de wetgever in het familierecht heeft geaccepteerd dat ‘minderjarigen in rechte voor hun belangen kunnen opkomen en een oordeel kunnen geven over een complexe situatie’.29 Wij gaan ervan uit dat hier wordt gedoeld op het hoorrecht zoals dat is opgenomen in art. 809 Rv en waarvoor een leeftijdsgrens wordt gehanteerd van twaalf jaar, dan wel, als men die leeftijd nog niet heeft bereikt, het criterium ‘redelijke waardering van belangen’. In beginsel achten wij deze keuze van de wetgever niet onbegrijpelijk. Echter, zolang jonge slachtoffers niet in staat worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen is het spreekrecht een lege huls als een ander dit niet namens hen mag uitoefenen.
Waarde van het spreekrecht voor het minderjarige slachtoffer? In het bijzonder in het licht van de betekenis die aan het spreekrecht kan worden toegedicht, dringt de vraag zich op of het gerechtvaardigd is om onderscheid te maken naar leeftijd. Is het verdedigbaar om te veronderstellen dat een (zeer) jong slachtoffer dit recht niet toekomt, omdat hij of zij toch pas op latere leeftijd met – de gevolgen van – het delict wordt geconfronteerd? Als wij terugkeren naar het individuele doel van het spreekrecht voor het slachtoffer, is het onvermijdelijk om de vraag te stellen of jonge kinderen ook gebaat zijn bij het uitoefenen van dit recht door henzelf, of indirect via de ouders. Slachtofferschap kan, ongeacht het delict, ernstige korte- of langetermijngevolgen voor kinderen hebben.23 Stellige uitspraken over de waarde van een spreekrecht voor jonge slachtoffers kunnen niet worden gedaan, maar opmerkelijk is wel dat uit onderzoek blijkt dat het bespreekbaar maken van het delict, ‘het geven van een stem’ aan jonge slachtoffers, door jeugdige slachtoffers positief wordt gewaardeerd, ook in latere stadia van het verwerkingsproces.24 Vertaald naar de zeer jonge slachtoffergroep van de Amsterdamse zedenzaak kan worden geopperd dat, als de ouders (of derden) hen later over het slachtofferschap inlichten, ook zij met de gevolgen van het seksueel misbruik zullen moeten leren omgaan, en dit op enige leeftijd zullen moeten verwerken. Het verlies van kinderlijke onschuld, maar ook het verwerken van het gegeven dat de ouders onmachtig waren om hen tegen het misbruik te beschermen, vormen onderdeel van dit verwerkingsproces.25 Bekend is dat seksueel misbruik in de jeugdjaren een funeste uitwerking kan hebben op de psychische gezondheid van het slachtoffer, maar dat hoeft evenwel niet altijd zo te zijn.26 Noodzakelijk is naar onze mening, dat jonge slachtoffers, ongeacht hun leeftijd, ten volle worden ondersteund in hun verwer22
2.4 Spreekrecht = hoorrecht? Op grond van art. 12 lid 1 IVRK heeft het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, en dus ongeacht diens leeftijd, het recht om die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die hem of haar betreffen. Het hoorrecht wordt, in het bijzonder ten aanzien van jeugdigen in strafrechtelijke procedures nader uitgewerkt in art. 20 VNRichtlijnen30 en art. 44 e.v. Guidelines on child friendly justice31, welke artikelen het hoorrecht nader formuleren als ‘the right to be heard and to express views and concerns’. Er dient niet slechts naar het kind te worden geluisterd, maar het kind moet in procedures die hem of haar aangaan bovendien in de gelegenheid worden gesteld om zichzelf te uiten in de kwestie die ten grondslag ligt aan de procedure. Dit hoorrecht, in het verlengde waarvan dus tevens het
Zie hierover ook A. Beijer & T. Liefaard, ‘A Bermuda Triangle? Balancing protection, participation and proof in criminal proceedings affecting child victims and witnesses’, Utrecht Law Review 2011 7(3), p. 70-106.
23
27
zijn van het slachtoffer ook J.W. Keijser & M. Malsch, ‘Is spreken zilver
impact and Criminal Justice, Oxford: Clarendon Press 1992, p. 45 en 50
en zwijgen goud? Spreekrecht en het ontstemde slachtoffer’, DD 2002-
e.v. Zie tevens P. Dunn, ‘Matching Service Delivery to need’, in: S. Wal-
24
Zie over de rechtvaardiging van het wettelijke spreekrecht in het wel-
In het bijzonder hierover: J. Morgan & L. Zedner, Child Victims. Crime,
1, p. 7.
klate (red.), Handbook of Victims and Victimology, Devon: Willan Publis-
28
Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 5, p. 9.
hing 2007, p. 260.
29
In de memorie van antwoord wordt het omgangsrecht tussen de min-
J. Morgan & L. Zedner, Child Victims. Crime, impact and Criminal Justice,
derjarige en de niet-verzorgende ouder als voorbeeld genoemd. Ook in
Oxford: Clarendon Press 1992, p. 50. Zie hierover ook A. Beijer & T. Lief-
die situaties is het gevaar van manipulatie aanwezig, maar dat heeft
aard, ‘A Bermuda Triangle? Balancing protection, participation and
geen beletsel gevormd om aan de minderjarige een wettelijke positie
proof in criminal proceedings affecting child victims and witnesses’,
toe te kennen. Zie Kamerstukken II 2002/03, 27 632, nr. 104b, p. 7
Utrecht Law Review 2011 7(3), p. 70-106.
