EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 15.9.2014 COM(2014) 576 final ANNEX 2 – PART 1/2
BIJLAGE bij het Voorstel voor een besluit van de Raad tot ondertekening en voorlopige toepassing van de economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen de West-Afrikaanse Staten, de Ecowas en Waemu, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds
NL
NL
BIJLAGE A (Deel 1) Protocol betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden voor administratieve samenwerking 25. Overlegging van het bewijs van oorsprong
INHOUD
26. Invoer in deelzendingen 27. Vrijstelling van bewijs van oorsprong 28. Informatieprocedure in verband met cumulatie
TITEL I: Algemene bepalingen
29. Bewijsstukken Artikelen
30. Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken
1. Definities
31. Verschillen en vormfouten 32. In euro uitgedrukte bedragen
TITEL II: Definitie van het begrip "producten van oorsprong"
TITEL V: Administratieve samenwerking
Artikelen
Artikelen
2. Algemene voorwaarden
33. Administratieve voorwaarden waaronder producten voor preferenties in aanmerking komen
3. Volledig verkregen producten
34. Kennisgeving door douaneautoriteiten
4. Toereikende be- of verwerking
35. Overige regelingen voor administratieve samenwerking
5. Ontoereikende be- of verwerking
36. Controle van het bewijs van oorsprong
6. Be- of verwerking van in de Europese Unie ingevoerde materialen vrij van douanerechten
37. Controle van de leveranciersverklaring
7. Cumulatie van oorsprong
38. Geschillenbeslechting
8. Cumulatie met andere landen die vrij van douanerechten en quotavrij toegang hebben tot de markt van de Europese Unie
39. Sancties
9. Determinerende eenheid
40. Vrije zones
10. Accessoires, gereedschappen
vervangingsonderdelen
en
41. Afwijkingen
11. Assortimenten 12. Neutrale elementen
TITEL VI: Ceuta en Melilla
13. Gescheiden boekhouding
Artikelen 42. Bijzondere voorwaarden
TITEL III: Territoriale voorwaarden
43. Bijzondere voorwaarden
Artikelen
TITEL VII: Slotbepalingen
14. Territorialiteitsbeginsel 15. Rechtstreeks vervoer
Artikelen
16. Tentoonstellingen
44. Herziening en toepassing van oorsprongsregels 45. Bijlagen
NL
2
NL
46. Tenuitvoerlegging van het protocol
TITEL IV: Bewijs van de oorsprong
47. Overgangsbepaling voor goederen in doorvoer of in opslag Artikelen 17. Algemene voorwaarden 18. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 19. Afgifte achteraf van goederenverkeer EUR.1
het
certificaat
inzake
20. Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 21. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong 22. Voorwaarden factuurverklaring
voor
het
opstellen
van
een
23. Toegelaten exporteur 24. Geldigheid van het bewijs van oorsprong
NL
3
NL
INHOUD BIJLAGEN BIJLAGE I: Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II BIJLAGE II: Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt BIJLAGE II.a: Afwijkingen van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt BIJLAGE III: Formulier voor het certificaat inzake goederenverkeer BIJLAGE IV: Factuurverklaring BIJLAGE V A: Leveranciersverklaring voor producten van preferentiële oorsprong BIJLAGE V B: Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn BIJLAGE VI: Inlichtingenblad BIJLAGE VII: Formulier voor een verzoek om afwijking BIJLAGE VIII: Landen en gebieden overzee BIJLAGE IX: Producten bedoeld in artikel 7, lid 4 GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende het Prinsdom Andorra GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende de Republiek San Marino
NL
4
NL
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
NL
a)
"vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b)
"materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten of delen enz. die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c)
"product": het product dat wordt vervaardigd, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d)
"goederen": zowel materialen als producten;
e)
"douanewaarde": de waarde zoals bepaald overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f)
"prijs af fabriek": de prijs van het product af fabriek, betaald aan de fabrikant in de Europese Unie of in West-Afrika in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g)
"waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Europese Unie of in West-Afrika is betaald;
h)
"waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen volgens de definitie in punt g), die van overeenkomstige toepassing is;
i)
"toegevoegde waarde": de prijs af fabriek van producten, verminderd met de douanewaarde van de materialen die uit derde landen in de Europese Unie, de ACSstaten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is of de LGO's zijn ingevoerd; indien de douanewaarde niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, wordt uitgegaan van de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Europese Unie of in West-Afrika is betaald;
j)
"hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;
k)
"ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l)
"zending": producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument voor de verzending van de exporteur naar de geadresseerde, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;
m)
"gebieden": omvatten ook de territoriale wateren;
5
NL
n)
"LGO's": de landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in bijlage VIII. TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden
1.
Voor de toepassing van de economische partnerschapsovereenkomst tussen WestAfrika en de Europese Unie (hierna in dit protocol "de overeenkomst" genoemd) wordt het grondgebied van de West-Afrikaanse staten als één grondgebied beschouwd en hierna "West-Afrika" genoemd.
2.
Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten aangemerkt als producten van oorsprong uit de Europese Unie:
3.
a)
volledig in de Europese Unie verkregen producten in de zin van artikel 3 van dit protocol;
b)
in de Europese Unie verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, mits die materialen in de Europese Unie een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4.
Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten aangemerkt als producten van oorsprong uit West-Afrika: a)
volledig in West-Afrika verkregen producten in de zin van artikel 3 van dit protocol;
b)
in West-Afrika verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, mits die materialen in West-Afrika een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4. Artikel 3 Volledig verkregen producten
1.
