BIJDRAGEN III. GERECHTELIJK RECHT Het proces-verbaal van vaststelling door de gerechtsdeurvvaarder Jean Verdonck De auteur analyseert de bewijswaarde van het proces-verbaal van vaststelling op grond van een wettekst en op verzoek van een particulier, de mogelijkheid om de gerechtsdeurwaarder te Iaten optreden als getuige en de aansprakelijkheid die deze in het algemeen kan oplopen. L'auteur analyse la valeur probante du proces-verbal de constatation fait sur base d'un texte de loi et sur demande d'un particulier; il envisage la possibilite pour l'huissier de justice d'intervenir comme temoin, et la responsabilite qu'il peut encourir en general. The author analyses the probative value of a record of statement based on a legal text or on the request of an individual, the ability of a bailiff to testify and the liability he incurs.
1. INLEIDING 1. In het Gerechtelijk Wetboek, noch in enige andere wet is er een algemene regeling terug te vinden over deurwaardersvaststellingen en hun gebruik als bewijs in burgerlijke en handelszaken. Toch komt het regelmatig voor dat een -toekomstige- procespartij, buiten elke wetsbepaling of gerechtelijke beslissing, een beroep doet op een gerechtsdeurwaarder om bepaalde materiele vaststellingen te verrichten. Dit proces-verbaal van vaststelling wil men dan als bewijs gebruiken in het latere geding. De particulieren die een beroep doen op een gerechtsdeurwaarder hebben een groot vertrouwen in diens optreden : veel mensen zijn ervan overtuigd dat het beste bewijs dat men in een rechtszaak kan voorleggen de vaststelling door een gerechtsdeurwaarder is (1). De gerechtsdeurwaarders zijn immers openbare ambtenaren, medewerkers van het gerecht ... Dit vertrouwen is echter dikwijls ongewettigd.
(1) A.D., noot onder Vred.Enghien, 6 februari 1947, T. Vred., 1947, 184; FOUCART M., Des Proces- Verbaux de constat par huissier, Lille, Dufrenoy, 1911, 8.
288
2. Het la,ten vaststellen van materiele feiten door een gerechtsdeurwaarder biedt bovendien voordelen ten opzichte van de andere bewijsmiddelen (2). In bepaalde gevallen is het immers moeilijk om getuigen te vinden ter staving van betwiste feiten. Getuigen kunnen ook vrij onbetrouwbaar zijn wat het relaas van de feiten betreft, ondermeer door de grote tijd die er verloopt tussen de waarneming en de rechtszaak(3). De snelheid en het eventuele "verrassingseffekt" van het optreden van de gerechtsdeurwaarder is een zeer belangrijk voordeel. Een klein voorbeeld kan dit verduidelijken : inzake namaak van merken en modellen kan de benadeelde wel een vordering instellen voor de rechtbank, maar zeer dikwijls zal hij geconfronteerd worden met een bewijsprobleem. Getuigen zijn moeilijk te vinden; en men kan wei de aanstelling van een deskundige vorderen, maar het onderzoek van de deskundige verloopt tegensprekelijk. De tegenpartij is zo verwittigd en kan de sporen van de namaak doen verdwijnen (4 ). Daarom moet men dikwijls een beroep doen op gerechtsdeurwaarders om de namaak te laten vaststellen (5), waarbij deze niet zelden hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar verzwijgen bij hun optreden (6). 3. Naast de processen-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier zijn er ook deurwaardersvaststellingen op grond van een bijzondere wetsbepaling. In het kader van dit artikel zal onze aandacht vooral uitgaan naar de eerste categorie, die het meest betwist wordt. Bij de definiering van het begrip deurwaardersvaststelling zullen we tevens onderzoeken in hoeverre de gerechtsdeurwaarder handelt binnen zijn wettelijke opdracht. Nauw verbonden hiermee is de vraag naar de bewijswaarde. Doorheen de bespreking zullen we pogen een kritische evaluatie te maken van de bestaande rechtspraak en rechtsleer, en dit vooral wat het gebruik van de deurwaardersvaststellingen als bewijs betreft.
(2) FOUCART M., o.c., 24. (3) Zie Brussel, 30 juni 1966, R. W., 1968-69, 741, met noot X, inzake het bewijsaanbod door getuigen, negen jaar na de feiten. FOUCART M., o.c., 24. (4) Zie Kh. Luik, 1 maart 1926, J. T., 1926, 240. (5) Zie Luik, 2 februari 1927, J. T., 332; Kh. Charleroi, 5 november 1971, B.R.H., 1974, 622, met noot FRANCK P.; Rb. Brussel, 13 december 1965, Ing. Cons., 1966, 186; Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh.; Kh. Brussel, 28 januari 1906, P.P., 1906, nr. 43. Les Novelles, Droits Intellectuels, "Les Marques de fabrique et de commerce", nr. 223; Les Novelles, o.c., "De la Contre-fac,ron", nr. 192. (6) Zie a.m. Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh.; Kh. Charleroi, 5 november 1971, aangeh.
289
4. Bij gebreke aan een wettelijke of jurisprudentiele definitie van de deurwaardersvaststelling is de hier weergegeven omschrijving aileen een werkdefinitie die verder aangevuld en verduidelijkt wordt. Foucart definieert de deurwaardersvaststelling als volgt (7): een procesverbaal van vaststelling is het instrumentum waarin een gerechtsdeurwaarder, optredend als gerechtsdeurwaarder, akte neemt van gebeurtenissen die zich in zijn aanwezigheid hebben afgespeeld, de staat beschrijft van de zaken en de plaatsen zoals hij die zelf heeft waargenomen en de getuigenissen rapporteert die hij heeft gehoord; dit alles zonder persoonlijke appreciatie en zonder de oorzaken en de gevolgen te onderzoeken. In deze definitie vinden we drie elementen terug (8) : 1. De gerechtsdeurwaarder treedt op als gerechtsdeurwaarder. 2. De gerechtsdeurwaarder neemt akte van wat hij met zijn zintuigen heeft waargenomen, auditu aut visu. 3. De gerechtsdeurwaarder beperkt zich strikt tot de feiten. A. De gerechtsdeurwaarder treedt op als gerechtsdeurwaarder 5. W anneer een rechtzoekende op een gerechtsdeurwaarder beroep doet om bepaalde feiten vast te stellen, dan kiest hij niet voor de gerechtsdeurwaarder als persoon, maar als drager van een openbaar ambt, als medewerker van het gerecht. De gerechtsdeurwaarder wordt niet gekozen omwille van een bijzondere deskundigheid op een bepaald gebied (vergelijk met het deskundigenonderzoek), noch om zijn toevallige aanwezigheid bij bepaalde feiten (vergelijk met de getuige) (9).
- De deurwaardersvaststelling als onderdeel van de wettelijke opdracht van de gerechtsdeurwaarder. 6. De rechtzoekende wil een beroep do en op de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar, maar dit betekent nog niet dat deze vanuit het standpunt van de wet handelt binnen zijn wettelijke opdracht. Hiervoor dienen we een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten deurwaardersv aststellingen.
(7) FOUCART M., o.c., 14 (8) FOUCART M., o.c., 15. (9) FOUCART M., o.c., 15.
290
a. Deurwaardersvaststellingen op grond van een bijzondere wetsbepaling. 7. De voornaamste processen-verbaal van vasts telling zijn (10) de vaststelling van het bestaan van in beslag genomen goederen (artikel 1519 Ger. Wb.); de aanslag van het aanplakbiljet voor de verkoop (artikel 1515 & 1534 Ger. Wb.); het proces-verbaal van niet bevinding, vaststelling van een negatief feit, dienstig voor het Bestuur der Belastingen, de rechtbank van koophandel en inzake faillissement; en de vaststelling van het verschil van mening tussen de ouders inzake de toestemming voor het huwelijk van hun kinderen (artikel 148 B.W.). Een gerechtsdeurwaarder verricht tevens de vaststellingen inzake de trekkingen van de nationale loterij; die is dan tevens belast met de controle op de regelmatigheid van de verrichtingen. Deze processen-verbaal zijn door de wet voorzien en behoren tot de wettelijke opdracht van de gerechtsdeurwaarder, wat ondermeer belangrijke gevolgen heeft ten aanzien van de bewijswaarde (11 ). b. Deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier 8. Wanneer een gerechtsdeurwaarder vaststellingen verricht, louter op verzoek van een particulier, dan behoort dit niet tot de wettelijke opdracht van de gerechtsdeurwaarder (12) en de rechters mogen deze opdracht niet uitbreiden (13). Anderzijds is er geen enkele wettelijke bepaling die de gerechtsdeurwaarder verbiedt tussen te komen tot vasts telling van materiele feiten (14 ).
(10) Zie voor nog andere voorbeelden: BRIERS M., De gerechtsdeurwaarder. Een praktisch reptertorium, Kluwer, Antwerpen, 1982, nr. 44; PETITJEAN V., Le statut de l'huissier de justice, Brussel, Bruylant, 1973, 62, voetnoot nr. 9. Briers vermeldt nog steeds artikel 5 van het K.B. nr. 55 van 23 december 1934. Op grand hiervan kon de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van twee getuigen, in bepaalde omstandigheden de oneerlijke mededinging vaststellen. De Wet van 14 juli 1971, betreffende de handelspraktijken (B.S., 30 juli 1971), heeft dit K.B. opgeheven. Het vaststellen van oneerlijke handelspraktijken behoort in geen geval meer tot de wettelijke opdracht van de gerechtsdeurwaarder. (11) Zie verder nr. 12. (12) Zie ondermeer Kh. Oostende, 22 oktober 1959, R. W., 1962-63, 1493; Rb. Brussel, 7 mei 1958, ].T., 1958, 364; Kh. Brussel (vz), 17 maart 1955, ].C.B., 1955, 173; Rb. Brugge, 21 oktober 1952, ]. T., 1953, 107, met noot VOSKRESSENSKY N.; Vred. Enghien, 6 februari 1947, aangeh. BRIERS M., o.c., nr. 43; Pandectes Belges, LXXX,v 0 Proces-verbal de constat, nr. 3; R.P.D.B., VI, V 0 Huissier, nr. 130. (13) Rb. Brugge, 21 oktober 1952, aangeh.; Les Novelles, Procedure Civile, I, nr. 135; R.P.D.B., I.e., nr. 130. (14) Les Novelles, I.e., nr. 135; VOSKRESSENSKY N. ;,. noot onder Rb. Brugge, 21 oktober 1952, ]. T., 1953, 107.
