20 Oktober 1928.
BEHEER J02CP V t W W RMT fi<*
OrnciEEL O P G A A N OCP Ó Y N D I K A L E
KOMMISSIE
«J53CI
VERSCMÜNl MAAtlOElÜKb
J
Oproep aan de Arbeidersklasse! MAKKERS l
H
ET oogenblik is aangebroken om door gansch het land een krachtige beweging voor de verwezenlijking uwer desiderata en de versterking der vakvereenigingen te voeren. Uw desiderata zijn door de patroons gekend. Ze zijn : D e perekwatie der loonen; De naleving van den achturendag; D e verwezenlijking der sociale verzekeringen; De bekrachtiging der internationale arbeidskonventies; De betaalde jaarlijksche vakanties; Het arbeiderstoezicht. Deze eisdhcn worden door de werkgevers op spotternij onthaald. Zij willen niet begrijpen dat er sedert den oorlog iets in de volksziel veranderd is. Zij beelden ziclh nog altijd in, dat zij alleen de meesters zijn, en zouden vijftig jaar willen achteruitgaan, in den tijd dat België werdl beschouwd als het luilekkerland der kapitalisten! Zij willen bij middel hunner fabriekmutualiteiten de arbeiders onderdrukken en bres schieten in de door en voor de arbeidersklasse opgerichte organisaties. Zij verzetten zich ofwel onderduims ofwel openlijk tegen de rechtstreeksche sociale verzekeringen die hen een middel zouden ontnemen om drukking op de arbeiders uit te oefenen. Zij saboteer en, soms met de medeplichtigheid der diensten van het arbeidsopzicht, de wettelijke achturenhervorming. Zij bestrijden de bekrachtiging der internationale arbeidskonventies, omdat deze nieuwe beginselen in het maatschappelijk leven invoeren en de rechten der arbeiders huldigen. Zij lachen wanneer hun over de arbeiders vakanties gesproken wordt. Zij beschouwen het arbeiderstoezicht als een ondraaglijke inmenging der vakbonden in « hun » zaken,- zij willen meester blijven in hunne fabrieken! Voor wat de loonen aangaat, verhoogen zij deze slechts — en dan nog in een in 't algemeen onvoldoende mate — wanneer zij er toe gedwongen worden, doch weigeren elke toege ving wanneer ze zich de sterksten achten. MAKKERS ! De patroons zijn niet veranderd. De zelfde geest bezielt ihen nog: zij zijn ten uiterste ikzuchtig, winstgierig en blijven op een wanhopende wijze gehecht aan de oude sleur en aan de eeuwenoude vooroordeelen. Zij zijn stijfhoofdig; de nieuwe gedachten vinden bij hengeen toegang; uit Ihaat tegen de demokratie staan zij vijandig tegenover den maatschappelijken vooruitgang. Gij moet ihen toonen dat ge, desondanks, besloten zijt vooruit te gaan en aan uw eischen niet te verzaken Deze eischen zijn gewettigd, verrechtvaardigen zich. Gij zult ze doen zegevieren. Doch gelijktijdig met uw aktie om de onverzoenlijkheid der patroons te overwinnen, moet gij uw vakvereenigingen aanzienlijk versterken. Met 525,000 zijn de arbeiders in de vrije en socialistische vakvereenigingen georganiseerd. Vóór heleinde van het jaar zouden zij er met 600,000 moeten zijn. Vooruit I Voor de versterking der vakbonden. Voor de verwezenlijking der arbeiderseischem .« • . DE SYNDIKALE KOMMISSIE VAN BELGIË.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
274
Het Syndikaal Programma De Syndikale Kommissie eischt: I. De Sociale V e r z e k e r i n g e n i
a) Verzekering tegen ziekte, invaliditeit, moederschap, ouderdom en vroegtijdig overlijden; b) Verzekering tegen werkongevallen; d) Gezinstoeslagen; c) Werkloosheidsverzekering; e) Arbei'ersvakanties. I I . De U i t b r e i d i n g t o t de zeelieden van al de arbeiderabeachermingswetten. I I I . De Voorkoming der w e r k o n g e v a l l e n . IV. H e t Arbeidsopzioht. V. De V e r w e z e n l i j k i n g der bijzondere eisenen betreffende :
a) b) c) d) e) f)
De rationalisatie; De socialisatie; Het arbeiderstoezicht; De kollektieve kontrakten; De minimaloonen; De wettelijke regeling van den huisarbeid.
V I . De Verdediging der i n t e r n a t i o n a l e K o n ventlea van den Arbeid (in 't bijzonder de Konventie van Washington aangaande den achturendag).
Deze eischen uitdrukkend, verklaart de Syndikale Kommissie dat de sociale verzekeringen onder al haar vormen tot de dringendste verwezenlijkingen behooren. De loonarbeiders moeten door de wet tegen de gevaren van werkloosheid, ziekte, ouderdom, invaliditeit, vroegtijdig overlijden en arbeidsongevallen beschermd zijn. Hetgeen tot op heden op dat gebied verwezenlijkt werd, is ontoereikend. De bestaande wetten geven een bewijs van de aarzelingen der regeering om vastberaden den weg der stoute hervormingen, in 't belang der arbeiders, op te gaan, en het is zaak een einde aan dien staat van zaken te stellen door de toepassing der in het syndikaal programma opgenomen formules. De Syndikale Kommissie eischt ook de stemming van het wetsontwerp nopens den gezinstoeslag, dat door gezel Delvigne in de Kamer werd ingediend. De gezinstoeslag mag geen middel zijn in handen van het patronaat om drukking op de arbeidersklasse uit te oefenen; hij mag evenmin den schijn geven een geschenk te zijn vanwege de werkgevers, waarvan dezen zich het zedelijk voordeel zouden toeëigenen, doch moet als een recht beschouwd, dat gebillijkt wordt door het rechtvaardig princiep : « Aan elkeen volgens zijn behoeften. » Bovendien is het van belang dat spoedig de eisen der betaalde arbeidersvakanties verwezenlijkt worde, alsmede de volledige hervorming der diensten 'vaji
het Arbeidsopzicht, wier bekende ontoereikendheid grootendeels oorzaak is dat de arbeidersbeschermingswetten door de werkgevers niet in acht worden genomen. De werklieden, die bij een strenge toepassing der sociale hervormingen de grootste belanghebbenden zijn, moeten het recht bekomen deel te nemen aan de benoeming der arbeidsopzieners. Anderzijds zijn de zeelieden te lang beroofd geweest van het voordeel der sociale hervormingen. Het is van belang dat deze ongerechtigheid hersteld worde en dat de beschikkingen der wet op den achturendag en de 48-urenweek in de eerste plaats uitgebreid worde tot de zeelieden. De Syndikale Kommissie drukt eens te meer haar gehechtheid aan de Internationale Organisatie van den Arbeid uit. In het door gezel Albert Thomas bestuurde werk ziet ze de kiem van een toekomstig internationaal arbeidsparlement, wiens aanzien en bevoegdheid, alsmede wiens verwezenlijkingsmogelijkheden des te omvangrijker zullen zijn naarmate de arbeidersklasse hetzelve haar bedrijvige en aanhoudende medewerking toezegt. De door de Konferentie van den Arbeid gestemde resoluties moeten als zooveel pogingen tot bekrachtiging der rechten van de arbeiders beschouwd worden. Ze stellen een tastbare uiting van den socialen vooruitgang daar, en moeten, uit dien hoofde — en met het oog op de toekomstverwezenlijkingen — bij de arbeiders overtuigde en geestdriftige verdedigers vinden. De Syndikale Kommissie eischt dus de bekrachtiging van al de internationale arbeidsovereenkomsten, en terloops herinnert ze aan den door de Kommissie der Internationale Arbeidswetgeving van de Vredeskonferentie aangenomen wensen, het Internationaal Arbeidsbureel, «de macht te schenken in vast te • stellen voorwaarden besluiten te treffen die internationale wetskracht zouden hebben». Anderzijds, ten aanzien van het immer omvangrijker wordende rationalisatiepogen, verklaart de Syndikale Kommissie, dat de arbeidersklasse slechts dan aan de toepassing der methodes van wetenschappelijke inrichting van den arbeid haar medewerking zou kunnen verleenen, wanneer haar voorafgaandelijk zekere rechten zouden worden herkend, te weten: Recht op een mininrumlevensloon; Recht van toezicht op de inwendige inrichting der fabrieken, Bovendien hebben de arbeiders tot plicht zekere waarborgen te eischen in verband met: 1° De werkloosheid ; 2° de afbeuling; 3° de prijzen. Het ware, inderdaad, onbegrijpelijk, dat 4e rationalisatie niet als einddpel zou Rebben.: een gevoelige toeneming van den welstand jn de arbeidersklasse,
DE BELGISCHE VAKBEWEGING door een vermindering van den arbeidsduur, een verhooging der loonen, en een vermeerdering van het verbruik. Deze rechten en waarborgen, waaraan de arbeidersklasse haar werkdadige medewerking aan^den nijverheidsheropbouw op wetenschappelijke grondslagen ondergeschikt maakt, moeten hun bekrachtiging vinden in de kollektieve arbeidskontrakten en in de verwezenlijking van het arbeidsopzicht. De, huisarbeid moet wettelijk geregeld worden. Het is, inderdaad, onduldbaar dat tienduizendtallen huisarbeiders, die op de schaamtelooste wijze uitgebuit worden, zonder verdediging late. De Syndikale Kommissie doet dringend beroep op de arbeidersklasse, opdat ze, door een krachtdadige,
275
onverpoosde inspanning de hooger opgesomde eischen doe zegevieren, eischen die de voorbode zijn van een beslissender aktie ten gunste der socialisatie van de groote nijverheden van openbaar belang. 't Is noodig dat de moderne vakorganisaties de nieuwe beginselen in het nijverheids- en maatschappelijk leven invoere, zich latende leiden door de behoeften en de belangen der gemeenschap, en 't is met dit doel, dat in hoofdzaak haar reden van bestaan is, vóór oogen dat ze zonder verpoozing moeten strijden. 't Is een zware taak,-doch de Syndikale Kommissie is overtuigd dat.de arbeiders er zich volledig zullen aan wijden, er van bewust zijnde dat ze aldus de invoering van een nieuwe maatschappelijke orde zullen bespoedigen.
De Bescherming der Arbeiders door Jos. Bondas N de arbeidersmiddens is reeds veel over het door het laatste Syndikaal Kongres aangenomen «nieuw » programma gesproken. In werkelijkheid was het voor de Syndikale Kommissie minder zaak van een nieuwigheid dan van een gansene reeks hervormingen en eischen die reeds het onderwerp van vroegere studies hadden uitgemaakt op punt te stellen. Doch, ijlen de gebeurtenissen vooruit, wijzigen de voortbrengingsstelsels en -vormen zich onophoudelijk, worden de van de werklieden geëischte inspanningen hoe langer hoe grooter, en doet de noodzakelijkheid om dezen doelmatiger te beschermen zich dagelijks meer gevoelen, zoo legt het patronaat geenszins ijver aan den dag om het verleden den rug toe te keeren en de parlementaire machien blijft erbarmelijk ten achteren. Dergelijke staat van zaken verplicht de arbeiders eerst zelf te handelen; doch om doelmatig te handelen moeten ze, in de eerste plaats, goed akkoord gaan over hetgeen moet geëischt worden, hun eischen door een onaantastbare bewijsvoering staven en vervolgens alle nuttige schikkingen treffen om ze te doen kennen en te doen lukken. Het Kongres van 7, 8 en 9 Juli 1.1. heeft het eerste deel van dit werk gedaan. Het hoort den Centralen en den Federaties van Vakbonden in gemeen overleg met de Syndikale Kommissie het overige te doen door het maximum drukking op het patronaat en op de Regeering uit te oefenen.
I
DE SOCIALE V E R Z E K E R I N G E N
Is het nog npodig te wijzen op de belangrijkheid der verschillende op ons programma van eischen ingeschreven hervormingen en ze te wettigen? Zijn er, anderzijds, nog zoo verachterde politici en zoo alle gedachten van vooruitgang vijandig zijnde patroons die ,zich, bij voorbeeld, .tegen de zoo spoedig
mogelijke verwezenlijking van het vraagstuk der sociale verzekeringen verzetten of ze niet wenschen? Misschien wel, en dat is ongetwijfeld de reden waarom de Regeering zich tot op heden niet op den weg der verplichte verzekering op de verschillende gebieden heeft gewaagd. Nochtans heeft de Internationale Arbeidskonferentie van 1927 getoond, dat de sociale verzekeringen in vele landen sedert lang verwezenlijkt waren, en de oprichting in talrijke werkhuizen van ons land van mutualiteiten, gesteund en onderhouden door de patroons, duiden aan dat het misdadig zou zijn de wettelijke oplossing van dit vraagstuk langer uit te stellen. Wij meenen dus dat het niet noodig is tot rechtvaardiging der zaak in uitvoerige beschouwingen te treden, en wij zullen er ons eenvoudig toe beperken de meening van echte reaktionnairen nopens dit punt onder de oogen onzer lezers te brengen. Al onze makkers kennen, door er over te hooren spreken hebben, den Bond van het Openbaar Belang, aldus genoemd, omdat al degenen die er deel van Uitmaken in hoofdzaak de verdediging hunner eigene en bijzondere belangen op 't oog hebben. Deze Bond geeft een tweemaandelijksch tijdschrift uit, getiteld Le Bon Sens, en het gebeurt weleens dat het bewijzen van gezond verstand geeft. Dat was het geval toen het deze regelen schreef, die we uit het artikel over « De Sociale Verzekeringen » nemen, dat gansch het nummer van 11 December 1927 in beslag nam: Aan welke gevoelens gehoorzaamt de gemeenschap door aldus tusschen te komen op het gebied der sociale verzekeringen om sommige harer leden te dwingen noodzakelijke opofferingen te doen? 't Is niet, zooals te dikwijls herhaald wordt, en wel ten onrechte, uitsluitend aan een gevoelen van gerechtigheid ; inderdaad, de toestand van den advokaat, den geneesheer, den ingenieur, den nijveraar, den handelaar wiens vroegtijqig overlijden* zielrte of invaliditeit het gezin in een moeilijken toestand plaatst, is juist
276
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
dezelfde onder oogpunt van gerechtigheid als deze der bedienden of werklieden wier gezin door de zelfde rampen getroffen worden. Nochtans denkt niemand er aan het maatschappelijk lichaam in het eerste geval te doen tusschenkomen, dan wanneer in het tweede iedereen akkoord schijnt te gaan om zijn medewerking in te roepen. Laat ons dus niet van gevoelen van gerechtigheid spreken waar er geen kwestie van is. De tusschenkomst der gemeenschap is overigens ten volle gewettigd door twee hoofdredenen, de een van zedelijken aard, het gevoelen aan saamhoorigheid dat alle menschelijke wezens vereenigt en den meest begunstigden den plicht oplegt den minst begunstigden een werkdadige hulp te bieden; de andere van stoffelijken aard, het opperste belang voor het maatschappelijk lichaam er voor te zorgen dat al de leden die het samenstellen hun maximum bedrijvigheid en kracht leveren. Toen hij de eerste maatschappeliike wetten deed stemmen, vergat Bismarck niet te herinneren dat het land diende te beschermen hetgeen hij ietwat cyniek het « menschelijk kapitaal » noemde. Opdat een land bloeie, moet men, zegde hij, aan al zijn arbeiders, tot welke klasse ze ook behooren, het maximum kracht, gezondheid en werklust verzekeren. De werkman die weet dat zijn vrouw ziek en zonder zorgen thuis is of zijn kinderen aan zich zelven overgelaten zijn, kan aan den arbeid niet de zelfde aandacht schenken, den arbeid niet met den zelfden ijver verrichten als hij die weet dat zijn vrouw in een ziekenhuis verzorgd en over zijn kinderen in de krib of op school goed toezicht gehouden wordt. Tellen de sociale verzekeringen heden nog slechts aanhangers, dan is het omdat de gemeenschap volkomen haar zedelijke plichten en haar hoogere belangen bewust geworden is... Ziedaar een prachtige pleidooi voor het beginsel der sociale verzekeringen. Ze ontslaat ons van de noodzakelijkheid meer te zeggen over het vraagstuk der verzekering tegen ziekte, invaliditeit, moederschap, ouderdom en vroegtijdig overlijden, ongevallen, onvrijwillige werkloosheid en gezinstoeslag in zijn geheel. Wij meenen in dit artikel niet te moeten uitweiden over de modaliteiten der verschillende verzekeringsstelsels. Dat zou ons te ver leiden en we zouden verplicht zijn te herhalen wat reeds menigmaal gezegd is geworden. Herinneren wij er eenvoudig aan dat het Syndikaal Kongres van 1922 zich reeds met de sociale verzekeringen in 't algemeen heeft bezig gehouden, en dat het op 5 en 6 Maart 1927, op initiatief der Syndikale Kommissie en van den Nationalen Bond der Socialistische Ziekenbeurzen, gehouden kongres der sociale verzekeringen het vraagstuk in al zijn bijzonderheden heeft bestudeerd, en de algemeene resolutie (1) door dit kongres gestemd duidt klaar de desbetreffend door de arbeidersbeweging ingenomen stelling aan. Laat er ons echter nadruk op leggen, zooals we in het aan het Kongres van 1928 aangeboden verslag gedaan hebben, dat de resolutie waaraan we komen te herinneren betreffende de ziekte-, invaliditeits- en moederschapsverzekering verklaart, dat de Syndikale Kommissie altijd de programma's der Belgische Werkliedenpartij, met verplichte verzekering, is bijge(1) Verschenen in het zedelijk en geldelijk verslag voor de jaren. 1926 en 1927, op bladzijde 17 en volgende.