NL
Als volledig in de regio West-Afrika of de Europese Unie verkregen worden beschouwd: a)
aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
b)
aldaar uit de bodem of zee- of oceaanbodem gewonnen minerale producten;
c)
aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
d)
producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e)
i)
producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
ii)
producten van de aquacultuur, waaronder maricultuur, wanneer de dieren aldaar uit eieren, kuit, larven of jonge vis zijn gekweekt;
f)
producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Europese Unie of een West-Afrikaanse staat door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g)
producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
6
NL
2.
h)
gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;
i)
afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;
j)
producten, buiten de territoriale wateren gewonnen uit de zeebodem of ondergrond, mits zij het alleenrecht hebben op ontginning van die bodem of ondergrond;
k)
goederen die uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen: a)
die in een lidstaat van de Europese Unie of een West-Afrikaanse staat zijn ingeschreven of geregistreerd; en
b)
die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of een West-Afrikaanse staat voeren; en
c)
die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: i)
zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie of van West-Afrika; of
ii)
d)
NL
zij behoren toe aan een onderneming: –
die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste handelsactiviteit in een lidstaat van de Europese Unie of in West-Afrika heeft; en
–
die voor ten minste 50 % toebehoort aan een of meer lidstaten van de Europese Unie of een of meer West-Afrikaanse staten, of aan overheidsorganen of onderdanen van een of meer van deze landen; en
waarvan de bemanning voldoet aan de voorwaarden uit lid 3.
3.
Voor de toepassing van artikel 3, lid 2, onder d), moet een bemanning voor ten minste 10 % bestaan uit onderdanen van West-Afrika of de Europese Unie. Dit percentage wordt elke drie (3) jaar, of op verzoek van de Europese Unie of WestAfrika, opnieuw beoordeeld door het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van gekwalificeerde West-Afrikaanse onderdanen.
4.
Onverminderd lid 2, wordt op verzoek van een lidstaat of een groep staten uit WestAfrika door die lidstaat of groep staten gecharterde of geleasede schepen als "zijn schepen" beschouwd om in diens exclusieve economische zone visserijactiviteiten te beoefenen, mits vooraf een aanbod aan de marktdeelnemers van de Europese Unie is gedaan en de door het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering vooraf vastgestelde voorwaarden voor tenuitvoerlegging in acht worden genomen. Het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering ziet erop toe dat de in dit lid vastgestelde voorwaarden worden nagekomen.
5.
Aan de voorwaarden van lid 2 kan worden voldaan in verschillende West-Afrikaanse staten, alsook in de staten die partij zijn bij verschillende economische partnerschapsovereenkomsten waarmee cumulatie mogelijk is. In die gevallen
7
NL
worden de producten beschouwd als van oorsprong uit het land waarvan het schip de vlag voert. Artikel 4 Toereikende be- of verwerking 1.
Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet volledig verkregen zijn, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
2.
Onverminderd lid 1, kunnen de in bijlage II.a, opgenomen producten worden geacht voor de toepassing van artikel 2 een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de in die bijlage genoemde voorwaarden is voldaan. Gedurende een periode van vijf (5) jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst is bijlage II.a, uitsluitend van toepassing op de uitvoer van West-Afrika, onverminderd artikel 44, lid 2.
3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen bij de vervaardiging gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen moeten hebben ondergaan, en gelden slechts voor die materialen. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in een van de lijsten voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt, daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
4.
In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden van de bijlagen II en II.a niet bij de vervaardiging van een bepaald product mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits: a)
de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 10 % van de prijs af fabriek van het product voor producten uit de Europese Unie en 15 % van de prijs af fabriek van het product voor producten uit West-Afrika;
b)
in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
5.
Lid 4 is niet van toepassing op in de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem bedoelde producten.
6.
De leden 1 tot en met 5 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 5. Artikel 5 Ontoereikende be- of verwerking
1.
De volgende be- of verwerkingen worden als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan: a)
NL
conserverende behandelingen die ervoor moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;
8
NL
2.
b)
eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, reinigen, verven, schuren en snijden;
c)
het verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d)
i)
het veranderen van verpakkingen, het splitsen en samenvoegen van colli;
ii)
het eenvoudig verpakken in flessen, blikjes, zakken, etuis, dozen, bevestigen op kaartjes of plankjes enzovoorts, en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;
e)
het aanbrengen van merken, etiketten, logo's en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakking;
f)
het eenvoudig mengen van producten, ook indien van verschillende soorten; het mengen van suiker en andere stoffen;
g)
het eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;
h)
het eenvoudig uit elkaar nemen van producten;
i)
het strijken of persen van textiel;
j)
het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten en het glaceren van granen of rijst;
k)
het kleuren of aromatiseren van suiker of het vormen van suikerklontjes; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;
l)
het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;
m)
het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;
n)
twee of meer van de onder a) tot en met m) vermelde behandelingen tezamen;
o)
het slachten van dieren.
Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Europese Unie of West-Afrika heeft ondergaan tezamen genomen. Artikel 6 Be- of verwerking van in de Europese Unie ingevoerde materialen vrij van douanerechten
1.
Onverminderd artikel 2 worden niet van oorsprong zijnde materialen die bij invoer in de Europese Unie - in overeenstemming met het gemeenschappelijk buitentarief1 door de toepassing van conventionele rechten van het meestbegunstigingstarief vrij zijn van douanerechten, beschouwd als materialen van oorsprong uit een WestAfrikaanse staat indien zij deel uitmaken van een uit dat land verkregen product, op voorwaarde dat zij be- of verwerkt zijn op een wijze die anders is dan bedoeld in artikel 5, lid 1.
2.
De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (vak 7) of de factuurverklaringen die worden afgegeven krachtens lid 1, bevatten een van de volgende vermeldingen:
1
NL
Zie bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, alsook de wijzigingen van deze verordening en de overige daarmee verband houdende teksten.
9
NL
–
"Application of art. 6.1 of Protocol 1 to the WA-EU EPA";
–
"Application de l’art. 6.1 du protocole n° 1 de l'APE AO-UE";
–
"Aplicação do artigo 6.1 do Protocolo 1 do APE AO-UE".
3.
De Europese Unie verstrekt het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering elk jaar de lijst van materialen waarop de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn. Vervolgens maakt de Europese Commissie deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) bekend; de West-Afrikaanse maken de lijst overeenkomstig hun eigen procedures bekend.