291
I
I
De deurwaardersvaststellingen op verzoek van een particulier hebben vooral (15) betrekking op de vasts telling van huurschade en staat van de gehuurde goederen bij aanvang en op het einde van de huur (16); namaak van warenmerken en modellen (17) ; oneerlijke handelspraktijken (18) ; contractuele fout (19); onrechtmatige daad en burenhinder (20); en echtscheidingsgronden (21 ). 9. In Frankrijk bestaat er ook nog een derde vorm van deurwaardersvaststellingen, namelijk wanneer een rechtbank aan een gerechtsdeurwaarder de opdracht geeft bepaalde materiele vaststellingen te verrichten. Deze mogelijkheid werd bij decreet van 20 mei 1955 ingevoegd in de ordonnantie van 2 november 1945, die het statuut van de gerechtsdeurwaarder bepaalt (22). Deze wettelijke bepaling legde zo een jurisprudentiele praktijk vast (23 ). Sedert 1955 sluit deze vorm van deurwaardersvaststelling nauw aan bij de onder nr. 7 behandelde situatie: de gerechtsdeurwaarder treedt hier op, op grond van een wettekst die "geactualiseerd" wordt door een beslissing van de rechtbank. Van deze deurwaardersvaststellingen wordt ruim gebruik gemaakt voor de vaststelling van overspel met binnendringen in de woning van de betrokkene of een derde, gedurende de uren waarop huiszoeking is toegelaten (24 ). Als dusdanig komt deze vorm niet voor in de Belgische rechtspraak. Artikel 584,2° van het Gerechtelijk Wetboek geeft wei aan de voorzitter van
(15) Zie andere voorbeelden in BRIERS M., o.c., nr. 44, die niet in de gepubliceerde rechtspraak werden teruggevonden ; (16) Cass., 20 februari 1981, Arr. Cass., 1980-81, 707; Rb. Charleroi, 5 december 1911, Pas., 1912, III, 130; Vred. Leuven, 27 september 1982, (Claes t. Lenaerts en Pauwels), onuitg., A.R. 480/82. (17) Zie noot 5 hierboven. (18) Brussel, 30 juni 1966, aangeh.; Kh. Verviers (vz), 10 april1979, fur. Li~ge, 1981,141; Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh.; Kh. Brussel (vz), 17 maart 1955, aangeh.; Kh. Antwerpen (vz), 23 februari 1955, fur. Anvers, 1956,318; Kh. Antwerpen, 9 november 1954, R. W., 1954-55, 988; Kh. Brussel, 25 februari 1936, ]. C.B., 1936, 325. (19) Brussel, 13 maart 1978, ]. T., 1978, 560; Brussel, 11 maart 1964,Pas., 1965, II, 113; Brussel, 26 oktober 1937,J.C.B., 1939, 210; Kh. Oostende, 22 oktober 1959, aangeh.; Kh. Brussel, 15 februari 1957, J.C.B., 112; Rb. Turnhout, 30 maart 1939, R. W., 1939-40, 221; Kh. Antwerpen, gepubliceerd s.d., R. W., 1935-36, 963. (20) Brussel, 19 maart 1967,]. T., 1967, 368. Zie ook Cass. fr., 12 november 1906, S., 1909, I, 300, waar de deurwaardersvaststelling nuttig geacht wordt voor het bewijs van onrechtmatige daad. (21) Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, Rev. Trim. Dr. Pam., 1978, 292; Rb. Luik, 22 september 1976,Jur. Li~ge, 1976-77, 100; Rb. Brussel, 23 juni 1968, Rev. Dr. Pam., 1971, nr. 2, 43; Rb. Brugge, 21 oktober 1952, aangeh. (22) Jurisprudence Pranraise (1807-1967), V° Constat, nr. 12. (23) FOUCART M., o.c., 144-161. (24) Cass fr., 15 mei 1956, J.C.P., 1956, II, 9395, met noot G.M.; Cass; fr., 4 juni 1955, J.C.P., 1955, II, 8839, met noot G.M.; vgl. Rb. Luik, 22 september 1976, aangeh.; Rb. Brugge, 21 oktober 1952, aangeh.
292
bevoegdheid om vaststellingen te bevelen, zelfs met raming van de schade en opsporing van de oorzaken ervan. In toepassing van dit artikel kan de voorzitter een gerechtsdeurwaarder aanstellen om materiele vaststellingen te verrichten. Deze treedt dan echter niet op als openbaar ambtenaar -in zijn functie van gerechtsdeurwaarder -, maar als deskundige (25). Op de opdracht van de gerechtsdeurwaarder zijn dan aile regels van het deskundigenonderzoek van toepassing. Bovendien verhindert niets dat de rechtbank een gerechtsdeurwaarder als deskundige aanstelt in toepassing van artikel 964 van het Gerechtelijk Wetboek. B. De gerechtsdeurwaarder neemt akte van wat hij zelf waarneemt. 10. Deze regel is niets anders dan de omschrijving van het begrip vaststelling (26). De gerechtsdeurwaarder geeft zijn persoonlijke waarnemingen weer zonder voort te gaan op aanwijzingen of opmerkingen van derden. De gerechtsdeurwaarder moet hierbij de grootste objectiviteit betrachten, hij moet absoluut vermijden subjectieve impressies weer te geven zoals warm, koud, vochtig... De objectiviteit van de gerechtsdeurwaarder kan in het gedrang komen doordat hij zijn opdracht krijgt van een particulier. Dit kan zijn gedrag belnvloeden: wanneer een gerechtsdeurwaarder ter gelegenheid van een vaststelling zich voordoet als een gelnteresseerde koper, dan heeft hij een zekere verwachting ten aanzien van het gedrag van de verkoper. Dit kan tot gevolg hebben dat de gerechtsdeurwaarder niet dezelfde voorzorgen neemt als een normale, voorzichtige koper (27). Veel rechtbanken maken in dit verband bezwaar tegen het eenzijdig karakter van de deurwaardersvaststellingen. De gerechtsdeurwaarder handelt op verzoek van een van de partijen, en wordt door deze partij betaald. Als betaald mandataris (28) van deze partij zou de gerechtsdeurwaarder enkel datgene moeten vaststellen wat hem opgedragen werd (29). Dit mag de gerechtsdeurwaarder nochtans niet verhinderen om zijn proces-verbaal zo volledig mogelijk op te stellen.
(25) Verslag Hermans, Pari. St., Kamer, 1966-67, nr. 59/49, Pasin., 1967, 946; GUTT E. & STRANART-THILLY A;, "Examen de jurisprudence. Droit Judiciaire prive", .R.C.].B., 1973, 154. (26) FOUCART M., o.c., 16-20. (27) Zie voor een interessante toepassing hiervan: Paris, 19 mei 1900, D.P., 1902, II, 113, met noot POUILLET E. (28) Zie Kh.Brussel, 25 februari 1936, aangeh. (29) Zie Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, aangeh. Vgl. Kh. Brussel, 28 december 1933, ].C.B., 1934, 332; Kh. Brussel, 14 juni 1912, ].C.B., 1912, 343. Zie ook verder nr. 23.
293
C. De gerechtsdeurwaarder apprecieert de vastgestelde feiten niet 11. De gerechtsdeurwaarder mag geen conclusies trekken uit de door hem vastgestelde feiten (30). Dit is het essentiele onderscheid met het deskundigenonderzoek, waar de deskundige de rechter adviseert(31). De taak van de gerechtsdeurwaarder is het vaststellen van de feitelijke gegevens zodat dit proces-verbaal dan in het geding kan gebruikt worden als bewijs om in een bepaalde vordering te slagen. De rechtbanken kunnen dan ook geen rekening houden met de commentaar die de gerechtsdeurwaarder opneemt in zijn vaststellingen. Sommige auteurs zijn er zelfs van overtuigd dat de persoonlijke appreciaties de waarde van het proces-verbaal verminken (32). Het kan voor de tegenpartij inderdaad een psychologisch voordeel zijn wanneer zij de inhoud van het proces-verbaal kan betwisten door te wijzen op de persoonlijke appreciaties van de gerechtsdeurwaarder.
3. BEWIJSWAARDE VAN HET PROCES-VERBAAL VAN VASTSTELLING A. De deurwaardersvaststelling op grond van een wettekst 12. Wanneer de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal van vaststelling opstelt op grond van een bijzondere wetsbepaling, dan handelt de gerechtsdeurwaarder binnen zijn wettelijke opdracht (33 ). In deze treedt hij op als openbaar ambtenaar : de akten die de gerechtsdeurwaarder opstelt zijn authentieke akten die bewijswaarde hebben voor al hetgeen de gerechtsdeurwaarder volgens de wet en het recht kan vaststellen, tot betichting van valsheid (34 ). We moeten deze regel ook toepassen om de bewijswaarde te bepalen van deurwaardersvaststellingen die getuigenissen registreren. Bij de definiering van de deurwaardersvaststelling hebben we gesteld dat de gerechtsdeurwaarder akte neemt van wat hij met zijn eigen zintuigen vaststelt (35). Nu kunnen we hieraan toevoegen dat de authenticiteit van het proces-verbaal zich uitstrekt tot de persoonlijke vaststellingen van de (30) Kh. Verviers (vz), 10 april 1979, aangeh.; Kh. Oostende, 22 oktober 1959, aangeh. FOUCART M., o.c., 21-23; Les Novelles, Droits Intellectuels, "De Ia Contrefa~on", nr. 192; R.P.D.B., V, V 0 Exploit, nr. 23. (31) FOUCART M., o.c., 26. (32) BRIERS M., o.c., nr. 45 g & 46; FOUCART M., o.c., 21. (33) BRIERS M., o.c., nr. 46; FOUCART M., o.c., 94. (34) Art. 1317 B.W.; zie o.m. Rb. Verviers (vz), 10 april1979, aangeh.; Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh. BRIERS M., o.c., nr. 43; DE PAGE H., Traite elementaire de droit civil beige, III, nr. 758; Pandectes Belges, I.e., nr. 3; X, noot onder Brussel, 30 juni 1966, R. W., 1968-69, 743-744. (35) Zie nr. 4 & 10
294
gerechtsdeurwaarder. V oor de getuigenissen betekent dit dat de gerechtsdeurwaarder wel heeft vastgesteld dat een getuige een bepaalde verklaring heeft afgelegd, maar dit bewijst niet de echtheid van het relaas van de getuige (36): de processen-verbaal op grond van een bijzondere wettekst zijn authentieke akten voor al hetgeen de gerechtsdeurwaarder volgens de wet en het recht kan vaststellen. B. De deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier
1. Algemeen 13. De deurwaardersvaststellingen op verzoek van een particulier zijn geen authentieke akten: de gerechtsdeurwaarders hebben geen wettelijke bevoegdheid tot het opstellen van deze stukken (37). Anderzijds kent het Belgische recht een wettelijk "gesloten" systeem van bewijsmiddelen: de rechtbanken mogen geen ander bewijs aanvaarden dan de bewijsmiddelen die in de wet zijn voorzien (38). De deurwaardersvaststellingen op verzoek van een particulier worden niet in de wet vermeld als bewijsmiddel, dus moeten ze onder een van de bestaande bewijsmiddelen kunnen gerangschikt worden om bewijswaarde te hebben.
