Gecorrigeerde versie 1 Stand: 07-05-2012
Het saneerpleisterwoordenboek met de vakkundige oplossingen van specialisten
Serie 'Woordenboek' nr. 6
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
2
Ondernemingsprincipes
3
Algemeen Oorzaken van vocht- en zoutschades
4
Saneerpleistersystemen volgens WTA-merkblad 2-9-04/D
5
Zouttransporterende pleisters
6
Systeemtoelichtingen Overzicht van de Rajasil saneerpleistersystemen
7
Vooronderzoeken
8
Zoutbehandelingen van de ondergrond
10
Begeleidende maatregelen
10
Verwerkingsvolgorde De Rajasil saneerpleisters: SP2, SP3, SP4
11 12-14
Benodigde tijd
15
Saneerpleisterkeuze bij verschillende verzoutingen
15
Saneermortel, afwerkpleisters en coatings
16
Systeemoplossingen
2
Toepassing saneerpleister buiten
19-20
Toepassing saneerpleister binnen
21-24
Gevelvormgeving met Rajasil saneerpleistersystemen
25
Referentieobjecten
26
Trefwoordenregister
27-29
Technische voorschriften en literatuurverwijzingen
30
Slotwoord over de verwerking van saneerpleistersystemen
31
Ondernemingsprincipes
BASF Wall Systems GmbH & Co. KG is met zijn twee sterke merken Rajasil Bausanierung en HECK MultiTherm een van de toonaangevende producenten van speciale bouwmaterialen voor bouwsaneringen en warmte-isolerende systemen. BASF Wall Systems, dat gevestigd is in Marktredwitz, is al meer dan 100 jaar actief op de markt. Als onderneming van de BASF-groep behoort BASF Wall Systems tot het grootste chemische concern ter wereld. Doel van ons op de toekomst gerichte bedrijfsbeleid is om winsten te behalen die worden gebruikt voor de waarborging van de werkgelegenheid en de concurrentiepositie op de lange termijn. Openheid, eerlijkheid, samenwerking, tolerantie, betrouwbaarheid en loyaliteit evenals een positieve instelling met betrekking tot ons land en onze maatschappij zijn voor ons fundamentele waarden die onze dagelijkse werkzaamheden bepalen. Wij nemen de sociale verantwoordelijkheid tegenover onze partners en medewerkers op ons. Wij spreken ons uit voor de ecologische waarden en doelen, bescherming van het milieu en de hulpbronnen. Daarmee belasten wij ons nu al met de verantwoordelijkheid voor volgende generaties. 3
Oorzaken van vocht- en zoutschades De sanering van door vocht en zout beschadigde bouwsubstantie blijft een uitdaging voor planners, materiaalfabrikanten en verwerkers. Saneerpleistersystemen die al meer dan 30 jaar op de markt verkrijgbaar zijn en in de praktijk zijn getest, vormen tegenwoordig een vast onderdeel op dit gebied van de reparatie van gebouwen.
Typisch schadebeeld
Waar ligt de oorzaak van de problematiek van schadelijke zouten en vocht in metselwerk? Via het transportmedium water bijv. uit de bouwgrond komen gemakkelijk oplosbare zouten in het metselwerk terecht, stijgen door capillaire krachten omhoog en hopen zich gedurende jaren in het metselwerk op, meestal in het gedeelte dicht onder het oppervlak. Maar zouten kunnen ook als eigen zouten in het bouwmateriaal aanwezig zijn. Bovendien speelt de zoutophoping door opnieuw gebruikte, reeds met zout belaste metselstenen of speciale gebruikmakingen, bijvoorbeeld de nitraatophoping in stalgebouwen, een rol. Schadesymptomen zijn onder andere vochtvlekken, veroorzaakt door het verhoogde evenwichtsvochtgehalte van de belaste metselwerkmaterialen, uitbloeiingen en afgebladderd pleisterwerk. Door vakkundig geplande en uitgevoerde saneerpleistersystemen en begeleidende maatregelen voor een constructieve en technologische vochtbescherming kan men vat krijgen op de meeste van deze probleemgevallen. Met dit saneerpleisterwoordenboek worden mensen van de praktijk gewezen op belangrijke verbanden van het werkingsprincipe en het juiste gebruik van saneerpleistersystemen. Beproefde systeemoplossingen voor diverse object- en ondergrondcondities binnens- en buitenshuis, uiteenlopend hoge zout- en vochtbelastingen en fraaie geveldecoraties op belaste ondergronden geven voorbeelden voor de dagelijkse saneringspraktijk. Let op a.u.b.: 1. Toelichting van speciale begrippen kunnen in het trefwoordenregister (pagina's 27-29) worden nagelezen. 2. Voor objectspecifieke adviezen staan onze deskundige adviseurs in de buitendienst graag tot uw beschikking. De voorstellen worden gedaan naar eer en geweten, maar zijn vrijblijvend. Bij de planning en uitvoering moeten altijd de geldige technische merkbladen van de producten in acht worden genomen. 4
Saneerpleistersystemen volgens WTA-merkblad 2-9-04/D Saneerpleisters-WTA zijn pleisters gemaakt van fabrieksmatig samengestelde droge mortel volgens DIN EN 998-1 met een hoge porositeit en waterdampdoorlatendheid terwijl het capillair geleidingsvermogen tevens aanzienlijk verminderd is en die voldoen aan de eisen van het WTA-merkblad 2-9-04/D. Saneerpleistersystemen zijn bedoeld voor het bepleisteren van vochtig en/of zouthoudend metselwerk. Schadelijke zouten worden in het pleisterwerk opgeslagen en zo op afstand van het pleisteroppervlak gehouden. Een hoge waterdampdoorlatendheid van het pleistersysteem zorgt voor gunstige uitdrogingsomstandigheden voor het metselwerk. Saneerpleister-WTA is geen spermortel. Saneerpleister moet op lange termijn een vochtuitwisseling door middel van diffusie mogelijk maken. Door de