4.
De in dit artikel bedoelde cumulatie is niet van toepassing op materialen waarvoor op het moment van invoer in de Europese Unie antidumpingrechten of compenserende rechten gelden wanneer zij van oorsprong zijn uit een land waarvoor deze antidumpingrechten of compenserende rechten gelden. Artikel 7 Cumulatie van oorsprong
1.
Onverminderd artikel 2 worden materialen van oorsprong uit een land van een van de partijen, andere ACS-staten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is, de Republiek Zuid-Afrika of de LGO's beschouwd als van oorsprong uit een land van de andere partij indien zij zijn opgenomen in een aldaar verkregen product, wanneer de aldaar verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, zijn genoemd. Indien de in een land van de betreffende partij verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 5, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit die partij beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere landen of gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land of gebied dat de hoogste waarde aan van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van het eindproduct zijn gebruikt, voor zijn rekening neemt. De oorsprong van materialen van oorsprong uit de ACS-staten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is en de LGO's wordt bepaald aan de hand van de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van de preferentiële overeenkomsten tussen de Europese Unie en die landen en in overeenstemming met artikel 28.
2.
Onverminderd artikel 2 worden de be- of verwerkingen die in een van de landen van de partijen, de ACS-staten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is of de LGO's zijn uitgevoerd, beschouwd als uitgevoerd door de andere partij, wanneer de materialen verdere be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, worden genoemd. Indien de in een land van een van de partijen verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 5, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong van die partij beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de materialen die in een van bovengenoemde landen of gebieden zijn gebruikt. Indien dit niet het geval is, wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land of gebied dat de
NL
10
NL
hoogste waarde aan materialen die bij de vervaardiging van het eindproduct zijn gebruikt, voor zijn rekening neemt. De oorsprong van het eindproduct wordt bepaald aan de hand van de oorsprongsregels uit dit protocol en artikel 28. 3.
a)
de partij van bestemming en alle landen of gebieden die bijdragen aan het verkrijgen van de oorsprongsstatus een overeenkomst of verbintenis voor administratieve samenwerking zijn aangegaan waarmee de correcte toepassing van dit artikel is gewaarborgd en waarin een verwijzing naar het gebruik van passende bewijzen van oorsprong is opgenomen;
b)
West-Afrika en de Europese Unie elkaar via de Europese Commissie en de Ecowas-commissie op de hoogte brengen van de details van administratieve samenwerkingsovereenkomsten met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden. De Europese Commissie en de West-Afrikaanse staten maken, respectievelijk in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en volgens hun eigen procedures, de datum bekend met ingang waarvan de in dit artikel bedoelde cumulatie met de in dit artikel genoemde landen en gebieden die aan de gestelde voorwaarden hebben voldaan, mag worden toegepast.
4.
De in dit artikel voorziene cumulatie mag pas vanaf 1 oktober 2015 worden toegepast op in de lijst van bijlage IX opgenomen producten wanneer de voor de vervaardiging van die producten gebruikte materialen van oorsprong zijn uit of de be- of verwerking plaatsvindt in ACS-staten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is.
5.
De in dit artikel voorziene cumulatie wordt niet toegepast op materialen die:
6.
2
NL
De in de leden 1 en 2 bedoelde cumulatie is alleen van toepassing op de andere ACSstaten waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is en op de LGO's als:
a)
onder de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld en van oorsprong zijn uit de EPO-staten in de Stille Oceaan uit hoofde van artikel 6, lid 6, van Protocol II van de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Stille-Oceaanstaten, anderzijds2;
b)
onder de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld en van oorsprong zijn uit de EPO-staten in de Stille Oceaan uit hoofde van enige toekomstige bepaling van een algemene economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de ACSstaten in de Stille Oceaan, anderzijds;
c)
van oorsprong zijn uit de Republiek Zuid-Afrika en niet rechtstreeks vrij van douanerechten en quotavrij in de Europese Unie mogen worden ingevoerd.
De Europese Unie verstrekt het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering elk jaar de lijst van materialen waarop de bepalingen van de laatste alinea van lid 5, onder c), van dit artikel van toepassing zijn. Vervolgens maakt de Europese Commissie deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) bekend; de West-Afrikaanse staten maken de lijst volgens hun eigen procedures bekend.
Besluit 2009/729/EG van de Raad van 13 juli 2009.
11
NL
Artikel 8 Cumulatie met andere landen die vrij van douanerechten en quotavrij toegang hebben tot de markt van de Europese Unie 1.
Onverminderd artikel 2 worden de materialen van oorsprong uit landen en gebieden die: a)
in aanmerking komen voor de "bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen" in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties (SAP) van de Europese Unie;
b)
vrij van douanerechten en quotavrij toegang hebben tot de markt van de Europese Unie in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties,
als materialen van oorsprong uit een van de West-Afrikaanse staten beschouwd indien zij in een in dat land verkregen product zijn verwerkt. Zij behoeven daar geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan indien de be- of verwerking meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, genoemde be- of verwerkingen. Bevat het product tevens niet van oorsprong zijnde materialen, dan moet elk product waaraan deze materialen zijn toegevoegd, om als van oorsprong uit West-Afrika te kunnen worden beschouwd, een be- of verwerking ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4. 1.2.
De oorsprong van materialen uit andere betrokken landen of gebieden wordt vastgesteld aan de hand van de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie en overeenkomstig artikel 28.
1.3.
De in dit lid voorziene cumulatie wordt niet toegepast op materialen:
2.
NL
a)
waarvoor op het moment van invoer in de Europese Unie antidumpingrechten of compenserende rechten gelden wanneer zij van oorsprong zijn uit een land waarvoor deze antidumpingrechten of compenserende rechten gelden;
b)
die onder tariefonderverdelingen 3302.10 en 3501.10 van het geharmoniseerd systeem zijn vallen;
c)
die in hoofdstuk 3 van het geharmoniseerd systeem bij "tonijnproducten" zijn ingedeeld en in het schema van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie zijn opgenomen;
d)
waarvoor de tariefpreferenties in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie zijn beëindigd (graduatie) of opgeschort (vrijwaringsclausule).