a. Drie minderheidsopvattingen 14. Sommige rechtbanken doen niet eens de moeite om nate gaan of de deurwaardersvaststellingen onder een van de wettelijke bewijsmiddelen kunnen gerangschikt worden. V anuit de wettelijke onbevoegdheid en het niet-tegensprekelijk karakter van de vaststellingen besluit men dat de processen-verbaal geen bewijswaarde hebben (39). Dit is wel een bijzonder harde houding zowel tegenover de gerechtsdeurwaarder als de particulier. De gerechtsdeurwaarder wordt omwille van zijn onbevoegdheid plots onbekwaam geacht een objectief verslag op te stellen. De particulier mag beroep doen op de gerechtsdeurwaarder, maar zit dan wel met een waardeloos stuk. In zoverre de vaststellingen wel onder de wettelijke bewijsmiddelen kunnen gerangschikt worden, is deze opvatting onjuist (40).
(36) Zie Brussel, 30 juni 1966, aangeh., waar echter voorbij gegaan wordt aan de vraag wat de bewijswaarde is van een deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier. (37) Zie noot 12. Nochtans stelt de Rechtbank van Charleroi (Rb. Charleroi, 5 november 1971, aangeh.) ten onrechte dat het proces-verbaal van vaststelling "non argue de faux" bewijswaarde heeft. (38) Zie o.m. Cass. 11 december 1969, Arr. Cass., 1970, 356. (39) Lyon, 24 mei 1928, Gaz. Palais, 1928, 676; Brussel, 20 december 1926, Ing. Cons., 1927, 50; Vred. Enghien, 6 februari 1947, aangeh. (40) Zie nr. 17 e.v.
295
15. In een vonnis van de vrederechter te Leuven laat een van de partijen opwerpen dat de deurwaardersvaststellingen kunnen gelden als begin van bewijs door geschrift (41 ). De rechter verwerpt -terecht- deze stelling zonder expliciet in te gaan op de reden hiervan. Het Burgerlijk Wetboek definieert het begin van bewijs door geschrift als een geschrift dat uitgegaan is van diegene tegen wie de vordering is ingesteld of van de persoon door hem vertegenwoordigd, en waardoor het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt (42). De partij die de deurwaardersvaststelling zelf heeft Iaten opmaken kan dit niet inroepen als begin van bewijs door geschrift(43). 16. Een kleine minderheid van de rechtspraak stelt het proces-verbaal van vaststelling gelijk met het getuigenis in rechte (44 ). Deze opvatting is fout: de wetgever heeft het getuigenbewijs aan bijzondere formaliteiten onderworpen. De rechtbank kan niet zomaar over deze formaliteiten heenstappen en ze kan evenmin aan de vaststellingen een bewijswaarde toekennen die gelijk is aan die van een getuigenis in rechte (45).
b. De deurwaardersvaststelling als inlichting of vermoeden 17. Rechtspraak en rechtsleer zijn het er bijna unaniem over eens dat het proces-verbaal van vaststelling geldt als een inlichting waaruit de rechter feitelijke vermoedens kan putten. Het Hof van Cassatie heeft deze stelling onlangs bevestigd (46) en beklemtoont dat de rechter op onaantastbare wijze beslist over de bewijswaarde van een deurwaardersvaststelling: de feitenrechter kan zelfs aan bepaalde onderdelen van het proces-verbaal meer waarde hechten dan aan andere.
(41) Vred. Leuven, 27 september 1982, aangeh. (42) Art. 1347 B.W.; zie Cass., 30 mei 1969, Arr.Cass., 1969, 947. (43) In een vergezochte hypothese zou iemand de deurwaardersvaststelling als begin van bewijs door geschrift kunnen inroepen tegen de partij die deze zelf heeft Iaten opstellen. (44) Zie Brussel, 11 maart 1964, aangeh.; de vonnissen en arresten besproken door FOUCART M., o.c., 188-192. Zie ook Brussel, 26 oktober 1937, aangeh.; Kh. Brussel, 7 juli 1936, P.P., 1937, nr. 25; POUILLET E., noot onder Parijs, 9 mei 1900, aangeh., waar deze hypothese vermeld wordt. (45) Zie ook verder nr. 27 & 28 (46) Cass., 20 februari 1981, aangeh. Zie ook Cass. fr., 12 december 1904, f.T., 1905,92, met noot X; Brussel, 26 oktober 1937, aangeh.; Kh. Brugge (vz), 29 april1982, R. W., 1983-84,2323; Kh. Verviers (vz), 10 april 1979, aangeh.; Rb. Brussel,13 december 1965, aangeh.; Kh. Oostende, 22 oktober 1959, aangeh.; Kh. Brussel (vz), 17 maart 1955, aangeh.; Kh. Antwerpen (vz), 23 februari 1955, aangeh.; Kh. Antwerpen, 9 november 1954, aangeh.; Kh. Luik, 12 november 1920, fur. Liege, 1921, 35; Kh. Luik, 18 november 1911, fur. Liege, 1911,367 ;Kh. Luik, 10 juli 1909, fur. Liege, 1909, 279; Kh. Brussel, 28 januari 1906, aangeh.; Kh. Brussel, 9 januari 1906, ].C.B., 1906, 125; BRIERS M., o.c., nr. 46; FOUCART M., o.c., 178-188; Les Novelles, Procedure Civile, I, nr. 135; R.P.D.B., V, v 0 Exploit, nr. 23.
296
Via deze opvatting kan men tot twee tegengestelde oplossingen komen. Ofwel beschouwt de rechter de deurwaardersvaststelling als een eenvoudige inlichting, zonder beslissende bewijswaarde; ofwel kan hij uit dit proces-verbaal vermoedens putten die eventueel beslissende bewijswaarde hebben. Dit maakt het proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier een "wankel" bewijsmiddel: de particulier die een beroep doet op een gerechtsdeurwaarder kan nooit zeker zijn of de vaststellingen als voldoende bewijs zullen aanvaard worden. De appreciatie van de rechtbank zal natuurlijk in sterke mate bei:nvloed worden door de feitelijke omstandigheden van de zaak. We willen hierbij opmerken dat er geen sprake is van een eigenlijke weerlegging van feitelijke vermoedens: de rechtbank maakt de redenering of zij maakt ze niet (47). De tegenpartij kan de rechter ervan overtuigen geen bewijswaarde toe te kennen aan de deurwaardersvaststelling door de aangevoerde redenering te ontkrachten. Dit kan soms door het voorleggen van een tweede procesverbaal van vaststelling dat het eerste tegenspreekt ; daardoor kunnen beide processen-verbaal nutteloos worden en ontdaan van iedere bewijswaarde (48). Maar zelfs dit kan niet altijd voldoende zijn: wanneer de oneerlijke mededinging bestaat in een bepaalde gedraging -bijvoorbeeld het belasteren van de handelsreputatie van een concurrent- en dit wordt vastgesteld door de gerechtsdeurwaarder, dan zal het voor de betrokkene niet moeilijk zijn om in een tweede proces-verbaal te laten vaststellen dat er niets aan de hand is. In dit geval moet de appreciatiebevoegdheid van de rechter er toe leiden dat aan het eerste proces-verbaal meer waarde wordt toegekend (49). Een mooi voorbeeld hiervan vinden we terug in een recent vonnis van de V oorzitter van de Recht bank van Koophandel te Brugge (50): een gerechtsdeurwaarder stelt vast dat een handelaar bepaalde hi-fi apparatuur in reclamefolders te koop aanbiedt, terwijl er slechts enkele modellen beschikbaar zijn en de overige moeten besteld worden. Daarop laat de handelaar op een latere datum door een andere gerechtsdeurwaarder vaststellen dat alle aangeboden modellen wel degelijk in de winkel en het aanpalend magazijn aanwezig zijn. Het is duidelijk dat deze tweede vaststelling de eerste niet kan weerleggen : de handelaar heeft rustig de tijd gehad om zijn stock aan te vullen. (47) Rb. Luik, 1 maart 1926, aangeh., spreekt ten onrechte over een vermoeden juris tantum: dit is een wettelijk vermoeden. (48) Zie bijvoorbeeld Kh. Brussel, 28 januari 1906, aangeh.; Kh. Brussel, 9 januari 1906, aangeh.; BRIERS M., o.c., nr. 50. (49) Sommige rechtbanken zijn heel wat soepeler ten aanzien van de weerlegging van de deurwaardersvaststelling: een loutere ontkenning van de inhoud zou volstaan : zie verder nr.24; (50) Kh. Brugge (vz), 29 april 1982, aangeh. In casu werd aan de eerste vaststelling geen bewijswaarde toegekend, zodat de waarde van de tweede deurwaardersvaststelling onbelangrijk werd.
