Per fax vooruit, aangetekend met bericht van ontvangst verstuurd ------------------Mr. -----------------, advocaat
Strikt vertrouwelijk Loyens & Loeff N.V. Ter attentie van mevrouw Mr. C.W.M. Lieverse Fred. Roeskestraat 100 1076 ED AMSTERDAM
Datum Ons kenmerk Pagina
Telefoon E-mail
Betreft
29 oktober 2009 JZ-------------1 van 14 020 -
[email protected] Besluit tot boeteoplegging voor overtreding van artikel 4:34 Wft
Geachte mevrouw Lieverse, 1.
Inleiding
De Stichting Autoriteit Financiële Markten (‘AFM’) heeft besloten om aan Afab Financiële Diensten Holding N.V. (‘Afab’) twee bestuurlijke boetes op te leggen. Een boete wordt opgelegd aan Afab vanwege het overtreden door Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V. (‘HDV’) van artikel 4:34, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) en een boete wordt opgelegd aan Afab vanwege het overtreden door HDV van artikel 4:34, tweede lid, Wft. HDV is door Afab bij de AFM aangemeld als aangesloten onderneming. Op grond van de artikelen 4:5, eerste lid, jo. 2:105, eerste en tweede lid, Wft geldt het handelen van HDV als het handelen of nalaten van Afab als collectieve vergunninghouder. De bestuurlijke boetes worden om deze reden aan Afab opgelegd. Het onderhavige besluit is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 zijn de feiten weergegeven die tot het besluit aanleiding hebben gegeven. Deze feiten worden beoordeeld in paragraaf 3. Paragraaf 4 bevat het besluit. De rechtsgangverwijzing is opgenomen in paragraaf 5. Het relevante wettelijke kader is opgenomen als een bijlage bij dit besluit. 2.
Feiten
2.1
Verloop van het proces
Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759 Rek.nr. 58.77.35.600 ABNAMRO Bank Amsterdam Stichting Beheer Derdengelden Advocaten Autoriteit Financiёle Markten Kenmerk van deze brief: JZ--------------
Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam Telefoon 020 - 797 20 00 • Fax 020 - 797 38 00 • www.afm.nl
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------2 van 14
De AFM heeft op 24 oktober 2008 aan Afab een Enquêteformulier voor aanbieders van consumptief krediet (‘Enquêteformulier’) toegestuurd in het kader van een branchebreed onderzoek naar aanbieders van krediet. Op 12 november 2008 heeft Afab het Enquêteformulier ondertekend. De AFM heeft Afab op 5 december 2008 schriftelijk bericht dat Afab naar aanleiding van de informatie in het Enquêteformulier geselecteerd was voor nader onderzoek door de AFM. De AFM heeft Afab in het kader van het onderzoek verzocht om toezending van aanvullende informatie. Het doel van het onderzoek van de AFM was om een oordeel te vormen omtrent de mate waarin Afab een bijdrage levert aan de doelstellingen van de Wft, te weten de bescherming van de belangen van de consumenten, het vertrouwen in de financiёle sector en het adequaat functioneren van de financiёle markten. Het onderzoek richtte zich in het bijzonder op de mate waarin de door Afab verstrekte consumptieve kredieten verantwoord waren, met het oog op het voorkomen van overkreditering. Afab heeft de AFM op 19 december 2008 een produktieoverzicht toegestuurd van de kredieten verstrekt in de periode van 1 juli tot 5 december 2008, alsmede de in de onderzoeksperiode bij HDV geldende acceptatierichtlijnen, produkten en tarieven1, in reactie op het verzoek van de AFM om toezending van alle criteria en informatie ter toelichting van deze criteria die Afab gebruikt bij de toetsing van kredieten om overkreditering te voorkomen. Op 20 januari 2009 heeft de AFM per e-mail aan HDV bericht dat de AFM uit het produktieoverzicht van Afab 30 dossiers had geselecteerd voor nader onderzoek. De AFM verzoekt HDV om voor deze 30 dossiers een