porositeit van de pleisterdoorsnede te verhogen, wordt het diffusievermogen verbeterd. De poriëngeometrie moet zodanig worden vormgegeven, dat zich ook na lange tijd geen drogingsblokkade voordoet als gevolg van zoutafzettingen. De poriëngeometrie is er ook voor verantwoordelijk, dat het pleisterwerk door zoutafzettingen niet worden vernield. Door hydrofoberend werkende toeslagstoffen wordt het capillaire watertransport sterk verminderd. Daardoor wordt gewaarborgd dat de verdampingszone van het water niet aan het pleisteroppervlak ligt, maar in de pleisterdoorsnede, een belangrijke voorwaarde voor schadevrij pleisterwerk op een zouthoudende ondergrond. De bindmiddelmatrix die de additieven en poriën omhult en daardoor zorgt voor de verbinding (zie rasterelektronenmicroscopische opname), moet zodanig worden vormgegeven, dat deze zo lang mogelijk weerstand biedt tegen de verwachte zoutbelastingen. Dat kan alleen worden gerealiseerd met een overwegend hydraulisch bindmiddel. Rasterelektronenmicroscopische opname van een constructie met saneerpleister
100μm
33μm
Bron: Bauhaus-universiteit Weimar
5
Kwaliteitsborging volgens WTA-certificaat In het WTA-merkblad 2-9-04/D staan technische eisen aan saneerpleistersystemen en testcriteria beschreven, die de minimumeisen vormen. Daarmee wordt voor de fabrikanten een kwaliteitsstandaard vastgesteld. Saneerpleister-WTA, raaplaag-WTA en evt. spritslaag moeten volgens het WTA-merkblad voldoen aan een continue controle volgens DIN EN 998-1. De externe controle moet plaatsvinden door daarvoor geautoriseerde, erkende keuringsinstituten resp. keuringsdiensten. Het is niet toereikend, wanneer een fabrikant aangeeft dat zijn product is gecontroleerd volgens WTA-richtlijnen. Belangrijk is veeleer dat kan worden aangetoond, dat wordt voldaan aan alle eisen van het WTA-merkblad. Om dit bewijs voor de klant eenvoudig aantoonbaar te documenteren, heeft de WTA bij het Deutsches Patentamt (Duits octrooibureau) het dienstverlenende merk WTA als logo laten registreren. Dit dienstverlenende merk wordt door de WTA toegekend aan producten die na keuring door een bijeengeroepen commissie van deskundigen voldoen aan alle eisen van het WTA-merkblad 2-9-04/D. Daardoor wordt de gebruiksveiligheid voor saneerpleistersystemen verhoogd. Planners en verwerkers worden ontlast, omdat verdere vervolgkeuringen niet noodzakelijk zijn. Voor de Rajasil saneerpleistersystemen werd het WTA-certificaat afgegeven.
Zouttransporterende pleisters Wanneer in het metselwerk sprake is van extreem hoge zoutbelastingen en wanneer het afscheiden van het metselwerk of de gedeeltelijke vervanging van het metselwerk als saneringsmaatregel niet in aanmerking komen, dan kunnen zouttransporterende pleisters als voorafgaande, tijdelijke maatregelen (zie ook de tabel op pagina 15) worden gebruikt om het zoutgehalte in het gedeelte dicht onder het oppervlak te verlagen. Zodra zich een ophoping van zouten in het pleisterwerk voordoet, wat aan de hand van grote uitbloeiingen op het pleisteroppervlak zichtbaar is, wordt het zouttransporterend pleister verwijderd. Afhankelijk van het soort en de hoeveelheid zouten kan het noodzakelijk zijn, de maatregel te herhalen (zie daarvoor ook het WTA-merkblad 2-10-06/D 'Zouttransporterende pleisters'). 6
Overzicht van de Rajasil saneerpleistersystemen Rajasil saneerpleistersysteem
Rajasil saneerpleistersysteem
SP2
SP3 / SP4 Geschikt voor geringe tot hoge verzoutingen
Controle van de ondergrond
Voorbereiding van de ondergrond
Hechtbrug
Metselwerk met veel scheuren egaliseren
Verwijdering van de oude pleisterlaag tot ten minste 80 cm boven de zone met vochtdoorslag of uitbloeiing
Rajasil SPB (spritslaag) netvormig
Rajasil SPB (spritslaag) netvormig (alleen bij gladde, weinig zuigende ondergronden)
Rajasil PGP (poriëngrondpleister SP2)
Rajasil SP3 / SP4 (saneerpleister SP3 / SP4) (bij totale pleisterdiktes tot max. 4 cm) Rajasil EGM SP3 (egaliseermortel SP3) (alleen wanneer de totale pleisterdikte van de saneerpleister 4 cm zou worden overschreden)
Poriëngrondpleister/ saneerpleister
Rajasil PGP (Poriëngrondpleister SP2)
Rajasil SP2 (poriëngrondpleister SP2) grof/fijn
Saneerpleister tweelagig
Zonder poriëngrondpleister ook tweelagig te gebruiken
Rajasil SP3 / SP4 (saneerpleister SP3 / SP4) tweelagig bij een zeer hoge nitraatbelasting
Saneerpleister eenlagig
Rajasil SP2 (saneerpleister SP2)
Rajasil SP3 / SP4 (saneerpleister SP3 / SP4)
Afwerkpleister
Rajasil / HECK afwerkpleisters en saneermortel
Coating
Rajasil coatingsystemen Niet in alle gevallen noodzakelijk
7
Vooronderzoeken
Een belangrijke voorwaarde voor het succes van een reparatiemaatregel, zoals bijv. de toepassing van een saneerpleistersysteem, zijn de vakkundige beoordeling van de aanwezige bouwsubstantie en het herkennen van de schadeoorzaken. Het volgende schema maakt het proces aanschouwelijk tot en met het advies van een geschikte saneringsmaatregel als hulpmiddel voor de opdrachtgever om een juiste beslissing te nemen, voor de planner om rekening mee te houden bij de aanbesteding en met technologische details voor de verwerker. Bezichtiging van het gebouw Monsterneming
Onderzoeken in een laboratorium
Beoordeling van de onderzoeksresultaten