treden; ze herinnert vervolgens aan de vage pogingen in het Parlement in 't werk gesteld om ze te verwezenlijken, en duidt de verschillende stelsels aan waarbij wij ons zouden kunnen aansluiten. Betreffende de verzekering van het geval van ouderdom en vroegtijdig overlijden geeft de resolutie duidelijk te kennen dat de op dit oogenblik geëischte en sedertdien gedeeltelijk verwezenlijkte perekwatie der pensioenen, slechts een tijdelijke oplossing kan zijn en dat er rekening mede dient gehouden dat er bijzondere wetten voor de mijnwerkers en voor de bedienden zijn, en dat het bijgevolg noodig is de verzekering voor het geval van ouderdom en vroegtijdig overlijden der andere loonarbeiders in te richten. Eindelijk duidde de resolutie aan welk het deel der tusschenkomst van de loonarbeiders en van de werkgevers zou moeten zijn, en eischt voor den verzekerden loonarbeider het recht op zijn kosteloos pensioen en zijn ouderdomsrente van 60-jarigen ouderdom af — de wetteljike ouderdom op 65 jaar vastgesteld zijnde — te vragen, mits de kosteloosheid en de rente in verhouding te verminderen. *
*
*
Laat ons nog herinneren, alvorens dit deel van onze uiteenzetting te sluiten, dat de Xe Internationale Arbeidskonferentie twee overeenkomsten nopens de verplichte verzekering aller loonarbeiders tegen het ziekterisiko, eenerzijds voor de nijverheids- en handelsarbeiders en van het huispersoneel, anderzijds voor de landarbeiders gestemd heeft. Het past misschien hier te herinneren aan de in den Senaat door Arthur Jauniaux en in de Kamer door Isi Delvigne ingediende wetsvoorstellen. Het eerste dagteekent van 9 November 1926 en had voor doel een Nationaal Ziekenfonds in te stellen, gevoed door een jaarlijksche bijdrage, vastgesteld op 2 t.h. der betaalde loonen en wedden, ten laste der bedrijf snoof den. Het tweede werd ingediend ter zitting van 20 September 1928 en voorziet de regeling der toekenning van vergoedingen in geval van ziekte, ongeval, invaliditeit of ouderdom, alsmede van de geneesen artsenij kundige diensten in de nijverheids- en handelsondernemingen. Deze twee ontwerpen stellen zich duidelijk tegenover de patroonsmaneuvers die, langs het kanaal der fabriekziekenkassen, slechts voor doel hebben de arbeiders van hun organisaties af te trekken die ze zoo moeitevol hebben opgericht. Laat ons ook vermelden dat de Minister van Arbeid bij de aanstelling van de Tijdelijke Kommissie der sociale verzekeringen op 4 Oktober 1.1., heeft herinnerd, dat deze voor taak had de Regeering in te lichten over vijf hoofdkwesties, betreffende de verplichte en vrijwillige verzekering, de te dekken gevaren, de te waarborgen vergoedingen, de geldmiddelen en de inrichting der verzekering. De heer Heyman heeft de hoop uitgedrukt dat de Kommissie haar werkzaamheden zal kunnen eindigen in den loop der maand November, opdat de Regeering nog dit jaar haar ontwerp kunne neerleggen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Wij leven dus in deze hoop, doch wanneer eens het ontwerp zal neergelegd zijn, zal het zaak zijn het niet in de dossiers der parlementaire kommissies te laten rusten, en het hoort aan onze organisaties waakzaam te zijn. We vestigen eindelijk de aandacht onzer makkers op den eersten paragraaf der tusschen de Nationale Fabriek en de Federatie der Metaalbewerkers van de Provincie Luik afgesloten overeenkomst, die een einde aan de staking van Herstal gesteld heeft, en die luidt als volgt: Partijen nemen aan, dat de staking in de N.F. in feite heeft aangetoond, dat onder den een of anderen vorm een algemeene oplossing in België van het volledig vraagstuk der sociale verzekeringen zooals het door de verschillende in het Parlement neergelegde wetsontwerpen, het onlangs ingediende ontwerp Delvigne en konsoorten inbegrepen, gesteld werd, zich opdringt. Deze verklaring, afgelegd door den Algemeenen Bestuurder eener inrichting die heden meer dan 6,000 personen tewerk stelt en weldra een personeel van 10,000 arbeiders zal tellen, is van aanzienlijk belang, en onze vrienden zullen niet nalaten daarop de aandacht te vestigen. H E T H E R S T E L DER A R B E I D S O N G E V A L L E N
't Is een kwart eeuw geleden dat de wet op het herstel der arbeidsongevallen door een behoudsgezinde Kamer gestemd werd en, behalve enkele wijzigingen die er werden aangebracht uit hoofde der waardevermindering van den frank, zijn het nog immer de zelfde bepalingen van vóór 25 jaar die het lot der slachtoffers van den arbeid regelen! De sedert dat verwijderde tijdstip op alle gebieden verwezenlijkte vooruitgang heeft geenszins de zielerust onzer parlementairen gestoord,die zonder gerucht meerdere herzieningsontwerpen hebben begraven. 't Is nochtans onmiskenbaar, dat de toestand die den slachtoffers van arbeidsongevallen door de huidige wetgeving geschapen wordt, waarlijk schandalig is, en het wordt hoog tijd dat daar een einde aan kome. Des te meer daar de in de meeste nijverheidslanden bestaande stelsels aanzienlijk voordeeliger zijn dan dat waarmede wij door de wetgevers van 1905 begiftigd werden. We meenen dat het nutteloos is hier een nieuwe kritiek der wet op de ongevallen te ondernemen. Men kent er de menigvuldige gebreken van, evenals onze eischen terzake. Wij hebben deze, overigens, gerechtvaardigd in een lang artikel verschenen in de Belgische Vakbeweging van 20 April 1.1., toen wij het op 14 Februari door den Minister van Arbeid neergelegde herzieningsontwerp ontleedden. Wij verzenden onze makkers, die zich meer in 't bijzonder met dit vraagstuk bezighouden, naar dit artikel, evenals naar de naderhand verschenen artikelen over het zelfde onderwerp van enkelen onzer vooraanstaanden.
277
DE G E Z I N S T O E S L A G
Over die kwestie dat door al de syndikale middens onderzocht, besproken werd, is alles gezegd geworden. Reeds vóór meer dan zes jaar werd onze aandacht door dit vraagstuk op een dringende wijze in beslag genomen, en in zijn bijeenkomst van 10 Oktober 1922, besloot het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie, zijn meening nopens den grond der zaak voorbehoudend, dat al de bestanddeelen voor een grondige studie dienden verzameld. In December 1922 verscheen een « Bundeltje » dat het vraagstuk langs zijn onderscheidene zijden behandelde. De bespreking werd hernomen in zitting van het Nationaal Komiteit van 6 Februari 1923, en na breedvoerige debatten werd een resolutie gestemd zeggend dat « de familieuitkeeringen, evenals de premiën in geval van geboorte en voor het zuigen der kinderen, sociale diensten zijn, die dienen ingericht door de gemeenschap ten zelfden titel als de bescherming tegen de onvrijwillige werkloosheid, de arbeidsongevallen, ziekte, werkonbekwaamheid of ouderdom » en het eischte deze uitkeeringen als een « onvervreemdbaar recht, volkomen onafhankelijk van den arbeid en het loon ». Wij hadden stelling genomen, en het bijzonder kongres van 27 en 28 Juli 1923, aan hetwelk een uitvoerig verslag was aangeboden geworden, bekrachtigde in alle punten de resolutie van het Nationaal Komiteit, en belastte het Bureel zich voor het neerleggen van een bepaald ontwerp met de socialistische parlementaire groep in verbinding te stellen. Doch het was ook zaak de arbeiders over de waarde van de nieuw te verwezenlijken verovering in te lichten, en 't was om die reden dat, terwijl aan de organisaties gevraagd werd het vraagstuk op de dagorde der arbeidersbijeenkomsten te plaatsen en daarover in de pers talrijke artikelen verschenen, de kwestie nog behandeld werd en aan kritiek onderworpen ter Syndikale Week van Gent in 1924. Ten slotte werd een wetsontwerp opgesteld en in November 1925 aan de organisaties gezonden. Op 13 Juli daaropvolgend nam het Nationaal Komiteit den tekst er van aan, zooals hij in de Belgische Vakbeweging van 31 Juli 1926 verscheen. Deze aanhaling van al de besluiten, waarvan onze makkers den tekst in onze onderscheidene uitgaven kunnen vinden, toonen^aan hoezeer de arbeidersbeweging bezorgd is geweest de kwestie goed te doorgronden, niets aan het toeval over te laten en gezond en duurzaam werk te verrichten. Dat belette echter het patronaat niet zich met kracht te verzetten tegen ons voornemen het te berooven van een uitsluitend aan het privaat initiatief te danken werk. Wij hebben deze «beschuldiging» beantwoord,"en om niet in herhaling te vallen verzoeken wij onze lezers o.a. de nummers van 6 November 1926, 15 Januari en 21 Mei 1927 der Belgische Vakbeweging te overzien. Dat wij de nijveraars nog niet overtuigd hebben is
278
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
begrijpelijk, gezien wij uitgaan van twee volkomen tegenovergestelde standpunten. Voor de patroons zijn de geziustoeslagen verleend als « gunsten », die men volgens de omstandigheden kan ontnemen, terwijl wij willen dat ze een onvervreemdbaar recht daarstellen, volkomen onafhankelijk van den arbeid en van het loon, zooals wij in 1923 zegden! Onze gedachte is overigens reeds gedeeltelijk in de wetgeving gedrongen, en de wet van 14 April 1928, die de inlassching in de lastenkohieren betreffende openbare of door den Staat, de provincies of gemeenten gesubsidieerde werken oplegt van een bepaling die den aanbesteder verplicht deel uit te maken van een kompensatiekas voor gezinstoeslag, laat ons toe verwachtingen te koesteren nopens het hooger herinnerde wetsontwerp. Wij meenen dat het overbodig is bij te voegen dat het des te vlugger zal doorgaan naarmate wij optreden op elk gebied waarop de arbeidersaktie tot uiting kan komen. DE
ARBE1PERSVAKANTIES
Deze kwestie, die reeds vóór den oorlog de aandacht van het socialisme had gewekt, is waarlijk na den oorlog in de arbeidersmiddens tot haar recht gekomen, en ter eerste Internationale Konferentie van den Arbeid, te Washington, in 1919, werd ze opgeworpen door de afgevaardigden der Zweedsche Regeering, die een als volgt luidend ontwerp van resolutie hadden neergelegd: Overwegende dat telken jare een tijdperk van volstrekte rust noodzakelijk is voor het behoud -van de lichamelijke en geestelijke gezondheid der arbeiders, wordt er besloten dat het vraagstuk der instelling van regelmatige jaarlijksche vakanties voor de arbeiders op de dagorde zal geplaatst worden van de a.s. Internationale Konferentie van den Arbeid. De Syndikale Kommissie hield er zich op haar beurt mede bezig en in 1923 wijdde ze een harer « Bundeltjes » aan dezen belangrijken eisch. Daarna werd het vraagstuk op de dagorde van het Syndikaal Kongres van 1924 gebracht, dat het niet kon bespreken ingevolge tijdgebrek. Het maakte het voorwerp uit van een debat op het volgend kongres, in 1925, dat een resolutie stemde waarin het recht op een jaarlijksch verlof voor de arbeiders werd verkondigd, en het Bureel belast werd zich met de socialistische parlementaire groep in verbinding te stellen om een wetsontwerp op te stellen en in te dienen. Ditzelve werd opgemaakt, aan de aangesloten organisaties onderworpen, en het Nationaal Komiteit, in zijn vergadering van 16 November 1926, nam den bepaalden tekst er van aan, welke in de Belgische Vakbeweging van 4 December daaropvolgend verscheen. Is deze eisch gewettigd? Onbetwistbaar, en de laatste staking van, Herstal heeft er de aandacht van dè openbare meening op gevestigd.
Anderzijds genoot, vóór den oorlog reeds, het werkliedenpersoneel van de meeste onzer koöperatieven, alsmede van de socialistische of door de mandatarissen der Werkliedenpartij beïnvloede openbare besturen, van een zeker aantal verlofdagen per jaar. Sindsdien, heeft de hervorming zich onder den drang der gebeurtenissen en der organisaties tot verschillende kategoriën loonarbeiders uitgebreid. Bovendien genieten de arbeiders van talrijke nijverheden in vele Europeesche en buiten-Europeesche landen er van. Er bestaan desbetreffend algemeene wetten o.m. in Oostenrijk, in Tsjeko-Slowakije, in het Groothertogdom Luxemburg en in Letland. In onderscheidene andere landen verzekeren wettelijke beschikkingen een jaarlijksch verlof aan zekere kategorieën arbeiders. In Duitschland, in Zweden en in enkele andere landen voorzien vele kollektieve kontrakten vakanties voor de arbeiders. In België zelfs, is het betaald jaarlijksch verlof in zekere plaatsen een werkelijkheid. Eindelijk genieten de ambtenaars en de bedienden in ons land, zooals overal elders, in 't algemeen van jaarlijksche vakanties. Alleen de werklieden, wier inspanning van spieren of zenuwen uiterst groot is, en die bijgevolg redelijkerwijse een rusttijdperk verdienen, hebben het recht niet de eentonigheid van den dagelijkschen arbeid te breken 1 Die onrechtvaardigheid mag niet blijven duren. De werklieden moeten volstrekt op een voet van gelijkheid geplaatst worden met die van de andere Staten, alsmede met hun makkers der kantoren. De arbeidersvakanties rechtvaardigen zich onder physiologisch, ekonomisch en zedelijk opzicht. Inderdaad, een rust van een of twee weken voor iedereen, zou, niemand twijfelt er aan, den heilzaamsten invloed op het menschelijk gestel uitoefenen door de gedeeltelijke of volledige verwijdering der ziektekiemen en de inwinning in de zelfde voorwaarden van de in den loop van het jaar verloren krachten. Anderzijds is het bijna zeker dat het stelsel der vakanties eenigermate de afwezigheden zou doen verdwijnen die niet altijd reglementair gewettigd zijn, zooals het maandagverlet, dat in verscheidene streken met een zekere hevigheid woedt. Het jaarlijksch verlof zou van aard zijn om van elkeen een regelmatigheid aan den arbeid te bekomen waaruit de voortbrenging in de eerste plaats voordeel zou halen. Eindelijk plaatsen de arbeidersvakanties iedereen op een voet van gelijkheid; de werklieden zouden zich niet meer als bastaards beschouwen. Zij zouden meer lust voor den arbeid en meer levenslust gevoelen. Al deze redenen schijnen ons toereikend om de spoedige invoering van de arbeidèrsvakanties te rechtvaardigen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING PË VOORKOMING PER A R B E I D S O N G E V A L L E N
Een regiem oprichten dat den belanghebbenden vergoedingen verzekert in geval van werkloosheid, ziekte en ongeval, bij voorbeeld, is natuurlijk zeer goed. Doch, de aan de werkloozen, de zieken en de slachtoffers van werkongevallen verleende uitkeeringen vertegenwoordigen slechts een deel van het verloren loon, en in die omstandigheden lijden dezen die gedwongen wefkloos zijn niet alleen stoffelijk, doch ook zedelijk. Van dat oogenblik af is het de plicht van een goed ingerichte maatschappij, die bezorgd is om haar rijkdom, liet spreekwoord indachtig te zijn : « 't Is beter te voorkomen dan te genezen. »! Denkt men er genoeg aan? Ongetwijfeld niet, en wanneer men kennis neemt van de statistieken der arbeidsongevallen die zich telken jare voordoen, dan is men tegelijkertijd ontzet en gegriefd. Ontzet door het lijden en de rampen die ze teweegbrengen ; gegriefd, omdat men er gemakkelijk een tamelijk groot deel van zou kunnen vermijden, 't Is, ongetwijfeld, deze laatste opmerking die den opsteller van het aan de XIe Internationale Arbeidskonferentie onderworpen verslag over de voorkoming der arbeidsongevallen deed zeggen, dat. « de maatregelen voor de technische voorkoming der ongevallen geen bijzaak mogen zijn, doch een hoofdbestanddeel der inrichting van de nijverheisinrichtingen en dezer instelling ». Deze regel diende des te meer in acht genomen, doordat het in onze tot het uiterste gemekaniseerde maatschappij om zoo te zeggen alle dagen gevaarlijker wordt te leven. In den loop zijner uiteenzetting vóór de Algemeene Kommissie der voorkoming van de ongevallen, ter laatste Konferentie van Geneve, zei de heer W. H. Cameron, van den National Safety Council der Vereenigde Staten : « Het woord « veiligheid » is voor ons gelijkbeteekenend van « toezicht ». Heden houdt men toezicht over de groote natuurkrachten, die voorheen vernielend waren, doch voor het welzijn der menschenlevens aangewend zijn geworden. De veiligheid is het zinnebeeld van een goed ingericht bestaan. De openbare meening is van gevoelen dat de elektriciteit, de stoom, het gas, de samengeperste lucht en de groote uitrusting der nijverheid geen bedreiging voor het menschenleven moeten zijn. De strekking der wetenschappen toont aan dat we de natuurkrachten moeten leeren kontroleeren, opdat ze niet aan de kontrole van den mensen ontsnappen en geen menschenlevens vernietigen of verminken! » In bedoeld verslag kan men lezen dat er in 1923, in Frankrijk, 2,082, en in Engeland, 3,302 arbeidsongevallen met doodelijken afloop geboekt werden; in Duitschland, in 1925, 5,285; in de Vereenigde Staten telt men jaarlijks 20,000 tot 25,000 arbeidsongevallen met doodelijken afloop, en hel: aantal gekwetsten ingevolge werkongevallen is 100-maal gröoter dan dit laatste cijfer; dat ér, buiten de vermelde doodélijke ongevallen, gedurende dezelfde jaren in Frantöjk