Inkomsten- & Lasten Toets (‘ILT-toets’) in te vullen. Het betreffende verzoek wordt eveneens bij brief van 21 januari 2009 door de AFM aan HDV gezonden. Op 10 februari 2009 stuurt HDV per e-mail de ingevulde ILT-toets. Op 18 februari 2009 heeft de AFM ten kantore van HDV een managementgesprek met de directie van HDV. Op 12 maart 2009 hebt u namens Afab en HDV aan de AFM een brief gestuurd waarin u ingaat op een aantal vragen die door de AFM (mondeling) aan HDV zijn gesteld. In de brief geeft u onder andere een toelichting op de vraag waarom HDV bij het bepalen van de leennorm door HDV geen rekening houdt met de aflossing van een hypothecaire lening door consumenten en waarom HDV bij de berekening van de vaste lasten van consumenten de pensioenpremie niet meeneemt. Op 19 maart 2009 stuurt de AFM aan Afab een concept onderzoeksrapportage inzake verantwoorde consumptieve kredietverstrekking door HDV. Bij brief van 22 april 2009 reageert Afab schriftelijk op de conceptrapportage van de AFM.
1
Hierna ‘ Acceptatierichtlijnen’
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------3 van 14
Bij brief van 24 augustus 2009 stuurt de AFM aan Afab een brief waarin de AFM bericht dat zij voornemens is om 4 bestuurlijke boetes op te leggen, vanwege het overtreden van artikel 115, eerste lid BGfo (twee boetes) en artikel 4:34 eerste en tweede lid Wft. Als bijlage bij deze brief stuurt de AFM haar definitieve onderzoeksrapportage van 21 augustus 2009 mee. Bij brief van 14 september 2009 stuurt u aan de AFM de conceptjaarrekening van Afab over 2008, alsmede informatie over het aantal fte-ers dat bij HDV werkzaam is, en hoeveel fte-ers zich rechtstreeks bezighouden met financiёle dienstverlening. Bij brief van 21 september 2009 stuurt u de schriftelijke zienswijze van Afab aan de AFM. 2.2
Feiten die aanleiding vormen voor het besluit
Algemeen In de vierde nota van wijziging met betrekking tot de Wft is ten aanzien van artikel 4:34 Wft bepaald2 dat ‘de aanbieder van krediet om tot een goede beoordeling van de financiёle positie van de consument te komen, inzicht moet hebben in zowel de inkomsten, bijvoorbeeld de bron en hoogte van de inkomsten van de consument of relevante derden, als bepaalde vaste uitgaven van de consument, zoals de huur dan wel de hypotheeklasten, alimentatie en ziektekostenverzekering’. De betreffende passage is overgenomen uit de Memorie van Toelichting bij de Regels voor financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening ‘Wfd’).3 De Wfd had tot doel de verantwoordelijkheden van financiële dienstverleners vast te leggen en daartoe de belangrijkste kwaliteitskenmerken van financiële dienstverlening wettelijk te borgen. Op 1 januari 2007 is de Wfd opgegaan in de Wft. De AFM heeft indertijd overleg gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Banken (‘NVB’) en de Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland (‘VFN’) over de uitgangspunten bij de verbetering van de normen voor het verstrekken van consumptief krediet. De NVB en de VFN hebben onder meer in reactie hierop in 2008 nieuwe gedragscodes gepresenteerd.4 De Gedragscodes van de NVB en de VFN strekken ter invulling van de normen met betrekking tot het verkrijgen van inzicht in de inkomsten en vaste uitgaven van de consument. In een brief van 10 juni 2008 heeft de AFM aan de bij haar geregistreerde aanbieders van consumptief krediet kenbaar gemaakt dat zij de nieuwe normen in de NVB en VFN Gedragscodes zal zien als een minimale invulling van de open normen ter voorkoming van overkreditering. Uit het overzicht van 30 dossiers dat door de AFM op 20 januari 2009 was geselecteerd heeft de AFM uiteindelijk 26 dossiers geselecteerd voor nader onderzoek.