(MvA).
25
N. von Fraunhofer, ‘Working with the victims: adult survivors of child
26
Commissie Deetman, Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-
30
sexual abuse’, Psychiatry 2006-7, p. 249.
Guidelines on Justice in Matters involving Child Victims and Witnesses of Crime (Resolutie 20 van de Economische en Sociale Raad van de Ver-
Katholieke Kerk, Amsterdam: Uitgeverij Balans 2011, p. 203. Zie hier-
enigde Naties (10 augustus 2005), UN Doc ECOSOC/RES/2005/20). 31
Guidelines on child friendly justice (Adopted by the Committee of Mi-
over ook N. von Fraunhofer, ‘Working with the victims: adult survivors
nisters on 17 November 2010 at the 1098th meeting of the Ministers’
of child sexual abuse’, Psychiatry 2006-7, p. 248.
Deputies, Appendix 6 (Item 10.2c), www.coe.int).
126
PPMG_T2_FJR
Afl. 5 - mei 2012
FJR
Pag. 0012
Artikelen
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
spreekrecht kan worden beschouwd, mag op grond van art. 12 lid 2 IVRK door het kind rechtstreeks worden uitgeoefend of door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht. Dit hoorrecht geldt voor ieder kind; er gelden in principe geen leeftijdsgrenzen.32 De toelichting bij art. 44 Guidelines on child friendly justice stelt hiertoe zelfs nadrukkelijk dat zeer jonge kinderen of kinderen die nog niet (volledig) in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ook dragers van rechten zijn en dat juist voor deze kinderen alternatieve systemen moeten worden ontwikkeld ten aanzien van hun vertegenwoordiging zodat er geen sprake is van discriminatie op basis van leeftijd. In het licht van art. 12 IVRK en de uitwerking hiervan in de richtlijnen constateren wij een omissie in het huidige wettelijke spreekrecht van minderjarige slachtoffers. De voorgestelde mogelijkheid, om het spreekrecht te laten uitoefenen door de wettelijke vertegenwoordiger(s) van minderjarige slachtoffers die vanwege hun zeer jeugdige leeftijd niet in staat zijn om op de terechtzitting mede te delen welke gevolgen het strafbare feit voor hen heeft gehad, kan naar onze mening worden beschouwd als een nadere invulling van art. 12 IVRK.
3.
De voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht en het minderjarige slachtoffer
3.1 Uitbreiding kring spreekgerechtigden In het Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces33 (hierna: het wetsvoorstel) worden twee belangrijke wijzigingen beoogd ten aanzien van de uitoefening van het spreekrecht van minderjarige slachtoffers, zodat ‘de stem van deze slachtoffers bij diens ontstentenis beter op de terechtzitting kan worden gehoord’34. Allereerst wordt de kring spreekgerechtigden uitgebreid. Lid 2 van art. 51e Sv komt te luiden: “Het slachtoffer, de vader of de moeder van een minderjarig slachtoffer die een nauwe persoonlijke betrekking met dat slachtoffer hebben en personen die dat slachtoffer als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan kunnen, gezamenlijk of elk afzonderlijk, op de terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, bij hen teweeg hebben gebracht. Van het voornemen daartoe geeft hij voor de aanvang van de terechtzitting schriftelijk kennis aan de officier van justitie opdat deze hem tijdig kan oproepen. De voorzitter kan het spreekrecht van de vader of moeder of verzorgers als bedoeld in de eerste volzin, ambtshalve of op vordering van de officier
van justitie beperken of ontzeggen wegens strijd met het belang van het minderjarige slachtoffer.”35 Om de gevolgen voor ouders of feitelijke verzorgers van minderjarige slachtoffers niet onbesproken en onderbelicht te laten, is ervoor gekozen om aan de ouders of verzorgers met een nauwe persoonlijke betrekking een volwaardig en zelfstandig spreekrecht toe te kennen.36 Dit is als zodanig geregeld op advies van het College van Procureurs-Generaal, dat van mening was dat ook deze personen net zo goed als slachtoffer kunnen worden aangemerkt, ook al hebben zij het misdrijf niet aan den lijve ondervonden.37 Met de uitzonderingsgrond ‘tegenstrijdige belangen’ wordt gedoeld op de gevallen, waarin de ouder zelf belang heeft bij het mitigeren van de gevolgen van het strafbare feit of aannemelijk is dat hij anderszins niet in het belang van de minderjarige zal spreken.38 Gedacht kan worden aan ouders die verdacht worden van incest of mishandeling of een ouder die hiervan op de hoogte was, maar erover zweeg.39 3.2
Afgeleid spreekrecht van wettelijke vertegenwoordiger Minderjarigen zijn en blijven ook na de wetswijziging slechts spreekgerechtigd indien zij de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt of indien zij in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake.40 Ten aanzien van de groep 12-minners, in hoedanigheid van slachtoffer óf nabestaande, wordt voorondersteld dat zij vanwege hun zeer jeugdige leeftijd niet in staat zijn om het spreekrecht zelf uit te oefenen, alsook dat zij evenmin de inhoud daarvan kunnen bepalen.41 In art. 51e lid 6 Sv wordt vervolgens een afgeleid spreekrecht van de wettelijke vertegenwoordigers geregeld ten behoeve van slachtoffers of nabestaanden die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt. De wettelijke vertegenwoordigers komen allereerst in aanmerking om het spreekrecht uit te oefenen, omdat zij in het algemeen de belangen van de minderjarige moeten behartigen.42 Ook hier geldt de uitzonderingsgrond dat die vertegenwoordiging niet in strijd mag zijn met het belang van de minderjarige. Het nieuwe lid 6
35
Cursivering auteurs.
