1
Het opstellen van het afstudeermandaat
Cursusoverzicht:
• Afstudeeropdrachten: typen, meta-eisen, problemen, analyse; • Engineeringsopdrachten: doel, analyse van de haalbaarheid, de volledigheid en de consistentie, de keuze van de ontwerp- en de testmethoden;
• Toegepaste onderzoeksopdrachten: doel, methodologische eisen, het opstellen van de onderzoeksvraag en doel, ‘State of the Art’, methoden, analyses en bronnen;
• De organisatie rond het afstudeermandaat: procedures, formulieren, deadlines en planning.
2
Afstudeeropdrachten
• De engineeringsopdracht, de toegepaste onderzoeksopdracht en de combinatieopdracht;
• Maatschappelijke- en onderwijskundige eisen, individuele verwachtingen; • Ongewenste- en problematische opdrachten en te vermijden voetangels; • Analyse van een opdracht, ‘State of the Art’, falsificatie, operationalisatie; • De noodzakelijkheid van de context.
3
De engineeringsopdracht
Het gebruikelijke type afstudeeropdracht bij de ingenieursopleidingen. De engineeringsopdracht gaat uit van een functionele specificatie en leidt tot een product, prototype of dienst. De functionele specificatie is: onvolledig: het maken van eigen keuzen is noodzakelijk en onderzoeksaspecten zijn in het project aanwezig , volledig: het maken eigen keuzen is onmogelijk, het project is vooral toepassingsgericht en mist belangrijke engineeringsaspecten / Engineeringsprojecten kunnen tot onderzoeksactiviteiten leiden.
4
De toegepaste onderzoeksopdracht
Dit type opdracht gaat uit van een onderzoek dat moet leiden tot een toepassing van de onderzoeksresultaten, meestal een product, een dienst of een procedure in het belang van de opdrachtgever. Toegepast onderzoek moet naast de haalbaarheidseisen en de aanwezigheid van keuzen, aan de volgende methodologische eisen voldoen:
• betrouwbaarheidseisen; • validiteitseisen: • herhaalbaarheids- en controleerbaarheidseisen.
Toegepaste onderzoeksprojecten kunnen tot engineeringsactiviteiten leiden.
5
De combinatie-opdracht
De combinatie-opdracht bestaat uit een aantal los geformuleerde deelopdrachten. Dit type opdracht kan – zeker als de samenhang tussen de deelopdrachten ontbreekt – leiden tot:
• een incoherent afstudeerverslag: • versnippering van de inspanning en aandacht: • verlaging van het totale niveau.
Formuleer de opdracht zodanig dat zij tot een samenhangend project leidt.
6
Maatschappelijke eisen
• Vermijden van oninteressante opdrachten zonder maatschappelijke context; • Respect tonen voor de inbreng van derden; • Vermijden van specialistische opdrachten met (onbegrijpelijk) vakjargon; • Vermijden van geheime opdrachten (uitzondering: militaire opdrachten, octrooiaanvraag).
7
Onderwijskundige eisen
Dublin descriptoren: Het niveau van de internationale bacheloropleidingen (HBO en WO); HBO-I competenties: Het niveau van elke informatica-opleiding binnen het HBO; Rotterdams Onderwijsmodel: Het curriculum van alle HR-opleidingen; Examencie: Het curriculum van het instituut; Afstudeercie: Het afstudeerniveau van de student.
8
Individuele verwachtingen
¨ beloningen zoals geld en goederen; Zelden: directe materiele ¨ beloningen zoals ervaring, relaties, uitbreiding portfolio en indiMeestal: immateriele ¨ beloningen zoals beeindiging ¨ studiekosten en verhoging inkomsten recte materiele middels werk; Altijd: een bewijs van zelfstandigheid en professionaliteit voor zichzelf (de ‘meesterproef’).
Hoewel in teams samengewerkt mag worden, wordt de student alleen op individuele inbreng en verslaggeving beoordeeld.