279
777,975 ongevallen plaats hadden, waarvan kennis werd gegeven ; in Duitschland 652,837, en in Engeland 480,035 ongevallen waarvoor vergoeding werd uitgekeerd. En in ons verslag aan het laatste Syndikaal Kongres vermeldden wij,volgens een tabel van de Annuaire statistique (1924-1925), dat er in 1921 voor 788,682 verzekerde arbeiders 64,463 arbeidsongevallen waren geboekt, hetzij dus meer dan 8 t.h. In Amerika is men er, dank aan dé door de Safety First met kracht op touw gezette en vervolgde beweging, toe gekomen, op een zeer ernstige wijze het aantal ongevallen te verminderen. Wij hebben er voorbeelden van gegeven in het verslag dat wij komen te herinneren. Wat over den Oceaan op dit gebied mogelijk is geweest, is hier even mogelijk, en gezien het vraagstuk der voorkoming van de arbeidsongevallen ons in de hoogste mate aanbelangt, moeten wij alles in 't werk stellen opdat de noodige maatregelen getroffen worden. Wij kunnen er niet aan denken in dit reeds al te lang artikel een volledige uiteenzetting van de zaak te doen. We verzenden onze makkers naar de onderscheidene artikelen die hier reeds verschenen zijn, en we doen eenvoudig opmerken dat, volgens ons, de oplossing van het vraagstuk der voorkoming van de arbeidsongevalen de voorwaarde bedingt van de toepassing eener aan de onderscheidene voortbrengingswijzen en aan de opvoeding van al de elementen die in de uitvoering van den arbeid tusschenkomen aangepaste regeling. « De wet is het geweten van degenen die er geen hebben », heeft professor Cleysson gezegd, 't Is heel waar in de meeste gevallen, doch op het gebied waarmede wij ons hier bezighouden, mag gezegd dat, indien de inzake gezondheid en nijverheidsveiligheid door de wetten en reglementen voorziene beschikkingen streng toegepast werden, er reeds veel minder ongevallen zouden plaats hebben. Doch er is nog een ander belangrijk element, en in den loop van een bij de inhuldiging van den Dienst der Voorkoming van de Arbeidsongevallen der Vereeniging van de Metaal- en Mijnnijverheden van Frankrijk, gehouden voordracht, voegde de heer Frois, burgerlijk mijnopzichter, sprekend over de middelen tot ontwikkeling van den veiligheidsgeest, er bij : Ten einde op de uitvoering van dit gezamenlijk plan, en op een algemeene wijze op de verbetering der ar* beidsvoorwaarden van het personeel te waken, is het nuttig dat één of meerdere technische komiteiten worden opgericht, samengesteld uit mgeriieurs, dienstoversten, meestergasten en geschoolde werklieden van de instelling. In Amerika zijn die komiteiten met groote gunst onthaald geworden; hun werking heeft geen moeilijkheid in 't leven geroepen. Ik houd er aan er nadruk op te leggen dat in Frankrijk, in de enkele metaalfabrieken van het Oosten, waar ze opgericht werden, eerst te Pompey, hun weldoende werking zich zeer vlug heeft doen gevoelen. lieden bestaan er Ürt de staalfabriek van Pompey, in de ijzergieterïjen van Pont-a-Mousson, in de gieterijen van Sutfbrives te Vil1* lerupt, ïn
280
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
ïn de staalfabriek van de Chiers, te Longwy... Volgens de belangrijkheid van de inrichtingen is er voor elke fabriek of groep fabrieken een komiteit samengesteld uit 4 tot 12 leden, onder dewelke altijd de overste van den dienst van het onderhoud, de overste van het personeel, ingenieurs en meestergasten voorkomen. Tot heden zijn, voegt de heer Frois er bij, op één of twee uitzonderingen na, het arbeiderselement in deze komiteiten nog niet vertegenwoordigd. Ik meen dat de praktijk zal uitwijzen dat er belang bij is den werkman rechtstreeks aan het voorkomingswerk te doen deelnemen, en dat er onder voorbehoud de arbeidersvertegenwoordigers te kiezen ten aanzien van hun bevoegdheid, van den raad die ze kunnen geroepen worden te geven, niets te vreezen is, integendeel. De ervaring in den vreemde is doorslaand, de aanwezigheid van werklieden in deze raden is uiterst nuttig geweest, en de weldaden dezer samenwerking hebben hun terugslag gehad in andere omstandigheden... Ziedaar een uiterst belangwekkende verklaring, men zal het erkennen, voor de kwestie die wij in het volgend hoofdstuk gaan onderzoeken. HET ARBEIDSOPZICHT Indien men bedenkt dat België zich vóór een eeuw is beginnen te industrialiseeren, dat zijn bedrijven in den loop der laatste vijftig jaren een aanzienlijke uitbreiding hebben genomen, en dit de eerste wetgevende maatregel betreffende het arbeidsopzicht vóór een veertigtal jaren werden getroffen door een Parlement waarvan de ontzaglijke meerderheid der leden geenszins aan de noodzakelijkheid geloofde de arbeiders ernstig te beschermen, en door Regeeringen die het evenmin geloofden, dat we voort onder een volstrekt ontoereikend regiem leven, begrijpt men de ongeloovigheid der werklieden wanneer men hen spreekt over het arbeidsopzicht en de ambtenaars belast met het waken op de toepassing der verschillende wetgevende beschikkingen. Naarmate de jaren voorbijgaan, ontwikkelen zich de nijverheden, worden er nieuwe opgericht, vermenigvuldigen de mekanische arbeidsmiddelen zich, vermeerderen de gevaren, verdikt het boek der sociale wetten, en in plaats van in een gelijke mate de opzichtsdiensten uit te breiden ,belast men, integendeel, zijn agenten met verschillende bezigheden, wat nog den tijd vermindert dien ze aan het hoofdzakelijke werk kunnen besteden! Enkele aanduidingen zullen volstaan om aan te toonen dat het arbeidsopzicht ver is van aan de behoeften te beantwoorden : op 31 December 1926 waren er 78 personen met de opzichtsdiensten belast, waarvan 7 in het centraal bestuur, en hun bedrijvigheid strekt zich volgens de verslagen van hetzelfde jaar uit over 18 nijverheidsgroepen, duizenden bedrijven met honderd duizendtallen arbeiders beider geslachten omvattend! En denkt men aan het getal wetten die hun aandacht in beslag nemen, aan de uitleggende omzendbrieven en besluiten die ze moeten bestudeeren, dan zal men onmiddellijk moeten bekennen dat het Arbeidsopzicht zooals het bestaat bespottelijk is, om niet te zeggen een schandaal. .Men dient er dus in de eerste plaats de kaders van
uit te breiden, doch men dient ook te zorgen dat zijn verschillende diensten volledig vertrouwen schenken aan hen op wier veiligheid zé moeten waken. 't Is dus, in één woord, noodig dat de arbeiders cp welkdanige wijze aan de aanduiding van zekere kategorieën agenten deelnemen. Wij raken hier aan een zijde van het vraagstuk die onze tegenstrevers met genoegen verwikkelen, en de Gazette de Liége, herhaald door L'Echo de la Bourse van 9 Oktober 1.1., zegde nog desbetreffend : « Het arbeidsopzicht is een lichaam belast met het waken op de uitvoering van zekere wetten. De aanduiding der helpers van het gerecht aan welkdanig kiezerskorps of aan een onverantwoordelijke groep, die ten andere geen rechtskundige persoonlijkheid bezit, toevertrouwen is een dwaling. » Men heeft ons dikwijls genoeg gezegd, dat alles wat de arbeiders eisenen droombeeldig was, opdat we de waarde van een argument van dat slag kennen. Laat ons eenvoudig opmerken dat, indien wij de benoeming der arbeidsopzichters en -kontroleurs door het algemeen stemrecht opeischten, we eigenlijk niets anders zouden vragen dan hetgeen de behoudsgezinde parlementairen van 1889 af aannamen voor de benoeming der leden van de werkrechtersraden. Ook dezen zijn helpers van het gerecht die op de toepassing der wetten waken, en in al de landen worden ze bij kiezing benoemd. Welk kwaad zou er in steken door op dezelfde wijze te werk te gaan voor de benoeming van hen die op de rechten, de gezondheid en het leven der loonarbeiders moeten waken ? Doch, zoover gaan we op 't oogenblik niet, en indien het voor de aanduiding der opzichters in de kolenmijnen, b. v., aangenomen stelsel niet van aard 's om ons volledig voldoening te geven, meenen wij wel dat deze tot al de nijverheden veralgemeende proceduur voor de arbeiders veel meer voordeelen zou aanbieden, en hen meer vertrouwen in de door de beschermingswetten en reglementen uitgevaardigde veiligheidsmaatregelen zou inboezemen. Wij moeten dus strijden om te bekomen dat de wetgeving gewijzigd worde in den zin van de inrichting der kaders van het opzicht, van het recht voor de arbeiders deel te nemen, aan de aanduiding der agenten, en dat aan deze laatsten recht op initiatief gegeven worde dat hen zou toelaten met het maximum doelmatigheid op te treden. x
De Resolutie van het Kongres van 5 en 6 Maart 1927 gewijd aan de Sociale Verzekeringen Het Kongres, beslissend over de vraagstukken : verzekering tegen ziekte, invaliditeit en moederschap, verzekering tegen ouderdom en vroegtijdig overlijden : Voor wat aangaat de verzekering tegen ziekte, invaliditeit en moederschap : Herinnert dat de Syndikale Kommissie altijd het programma der B.W.P. is bijgetreden, dat de verplichte verzekering der loonarbeiders met het oog op de risikos van ziekte en invaliditeit, en de inrichting der moederschapsverzekering voorziet;
DE BELGISCHE Stipt san, dat van af 1913 in de Kamer een meerderheid was om de verplichte verzekering met het oog op ziekte en invaliditeit te stemmen, en dat daags na den oorlog de Internationale Konferentie van Washington de nijverheidslanden de bescherming der arbeidsters in geval van moederschap aanbevolen heeft; Merkt aan, dat de bedienden en ambtenaars van den Staat verplicht verzekerd zijn met het oog op ziekte en invaliditeit, en dat zonder persoonlijke bijdrage ; Stelt vast dat de nijverheidslanden die ons omringen sedert lang, of daags na den oorlog de verplichte verzekering tegen ziekte- en invaliditeitsrisikos verwezenlijkt hebben ,en zich ernstig met de moederschapsverzekering hebben beziggehouden ; Stipt aan dat minister Wauters van af 1919 een Kommissie der Maatschappelijke Verzekeringen oprichtte, en dat deze haar werkzaamheden tot een goed einde heeft gebracht; dat het ontwerp van verzekering met het oog op ziekte, invaliditeit en moederschap van deze Kommissie de goedkeuring bekomen heeft van de liberale Partij, gezien wijlen de heer Pècher tweemaal een ontwerp op het Bureel der Kamer heeft neergelegd, dat, volgens zijn verklaring, op enkele wijzigingen na, dat der Kommissie was ; dat de katholieke leden der Kommissie de hoofdbeginselen van het ontwerp gestemd hebben; Legt er nadruk op dat het kiezerskorps van 5 April 1926 zich heeft uitgesproken voor een parlementaire meerderheid die de verplichte verzekering der door de huidige resolutie beoogde risikos wilde verzekeren, en dat de uit deze verkiezingen ontstane regeering Poullet zich bereid heeft verklaard spoedig de moederschapsverzekering te verwezenlijken, en zoo spoedig mogelijk de ziekte- en invaliditeitsverzekering ie doen stemmen, betreurend zulks niet bij dringendheid te kunnen doen, gezien den armzaligen toestand der openbare Schatkist. Het Kongres betreurt : Dat de regeering Poullet, die door geldgebrek niet in staat was onmiddellijk een op de bijdragen van de loonarbeiders, werkgevers en openbare machten gesteund ontwerp van verzekering te verwezenlijken, niet bij etapen is te werk gegaan, door een eerste wetgevende verwezenlijking te steunen op de arbeiders- en patroonsbijdrage ; Dat op 't oogenblik dat het land, rekening houdend met den nieuwen tóestand geschapen door de rminstabilisatie, zich inricht om te leven, de huidige regeering er niet aan denkt in de algemeene onkosten der nijverheid de deelneming van deze in den last der arbeidersverzekeringen te begrijpen ; terwijl niet als argument kan ingeroepen worden dat men voor deze ten opzichte der vreemde mededinging een ondergeschikten toestand zou scheppen, gezien Duitschland, Oostenrijk, Engeland, Tsjeko-Slowakije, het Groothertogdom Luxemburg, enz., hun nijveraars bijdragen opleggen voor de verschillende verzekeringen ; Dat de Regeering niet begrijpt dat een arbeidersklasse die in de onzekerheid van den dag van morgen leeft, die niet datgene bekomt waarvan de arbeidersklasse der andere landen geniet, er kan toekomen geen belang meer te stellen in de groote vraagstukken van nationaal belang. Het Kongres : Betreurt des te mee? het gebrek, aan initiatief van de Regeering, gezien deze in staat is vast te stellen dat de Belgische werkgevers in de mogelijkheid ver'keeren bij te dragen tot de lasten der verzekering,
281 daar tal onder hen daags na de verklaring _der regeering Poullet dat de stemming der verplichte verzekering tot later uitgesteld werd, begonnen zijn de volgens hun bevelen opgerichte voorzienigheidswerken te subsidieeren, en dat heden nog het Centraal Nijverheidskomiteit zendelingen bij zijn aangeslotenen stuurt om hun uit te leggen dat zij tot hun dienst staande ziekenkassen moeten oprichten en aanmoedigen ; Gezien zij in staat is te oordeelen dat deze plotselinge grootmoedigheid van een patronaat, dat de arbeidersklasse tot gisteren aan zichzelve overgeleverd liet, slechts tot uiting komt met de nevenbedoeling instellingen te vernietigen aan wier oprichting de arbeiders zich een eeuw lang hebben gewijd, instellingen van maatschappelijke opvoeding en van ekonomi^ sche vrijmaking ; Het Kongres maakt zich geen begoochelingen over de toekomst indien het patroonsmaneuver in 't groot gelukte. Het weet : Dat de huidige edelmoedigheid der werkgevers van jaar tot jaar zou verminderen, naarmate het proletariaat zijn eigen voorzienigheids- en verweerinstellingen zou verlaten ; Dat ten slotte, wat van patroonsdeelneming in de fabriekkassen nog zou overblijven, niets zou vertegenwoordigen ten aanzien van de loonsverminderingen en de slechte arbeidsvoorwaarden die zouden opgelegd worden aan een arbeidersklasse die tijdelijk haar verleden van uitbuiting, ellende en slavernij zou vergeten hebben. Het Kongres ducht, ten andere, deze gebeurlijkheidi niet, omdat : De door gansch de financieele en burgérspers tegen het wetsontwerp met het oog op de oprichting van een Nationaal Ziekenfonds, gevoed door een patroonsbijdrage, gevoerde kampanje, voor uitslag gehad heeft de oogen te openen van hen die zich geen rekening gaven van het door het Centraal Nijverheidskomiteit nagestreefde doel, De mutualiteitswereld, in haar geheel, stelt zich van nu af met min of meer kracht te weer, nu het klaar blijkt dat deze beweging zich zal ontwikkelen tot op het oogenblik dat de parlementaire demokratische meerderheid zal begrijpen dat zij moet tusschenkomem Het Kongres, de wetgevende verwezenlijking zoo spoedig mogelijk onder het oog ziende, houdt zich bij het ontwerp van oprichting van een! Nationaal Ziekenfonds, gevoed door een patroonsbijdrage van 2 t.h* om de volgende redenen : Het vereischt geen langdurige studie; Het past zich met een buitengewoon gemak aan de huidige mutualistische toestanden aan, namelijk ingevolge het feit dat het de regeling der toepassingsmogelijkheden door koninklijke beslu'ten voorziet; Het noodzaakt geen groote onmiddellijke uitgaven ten laste van de openbare machten ; Het zou een nieuwe financieele inspanning vanwege de arbeiders in zich sluiten, en vlug zeer talrijke nieuwe leden tot de yoorzienigheidsinstellingen voeren, zoodat men zich op 't oogenblik eener definitieve, wetgeving vóór een in haar groote meerderheid voorzienige arbeidersmassa zou bevinden; * Het schenkt groote voldoening aan al dezen die zich met het vraagstuk der moederschapsverzekering bezighouden. , Het Kongres wil, voor wat het ontwerp tot opricht ting van een Nationaal Ziekenfonds aanpap niet zeg* gen dat geen enj^r anmdement kan aanvaard wöftóli
282