Na kennisgeving door een West-Afrikaanse staat worden, onverminderd artikel 2 en met inachtneming van de leden 2.1, 2.2 en 5, materialen van oorsprong uit landen of gebieden die op grond van overeenkomsten of regelingen vrij van douanerechten en quotavrij toegang hebben tot de markt van de Europese Unie, als materialen van oorsprong uit een van de West-Afrikaanse staten beschouwd. De West-Afrikaanse staat doet de Europese Unie deze kennisgeving via de Europese Commissie toekomen. De cumulatie blijft van toepassing zolang aan de voorwaarden voor de verlening ervan wordt voldaan. De betreffende materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer deze meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, genoemde be- of verwerkingen.
12
NL
2.1.
De oorsprong van materialen uit andere betrokken landen of gebieden wordt vastgesteld aan de hand van de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van preferentiële overeenkomsten of regelingen tussen de Europese Unie en deze landen en gebieden en overeenkomstig artikel 28.
2.2.
De in dit lid voorziene cumulatie wordt niet toegepast op materialen: die onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerde systeem vallen of die op de lijst met producten uit bijlage 1, lid 1, onder ii), van de Overeenkomst inzake landbouw van de GATT/WTO-overeenkomst van 1994 voorkomen;
b)
waarvoor op het moment van invoer in de Europese Unie antidumpingrechten of compenserende rechten gelden wanneer zij van oorsprong zijn uit een land waarvoor deze antidumpingrechten of compenserende rechten gelden;
c)
die uit hoofde van een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en een derde land zijn onderworpen aan handelsmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen of aan andere maatregelen waardoor dergelijke producten niet vrij van douanerechten en quotavrij toegang tot de markt van de Europese Unie hebben.
3.
De Europese Unie verstrekt het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering elk jaar de lijst van materialen en landen waarop de bepalingen van lid 1 van toepassing zijn. Vervolgens maakt de Europese Commissie deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) bekend; de West-Afrikaanse staten maken de lijst bekend overeenkomstig hun eigen procedures. West-Afrika verstrekt het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering elk jaar de lijst van materialen waarop de cumulatie uit de leden 1 en 2 van toepassing is.
4.
De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (vak 7) of de factuurverklaringen die worden afgegeven krachtens de leden 1 en 2 bevatten een van de volgende vermeldingen:
5.
NL
a)
–
"Application of art. 8.1 or 8.2 of Protocol 1 to the WA-EU EPA";
–
"Application de l’art. 8.1 ou 8.2 du Protocole n° 1 de l'APE AO-UE";
–
"Aplicação do artigo 8.1 ou 8.2 do Protocolo do APE AO-EU".
De in de leden 1 en 2 van dit artikel voorziene cumulatie kan enkel onder de volgende voorwaarden worden toegepast: a)
alle landen die aan het verkrijgen van de oorsprongsstatus bijdragen, zijn een overeenkomst of verbintenis voor administratieve samenwerking aangegaan waarmee de correcte toepassing van dit artikel is gewaarborgd en waarin een verwijzing naar het gebruik van passende bewijzen van oorsprong is geregeld;
b)
de West-Afrikaanse staat of staten brengt of brengen de Europese Unie via de Europese Commissie op de hoogte van de details van administratieve samenwerkingsovereenkomsten met de andere landen of gebieden die in dit artikel worden bedoeld. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend met ingang waarvan de in dit artikel genoemde landen of gebieden die aan de gestelde voorwaarden voldoen, de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen.
13
NL
Artikel 9 Determinerende eenheid 1.
De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat:
2.
a)
wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b)
wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, elk product voor de toepassing van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. Artikel 10 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs ervan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het materieel of de machines, apparaten of voertuigen in kwestie. Artikel 11 Assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt. Artikel 12 Neutrale elementen Om de oorsprong van een product te bepalen, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van de bij de vervaardiging van dat product gebruikte:
NL
a)
energie en brandstof;
b)
fabrieksuitrusting;
c)
machines en werktuigen;
d)
goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen.
14
NL
Artikel 13 Gescheiden boekhouding 1.
Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van fungibele materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkenen toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna "de methode" genoemd) wordt gebruikt.
2.
De in lid 1 bedoelde methode is eveneens van toepassing op niet-gearomatiseerde ruwe suiker zonder toegevoegde kleurstoffen die bestemd is om te worden geraffineerd, zowel van oorsprong als niet van oorsprong, en onder de onderverdelingen 1701 12, 1701 13 en 1701 14 van het geharmoniseerd systeem valt, en fysiek wordt gecombineerd of gemengd in een West-Afrikaanse staat of in de Europese Unie alvorens naar de Europese Unie en de West-Afrikaanse staten te worden uitgevoerd.
3.
Deze methode waarborgt dat het aantal verkregen producten die als van oorsprong uit de West-Afrikaanse staten of de Europese Unie kunnen worden beschouwd, op ieder moment overeenkomt met het aantal producten die bij de fysieke scheiding van de voorraden zouden zijn verkregen.
4.
De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in de leden 1 en 2 bedoelde vergunning de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.
5.
De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
6.
Degene die van de methode gebruik maakt, kan voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd, al naar gelang van het geval, bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
7.
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze te allen tijde intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
8.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt onder "fungibele materialen" of "fungibele producten" verstaan materialen of producten van gelijke aard en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken, die niet van elkaar te onderscheiden zijn voor het bepalen van de oorsprong. TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN Artikel 14 Territorialiteitsbeginsel
1.
NL
Behoudens het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8 moet in de West-Afrikaanse staten of in de Europese Unie zonder onderbreking zijn voldaan aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprongsstatus.
15
NL
2.
3.