Saneringsvoorstel inclusief materialen en technologieën als basis voor de aanbesteding
Noodzakelijkheid, aard en omvang van de vooronderzoeken moeten afhankelijk van het object worden vastgelegd. De checklist hiernaast is bij de oriënterende bezichtiging van het gebouw bedoeld ter documentatie van belangrijke objectgegevens en klimaatcondities, voor de beschrijving van de monsters en voor het vastleggen van het soort en de hoeveelheid laboratoriumonderzoeken. Andere aanbevelingen voor vooronderzoeken van het gebouw worden gedocumenteerd in het WTA-merkblad 4-5-99/D 'Beoordeling van metselwerk – metselwerkdiagnostiek'. 8
Checklist voor vooronderzoeken van het gebouw Object Deelnemer aan de afspraak ter plaatse Opdrachtgever Uitvoerend bedrijf Architect Gegevens m.b.t. het gebouw/constructiedeel -
Gebruik vooraf/nadien Leeftijd Ligging en blootstelling Voorafgaande saneringsmaatregelen
Aard en gesteldheid van het metselwerk/de pleistervlakken -
Metselstenen Mortel Metselconstructie Metselverband Evt. coatings
Schadebeeld
Vermoedelijke schadeoorzaken (voor zover visueel herkenbaar)
Neming van monsters
Schets
Foto
Aantal:
hoog
middelmatig
Wijze van monsterneming Soort monster - Metselsteen, -mortel - Pleister
Klimaatgegevens ten tijde van de monsterneming Temperatuur:
°C
Luchtvochtigheid:
laag
Vereiste onderzoeken: Zouten
Max. wateropname
Vochtgehalte
Hygroscopische vochtopname
Mortelsamenstelling (bindmiddelsoort)
Zeeflijn van de morteladditieven
Bepaling van de μ-waarde bijv. bij oude verflagen
9
Zoutbehandeling van de ondergrond Door overtollig aanmaakwater van vers aangebracht pleister kunnen aan het oppervlak aanwezige zouten worden opgelost en bij terugvoer tijdens het droogproces in de saneerpleisterdoorsnede terechtkomen. Al vóór het bereiken van de saneerpleistertypische eigenschappen (vooral van de waterafstoting) kunnen zoutdoortrekkingen de houdbaarheid van het saneerpleistersysteem op lange termijn beperken. Op grond van deze overweging adviseerden de meeste fabrikanten van saneerpleister vroeger een zoutbehandeling van de ondergrond. Als werkzame stof werd voornamelijk loodhexafluorosilicaat PbSiF6 gebruikt, om gemakkelijk oplosbare sulfaat- en chloridezouten in moeilijk oplosbaar loodsulfaat of loodchloride om te zetten. Bij nitraatverbindingen was het product ineffectief, omdat er geen moeilijk oplosbare vormen bestaan. Hier werd geprobeerd het intrekken in de verse saneerpleisterlaag te voorkomen door middel van hydrofoberende impregneringen, met als nadeel dat het saneerpleister vaak onvoldoende hechtte op het metselwerk. Vanwege deze nadelen - bij loodhexafluorosilicaat vooral vanwege de giftigheid – werd het meerlagige saneerpleistersysteem ontwikkeld, zodat er geen zoutbehandeling van de ondergrond meer nodig is. De noodzakelijkheid om de ondergrond zorgvuldig te reinigen en evt. begeleidende maatregelen uit te voeren, blijft bestaan.
Begeleidende maatregelen Behalve de toepassing van een saneerpleistersysteem moet bij de reparatie van een gebouw altijd worden gecontroleerd of er afdichtingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen de volgende oorzaken voor vochtdoorslag een rol spelen: - capillair via de grond binnendringend vocht - defecte dakafwatering - schades aan technische installaties, hoogwater - vorming van dauwwater - vochtopname door de aanwezigheid van hygroscopische zouten Afgestemd op de oorzaak van de vochtdoorslag moet de juiste maatregel worden genomen. Zo kan bijv. capillair binnendringen van water in het gedeelte dat in contact komt met de grond worden voorkomen door een horizontale en verticale afdichting (zie Rajasil afdichtingswoordenboek), dakafwateringen moeten zo nodig worden gerepareerd, de vorming van dauwwater moet worden voorkomen door de minimale isolatie na te leven. Wanneer de eigenlijke oorzaak van de vochtdoorslag bij de sanering wordt veronachtzaamd, bestaat het risico dat het saneerpleistersysteem voortijdig wordt beschadigd, in een afzonderlijk geval kan zelfs worden getwijfeld aan het succes van de sanering. 10
Verwerkingsvolgorde tweelagig saneerpleistersysteem De oude pleisterlaag moet volledig worden verwijderd tot min. 80 cm boven het gedeelte met vochtdoorslag of uitbloeiing. Verweerde voegen moeten daarbij ca. 2 cm diep worden uitgekrabd.
Op het stofvrije, voorbereide metselwerk wordt Rajasil SPB (spritslaag) als hechtbrug netvormig aangezet.
Rajasil PGP (poriëngrondpleister SP2) of de eerste laag saneerpleister worden met de pleistermachine of met de hand in een minimale laag van 10 mm aangebracht (holtes in het metselwerk worden van tevoren bijv. met Rajasil EGM SP3 (egaliseermortel SP3) geëgaliseerd.
Tijdens het aanstijven wordt de 1e pleisterlaag zorgvuldig opgeruwd.
Het aanbrengen van de 2e laag Rajasil saneerpleister vindt plaats met de machine of met de hand.
De verse aangebrachte laag saneerpleister wordt loodrecht en in een rechte lijn of het metselwerk volgend afgereid.
Tijdens het aanstijven kan het oppervlak worden afgefilzt of kan er op een andere wijze structuur in worden aangebracht.
Dunlagige, maar ook diklagige afwerkpleisters zoals bijv. Rajasil EP WD (sierpleister WD) troffelstructuur zijn mogelijk op saneerpleistersystemen.