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Bijgevolg zullen de socialistische parlementsleden niet weigeren zich aan te sluiten bij amendementen die de beginselen van het ontwerp niet aanraken. Het Kongres, dezen antwoordend die, om hun eigen spel te verbergen, beweren dat het wetsontwerp met het oog op de oprichting van een Nationaal Ziekenfonds voor doel heeft de politische of syndikale kassen te voeden, verklaart : Dat het de huidige mutualistische inrichting niet als onaantastbaar beschouwt. Het door de Belgische Werkliedenpartij en de Syndikale Kommissie nagestreefde doel is de verplichte verzekering tegen de lichamelijke risikos die den arbeider en zijn gezin dreigen, met deelneming der werkgevers en der openbare diensten volgens hun deel van verantwoordelijkheid. Willen de socialistische en de syndikale ziekenkassen de door de arbeiders vrijelijk opgerichte mutualistische instellingen niet laten vernietigen in 't voordeel van patroonsorganisaties, dan zijn zij bereid eiken nieuwen organischen vorm te aanvaarden, van 't oogenblik dat deze vorm t de volledige zelfstandigheid van het verzekeringslichaam in zich sluit, en bijgevolg het bestuur door een meerderheid van door de verzekerden aangeduide beheerders. Het Kongres doet nochtans opmerken dat een nieuwe organische vorm slechts mogelijk is in geval van verplichte verzekering die namelijk de voorafgaande afrekening in zich sluit. Het Kongres houdt er aan te verklaren, voor het geval dat de Regeering zou beweren de verplichte verzekering spoedig te willen verwezenlijken, doch zich op den moeilijken financieelen toestand zou beroepen ; Dat het een verplichte verzekering, die niet tijdelijk een belangrijken regeeringslast in zich sluit, doch die eindelijk de patroonsbijdrage voorziet, bij den bestaanden toestand verkiest; Dat een land als Duitschland, wier verzekeringskassen geruïneerd geweest zijn, niet vreest een verzekeringsstelsel toe te passen gesteund op de verdeeling, stelsel dat toelaat in de dringende eisenen te verhelpen zonder onmogelijke onmiddellijke financieele inspanningen ; Dat de Belgische mutualistische overlevering, de verdeeling is ; dat dit stelsel van verdeeling het vertrouwen in de voorzienigheidsvereenigingen niet heeft doen verliezen, gezien zij zich gedurig hebben^ ontwikkeld ; dat de verzekerden altijd, tegenover de vastgestelde weldaden er in hebben toegestemd in de mate hunner mogelijkheden nieuwe opofferingen in bijdragen te doen ,ten einde de verworven voordeden te handhaven of te ontwikkelen. Voor wat de verzekering met het oog op ouderdom en vroegtijdig overlijden betreft : Het Kongres neemt akte van de ministerieele verklaringen die een zeer aanstaande perekwatie der door de algemeene wet van 10 Maart 1924 voorziene pensioenen belooft. De modaliteiten dezer perekwatie onder het oog ziende, vraagt het Kongres : Dat de ouderling die tot 65 jaar heeft gearbeid, of vóór dezen ouderdom invalied geweest is, een bijslag ontvange gelijk aan het pensioen dat hij reeds hekomen heeft; Dat de ouderling die nog arbeidt en niet meer dan 3,600 frank verdient, den noodigen bijslag ontvange om zijn pensioen te verdubbelen. Ingeval het loon
3,600 frank overtreft, zou de bijslag verminderd worden met het verschil tusschen het loonbedrag en 3,600 frank ; Dat de onafhankelijke arbeider een verdubbeld pensioen ontvange indien het totaal zijner inkomsten 3,600 frank niet overtreft. Voor het overtreffende bedrag worde te werk gegaan zooals hierboven ; Dat, wanneer het gezin het pensioen vraagt, en de echtgenoot nog arbeidt, de twee bijslagen verleend worden indien de loonen 4,200 frank niet overtreffen. Voor de gebeurlijke sneden worde te werk gegaan zooals hierboven ; Dat de 60-jarige echtgenoote van den arbeider die den ouderdom van 65 jaar nog niet bereikt heeft, recht hebbe op den bijslag indien het loon van den echtgenoot 4,200 frank niet overtreft; Dat de oude alleen levende vrouw recht hebbe op den bijslag indien het totaal harer inkomsten 2,100 fr. niet te boven gaat; Het Kongres, oordeelend dat de perekwatie der arbeiderspensioenen slechts een tijdelijke oplossing is, verklaart dat het noodig is de'wetgeving zeer spoedig te herzien. Het vraagt dat deze herziening van de volgende beginselen bezield weze ; Evenals er bijzondere wetgevingen voor de mijnwerkers en voor de bedienden bestaan, is het noodig de verzekering met het oog op ouderdom en vroegtijdig overlijden van de andere loonarbeiders afzonderlijk in te richten, in plaats van haar te mengen, zooals heden ,het geval is, met die der vrouwen, kinderen en onafhankelijke arbeiders ; Het begrip « nood » moet niet tusschenkomen om het beloop van het kosteloos pensioen van den loonarbeider vast te stellen, gezien er geen sprake van »s wanneer het gaat om het kosteloos pensioen verleend aan den ambtenaar en aan den Staats werkman, evenals dat verleend aan den mijnwerker; Het bewijs van de 35 jaar loonarbeid moet voldoende zijn opdat het recht op het kosteloos pensioen niet besproken worde; Daar het kosteloos pensioen dat de Staat heden kan verleenen onvoldoende is om in de behoeften van het ouderlingengezin te voorzien, dient het verhoogd met een bijslag vanwege den patroon (billijkerwijs diende het onmiddellijke kostelooze pensioen, voortkomend van de deelneming van den Staat eri van de werkgevers, gelijk te zijn aan dat hetwelk bij voorbeeld een werkman van de Algemeene Maatschappij der Belgische Spoorwegen ontvangt; De loonarbeiders en de werkgevers zouden samen 4 t.h. van de loonen moeten betalen om door bemiddeling van de Algemeene Lijfrentkas te vormen : Een ouderdomsrente ten voordeele van den loonarbeider ; Een ouderdomsrente ten voordeele van de echtgenoote van den loonarbeider; Een rente voor de weduwe van den loonarbeider ; De weduwerente moet niet volkomen in verhouding zijn met de belangrijkheid der stortingen : het stelsel moet dusdanig zijn dat de weduwe over een rente van minimium 1,200 frank kunne beschikken; De verzekerde loonarbeider moet het recht hebben zijn kosteloos pensioen en zijn ouderdomsrente te eischen van af den ouderdom van 60 jaar, mits het kostelooze deel en de rente in verhouding verminderd worden.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Dagorde over de gezinstoeslagen gestemd door het Nationaal Komiteit in Vergadering van 6 Februari 1923 en bevestigd door het XXII6 Syndikaal Kongres op 27 en 28 Juli 1923 Het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie, op 6 Februari 1923 vergaderd, tot onderzoek van het vraagstuk der familietoeslagen: Herinnert er eerstens aan, dat het volstrekt socialistisch beginsel « aan elkeen volgens zijne behoeften » immer door de Syndikale Kommissie is toegetreden geworden; Dat, ingevolge de toepassing van dien regel, een groot aantal vakorganisaties sedert zeer lang in haar stelsel van veelvuldige vergoedingen, een toeslag hebben ingelascht voor de echtgenoote van den rechthebbende en voor zijn kinderen beneden 14 of 16 jaar; Erkent dat de steun en de bijstand aan de groote gezinnen noodig en onontbeerlijk is in 't belang van 't proletariaat; Doch, het wenscht niet gefopt te worden door het doelwit der patroons dat niets menschlievends beoogt en slechts de verslaving der arbeiders, niet alleen op de fabriek, doch tevens in het huisgezin van den werkman, op 't oog heeft; Het beschouwt overigens de weldadigheid even vernederend voor hem die er van geniet als voor hem die ze schenkt, wat verklaart dat de arbeidersorganisaties slechts een stelsel dat gesteund is op de sociale saamhoorigheid, kunnen aanvaarden; Het Nationaal Komiteit meent dat de familieuitkeeringen, evenals de premiën in geval van geboorte en voor het zuigen der kinderen, sociale diensten zijn die dienen ingericht door de gemeenschap ten zelfden titel als de bescherming tegen de onvrijwillige werkloosheid, de arbeidsongevallen, ziekte, werkonbekwaamheid of ouderdom; Het eischt die uitkeeringen als een onvervreemd-, baar recht, volkomen onafhankelijk van den arbeid en het loon; Zet de aangesloten organisaties aan de in het huidig besluit vermelde beginselen aan te nemen en aan haar afgevaardigden mandaat te geven om er op het aanstaande syndikaal kongres der Syndikale Kommissie over te besluiten. ——x
Dagorde over de familietoeslagen, gestemd op het XXII6 Syndikaal Kongres van 27 en 28 Juli 1923 en de resolutie bevestigende aangenomen door het Nationaal Komiteit op 6 Februari 1923 Het XXIP Syndikaal Kongres, op 27 en 28 Juli 1923 te Brussel vergaderd : Bevestigt in elk opzicht het besluit aangenomen door het Nationaal Komiteit in zijn zitting van 6 Februari 1923; Treedt de gedachten en overwegingen bij uitgedrukt in het verslag dat over de kwestie is neergelegd; Belast het Bureel zich met de socialistische parlementaire groep in betrekking te stellen ten einde de beste aan te wenden middelen te onderzoeken van aard om de wettelijke instelling van den gezinstoeslag te bekomen; In afwachting drukt het Kongres zijn vertrouwen uit in het Bureel, om door gansch het land, in overeen-
283
stemming met de aangesloten organisaties en de federaties van vakbonden, de noodige propaganda te voeren om de arbeiders over de nieuwe te verwezenlijken hervorming in te lichten. x
Dagorde over de arbeidersvakanties gestemd op het XXlVe Syndikaal Kongres van 25, 26 en 27 Juli 1925 Het op 25, 26 en 27 Juli 1925 te Brussel vergaderde Kongres der Syndikale Kommissie van België: Beslissend over het verslag betreffende het vraagstuk der arbeidersvakanties; Stelt eerstens vast dat de bevoorrechten der fortuin noodwendig achten elk jaar een zekeren tijd te besteden aan het rusten van den geest en het ontspannen der zenuwen; Oordeelt dat een rusttijd niet min noodzakelijk is voor de proletariërs die van 1 Januari tot 31 December zwoegen in de werkhuizen en fabrieken; Verkondigt voor al de loontrekkenden het recht op een jaarlijksch verlof met betaald loon, recht dat des te gewettigder is doordat het méerendeel der geestesarbeiders reeds sinds lang van jaarlijksche verloven genieten; Is van gevoelen dat die hervorming in den tegenwoordigen staat van zaken volkomen verwezenlijkbaar is, gezien zij in den vreemde in talrijke nijverheidsondernemingen toegepast wordt en in België het méerendeel der openbare besturen, de socialistische samenwerkende maatschappijen en zekere privaat* nijverheden er hun werkliedenpersoneel evenals hun beambtenpersoneel van laten genieten; Stelt het minimum aan de arbeiders aller nijverheden toe te staan verlof met betaald loon op zeven achtereenvolgende dagen vast, met dien verstande dat de verworven toestanden gehandhaafd blijven; Belast het sekretariaat der Syndikale Kommissie zich met de socialistische parlementaire groep in verbinding te stellen om een ontwerp, in overeenstemming met hetgeen voorafgaat, op te stellen en in te dienen; Belast het Nationaal Komiteit, in overeenstemming met de Centrale en de Provinciale en Gewestelijke Federaties van Vakbonden, van heden af de noodige werking te ondernemen om dien eisch zoo spoedig moglijk te zien verwezenlijken.
Wetsontwerp tot oprichting van een Nationaal Gezinstoeslagfonds HOOFDSTUK-ÉËN Algemeene beginselen. ARTIKEL ÉÉN. — Er wordt een Nationaal Gezinstoeslagfonds opgericht.. ART. 2. — Dit Fonds wordt belast met het verleenen van uitkeeringen voor gezinslast en van geboortepremies aan de aan de wetten op de arbeids- en bediendenkon trakten onderworpen personen beider " kunne. ART. 3. — Deze premies en uitkeeringen zijn onafhankelijk van het eigenlijk loon. Ze zullen niet in rekening kunnen gebracht worden voor do vaststelling van het bedrag der inkomsten dat tot grondslag dient voor de berekening der belastingen. Ze zijn onvervreemdbaar en onaantastbaar.
284
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
HOOFDSTUK II De rechthebbenden. ART. 4. — Voor de verdeeling der premies en uitkeeringen dient men drie tusschenkomende kategorieen te onderscheiden : a) de belanghebbenden ; b) de genieters ; c) de ontvangers. RT. 5. — Zijn belanghebbenden, de personen verd in het artikel 2, welke gezinshoofden zijn in een der volgende voorwaarden : 1° vader van familie; 2° moeder van familie die kinderen te haren laste heeft; 3° werkman die een natuurlijk kind erkend en het wezenlijk te zijnen laste heeft; 4° ongehuwde moeder die haar kind erkend, en het wezenlijk te haren laste heeft; 5° de werklieden beider kunne die in de volgende gevallen één of meerdere kinderen te hunnen laste hebben : a) de grootvader, de grootmoeder, broeders of zusters, oom of moei, die, bij gebrek aan vader of moeder, wezenlijk kinderen te hunnen laste hebben ; b) elke werkman of werkvrouw die verlaten kinderen of weezen te hunnen laste hebben genomen, en er sedert minstens drie maand wezenlijk den last van dragen ; 6° elke werkvrouw wier echtgenoot ingevolge gedeeltelijke werkonbekwaamheid in de onmogelijkheid zal zijn op normale wijze zijn arbeid te verrichten. In dit geval zal de patroon een door de twee echtgenooten geteekende verklaring mogen- eischen, hun verlangen te kennen gevend de vrouw als belanghebbende te zien beschouwen. ART. 6. — Zijn genieters : a) de huisvrouw; b) de kinderen beneden 14 jaar, ten laste van de belanghebbenden ; c) de kinderen boven 14 jaar die hoogere of beroepsstudies doen tot 18 of 21 jaar ; d) de invalieden of de kreupelen die geen inkomsten hebben en geen ouderdomspensioen genieten, ten laste van de belanghebbenden. ART. 7. — De ontvangers zijn de personen te wier laste wezenlijk het onderhoud der genieters valt. Het zijn : a) de moeder van familie; b) bij gebrek aan de moeder, de grootmoeder te wier laste wezenlijk de genieters zijn of de oudste dochter die minstens V8 jaar oud is ; c) bij gebrek aan de grootmoeder of de oudste dochter, de vader van familie. HOOFDSTUK III Bedrag "der premies en der uitkeeringen. ART. 8. — Het bedrag der premies zal nooit lager mogen zijn dan 200 frank; in geval van de geboorte van tweelingen zal de toeslag verdubbeld worden. ART. 9. — Het bedrag van den gezinstoeslag zal minstens beloopen : pee maand a) -voor de huisvrouw fr. 30 b) voor den invaliede oï den kreupele 30 c) voor één kind . . . . . . . . . . . 30 d) voor twee kinderen . . . . . . 75 e) voor drie kinderen 135 ƒ) voor vier kinderen , . • v . r . • 2Q0
Ê
en zoo voort, mits verhoogin& van 75 frank voor elk kind meer. ART. 10. — De geboortepremies zijn verschuldigd voor al de bij.den Burgerlijken Stand aangemelde geboorten. ART. 1 f.' — De gezinstoeslagen zijn verschuldigd voor de maand waarin de geboorte heeft plaats gehad, indfen het; kmfr leefbaar geboren wordt. HOOFDSTUK IV Betaling der premies en der uitkeeringen. ART. 12. — De premies en uitkeeringen zijn door den patroon aan den ontvanger.in speciën betaalbaar r a) de premies, in den loop der eerste week die volgt op den datum der voorlegging van de in het artikel 12, hoofdstuk V, voorziene bewijsstukken ; b) de uitkeeringen, op denzelfden datum als de betaling der loonen. HOOFDSTUK V Verplichtingen der belanghebbenden. ART. 13. — De toekenning der premies en der uitkeeringen is ondergeschikt aan de volgende voorwaarden : a) de belanghebbende moet het bewijs leveren dat hij een week arbeidt in de inrichting waar hif werkstellig is; de belanghebbende die van werk verandert ontvangt den toeslag van zijn oudpatroon indien hij minder dan één week bij den nieuwen werkgever werkstellig is; b) hij moet, hetzij door een geboorteuittreksel of ander officieel stuk (huwelijksboekje) zijn vaderschap bewijzen. Deze stukken mogen éénmaal per halfjaar geëischt worden als bewijs van . het aantal genieters. HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen en strapnaatregelen: ART. 14. — De premies en uitkeeringen zullen niet verminderd noch afgeschaft mogen worden voor de werklieden slachtoffers van onvrijwillige werkloosheid, ziekte of ongeval, of getroffen door staking of uitsluiting, die genieten van de voordeelen van het artikel 15 van het koninklijk besluit van 5 Mei-1926 nopens de Ambtelijke Verzoenings- en Scheidsraden. ART. 15. — Ingeval de belanghebbende valsche inlichtingen zou verstrekt of de vermindering van het aantal genieters waaruit het gezin bestaat niet zou aangegeven hebben, ten einde zich een grooter bedrag aan premies of uitkeeringen te doen toekennen, zullen hem gedurende een maand de uitkeeringen onttrokken worden. In geval van herhaling, zullen hem de uitkeeringen gedurende drie maand onttrokken worden. HOOFDSTUK VII De geldmiddelen. ART. 16. — De kas zal gevoed worden door de bijdragen der patroons, der openbare machten en der werklieden. Het bedrag dier bijdragen zal op den grondslag van 60 t.h. voor de patroons, 30 t.h. voor de openbare machten en 10 t.h. voor de werklieden door den $e.heerra&d van het :Katibnajal Fonds vastgesteld worden.