297
18. De stelling dat een deurwaardersvaststelling kan gebruikt worden als feitelijk vermoeden bakent dan ook het toepassingsgebied van dit bewijsmiddel af. Het proces-verbaal van vaststelling zal enkel als bewijsmiddel toegelaten worden als het bewijs door getuigen en vermoedens is toegelaten. 19. We hebben reeds gesteld dat de appreciatie van de rechtbank in sterke mate be'invloed wordt door de feitelijke omstandigheden. Toch kan men in de gepubliceerde rechtspraak steeds weerkerende motiveringen terugvinden die de rechtbanken gebruiken om een negatieve of positieve houding ten opzichte van de deurwaardersvaststellingen aan te nemen. 1. De afwijzende houding van een dee/ van de rechtspraak : motivering en gevolgen
20. Heel wat rechtbanken wijzen op het niet-tegensprekelijk karakter van de deurwaardersvaststellingen om het proces-verbaal als bewijsmiddel af te wijzen (51). De niet-tegensprekelijke -deurwaardersvaststelling zou onvoldoende waarborgen bieden op het vlak van de juistheid, de "authenticiteit" (52). Deze opvatting is waarschijnlijk ontsproten aan de manier waarop de gerechtelijke deskundige moet tewerk gaan. Maar het is overdreven om dezelfde vereiste te stellen bij het proces-verbaal van vaststelling. W anneer het proces-verbaal tegensprekelijk zou zijn, ondertekend door partijen en voorzien van aile aan- en opmerkingen van beide partijen, dan is de tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder overbodig. We hebben hier dan een onderhandse akte, met een totaal verschillende bewijswaarde (53). Bovendien zal in veel gevallen het vereiste van de tegensprekelijkheid het proces-verbaal nutteloos maken. De ene partij zal er zich wei van onthouden bewijzen "cadeau" te geven a an de andere partij, bijvoorbeeld inzake namaak of oneerlijke handelspraktijken (54). Tenslotte willen we opmerken dat zelfs een niet-tegensprekelijk deskundigenonderzoek in bepaalde omstandigheden kan gelden als een inlichting waaruit feitelijk vermoedens kunnen worden geput (55).
(51) Zie o.m. Kh. Verviers (vz), 10 april 1979, aangeh.; Kh.Luik, 12 november 1920, aangeh.; Kh.Charleroi, 5 december 1911, aangeh.; Kh. Luik, 10 juli 1909, aangeh. R.P.D.B., VI, v0 Huissier, nr. 131. Contra: Luik, 2 februari 1927, ]. T., 1927,332; Kh. Charleroi, 5 november 1971, aangeh.; Kh.Luik, 1 maart 1926, aangeh. FOUCART M., o.c., 174. (52) Brussel, 16 februari 1912, P.P., 1912, nr. 963. (53) FOUCART M., o.c., 174. (54) Zie Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh.; FOUCART M., o.c., 174; zie ook nr. 2 supra. (55) Cass., 5 februari 1971, Arr. Cass., 1971, 545.
298
De juiste opvatting is dan ook die van het Franse Hof van Cassatie (56) dat stelt dat het tegensprekelijk debat over de waarde van de deurwaardersvaststelling plaats heeft in het geding. We kunnen hierbij de vergelijking maken met het deskundigenonderzoek in het strafproces, dat ook niet tegensprekelijk verloopt. Ook daar vindt het tegensprekelijk debat plaats op de terechtzittingen. 21. Nauw verbonden met de vraag naar het tegensprekelijk karakter van de deurwaardersvaststellingen maken sommige rechbanken zelfs het verwijt dat het proces-verbaal niet werd betekend of bekend gemaakt aan de partij tegen wie het is gericht (57). Dit verwijt is even absurd als het vereiste dat men de redenering waarop een feitelijk vermoeden steunt, of de namen van de getuigen zou moeten bekend maken v66r het proces. Het proces-verbaal van vaststelling kan de waarde hebben van een feitelijk vermoeden, maar het tegensprekelijk debat hierover heeft plaats op de terechtzittingen (58). De bekendmaking of de betekening van het procesverbaal heeft dan ook geen enkel belang voor de eigenlijke rechtszaak (59). 22. Een moeilijker probleem is de vraag of de gerechtsdeurwaarder bij verrassing mag optreden, zonder zich bekend te maken, en door de vast te stellen feiten eventueel zelf uit te lokken (60). Hier worden we geconfronteerd met een rechtspolitiek probleem waarbij tegengestelde belangen dienen te worden afgewogen. Enerzijds is er het recht van de rechtzoekende op bewijs, anderzijds is er de algemeen aanvaarde regel dat de rechtbanken onrechtmatig verkregen bewijs uit de debatten kunnen weren. We willen nogmaals benadrukken dat men als rechtssubject geconfronteerd kan worden met een bewijsprobleem. En wat heeft men aan een subjectief recht als men niet toelaat dit recht te bewijzen. Zo bijvoorbeeld zijn de bewijsmogelijkheden inzake namaak en oneerlijke handelspraktijken beperkt door de eigen aard hiervan. Stellen we ons even een handelaar voor die geconfronteerd wordt met een vroegere werknemer die nu een eigen zaak heeft, en die de handelsreputa-
(56) Cass. fr., 9 april 1957, Bull. Civ .. IV, nr. 470. (57) Kh. Brussel, 15 februari 1957, aangeh.; Kh. Brussel (vz), 17 maart 1955, aangeh.; Kh. Brussel, 28 december 1933, aangeh. Contra: Kh; Charleroi, 5 november 1971, aangeh. ; Kh. Antwerpen, gepubliceerd s.d., aangeh. (58) Cass. fr., 9 april 1957, aangeh. (59) Kh. Antwerpen, gepubliceerd s.d., aangeh. (60) In de volgende uitspraken wordt geen aanstoot genomen aan het prod:de van verrassing of uitlokking: Kh.Charleroi, 5 november 1971, aangeh. ;Kh. Brussel,29 december 1947 ,Ing. Cons. 1948, 77; Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh. Contra: Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh.; Kh.Brussel,25 februari 1936, aangeh.; BRIERS M., o.c., nr. 45 c.
299
tie van zijn vroegere werkgever belastert om zo clienteel te ronselen (61 ). Dit is een daad die in strijd is met de eerlijke handelspraktijken. Wanneer de handelaar een vordering wil instellen voor de rechtbank, dan moet hij bewijzen hebben van het foutieve gedrag van zijn vroegere werknemer. Getuigen hiervan zullen niet steeds gemakkelijk teruggevonden worden. Bovendien willen de meeste mensen niet in een dergelijke rechtszaak betrokken worden. Tenslotte zijn getuigen in hun waarnemingsvermogen beperkt. De meeste gebeurtenissen rondom een potentiele getuige worden maar terloops waargenomen. Dit kan het getuigenis onnauwkeurig maken. De handelaar kan zich natuurlijk "voorzien" van enkele getuigen, mensen van goede wil die doelbewust worden uitgezonden om de oneerlijke handelspraktijken waar te nemen en die aanvaarden om later voor de rechtbank te getuigen. De vraag is dan of de rechter niet wantrouwig zal staan ten opzichte van dergelijke getuigen: we staan hier immers niet ver van de eigenlijke uitlokking. Hier zou juist de tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder -die zich soms ook van supplementaire getuigen voorziet (62)borg moeten staan voor een eerlijk en objectief verloop van de vaststellingen. Wanneer men geen betrouwbare getuigen kan vinden, dan is dikwijls de enige efficiente oplossing een deurwaardersvaststelling bij verrassing of uitlokking ( 63 ). In deze omstandigheden zou toch de voorkeur moeten gaan naar het recht op bewijs. Men probeert enkel een objectieve waarheid om te zetten in een juridisch bewezen waarheid: de persoon tegen wie de vaststelling is gericht, zou net zo gehandeld hebben tegenover iedere toevallige getuige. Het systeem van provocatie is niet verwerpelijk op zich in burgerlijke en commerciele zaken (64). Men moet natuurlijk wei voorzichtig omspringen met dit bewijsmiddel: diegene die de daad uitlokt is ook diegene die bewijs nodig heeft, en dat kan veroorzaakt hebben dat de inbreuk, die met een derde te goeder trouw niet gepleegd zou worden, nu juist wei gepleegd wordt(65). We willen hier nogmaals wijzen op het voorbeeld van de gerechtsdeurwaarder die zich voordoet als koper en die daardoor niet dezelfde voorzorgen neemt als de normale en voorzichtige koper (66).
(61) Vgl. Brussel, 30 juni 1966, aangeh.; Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh. (62) Kh. Brugge (vz), 29 april 1982, aangeh.; Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh. (63) Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh.; FOUCART M., o.c., 95. (64) Kh. Brussel (vz), 6 april1981, B.R.H., 1982,308. Contra: Kh. Brugge (vz), 29 april 1982, aangeh. (65) Kh. Brussel (vz), 6 april 1981, aangeh. (66) Paris, 9 mei 1900, aangeh.
300
T enslotte heeft het Franse Hof van Cassatie ooit beslist inzake een deurwaardersvaststelling op grond van een wettekst, dat geen enkele bepaling de gerechtsdeurwaarder verplicht zijn hoedanigheid bekend te maken (67). Dit betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder zich geen enkele beperking moet opleggen. Ergens moet een grens worden gesteld aan zijn optreden, en deze grens zal dikwijls worden overschreden door de schending van bepaalde persoonlijkheidsrechten. Zo bijvoorbeeld wanneer de gerechtsdeurwaarder zonder toestemming binnendringt in de waning van een derde (68), of foto's neemt van de betrokkene. W anneer de gerechtsdeurwaarder optreedt zonder zich bekend te maken, kan hij ook geconfronteerd worden met het probleem van de identificatie van de persoon tegen wie de vaststelling is gericht(69). De gerechtsdeurwaarder kan hiervoor wel een praktische oplossing voorzien, door bij de vaststelling een vraag te stellen in die richting. 23. Tenslotte is er een deel van de rechtspraak dat de deurwaardersvaststellingen negatief beoordeelt vamiit de overweging dat het proces-verbaal eenzijdig wordt opgesteld met een voorafbepaald doe/ (70).Dit kan de deurwaardersvaststelling inderdaad negatief be1nvloeden. Als de gerechtsdeurwaarder zijn opdracht krijgt van een particulier, zou hij er toch zorg voor moeten dragen om een zo groot mogelijke objectiviteit en volledigheid na te streven. W anneer hij hieraan onvoldoende aandacht besteedt, kan zijn proces-verbaal geen beslissende bewijswaarde hebben. We hebben reeds het voorbeeld aangehaald waar de gerechtsdeurwaarder zich voordoet als koper, maar omdat hij bepaalde verwachtingen koestert ten opzichte van de verkoper neemt hij niet de voorzorgen die een normale, voorzichtige koper zou genomen hebben (71 ). Maar dit hoeft niet steeds zo te zijn. We kunnen dan ook niet akkoord gaan met de Rechtbank van T urnhout die stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet tot dezelfde objectiviteit in staat is als bijvoorbeeld het strafrechtelijk onderzoek (72). De objectiviteit van de gerechtsdeurwaarder client van proces-verbaal tot proces-verbaal geapprecieerd te worden. 24. De negatieve houding van deze rechtbanken noopt hen ertoe het proces-verbaal van vaststelling slechts als bewijsmiddel te aanvaarden wan-
(67) Cass. fr., 11 februari 1905, Gaz. du Palais, 1905, 371; FOUCART M., o.c., 95. (68) Dijon, 18 december 1910, Journal des Huissiers, 1912, 78, besproken in BRIERS M., o.c., nr. 52. (69) Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh.; Kh. Brussel, 15 februari 1957, aangeh. (70) Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, aangeh.; Kh. Brussel, 25 februari 1936, aangeh.; Kh.Brussel, 28 december 1933, aangeh.; Kh. Brussel, 14 juni 1912, aangeh. (71) Parijs, 19 mei 1900, aangeh. (72) Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, aangeh.