2
Kamerstukken 2005-2006, 29 708, nr. 19, p. 524 Kamerstukken 2003-2004, 29 507, nr. 3, p. 97 4 Hierna: NVB Gedragscode consumptief krediet en VFN Gedragscode, of gezamenlijk ‘Gedragscodes van de NVB en de VFN’ 3
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------4 van 14
Artikel 4:34, eerste lid, Wft De AFM heeft geconstateerd dat HDV onvoldoende informatie heeft ingewonnen over de financiёle positie van de klant en dat HDV de ingewonnen informatie onvoldoende gebruikt bij haar beoordeling in 9 van de 26 onderzochte dossiers. HDV vraagt bij het inwinnen van informatie over de financiële positie van de consument onvoldoende informatie op ten aanzien van de kosten van levensverzekeringen (in 3 dossiers)5 en de kosten van periodieke inleg op aan de hypotheek verbonden beleggingsrekeningen of –depots (in 2 dossiers).6 In twee dossiers heeft HDV nagelaten informatie op te vragen ten aanzien van de vraag of er aflossingsverplichtingen, premies voor aan de hypotheek verbonden levensverzekeringen of beleggingsrekeningen of /depots zijn.7 Daarnaast heeft de AFM geconstateerd dat HDV de ingewonnen informatie niet of onjuist gebruikt bij haar beoordeling of een krediet – ter voorkoming van overkreditering – verantwoord is voor de consument. Naar het oordeel van de AFM voert HDV daardoor geen goede beoordeling uit of het aangaan van een kredietovereenkomst – met het oog op overkreditering – verantwoord is. Dit is het geval ter zake van ingewonnen informatie over pensioeninhoudingen vermeld op de loonstrook van de betreffende consumenten (in 7 dossiers).8 Voorts heeft de AFM geconstateerd dat HDV in 7 dossiers de woonlasten, voor zover niet betreffend rentelasten, onvoldoende in haar beoordeling heeft betrokken.9 Artikel 4:34, tweede lid, Wft In de vierde kolom van onderstaande tabel heeft de AFM de hoogte van het door HDV verstrekte krediet afgezet tegen het maximaal te verstrekken krediet, berekend op basis van de normen van de NVB en VFN Gedragscodes. De AFM heeft geconstateerd dat HDV in alle 9 van de 26 dossiers een krediet heeft verstrekt dat het maximaal op basis van de VFN Gedragscode te verstrekken kredietniveau overschrijdt (zie kolom 5). In onderstaande tabel is dit op dossierniveau weergegeven:
5
Zie de dossiers 17 inzake ------, 18 inzake ---------- en 28 inzake --------. Zie de dossiers 10 inzake ---- en 24 inzake ------. 7 Zie de dossiers 12 inzake ---------------------------------- en 29 inzake ------------------------------------8 Zie de dossiers 5 inzake -------, 9 inzake ----------, 10 inzake ----, 12 inzake -----------------------, 18 inzake ---------------, 24 inzake ------ en 29 inzake ----------------------------. 9 Zie de dossiers 5 inzake ------, 9 inzake ----------, 10 inzake ----, 17 inzake ------, 18 inzake -------------------------------------, 24 inzake ------ en 28 inzake ---------. 6
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------5 van 14
No.
Naam
Hoogte verstrekt krediet
Maximaal te verstrekken krediet obv VFN Gedragscode
Percentage overkreditering
5. 9 10 12
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
€ 5.300 € 46.250 € 37.350 € 40.000
€0 € 29.550 € 32.550 € 35.650
100% 57% 15% 12%
€ 39.500 € 66 300
€ 29.765 € 60.950
33% 9%
€ 44.999 € 26.000 € 69.000
€ 30.753 € 23.700 € 54.848
46% 10% 26%
17 18 24 28 29
3.