Behoudens het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8 worden goederen van oorsprong uit West-Afrika of de Europese Unie die naar een ander land zijn uitgevoerd en dan terugkeren, geacht geen product van oorsprong meer te zijn, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat: a)
de wederingevoerde goederen dezelfde goederen zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en
b)
de goederen, terwijl zij in het andere land waren of toen zij werden uitgevoerd, geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.
Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Europese Unie of West-Afrika van uit de Europese Unie of West-Afrika uitgevoerde en later wederingevoerde producten, mits: a)
deze producten geheel en al in de Europese Unie of West-Afrika zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5 zijn genoemd; en
b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat: i)
de be- of verwerkingen plaatsvonden buiten de Europese Unie of WestAfrika in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling;
ii)
de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde producten; en
iii)
alle buiten West-Afrika of de Europese Unie gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen, tezamen niet meer dan 10 % bedragen van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4.
Voor goederen die aan de voorwaarden van lid 3 voldoen, worden alle buiten WestAfrika of de Europese Unie gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen, opgenomen in het niet van oorsprong zijnde materiaal. De vaststelling van de oorsprongsstatus van de goederen vindt plaats door toepassing van de in bijlage II vastgestelde voorschriften en de totale waarde van niet van oorsprong zijnde materialen die binnen en buiten de Europese Unie of WestAfrika gebruikt zijn, samen te nemen.
5.
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 4, lid 4, als in toereikende mate be- of verwerkt kunnen worden aangemerkt.
6.
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem. Artikel 15 Rechtstreeks vervoer
1.
NL
De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen West-Afrika en de Europese Unie of over het grondgebied van een ander in de artikelen 6, 7 en 8 genoemd land waarmee cumulatie mogelijk is, zijn
16
NL
vervoerd. Producten die een enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag in dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren. Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van West-Afrika of de Europese Unie worden vervoerd. 2.
Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer: a)
een enkel vervoersdocument ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer; of
b)
een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:
c)
i)
de producten nauwkeurig zijn omschreven;
ii)
de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de scheepsnamen of van de andere gebruikte vervoermiddelen; alsmede
iii)
een verklaring is opgenomen betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven.
hetzij, bij gebreke van bovenstaande documenten, elk stuk dat tot bewijs kan dienen. Artikel 16 Tentoonstellingen
1.
2.
NL
Op producten van oorsprong die zijn verzonden naar een tentoonstelling in een ander land of gebied dan de in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen en gebieden waarmee cumulatie mogelijk is, en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in de Europese Unie of West-Afrika, is bij die invoer de overeenkomst van toepassing, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat: a)
een exporteur deze producten vanuit West-Afrika of de Europese Unie naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;
b)
die exporteur de producten heeft verkocht of heeft afgestaan aan een persoon in West-Afrika of in de Europese Unie;
c)
de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan; en
d)
de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
Overeenkomstig titel IV wordt een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld.
17
NL
3.
Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die anders dan voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV BEWIJS VAN OORSPRONG Artikel 17 Algemene voorwaarden
1.
Producten van oorsprong uit West-Afrika komen bij invoer in de Europese Unie en producten van oorsprong uit de Europese Unie komen bij invoer in West-Afrika voor de voordelen van de Overeenkomst in aanmerking op vertoon van: a)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen;
b)
in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna "factuurverklaring" genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring staat in bijlage IV.
2.
In afwijking van lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen voor de voordelen van de Overeenkomst in aanmerking zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
3.
Voor de toepassing van deze titel streven de exporteurs ernaar een taal te gebruiken die zowel door West-Afrika als door de Europese Unie wordt gebruikt. Artikel 18 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
NL
1.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde.
2.
Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig de bepalingen van dit protocol ingevuld. Worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien het vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgehaald.
3.
Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen
18
NL
overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 4.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Unie of van een West-Afrikaanse staat afgegeven indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Europese Unie, uit West-Afrika of uit een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 genoemde landen en gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
5.
De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6.
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd. Artikel 19 Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1.
In afwijking van artikel 18, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien: a)
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of
b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat er wel een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2.
Bij toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de goederen waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de reden van zijn aanvraag.
3.
De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4.
Op een achteraf afgegeven EUR 1-certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht: "ISSUED RETROSPECTIVELY". "DELIVRE A POSTERIORI" "EMITIDO A POSTERIORI"
NL
19
NL
5.
De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. Artikel 20 Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1.
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2.
Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: "DUPLICATE" "DUPLICATA" "SEGUNDA VIA"
3.
De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4.
Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum. Artikel 21
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in een West-Afrikaanse staat of in de Europese Unie onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong bij verzending van deze producten of van een gedeelte daarvan naar een andere plaats binnen West-Afrika of de Europese Unie door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen. Dergelijke certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de producten en geviseerd door de douaneautoriteit die toezicht houdt op de producten. Artikel 22 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1.
NL
De in artikel 17, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld: a)
door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23; of
b)
voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt, door elke exporteur.
2.
Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit West-Afrika, de Europese Unie of een van de in de artikelen 6, 7 en 8 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3.
De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt
20
NL
dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 4.
De factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV bij dit protocol is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
5.
De factuurverklaring wordt door de exporteur met de hand ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6.
Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee (2) jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. Artikel 23 Toegelaten exporteur
1.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de bepalingen inzake handelssamenwerking van de overeenkomst van toepassing zijn en naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen biedt in verband met de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
2.
De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3.
De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningsnummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4.
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5.
De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt. Artikel 24 Geldigheid van het bewijs van oorsprong
1.
NL
Een bewijs van oorsprong is vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer tien (10) maanden geldig en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
21
NL
2.
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3.
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. Artikel 25 Overlegging van het bewijs van oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen. Artikel 26 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en onder de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending. Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong 1.
Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2.
Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van hun gezin worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3.
Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine colli of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. Artikel 28 Informatieprocedure in verband met cumulatie
NL
22
NL
1.