DË BELGISCHE VAKBEWEGING
-
£85
«••M••••^•^••••^M••••^••^•••••^••••••••^»^•^•••••••••••i^•••^•^•^•B•••^•^^i^^^
voor de berekening van den diensttijd niet afgerekend worden. De niet gerechtvaardigde en onaannemelijke afwezigheden slepen een vermindering der verlofdagen na zich, volgens de onderstaande tabel : 6 dagen afwezigheid doen 1 dag verlof verliezen; 8 —8 2 dagen verlof verliezen : 10 » 4 dagen verlof verliezen ; 12 » gansch 't verlof verliezen. ART. 5. — Het voor den vakantietijd te betalen loon moet gelijk zijn aan het gemiddeld door den werkman verdiende loon, de gezinstoeslagen, premiën en allerlei voordeelen inbegrepen. Het gemiddelde loon wordt op het tijdvak van drie maand vóór het verlof berekend. Voor de belanghebbenden die op 't oogenblik van bet verlof geen drie maanden in het zelfde bedrijf werkstellig zijn, wordt het gemiddelde loon berekend op het gedurende de drie laatste maanden aoor de arbeiders derzelfde kategorie gewonnen loon. ART. 6. — De betaalde verloven kunnen slechts in geval van staking of uitsluiting opgeheven worden indien het een of ander geval zich voordoet gedurende het tijdperk gaande van 1 April tot 30 September. ART. 7. — Het aan de genieters tot den dag vóór hun in verlof gaan verschuldigde loon, zal hun vóór den eersten verlofdag tot een beloop van minstens 50 t.h. moeten uitbetaald worden. Het voor de verlofdagen verschuldigde loon is betaalbaar-op de gewone betaaldagen der loonen aan den belanghebbende of aan zijn afgevaardigde,indien de betaaldag gedurende den vakantietijd valt. x ART. 8. — De voor de verlofdagen te betalen loonen en uitkeeringen worden betaald door de onderneWetsontwerp betreffende de instelling ming waar de genieter op 't oogenblik van zijn verlof fan vakanties voor de arbeiders in dienst is. ART. 9. — Om een rechtvaardige verdeeling der ARTIKEL ÉÉN. — Hebben recht op een betaald jaarlijksch verlof, de loonarbeiders beider kunne die onder lasten te verzekeren, zal een Compensatiekas opgetoepassing vallen van de wetten op het arbeidskontrakt richt worden waarbij al de werkgevers, die een of en op het bediendenkontrakt, de werklieden en beamb- meerdere klassen der in artikel 1 opgesomde loonarten van de openbare besturen, alsook de bestendig in beiders gebruiken, zich zullen moeten aansluiten. Deze kas zal onder de bescherming van de Regeeden landbouw werkstellig zijnde werklieden,de huisbedienden, de werklieden en beambten der tooneelbedrij- ring geplaatsten uitsluitend door de werkgeversbijdraven, gasthuizen en ziekenhuizen, de arbeiders der gen gevoed worden; zij zal den werkgevers de voor hotelnijverheid en de huisarbeiders welke niet onder vakantiedagen aan hun personeel uitbetaalde sommen terugbetalen. -toepassing van de twee voornoemde wetten vallen. ART. 10. — De verlofdagen mogen niet bennutigd ' ART. 2. —De duur van het verlof voor de volwassen worden om een wéïkdanigen betaalden of niet betaalarbeiders wordt vastgesteld "naar verhouding van het in den arbeid voor een derde te verrichten. de nijverheid, of in de in, het artikel 1 opgesomde beIn geval van schending, dezer bepaling verliest de roepen, werkstellig geweest zijnde aantal jaren, onver- genieter twee dagen verlof per volbrachten arbeidsminderd de overgangen van de een naar de andere nij- dag. De herhaling der overtreding kan de opheffing verheidj op de grondslag van : _ - van het verlof in den loop van het volgende jaar na 2 werkdagen voor minder dan 1 jaar dienst; zich slepen. 4 M 1 jaar tot 3 jaren dienst; ART. 11. — Ten einde.de ontreddering der voort8 » 3 tot 10 jaren dienst; brenging te vermijden zullen de verlofdagen in een- of 12 » meer dan 10 jaren dienst. tweemaal moeten genomen worden gedurende het tijdART. 3. — Na één jaar dienst zullen deonvolwas- vak loopend van 1 April tot 10 September; ze zullen senen van 14 tot 18 jaar van een verlof van 12 werk- volgens overeerikomst tusschen den werkgever en de dagen genieten. groepeering of grbepeéringen waarbij de meerderheid De verloven der ïoontrekkenden beider kunne,welke zijner werklieden "aangesloten is vastgesteld worden." meer dan 18 jaar oud zijn, zullen berekend worden, ART. 12. — De gemeenschappelijke of persoonlijke rekening houdend met de dienstjaren* zoöals in het kontakten, die den werklieden en beambten in gunstiartikel 2 gezegd is. ger voorwaarden dan die opgesomd in deze beschikART,. 4.; —-. De afwezigheden door reden van ziekte,, kingen betaalde vakanties toekennen, blij ven van kracht. ongeval, onvrijwillige werkloosheid, staking^ -nit^ltjij- Eveneens moeten de aangenomen gewoonten, zelfs Iti; ting^jfan^l^zaSe^i yqï|?rer^rig ^van, dgn ïe^erdï^st,: dien er geen kontrakt of overeenkomst bestaat, geëerbiedigd worden. plaatseftjïre lëe^
HOOFDSTUK VIM Beheer. ART. 17. — Het Nationaal Gezinstoeslagfonds wordt beheerd door een beheerraad samengesteld uit... leden de werkgeversvereenigingen, ... leden de werknemersvereenigingen, en ... leden de toelageverstrekkende openbare machten vertegenwoordigend. ART. 18. — De Beheerraad zal in zijn schoot een Uitvoerend Bestuur kiezen, samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een sekretaris, een hulpsekretaris, een penningmeester en vijf kommissarissen. ART. 19. — Het Uitvoerend Bestuur wordt belast met het beheer van het Nationaal Fonds, in overeenstemming met het door hetzelve opgemaakte en door den Beheerraad goedgekeurde reglement van inwendige orde. ART. 20. — Het reglement van inwendige orde zal moeten vaststellen : 1° De bevoegdheid van ieder der leden van het Uitvoerend Bestuur; 2° De wijze van stemming ; 3° Zoo noodig, de oprichting eener afdeeling per nijverheid of nijverheidsgroep, evenals de bevoegdheid en het beheer dier afdeelingen ; 4° De wijze van opstellen der rekeningen betreffende de premies en uitkeeringen. ART. 21. — De Werkrechtersraden zijn bevoegd om over elke betwisting, die uit de toepassing van de huidige wet zou kunnen oprijzen, te oordeelen.
286
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
ART. 13. — De bedrijf snoof den die de wet overtreden zijn strafbaar met een boete gelijk aan het dubbele van het loon der verlofdagen waarvan zij hun werknemers zouden beroofd hebben. ART. 14. — Elke uit de toepassing van de huidige
wet voortvloeiende betwisting moet vóór de in zekere nijverheden bestaande Verzoeningskommissies gebracht worden, en zoo deze niet bestaan vóór de Ambtelijke Scheids- en Verzoeningsraden, en in laatsten aanleg vóór de Werkrechtersraden.
De Verzekering tegen Werkloosheid door E. De Vlaemynck OEN de bestuurder van de Syndikale Kamer van den Bouw en de Openbare Werken zijn gedachte tot oprichting van een patroonsvereèniging voor het gewest Antwerpen uiteenzette, richtte hij zich o.a. in de volgende bewoordingen tot het patronaat :
T
« De werkliedenorganisaties zijn tot heden om zoo te zeggen de eenige die haar leden laten genieten van een stelsel van verzekeringen tegen ziekte, onbekwaamheid tot werken, werkloosheid, enz., onaangezien natuurlijk van de voordeden, welke zij bieden door de werking der organismen van syndikalen strijd. » Laat ons niet aarzelen te bevestigen, dat het welbegrepen belang van het patronaat gebiedt, niet alleen aan de werkliedensyndikaten het initiatief en het monopool te laten van de verdediging van de belangen der arbeiders. Dit is overigens een menschelijke plicht, waarvan de vervulling, wat men er ook van denke, door den werkman op prijs zal worden gesteld. » De patroons mogen trouwens niet onverschillig blijven vóór het gevaar, dat onmiddellijk zou dreigen, indien zij de praktische toepassing der reeds gestemde of voorziene maatschappelijke wetten moesten overlaten aan de werkliedenorganisaties. Hun onverschilligheid zou hun duur te staan komen, indien zij draalden op htm beurt mutualiteits- en voorzienigheidsorganismen op te richten tot de werkliedenmutualiteiten de gansene massa werklieden waarop de wet toepasselijk is met open armen zouden hebben ontvangen ; vanzelfsprekend zou diezelfde gemutualiseerde massa weldra in de werkliedensyndikaten ingelijfd, zijn; eens dat het zoover is gekomen, zullen de patronale. beloften de werklieden moeilijk op de gedane keus nog doen terugkeeren. » De patronale vereenigingen komen ons voor als het best geschikt zijnde om desaangaande de gewenschte maatregelen te nemen en om naast het patronale strijd- en weerstandsprogramma, een vreedzaam programma van maatschappelijke verzekeringen ten voordeele der werklieden uit te werken. De verwezenlijking van dit edel maatschappelijk werk, biedt aan het patronaat een prachtig terrein, waarop de vrijgevigheid en de samenwerking van het kapitaal zich ruimschoots zullen kunnen ontplooien. » Laat ons in elk geval niet uit het oog verliezen, döt dé kosten om dit edelmoedig programma te verwezenlijken minder hoog zullen klimmen dan de som-
men, welke de patroons toch en ondanks hen, zouden moeten betalen, indien zij niets deden. Wij zijn van oordeel, dat de verwezenlijking van een uitgestrekt sociaal programma niet kan belet worden. Die verwezenlijking wordt den parlementairen in België en ook in andere landen opgedrongen door de huidige tijdsomstandigheden. Niemand zal dien invloed kunnen indijken en daarom is een volledige kentering in den geest van het moderne patronaat dringend noodzakelijk. » Ziedaar ten minste een taal die niet zal verloochend worden, noch door het Centraal Nijverheidskomiteit, noch door de door het kapitalisme gesteunde pers. Misschien zullen de grootmeesters der Hertogstraat wel aan hun schrijver van het Antwerpsch patroonssyndikaat verweten hebben, ietwat te onbewimpeld de strijdplannen van het C.N.K. ontsluierd, en te openlijk verklaard te hebben dat de bezorgdheid van de patroons ten opzichte van de werklieden slechts gekunsteld is en slechts voor doel heeft de arbeiders van hun eigen verweer- en bevrijdingsorganisaties af te wenden, ten einde ze volledig in hun handen over te leveren. Wat ook in het patroonsschrijven valt aan te stippen is, dat niets meer den opmarsen van den maatschappelijken vooruitgang zal stuiten. Nochtans, opdat de maatschappelijke saamhoorigheid onder den engsten vorm kunne tot uiting komen en de patroonsen kapitalistische belangen gevrijwaard wezen, moeten de arbeiders aan hun vakorganisaties onttrokken worden en onder den duim gehouden door ze in de patroonswerken in te lijven! Ziedaar wat het C.N.K. wil. De staking in de N. F. te Herstal stelt een der episoden daar van dien kapitalistischen oorlbg tegen de arbeidswereld. De Echo de la Bourse heeft geschreven dat het een begin van een grooten strijd was. Doch de staking van Herstal is geëindigd, en het patronaat heeft moeten erkennen dat de nieuwe tijden den wetgevers nieuwe wetteksten opleggen. Het zal zich, evenwel, bestreven om deze wetten zoo weinig drukkend mogelijk voor de bezitters te maken, en zoo lenig mogelijk om de arbeiders onder voogdijschap te kunnen houden. 't Is op dat gebied dat gansch de Belgische arbeidersklasse, gansch onze vakbeweging in de komende maanden zal op te treden hebben, om den weg af te snijden van de reaktie die, inderdaad, vastberaden de
DE BELGISCHE VAKBEWEGING 1
'..•
.
.
"
•
.
.
287
i
sociale verzekeringen gaat aanvallen die ter studie liggen. Ter gelegenheid van de eerste vergadering van de Tijdelijke Kommissie der Sociale Verzekeringen, die in het begin dezer maand plaats had, achtte de algemeene bestuurde? van het Centraal Nijverheidskomiteit het zich tot plicht de patroonspolïtiek te verdedigen en hij nam de gelegenheid te baat om een pleidooi tegen de verplichte verzekering tegen werkloosheid en de geldelijke tusschenkomst der patroonswereld uit te spreken. Nu, de werkloozenverzekering is een der wetten die dringend noodzakelijk zijn. In den huidigen staat van zaken, met een onvaste aan bestendige schokken onderhevige internationale markt, maken de verfijning van het machienwezen, de wetenschappelijke inrichting van den arbeid, de rationalisatie, de standardisatie den toestand der arbeiders onzeker, stellen hun vaste werkgelegenheid in gevaar doordat op tijdperken van overvloedigen arbeid, tijdperken van groote werkloosheid volgen. Tijdens de perioden van groote werkloosheid die we in de laatste jaren gekend hebben, en in den loop derwelke België 100,000, ja, op zeker oogenblik, 200,000' werkloozen telde, hebben we kunnen vaststellen dat de patroons-edelmoedigheid slechts een ijdel woord was. Het zijn de openbare machten en de arbeiders zelven (bij middel hunner werkloozenkassen) die de ontelbare werkloozen en hun gezinnen van den honger hebben moeten redden, terwijl ons edelmoedig patronaat en zijn betaalde pers slechts TDitteren spot en misprijzen voor de werkloozen over hadden, die ze luiaards noemden ondersteund door het luiaardsfonds! Aan het patronaat, dat hen aan hun onderjukkingswerken wil overgeleverd zien, moeten de arbeiders antwoorden: « Zwijgt ons van uw valsche edelmoedigheid en betaalt uw deel in de fondsen van maatschappelijke verzekeringen. » Want, het is even noodzakelijk een wet tot invoering van de verplichte verzekering tegen werkloosheid in te voeren, als het noodwendig is een wet van verplichte verzekering voor de gevallen van ziekten en onbekwaamheid tot werken te stemmen. Moeten er bestaansmiddelen, onderstand en zorgen verleend worden aan de zieke en tot werken onbekwame loonarbeiders, zoo dient er ook onderstand voorzien te worden voor de van arbeid beroofde arbeiders en hun gezin. De arbeiders willen geldelijk tot de * verzekering bijdragen. Sedert meer dan veertig jaar hebben ze, alhoewel arm, dien hoog menschelijken plicht volbracht en de saamhoorigheid op een groote schaal toegepast. De bestuurder van de Antwerpsche patroonsvereeniging wil het wel erkennen wanneer hij schrijft : « De werkliedenorganisaties zijn tot hedenom zoo te zeggen de eenige die haar leden laten genieten van een stelsel van verzekeringen tegen ziekte, onbekwaamheid tot werken, werkloosheid, enz. » Anderzijds hebben de openbare machten in de laatste jaren beter dan ooit haar plicht ten opzichte van de onterfden en de slachtoffers van het mijclig regiem begrepen.
Doch het Belgisch patronaat, heeft zich om het lot der werkloozen niet bekreund. Gaf het blijken van edelmoedigheid (?), dan was het uit berekening; zijn doel was zich van zijn « werken » te bedienen om deze te vernietigen die de arbeiders na veel opofferingen en toewijding tot stand hebben gebracht. De strijd van Herstal was dan ook de strijd van gansch de Belgische arbeidersklasse tot bespoediging der verwezenlijking van de sociale verzekeringen, buiten de inbeslagneming van het patronaat om. De verplichte verzekering bestaat in Engeland, waar ze 13 millioen arbeiders omvat; ze is er officieel ingericht. De bijdrage gaat van drie zijden uit, schier bij gelijk deel vanwege den werkgever, den arbeider, en den Staat (1). De verplichte verzekering bestaat ook in Duitschland, waar ze 16 millioen aangeslotenen telt. De bijdrage is er 3 t.h. van het loon, waarvan 1 Vz t.h. ten laste van den werkgever en Wz ten laste van den arbeider; de Staat komt tusschen in geval van krisis. Bovendien bestaat de verplichte verzekering tegen werkloosheid in Italië, Polen, Oostenrijk, Queensland, Ierland en Rusland. In geheel de wereld zijn er reeds veertig millioen arbeiders, zonder hun gezinsleden te tellen, aan die verplichte verzekering onderworpen. Tot heden is de werkloosheidsverzekering nog vrijwillig in België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Noorwegen, Holland, Zwitserland, Tsjeko-Slowakije; in die landen zijn er in totaal ongeveer 2,500,000 verzekerden. Nochtans maakt de gedachte der verplichting ook daar vooruitgang. Niets zal echter den opmarsen naar de toepassing der beginselen van de algemeene solidariteit nog stremmen, en dat dank aan de propaganda der socialistische beweging en die der nationale en internationale vakbeweging. Men heeft het in het begin van dit artikel gezien : 't is tegen zijn wil dat het patronaat den weg der sociale verzekeringen moet inslaan, 't Is onze arbeidersbeweging in haar geheel die het dien weg heeft doen opgaan. Wat is er anders uit het voorgaande te besluiten, zooniet dat al de arbeiders in de rangen hunner vakorganisaties moeten plaats nemen, ten einde te beletten dat het patronaat de sociale verzekeringen zou in de war sturen. De arbeidersvakbonden moeten waken. Het vraagstuk der werkloozenverzekering heeft een grootere draagkracht dan gemeenlijk gedacht wordt, het reikt verder dan de kwestie der ondersteuning van de werkloozen, het omvat gansch het vraagstuk der inrichting van de arbeidsmarkt. Het verplaatst de arbeidersvereniging op het gebied van den arbeid, van zijn inrichting en van de voortbrenging in 't algemeen. En 't is daarom dat de verzekering tegen werk- „ loosheid een mijlpaal is op den weg van den socialen vooruitgang en de menschelijke beschaving.