301
neer de inhoud van het proces-verbaal niet formeel ontkend wordt door de partij tegen wie het gericht is, of wanneer andere bewijselementen de inhoud van de vaststelling bevestigen (73 ). Men aanvaardt dan wei dat het uitblijven van een formele ontkenning van de inhoud door de tegenpartij een supplementair vermoeden vormt dat de gedane vaststellingen juist waren(74). Het kan niet aanvaard worden dat de loutere ontkenning van de feiten die in het proces-verbaal worden weergegeven, voldoende zou zijn om te verhinderen dat het proces-verbaal bewijswaarde heeft. Dit is een al te voorzichtige houding van de rechtbank. Men moet minstens concrete gegevens kunnen aanvoeren om de redenering waarop het feitelijk vermoeden steunt, te ontkrachten Dit kan soms door een tweede deurwaardersvaststelling, maar zelfs dit zal niet steeds voldoende zijn (75). Wanneer de rechtbank een ander bewijselement vraagt ter bevestiging van de vaststellingen, dan is dit een voorzichtige opstelling van de rechtbank, maar geen wettelijk vereiste. Het Hof van Cassatie heeft herhaaldelijk bevestigd dat een feitelijk vermoeden kan volstaan om de feiten te bewijzen (76). 2. De positieve houding van een dee! van de rechtspraak (77). 25. Andere rechtbanken daarentegen nemen juist een positieve houding aan tegenover de processen-verbaal van vaststelling. Zij wijzen op de persoonlijkheid -de gerechtsdeurwaarder bekleedt een belangrijke openbare functie- en de eerbaarheid van de opstellers van de deurwaardersvaststellingen (78). De gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren die het vertrouwen van de rechterlijke macht genieten. Hun processen-verbaal hebben dan ook een bijzondere bewijswaarde : de vastgestelde feiten moeten voor minutieus nauwkeurig gehouden worden (79).
(73) Kh. Verviers, (vz), 10 april 1979, aangeh.; Kh. Brussel, 25 februari 1936, aangeh.; Kh. Brussel, 28 december 1933, aangeh.; Kh. Brussel, 4 april 1929, ]. T., 1929, 583; Kh. Luik, 12 november 1920, aangeh. (74) Kh. Brussel, 7 juli 1936, aangeh. BRIERS M., o.c., nr. 50. (75) Zie hierboven nr. 17 i.f. (76) Zie o.m. Cass., 29 september 1932, Pas., I, 255; Cass., 20 februari 1919, Pas., I, 72. (77) Ook onder de vorige houding hebben we verwezen naar rechtspraak die een positieve houding aanneemt. In dit nummer zullen we onze aandacht richten op de motivering van de positieve houding, in plaats van de loutere weerlegging van de negatieve visie. (78) Kh. Oostende, 22 oktober 1959, aangeh.; Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh. Vgl. Kh. Brussel, 7 juli 1936, aangeh.; Kh. Luik, 18 november 1911, aangeh. Contr&: Kh. Brussel (vz), 17 maart 1955, aangeh. (79) Luik, 2 februari 1927, aangeh.
302
Deze laatste uitspraak is zeker te sterk uitgedrukt. Zonder de eerbaarheid van de gerechtsdeurwaarder te betwisten, moeten de rechtbanken toch een voldoende appreciatiebevoegdheid behouden ten opzichte van de deurwaardersvaststellingen (80). Het moet mogelijk blijven om de inhoud van de vaststellingen te betwisten. Niettemin lijkt de positieve houding van de rechtbanken ons de juiste. In principe moeten de feiten waarop de deurwaardersvaststelling slaat als voldoende bewezen beschouwd worden, tenminste als het proces-verbaal voldoet aan de vereisten die we bij de definiering van het proces-verbaal van vaststelling hebben besproken. Dan kan de tegenpartij de inhoud van de vaststelling enkel aanvechten met preciese en directe feiten (81) waardoor de rechtbank geen feitelijke vermoedens kan putten uit het procesverbaal van vaststelling.
c. De invoering van het Gerechtelijk Wetboek 26. Bij de parlementaire voorbereiding van het Gerechtelijk Wetboek heeft men herhaaldelijk gepoogd om het ontwerp van artikel 516 -dat de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder bepaalt- te amenderen (82). Via deze amendering wilde men de gerechtsdeurwaarders de bevoegdheid geven om materiele vaststellingen te verrichten. De indieners van deze amendementen wilden zo een bestaande toestand wettelijk consacreren. De N ationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders had hier trouwens op aangedrongen. Niettemin werden alle amendementen in deze zin verworpen. De invoering van het Gerechtelijk Wetboek heeft dan ook niets veranderd aan de bestaande toestand op het vlak van de deurwaardersvaststellingen. De bevoegde commissies in Kamer en Senaat meenden immers dat men door deze amendementen een wettelijke bewijswaarde zou toekennen aan de processen-verbaal van vaststelling, terwijl dienaangaande de rechter een appreciatiebevoegdheid moest behouden in het licht van de omstandigheden waarin de vaststellingen verricht werden. We gaan volledig akkoord dat de rechtbanken over een ruime appreciatiebevoegdheid moeten beschikken om de bewijswaarde van de deurwaardersvaststellingen in concreto te beoordelen. Maar dit is niet onverzoenbaar met een wettelijke regeling van het proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier. De Belgische wetgever heeft in dit verb and nagelaten een blik over de grens te werpen.
(80) Vgl. Kh. Luik, 10 juli 1909, aangeh. (81) Kh. Brussel, 7 juli 1936, aangeh. (82) Verslag Hermans, Part. St., Kamer, 1966-67, nr. 59/49, Pasin., 1967, 945; Verslag De Baeck, Part. St., Senaat, 1964-65, nr. 170, Pasin., 1967, 842; GUTT E. & STRANART-THILLY A., I.e., 154; PETITJEAN V., o.c., 61-64.
303
In 1955 werd in Frankrijk de wettelijke regel ingevoerd dat de deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier de waarde heeft van een inlichting. Deze regel geldt ook voor de deurwaardersvaststelling die opgesteld wordt op bevel van de rechtbank(83). Deze bepaling laat de appreciatiebevoegdheid van de rechters onaangetast : de rechtbank beslist op onaantastbare wijze of ze feitelijke vermoedens put uit het proces-verbaal of niet. Deze wettelijke regeling heeft een belangrijke invloed uitgeoefend op de houding van de rechtbanken tegenover deze vorm van bewijs: deze staan nu veel positiever ten opzichte van het proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier. Dit heeft mede tot gevolg gehad dat de deurwaardersvaststelling bij de rechtssubjekten een "populair" bewijsmiddel is geworden. Het aantal toepassingen is dan ook sterk gestegen (84). Het is niet ondenkbaar dat een wetswijziging in Belgie dezelfde invloed zou hebben. Dit zou de rechtszekerheid ten goede komen, en het procesverbaal van vaststelling een minder "wankel" bewijsmiddel maken. Blijft natuurlijk de vraag in hoeverre de gepubliceerde rechtspraak representatief is voor het werkelijk gebruik van het proces-verbaal van vaststelling als bewijs in rechtszaken. De hoegrootheid van de negatieve rechtszaak zet nochtans onze overtuiging kracht bij dat een wetswijziging noodzakelijk is. Tot nu toe loopt de rechtzoekende immers steeds het risico dat de deurwaardersvaststelling niet als bewijs wordt aanvaard. 2. Nadere bepaling van het toepassingsgebied van de deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier aan de hand van de bewijswaarde
a. Ret opnemen van verklaringen in het proces-verbaal 27. De gerechtsdeurwaarder neemt in zijn proces-verbaal akte van wat hij zelf waarneemt auditu aut visu. Nochtans zal het niet veel zin hebben om verklaringen van derden op te nemen. De gerechtsdeurwaarder neemt die verklaringen wei waar, maar hij kan niet de echtheid van het relaas van deze derde persoon controleren (85). Bovendien stelt de gerechtsdeurwaarder zich in de plaats van de rechtbank door gezegden op te nemen die het getuigenbewijs vervangen. Vanuit een zeker wantrouwen tegenover het getuigenbewijs heeft de wetgever deze vorm van bewijs aan bijzondere formaliteiten onderworpen (86), en de (83) SOLUS H. & PERROT R., Droitjudiciaire prive, I, Parijs, 1961, nr. 1093; zie ook nr. 9 hierboven. (84) TEEKENS M., De gerechtsdeurwaarder, Deventer, Kluwer, 1973, 143. (85) Zie Brussel, 30 juni 1066, aangeh. Zie ook nr. 12 hierboven. (86) Kh. Brussel, 27 juli 1938, J.C.B., 1940, 79.
304
belanghebbenden kunnen hieraan niet ontkomen via een vervanging door een gemakkelijker, vormloos en spoediger bewijsmiddel (87). Een dergelijk proces-verbaal kan dan ook geen beslissende bewijswaarde hebben (88). 28. Maar we moeten een duidelijk onderscheid maken tussen de situ atie waarbij de gerechtsdeurwaarder verklaringen van derden akteert en de situatie waarin hij verklaringen opneemt van personen tegen wie de vaststelling is gericht. Oneerlijke mededinging bijvoorbeeld kan ook bestaan in het bekladden van de reputatie van een concurrent (89). W anneer de gerechtsdeurwaarder een dergelijke verklaring akteert, dan bestaat de "fout" van de tegenpartij juist in diens gezegden. De gerechtsdeurwaarder heeft die "fout" zelf -auditu- waargenomen. Hier is geen sprake van een vervanging van het getuigenbewijs (90).
b. De tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder in technische zaken 29. Soms zal een gerechtsdeurwaarder gevraagd worden bepaalde materiele vaststellingen te verrichten waarvoor hij niet de vereiste technische kennis bezit. In hoever kan dit de bewijswaarde van het proces-verbaal bei:nvloeden ? Het is duidelijk dat de gerechtsdeurwaarder zich niet in de plaats van de deskundige mag stellen. Hun functie is immers totaal verschillend. De gerechtsdeurwaarder moet enkel materiele vaststellingen verrichten terwijl de deskundige een gemotiveerd advies opstelt naast de gedane materiele vaststellingen. Het Hof van Beroep te Brussel stelt dan ook terecht dat de gerechtsdeurwaarders niet bevoegd zijn om een technisch advies te geven(91). De gerechtsdeurwaarder had in zijn proces-verbaal gesteld "qu'aucune precaution n'est prise par !'entrepreneur pour empecher la poussiere de venir sur le troittoir, afin qu'elle ne degrade pas la fas;ade, et enfin pour en empecher la penetration dans l'immeuble". De gerechtsdeurwaarder is hier duidelijk de grens van de materiele vaststellingen overschreden. Hij heeft de feiten geapprecieerd door te wijzen op het gebrek aan voorzorg van de aannemer en bovendien kan men zijn proces-verbaal een gebrek aan objectiviteit verwijten (92).