11
Rajasil SP2 (saneerpleistersysteem SP2) s 2AJASIL 30 SANEERPLEISTER 30 GROFlJN VOOR s ontkleuringen - Bindmiddel: wit cement en kalkhydraat - Additieven tot een max. korrel van 1,5 mm (SP2 fijn) en een max. korrel van 3,5 mm (SP2 grof) - Kleur: grijs en pastel - Betrouwbaar WTA-gecertificeerd systeem - Veelzijdig te gebruiken - Gemakkelijk te verwerken - Tweelagige verwerkingswijze met poriëngrondpleister - Minimale laagdiktes afhankelijk van verzouting en mate van vochtdoorslag (zie pagina 15) - Hoge zoutopslagcapaciteit - Leverbaar in zak- en busverpakking - Gevarieerde mogelijkheden voor kleurstelling en oppervlaktevormgeving
Tweelagig saneerpleistersysteem
12
1
Rajasil SPB (spritslaag)
2
Rajasil PGP (poriëngrondpleister SP2)
3
Rajasil SP2 (saneerpleister SP2)
Rajasil SP3 (saneerpleistersysteem SP3) - Bindmiddel: sulfaatbestendig en alkali-arm cement en kalkhydraat - Minerale additieven tot een max. korrelgrootte van 1,5 mm - Kleur: grijs - Eenlagige en tweelagige verwerking - Hoge zoutopslagcapaciteit - Hoog porievolume - Hoge opbrengst - WTA-gecertificeerd - Gemakkelijke verwerking, goed filz- en modelleerbaar - Bij stroeve, goed absorberende ondergrond geen spritslaag nodig - Hoge sulfaatbestendigheid, daardoor geen volledig dekkende spritslaag nodig - Minimale laagdiktes afhankelijk van verzouting en mate van vochtdoorslag, zie pagina 15 - Gelijkmatige eigenschappen ook bij een verschillende verwerkingstechniek - Leverbaar in zak- en busverpakking
+ELDERSANERING MET 2AJASIL SANEERPLEISTERSYSTEEM 30 ... voor de sanering
... na de sanering
13
Rajasil SP4 (saneerpleistersysteem SP4) - Bindmiddel: sulfaatbestendig wit cement en kalkhydraat - Minerale additieven tot een max. korrelgrootte van 1,5 mm - Kleur: wit - Eenlagige en tweelagige verwerking - Hoge zoutopslagcapaciteit - Zeer duurzaam - Hoge opbrengst - Snelle opbouw van de hydrofobie - WTA-gecertificeerd - Gemakkelijke verwerking, goed filz- en modelleerbaar - Bij stroeve, goed absorberende ondergrond geen spritslaag nodig - Hoge sulfaatbestendigheid, daardoor geen volledig dekkende spritslaag nodig - Minimale laagdiktes afhankelijk van verzouting en mate van vochtdoorslag, zie pagina 15 - Gelijkmatige eigenschappen ook bij een verschillende verwerkingstechniek - Leverbaar in zak- en busverpakking - Geen verflaag nodig - Vezelversterkt %ENLAGIGE SANEERPLEISTERS BIJ EEN STROEVE goed absorberende ondergrond
Rajasil SP3 (saneerpleister SP3) Rajasil SP4 (saneerpleister SP4)
14
Saneerpleisterkeuze bij verschillende mate van verzouting en vochtdoorslag Zoutbelasting Niveau
Chloriden Cl-
Sulfaten SO42-
Nitraten NO3-
1
gering
gering
gering
2
middelmatig
middelmatig
middelmatig
3
hoog
hoog
4
zeer hoog
zeer hoog
zeer hoog
Niveau 1: Geen maatregelen nodig Voorstellen voor de niveaus 2 - 4: Rajasil SP3 (saneerpleister SP3) of SP4 eenlagig Rajasil saneerpleistersysteem SP2 tweelagig of SP3 of SP4 eenlagig Rajasil saneerpleistersysteem SP2 tweelagig, SP3 tweelagig of SP4 een-/tweelagig Voor deze verzoutingsniveaus bij chloride en nitraat moeten met name bij een hoge mate van vochtdoorslag > 40% dikkere pleisterlagen van 5 mm in de bovenste laag ten opzichte van de aangegeven minimumdikte worden aangebracht. Het saneerpleister moet in twee lagen worden aangebracht.
De Rajasil saneerpleistersystemen
Saneerpleistersysteem
SP2 SPB, netvormig
2e laag SP2
Eenlagig, SP3
SP4* * bij een stroeve, goed absorberende ondergrond
Dagen
1
2
Benodigde tijd
3
4
5
6
7
8
9
10
De tijdrichtlijnen zijn afhankelijk van de drogingsomstandigheden
15
Rajasil SSL (saneermortel) - Bindmiddel: wit cement en kalkhydraat - Additieven tot een max. korrelgrootte van 1,5 mm - Kleur: oudwit en pastel - Dunlagige verwerking als witkalk (min. dikte 8 mm) om oppervlakken te verkrijgen die aanvoelen als steen - Kan alleen worden gebruikt bij matig zouthoudende ondergronden - Geen saneerpleister WTA - Geschikt voor sokkels in combinatie met een tweevoudige grondering met Rajasil NIG (Nano impregnering en grondering) en dubbele verflaag met Rajasil SHF (siliconen harsverf) Originele mortel
Nieuwe voegmortel bijv. Rajasil voegmortel poriënhydrofoob Saneermortel dunlagig het oppervlak volgend
!FWERKPLEISTERS EN COATINGS Pleisterwerk, verven en andere coatings op saneerpleisters-WTA mogen de waterdampdoorlatendheid van het systeem niet negatief beïnvloeden. Door de coating moet de wateropname van de resterende pleisters aan het geringe zuigvermogen van het saneerpleisteroppervlak worden aangepast. Verweerde deklagen op saneerpleisters zijn alleen duurzaam, wanneer hun capillaire zuigvermogen niet aanmerkelijk hoger is dan die van de saneerpleister. Wanneer de gehele gevel bij de gebouwrenovatie opnieuw wordt bepleisterd en er alleen vanwege zout- en vochtproblemen voor het onderste gedeelte een saneerpleistersysteem nodig is, worden de bovenste gedeelten bepleisterd met een gebruikelijke gevelpleister. Om bij gebruik van verschillende raaplagen een gelijkmatig gevelbeeld te krijgen, moet het volgende in acht worden genomen: - Omdat saneerpleisters waterafstotend zijn, moet ook de verder naar boven aangebrachte raaplaag waterafstotende eigenschappen vertonen - Wanneer er een niet-waterafstotende, zuigende raaplaag werd gebruikt, wordt aangeraden om vóór het aanbrengen van het afwerkpleister een grondering aan te brengen, die het capillair zuigen van de raaplaag sterk vermindert - In principe moeten gekleurde afwerkpleisters, met uitzondering van de pleistermethode krabpleister, na gelijkmatige opdroging van een egalisatieverf in één verflaag worden voorzien 16
Eisen volgens WTA-merkblad 2-9-04/D Deklagen binnenshuis - Diffusie-equivalente luchtlaagdikte sd < 0,2 m (elke afzonderlijke laag) Deklagen buitenshuis - Diffusie-equivalente luchtlaagdikte sd < 0,2 m (elke afzonderlijke laag) - Wateropnamecoëfficiënt w voor coatings < 0,2 kg/m2h0,5 Afwerkpleisters - Waterafstotend volgens DIN V 18550 Geschikt zijn verfsystemen met een sd-waarde die aanzienlijk kleiner is dan die van het saneerpleistersysteem zoals dispersieverven op silicaatbasis, waterige siliconen harsverven voor buiten en kalkverven voor binnen. Buitenshuis moeten de verven ofwel waterafstotend zijn uitgerust of naderhand van een hydrofoberende impregnering worden voorzien.