9
Ongewenste opdrachten
Voorkom een opdracht:
• zonder doelstelling (niet-afrekenbaar en daarom niet-beoordeelbaar); • die leidt tot onbegrijpelijke resultaten of activiteiten (niet-beoordeelbaar); • zonder keuzemogelijkheden (Dublin descriptoren); • zonder onderzoeksaspecten (Dublin descriptoren); • buiten het domein van de opleiding; • die niet binnen 20 weken haalbaar is (module TIRAFS01).
10
Problematische opdrachten Vermijden van opdrachten:
• die onbegrijpelijk, dubbelzinnig of inconsistent geformuleerd zijn; • die uit onsamenhangende deelopdrachten bestaan (combinatie-opdrachten); • zonder randvoorwaarden of context (elke keuze is goed); • die gedetailleerd- of overgespecificeerd zijn (keuzen ontbreken); • herschrijven of debuggen van broncode zonder functionele documentatie. Re-engineering: onvoorspelbaar in planning en resultaat.
11
Opdrachten met voetangels
Voorzichtig met opdrachten met:
• weinig onderzoeksaspecten (Dublin descriptoren); • veel interfacing (harige opdrachten); • veel ‘dode tijd’ (bestellingen, afspraken); • een magere functionele specificatie zonder context.
12
Analyse van de opdracht
Bij de analyse van de engineerings- en onderzoeksopdrachten worden de volgende methoden aanbevolen: 1. Bepaal de ‘State of the Art’; 2. Falsificeer de gewenste resultaten; 3. Operationaliseer de bijvoegelijke naamwoorden.
13
‘State of the Art’
Bij de analyse van elke opdracht moet aandacht besteedt aan de huidige stand van zaken, van technologie, of van kennis (‘State of the Art’): 1. Bepaal het onderwerp en de terminologie; 2. Bepaal wat ‘recent’ en ‘relevant’ is; 3. Noteer de schrijvers, titels, uitgevers en andere verwijzingen.
Er moet gebruik gemaakt worden van relevante en recente vakliteratuur. Beperk je daarbij niet tot ‘hoe’ iets gedaan moet worden, maar besteed vooral aandacht aan ‘wat’ er gedaan moet worden.
14
Falsificatie van het gewenste resultaat
Meestal wordt een opdracht geformuleerd in termen van successen. Bij de analyse van de opdracht is het handig om criteria aan te geven op grond waarvan een opdracht als gefaald beschouwd moet worden.
Niet-falsificeerbare opdrachtformuleringen zijn ongeschikt.
15
Operationalisatie van bijvoegelijke naamwoorden
Bij het operationaliseren van de opdracht moeten kenmerkende begrippen in de onderzoeksvraag meetbaar gemaakt worden. Deze kenmerkende begrippen zijn meest bijvoegelijke naamwoorden, zoals de ‘gebruiksvriendelijkheid’, ‘complexiteit’, ‘beschikbaarheid’ en ‘verbeterd’ . . . . Begrippen die op een schaal uitgezet kunnen worden, worden variabelen genoemd. De eenheid die bij zo’n variabele past, moet overeenkomen met de eenheid die bij vergelijkbare onderzoeken gebruikelijk zijn. Zoek daarom naar de gebruikelijke maatlatten (metrieken). Maak zoveel mogelijk gebruik standaarden (bijv. ISO-9126 voor kwaliteitsdefinities)
16
Context is noodzakelijk
Elke opdracht bestaat uit een sequentie van keuzen. Deze keuzen moeten onderbouwd worden. De onderbouwing is gefundeerd op de context van de opdracht. Hoe meer maatschappelijke aspecten daarin meespelen, des te interessanter het project en het resultaat kan worden voor niet-specialisten.
17
Analyse van een engineeringsopdracht
• Analyseren van de functionaliteit; ? ? ? ? ?
Voorbeeld haalbaarheidsanalyse; Voorbeeld volledigheidsanalyse; Voorbeeld consistentie-analyse; Anticiperen op het functionele testen (V-methode); Ontwerpmethoden (prototyping/waterval, individueel/team).