(1) Ziei het« Bundeltje » n* 10 der Sysidikatë Kopir missie, "•:./. ./' ïX-^'*' ^::-.:
OE BELGISCHE VAKBEWEGING
288
De Verzekering tegen Werkloosheid in den Vreemde —m
IT het Bundeltje van kameraad De Vlaemynck, over de Verzekering tegen Werkloosheid, laten wij het volgende uittreksel volgens nopens het in Engeland en in Duitschland van kracht zijnde regiem :
U
In Engeland Aan de algemeene verzekeringswet zijn ongeveer 13 millioen Engelsche arbeiders onderworpen. De dienst der verzekering tegen werkloosheid wordt dóór de officieele plaatsingsbureeleri verzekerd. De vakbonden zijn toegelaten als tusschenpersoon te dienen voor de betaling der werkloozenvergoedingen aan hun leden, op voorwaarde uit eigen, werkloozenkas een jaarlijkschen toeslag te verzekeren van minstens 75 shillings voor de mannen, van 60 shillings voor de vrouwen van 21 jaar en er boven, en van 37/6 en 30 shillings voor de jongelieden van 16 tot 21 jaar. De bijdrage is eenvormig door gansch het land voor de drie volgende kategorieën en beloopt wekelijks : Ten laste Ten laste Ten laste van den van den van den werkman patroon Staat Volwassenen . . Jongelingen van 18 tot 21 jaar. . . Jonge meisjes van 16 tot 21 jaar . .
7 pence
8 pence
6 pence
6
»
7
»
5 1/4»
5
»
6
»>
3 3/4 »
Totaal 1 sh. 10 1 sh. 6 1/4 1 sh. 2 3/4
De vergoedingen worden verleend wanneer op den dag der inschrijving van de werkloosheid op de twee laatste jaren minstens gedurende 30 weken bijdragen gestort werden. Deze periode van twee jaren wordt op vier jaren gebracht wanneer de bijdrage door reden van ziekte niet kon geregeld worden. De wachttijd is zes dagen en wordt slechts herhaald wanneer gedurende minstens zeven weken gewerkt werd. De bijdragevoet per week is : Volwassene zonder gezinslast : Man, 17 sh.; vrouw, 15 sh. Gezinsvergoeding : 1 volwassen persoon ten laste, 7 sh. ; per kind ten laste, 2 sh. Mannen
Voor de jongelingen Van 16 tot 18 jaar . Van 18 tot 19 jaar . Van 19 tot 20 jaar . Van 20 tot 21 jaar . Van 21 jaar en meer
: . . . . .
. . . .
6 sh. 10 sh. 12 s>h. 14 sh. 17 sh.
Vrouwen
5 8 10 12 . 15
sh. sh. sh. sh. sh.
De duur der vergoedingen is 13 weken. De kontroolkommïssie is, na onderzoek, toegelaten den steun te verlengen. Indien deze verlenging niet verleend wordt, kan de werklooze zich tot het Bi)stan^skomiteit van zijn gemeente wenden.
In Duitschland Aan de algemeene wet op de verzekering tegen werkloosheid zijn ongeveer 16 millioen arbeiders onderworpen. De dienst der werkloozenverzekering wordt door de Ambtelijke Arbeidsbeurzen verzekerd die, evenais in Engeland, Staatsdiensten geworden zijn. De vakbonden die voorheen voor hun leden de werkloozen verzekering hadden ingevoerd, hebben meestendeels deze verzekering behouden, doch de bijdrage en de uitkeeringen hebben dezelfde belangrijkheid niet behouden. De bijdrage aan de werkloozenverzekering van den Staat bedraagt 3 t.h. van het loon, waarvan 1 1/2 t.h. ten laste van den arbeider en 1-1/2 t.h. ten laste van den patroon. Daar de verzekering verplichtend is ,zijn de vergoedingen van rechtswege toegekend; doch, in tegenstelling met het Engelsche stelsel, stelt het Duitsche stelsel de vergoedingen vast in verhouding tot het gewonnen loon ; het maakt geen onderscheid van geslacht noch ouderdom. Het bedrag van den gezinstoeslag is op 5 t.h. van het basisloon voor ieder persoon ten laste vastgesteld. Het recht op de vergoeding wordt verworven door gedurende de twaalf maanden die vooralgaan 26 weken bijdrage gestort te hebben. Zooals in Engeland, geschiedt de inning der bijdrage door den werkgever, die haar van het loon afhoudt bjj elke betaling. De wachttijd bedraagt zeven dagen en ^wordt slechts herhaald wanneer gedurende zeven weken gewerkt is geworden. De duur der vergoeding is 26 weken 's jaars, en kan slechts vernieuwd worden wanneer opnieuw 26 weken bijgedragen wordt. In geval van krisis kan de vergoedingsduur tot 39 weken verlengd worden. In geval van erge ekonomisché slapte, wanneer de steun dient verlongen, neemt de Staat de 4/5 der bijgevoegde uitgaven te zijnen laste en 1/5 is ten laste der gemeenten. Gedurende het vierde kwartaal van 1927, dat de eerste periode van toepassing der nieuwe' wet op de werkloozenverzekering was, werd er aan bijdrage 190.7 millioen mark ontvangen. Per hoofd gerekend, komt dat, na. aftrok der vergoede werkloozen en der zieken, hetzij op een geheel van 15.2 millioen verzekerden, op gemiddeld 12.55 mark per kwartaal of 4.18 mark per maand bijdrage. Daar deze 3 t.h. van het loon bedraagt, is het gemiddelde weekloon ongeveer 32 mark. Voor Oktober 1927, beliepen de tij-
DE
VAKBEWEGING
Grondtoon
Hodfcdvergoeding
•o c
a o
o/o
Maximum vergoeding
Hoofd- en gezinsvergoeding
'Sa
>
v-t
c
a
c
•**
•a .S 15
CN
OO
c o ca > o S o c O b.
|
Loonklass
a
Gewonnen weekloon
|
dragen 57 millióen mark ; voor Nove nber, 64 millióen mark ; voor December, 68 millióen mark. Andere ontvangsten voor de drie maanden gaven nog 5.6 millióen mark, hetzij in 't geheel voor het kwartaal, 196.3 millióen mark. , De uitgaven beliepen, voor hetzelfde tijdperk, 146.4 millióen mark, waarvan 122.2 millióen voor vergoedingen, 7 millióen voor bijzondere maatregelen van voorkoming van werkloosheid met uitsluiting van de werken van voortbrengenden steun, en 17.3 millióen voor kosten van beheer der Plaatsingsbureelen, der Staatsbureelen en van het Middenbureel. Voor krisisonderstand werd, de werken van voortbrengenden onderstand inbegrepen, 33.1 millióen ten laste van het Rijk en der gemeenten uitgegeven. Het vierde kwartaal 1927 liet dus een overschot van 50 millióen mark. De eerste maanden van 1928 veranderden echter dezen toestand. Dan wanneer de uitgaven voor Oktober 1927, 27 millióen ; voor November, 37 millióen geweest waren, stegen ze voor December tot 82.3 millióen, en stegen nog in Januari en Februari van dit jaar, zoodat de reserve (124 millióen mark) tot 51 millióen daalde, en men op einde Maart 1928 een Rijksleening diende onder het oog te zien, voor het geval de fondsen mochten ontbreken. Het regiem der Duitsctie wet, met zijn normale hulpbronnen, kan de vergoeding verzekeren van ongeveer 700,000 werkloozen. Eens dit cijfer overschreden, moet de reserve aangetast worden. Is deze reserve uitgeput, dan is het de Rijksleening die in de noodige fondsen moet voorzien. Ziehier, anderzijds, een tabel der van kracht zijnde tiitkeeringen :
1
tot 10 Mk.
8 75
6.00
6.40
2
10-14
12 65
7.80
8.40
9.00
9.60
3
14-18
16 55
8.80
9.60
10.40
11.20
4
18-24
21 47
9.87
10.92
11.97
5
24 30
27 40
10.80
12.15
13.30
6
30-36
33 40
13.20
14.85
16.50
80
640
80
9.60 12.00
13.02
12 00 75 l 14.07 72
15.12
14.85
16.20 65
17.52
18.15
!
19.80 65
21 45
!
7
36 42
39 37.5 14.62
8
42-48
45 35
9
48-54
51 35
22.42 62.5 24.37 1 15.75 18.00 20.25 22.50 24.75 60 27.00 i 17.85 20.40 22.95 25.50 28.05 60 30.60
10
55-60
57 35
19.95 22.80
11
boven 60 Mk. 63 85
22.05
IJ.57
18.52 20.47
- •
1
25.65 28.50 31.35 00
34 20
25 20 28.35 31.50 34.65 60
37.80 i
X
Overeenkomst betreffende de Werkloosheid aangenomen ter Internationale Arbeidskonferentie van Washington, in November 1919 Artikel één, — Elk lid dat dit. verslag bekrachtigt zal het Arbeidsbureel bij zoo kort mogelijke tusschenpoozen, die de drie maanden niet overschrijden zullen, alle beschikbare inlichtingen, statistieken of andere,
289
die de werkloosheid aanbelangen, doen geworden; daarbij begrepen alle inlichtingen over de genomen of te nemen maatregelen, betrekking hebbende op het te keer gaan der werkloosheid. Telkenmale het mogelijk is moeten de inlichtingen op zulke wijze ingezameld worden, dat zij na een drietal maanden kunnen medegedeeld worden aan de Konferentie die zij aanbelangen. Art. 2. — Elk lid dat dit verdrag bekrachtigt moet een systeem van openbare en kostelooze plaatsingsbureelen inrichten, onder toezicht eener centrale overheid. Komiteiten, samengesteld uit vertegenwoordigers van patroons en werklieden, zullen gevormd worden om de werking dezer bureelen te verzekeren. Wanneer deze kostelooze, openbare en private bureelen tot stand gebracht zijn, moeten er maatregelen genomen worden om de werkzaamheden dier instellingen op een nationaal plan samen te voegen. De werking der verschillende nationale stelsels zal - samengeordend worden door het Internationaal Arbeidsbureel. Art. 3. — De leden der Internationale Arbeidsorganisatie, die deze Overeenkomst zullen bekrachtigen en een verzekeringsdienst tegen werkloosheid ingericht hebben, moeten, volgens de voorwaarden die vastgesteld werden in gemeen akoord tusschen de belanghebbende leden, maatregelen nemen, ten einde de arbeiders, die tot de nationaliteit behooren van een dezer leden en arbeidend op het grondgebied van een ander, in staat te stellen dezelfde verzekeringsvergoeding te ontvangen als dezen die tot de nationaliteit » behooren van dit tweede lid. Art. 4. — De officieele bekrachtigingen van de huidige Overeenkomst zullen in de in het Deel XIII van het Verdrag van Versailles van 28 Juni 1919 en van het Verdrag van Saint-Germain van 10 September 1919 voorziene voorwaarden aan het Algemeen Sekretariaat van den Volkenbond medegedeeld en door hetzelfde aangeteekend worden. Art. 5. —- Elk lid dat de huidige Overeenkomst bekrachtigt, verbindt zich deze toe te passen op die zijner koloniën of bezittingen zonder volledig zelfbestuur, onder de volgende voorwaarden: a) Dat de besluiten der Overeenkomst niet ontoepasselijk gemaakt worden door de lokale voorwaarden ; b) Dat de wijzigingen die zouden noodzakelijk zijn om de Overeenkomst aan de lokale voorwaarden aan te passen, in deze ingelascht kunnen worden. Elk lid zal aan het Internationaal Arbeidsbureel zijn besluit moeten bekend maken voor wat betreft elke zijner koloniën of bezittingen, of elke zijner protektoraten die zich niet gansch zelf besturen. Art. 6. — Zoohaast de bekrachtiging van twee leden van de Internationale Organisatie van den Arbeid zullen, geboekt zijn op het Sekretariaat, zal de Algemeene Sekretaris van den Volkenbond dit feit aan allé leden der Internationale Arbeidsorganisatie bekend maken. Art. 7. — De tegenwoordige Overeenkomst zal in voege treden óp den dag waarop die bekendmaking door den Algemeenen Sekretaris van den Volkenbond zal gedaan zijn; zij zal slechts die leden binden, die Kunne bekrachtiging in het Sekretariaat zullen* laten inschrijven hebben. Vervolgens zal die Overeenkomst ten opzichte van elk lid van kracht worden, op dendag waarop de bekrachtiging van dit lid op het Sekretariaat zal geboekt zijn. Art. 8. — Elk lid dat de huidige Overeenkomst be-
290
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
krachtigt, verbindt zich dezer schikkingen toe te passen ten laatste op 1 Juni 1921, en van die maatregelen te nemen, die noodig zullen zijn om deze schikkingen werkdadig te maken. Art. 9. — Elk lid dat deze Overeenkomst bekrachtigd heeft, kan ze verbreken na een tijdverloop van tien jaren na de aanvankelijke van krachtwording dezer Overeenkomst, door een aan den Algemeenen Sekretaris van den Volkenbond overgemaakten en door hem geboekten akt. De verbreking zal slechts van kracht zijn, één jaar nadat zij op het Sekretariaat is ingeschreven geworden. Art. 10. — De Beheerraad van het Internationaal Arbeidsbureel moet ten minste één maal per tien jaren de Algemeene Konferentie een verslag voorleggen over de toepassing der tegenwoordige Overeenkomst, en zal besluiten of er moet overgaan worden tot de inschrijving van de herziening of van de wijziging van gezegde Overeenkomst op de dagorde der Konferentie. Art. 11. — De Engelsche en Fransche teksten dezer Overeenkomst zijn beiden wettig.
Medegedeelde Bekrachtigingen en Data van Aanteekening Zuid-Afrika Duitschland Oostenrijk Bulgarië Denemarken Spanje Estland Finland Frankrijk Groot-Brittanje Griekenland Hongarije Indië Ierland Italië Japan . Noorwegen Polen Roemenië Servië Zweden Zwitserland
20— 2—24 6— 6—25 12— 6—24 14— 2—22 13—10—21 4— 7—23 20—12—22 19—10—21 25— 8—25 14— 7—21 19—11—20 1— 3—28 14— 7—21 4— 9—25 10— 4—23 23—11—22 23—11—21 21— 6—24 13— 6—21 1— 4—27 27— 9—21 9—10—22
De Internationale Konventies van den Arbeid door Corn. Mertens ET was voorzeker eene goede gedachte van het Bureel der Syndikale Kommissie, toen het besloot op het, aan het syndikaal kongres van 1928 te onderwerpen, syndikaal programma een punt toe te voegen aangaande de verdediging der internationale konventies van den Arbeid, en in het bijzonder deze van Washington met betrek op den achturigen arbeidsdag. In het verslag, dat het Sekretariaat der Syndikale Kommissie desaangaande aan het syndikaal kongres voorlegde, hebben we eenigszins op breedvoerige wijze uiteengezet hoe deze konventies tot stand komen, en op welke manier we op te treden hebben om niet alleen tot hare bekrachtiging te komen, maar eveneens om hare toepassing in den vorm van nationale wet te verkrijgen en door te voeren. We wezen er op hoe de regeeringen, ingevolge artikel 405 van het Vredesverdrag, gehouden zijn telkens na het stemmen eener konventie of aanbeveling op de Internationale Konferentie van den Arbeid haar binnen de twaalf maanden, en in bijzondere omstandigheden ten laatste binnen de achttien maanden, aan de bevoegde overheid, — die voor België, het Parlement is —, voor te leggen met het oog op hare omzetting in wet. AI heel weinig regeeringen, de Belgische niet uitgezonderd, houden zich aan deze bepalingen van het Vredesverdrag. In de meeste gevallen moet er vanwege de georganiseerde arbeiders druk op de regeering worden uitgeoefend, vooraleer deze er toe overgaat de te Geneve gestemde konventies, om nu maar niet van de aanbevelingen té spreken, aan het Parlement ter bekrachtiging voor te leggen. Maar daar-
H
mede is de zaak natuurlijk in verre na niet geklonken, want voor dat eene konventie de parlementaire proceduur ondergaan heeft, verloopt er, in het algemeen genomen, een zeer grooten tijd die zich meermaals in jaren omzet. Als bewijs daarvan hoeven we slechts de lijst der van 1919 tot 1928 gestemde konventies te geven, met den datum van inschrijving der bekrachtiging door België op het Sekretariaat van den Volkerenbond, en welke luidt als volgt: Konferentie 1919 te Washington. Bekrachtiging
1. 2. 3. 4. 5.