Beoordeling van de feiten
3.1
Beoordeling AFM
3.1.1
Artikel 4:34, eerste lid, Wft
Artikel 4:34, eerste lid, Wft vereist dat een aanbieder van krediet in het belang van de consument voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet informatie inwint over de financiële positie van de consument. Tevens is op grond van dit artikellid vereist dat de kredietaanbieder ter voorkoming van overkreditering beoordeelt of het aangaan van een overeenkomst verantwoord is. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:34 Wft volgt dat een aanbieder van krediet rekening dient te houden en voorafgaand aan het totstandkomen van de overeenkomst informatie dient in te winnen met betrekking tot de inkomsten en vaste uitgaven van de consument. Een pensioeninhouding op het loon van een consument is bepalend voor de hoogte van het inkomen van een consument en maakt om die reden deel uit van diens financiële positie, ongeacht de grootte van de inhouding of de fiscale aftrekbaarheid daarvan. Als gevolg hiervan dient een kredietaanbieder, naar het oordeel van de AFM, op grond van artikel 4:34, eerste lid, Wft informatie in te winnen ter zake van pensioenlasten bij de inventarisatie van gegevens ter bepaling van de financiële positie van de consument en de ingewonnen informatie (voor zover van toepassing op de betreffende consument) vervolgens bij de beoordeling van de kredietaanvraag te betrekken.
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------6 van 14
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:34 Wft (zie voetnoot 2) volgt voorts dat woonlasten, waaronder hypotheeklasten, vaste lasten vormen en dat een aanbieder van krediet inzicht moet hebben in de hoogte daarvan, om tot een goede beoordeling van de financiële positie van de consument te komen. Geen onderscheid wordt gemaakt naar de verschillende componenten van de hypothecaire lasten. Een belangrijk onderdeel van woonlasten vormen de kosten van aflossing, de kosten van betaalde premies voor aan de hypotheek verbonden levensverzekeringen en de kosten van periodieke inleg op aan de hypotheek verbonden beleggingsrekeningen of – depots. In geval van huurwoningen vormen de servicekosten eveneens een belangrijk onderdeel van de woonlasten. Dat deze kosten onderdeel uitmaken van de woonlasten wordt ook onderschreven door de NVB in haar Gedragscode. De NVB schrijft in haar toelichting bij de Gedragscode bij de leennorm wat dient te worden verstaan onder werkelijke woonlasten. Deze zijn volgens de NVB Gedragscode ‘het netto-huurbedrag (huur minus huurtoeslag) of de netto-financieringslasten (betaalde rente voor de eigenwoningfinanciering minus de belastingteruggave, aflossing, premie kapitaalverzekering, inleg banksparen) van de woning’.10 Teneinde te kunnen voldoen aan de eisen van de NVB en de VFN Gedragscode dient een kredietaanbieder derhalve informatie in te winnen over de vaste lasten. De werkelijke woonlasten maken daarvan onderdeel uit. Als gevolg van het feit dat HDV onvoldoende informatie heeft ingewonnen over de financiёle positie van de klant en dat HDV de ingewonnen informatie onvoldoende heeft gebruikt bij haar beoordeling heeft zij artikel 4:34, eerste lid, Wft overtreden. Door dit nalaten van HDV heeft Afab als collectieve vergunninghouder naar het oordeel van de AFM in strijd met artikel 4:34, eerste lid, Wft gehandeld. 3.1.2
Artikel 4:34, tweede lid, Wft
Artikel 4:34, tweede lid, Wft verbiedt een kredietaanbieder om een overeenkomst inzake krediet aan te gaan indien dit met het oog op overkreditering onverantwoord is. Bij de kredietverstrekking door HDV zijn, zoals blijkt uit bovenstaande tabel (zie hiervoor onder 2.2), in 9 dossiers structureel te hoge kredieten verstrekt. Door geen of onvoldoende rekening te houden met wezenlijke vaste uitgaven zoals de kosten van aflossing van hypothecaire geldleningen, de kosten van betaalde premies voor aan de hypotheek verbonden levensverzekeringen en de kosten van periodieke inleg op aan de hypotheek verbonden beleggingsrekeningen of –depots ontstaat een substantieel grotere kredietruimte dan in werkelijkheid het geval is. Dit betekent dat de consument een hoger krediet verstrekt is dan verantwoord is. In de tabel als hierboven weergegeven in 2.2 wordt aangegeven per klantdossier met welke percentages overkreditering heeft plaatsgevonden. Voor de vaststelling van het percentage van overkreditering heeft de AFM gebruik gemaakt van de normen in de VFN Gedragscode.