• Analyse van de testmethoden; • Beschikbaarheid van literatuur en bronnen.
18
Voorbeeld haalbaarheidsanalyse
Stel vragen van het volgende type:
• Welke risico’s zitten aan de opdracht? • Zijn er al vergelijkbare oplossingen? • Is de opdracht te verdelen in afzonderlijke delen? • Wat is er bekend over de architectuur? • Welke hulpmiddelen en technieken zijn noodzakelijk?
19
Voorbeeld volledigheidsanalyse
Er zijn geen methoden die in een vroeg stadium de volledigheid van willekeurige ¨ zoals prototyping en de systemen sluitend kunnen aantonen. Wel zijn er strategieen, functionele analyse m.b.v. een contextdiagram:
interfaces
interfaces SYSTEEM
Systeemgrens
20
Voorbeeld volledigheidsanalyse (vervolg)
Bepaal: de systeemgrenzen (in ruimte en tijd) en de interfaces; de functionaliteit van de interfaces (m.b.v. requirements, scenario’s . . . ); de relevante kwaliteits- en beveiligingscriteria; de externe gegevensverzamelingen; het dynamisch gedrag van de interfaces.
21
Vervolg analyse (niet altijd haalbaar)
Bepaal: de structurele specificaties van de interfaces; de interne gegevensverzamelingen; de processen en componenten in de blackbox; een geschikte architectuur.
Onderzoek of prototyping mogelijk is om de volledigheid te analyseren.
22
Voorbeeld consistentie-analyse
Zet de eisen en eigenschappen tegen elkaar uit. Mogelijkheden:
• functionele eisen ↔ functionele eisen; • functionele eisen ↔ kwaliteitscriteria; • beveiligingseisen ↔ kwaliteitscriteria; • ... Per cel wordt aangegeven welk effect (positief, negatief, conflicterend) verwacht kan worden.
23
Anticiperen op het functionele testen
• Is er sprake van een bestaande verzameling functionele testen en testgevallen? • Zijn uit de functionele specificatie functionele testen en testgevallen af te leiden? • Welke methoden voor het functionele testen zijn geschikt? • Hoeveel tijd en hulpmiddelen moet daarvoor gereserveerd worden?
24
Ontwerpmethode
• Waterval, prototyping, . . . ? • Individuele aanpak of werken in een team? • Welke ontwerpmethoden zijn geschikt of aanbevolen en hoeveel voorbereidings- en uitvoeringstijd moet daarvoor gereserveerd worden?
• Zijn in de functionaliteit prioriteiten aangegeven/noodzakelijk (MOSCOW) t.b.v. prototyping?
25
Analyse van de testmethoden
¨ Het valideren en verifieren van het ontwerp is een belangrijk aspect van het afstuderen. Vooral het valideren van de functionaliteit van het ontwerp geeft diepgang aan het engineeringsproject, zeker als er geen andere onderzoeksaspecten in de opdracht aanwezig zijn. Daarom moet er relatief veel aandacht besteed worden aan de evaluatie van de methode / opstelling / gevallen / resultaten van het testen op ¨ betrouwbaarheid / selectiviteit / validiteit / herhaalbaarheid / effectiviteit / efficientie.
26
Analyse van een onderzoeksopdracht
• meta-eisen (validiteit, betrouwbaarheid, herhaalbaarheid) • het formuleren van de opdracht • analyse van onderzoeksdoel (wat?, waarom?) • analyse van methodologie (hoe?, wanneer?, waar?, wie?, welke?)
27
Meta-eisen aan het onderzoek
Validiteit: De mate waarin de onderzoeksgegevens overeenkomen met de realiteit; Betrouwbaarheid: De mate van overeenkomst tussen onderzoeksgegevens, die onder dezelfde condities gemeten zijn. Ongevoeligheid zijn voor toeval en andere verstoringen; Herhaalbaarheid: De mate van overeenkomst tussen onderzoeksgegevens wanneer hetzelfde onderzoek nogmaals wordt uitgevoerd. Herhaalbaarheid impliceert dat een onderzoek en de beschrijving daarvan, daarvoor geschikt moeten zijn.