Achturige arbeidsdag . . . . op 6 Sept. 1926. Werkloosheid Bevalling Nachtarbeid der vrouwen . .op 12 Juli 1924. Minimumouderdom (nijverheid) op 12 Juli 1924. 6. Nachtarbeid der kinderen . . op 12 Juli 1924. 7. Gebruik van wit fosfoor. . . op 8 Dec. 1922.
Konferentie 1920 te Genua. 8. Minimumouderdom (op zee), o^.4 Februari 1925. 9. Vergoeding bij schipbreuk. . op 4 Februari 1925. 10. Plaatsing der zeelui op 4 Februari 1925. Konferentie 1921 te Geneve. 11. Minimumouderdom (landbouw). . . . . . . . . . . . 12. Vereenigingsrecht (landbouw) 13. Herstelling werkongevallen (landbouw) . . . . . . . . 14. Gebruik loodwit 15. Wekelijksche rustdag (nijverheid) ... .
op 13 Juni 1928. op 19 Juli 1926. op 19 Juli 1926. op 19 Juli 1926.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING ' " l
'
—
—
—
—
'
Bekrachtiging
16. Minimumouderdom (op zee in de bunkers en als stoker) 17. Geneeskundig onderzoek der jonge lui op de schepen. . Konferentie 1925 te Geneve. 18. Herstelling werkongevallen . 19. Herstelling beroepsziekten. . 20. Gelijkheid van behandeling . 21. Nachtarbeid in de bakkerijen
op 19 Juli 1926. op 19 Juli 1926. op 3 Oktober 1927. op 3 Oktober 1927. op 3 Oktober 1927.
Konferenties 1926 te Geneve. 22. Inspektie der uitwijkelingen aan boord der schepen . . . op 15 Febr. 1928. 23. Aanwervingskontrakt zeelui . op 3 Oktober 1927. 24. Terugzending zeelui op 3 Oktober 1927. Konferentie 1927 te Geneve. 25. Ziekteverzekering (nijverheid, handel en dienstboden) 26. Ziekteverzekering (landbouw) Konferentie 1928 te Geneve. 27. Minimaloonen . . . . . . . . Van de 20 door België bekrachtigde konventies zijn er dus 2 op een jaar tijds bekrachtigd geworden, vier hebben twee jaar noodig gehad, 1 drie jaar, 11 vijf jaar en 2 zeven jaar. Verder blijven nog 7 konventies wier bekrachtiging aan het Parlement tot hiertoe niet is gevraagd geworden, waartusschen deze met betrek op de werkloosheid en de bevalling welke in 1919 te Washington zijn aangenomen geworden. Waar moet eigenlijk nu de oorzaak gezocht worden van dit talmen in zake het bekrachtigen der aangenomen konventies? Voor hen die regelmatig de gebeurtenissen in ons land gade slaan is het geen groote moeite om op de vraag te antwoorden. De ware oorzaak van al dit lanterfanten op gebied der sociale wetgeving, en dus in het bijzonder met betrek op het bekrachtigen der internationale konventies, ligt in de houding welke de reaktie in het algemeen en het georganiseerd patronaat in het bijzonder ten onzent aannemen -tegen al wat maar eenigszins eene verbetering door wettelijke middelen zou daarstellen voor de arbeidende klasse. Toen in December 1919 de nieuwe regeering aan het bewind kwam, legde zij eene verklaring af waarin, onder meer, voorkwam dat de konventies welke te Washington de maand te voren waren gestemd geworden, bekrachtigd en in wet zouden omgezet worden. En zie nu maar eens na! Het was slechts in 1921 dat onze wet op den achturigen arbeidsdag tot stand kwam en dit na veel wederwaardigheden, en na meermaals tusschen Kamer en Senaat heen en weer te zijn gezonden geworden. Deze wet bracht ook regeling in den vrouwen- en kinderarbeid, zoodat het mogelijk was bij hare invoegetreding vier van de 7 te Washington gestemde konventies te bekrachtigen. De konventies 4, 5 en 6 zagen hare bekrachtiging slechts op 12 Juli 1924 op het Sekretariaat van den Volkerenbond ingeschreven, en konventie 1, deze op den achturéndag, moest nog wachten tot 6 September 1926. Dat dit dan geschiedde is nog het gevolg
I
'
UMI II I I
M M H
I!
••!
291 • •
••
I „.I
>,—
van den invloed die van den vertegenwoordiger der Syndikale Kommissie is uitgegaan, toen de heer Jaspar in 1926 onderhandelde om dè Belgische Werkliedenpartij te bewegen deel te maken van de regeering welke de rampspoedige gevolgen der inflatie zou trachten te milderen. Dat deze vier konventies niet bekrachtigd werden bij het stemmen der wet in 1921 is eenvoudig te wijten aan den weerstand dien het georganiseerd patronaat, belichaamd in het « Comité Central Industriel », ontwikkeld heeft, niet alleen om het stemmen der wet van 14 Juni 1921 te beletten, maar tevens om te voorkomen dat België de vier daardoor in vrage komende konventies zou bekrachtigen. En trots het stemmen van de wet, en ondanks het bekrachtigen der Achturen-Konventie, hebben de heeren sindsdien geen enkele gelegenheid laten voorbij gaan om met alle middelen deze, voor de arbeiders van zoo groote beteekenis zijnde, hervorming aan te vallen en te bestrijden. En zoo gaat het voor eiken nieuwen stap, welke de arbeidende klasse doet, ten gevolge van het stemmen der konventies op de Internationale Konferenties van den Arbeid. Nemen we nog een paar andere voorbeelden. We hebben de, te Washington gestemde, konventies aangaande de werkloözen- en de moederschapsverzekering. Sinds jaren is er in ons Parlement eene. meerderheid om eindelijk eene wet te stemmen die het streven der georganiseerde arbeiders zou komen bekronen, door de wettelijke invoering van de verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid. Maar het georganiseerd patronaat, in dergelijke wet het zekere einde ziende van zijne pogingen om de arbeiders te verdeelen door ze, bij middel van fabriekskassen, aan hunnen heer en meester te binden, verzet zich met hand en tand. Slechts de socialistische parlementsleden zijn ieder oogenblik bereid hun woord gestand te doen, maar daar ze slechts eene minderheid vormen in onze wetgevende vergaderingen, is het hen nog niet mogelijk geweest tot een goed einde te komen. Hetzelfde geval doet zich voor met de moederschapsverzekering. Ook hiervoor is eene meerderheid. De zoo geheeten kristen demokraten legden zelfs, zooals gezellin Spaak, een wetsvoorstel in dien zin neer. Met behulp der 78 socialistische volksvertegenwoordigers en de 60 socialistische senators, zou het een kinderspel zijn deze zoo menschelijke hervorming ten voordeele der arbeidende vrouwen, die bevallen moeten, tot stand te brengen. Maar de reaktie wil niet, en dan hebben de kristen demokraten te gehoorzamen. Wat we over de moederschapsverzekering opmerken kunnen, geldt eveneens voor de konventies aangaande de ziekteverzekering. Voorwat de Kommissie aangaande de afschaffing van het nachtwerk in de bakkerijen aangaat, hier komt, misschien nog sterker dan bij de al andere niet bekrachtigde konventies, den onvermoeibaren weerstand van het patronaat tot uiting. Tegen deze konventies is steeds door de georganiseerde patroons met dezelfde driestheid en verwoede aanhoudendheid als tegen de Achturen-Konventie opgetreden geworden, terwijl ze den kamp nog iminer voortzetten; : w. •
w
•' «•'
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
292
Deze onafgebroken strijd van het Belgisch patronaat tegen de bekrachtiging der internationale konventies, en — eens deze bekrachtiging bekomen, — tegen hare volledige toepassing heeft nog andere oorzaken dan het verzet tegen de sociale hervormingen en hun spijt dat er iets ten voordeele der arbeiderseischen veranderd is sinds 1914. Deze oorzaken liggen op internationaal gebied. Inderdaad, alle konventies worden slechts voor een bepaald aantal jaren, de meeste voor tien, de andere voor vijf jaren, aangenomen. Na afloop van dit tijdperk moet, in het licht van de toepassing der konventies, nagegaan worden of ze geene verbeteringen behoeven, vooraleer voor een nieuw tijdperk de bekrachtigende Staten te binden. Hoe minder er nu bekrachtigd wordt, hoe meer de patroons dezen toestand inroepen om de konventies aan te vallen en haar als niet toepasselijk uit te krijten, en hare bekrachtiging door ons land als een gevaar voor de welvaart onzer nijverheid en onzer bevolking te bestempelen. Wordt er toch in meerdere landen bekrachtigd, dan worden de moeilijkheden der toepassing vergroot en verergerd. En dit alles heeft maar. een doel: er toe te geraken, wanneer het eerste tijdperk der toepassing verloopen is, om herziening der konventies te bekomen, niet in den zin eener verbetering voor de arbeiders, zooals logiekerwijze zou mogen verwacht worden, maar om eene verslechting der termen te bekomen, zoodat de bescherming en de weldaden die de konventies den arbeiders brengen, zouden verminderen.
En al deze faktoren te zamen bezielen onze patroons in hunnen strijd tegen de internationale konventies van den Arbeid en de daarmede overeenstemmende nationale wetten. In deze omstandigheden valt er voor de arbeiders niet te aarzelen! Met meer krachtdadigheid, bewustzijn en doordrijvendheid dan ooit moeten zij optreden, niet alleen voor de verdediging van de reeds bekrachtigde en in wetten omgezette konventies, maar tevens hebben ze ook te strijden voor de bekrachtiging van nog zoo menige reeds aangenomen konventies, en deze welke op de volgende Konferenties zullen aangenomen worden. En op het voorplan van dien strijd tot afweer der patroonsaanvallen staat de verdediging der Konventie van Washington en deze daarmede verband houdende wet van 14 Juni 1921. We weten dat deze strijd hard wezen zal; dat hij tevens nog lang zal duren. Maar wat ook de omstandigheden wezen mogen, nimmer mag onze geestdrift in deze verzwakken. Onze achturenwet is de hoeksteen waarop al onze andere hervormingen berusten. We moeten haar dus met al de kracht welke we in ons hebben verdedigen. En onze taak zal ons des te lichter vallen naarmate we er in gelukken zullen de arbeiders in grooten getalle tot onze vakbeweging te brengen, alwaar we hen, door eene goede syndikale opvoeding, door het ontwikkelen van hun klassêbewustzijn, degelijke en bekwame strijders zullen maken in den grooten kamp voor onze bevrijding uit de knellende boeien van het kapitalisme.
De Bijzondere Eischen door P. Van Maldere Minimumloon. — Kollektieve Overeenkomsten. — Arbeiderstoezicht. De Rationalisatie. — De Socialisatie der nijverheden. HET M I N I M U M L O O N
EEN eisch van onmiddellijk belang bekommert meer de arbeidersklasse dan dien van het minimum levensloon. Dit is, ten andere, gemakkelijk te begrijpen, en heden het best, nu de loonen ingevolge de waardevermindering van den frank een merkelijk deel van hun koopkracht verloren hebben, 't Is niet' nutteloos ietwat op deze zijde van het vraagstuk nadruk te leggen. In een reeks artikelen, verschenen in de Belgische Vakbeweging, hebben wij bewezen dat de toestand voor meerdere kategorieën arbeiders aanzienlijk verslecht was. Hét loon der steendrukkers, der boekdrukkers, der mijnwerkers, der houtbewerkers, der steénbewerkers, der werklieden in openbare diensten, enz., had, inderdaad, op 't oogenblik dat wij deze artikelen schreven (1), een gevoelige vermindering
G
ondergaan, in zulke mate zelfs, dat het in zekere gevallen beneden het loonpeil van vóór den oorlog gedaald was. Uit deze vaststelling kon en kan men nog besluiten, dat de eerste slachtoffers — de ongelukkigste slachtoffers — van de door de « geldmannen » ingerichte paniek, de werklieden waren. Gedurende den oorlog hadden ze aanzienlijke opofferingen gedaan voor hetgeen men het vaderland noemt : ze werden er voor beloond/met hun een loon te betalen-dat hen zelfs niet tegen de ellende beschutte!
Sindsdien heeft de Syndikale Kommissie haar beweging voor loonsverhooging begonnen. Ze eiseht 50, 45, 40 en 30 frank per werkdag van acht uren, voor de geschoolde werklieden, de gespecialiseerde werklieden, de losse werklieden én de arjbeidsters. Het patronaat bruischt op, biedt weerstand eiilokt hier en daar opzettelijk könflikteri uit, want het wil niet Üat (1) Ziet de Belgische Vaklpeweging van 20 Jatmari de arbeiders een loon verdienen dat hén jen mjiiste ito staat moet stellen te leven. en 30 Februari 1928.:
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
2?3
RH
En nochtans — we dringen er op aan — is het patronaat bij maehte voldoening te schenken. Het wint geld — geld dat eigenlijk de door de werklieden geschapen meerwaarde daarstelt. De winsten zijn verhoogd, en we kennen nijverheidsondernemingen die soms jaarlijks meer winst verwezenlijken dan het belegde kapitaal groot is! Niettemin, blijft het doof, het houdt vol, en verkiest zelfs de arbeiders te verplichten werkeloos te blijven veeleer dan hen een weinig, een heel klein weinig van het door hen voortgebrachte overtollige te verleenen! Wie heeft gezegd dat het patronaat veranderd, beter geworden was, dat het ha den oorlog breedere gedachten had en zich ten minste zou bestreven om zijn treurige faam van vóór de bloedige gebeurtenissen van 1914-1918 te doen vergeten! Dat patronaat is niet veranderd, 't Is gebleven wat het was: geldzuchtig, haatdragend, bij gelegenheid woest, en, boven al — en dit veroordeelt hen nog meer dan al het overige — kleinzielig, weerspannig tegen de nieuwe gedachten, onmachtig om zich van zijn vooroordeelen te ontmaken, op een wanhopende wijze houdend aan de sleur. *
*
»
O! we weten wel dat het patronaat zijn schraapzucht tracht te verontschuldigen, zijn tegenstand tegen den eisch van het minimumloon tracht te wettigen(!), argumenten(!) doet gelden... zonder einde. Het beschikt, ten andere, over zijn tot alles in staat zijnde pers, zelfs over zijn ekonomisten, dit zich gaarne leenen om de menschen flauwe praatjes op te disschen, en er waarschijnlijk naar betaald worden. In het aan het laatste syndikaal kongres onderworpen verslag over de minimaloonen drukten wij ons desbetreffend als volgt uit : Sommigen — tegenstanders van het syndikalisme, natuurlijk — beweren dat het begrip «minimumlevensloon » onwetenschappelijk is. Voor deze voorstanders — en met reden —van het laten gaan wat gaat, van de manchesteriaansche school, telt alleen de wet van vraag en aanbod. Dit komt neer op te zeggen, dat het werkloon moet bepaald wórden, niet door de behoeften der arbeiders, doch door den toestand van de arbeidsmarkt : is er overvloed aan werkkrachten, dan zullen deze goedkoop zijn, is er gebrek aan « armen » — aldus duiden de burgerstaathuishoudkundigen soms de arbeiders aan —, dan zullen de loonen stijgen. De vakbeweging kan zich bij zulke wanhopende theorie niet aansluiten, 't Is juist die theorie die onwetenschappelijk is, want we zien, inderdaad, niet in wat er wetenschappelijks is in een formuule die het levenspeil der arbeiders doet afhangen van de bijzondere voorwaarden van een regiem dat zelfs de ontkenning is van elke redematige inrichting van de voortbrenging en de ruiling. Hét minimumlevensloon dringt zich tegelijker tijd op om redenen van menschelijke orde en om redenen van praktische orde. Eerstens, om redenen van menschelijke orde, omdat het onaannemelijk is dat de arbeiders als prijs- van hun werk geen loon ontvangen dat met de stoffelijke en zedelijke behoeften van het leven overeenstemt. Vervolgens, om redenen van praktische orde, omdat alleen goed betaalde werklieden aan het voortbrengingswerk een bedrijvige en vruchtbare medewerking kunnen verleenen. Dat is belangrijk. Inderdaad* 't is logisch, dat
slecht betaalde werklieden minder voortbrengen dan die welke als vergoeding voor hun arbeid een billijke vergelding ontvangen. Dezen werken met opgewektheid, ze verkeeren onder den indruk dat ze niet alleen werken om den patroon te verrijken. De anderen, daarentegen, zich uitgebuit voelend, arbeiden lusteloos, en even onder oogpunt van hoeveelheid als van hoedanigheid ondergaat hun arbeid den invloed er van. Gedurende de inflatie heeft men desbetreffend in Duitschland belangwekkende vaststellingen gedaan. De voortbrengst per werkman verminderde aanzienlijk uit hoofde van de lichamelijke verzwakking der arbeiders en de normale toestand keerde slechts terug naarmate de loonsverhoogingen de arbeidersklasse in staat stelden haar verloren krachten te herstellen. Doch spreekt me de patroons daarvan! Ze zijn veel te bekrompen van geest. *
*
*