6ERVEN OP 2AJASIL SANEERPLEISTERS
Gevelschilderkunst met Rajasil SHF (siliconen harsverf) op het stadhuis in Horb
Gevel 'Gutmann‘s' in Kirchenlamitz met illusieschilderkunst van Rajasil SHF (siliconen harsverf)
17
Systeemoplossingen
Hierna laten wij u voorbeelden zien van systeemoplossingen met saneerpleisters voor binnens- en buitenshuis bij verschillende zout- en vochtbelastingen, die hun betrouwbaarheid in de praktijk hebben bewezen. Daarbij kan natuurlijk niet rekening worden gehouden met alle mogelijke ondergrond- en objectcondities die zich bij de sanering kunnen voordoen.
Sokkelvormgeving bij een tot woning verbouwde stal in Sichersreuth
18
Toepassing saneerpleister buiten Objectvoorbeeld:
- Gevel met gladde pleister en fraaie gevelversieringen
Ondergrondcondities:
- Stevig baksteenmetselwerk met weinig scheuren, sterk zuigend - Zeer hoge chloride- en nitraatbelasting, daarom saneerpleistersysteem met poriëngrondpleister en dikkere pleisterlaag bij de saneerpleister tot 20 mm - Middelmatig sulfaatgehalte - Hoge mate van vochtdoorslag Oorzaak verhelpen Afdichtingsmaatregelen
Ondergrondvoorbereiding:
- Netvormige hechtbrug van Rajasil SPB (spritslaag)
Saneerpleistersysteem:
- 1e laag 1 cm Rajasil PGP (poriëngrondpleister SP2) - 2e laag 2 cm Rajasil SP2 (saneerpleister SP2) - Gevelversieringen vervaardigen met saneerpleistersysteem, ook als grofpleister voor het trekken van gevellijsten
Afwerkpleister:
- bijv. Rajasil SPG (saneerspachtel), dikte ca. 5 mm, ook als fijnpleister voor het trekken van gevellijsten
Coating:
- bijv. Rajasil SHF (siliconen harsverf) na voorafgaande grondering met Rajasil NIG (Nano impregnering en grondering) - Sokkel, tweevoudige grondering 19
Toepassing saneerpleister buiten Objectvoorbeeld:
- Nieuwe bepleistering van oude bouwsubstantie waar bij de raamomlijstingen nog stenen te zien zijn
Ondergrondcondities:
- Sterk zuigend natuursteenmetselwerk met veel scheuren - Middelmatige chloride- en nitraatbelasting - Hoog sulfaatgehalte, daarom sulfaatbestendige Rajasil SP3 (saneerpleister SP3) of Rajasil SP4 (saneerpleister SP4) noodzakelijk - Geringe mate van vochtdoorslag
Ondergrondvoorbereiding: - Egaliserende pleisterlaag bij oneffenheden in het metselwerk > 4 cm met Rajasil EGM SP3 (egaliseermortel SP3) Saneerpleistersysteem:
- 2 cm Rajasil SP3 (saneerpleister SP3) of Rajasil SP4 (saneerpleister SP4) in een laag die het te bewerken oppervlak van de muur volgt - Aanpassing van de pleisterdikte aan de raamomlijstingen, d.w.z. hier kunnen de volgens WTA vereiste diktes niet in acht worden genomen. Daardoor kan het doorslaan van zouten niet volledig worden uitgesloten.
Afwerkpleister:
- Niet noodzakelijk
Coating:
- bijv. Rajasil SIF (gevelverf op silicaatbasis) in een grond- en een deklaag
20
Toepassing saneerpleister binnen Objectvoorbeeld:
- Historisch gebouw, onverwarmd binnengedeelte
Ondergrondcondities:
- sterk zuigend baksteenmetselwerk met stille scheuren, egaliseren met vlasvezelgewapende mortel, gedeeltelijk onvoldoende stevige baksteengedeelten Versteviging - middelmatige chloride- en nitraatbelasting, hoog sulfaatgehalte, eerste pleisterlaag sulfaatbestendig en gekleurd - Hoge mate van vochtdoorslag Oorzaak verhelpen Afdichtingsmaatregelen
Ondergrondvoorbereiding: - Middelmatige scheuren met Rajasil KP HSNA (kalkpleister HSNA) (vlasvezelgewapend en met een verhoogde sulfaatweerstand) dichtmaken - Brede scheuren met plamuurvlies en Stauss-gevelmat overspannen - Verweerde baksteengedeelten verstevigen met Rajasil FIXATIV Saneerpleistersysteem:
- 1 cm Rajasil EGM SP3 (egaliseermortel SP3) - 1,5 cm Rajasil SP2 (saneerpleister SP2)
Afwerkpleister:
- bijv. ca. 5 mm Rajasil LKP (luchtkalkpleister) fijn op de aangesteven Rajasil SP2 (saneerpleister SP2) (nat in vochtig)
Coating:
- bijv. frescale verflaag met Rajasil SIF (binnenverf op silicaatbasis) op de verse luchtkalkpleister 21
Toepassing saneerpleister binnen
Objectvoorbeeld:
- Oude bouwsubstantie, niet-verwarmd binnengedeelte, gedeeltelijk bijwerken van aanwezig pleisterwerk
Ondergrondcondities:
- Gemengd metselwerk van zuigende bakstenen en gering zuigende natuurstenen, daarom wapeningsweefsel inbedden - Middelmatig chloride-, nitraat- en sulfaatgehalte - Zeer hoge mater van vochtdoorslag en hoge luchtvochtigheid Oorzaak verhelpen
Afdichtingsmaatregelen
Zorgen voor geschikte drogingscondities Ondergrondvoorbereiding: - Netvormige hechtbrug van Rajasil SPB (spritslaag) Saneerpleistersysteem:
- 2 cm Rajasil SP2 (saneerpleister SP2) in twee lagen Er moet voor toereikende drogingscondities worden gezorgd, omdat het saneerpleister ander niet de noodzakelijke hydrofobie kan opbouwen. Rajasil AGG (wapeningsweefsel), ingebed in een derde deel van bovenaf van de bovenste saneerpleisterlaag.