(87) Kh. Antwerpen, 9 november 1954, aangeh. (88) Zie ook Kh.Brussel (vz), 17 maart 1955, aangeh. (89) Zie Rb.Brussel (vz), 7 mei 1958, aangeh.; noot 26 hierboven. (90) Zie Kh. Brussel, 25 februari 1936, aangeh., waar de vaststelling beslissende bewijswaarde ontzegd wordt omwille van provocatie. (91) Brussel, 19 maart 1967, aangeh. (92) Zie nr. 11 hierboven.
305
30. Als de gerechtsdeurwaarder niet de vereiste technische kennis bezit om de materiele vaststellingen te verrichten, dan zou hij zich, volgens Foucart (93 ), kunnen Iaten vergezellen door een private deskundige. De gerechtsdeurwaarder betrouwt dan niet volledig meer op zijn eigen waarnemingsvermogen en dit kan de objectiviteit van zijn proces-verbaal aantasten. In principe kan dit maar invloed hebben op de bewijswaarde in zoverre de tegenpartij bij gebrek aan objectiviteit met preciese feiten de gedane vaststellingen kan weerleggen en zo de appreciatiebevoegdheid van de rechtbank beinvloeden (94 ). 31. Het gebrek aan technische kennis van de gerechtsdeurwaarder kan dus de bewijswaarde van het proces-verbaal aantasten. Soms zal het voor de tegenpartij zelfs voldoende zijn om te wijzen op dit gebrek aan technische kennis (9 5). Anderzijds is het zo dat in heel wat rechtszaken een deskundige wordt aangesteld om vaststellingen te verrichten die geen specifieke technische kennis vereisen. Voor het opstellen van de staat van verhuurde onroerende goederen wordt dikwijls een ingenieur-architekt aangeduid (96). Maar een gerechtsdeurwaarder zal in veel gevallen net zo goed deze staat kunnen opstellen. Men kan dan ook terecht beslissen dat de bewijswaarde van het proces-verbaal van vaststelling niet aangetast wordt door een vermeend gebrek aan technische kennis (97). Zo behandelde het Hof van Beroep te Brussel een betwisting betreffende de levering van vasttapijt dat bepaalde gebreken vertoonde (98). In eerste aanleg werd de deurwaardersvaststelling -die de gebreken had geconstateerd- niet als bewijs aanvaard, bij gebrek aan technische waarde. Het Hof van Beroep stelt dat de vaststellingen van een gerechtsdeurwaarder niet daarom aileen reeds als onjuist moeten beschouwd worden; bovendien moet men helemaal geen deskundige zijn om vast te stellen dat er grote oneffenheden zijn in de vloerbedekking. c. De deurwaardersvaststelling in echtscheidingszaken 32. In Frankrijk kan een gerechtsdeurwaarder, hiertoe gemachtigd door de rechtbank, een proces-verbaal opstellen inzake vaststelling van overspel (99). De Rechtbank van Brugge heeft beslist dat de Belgische gerechtsdeurwaarder die tot een dergelijke vaststelling overgaat op verzoek van
(93) (94) (95) (96) (97) (98) (99)
306
FOUCART M., o.c., 17-20. Zie bv. Kh. Luik, 10 juli 1909, aangeh. Zie ook nr. 17 i.f. & nr. 24. Zie Kh. Luik, 10 juli 1909, aangeh. Vred. Leuven, 27 september 1982, aangeh. Kh. Luik, 1 maart 1926, aangeh.; Kh. Luik, 18 november 1911, aangeh. Brussel, 13 maart 1978, aangeh. Zie nr.9 hierboven
een Franse rechter, een zware fout begaat die aanleiding kan geven tot schadevergoeding (1 00). 33. Kan een gerechtsdeurwaarder op verzoek van een van de echtgenoten het overspel van de partner vaststellen? De rechtsleer lijkt deze mogelijkheid te willen ontkennen (101 ). Nochtans is overspel een feitenkwestie die ook met getuigen en vermoedens kan bewezen worden (102). In principe verhindert dan ook niets dat overspel bewezen wordt door een deurwaardersvaststelling. Praktisch zal dit echter zeer moeilijk zijn gezien de beperkingen die de gerechtsdeurwaarder zich moet opleggen (103). Zo kan hij niet zonder toestemming van de bewoner de private woning binnendringen. De gerechtsdeurwaarder kan wei de bekentenis van de overspelige echtgenoot registreren, maar een bekentenis wordt slechts als bewijs in echtscheidingszaken toegelaten als die verbonden is met andere bewijselementen die het samenspannen tussen de echtgenoten uitsluiten (104) (de collusie om zo de langdurige procedure van echtscheiding door onderlinge toestemming te vermijden). In het wetsvoorstel-Henrion tot afschaffing van het misdrijf overspel wordt er gepleit voor het "Franse systeem" (105). Na de depenalisering van overspel zou het bewijs van overspel als grond tot de echtscheiding geleverd kunnen worden door het proces-verbaal van vaststelling door de gerechtsdeurwaarder op machtiging van de rechter. Via deze machtiging zou de gerechtsdeurwaarder de woning mogen binnendringen zonder toestemming van de bewoners. Zo zouden de rechtbanken ontlast worden van de vervolging van overspel, vervolging die louter wordt ingesteld om bewijs te verzamelen voor de echtscheidingsprocedure. Volgens Henrion zou het prive-leven van de betrokkenen baat vinden bij de afschaffing van het misdrijf overspel. Hiermee kunnen we niet volledig akkoord gaan : men bevestigt de tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder, een openbaar ambtenaar en dit is een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen (106).
(100) Zie Rb.Brugge, 21 oktober 1952, aangeh. (101) Les Novelles, Procedure Civile, I, nr. 135; Pandectes belges, I.e., nr. 4; VOSKRESSENSKY N., I.e., 108. (102) Zie bv. Cass., 21 november 1978, Arr. Cass., 1978-79, 326; Brussel, 3 november 1970, Pas., 1971, II, 57. (103) Zie hierboven nr. 22 ; (104} Rb. Luik, 22 september 1978, aangeh.; Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, aangeh. (105) Zie de Memorie van Toelichting, Par/. St., Kamer, 1983-84, nr. 792/1. (106) We worden hier geconfronteerd met de botsing tussen het recht op privacy en het recht op bewijs van de echtscheidingsgronden. De oplossing hiervoor kan liggen in een volledige herdenking van ons echtscheidingsrecht, de invoering van de schuldloze echtscheiding (divorce-remMe in plaats van divorce-sanction).
307
d. De deurwaardersvaststelling als bewijs van verzending en aankomst van poststukken 34. Wanneer een verzekeringsfirma aan al zijn clienten een verhoging van de premie wil mededelen, en hierbij aan de verzekerde de mogelijkheid laat om een einde aan het contract te stellen, dan gebeurt dit normaal bij een aangetekend schrijven. Zo kan de verzekeringsmaatschappij achteraf bewijzen dat de kennisgeving de verzekerde heeft bereikt. Gezien de hoge kosten die een dergelijke operatie meebrengt wilden de verzekeringsmaatschappijen dit bewijs leveren door een proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder die de verzending heeft vastgesteld. Dit proces-verbaal bewijst wel dat de brieven verzonden werden, maar niet dat de stukken de geadresseerden hebben bereikt. De rechtspraak heeft dan ook eenparig beslist dat deze deurwaardersvaststellingen niet gelden als bewijs van ingebrekestelling (107).
e. Het optreden van de gerechtsdeurwaarder buiten zijn ambtsgebied 35. Artikel 516 van het Gerechtelijk Wetboek kent aan de gerechtsdeurwaarder het monopolie toe tot het verrichten van alle exploten binnen zijn ambtsgebied. De wet bepaalt geen sanctie, maar toch aanvaardt men dat de overtreding van dit artikel de nietigheid van het exploot tot gevolg heeft (108). Door deze territoriale bevoegdheid wilde men onder meer vermijden dat het optreden van de gerechtsdeurwaarder buiten zijn ambtsgebied te hoge verplaatsingsonkosten zou meebrengen (109). Het kan echter betwist worden of deze regel ook geldt voor de processenverbaal van vaststelling die in feite niet tot de wettelijke bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder behoren. Artikel 516 van het Gerechtelijk Wethoek kan immers op twee manieren ge"interpreteerd worden : aile exploten die tot de wettelijke opdracht van de gerechtsdeurwaarders behoren of alle exploten in het algemeen. Wanneer we enkel de verplaatsingsonkosten in beschouwing nemen, dan is de nietigheidssanctie overdreven. Het optreden van de gerechtsdeurwaarder buiten zijn ambtsgebied zou dan geen invloed kunnen uitoefenen
(107) Rb. Kortrijk, 2 april 1979, R. W., 1979-80, 450; Vred. Brussel, 18 oktober 1979, R.G.A.R., 10.312; Vred. Antwerpen, 16 maart 1979, R.W., 1979-80,455, met noot THIJS H.; Vred. Ninove, 7 maart 1979, R. W., 1979-80, 453. (108) GUTT E. & STRANART-THILLY A., I.e., 151. (109) GUTT E. & STRANART-THILLY A., I.e., 150.
308
op de bewijswaarde van het proces-verbaal (11 0), maar wei op de vraag wie de kosten van deze vaststelling moet dragen (111).