Bij toepassing van artikel 7, lid 1, wordt het bewijs dat de materialen in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit West-Afrika, de Europese Unie, een andere ACSstaat waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is of een LGO, geleverd door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of door de leveranciersverklaring waarvan het model in bijlage V A bij dit protocol is opgenomen, die afhankelijk van waar de afkomst van de materialen door de exporteur in West-Afrika of de Europese Unie wordt afgegeven.
2.
Bij toepassing van artikel 7, lid 2, wordt het bewijs dat de be- of verwerking heeft plaatsgevonden in West-Afrika, de Europese Unie, een andere ACS-staat waar ten minste voorlopig een EPO van toepassing is of een LGO, geleverd door de leveranciersverklaring waarvan het model in bijlage V B bij dit protocol is opgenomen, die afhankelijk van waar de afkomst van de materialen door de exporteur in West-Afrika of de Europese Unie wordt afgegeven.
3.
Bij toepassing van artikel 8, lid 1, bepalen de voorschriften die gelden voor de SAPlanden3 welke bewijzen nodig zijn om de oorsprong aan te tonen.
4.
Bij toepassing van artikel 8, lid 2, bepalen de voorschriften uit de betreffende regelingen of overeenkomsten welke bewijzen nodig zijn om de oorsprong aan te tonen.
5.
Voor elke zending van goederen moet door de leverancier een afzonderlijke leveranciersverklaring worden opgesteld, hetzij op de handelsfactuur betreffende deze zending of op een bijlage bij die factuur, hetzij op een pakbon of op een ander handelsdocument inzake deze zending, waarin de betrokken materialen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.
6.
De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden opgesteld.
7.
De leveranciersverklaring wordt door de leverancier met de hand ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring met de computer worden opgesteld, behoeft de leveranciersverklaring evenwel niet met de hand te worden ondertekend indien ten genoegen van de douaneautoriteiten in de staat waar de leveranciersverklaring wordt opgesteld, is verklaard wie binnen de onderneming van de leverancier verantwoordelijk is. Deze douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.
8.
De leveranciersverklaring wordt ingediend bij de douaneautoriteiten in het land van uitvoer waar het verzoek om afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is gedaan.
9.
De leverancier die een verklaring opstelt dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds bereid te zijn alle documenten voor te leggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
10.
Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen die vóór de inwerkingtreding van dit protocol overeenkomstig artikel 26 van Protocol 1 bij de Overeenkomst van Cotonou zijn afgegeven, behouden hun geldigheid.
3
NL
Zie Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
23
NL
Artikel 29 Bewijsstukken De in artikel 18, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, als producten van oorsprong uit West-Afrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn: a)
een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de betrokken goederen te verkrijgen;
b)
in West-Afrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt;
c)
in West-Afrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van de materialen in WestAfrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden blijkt;
d)
certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in West-Afrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden zijn afgegeven of opgesteld. Artikel 30 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken
NL
1.
Een exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, bewaart de in artikel 18, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie (3) jaar.
2.
Een exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie (3) jaar.
3.
Een leveranciers die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan de verklaring werd gehecht alsmede de in artikel 28, lid 9, bedoelde documenten gedurende ten minste drie (3) jaar.
4.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 18, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie (3) jaar.
5.
De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie (3) jaar.
24
NL
Artikel 31 Verschillen en vormfouten 1.
Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
2.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit document leiden indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Artikel 32 In euro uitgedrukte bedragen
1.
Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd worden in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in euro's van de bedragen in de nationale valuta van de West-Afrikaans staten, de lidstaten van de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen of gebieden jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2.
Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3.
De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De tegenwaarde wordt uiterlijk 15 oktober aan de Europese Commissie medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4.
Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5.
De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de Europese Unie of WestAfrika door het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering herzien. Bij deze herziening onderzoekt dit comité of het wenselijk is de effecten van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen. TITEL V ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
NL
25
NL
Artikel 33 Administratieve voorwaarden waaronder producten voor preferenties in aanmerking komen Producten die in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit West-Afrika of de Europese Unie, komen op het moment van de douaneaangifte ten invoer alleen voor de uit de Overeenkomst voortvloeiende preferenties in aanmerking indien zij werden uitgevoerd op of na de datum waarop het land van uitvoer aan de bepalingen in de artikelen 34, 35 en 46 voldeed. De contractpartijen doen de in artikel 34 bedoelde kennisgevingen. Artikel 34 Kennisgeving door douaneautoriteiten 1.
De West-Afrikaanse staten en de lidstaten van de Europese Unie doen elkaar via de Europese Commissie en de Ecowas-commissie de adressen toekomen van de douaneautoriteiten die bevoegd zijn tot afgifte en controle van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, factuurverklaringen en leveranciersverklaringen, alsmede afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren voor de afgifte van die certificaten worden gebruikt. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuur- en leveranciersverklaringen worden met het oog op de preferentiële behandeling aanvaard vanaf de datum van ontvangst van die informatie door de Europese Commissie en de Ecowas-commissie.
2.
De West-Afrikaanse staten en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar onverwijld in kennis van wijzigingen in de in lid 1 bedoelde informatie.
3.
De in lid 1 bedoelde autoriteiten handelen onder gezag van de regering van het betrokken land. De met de controle belaste autoriteiten maken deel uit van de overheid van het betrokken land. Artikel 35 Overige regelingen voor administratieve samenwerking
1.
2.
NL
Ten behoeve van de correcte toepassing van dit protocol waarborgen de Europese Unie, West-Afrika en de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen via de bevoegde douaneautoriteiten de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en van de factuur- en leveranciersverklaringen en van de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Daarnaast wordt door de WestAfrikaanse staten en de lidstaten van de Europese Unie a)
de nodige administratieve samenwerking verleend in geval van een verzoek om toezicht op het correcte beheer en de controle van het protocol in het betrokken land, inclusief controles ter plaatse;
b)
overeenkomstig artikel 36 de oorsprong van producten en de naleving van de overige door dit protocol voorgeschreven voorwaarden gecontroleerd.