Afwerkpleister:
- Niet noodzakelijk
Coating:
- bijv. Rajasil SIF INTERIOR (binnenverf op silicaatbasis) in een grond- en een deklaag. Vooraf grondering met Rajasil FIXATIV
22
Toepassing saneerpleister binnen
Objectvoorbeeld:
- Gebruik van kelderruimten Verbetering van de warmte-isolatie
Ondergrondcondities:
- Sterk zuigend baksteenmetselwerk - Middelmatige chloride- en nitraatbelasting - Geringe mate van vochtdoorslag
Ondergrondvoorbereiding: - Spritslaag is niet noodzakelijk Saneerpleistersysteem:
- 1e laag 2 cm Rajasil SP3 (saneerpleister SP3) of Rajasil SP4 (saneerpleister SP4), opkammen - 2e laag max. 4 cm* HECK DP MIN (mineraal isolatiepleister) zorgvuldig opkammen Bij geringe verzoutingen is geen saneerpleister nodig.
Afwerkpleister:
- bijv. 1 cm Rajasil KP (kalkpleister) fijn
Coating:
- bijv. Rajasil SIF INTERIOR (binnenverf op silicaatbasis) *Behoudens een bouwfysisch bewijs *volgens DIN 4108 Voor andere isolatiemaatregelen, zie isolatiewoordenboek
23
Toepassing saneerpleister binnen
Objectvoorbeeld:
- 'Vochtegaliserende' pleisterlaag op negatieve afdichting bij hoogwaardig gebruik van kelderruimten die aan de binnenkant zijn afgedicht
Ondergrondcondities:
- Negatieve afdichting met Rajasil DS RIGID (afdichtingsmortel) (zie ook Rajasil afdichtingswoordenboek) - Vocht en zouten blijven in dit geval in het metselwerk achter
Ondergrondvoorbereiding: - Rajasil SPB (spritslaag) netvormig (nat in vochtig op de afdichtingsmortel) Saneerpleistersysteem:
- Rajasil saneerpleisters - Eenlagig, min. dikte 2 cm - Oppervlak bijv. gefilzt
Afwerkpleister:
- Niet noodzakelijk
Coating:
- Niet noodzakelijk
24
Gevelvormgeving met Rajasil saneerpleistersystemen De vormgeving van gevels met Rajasil saneerpleistersystemen, met name met Rajasil SP2 (saneerpleister SP2) of Rajasil SPG (saneerspachtel) als afwerkpleister, leveren gevarieerde vormgevingsmogelijkheden op met het oog op de pleistermanier, kleurschakering en uitvoering van versierde gevels.
Pleistermanieren, bijvoorbeeld: Jugendstilgevel in Leipzig
s GElLZT PLEISTERWERK s GESPONSD PLEISTERWERK s KRABPLEISTER TOT EN MET KORRELS VAN MAX MM (schoolgebouw in Weimar) s 3TECHPUTZ STRUCTUURPLEISTER (jugendstilgevel in Leipzig) s )NTARSIAPLEISTERWERK
Versierde gevels:
Sächs.-Bayr. station in Leipzig
s 'EPLEISTERDE AFWERKINGSRANDEN EN BLOKKEN (foto Säch.-Bayr. station in Leipzig) s 'EBOSSEERDE VLAKKEN (zie pagina 26 In facet gebosseerde vlakken op het kasteel van Schwerin) s 4REKKEN VAN GEVELLIJSTEN Schoolgebouw in Weimar)
25
Referentieobjecten
14 miljoen vierkante meter kwaliteit spreken voor saneerpleistersystemen van Rajasil. Hieronder volgt een kleine selectie van representatieve referentieobjecten. - Taubertalmolen in Rothenburg o. d. T. - Franciscanenklooster in Bamberg Kasteel Schwerin
- Hovelingenhuizen bij kasteel Neuhardenberg - Markuskerk in Chemnitz - Kasteel Hohenzieritz - Cranachhof in Wittenberg
Wij zullen u graag de naam geven van referentieobjecten bij u in de buurt.