10
In de toelichting bij de VFN Gedragscode wordt bij de invulling van de leennorm verwezen naar het begrip werkelijke woonlasten.
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------7 van 14
In de NVB en VFN Gedragscodes zijn, ter voorkoming van overkreditering en ter bescherming van de consument, door de sector nadere regels gesteld met betrekking tot verantwoorde kredietverstrekking. Artikel 5 van de VFN Gedragscode verplicht een aanbieder van krediet om bij de beoordeling van de financiële omstandigheden van de consument een leennorm te hanteren. In de toelichting bij de VFN Gedragscode wordt voorgeschreven hoe de leennorm moet worden berekend.11 De leennorm dient met ingang van 1 oktober 2008 inkomensafhankelijk te zijn en wordt gesteld op de basisnorm plus ten minste 15% van het netto inkomen - na aftrek van de norm woonlast en de basisnorm voor levensonderhoud. Onder vaste lasten verstaat de VFN de werkelijke woonlasten, alimentatie en financieringslasten. In de toelichting bij de VFN Gedragscode staat dat ingeval van een koopwoning met een hypothecaire financiering de bruto hypotheeklasten worden gesaldeerd met de belastingteruggaaf. Blijkens de toelichting mag hiervoor ook een vast percentage worden gehanteerd. De overige vaste lasten maken doorgaans deel uit van een pakket voor levensonderhoud dat het NIBUD hanteert. Lasten die daarin niet zijn opgenomen zijn bijvoorbeeld pensioenverplichtingen (deze komen niet bij elke consument voor). De toelichting bij VFN Gedragscode vermeldt dat het aan de aanbieder is om daar invulling aan te geven. HDV is kredietovereenkomsten aangegaan die met het oog op het voorkomen van overkreditering onverantwoord zijn, omdat wezenlijke vaste uitgaven zoals pensioenlasten, de kosten van aflossing van hypothecaire geldleningen, de kosten van betaalde premies voor aan de hypotheek verbonden levensverzekeringen en de kosten van periodieke inleg op aan de hypotheek verbonden beleggingsrekeningen of –depots niet zijn meegenomen. Als gevolg hiervan heeft HDV naar het oordeel van de AFM in strijd met artikel 4:34, tweede lid, Wft gehandeld. Door dit handelen van HDV heeft Afab als collectieve vergunninghouder naar het oordeel van de AFM in strijd met artikel 4:34, tweede lid, Wft gehandeld. 3.2 Zienswijze Afab 3.2.1 Invulling open norm, NVB en VFN Gedragscodes Afab stelt dat HDV bij de beoordeling van een kredietaanvraag de normen hanteert van de NVB en de VFN Gedragscodes en dat HDV, op de hoofdlijnen van de kritiek die de AFM heeft op de acceptatiecriteria, informatie inwinning en toepassing van de norm ter zake van verantwoorde kredietverstrekking, handelt binnen de grenzen van de NVB en VFN Gedragscodes. De gevallen waarbij sprake zou zijn geweest van onverantwoorde kredietverstrekking betreffen allemaal gevallen waarin één of meer van de discussiepunten door de AFM anders zijn uitgelegd dan HDV in redelijkheid heeft mogen doen op basis van de NVB en/of de VFN Gedragscode. Afab wijst er in haar zienswijze op dat de VFN Gedragscode aan de aanbieders de mogelijkheid biedt tot het zelf invullen van de norm door zelf te bepalen hoe om te gaan met pensioenverplichtingen. Dat bij de inventarisatie van vaste lasten geen rekening wordt gehouden met de pensioenbijdrage zou derhalve niet in strijd zijn met de VFN Gedragscode. Afab wijst er in dit verband op dat de AFM de invulling van de open normen in de NVB en de
11
De leennorm bestaat uit de basisnorm plus 15% van het netto inkomen na aftrek van de norm woonlast en de basisnorm voor levensonderhoud. Het is deze leennorm die door de AFM wordt onderschreven in de brief van 10 juni 2008 (kenmerk TT1B---------------------).