36
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT). De term nauwe persoonlijke betrekking is op advies van de Raad van State in de regeling opgenomen. Als ‘moeder’ en ‘vader’ kunnen immers zowel de juridische als de biologische ouders worden opgevat. De term nauwe persoonlijke betrekking preciseert de regeling. Niet slechts de biologische of juridische relatie, maar de affectieve relatie is dus doorslaggevend. Bovendien hoeft de pijn en het leed van de feitelijke verzorgers en opvoeders (met een nauwe persoonlijke betrekking met het kind) niet minder te zijn dan dat van de vader en moeder; vandaar dat zij ook in de regeling zijn opgenomen. Zie Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 4, p. 2 (advies Raad van State en nader rapport).
37
Advies College van Procureurs-Generaal bij conceptwetsvoorstel uitbreiding spreekrecht d.d. 30 september 2011, p. 3. Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3 (MvT).
38
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT).
39
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT).
32
General Comment no. 12 (2009) CRC/C/GC/12.
40
Art. 51e lid 5 Sv nieuw.
33
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 2 (voorstel van wet).
41
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT).
34
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 1 (MvT).
42
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT).
FJR
PPMG_T2_FJR
Afl. 5 - mei 2012
127
Pag. 0013
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
Artikelen
van art. 51e Sv verwijst hier nogmaals naar de mogelijkheid van de wettelijke vertegenwoordigers om gezamenlijk of elk afzonderlijk, op de terechtzitting een verklaring af te leggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in lid 1, bij hen teweeg hebben gebracht, tenzij de uitoefening van het spreekrecht strijd oplevert met het belang van de minderjarige. Hoewel de voogd niet wordt genoemd in art. 51e lid 2 Sv nieuw, is die (rechts)persoon wel te vereenzelvigen met de ‘wettelijke vertegenwoordiger’. Hieruit maken wij op dat bij toepassing van lid 6 ook de voogdijinstelling het eigen spreekrecht zou mogen uitoefenen. Indien de voogd in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, kan overigens evenzeer worden onderbouwd dat hem of haar als feitelijke verzorger het eigen spreekrecht toekomt. Indien de voogdij bij Bureau Jeugdzorg berust kan niet van ‘feitelijke verzorging’ worden gesproken, dat het eigen spreekrecht ex art. 51e lid 2 Sv nieuw naar onze mening uitsluit. Een beroep op lid 6 biedt die mogelijkheid wel, waardoor deze omissie in de wet wordt ondervangen.
rect. Niet slechts de juridische ouder(s) met gezag, maar bijvoorbeeld ook de ouder zonder gezag die (nog steeds) een gewichtige rol speelt in het leven van het kind, de stiefouder die sinds lange tijd het kind als behorende tot het gezin verzorgt en opvoedt of de pleegouder die de feitelijke opvoeding en verzorging op zich heeft genomen, komt een spreekrecht toe. Met name de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van het minderjarige slachtoffer, of dat nu is gelegen in het ouderlijk gezag of de feitelijke situatie, achten wij afdoende reden om deze personen een eigen spreekrecht toe te kennen. Zoals wij in paragraaf 2 al stelden, ondervinden de ouders of verzorgers evenzeer pijn en leed van het trauma dat het minderjarige slachtoffer, over wie zij de verantwoordelijkheid dragen, is aangedaan. Een kwestie die hier echter nog niet duidelijk is, is of het al dan niet aanwezig zijn van een nauwe persoonlijke betrekking een ontvankelijkheidskwestie is en hoe en door wie (rechter of Officier van Justitie) dit dan wordt opgelost?