28
Grafische weergave betrouwbaarheid en validiteit
hoge betrouwbaarheid, lage validiteit
lage betrouwbaarheid, hoge validiteit
29
Het formuleren van de onderzoeksopdracht
• Groningse methode (zuiver/maatschappelijk/toegepast onderzoek) • Analyse van de onderzoeksvraag (operationaliseren en aanscherpen in deelvragen)
30
Groningse methode om de onderzoeksopdracht te formuleren
Er is geen standaard manier om een onderzoeksvraag te formuleren. Maar bij de formulering van een toegepast onderzoeksopdracht kan de volgende methode (RUG) worden gebruikt:
Ik onderzoek ‘onderwerp’, omdat ik wil weten ‘vraag’, teneinde ‘doel’, zodat ‘belang’.
31
Onderzoeksonderwerp:
Ik onderzoek ‘onderwerp’, omdat ik wil weten ‘vraag’, teneinde ‘doel’, zodat ‘belang’. Het ‘onderwerp’ wordt de titel van het onderzoek: “Functioneel beheer in een educatieve omgeving”. Belangrijk voor de keuze van het ‘onderwerp’ is dat zij niet mag leiden tot een omvangrijk onderzoek. Bijvoorbeeld het ‘onderwerp’ “Functioneel beheer” suggereert een breed onderzoek naar alle vormen van functioneel beheer.
Het onderzoeksonderwerp bepaalt de titel van het verslag.
32
Onderzoeksvraag:
Ik onderzoek ‘onderwerp’, omdat ik wil weten ‘vraag’, teneinde ‘doel’, zodat ‘belang’.
De ‘vraag’ is de onderzoeksvraag die door het onderzoek beantwoord moet worden, bijvoorbeeld: “Welke wensen van de gebruikers zijn haalbaar binnen het kader van het functioneel beheer?”
De onderzoeksvraag wordt beantwoord in de conclusie.
33
Onderzoeksdoel:
Ik onderzoek ‘onderwerp’, omdat ik wil weten ‘vraag’, teneinde ‘doel’, zodat ‘belang’. Het ‘doel’ is dan vanuit maatschappelijke perspectief gedefinieerd (het bepalen van de grenzen van het functioneel beheer). Onderzoek zonder maatschappelijk doel (wetenschap om de wetenschap) is moeilijk te verkopen.
Het onderzoeksdoel bepaalt de context en wordt gebruikt om keuzen in het hoofdverslag te onderbouwen. Het onderzoeksdoel levert vaak ook relevante perspectieven op (welke keuzen zijn echt belangrijk).
34
Onderzoeksbelang (toepassing):
Ik onderzoek ‘onderwerp’, omdat ik wil weten ‘vraag’ teneinde ‘doel’, zodat ‘belang’.
Het ‘belang’ is de toepassing voor het bedrijf: “voorzieningen treffen die voor gebruikers noodzakelijk zijn om het toetssysteem in de electronische leeromgeving te gebruiken”.
Het onderzoeksbelang is het concrete belang voor de opdrachtgever.
35
Operationaliseren van de onderzoeksvraag
Verdeel de vraag in variabelen (zie het operationaliseren bijvoegelijke naamwoorden). Stel bij elke variabele de vraag hoe zij gemeten moet worden. De onderzoeksvraag wordt op deze wijze verdeeld in deelvragen: Voorbeeld: “Welke wensen van de gebruikers zijn haalbaar binnen het kader van het functioneel beheer?” Deelvragen: “Welke type wensen zijn er?”, “Wie vallen onder gebruikers?”, “Hoe wordt ‘haalbaarheid’ gemeten?”, “Wat is het kader van het functionele beheer?” . . . Niet elke deelvraag is zinvol, maar deze systematiek kan wel een verbeterde en aangescherpte onderzoeksvraag opleveren.