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------8 van 14
VFN Gedragscodes beschouwt als een minimum invulling.12 Daarnaast is Afab van mening dat de NVB Gedragscode zou toelaten om zowel aflossing, premie kapitaalverzekering als inleg banksparen verbonden aan de woning in mindering te brengen op de netto hypotheekrentelasten. De AFM is van oordeel dat het betoog van Afab ten aanzien van het buiten beschouwing laten van pensioenlasten en het beperkt meenemen van de woonlasten bij het bepalen van de kredietruimte, niet kan slagen. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:34 Wft blijkt immers duidelijk dat een aanbieder van krediet rekening dient te houden met vaste uitgaven van de consument. Zoals hiervoor reeds uiteengezet maken pensioenlasten, de kosten van aflossing van hypothecaire geldleningen, de kosten van betaalde premies voor aan de hypotheek verbonden levensverzekeringen en de kosten van periodieke inleg op aan de hypotheek verbonden beleggingsrekeningen of –depots daar een wezenlijk onderdeel van uit. Dat het volgens de toelichting bij de VFN Gedragscode aan de kredietaanbieder zelf is om te invulling te geven aan de vraag hoe om te gaan met pensioenverplichtingen ontslaat HDV niet van haar verplichting om, ter voorkoming van overkreditering, bij de beoordeling of het verantwoord is om aan een consument een krediet te verschaffen rekening te houden met de hiervoor genoemde wezenlijke vaste uitgaven. 3.2.2 Beroep op het ne bis in idem beginsel Afab stelt dat cumulatieve boeteoplegging voor overtreding van 115, eerste lid, BGfo en de leden 1 en 2 van artikel 4:34 Wft in strijd komt met het ne bis in idem beginsel, nu het gaat om een oordeel over dezelfde feitelijke omstandigheden. De AFM wijst erop dat op de ne bis in idem regeling als oogmerk heeft om te voorkomen dat wederom na een onherroepelijke uitspraak de partij voor dezelfde feiten een nieuwe boete zou krijgen opgelegd. Daarvan is in het geval van HDV geen sprake. De verweten gedraging terzake van 115, eerste lid, BGfo (het niet vastleggen van de criteria die ten grondslag liggen aan de kredietbeoordeling en het niet toepassen van de betreffende criteria) is immers een andere dan de gedragingen die beboetbaar zijn op grond van artikel 4:34, eerste en tweede lid, Wft (het niet inwinnen van informatie over de financiёle positie van de consument en de beoordeling of het aangaan van een overeenkomst verantwoord is (eerste lid) en het niet-aangaan van een overeenkomst indien dit, met het oog op overkreditering van de consument onverantwoord is). Het beroep op het ne bis in idem beginsel treft derhalve geen doel. 4
Besluit
Op grond van het vorenstaande heeft de AFM besloten om uit hoofde van artikel 1:80 eerste lid Wft aan Afab Financiёle Diensten Holding N.V. een boete van € 1.000,- op te leggen wegens het overtreden van artikel 4:34, eerste lid, Wft en een boete van € 1.000,- wegens het overtreden van artikel 4:34, tweede lid, Wft. Ingevolge artikel 1:81 lid 1 Wft juncto artikel 2 en 3 van het Besluit boetes Wft geldt voor het overtreden van zowel artikel 4:34, eerste lid, Wft als artikel 4:34, tweede lid, Wft een boete ten bedrage van € 1.000,(tariefnummer 2). Op grond van artikel 6, lid 1, Besluit boetes Wft is de hoogte van een boete die wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot een van de in dat artikellid genoemde categorieёn, mede afhankelijk van diens 12