3.3 Eigen aanwezigheidsrecht op strafzitting Tevens wordt art. 269 lid 5 Sv geheel herzien door de toegelaten leeftijd voor aanwezigheid van minderjarig publiek op de terechtzitting te verlagen van achttien naar twaalf jaar en de voorzitter de bevoegdheid te geven personen tussen de twaalf en achttien jaren niet toe te laten.43 Vanuit de overweging dat zij een eigen recht dienen te hebben om bij de gehele behandeling van de strafzaak aanwezig te zijn, is aan minderjarige slachtoffers en nabestaanden tussen de twaalf en achttien jaar een eigen aanwezigheidsrecht toegekend; zij kunnen niet worden uitgesloten als toehoorder en mogen zodoende naast de uitoefening van het spreekrecht de gehele strafzaak bijwonen.44
Wettelijke vertegenwoordiging In het wetsvoorstel wordt ten aanzien van het regelen van het afgeleide spreekrecht zijdelings aangehaakt bij de rol van de wettelijke vertegenwoordiger ex art. 1:245 lid 4 BW. Wettelijke vertegenwoordiging van een minderjarige, zowel in als buiten rechte, vormt een belangrijk onderdeel van het ouderlijk gezag dan wel de voogdij. Toegegeven moet worden dat het ouderlijk gezag een aan de ouders toekomend recht betreft, maar dit recht is wel dienstbaar aan het belang van het kind. De uitoefening van het gezag kan daarom niet los gezien worden van de verplichting om dat belang te dienen.46 Met dit wetsvoorstel wordt aan de wettelijke vertegenwoordiger de gelegenheid geboden om de gevolgen, die het strafbaar feit bij het minderjarige slachtoffer teweeg hebben gebracht, te vertolken op de terechtzitting.47 Nu wettelijke vertegenwoordiging van minderjarigen ook in andere zaken geschiedt, is het onzes inziens vanzelfsprekend dat deze vertegenwoordiging tevens tot uiting komt in de uitoefening van het spreekrecht. Het komt de rechtspositie van de minderjarige bovendien ten goede dat het wetsvoorstel niet enkel ziet op de wettelijke vertegenwoordiging van minderjarige slachtoffers, maar dat het tevens tegemoetkomt aan de belangen van minderjarige nabestaanden.48
4.
De plussen en minnen van het wetsvoorstel
4.1
Een eigen spreekrecht voor ouders en feitelijke verzorgers met een nauwe persoonlijke betrekking Opvallend is dat de uitbreiding van het spreekrecht niet slechts is gelegen in de wettelijke regeling van een afgeleid spreekrecht, maar tevens in de wettelijke verankering van een volwaardig spreekrecht ten behoeve van de groep ouders en feitelijke verzorgers die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het minderjarige slachtoffer staan. Nu niet slechts de biologische of juridische relatie met het kind, maar de affectieve relatie doorslaggevend is,45 wordt een bredere categorie betrokken personen gedekt. De aanvullende voorwaarde dat ouders of verzorgers slechts spreekgerechtigd zijn indien zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan, preciseert de kring van spreekgerechtigden naar onze mening zorgvuldig en cor-
4.2
Afgeleid spreekrecht
Strijd met het belang van de minderjarige Zowel het eigen spreekrecht van ouders als het afgeleide spreekrecht mag niet worden uitgeoefend als dit in strijd is met het belang van het minderjarige slachtoffer. Strijdig46
Het ouderlijk gezag (en niet minder ook de voogdij) is een doelbevoegdheid: het geheel van aan hen toekomende rechten en plichten is gegeven in het belang van het kind, I. Jansen, in: Groene Serie Personen-
43
Zie Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 10 (MvT). Die aanpassing
en Familierecht, aant. 4 bij art. 1:245 BW. Zie tevens HR 25 september
is gemaakt overeenkomstig het advies van de Raad voor de recht-
1998, NJ 1999/379. Zie ook Doek & Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en
spraak. Zie advies Raad voor de rechtspraak d.d. 22 september 2011.
jeugdzorg, Amsterdam: Elsevier Juridisch 2009, p. 128. Wij wijzen in dit
Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3 (MvT).
verband tevens op art. 1:247 BW.
44
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 10 (MvT).
47
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT).
45
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT).
48
Art. 51e lid 6 Sv nieuw.
128
PPMG_T2_FJR
Afl. 5 - mei 2012
FJR
Pag. 0014
Artikelen
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
heid met het belang van de minderjarige is volgens de wetgever niet enkel aan de orde wanneer de ouder zelf belang heeft bij het mitigeren van de gevolgen van het misdrijf, maar ook wanneer aannemelijk is dat hij anderszins niet in het belang van de minderjarige zal spreken.49 Het is evident dat in zaken waarin een kind het slachtoffer is van het strafbaar handelen van een van de ouders, aan de verdachte ouder in ieder geval geen spreekrecht wordt toegekend.50 Echter, minder duidelijk is hoe moet worden omgegaan met het afgeleide spreekrecht van de andere ouder indien in zodanige zaak onduidelijk is wat de rol van de andere ouder in het gebeurde is geweest, of indien blijkt dat de andere ouder een ondergeschikte rol heeft gespeeld in het strafbaar feit. Overigens is het ook niet uitgesloten dat ouders, die gezamenlijk met het ouderlijk gezag zijn belast, verschillen van mening over het voorgevallene met hun kind en diens belangen ter zake. Niet ondenkbaar is dat ook die situatie strijdig kan worden geacht met het belang van het minderjarige slachtoffer. Onduidelijk is dan wie van de ouders in dat geval het spreekrecht mag uitoefenen. Het wetsvoorstel biedt in