36
Het opstellen van een onderzoekshypothese
Een onderzoeksopdracht waarbij iets (causaal) verklaard moet worden, wordt vaak geformuleerd in de vorm van een nul-hypothese, een beschrijving van de theoretische verklaring met onafhankelijke en afhankelijke variabelen: “
bepaalt . . . ”
De onderzoeksinspanning zal vooral gericht zijn op het falsificeren van de nul-hypothese.
Het falsificeren van een nul-hypothese/theoretische verklaring is vergelijkbaar met het zoeken van fouten in programmatuur, een werkwijze waarmee wel de aanwezigheid – maar niet de afwezigheid – van fouten aangetoond kan worden.
37
Analyse van de onderzoeksmethoden
Onderzoeksmethoden moeten goed gepland en voorbereid worden, zeker als zij (om de validiteit te verbeteren) gecombineerd of (om de betrouwbaarheid te verhogen) herhaald moeten worden. Onderzoeksmethoden:
◦ ◦ ◦ ◦ ◦
interviews; ˆ enquetes; observaties; experimenten; ...
Let op de wettelijke- en ethische kaders die gesteld worden, zoals de ‘Wet Bescherming Privacy’ (WPB), de toestemming van de betrokkenen en de daaruit volgende afspraken zoals het niet-publiceren of vernietigen van gevoelige gegevens.
38
Het te verwachten onderzoeksresultaat
Er zijn soms onderzoeken met een verborgen agenda, maar meestal worden onderzoeksopdrachten door integere opdrachtgevers verstrekt.
De wijze waarop een onderzoek wordt uitgevoerd, is belangrijker dan de wenselijkheid van het resultaat. Een onderzoek met een negatief resultaat kan toch zeer waardevol zijn voor de opdrachtgever.
39
De organisatie en procedures rond het mandaat
¨ • Actoren: eerste- en tweede docent, afstudeercoordinator;
• Deadlines en vakantieperioden; ¨ • Orienteren op de afstudeeropdracht;
• Procedure ‘Toestemming opdracht’; • Werkwijze ‘Zoeken opdracht’; • Planning, haalbaarheid, terugkoppelingen, fiattering.
40
De eerste docent
Dit is de docent die de student tijdens het afstuderen vanuit school begeleidt. Deze docent dient de afstudeeropdracht en het plan van aanpak goed te keuren en het afstudeerverslag van te voren te controleren op geschiktheid voor een definitieve beoordeling. Tijdens het afstuderen kan de student bij deze docent terecht met vragen over de opdrachtformulering, de onderzoeksmethodologie, de organisatie en de procedures rond het afstuderen, de indeling en vorm van het verslag en de geschiktheid van de bijlagen als bewijsmateriaal. De eerste docent is tevens voorzitter van de afstudeercommissie.
41
De tweede docent
De tweede docent is het verplichte tweede lid van de afstudeercommissie en is samen met de eerste docent verantwoordelijk voor het beoordelingsresultaat. Bij langdurige ontstentenis van de eerste docent neemt de tweede docent de operationele taken van ¨ de eerste docent over en zal de afstudeercoordinator verzoeken om de afstudeercommissie volledig te maken.
42
¨ De afstudeercoordinator
¨ De afstudeercoordinator geeft in de voorbereidende fase van het afstuderen ¨ afstudeerprojecten, onderhoudt voorlichting over de afstudeerprocedures en potentiele de contacten met geselecteerde bedrijven en is verantwoordelijk voor de administratie ¨ rond het afstuderen. Onder de verantwoordelijkheid van de afstudeercoordinator worden de eerste en de tweede docent aan de student toegewezen. De ¨ afstudeercoordinator waarschuwt de student en de eerste docent bij overschrijding van de 20 weken tijdslimiet en waarschuwt de examencommissie bij overschrijding van de 26 weken tijdslimiet.