De geraadpleegde autoriteiten verstrekken de relevante gegevens over de omstandigheden waaronder het product is vervaardigd, met name over de omstandigheden waaronder de oorsprongsregels in West-Afrika, de Europese Unie
26
NL
en de in de artikelen 6, 7, en 8 bedoelde betrokken andere landen in acht zijn genomen. Artikel 36 Controle van het bewijs van oorsprong 1.
Bewijzen van oorsprong worden achteraf op grond van een risicoanalyse en door middel van steekproeven gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprongsstatus van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om contrôle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4.
Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5.
De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, worden zo spoedig mogelijk van de resultaten in kennis gesteld. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit West-Afrika, de Europese Unie of een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 bedoelde landen kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6.
Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de verzoekende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
7.
De partijen verwijzen naar artikel 7 van het protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken voor gezamenlijk onderzoek in verband met bewijzen van oorsprong. Artikel 37 Controle van de leveranciersverklaring
1.
NL
Leveranciersverklaringen worden op grond van een risicoanalyse en door middel van steekproeven gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van het land waar die verklaringen in aanmerking zijn genomen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een factuurverklaring, gegronde
27
NL
redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vermelde gegevens. 2.
De douaneautoriteiten waaraan een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring werd opgesteld verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad overeenkomstig het model in bijlage VI bij dit protocol. Voorts kunnen de certificeringsautoriteiten waaraan een leveranciersverklaring wordt overgelegd, de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring is opgesteld. Het kantoor dat het inlichtingenblad heeft afgegeven, bewaart gedurende ten minste drie (3) jaar een kopie hiervan.
3.
De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, worden zo spoedig mogelijk van de resultaten in kennis gesteld. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten hen in staat stellen te bepalen of en in hoeverre de leveranciersverklaring in aanmerking kan worden genomen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een factuurverklaring.
4.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn deze gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te controleren.
5.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat of een factuurverklaring die is afgegeven of opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, wordt geacht ongeldig te zijn. Artikel 38 Geschillenbeslechting
1.
Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 36 en 37 bedoelde controles tussen de douaneautoriteiten die de controle aanvragen en de douaneautoriteiten die de controle moeten uitvoeren, die niet onderling kunnen worden geregeld, alsmede problemen in verband met de interpretatie van dit protocol, worden voorgelegd aan het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering.
2.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer is in alle gevallen de wetgeving van het land van invoer van toepassing. Artikel 39 Sancties
Er worden sancties getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling voor producten te verkrijgen. Artikel 40 Vrije zones
NL
28
NL
1.
West-Afrika en de Europese Unie nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong of een leveranciersverklaring worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere be- of verwerkingen ondergaan dan die welke bedoeld zijn om ze in goede staat te bewaren.
2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit West-Afrika of de Europese Unie die onder geleide van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat inzake goederenverkeer af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol. Artikel 41 Afwijkingen
1.
Het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering, hierna in dit artikel "het comité" genoemd, kan besluiten dat van dit protocol mag worden afgeweken wanneer de ontwikkeling van bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën in West-Afrika dit rechtvaardigt. Voordat of wanneer het betrokken West-Afrikaanse land de aangelegenheid aan het comité voorlegt, stelt het de Europese Unie en West-Afrika overeenkomstig lid 2 van zijn verzoek in kennis, onder vermelding van de redenen voor dit verzoek. De Europese Unie willigt alle verzoeken van West-Afrika in die overeenkomstig dit artikel naar behoren gemotiveerd zijn, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie in de Europese Unie.
2.
Om het onderzoek van verzoeken om een afwijking door het comité te vergemakkelijken, verstrekt de verzoekende West-Afrikaanse staat ter staving van zijn verzoek op het in bijlage VII van dit protocol opgenomen formulier zo volledig mogelijke gegevens, over met name de volgende punten: a)
omschrijving van het eindproduct;
b)
aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit een derde land;
c)
aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit het WestAfrikaanse staat of uit de in artikel 7 bedoelde landen of gebieden, of de materialen die er zijn verwerkt;
d)
fabricageprocedés;
e)
toegevoegde waarde;
f)
aantal werknemers in de betrokken onderneming;
g)
verwachte omvang van de uitvoer naar de Europese Unie;
h)
andere bronnen waaruit grondstoffen kunnen worden betrokken;
i)
verantwoording van de duur van de gevraagde afwijking, in het licht van de inspanningen om andere bronnen voor de grondstoffen te vinden;
j)
andere opmerkingen.
Dezelfde regels zijn van toepassing op verzoeken om een verlenging.
NL
29
NL
Het formulier kan door het comité worden gewijzigd. 3.
Bij het onderzoek van de aanvragen wordt in het bijzonder rekening gehouden met: a)
het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van de West-Afrikaanse staat;
b)
gevallen waarin toepassing van de bestaande oorsprongsregels van aanzienlijke invloed zou zijn op het vermogen van een bestaande industrie in een WestAfrikaanse staat om haar uitvoer naar de Europese Unie voort te zetten, met name wanneer dit kan leiden tot stopzetting van activiteiten;
c)
bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat toepassing van de oorsprongsregels kan leiden tot ontmoediging van belangrijke investeringen in een industrie en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat het mogelijk zou maken op den duur aan deze regels te voldoen.
4.
In alle gevallen dient te worden onderzocht of de regels inzake cumulatie van oorsprong een oplossing bieden voor het probleem.
5.
Wanneer het verzoek om een afwijking bovendien een minstontwikkelde of insulaire West-Afrikaanse staat betreft, wordt het in een geest van welwillendheid onderzocht, waarbij met name rekening wordt gehouden met: a)
de economische en sociale gevolgen van het te nemen besluit, met name voor de werkgelegenheid;
b)
de noodzaak de afwijking gedurende een bepaalde periode toe te passen, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van de betrokken West-Afrikaanse staat en de moeilijkheden waarmee zij te kampen heeft.