Voor de sanering
26
Na de sanering
Trefwoordenregister s %VENWICHTSVOCHTGEHALTE ook evenwichts- of sorptievochtigheid is het vochtgehalte van poreuze bouwmaterialen die afhankelijk is van de relatieve luchtvochtigheid s 3CHADELIJKE ZOUTEN Zouten zijn reactieproducten van zuren en basen bij neutralisatiereacties. Schadelijke zouten als nitraten, chloriden en sulfaten kunnen leiden tot ernstige corrosieverschijnselen bij bouwmaterialen. Hoe gemakkelijker oplosbaar de zouten zijn, des te mobieler en schadelijker zijn ze voor het aangedane metselwerk. s "OUWTOESTANDSANALYSE Zie vooronderzoeken s "EGELEIDENDE MAATREGELEN Om een langdurige houdbaarheid van saneerpleistersystemen te bereiken, moet de eigenlijke oorzaak van de vochtdoorslag van het metselwerk worden opgehelderd en verholpen, bijv. door een horizontale en verticale afdichting in het gedeelte dat met de grond in contact komt of door het nemen van isolatiemaatregelen bij de aanwezigheid van dauwwater. s $IFFUSIE Onder diffusie verstaat men het transport van gasvormige stoffen, bijv. waterdamp, door vaste stoffen heen op grond van verschillende concentraties zonder invloed van buitenaf. s $IFFUSIE EQUIVALENTE LUCHTLAAGDIKTE De diffusie-equivalente luchtlaagdikte (sd) geeft aan hoe dik een luchtlaag in rust zou moeten zijn, om dezelfde diffusieweerstand te hebben als de bekeken materiaallaag. sd = laagdikte (s) x diffusieweerstandsgetal (μ) s -ATE VAN VOCHTDOORSLAG De mate van vochtdoorslag van een bouwmateriaal wordt beschreven door de verhouding vochtgehalte t.o.v. verzadigingsvochtgehalte. DFG (%) = vochtgehalte / verzadigingsvochtgehalte. s /NTZOUTING Een ontzouting van metselwerk in de zin van een volledige verwijdering van zouten is praktisch niet uitvoerbaar, men dient daarom bij voorkeur te spreken van een verlaging van het zoutgehalte in het gedeelte dicht onder het oppervlak. Dergelijke effecten worden bijvoorbeeld verkregen door zouttransporterende pleisters of kompressen. s g6OCHTREGULERENDEg LAAG De vochtregulerende laag is bedoeld als tijdelijke opslag van dauwwater en ter vermindering van de capillaire condensatie in een constructie met zeer fijne poriën van de deklaag. Hiervoor worden saneerpleisters gebruikt, maar ook capillair actieve pleisters, zoals bijv. kalkpleister. s (ORIZONTALE AFDICHTING Horizontale afdichtingen verhinderen het capillair opstijgen van vocht in capillair geleidende bouwmaterialen (baksteen, natuursteen, voegmortel etc.).
27
s (YDROFOOB Als hydrofoob worden bouwmateriaaloppervlakken of bouwmaterialen aangeduid, die vocht en water afstoten en daarmee moeilijk kunnen worden bevochtigd. s (YGROSCOPISCHE ZOUTEN Hygroscopische zouten zijn zouten die uit de omringende lucht water kunnen aantrekken en binden. Bouwmaterialen met een hoge concentratie zouten (bijv. nitraatverbindingen) kunnen zeer hoge hygroscopische vochtgehaltes opnemen. Door hygroscopiciteit nemen de zoutbelaste bouwmaterialen meer vocht uit de omgevingslucht op dan strookt met het evenwichtsvochtgehalte van dezelfde zoutvrije bouwmaterialen. s (YGROSCOPICITEIT Zie hygroscopische zouten s #APILLARITEIT Hieronder verstaat men het opnemen (opzuigen) van water (vloeistoffen) in capillaire bouwmaterialen. s #APILLAIRE CONDENSATIE Capillaire condensatie doet zich al voor beneden de verzadigingscondities bij bouwmaterialen met zeer fijne poriën, bijv. beton, afdichtingsmortel etc. Dan ontstaat er bij een relatieve luchtvochtigheid die duidelijk lager ligt dan 100%, condensatie. s :OUTBERGEND PLEISTER Zie zouttransporterend pleister s +RISTALLISATIESCHADES Kristallisatieschades worden veroorzaakt door de volumetoename tijdens de kristallisatie. Daarbij ontstaan kristallisatiedrukken, die het bouwmateriaal beschadigen wanneer oplos- en kristallisatieprocessen elkaar vaak afwisselen. s ,UCHTPORIÑN Zie poriëngeometrie s .EGATIEVE AFDICHTING Bij de negatieve afdichting (binnenafdichting van kelders) gaat het om een verticale afdichting van constructiedelen die met de grond in contact komen aan de binnenkant van het muurmateriaal. Daarbij wordt het wandconstructiedeel geaccepteerd als vochtige zone. Verder capillair opzuigen van vocht moet worden voorkomen door het inbouwen van een horizontale afdichting boven het gedeelte dat met de grond in contact komt. s :OUTTRANSPORTERENDE PLEISTERS Zouttransporterende pleisters (zoutbergende pleisters) zijn bedoeld om het zoutgehalte dicht onder het oppervlak van het metselwerk te verlagen. De toepassing vindt plaats als tijdelijke maatregel bijv. bij extreem hoge verzoutingen. Zodra zich een ophoping van zouten in het pleisterwerk voordoet, moet dit worden vernieuwd of afsluitend, bijv. met saneerpleister, worden bepleisterd. Zouttransporterende pleisters zijn capillair actief en niet waterafstotend ingesteld. s 0ORIÑNGEOMETRIE De mate waarin een saneerpleister zijn functie vervult, hangt niet alleen af van de verdeling van de verschillende poriëngroottes, belangrijk is ook de vorm van de aanwezige poriën. Luchtporiën behoren tot de grootste poriën in een saneerpleisterdoorsnede. Ze werken capillair brekend en bieden ruimte voor eventuele zoutafzettingen.