43
Deadlines en vakantieperioden
Een afstudeerproject moet normaal binnen 20 weken uitgevoerd worden in het laatste semester van de opleiding. In dat geval zijn er nog 6 weken over voor uitloop. Deze uitloop kan gebruikt worden voor reparatiewerk bij een beoordeling met een zwak resultaat. Na 26 weken wordt het afstudeerproject niet meer beoordeeld en moet een nieuwe afstudeeropdracht uigevoerd worden. Opleidingen kunnen jaarlijks een periode bepalen waarin geen mandaat meer geaccepteerd wordt. Tijdens de vakanties worden geen afstudeercommissiezittingen gehouden.
44
¨ Orienteren op de afstudeeropdracht’
• Welke persoonlijke leerdoelen heeft de student voor ogen? • In welk toepassingsgebied wil de student ervaring opdoen? • Naar welk type bedrijf, instelling of branche gaat de voorkeur uit? • Wat voor soort opdracht wil de student uitvoeren? • Welke wensen heeft de student ten aanzien van de begeleiding vanuit het bedrijf en vanuit de opleiding?
45
Procedure ‘Toestemming opdracht’
1. De student dient van SLC-docent toestemming te krijgen om te mogen gaan afstuderen; 2. De student zoekt een bedrijf en beschrijft de opdrachtformulering en levert deze in ¨ bij de afstudeercoordinator ¨ 3. De afstudeercoordinator bepaalt of het bedrijf geschikt is en bepaalt in overleg met de student de eerste docent en de tweede docent; 4. De eerste en tweede docent geven toestemming in gezamenlijk overleg voor de afstudeeropdracht en daarmee ligt het afstudeermandaat voor de student vast; 5. De eerste docent bespreekt het afstudeermandaat (inclusief de gewenste aanscherpingen) met de student.
46
Werkwijze ‘Zoeken opdracht’
Het laatste halfjaar van de opleiding is bestemd voor het uitvoeren van de afstudeeropdracht. De student solliciteert zelf bij een bedrijf of instelling naar een geschikte afstudeeropdracht. Voorafgaande aan de keuze voor een bedrijf of instelling, wordt door de ¨ afstudeercoordinator een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd. Aankondiging van de plaats en tijd van deze voorlichtingsbijeenkomst geschiedt door middel van HINT van de Hogeschool Rotterdam. Tijdens deze voorlichtingsbijeenkomst worden specifieke zaken toegelicht voor de studenten die gaan afstuderen, zoals het vinden van een afstudeeropdracht, de goedkeuringsprocedure voor een opdracht, belangrijke formulieren, de organisatie rond het afstuderen en de begeleiding.
47
Planning
• Haalbaarheid qua tijd, hulpmiddelen en kosten • Terugkoppeling (begeleidende docent en opdrachtgever) • Fiattering van het mandaat en randvoorwaarden
48
Haalbaarheid en beschikbaarheidsproblemen
• Deadlines, vakanties, wachttijden, kalenders, werktijden; • Budgetten, aanschaf hulpmiddelen, bestel- en levertijden; • Plannen van activiteiten en mijlpalen.
49
Afspraken maken over de terugkoppeling
• Samenkomsten (mijlpalen en/of periodiek, plaats); • Tussenresultaten (verslagcomponenten, bijlagen); • Bereikbaarheid.
50
Dublin descriptoren
Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is; Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied; Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; ¨ en oplossingen over te brengen op publiek bestaande Communicatie: Is in staat om informatie, ideeen uit specialisten of niet-specialisten; Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
51
Domeinbeschrijving van de ‘Life cycle fasen’ (HBO-I)
Analyseren: Analyseren van processen, producten en informatiestromen in hun onderlinge samenhang en de context van de omgeving, en opstellen van functionele specificaties; Adviseren: Formuleren van een onderbouwd advies voor de herinrichting van processen en/of informatiestromen en voor een nieuw te ontwikkelen of aan te schaffen ict-systeem op basis van een analyse en in overleg met stakeholders. ¨ tijd, organisatie(verandering), haalbaarheid en risico’s en mogelijkheden voor outsourcing Daarbij aspecten als financien, betrekken; Ontwerpen: Ontwerpen van een ict-systeem op basis van specificaties, in samenhang met een analyse en binnen de gestelde kaders voor kwaliteit, testen, beveiliging, doorlooptijd, budget en exploitatie en beheer; Realiseren: Bouwen van een ict-systeem op basis van een functioneel en technisch ontwerp en binnen de gestelde kaders voor kwaliteit, testen, beveiliging, doorlooptijd, budget en exploitatie en beheer; Beheren: Vormgeven van exploitatie en beheer van ict-systemen en zorg dragen voor invoeren, testen, integreren en inbedrijfstellen van een nieuw(e release van een) ict-systeem. Verlenen van diensten die zijn overeengekomen (in een Service ¨ In samenhang met ontwerp en realisatie zorgen voor Level Agreement) binnen gestelde kaders voor kwaliteit en financien. het onderhoud van ict-systemen.