dergelijke gevallen geen regeling. Wij achten het in eerste instantie van belang dat voornoemde situaties, waarin de uitoefening van het spreekrecht van de ouders strijdig is met de belangen van het minderjarige slachtoffer, worden gesignaleerd door het Openbaar Ministerie. Het zou ter discretie van de rechter moeten zijn om daar vervolgens over te oordelen. Duidelijke handvatten ten behoeve van een beslissing in deze worden de rechter niet geboden. De wetgever heeft zich (ook) niet uitgelaten over de situatie waarin de beide ouders worden beperkt in het afgeleide spreekrecht en de uitoefening van het spreekrecht komt te ontbreken.51 De NVvR stelde in haar advies terecht dat het artikel niet regelt wie dan wel bevoegd is de minderjarige te vertegenwoordigen.52 Het verdient aanbeveling dat het Openbaar Ministerie, in aanvulling op zijn signaleringsfunctie, zorg draagt voor het doorgeleiden van dergelijke zaken naar bijvoorbeeld Slachtofferhulp Nederland of de Raad voor de Kinderbescherming, opdat zij kunnen adviseren over de uitoefening van het afgeleide spreekrecht door een ander dan de wettelijke vertegenwoordiger. Wellicht dat er in de naaste omgeving van het minderjarige slachtoffer een familielid of
andere persoon in staat kan worden geacht, het afgeleide spreekrecht namens de minderjarige uit te oefenen.53 Vervolgens zou een analoog beroep kunnen worden gedaan op de rechtsfiguur van de bijzondere curator,54 maar het is ook denkbaar dat het Openbaar Ministerie hier een beslissing in neemt, al dient het OM dan wel voor ogen te hebben dat deze beslissing een genuanceerder oordeel vraagt dan alleen het partijbelang. Leeftijdsgrenzen afgeleid spreekrecht Nu er thans wordt gestreefd naar een uitbreiding van het spreekrecht om tegemoet te komen aan de belangen van de minderjarigen, is het bevreemdend dat het afgeleide spreekrecht van de wettelijke vertegenwoordiger wordt ingeperkt door het stellen van leeftijdsgrenzen. Het wetsvoorstel onderscheidt een categorie minderjarige slachtoffers en nabestaanden in de leeftijd ouder dan twaalf jaren en een categorie minderjarigen jonger dan twaalf jaren.55Dit onderscheid is klaarblijkelijk gestoeld op het oude art. 51e lid 3 Sv.56 Nu naar aanleiding van het wetsvoorstel de kring spreekgerechtigden wordt uitgebreid voor minderjarigen die omwille van hun jeugdige leeftijd niet in staat zijn om zelf het spreekrecht uit te oefenen, zien wij thans geen reden meer voor het onderscheiden van minderjarigen naar leeftijd. Naar onze mening zouden ook minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar reeds hebben bereikt, maar die het uitoefenen van het spreekrecht te belastend of bezwaarlijk vinden, in staat moeten worden gesteld om de keuze voor wettelijke vertegenwoordiging te maken, ondanks het feit dat zij ingevolge art. 51e lid 5 Sv nieuw beschikken over een eigen spreekrecht.57 Zolang niet in deze mogelijkheid wordt voorzien, dient men zich oprecht af te vragen of er dan wel sprake is van een volwaardig spreekrecht?! Ten aanzien van meerderjarige personen die feitelijk niet bij machte zijn om het spreekrecht uit te oefenen – daar zij vanwege een ernstige fysieke belemmering of geestelijke stoornis niet in staat zijn hun wensen kenbaar te maken – wordt voorzien in een mogelijkheid om het spreekrecht namens hen te laten uitoefenen.58 Het spreekrecht kan dan
54
Art. 1:250 BW biedt de rechter de mogelijkheid om op verzoek of
49
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT).
ambtshalve een bijzondere curator te benoemen om de minderjarige
50
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT), De Memorie van Toe-
ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. Indien de
lichting brengt deze beperking inverband met een geval van incest of
wettelijke vertegenwoordigers worden beperkt in dit spreekrecht, dan
mishandeling. Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4 (MvT). Zie
zou een ander op de voet van art. 1:250 BW kunnen voorzien in de vertegenwoordiging van de minderjarige.
tevens advies College van Procureurs-Generaal bij conceptwetsvoorstel
51
52
uitbreiding spreekrecht d.d. 30 september 2011, p. 5. Bijlage bij Kamer-
55
Zie art. 51e lid 5 Sv nieuw.
stukken II 2011/12, 33 176, nr. 3 (MvT).
56
Het oude art. 51e lid 3 Sv bepaalt immers: ‘Tot de slachtoffers of nabe-
Een dergelijke situatie is aan de orde op het moment dat de beide
staanden die van het spreekrecht gebruik kunnen maken, behoort de
ouders trachten de gevolgen van het strafbaar feit te mitigeren of aan-
minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Hetzelfde
nemelijk is dat zij anderszins niet in het belang van de minderjarige
geldt voor de minderjarige die die leeftijd nog niet heeft bereikt en die
zullen spreken.
in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belan-
recht d.d. 27 september 2011. Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 53
gen ter zake.’
Advies NVvR ten behoeve van conceptwetsvoorstel uitbreiding spreek57
reurs-Generaal zoals verwoordt in het advies bij conceptwetsvoorstel
Uit de memorie van toelichting blijkt dat ten aanzien van minderjarige
uitbreiding spreekrecht d.d. 30 september 2011, p. 4. Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3 (MvT).
slachtoffers en nabestaanden allereerst de wettelijk vertegenwoordigers in aanmerking komen om het spreekrecht namens hen uit te oefenen. Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT).