28
s 0ORIEVOLUME Onder porievolume (PV) verstaat men het aandeel poriën in het totale volume van het bouwmateriaal. Voorbeeld: PV = 18%, betekent 180 I poriën op 1 m3 bouwmateriaal, d.w.z. de maximale vloeistofopname bedraagt 180 l. Onder het 'schijnbare porievolume' verstaat men het porievolume dat via de normale capillaire weg toegankelijk is; deze waarde is dus altijd lager dan het werkelijke porievolume s 2ELATIEVE LUCHTVOCHTIGHEID De relatieve luchtvochtigheid is de verhouding tussen het heersende vochtgehalte in de lucht en het mogelijke verzadigingsvochtgehalte.Het verzadigingsvochtgehalte van de lucht en daarmee ook de relatieve luchtvochtigheid zijn afhankelijk van de temperatuur. s :OUTBLOKKADE DROGINGSBLOKKADE Bijv. bij kalkpleisters waargenomen vermindering van het dampdiffusievermogen door het afzetten van schadelijke zouten in de porieconstructie. s 3ANEERPLEISTER 74! Saneerpleisters-WTA worden gemaakt van fabrieksmatig samengestelde droge mortel volgens DIN EN 998-1 en voldoen aan de eisen van merkblad 2-9-04/D 'Saneerpleistersystemen'. Er zijn pleisters met een hoge porositeit en waterdampdoorlatendheid terwijl het capillaire geleidingsvermogen tevens aanzienlijk verminderd is. Tot een saneerpleistersysteem behoren een spritslaag, raaplaag-WTA en saneerpleister-WTA. Spritslaag en/of raaplagen kunnen vervallen, wanneer de fabrikant dit adviseert. s 6ERZADIGINGSVOCHTGEHALTE Het verzadigingsvochtgehalte is de maximale hoeveelheid vocht, die een bouwmateriaal bij een bepaalde temperatuur kan opnemen. s 3ORPTIEVOCHTIGHEID Zie evenwichtsvochtgehalte s $AUWPUNT DAUWPUNTTEMPERATUUR Temperatuur waarbij de luchtvochtigheid door afkoeling haar verzadigingspercentage bereikt (100%). Wanneer deze dauwpunttemperatuur nog wordt onderschreden, dan scheidt zich vocht uit de lucht af (dauwwater, condenswater). s 6ERZOUTINGSGRAAD De verzoutingsgraad is een maatstaf voor de concentratie van zouten in belaste bouwmaterialen. Voor de classificatie van het schade veroorzakende effect, zie ook de tabel op pagina 15. s 6ERTICALE AFDICHTING Onder de verticale afdichting verstaat men de platte afdichting van constructiedelen die met de grond in contact komen. s 6OORONDERZOEKEN Om de bouwsubstantie te beoordelen en de schadeoorzaken op te sporen, zijn voor het kiezen van geschikte saneringsmaatregelen vooronderzoeken van het gebouw nodig. Van tevoren moeten bijv.: het zoutgehalte (onderscheiden naar het soort zout), het watergehalte, de max. wateropname en de hygroscopische wateropname worden bepaald.
29
Technische voorschriften en literatuurverwijzingen: WTA-merkblad 2-9-04/D 'Saneerpleistersystemen' WTA-merkblad 3-13-01/D 'Ontzouten van natuursteen en andere poreuze bouwmaterialen zonder vernietiging door middel van kompressen' WTA-merkblad 4-5-99 'Beoordeling van metselwerk – Metselwerkdiagnostiek' Wissenschaftlich-Technische Arbeitsgemeinschaft für Bauwerkserhaltung und Denkmalpflege e. V. (Duits wetenschappelijk-technisch samenwerkingsverband voor het behoud van gebouwen en monumentenzorg), WTA-Publications, c/o ETH, Institut für Baustoffe Werkstoffchemie und Korrosion, ETH Hönggerberg (Zwitsers instituut voor bouwmaterialen, materiaalchemie en corrosie, Zwitserse Technische Hogeschool Hönggerberg), CH-8093 Zürich Hermann G. Meier Saneerpleisters 1e uitgave 1999 / Expert-Verlag ISBN 3-8169-1547-7 2e uitgave 2002 Merkblad 'Egalisatieverven op sierpleisters' Uitgever: Bundesverband der Deutschen Mörtelindustrie e. V. (bond van de Duitse mortelindustrie) en Deutscher Stuckgewerbebund (Duitse stucadoorsbond) DIN EN 998-1 'Specificatie voor mortel voor metselwerk – Deel 1: pleistermortel' Beuth-Verlag GmbH, Berlijn, september 2003 DIN EN 13914 'Ontwerp, voorbereiding en uitvoering van stukadoorswerk binnen en buiten' DIN V 18550 'Pleistersoorten van mortel met minerale bindmiddelen uitvoering' Beuth-Verlag GmbH, Berlijn, november 2004 DIN 18557 'Fabrieksmatig samengestelde droge mortel, productie, controle en levering Beuth-Verlag GmbH, Berlijn, mei 1982 30
Slotwoord over de verwerking van saneerpleistersystemen De vakkundige verwerking van de verschillende saneerpleistersystemen met aangepaste afwerkpleisters en/of coatings is de taak van gekwalificeerde vakmensen. De toepassing van geldige normen en richtlijnen, de verwerking van WTA-gecertificeerde saneerpleistersystemen en de uitvoering door een gespecialiseerd bedrijf geven de opdrachtgever de nodige zekerheid en vormen tevens de basis voor de garantie. Daarom helpen onze vakkundige medewerkers in de buiten- en binnendienst u graag bij het vooronderzoek en de uitwerking van de juiste individuele saneringsmogelijkheid voor uw object. Maak gebruik van onze ervaring, dienstverlening en hoogwaardige materialen voor het succes van de sanering bij uw bouwplannen. In dit begeleidende document m.b.t. uw onroerend goed kan alle informatie over uitgevoerde of geplande sanerings- en isolatiemaatregelen worden vastgelegd.
Tot nog toe verschenen in deze serie: Woordenboek nr. 2: Het afdichtingswoordenboek Woordenboek nr. 5: Het natuursteenwoordenboek Woordenboek nr. 6: Het saneerpleisterwoordenboek
31
Intelligente oplossingen van BASF Bauchemie 2AJASIL "AUSANIERUNG Metselwerksanering - Afdichting en injectie, voorgemetselde muren, voegwerk, saneerpleistersystemen 3TEENRESTAURATIE AANBRENGEN VAN EEN PLEISTERLAAG KALKPLEISTERS ecosystemen Aanbrengen van gevelpleister - ondergrondvoorbereiding, pleister en mortel, pleisterwapening, -versteviging, coating, impregnering 2AJASIL BEPLEISTERINGSSYSTEMEN - binnen-/buitenpleisters
HECK MultiTherm Samengestelde isolatiesystemen - mineraal, kunstharsgebonden )SOLATIEPLEISTERSYSTEMEN GRONDERINGEN DECORATIEPLEISTERS COATINGS #O2AMix - Verf- en pleistermengtechnologie voor de bouwmaterialenhandel
"!3&