4. DE GERECHTSDEURWAARDER ALS GETUIGE NA HET OPSTELLEN VAN EEN DEURWAARDERSVASTSTELLING OP VERZOEK VAN EEN PARTICULIER 36. In geval van onvolledigheid of onduidelijkheid van het proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier is het mogelijk dat deze particulier het bewijs wil leveren door de gerechtsdeurwaarder te Iaten getuigen. Artikel 283 van het vroegere Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gaf een exemplatieve (112) lijst van wrakingsgronden voor getuigen. Daarin werd onder meer bepaald dat de getuige gewraakt werd op verzoek van de tegenpartij, wanneer deze een schriftelijke ondertekende verklaring had gegeven over de feiten van het geding, en dit certifikaat afgegeven werd aan een partij buiten een door de wet, het beroep of bij rechterlijk bevel opgelegde verplichting (113). Daarbij heeft het Hof van Cassatie herhaaldelijk beslist dat artikel283 niet vereiste dat het certifikaat afgegeven werd met de bedoeling om een van de partijen te bevoordelen(114). De waarde van een wrakingsgrond die niet expliciet in artikel283 vermeld was, werd door de rechter vrij beoordeeld (115). Het is duidelijk dat volgens deze leer de gerechtsdeurwaarder het risico liep gewraakt te worden (116) : hij had geen wettelijke bevoegdheid tot het opstellen van de vaststellingen, dus trad hij op als particulier ("betaald mandataris" (117)), en zijn proces-verbaal kon beschouwd worden als het certifikaat omschreven in artikel 283. (110) Vergelijk Cass. fr., 10 januari 1962, Bull. Civ., III, nr. 191, waar gesteld wordt dat een dergelijk proces-verbaal de waarde krijgt van een eenvoudige inlichting. Contra: Vred. Enghien, 6 februari 1947, aangeh.; BRIERS M., o.c., nr. 45 a. Zie ook Kh. Brugge (vz), 29 april 1982, aangeh.: dezelfde gerechtsdeurwaarder stelt feiten vast te Brugge en te Merksem. Hierop wordt verder niet ingegaan in dit vonnis. (111) Overigens worden deze kosten zo goed als nooit teruggevorderd. In die gevallen waar schadevergoeding geeist en toegekend wordt, is dit geen groot probleem. Zie nochtans Rb. Turnhout, 30 maart 1939, aangeh., waar de kosten wei teruggevorderd werden en toegekend. (112) Zie Brussel, 26 mei 1965, Pas., 1966, II, 139; Luik, 15 januari 1960, R.C.J.B., 1960, 323, met noot ARETS J; & FETTWEIS A. ;ARETS J. & FETTWEIS A., noot onder Luik, 15 januari 1960, aangeh., 329-331. (113) Cass., 21 december 1967, Arr. Cass., 1968, 592; Cass. 23 juni 1960, Arr. Cass., 1960, 963. (114) Zie noot 112 hierboven. Contra: Cass. fr., 6 augustus 1900, ].J.P., 1903, 383. (115) R.P.D.B., VI, V 0 Huissier, nr. 131. (116) Zie bv. Kh. Brussel, 12 juni 1912, J.C.B., 1912, 484. (117) Zie Kh. Brussel, 25 februari 1936, aangeh. Vgl. Brussel, 16 februari 1912, aangeh., en Kh. Brussel, 25 februari 1957, aangeh., waar de vaststellingen gelijkgesteld worden met het certificaat van een derde.
309
Een ander deel van de rechtspraak daarentegen meende dat de rechtbank de mogeiijkheid had om de wraking te verwerpen, wanneer de rechtbank overtuigd was van de oprechtheid en de betrouwbaarheid van de getuige, ook al werd de wrakingsgrond expliciet vermeld in artikel 28 3 (118). Deze rechtspraak baseerde zich op de grondslag van de wrakingsgronden in het algemeen die geiegen was in de vermeende onbetrouwbaarheid van bepaalde categorieen van getuigen. Zo besliste het Hof van Beroep te Angers (119) dat de wraking die geformuleerd werd tegenover de gerechtsdeurwaarder, door de feitenrechter diende te worden beoordeeld in het Iicht van de omstandigheden van de zaak. Daarbij moest bijzonder aandacht worden geschonken aan de vraag of deze gerechtsdeurwaarder in casu betrouwbaar is- of niet. Deze beslissing was echter nauw verbonden met de mening dat de vaststellingen niet als een certificaat van een derde konden beschouwd worden. 37. Het Gerechtelijk Wetboek heeft het systeem van de wrakingsgronden afgeschaft. De rechter onderzoekt nu vrij de waarde van de getuigenverklaringen en ook de feiten die deze verklaringen kunnen bei:nvloeden (120). De getuige wordt in elk geval gehoord. De rechter oordeeit daarna over de waarde van het getuigenis. Bij deze beoordeling van feiten die de verklaring van de getuige kunnen bei:nvloeden, zal men uiteindelijk de betrouwbaarheid van de getuige onderzoeken. De vroegere wrakingsgronden kunnen hier nog wei een rol spelen als referentiepunt, zoals bijvoorbeeld het beiang dat de getuige kan hebben dat het proces in het voordeel van een van de partijen beslecht wordt(121). 3 8. Heeft de gerechtsdeurwaarder er beiang bij dat het proces beslecht wordt in het voordeel van de partij voor wie hij de vaststellingen heeft verricht? Sedert de invoering van het Gerechtelijk Wetboek hebben we geen gepubliceerde. betwistingen teruggevonden aangaande het getuigenis van de gerechtsdeurwaarder. Toch kunnen we deze vraag principieei negatief beantwoorden. De gerechtsdeurwaarder treedt wei op ten verzoeke van een partij en hij wordt
(118) Zie o.m. Luik, 15 januari 1960, aangeh.; Rb. Mons, 23 november 1951, Pas., 1952, III, 85; VAN REEPHINGEN C., Verslag over de Gerechtelijke Hervorming, I, Brussel, B.S., 1964, 376. (119) Angers, 6 maart 1930, Pas., 1930, II, 116. Artikel 283 van de Code de Procedure civile was toen ook nog van kracht in het Franse recht. Dit artikel werd opgeheven bij decreet van 22 december 1958. (120) Zie bijvoorbeeld Rb. Arlon, 9 oktober 1973, Pas., 1974, III, 61 in verband met een hierarchische of contractuele band tussen de getuige en een partij; VAN REEPHINGEN C., o.c., 376. (121) Zie bv. de rechtspraak in verband met het getuigenis van detectives in echtscheidingszaken v66r 1970: o.m. Brussel, 28 november 1951, Pas., 1952, II, 39; Luik, 1 juli 1925, Pas., 1926, II, 13; Rb. Nijvel, 11 mei 1955, Pas., 1957, III, 4.
310
hiervoor betaald (122), maar het is essentieel dat de gerechtsdeurwaarder zijn taak objectief en onpartijdig vervult. De gerechtsdeurwaarder staat ter beschikking van het ccrecht'': hij brengt de feitelijke gegevens aan, zodat de rechter kan beslissen over de gegrondheid van de vordering van de partij waarvoor hij optreedt. We willen hierbij wijzen op de standaardformule die de gerechtsdeurwaarders in hun proces-verbaal opnemen : " ... proces-verbaal opgesteld om te dienen en te gelden waar het voor verzoekster in rechte behoren mocht" (123). Anderzijds kunnen we wel aanvaarden dat aan het getuigenis van de gerechtsdeurwaarder geen bewijswaarde wordt toegekend wanneer zijn optreden een gebrek aan objectiviteit vertoont. De rechtbank client hierover van geval tot geval te oordelen.
5. CONTRACTUELE EN DELICTUELE VAN DE GERECHTSDEURWAARDER
AANSPRAKELIJKHEID
A. Contractuele aansprakelijkheid 39. Wanneer een gerechtsdeurwaarder een buitenambtelijke opdracht uitvoert, -zoals het opstellen van een proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier, dan handelt de gerechtsdeurwaarder krachtens een aanneming (124). In de motieven van een vonnis van de Recht bank van Antwerp en (125) wordt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder voor zijn specifieke ambtsdaden aansprakelijk is voor de culpa levis in abstracto, maar dat zijn verantwoordelijkheid minder groot zou zijn bij de buitenambtelijke opdrachten. Bij de bespreking van dit vonnis bekritiseert Depuydt deze opvatting : de gerechtsdeurwaarder handelt krachtens een aanneming en het aansprakelijkheidscriterium blijft de culpa levis in abstracto. De gerechtsdeurwaarder is aansprakelijk indien hij niet handelt als een normaal zorgvuldige en omzichtige gerechtsdeurwaarder in de uitvoering van zijn opdracht(126). De gerechtsdeurwaarder kan wel aan zijn opdrachtgever vooraf bevestigen dat hij zijn medewerking verleent buiten elke aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid (127).
(122) Kan diegene die het proces-verbaal laat opstellen en die in zijn vordering slaagt de kosten hiervan niet terugvorderen? Zie Rb. Turnhout, 30 maart 1939, aangeh., waar deze terugvordering echter niet bet voorwerp uitmaakt van een betwisting. (123) Rb. Turnhout, 20 oktober 1977, aangeh. (124) DEPUYDT P., De aansprakelijkheid van advokaten en gerechtsdeurwaarders. Civie/-, proces- en verzekeringsrechtelijke aspekten, Antwerpen, Kluwer, 1983, nr. 239, 197. (125) Rb. Antwerpen, 24 mei 1957, Bull. Avoues, 1958, nr. 1, 4; (126) DEPUYDT P., o.c., nr. 239, 197. (127) BRIERS M., o.c., nr. 142.