FJR
PPMG_T2_FJR
Wij sluiten ons hiermee aan bij het advies van het College van Procu-
33 176, nr. 3 (MvT).
58
Art. 51e lid 7 Sv nieuw. Zie tevens Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6‑7 (MvT).
Afl. 5 - mei 2012
129
Pag. 0015
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
worden uitgeoefend door hun levensgezel dan wel de kring van naaste bloedverwanten.59 Tevens wordt het mogelijk dat een slachtoffer of diens vertegenwoordiger die zelf geen gebruik durft of kan maken van het spreekrecht op de openbare terechtzitting, een ander voor hem laat spreken. Daarbij is zeer goed voorstelbaar dat een raadsman namens het slachtoffer of de nabestaande optreedt, maar ook een medewerker van Slachtofferhulp Nederland kan op verzoek van het slachtoffer namens hem het woord voeren.60 De vangnetbepaling van art. 51e lid 7 Sv nieuw, zou tevens tegemoet kunnen komen aan de belangen van twaalfplussers, ware het niet dat de wetgever expliciet niet heeft bedoeld om hen daaronder te scharen.61 Dan rest het minderjarige slachtoffer die de leeftijd van twaalf jaar reeds heeft bereikt en niet zelf ter terechtzitting wenst te spreken geen andere mogelijkheid dan gebruik te maken van een advocaat of een medewerker van Slachtofferhulp Nederland. Een beroep op de wettelijke vertegenwoordiger is uitgesloten. Tevens wordt niet geregeld hoe het spreekrecht mag worden uitgeoefend ten behoeve van slachtoffers die ouder zijn dan twaalf jaar oud, maar die niet tot wilsbepaling in staat zijn. Het laat zich naar onze mening moeilijk indenken waarom de uitoefening van het spreekrecht door de wettelijke vertegenwoordiger zou moeten worden onthouden aan wilsonbekwame of angstige minderjarige slachtoffers en nabestaanden in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar. Wij constateren dat de wetgever uitgaat van vier categorieën: de gewone 12-minner ten behoeve van wie aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) het afgeleide spreekrecht toekomt; de 12-minner die in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake aan wie het eigen spreekrecht toekomt; de wilsbekwame 12-plusser aan wie een eigen, maar geen afgeleid spreekrecht toekomt en de wilsonbekwame 12-plusser ten aanzien van wie het onduidelijk is hoe diens spreekrecht wettelijk is geregeld. Het stellen van leeftijdsgrenzen achten wij discriminatoir, omdat het bepaalde groepen minderjarige slachtoffers62 van vertegenwoordiging door de ouder of voogd uitsluit. Om van een volwaardig spreekrecht te kunnen spreken, dat in lijn is met art. 12 IVRK, dient het spreekrecht naar onze mening te worden toegekend aan de minderjarige die in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, ongeacht of diegene de leeftijd van twaalf jaar al dan niet heeft bereikt, waarbij de uitoefening van het spreekrecht door de wettelijke vertegenwoordiger, mits niet tegenstrijdig is met de belangen van het minder-
59 60
Artikelen
jarige slachtoffer, niet door een leeftijdsgrens wordt begrensd.63 Een dergelijke regeling zou ook meer aansluiten bij de strekking van art. 1:245 lid 4 BW, waaruit blijkt dat de wettelijke plicht tot vertegenwoordiging van een minderjarige in en buiten rechte in beginsel doorloopt tot het moment waarop de minderjarige de leeftijd van achttien jaren bereikt.64 4.3
Aanwezigheid van minderjarigen op de terechtzitting Als gevolg van de wijziging van art. 269 lid 5 Sv nieuw, wordt het mogelijk voor minderjarige toehoorders in de leeftijd van twaalf tot achttien jaren om een strafzaak bij te wonen.65 De rechter is evenwel de bevoegdheid voorbehouden om hen niet toe te laten. Minderjarige slachtoffers en minderjarige benadeelde partijen van 12 jaar en ouder dienen volgens de wetgever daarentegen een eigen recht te hebben om bij de gehele openbare terechtzitting aanwezig te zijn.66 Beide voorstellen roepen vragen op waar het de rechtsbescherming van minderjarige slachtoffers betreft. Enerzijds achten wij de mogelijkheid dat bekenden van het slachtoffer als toehoorder zitting wensen te nemen in de rechtszaal, zoals bijvoorbeeld klasgenootjes, leeftijdsgenootjes waarmee het slachtoffer een bevriende relatie heeft of leeftijdsgenootjes van een vereniging, problematisch. Anderzijds draagt de voorgestelde wijziging van art. 269 lid 5 Sv, die het voor een minderjarig slachtoffer of een minderjarige benadeelde partij van twaalf jaar en ouder mogelijk maakt om op de openbare terechtzitting aanwezig te zijn,67het risico met zich dat hij of zij wordt blootgesteld aan de aandacht van de media en overige toehoorders in de rechtszaal. Onzes inziens komt het de belangen van de minderjarige niet ten goede als hij ten overstaan van eventuele bekenden en de media moet verklaren omtrent de veelal ernstige gevolgen die het strafbaar feit bij hem teweeg heeft gebracht. Niet uit te sluiten is dat het slachtoffer dan gedurende langere of kortere tijd na afloop van het strafproces nog wordt geconfronteerd met hetgeen hij of zij ter terechtzitting heeft verklaard. Dit brengt het risico op secundaire victimisatie met zich.68 De rechter zal hier nadrukkelijk rekening mee moeten houden. 4.4 Bescherming uitoefening spreekrecht Uit het wetsvoorstel blijkt niet voldoende op welke wijze de uitoefening van het spreekrecht door minderjarigen con-
Art. 51e lid 7 Sv nieuw. Zie tevens Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr.