6.
Elk verzoek wordt afzonderlijk onderzocht, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om de oorsprong te verlenen aan producten waarin materialen zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit naburige ontwikkelingslanden, minstontwikkelde landen of ontwikkelingslanden waarmee een of meer WestAfrikaanse staten bijzondere banden hebben, mits met deze landen een administratieve samenwerking tot stand kan worden gebracht.
7.
Het comité draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk 75 werkdagen na ontvangst van het verzoek door de medevoorzitter van de Europese Unie van het comité, een besluit wordt genomen. Indien de Europese Unie de WestAfrikaanse staten niet binnen deze termijn van zijn standpunt inzake het verzoek in kennis stelt, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
8.
a)
Afwijkingen gelden voor een door het comité vast te stellen periode, die in het algemeen vijf (5) jaar bedraagt.
b)
Het besluit tot afwijking kan voorzien in verlengingen zonder dat het comité hiervoor een nieuw besluit behoeft te nemen, op voorwaarde dat de WestAfrikaanse staat drie (3) maanden vóór het einde van elke periode aantoont dat nog niet kan worden voldaan aan de voorwaarden van dit protocol waarop de afwijking betrekking heeft. Indien tegen de verlenging bezwaar wordt gemaakt, stelt het comité zo spoedig mogelijk een onderzoek hiernaar in en besluit het of de afwijking kan worden verlengd. Het comité volgt hierbij de procedure van lid 7. Alles wordt in het
NL
30
NL
werk gesteld om onderbrekingen in de toepassing van de afwijking te voorkomen. c)
9.
Tijdens de onder a) en b) bedoelde periodes kan het comité de voorwaarden voor de toepassing van de afwijking opnieuw onderzoeken indien zich een belangrijke wijziging blijkt te hebben voorgedaan in de essentiële feiten die ertoe hebben geleid de afwijking goed te keuren. Naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek kan het comité zijn besluit wijzigen wat betreft het toepassingsgebied van de afwijking of een andere eerder vastgestelde voorwaarde.
Onverminderd de leden 1 tot en met 8 worden automatische afwijkingen voor tonijnconserven en tonijnfilets van GS 1604 slechts toegestaan binnen een contingent van 4 800 ton per jaar voor tonijnconserven en van 1 200 ton per jaar voor tonijnfilets. TITEL VI CEUTA EN MELILLA Artikel 42 Bijzondere voorwaarden
1.
De in artikel 2 van dit protocol gebruikte term "Europese Unie" omvat niet Ceuta en Melilla.
2.
Producten van oorsprong uit een West-Afrikaans land die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als die welke op grond van protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Europese Unie. West-Afrika past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toe als op producten van oorsprong uit de Europese Unie die uit de Europese Unie worden ingevoerd.
3.
Voor de toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de in artikel 43 opgenomen bijzondere voorwaarden. Artikel 43 Bijzondere voorwaarden
1.
Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, worden beschouwd als: 1)
producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla: a)
geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b)
in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover: i)
NL
deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4, of voor zover
31
NL
ii)
2)
deze producten van oorsprong zijn uit een West-Afrikaans land of een lidstaat van de Europese Unie en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 5 bedoelde be- of verwerkingen;
producten van oorsprong uit West-Afrika: a)
geheel en al in een West-Afrikaans land verkregen producten;
b)
in een West-Afrikaans land verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover: i)
deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4, of voor zover
ii)
deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Europese Unie in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 5 bedoelde be- of verwerkingen.
2.
Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
3.
De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "...." en "Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.
4.
De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VII SLOTBEPALINGEN Artikel 44 Herziening en toepassing van oorsprongsregels
NL
1.
Overeenkomstig artikel 92 van de overeenkomst kan de Gezamenlijke Raad voor de EPO West-Afrika - Europese Unie, steeds als West-Afrika of de Europese Unie daarom verzoekt, de toepassing van de bepalingen van dit protocol en de economische gevolgen ervan onderzoeken om deze zo nodig aan te passen of te wijzigen. De Gezamenlijke Raad voor de EPO West-Afrika - Europese Unie houdt onder meer rekening met de invloed van technologische ontwikkelingen op de oorsprongsregels.
2.
Onverminderd lid 1, moeten dit protocol en zijn bijlagen overeenkomstig artikel 6 van de overeenkomst binnen vijf (5) jaar na de datum van inwerkingtreding van het protocol opnieuw worden beoordeeld en, zo nodig, worden herzien. Deze beoordeling betreft tevens bijlage II.a, zodat over een eventuele verlenging daarvan kan worden beslist.
3.
Overeenkomstig artikel 45 van de overeenkomst houdt het Speciaal comité voor douane en handelsbevordering toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit protocol en neemt het beslissingen omtrent, onder andere:
32
NL
a)
de cumulatie overeenkomstig de in artikel 8 vastgestelde voorwaarden;
b)
de afwijkingen van dit protocol overeenkomstig de in artikel 41 vastgestelde voorwaarden. Artikel 45 Bijlagen
De bijlagen bij dit protocol maken daarvan een integrerend deel uit. Artikel 46 Tenuitvoerlegging van het protocol De Europese Unie en West-Afrika nemen, ieder voor zover het hen betreft, de nodige maatregelen om dit protocol ten uitvoer te leggen, daaronder begrepen: a)
de invoering van nationale en regionale maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de regels en procedures in dit protocol, met name de maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van de op de cumulatie betrekking hebbende artikelen;
b)
het opzetten van administratieve structuren en systemen die nodig zijn voor een passend beheer van en een passend toezicht op de oorsprong van producten. Artikel 47 Overgangsbepaling voor goederen in doorvoer of in opslag
De bepalingen van de overeenkomst kunnen worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol onderweg zijn of die in de Europese Unie of West-Afrika tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen tien (10) maanden na genoemde datum een EUR.1-certificaat bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend dat achteraf door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 15.
NL
33
NL