Zie de brief van de AFM van 10 juni 2008, hiervoor aangehaald onder 2.2
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------9 van 14
draagkracht. Afab is een financiёle dienstverlener waarbij --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------. Op Afab is op basis van artikel 7 Besluit boetes Wft draagkrachtfactor 1 van toepassing. De boetes zijn door de AFM derhalve vastgesteld op tweemaal € 1.000,-. Naar het oordeel van de AFM zijn er geen redenen om tot matiging van de op te leggen boetes over te gaan. Ook anderszins heeft Afab niet met redenen onderbouwd waarom matiging in het onderhavige geval evenredig zou zijn. Het bedrag van de boetes van (in totaal) € 2.000,- dient, onder vermelding van ‘boete inzake Afab Financiёle Diensten Holding N.V., dossier ----, factuurnummer -----------’ te worden betaald aan de AFM door overschrijving op bankrekeningnummer ------------ bij ------------------ te Amsterdam. Op grond van artikel 1:85, eerste lid, Wft dient de boete te worden betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze beschikking. De beschikking treedt op grond van artikel 3:40 jo. 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht in werking op de dag van toezending daarvan. Ingevolge artikel 1:85, tweede lid, Wft wordt door het aantekenen van bezwaar of beroep tegen de beschikking de verplichting tot betaling van de boete geschorst. De schorsing geldt totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. 4.1
Beslissing tot publicatie van de boetes
Artikel 1:98 Wft verplicht de AFM om een besluit tot het opleggen van een boete openbaar te maken nadat dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Met de verplichting tot openbaarmaking van bestuurlijke boetes door de AFM beoogt de wetgever de deelnemers op de financiële markten te waarschuwen in het belang van de ordelijke en transparante financiële markt processen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en de zorgvuldige behandeling van cliënten (vergelijk Parlementaire Geschiedenis 29708, nr. 19, p. 301-303, p. 420-421; nr. 20, p. 30; en nr. 39, p. 8-10). Dit is in lijn met de doelen die de inmiddels vervallen sectorale toezichtwetten beoogden te dienen. De AFM kan slechts van openbaarmaking afzien indien op grond van artikel 1:98 openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. Van dat laatste is naar het oordeel van de AFM in casu geen sprake, zodat niet van openbaarmaking kan worden afgezien. Nadat dit boetebesluit rechtens onaantastbaar is geworden zal de AFM Afab nader informeren over de wijze en het tijdstip waarop publicatie zal plaatsvinden. 5
Rechtsgangverwijzing
Iedere belanghebbende kan tegen deze beschikking bezwaar aantekenen door binnen zes weken na bekendmaking daarvan een bezwaarschrift in te dienen bij de AFM, t.a.v. Juridische Zaken, Postbus 11723, 1001 GS, Amsterdam.