63
Zie par. 2.4.
3, p. 6‑7 (MvT).
64
Art. 1:245 lid 1 BW jo. art. 1:233 BW.
Laatstgenoemde treedt dan op in hoedanigheid van bijzonder gemach-
65
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 2, p. 3 (voorstel van wet).
tigde. Zie art. 258 lid 6 Sv jo. art. 303 lid 2 Sv nieuw. Zie hierover tevens
66
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 10 (MvT). De wetgever gaat
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 4‑6 (MvT). Zie tevens advies
hier voorbij aan de wens van de Raad voor de rechtspraak om personen
NVvR ten behoeve van conceptwetsvoorstel uitbreiding spreekrecht
tussen de 12 en de 18 jaren in zijn geheel niet toe te laten. Zie advies
d.d. 27 september 2011. Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr.
Raad voor de rechtspraak d.d. 22 september 2011, p. 3‑4. Bijlage bij
3 (MvT).
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3 (MvT).
61
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 6 (MvT).
67
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 10 (MvT).
62
Wij noemen hier de 12-minners die in staat kunnen worden geacht tot
68
Zie hierover in het bijzonder United Nations, Office for Drug Control
een redelijke waardering van hun belangen en de wils(on)bekwame
and Crime Prevention, Handbook on Justice for Victims: on the Use and
12-plussers die gebruik wensen te maken van het afgeleide spreek-
Application of the Declaration of Basic Principles of Justice for Victims of
recht.
Crime and Abuse of Power, New York 1999.
130
PPMG_T2_FJR
Afl. 5 - mei 2012
FJR
Pag. 0016
Artikelen
het spreekrecht van minderjarige slachtoffers: met recht een stem?
creet wordt beschermd. Ondanks dat het volgens de wetgever denkbaar is dat de rechtbank, op verzoek van het slachtoffer, beveelt de deuren tijdelijk te sluiten als het slachtoffer gebruikmaakt van het spreekrecht, is deze overweging niet als zodanig opgenomen in de voorgestelde wijziging van art. 269 lid 5 Sv.69 Vooropgesteld moet worden dat wij geen voorstander zijn van het standaard in volledige geslotenheid behandelen van een strafzaak waarbij een minderjarige in de hoedanigheid van slachtoffer of nabestaande is betrokken. Dit zou bovendien ook in strijd zijn met het beginsel van openbaarheid. Wij achten het in het belang van het minderjarige slachtoffer als de uitoefening van het spreekrecht in beginsel achter gesloten deuren geschiedt. Het verdient aanbeveling om aan de minderjarige de keuze te laten in wiens aanwezigheid hij zijn spreekrecht wenst uit te oefenen. Het initiatief tot het sluiten van de deuren wordt daarmee bij de minderjarige neergelegd. Opmerkelijk is dat de wetgever voorts geen andere mogelijkheden voorstelt die een bijdrage zouden kunnen leveren aan de bescherming van de uitoefening van het spreekrecht. Onder meer kan worden gedacht aan de mogelijkheid tot het afleggen van een mondelinge verklaring langs audiovisuele weg.70 Voorts zijn er geen wettelijke regelingen getroffen die specifiek zien op het horen van het minderjarige slachtoffer of de omgang met, en de zorg voor voornoemd slachtoffer. Zulks zou wel in lijn zijn met art. 12 IVRK.71 De rechtspraktijk heeft hier evenwel gehoor aan gegeven middels het opstellen van een ‘Modelregeling inzake passende verblijfsomgeving slachtoffers’.72 Met name hetgeen daarin is bepaald omtrent de opvang en de begeleiding van slachtoffers, voorafgaand, tijdens en na afloop van de zitting, achten wij van bijzonder belang. Te denken valt onder meer aan de aanwezigheid van een, van de publieke wachtruimte afgeschermde, kamer waar slachtoffers kun-
69
Kamerstukken II 2011/12, 33 176, nr. 3, p. 10 (MvT). Zie tevens Kamer-
70
Zie A.L.J. van Strien, ‘De positie van slachtoffers in het strafproces’, in:
stukken II 2011/12, 33 176, nr. 2, p. 3 (voorstel van wet). M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interim-rapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Groningen: RUG 2000, p. 271. 71
nen worden opgevangen, alsmede aan het uitgangspunt dat een slachtoffer in de rechtszaal op zodanige wijze wordt gepositioneerd dat een ongewenste confrontatie tussen het slachtoffer en de verdachte wordt vermeden. Mede in het licht van de bijzondere regelingen die zijn getroffen in de Amsterdamse zedenzaak,73 behoeft het aanbeveling dat beleidsmakers zich bezinnen op de inrichting van de zitting waarbij minderjarige slachtoffers zijn betrokken.