311
40. Kan de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld worden voor het opstellen van een vaststelling waarvan hij weet dat ze geen enkele bewijswaarde zal hebben, zoals bijvoorbeeld de vaststelling van overspel door het binnendringen van een woning ? Niettegenstaande de gerechtsdeurwaarder slechts door een middelenverbintenis is verbonden, kan de contractuele fout reeds liggen in het aanvaarden van de opdracht zel£(128). 41. Een tweede niveau is de vraag in hoeverre de gerechtsdeurwaarder behoort te weten dat bepaalde vaststellingen geen enkele bewijswaarde hebben. In een zaak waarin overspel werd vastgesteld op bevelschrift van een Franse rechtbank, en in antwoord op de vraag naar de delictuele aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder, vonniste de rechtbank van Brugge (129) dat de gerechtsdeurwaarder de beginselen van het recht meester moet zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de beginselen die zijn beroep beheersen. De gerechtsdeurwaarder maakt in casu een zware fout door zich niet vooraf te verzekeren van de wettelijkheid van zijn opdracht die hem gegeven werd via een Franse rechter. In een noot onder dit vonnis (130) wordt kritiek uitgeoefend op deze beslissing die volgens de auteur zou zeggen dat bepaalde beginselen van internationaal privaatrecht tot de kennis van de gerechtsdeurwaarder zouden moeten behoren. De kritiek is grotendeels onterecht, want de rechtbank zegt nergens dat de kennis van de gerechtsdeurwaarder zo ver moet strekken. Naast de algemene beschouwingen over die kennis, stelt de rechtbank dat de gerechtsdeurwaarder zich had moeten verzekeren van de wettelijkheid van zijn opdracht. Hij had zich moeten informeren, dit gezien het abnormale en bizarre karakter van de taak die hem gevraagd werd uit te voeren. V olgens deze theorie kan de gerechtsdeurwaarder contractueel aansprakelijk zijn wegens het aanvaarden van een opdracht waarvan hij had moeten weten dat ze geen enkele waarde heeft. 42 De deurwaardersvaststellingen zijn een wankel bewijsmiddel, en de gerechtsdeurwaarder is slechts door een middelenverbintenis gebonden. In het algemeen zal de gerechtsdeurwaarder dan ook niet aansprakelijk gesteld kunnen worden indien het proces-verbaal niet als bewijsmiddel aanvaard wordt, behoudens de hierboven uiteengezette situaties. Maar de gerechtsdeurwaarder heeft de plicht om iedere rechtzoekende raad te geven in verband met de draagwijdte, de aard en het nut van zijn daden en tussenkomsten. Dit moet niet aileen gelden voor zi jn ambtsdaden (131 ), (128) (129) (130) 108. (131)
312
DEPUYDT P., o.c., nr. 239, 197. Rb. Brugge, 21 oktober 1952, aangeh. VOSKRESSENSKY N., noot onder Rb. Brugge, 21 oktober 1952, ]. T., 1953, 107Vgl. BRIERS M., o.c., nr. 151
maar ook voor zijn buitenambtelijke opdrachten. De gerechtsdeurwaarder moet de particulier vooraf verwittigen van het precair karakter van dit bewijsmiddel. Zo kunnen er heel wat teleurstellingen vermeden worden. Blijft nu nog de vraag of de gerechtsdeurwaarder zelf wei voldoende op de hoogte is van de waarde van zijn tussenkomst op verzoek van een particulier (132). B. Delictuele aansprakelijkheid 43. De gerechtsdeurwaarder kan ook aansprakelijk worden gesteld voor de fout die hij bij de uitvoering van zijn opdracht begaat, en die schade veroorzaakt aan een derde (Praktisch meestal de persoon tegen wie de vaststelling is gericht. ). Zo werd, zoals gezegd, de gerechtsdeurwaarder die het overspel had vastgesteld op bevelschrift van een buitenlandse rechtbank, veroordeeld tot schadevergoeding (133 ). In een tweede zaak werd schadevergoeding geeist, zowel van de gerechtsdeurwaarder, de opdrachtgever als van de schijnkoopster die de gerechtsdeurwaarder had vergezeld (134 ). De gerechtsdeurwaarder had de opdracht gekregen om oneerlijke mededinging vast te stellen. Hiervoor had hij zich ter plaatse begeven met een schijnkoopster, en naast de opstelling van het proces-verbaal had hij bovendien het gesprek tussen de schijnkoopster en de verkoper op band opgenomen, zonder dat deze laatste hiervan op de hoogte was. Aan het proces-verbaal van vaststelling wordt geen bewijswaarde toegekend, en de bandopname wordt uit de debatten geweerd. Niettegenstaande de rechtbank opmerkt dat de gerechtsdeurwaarder zich meer als een detective dan als een openbaar ambtenaar heeft gedragen, blijft de rechtbank zeer vaag wat de fout van de gerechtsdeurwaarder betreft. De rechtbank meent dat de bandopname de persoonlijkheidsrechten niet schendt, omdat het gesprek geen confidentieel karakter heeft. Bovendien meent zij dat er geen schade werd veroorzaakt daar de opname uit de debatten wordt geweerd. Matthijs oefent scherpe kritiek uit op dit vonnis: het al of niet confidentieel karakter van de bandopname heeft geen belang, de persoonlijkheidsrechten werden gekrenkt omdat deze opname uitgelokt werd, en zo de menselijke waardigheid krenkt (135). We hebben in dit werk reeds voldoende aangevoerd dat het procede van verrassing of uitlokking niet noodzakelijk verwerpelijk is (136). Toch zijn we van mening dat in dit geval de gerechtsdeurwaarder tot schadevergoe(132) FOUCART M., o.c., 8. (133) Rb. Brugge, 21 oktober 1952, aangeh.; zie nr. 41 hierboven. (134) Rb. Brussel, 7 mei 1958, aangeh. (135) MATTHIJS R., "Geluidstechniek in Burgerlijk Procesrecht en Strafprocesrecht", R. W., 1963-64, 590. (136) Zie hierboven nr. 22
313
ding veroordeeld kon worden, maar dan wei omdat de opname in se een schending van de persoonlijkheidsrechten uitmaakt: er is een onderscheid tussen het optreden bij verrassing en het op band opnemen van een gesprek buiten het medeweten van de betrokkenen (137).
6. BESLUIT 44. Het proces-verbaal van vaststelling op verzoek van een particulier is een precair bewijsmiddel. De bewijswaarde wordt op onaantastbare wijze door de rechtbank beoordeeld. Het is dan ook de plicht van de gerechtsdeurwaarder om zijn opdrachtgever vooraf in te lichten over de waarde van zijn optreden. 45. Het proces-verbaal client aan de volgende voorwaarden te voldoen om bewijswaarde te kunnen hebben : - De gerechtsdeurwaarder neemt in zijn proces-verbaal akte van zijn persoonlijke waarnemingen. Hij kan wei getuigenissen van derden optekenen, maar dan is enkel bewezen dat een bepaalde persoon een bepaalde verklaring heeft afgelegd, maar niet het relaas van de getuige. - De gerechtsdeurwaarder apprecieert de vastgestelde feiten niet. Niettegenstaande het eenzijdig karakter van zijn optreden moet de gerechtsdeurwaarder onpartijdig en objectief te werk gaan. - De gerechtsdeurwaarder client natuurlijk de persoonlijkheidsrechten te respecteren van hen tegen wie de vaststelling is gericht. Verder client men rekening te houden met de algemene principes van het bewijsrecht: zo zal de deurwaardersvaststelling enkel nut hebben als het bewijs door vermoedens is toegelaten. Zo ook zal de rechtbank meestal geen bewijswaarde toekennen aan een proces-verbaal dat bekentenissen aangaande een echtscheidingszaak bevat. 46. Naast deze voorwaarden -die voor ons essentieel zijn- stelt een deel van de rechtspraak nog een aantal supplementaire vereisten. In de loop van dit werk hebben we gepoogd de waarde van deze vereisten te relativeren, maar zowel de particulier als de gerechtsdeurwaarder hebben er natuurlijk aile belang bij om zoveel mogelijk hiermee rekening te houden : - De gerechtsdeurwaarder treedt niet op bij verrassing, of door de vast te stellen feiten zelf uit te Iokken. - Een afschrift van het proces-verbaal wordt bezorgd a an de tegenpartij. (137) Ter verantwoording willen we even wijzen op het wetsontwerp-Gol tot bescherming van bepaalde aspecten van de persoonlijke levenssfeer, Pari. St., Kamer, 1983-84, nr. 778-1, dat dergelijke opnames in se strafrechtelijk wil sanctioneren. Deze bepaling is overgenomen uit het opgedoekte wetsontwerp Vanderpoorten, Pari. St., Senaat, 1975-76, nr. 846-1. Zie nochtans Cass., 29 oktober 1962, I, 272; Cass., 24 november 1961, Pas., 1962, I, 367 waar de schending van de persoonlijkheidsrechten niet werd ingeroepen.
314
- De gerechtsdeurwaarder treedt niet op buiten zijn ambtsgebied. - De gerechtsdeurwaarder komt niet tussen in technische zaken. 4 7. De tegenpartij kan de rechtbank ervan overtuigen geen bewijswaarde aan het proces-verbaal toe te kennen : - Hij kan met preciese feiten de inhoud van het proces-verbaal weerleggen. Dit kan soms door een tweede proces-verbaal, dat dan natuurlijk aan dezelfde voorwaarden moet voldoen, bijvoorbeeld inzake de staat van de woning bij de aanvang van de huur. Een loutere ontkenning zou niet mogen volstaan, al wordt dit door een deel van de rechtspraak wei aanvaard. - Hij kan met preciese feiten wijzen op het gebrek aan objectiviteit van de gerechtsdeurwaarder. - Bij schending van zijn persoonlijkheidsrechten kan hij eisen dat de vaststellingen uit de debatten geweerd worden en zelfs schadevergoeding eisen. In geval van onvolledigheid en onduidelijkheid van de vaststellingen kan de partij die het proces-verbaal heeft Iaten opstellen, het bewijs aanbieden door het getuigenis van de gerechtsdeurwaarder. 48. Naar komend recht zou een wetswijziging een einde kunnen stellen aan de nu heersende rechtsonzekerheid. We hebben gewezen op de toestand in Frankrijk, waar de deurwaardersvaststelling op verzoek van een particulier de waarde heeft van een inlichting waaruit de rechtbank feitelijke vermoedens kan putten. Met een wetswijziging in Belgie in dezelfde zin behouden de rechtbanken de mogelijkheid om aan het proces-verbaal geen bewijswaarde toe te kennen. Daarom is het misschien wenselijker om het proces-verbaal de waarde te geven van een wettelijk vermoeden juris tantum. De rechtszekerheid zou hier zeker mee gediend zijn. En bovendien behoudt de partij tegen wie de vaststellingen zijn gericht de mogelijkheid om de inhoud hiervan te weerleggen Deze wetswijziging kan dan ook duidelijkheid verschaffen wat betreft de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder moet optreden. Deze wetswijziging wordt des te meer verantwoord door het grote nut dat het proces-verbaal van vaststelling kan opleveren als wettelijk bewijsmiddel. W anneer we even denken ¥n de onwil van bepaalde burgers om als getuige in een rechtszaak op ;e treden, dan is de deurwaardersvaststelling een gepaste oplossing voor fte rechtzoekende die een vordering wenst in te stellen. Bovendien biedt J{et proces-verbaal dat opgesteld wordt door de gere~hts~eurwaarder tpth heel wat meer waarborgen dan een doorsneegetmgems. / /
/
315