Datum Ons kenmerk Pagina
Hoogachtend, Autoriteit Financiële Markten
[was getekend]
[was getekend]
Bijlage: Bijlage 1
Wettelijk kader
29 oktober 2009 JZ-------------10 van 14
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------11 van 14
Bijlage 1 - Wettelijk kader Vierde Tranche Algemene wet bestuursrecht (“VT Awb”) Op 1 juli 2009 is de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd door middel van de VT Awb. In de VT Awb is de volgende overgangsbepaling opgenomen: “Indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.” Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving (“Wwbfw”) Op 1 augustus 2009 is de Wwbfw in werking getreden. Daarin is de volgende overgangsbepaling (artikel XII) opgenomen: “Ter zake van overtredingen die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.” Wft In artikel 4:34 Wft is bepaald: 1. Voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet wint een aanbieder van krediet in het belang van de consument informatie in over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is. 2. De aanbieder gaat geen overeenkomst inzake krediet aan met een consument indien dit, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid. In artikel 1:80 Wft is bepaald: 1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van overtreding van voorschriften, gesteld ingevolge de in de bijlage bij dit artikel genoemde artikelen en de prospectusverordening alsmede terzake van overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. 2. De bestuurlijke boete komt toe aan de toezichthouder die de boete heeft opgelegd. 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid. In artikel 1:81 Wft is bepaald:
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------12 van 14
1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900.000 bedraagt. 2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. 3. De toezichthouder kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is. In artikel 1:97 Wft is bepaald: 1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet na bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd terzake overtreding van: a.
een verbodsbepaling uit deze wet of ingevolge artikel 1:58, tweede lid, 1:58a, tweede lid, 1:58b, tweede lid, 1:58c, derde lid, 1:59, tweede lid, 1:67, eerste lid, 1:77, eerste lid, derde volzin, 4:4, eerste lid, of 4:4a; b. een overige bepaling die in de algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 1:81, eerste lid, beboetbaar is gesteld met tariefnummer 4 of 5; of c. artikel 4:19, 4:20, 4:22, 4:23, 4:24, 4:42 of 4:87. 2. De openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is gemaakt. 3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van de voorzieningenrechter. 4. Indien de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet blijft deze achterwege. In artikel 1:98 Wft is bepaald: Onverminderd artikel 1:97 maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet.
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------13 van 14
Besluit boetes Wft In artikel 2 Besluit boetes Wft is bepaald: Voor de tariefnummers, behorend bij de in artikel 3, 4 en 5 genoemde overtredingen, zijn de boetebedragen als volgt vastgesteld: Tariefnummer 1 2 3 4 5
Boete € 600 € 1.000 € 6.000 € 24.000 € 96.000
In artikel 3 Besluit boetes Wft is bepaald: Overtreding van een voorschrift, gesteld in een hierna genoemd artikel van de Wet op het financieel toezicht of in een hierna genoemd artikel van een op die wet gebaseerde algemene maatregel van bestuur, is als volgt beboetbaar: Wet op het financieel toezicht
Tariefnummer
4:34, eerste en tweede lid
2
In artikel 6, leden 1 t/m 4, Besluit boetes Wft is bepaald: 1. Indien een boete wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot een van de hierna genoemde categorieën, is de hoogte van de boete mede afhankelijk van diens draagkracht: a. financiële ondernemingen; (…)
2. De draagkracht komt in de hoogte van de boete tot uiting door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van artikel 3, 4 en 5, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 toepasselijke draagkrachtfactor. 3. Indien de toezichthouder niet beschikt over de voor de bepaling van de draagkracht noodzakelijke gegevens, verzoekt hij degene aan wie de boete zal worden opgelegd deze gegevens binnen een door hem te stellen redelijke termijn te verstrekken. 4. Indien de betrokkene de in het derde lid bedoelde gegevens niet binnen de in dat lid bedoelde termijn verstrekt, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de draagkrachtfactor vijf van toepassing.
Datum Ons kenmerk Pagina
29 oktober 2009 JZ-------------14 van 14
In artikel 7 Besluit boetes Wft is bepaald: De in artikel 6, tweede lid, bedoelde draagkrachtfactoren zijn: a. draagkrachtfactor één: […] 5°. financiëledienstverleners, niet zijnde financiële ondernemingen als bedoeld onder 1° tot en met 4°, waarvan het aantal werknemers, gemeten naar voltijdsequivalent, dat zich rechtstreeks bezighoudt met financiële dienstverlening minder dan 15 bedraagt; […]