5.
Tot slot
In deze bijdrage is een uiteenzetting gegeven van de inhoud en de betekenis van de voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht, waarbij wij ons hoofdzakelijk hebben gericht op de plussen en minnen in de voorgestelde regeling. Die plussen en minnen in ogenschouw genomen, concluderen wij dat het wetsvoorstel een verbetering betekent voor de rechtspositie van minderjarige slachtoffers. Desalniettemin is uit het voorgaande gebleken dat enkele facetten van de voorgestelde regeling noodzaken tot een nadere uitwerking. Met de uitbreiding van het spreekrecht van minderjarige slachtoffers is een positieve stap voorwaarts gedaan in de verbetering van de rechtspositie van minderjarige slachtoffers. Echter, van een volwaardig spreekrecht kan (nog) niet worden gesproken en ook de bescherming van de uitoefening van het spreekrecht is nog niet volledig uitgedacht. Derhalve zijn er in deze bijdrage enkele aanbevelingen gedaan voor de wetgever. Wij wijzen op onder meer het loslaten van de leeftijdsgrenzen, de wijze waarop dient te worden omgegaan met strijdigheid van de belangen van de wettelijk vertegenwoordigers en de concretisering van de bescherming van de uitoefening het spreekrecht van minderjarige slachtoffers. In de toekomst zal aan de kritiekpunten in deze bijdrage nader aandacht dienen te worden besteed. Wij hopen middels deze bijdrage de wetgever aan te sporen om deze voorstellen voor een in onze optiek volwaardig spreekrecht van minderjarige slachtoffers door te laten klinken naar toekomstige wetgeving, opdat het kind met recht een stem heeft.
Voor een nadere bespreking van art. 12 IVRK verwijzen wij naar par. 2. Zie ten aanzien van het hoorrecht, in het verlengde waarvan tevens het spreekrecht kan worden geschaard, General Comment no. 12 onder 63: ‘to ensure that a child victim is [ . . . ] enabled to express freely, and in
72
PPMG_T2_FJR
Wij noemen hier onder meer de logistieke maatregelen. Ouders van de slachtoffers in de Amsterdamse zedenzaak worden via een aparte in-
vement in de the judicial process’. De Guidelines on Justice in Matters
gang de rechtbank binnengeleid, om hen af te schermen voor publici-
involving Child Victims and Witnesses of Crime (Resolutie 20 van de
teit. Vanuit afgeschermde zalen volgen zij de behandeling van de te-
Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (10 augustus
rechtzitting middels een videoverbinding. Het aanwezige publiek volgt
2005), UN Doc ECOSOC/RES/2005/20) preciseren deze bepaling nader
de zaak vanuit een aparte zaal. De pers daarentegen neemt plaats in de
in art. 21. Voorts geven de voornoemde Guidelines in art. 30 en art. 31
zittingszaal. Het presenteren van een selectie van het bewijsmateriaal
concreet aan dat het minderjarige slachtoffer in het strafproces op
geschiedt met uitsluiting van derden. Hoewel een zitting met gesloten
kindvriendelijke wijze dient te worden behandeld. Soortgelijke bepa-
deuren in beginsel derden buitensluit, acht de rechtbank een schouw
lingen omtrent de omgang met, en de zorg voor het minderjarige
op een andere plaats dan de zittingszaal, een betere waarborg tegen
slachtoffer treft men tevens in onderdeel IV sub D onder 6 van de
kennisname van het beeldmateriaal door derden. Zie Rb. Amsterdam
Guidelines on child friendly justice (Adopted by the Committee of Mi-
15 december 2011, LJN BU8313 en BU8322. Naast voornoemde logis-
nisters on 17 November 2010 at the 1098th meeting of the Ministers’
tieke aspecten zijn er ook regelingen getroffen die voorzien in begelei-
Deputies, Appendix 6 (Item 10.2c), www.coe.int).
dingsaspecten van de ouders. Familierechercheurs en medewerkers
‘Modelregeling inzake passende verblijfsomgeving slachtoffers’ ten be-
van Slachtofferhulp Nederland treden in de Amsterdamse zedenzaak
hoeve van rechtbanken en gerechtshoven, Raad voor de rechtspraak in
op als procesbegeleiders. Daarnaast is er een taak weggelegd voor de
samenwerking met het Programma Strafsector, www.rechtspraak.nl/
GGD om zorg en hulp te verlenen aan de ouders. Voor vragen zijn de
Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-strafrecht/Documents/Mo-
ouders aangewezen op medewerkers van het Openbaar Ministerie en
delregeling
de rechtbank. Zie P. Vermaas, ‘Jet Hoogendijk over de Amsterdamse Ze-
fers.pdf.
FJR
73
her or his own manner, views and concerns regarding her or his invol-
%20inzake%20passende%20verblijfsomgeving%20slachtof-
denzaak’, Opportuun 2012, 3, p. 8.
Afl. 5 - mei 2012
131
Pag. 0017