52
Domeinbeschrijving van de ‘Ict-architectuurlagen’ (HBO-I)
Gebruikersinteractie: Gebruikersinteractie als architectuurlaag heeft betrekking op die aspecten van ict-systemen waarin de interactie van en over het ict-systeem met de (eind)gebruiker centraal staat; Bedrijfsprocessen: De architectuurlaag bedrijfsprocessen heeft betrekking op aspecten van ictsystemen die de bedrijfsvoering ondersteunen. Daarbij gaat het om de functionaliteit van het systeem als geheel (geautomatiseerde en niet geautomatiseerde delen) bezien vanuit de context van de te realiseren bedrijfsdoelen; Software: De beroepstaken in deze laag zijn gericht op het ontwikkelen van (applicatie) software. Ter verduidelijking: in deze architectuurlaag heeft beheer betrekking op beheertaken die onderdeel zijn van de ontwikkeling (en aanpassing) van software. Beheer in de betekenis van exploitatie speelt zich af in de architectuurlaag infrastructuur. Infrastructuur: De architectuurlaag infrastructuur omvat het aspect van een ict-systeem dat als dienst kan functioneren. Naast de traditionele hardware-infrastructuur gaat het daarbij nadrukkelijk ook (steeds meer) om een softwareinfrastructuur; Hardware interfacing: Hardware interfacing is de architectuurlaag waar het domein van de Bachelor of ICT het domein van de elektrotechnicus het dichtst benadert.
53
Domeinbeschrijving van het ‘Beheersingsniveau’ (HBO-I)
1. Zelfstandigheid: heeft een bereik van “uitvoeren van instructies” tot “maken van persoonlijke keuze”; 2. Gedrag: representeert het waarneembare resultaat van een houding en heeft een bereik van “het vermogen om toe te passen” tot “het vermogen om te doorgronden”; 3. Context: heeft een bereik van “gestructureerde voorspelbare” situaties tot “onvoorspelbare – ongestructureerde” situaties.
54
analyse advies ontwerp realisatie beheer
Opleidingsdomein ‘Technische Informatica’
gebruikersinteractie bedrijfsprocessen 1 software 3 3 3 infrastructuur 2 2 2 hardware interfacing 1 1 1
1 3 2 1
1 1 1 1
55
Bachelor of Information and Communication Technology
Bachelor of Information and Communication Technology (Nederlandse afkorting: B ICT; internationale afkortingen: BIT, BInfTech, BInfoTech of B.ICT) is een hbo-bachelorgraad in Nederland in kader van het Bachelor-Masterstelsel. De internationaal erkende graad geeft aan dat men een opleiding heeft afgerond aan een hogeschool in de richting van de opleidingen op het gebied van de Informatie- en Communicatietechnologie (ICT). Deze opleidingen omvatten de basisbeginselen omtrent softwareontwikkeling en programmeren, databases, netwerkinfrastructuur, datacommunicatie en multimediaontwerp. De studenten kunnen zich hebben gespecialiseerd in richtingen als Technische Informatica, Information Engineering, Bedrijfskundige Informatica en Informatica. De bachelorgraad is equivalent aan de oude Nederlandse titel ingenieur (ing.). Deze graad mag men achter zijn of haar naam plaatsen, b.v. ”T. Zijwaards, B ICT”.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bachelor of Information and Communication Technology