Van 1914 tot 1928 is de levensduurte ontzaglijk gestegen. Het gemiddeld index van het land was in September 1.1. 825 punten. Te Brussel bereikte het 873 punten. Er mag gezegd, dat de kosten van het levensonderhoud sedert het uitbreken van den wereldoorlog van 1 tot 10 gestegen zijn! Welke zijn de arbeiders die hun loon — hun dagloon, wel te verstaan — in de zelfde verhouding hebben zien stijgen? En nog, zou het toereikend zijn indien de huidige loonen het peil van vóór den oorlog bereikten? Men mag niet vergeten dat de arbeiders toenmaals, in 't algemeen een ontoereikend loon verdienden. 65 t.h. der volwassen werklieden verdienden geen 3 fr. 50 daags! België was het land der lage loonen. Ons land is het gebleven indien men de hier betaalde loonen vergelijkt met die betaald in de meeste andere landen.B Daaraan valt niet te twijfelen indien men kennis neemt van de volgende door het Internationaal Arbeidsbureel opgemaakte tabel: Index-numbers van het betrekkelijk peil der werkelijke loonen in verschillende steden. 1 Juli 1926
1924
1925
Londen 100 Phïladelphia 213 Amsterdam ' . 89 Stockholm 85 Parijs • 73 Brussel 59 Praag 56 Berlijn 55 Weenen 47 Milaan . . 46 Warschau . . . . . . . . —
99 180 83 78 54 48 54 42 46 49
_ 102 169 92 89 48 51 48 44 48 46
1927
106 ,189 92 98 56 50 49 71 43 55 39
Anderzijds, zooals we het in de Belgische Vakbeweging van 20 Januari 1928 schreven, is het lage peil der werkelijke loonen van de Belgische werklieden zeer goed te berekenen volgens de verhouding der uitgaven die ze aan hun voeding besteden. Déze verhouding is veel geringer dan'in de andere landen, juist uit hoofde van de geringheid van hun inkomsten. Daarentegen zijn dè uitgaven voor «verscheidene» uiterst gering, dan wanneer ze. in de andere landen betrekkelijk hboge cijfers bereiken. V
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
294
Dat men er veeleer door de volgende tabel over oordeele : Procent der uitgaven België . . . Ierland. . . Finland . . Indië. . . . Japan. . . . Zwitserland Zweden . . Ver. Staten
Voeding
Verscheidene
van 68.1 tot 60.7 van 61.1 tot 41.4 van 66.1 tot 47.2 van 60.5 tot 52.6 van 65 tot 32.7 van 51.5 tot 48.1 van 48 tot 35.5 van 44.1 tot 34.9
van 5.7 tot 11.6 van 9.2 tot 19.5 van 13.2 tot 28 van 10.8 tot 22.1 van 18.8 tot 37.5 van 21.7 tot 23.8 van 24.6 tot 36.2 van 21.4 tot 30.1
Wat daaruit afleiden, zooniet dat de Belgische werklieden onder de slechtst bedeelden zijn, en dat het hoog tijd wordt dat ze, door een samengevoegde aktie van het proletariaat minstens een gelijk levenspeil bekomen als dat welk aan de Japansche werklieden is verzekerd. *
*
*
We willen een laatste tegenwerping der patroons beantwoorden : de loonsverhooging doet de levensduurte stijgen! De tegenwerping is vermakelijk. De levensduurte is sedert April 1926 met 60 t.h. gestegen. De werkelijke loonen zijn hitusschen gedaald, doch dat belet niet dat de patroons beweren of doen beweren door hun bladen, dat de kosten aller zaken door de loonsverhooging wordt bepaald! Dat argument — als men het een argument noemen mag — is te vergelijken met datgene waarmede ze hebben willen doen gelooven dat de toepassing van de acht uren de nijverheid ging verlammen, of haar, ten minste, in een moeilijken toestand brengen. De uitvoer ging verminderen ter oorzake van de verhooging der kostprijzen; we gingen onder een ontzaglijke krisis te lijden hebben, en tienduizendtallen werklieden zouden werkloos vallen! Van deze sombere voorspellingen is niets bewaarheid. De nijverheid is niet ten onder gegaan; integendeel, er zijn teekens die bewijzen dat ze bloeit. De uitvoer is niet verminderd, doch wel vermeerderd. Er is geen krisis geweest; de werkloosheid is niet gestegen, maar wel verminderd. En dan? Ook nopens het loonvraagstuk kunnen we die heeren^den mond snoeren. Inderdaad, ze verwarren — vrijwillig, wel te verstaan — de oorzaak met het gevolg. De loonsverhooging volgt, en soms nog van zeer ver, de stijging der levensduurte; en 't is hetgeen, ten andere uitlegt, dat, zelfs in de beroepen waar de loonen door een koliektief kontrakt geregeld worden, de werklieden hun loon slechts zien stijgen nadat het index de prijsverhooging heeft aangeduid. Overigens redeneeren de werkgevers alsof de arbeiders niet tot de gemeenschap behoorden. De arbeidersklasse verbruikt, en ze verbruikt in evenredigheid met haar inkomsten. Nu, haar slechts een gering loon betalen, haar verplichten zich van het volstrekt noodwendige te ontblooten, is noch min noch meer de opslorpingsmogelijkheid van de binnenlandsche markt verminderen en bijgevolg aan den afzet der prodtikten schaden. We betreuren dat we over geen plaatsruimte genoeg beschikken om hier uittreksels te geven uit het
boekje van Karl Marx: Prijzen, loonen en winsten, waarin de vernuftige socialistische denker de schijnbewijsvoering vernietigt van hen die zich in naam van het algemeen belang tegen de verhooging der loonen verzetten! Men zou onmiddellijk zien dat na een halve eeuw het patronaat zich door de nieuwigheid zijner opvattingen niet onderscheiden heeft, en dat het heden zooals toenmaals door de syndikale macht is dat men het rede moet doen verstaan. DE K O L L E K T I E V E O V E R E E N K O M S T E N
« Is het wel noodig — schreven we in ons verslag aan het XXVI6 Syndikaal Kongres — de kollektieve overeenkomsten te verrechtvaardigen? Daar waar de macht der vakorganisaties heeft toegelaten ze aan het patronaat op te dringen, erkennen de arbeiders er eensgezind het nut en de weldaden van ; doch, wat vreemd is, dat is dat juist diegenen er tegenstanders van zijn die op syndikaal gebied de noodige macht niet bezitten om ze te veroveren. » In feite zijn er in de Belgische vakbeweging geen tegenstanders van de kollektieve overeenkomsten meer. Men heeft eindelijk begrepen dat ze een kostbare verovering zijn op de voorrechten van het patronaat wiens gezag ze in een min of meer groote mate, volgens de gevallen, daadwerkelijk verminderen. Ze zijn als 't ware een arbeidscharter waarin de rechten der werklieden geschreven zijn en laten den vooruitgang zien die door de arbeiders bereikt werd sinds ze hun vakorganisaties hebben opgericht. In België zijn er enkele vakbonden die met de werkgevers een koliektief kontrakt hebben afgesloten. Het belangrijkste is, onbetwistbaar, dat afgesloten tusschen de nationale organisaties van het Boek (Centrale der Boekbewerkers en Belgische Boekdrukkersbond) en de Drukkersbazen van België. Dit kontrakt, dat voor drie jaar geldig is, bevat, behalve de minimaloonen voor de onderscheidene kategorieën arbeiders, bepalingen nopens den arbeidsduur (de patroons mogen jaarlijks slechts over een krediet van 52 overuren per werkman beschikken), de betaalde verlofdagen (twaalf per jaar), de regeling van het leerlingschap, den arbeid aan de machienen, enz., enz. Eertijds zegde men dat de kollektieve overeenkomsten den strijdgeest bij de werklieden doodden. Het was reeds de erkenning dat de overeenkomsten aan de arbeiders voordeelen verleenden die ze door den openlijken strijd tegen het patronaat vreesden te verliezen. Daar is echter niets van, en men mag verklaren — de ervaring bewijst het — dat de werklieden, wier arbeids- en loonsvoorwaarden door een koliektief kontrakt geregeld worden, niet minder strijdlustig zijn als de anderen. In dit opzicht kan de lange strijd herinnerd, die in 1925 door de boekbewerkers gevoerd werdi Dezen streden gedurende negen weken tegen het patronaat dat met het regiem der overeenkomsten wilde afbreken. Er had geen afvalligheid plaats en de werkgevers moesten zich ten slotte overwonnen verklaren. Dergelijke voorbeelden kunnen in andere nijver-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING heden gevonden worden. De mijnwerkers, de diamantbewerkers, anderen nog behooren tot de vurigste en gedisciplineerdste arbeiders en 't is zelden dat zij er, in geval van konflikt, niet in lukken de onverzoenlijkheid der patroons te overwinnen. Ook ilf arbeiden nochtans onder het regiem der overeenkomsten. In Duitschland, in Oostenrijk, in Zweden, in Denemarken zijn de kollektieve kontrakten sedert lang in voege, en wie zou durven beweren dat ze den strijdgeest der arbeiders hebben gewijzigd? De waarheid, hoe buitengewoon dat ook moge schijnen, is dat de arbeiders des te strijdlustiger zijn naarmate zij meer te verdedigen hebben. Nu, het re^ giem der overeenkomsten, dat verworven rechten bekrachtigt, schenkt hun het gevoelen van een kracht die de werklieden niet bezitten wier arbeids- en loonsvoorwaarden den invloed der ekonomische schokken ondergaan. En van die kracht maken de arbeiders gebruik, talrijke voorbeelden bewijzen het, otti bij eiken vervaldag het domein hunner rechten uit te breiden. Overigens, waarom zouden de werkgevers ze bekampen, indien de kollektieve overeenkomsten geen bijzonder tastbare bevestiging van de arbeiders- en syndikale macht daarstellen? Want ze bekampen ze, de kollektieve kontrakten, en om er zich van te overtuigen, hoeft men zich slechts de fameuze vertrouwelijke omzendbrief van het Centraal Nijverheidskomiteit te herinneren. Indien die heeren vaststelden dat de toepassing der kollektieve overeenkomsten een verzwakking van den strijdlust der arbeiders — we kunnen evengoed zeggen, een verval van hun klasse^ bewustzijn — voor gevolg heeft, dan zouden ze tegen haar de aanvallende houding niet aannemen die uit den omzendbrief van het Centraal Nijverheidskomiteit blijkt. De arbeidersklasse heeft dus wel gelijk de verwezenlijking na te streven van de kollektieve overeenkomsten wner nut voor haar in rechtstreeksche verhouding is met den nu eens onderduimschen, dan weer openlijken weerstand der werkgevers er tegen. *
#
*
« Doch — schreven we nog in ons verslag aan het Kongres —, alhoewel voorstanders van de kollektieve overeenkomsten die de rechten van den arbeid bekrachtigen, terwijl de syndikale aktie gevrijwaard blijft, zijn wè onverbiddelijke tegenstanders van elk pogen dat, onder voorwendsel van bekrachtiging van de tusschen werklieden en werkgevers, of tusschen arbeiders- en patroonsgroepeeringen getroffen overeenkomsten, zou voor doel hebben de syndikale bedrijvigheid te ontzenuwen of te vernietigen. » «Dat is te duidelijk opdat we lang zouden moeten aandringen. De vakbeweging is een klassebeweging en het is noodig dat ze gansch haar persoonlijkheid, gansch haar onafhankelijkheid benoude om haar geschiedkundige zending te vervullen. Hoezeer ze de verwezenlijking nastreeft van voorloopige overeenkomsten met het patronaat — overeenkomsten die den uitslag zijn van haar eigen bedrijvigheid, waarmede, ze vrijelijk heeft ingestemd, en die haar klassengeest niet wijzigen — moet ze zich dan ook ver-
29f3
zetten tegen ontwerpen die in den grond slechts voor doel zouden hebben haar met haar onafhankelijkheid haar werkingskracht tegen het patronaat te doen verliezen. Het Syndikaal Kongres van 1911 heeft zulks zeer goed begrepen toen het de volgende resolutie stemde: Overwegende dat het hoogst wenschelijk is dat de vakvereenigingen, zoodra ze een graad van macht bereikt hebben, die haar toelaat de arbeidsvoorwaarden op gelijken voet met de patroons te behandelen, zekere algemeene voorwaarden kunnen vaststellen in de kollektieve kontrakten; Overwegende dat, om overwegend te zijn, deze kollektieve overeenkomsten moeten berusten op de goede trouw en het wederzijdsch vertrouwen tusschen de overeenkomende partijen, in het belang dat ze beiden hebben in het eerlijk uitvoeren der bepalingen van de vrij gesloten overeenkomst; Overwegende dat, langs den anderen kant, de wettelijke bepalingen, de vakvereenigingen geldelijk verantwoordelijk stellende voor de uitvoering van de kollektieve overeenkomst door haar leden, de werkliedenorganisaties in een schreeuwend ongelijken toestand plaatsen, ten overstaan van de andere verdragsluitende partij, en bijgevolg niets anders kunnen doen dan het sluiten van arbeidsovereenkomsten beletten, een gewettigd wantrouwen verwekken aan de zijde der werklieden, voor wat betreft het eindgebruik hunner bijdrage die ze in hun vakvereeniging storten, en bijgevolg het aanwerven van leden belet, en de vrijheid van werking der syndikale organisatie droombeeldig maakt. Het Kongres, enz. »
Het Syndikaal Kongres van 1928 heeft door zijn stemming den geest bekrachtigd van deze resolutie, die niet nutteloos herinnerd wordt op het oogenblik dat de vakorganisaties gaan geroepen worden zich uit te spreken over zeker wetsontwerp Devèze dat, indien het ongewijzigd gestemd werd, ergerlijke terugslagen op de ontwikkeling onzer vakbeweging zou hebben. HET ARBEIDERSTOEZICHT
Wij hooren onze tegenstrevers het uitkreten bij het vermelden van dien eisch die nochtans gansch natuurlijk is. 't Is waar dat, hetgeen aan den gewonen sterveling natuurlijk schijnt, aan de verschrikte burgers als iets gansch buitengewoons toeschijnt. Het arbeiderstoezicht staat reeds sedert enkele jaren op het programma der Syndikale Kommissie. Men mag zelfs zeggen dat het er sedert langer op voorkomt, daar het door de vakbeweging nagestreefde doel, haar verwijderde doel, bestaat in de socialisatie der voortbrengings- en ruilingsmiddelen; nu, het arbeiderstoezicht zelf streeft dit doel naOverdrijving, zeggen onze tegenstrevers. Natuurlijk valt het in den smaak van overdrijving te gewagen, telkens de vakbeweging de toepassing eener hervorming eischt. Nochtans heeft ze bijgedragen tot de verwezenlijking van een reeks wetten waarvan ook gezegd werd dat ze onverwezenlijkbaar waren. Ziet de regeling van den vrouwen- en kinderarbeid, de wet op den 8-urendag en de 48-urenweelc, het algemeen stemrecht, de pensioenwet, de wet der belasting op het inkomen, enz., enz. Had men de voorstanders van het «laten gaan wat
' 296
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
gaat » geloofd, had men stilgehouden bij de valsche beschouwingen van de bevoorrechten van de bestaande sociale orde, dan is het zeker dat de arbeidersklasse heden nog, op een misschien nog grootere schaal dan vóór een halve eeuw, de patroons- en kapitalistische uitbuiting zou ondergaan. Inderwaarheid zijn onze tegenstrevers — de tegenstrevers van den socialen vooruitgang — in hun rol wanneer ze zich tegen het arbeiderstoezicht verzetten. Ditzelve stelt een inmenging daar op het gebied dat altijd beschouwd is geworden als uitsluitend behoorend tot de bezitters van de voortbrengingsmiddelen. Het voert in het nijverheidsleven een nieuw beginsel in, het ondermijnt — het ware kinderachtig dat de loochenen — het aanzien van het patronaat. Het arbeiderstoezicht bestaat reeds in wordenden toestand in enkele nijverheden; namelijk in die waar de betrekkelijk machtige vakbonden zekere rechten van tusschenkomst en toezicht verworven hebben. Desbetreffend kan als een bijzonder tastbare uiting van arbeiderstoezicht beschouwd worden, het feit van het toezicht der vakbonden op de aanwerving der werkkrachten, ten einde de verslechting der arbeidsen loonsvoorwaarden te beletten. De aanwervingen geschieden slechts aan de in het kontrakt bepaalde voorwaarden, en dikwijls door de uitsluitende tusschenkomst van de vakorganisaties. De patroon is geen « volstrekte meester » meer te zijnent. De werkman is niet meer « iets » waarvan hij, zooals in den goeden ouden tijd, naar goeddunken gebruik en misbruik kon maken. Hij heeft met hen overeenkomsten moeten sluiten, zijn gezag, ja zelfs zijn macht met het syndikaat moeten deelen. Kortom, hij heeft een deej van zijn almacht verloren die hij voorheen tot zijn uitsluitend voordeel, en bijgevolg tot schade van de arbeidersgemeenschap uitoefende. *
*
*
't Is gemakkelijk te begrijpen dat de patroons dat slecht vinden en dat ze door alle middelen hun willekeurige macht van voorheen op de arbeidersmassa's trachten te heroveren, 't Is, nochtans, verloren moeite, want de vooruitgang der gedachten kan men niet stremmen. Nu, de gedachte van het arbeiderstoezicht is bij de arbeiders ontstaan zoodra zij het gevoelen hadden van hun ekonomische en sociale waarde. Eerst vaag, onbepaald, heeft deze gedachte voet gevat met de ontwikkeling van het klassebewustzijn der arbeiders en heeft nu een vasten vorm ontvangen door het wetsvoorstel nopens de instelling der Bedrijfsraden gesproten uit de beraadslagingen van den Ekonomischen Raad der Syndikale Kommissie. Wanneer zij (de werklieden) — kan men in de inleiding van dit wetsvoorstel (1) lezen — met hunne patroons de arbeidsvoorwaarden bespreken, beroepen dezen zich dikwijls op den moeilijken toestand die voor hunne onderneming wordt geschapen. Doch dë arbeiders stellen vast dat de verspilling van grondstoffen, en slechte inrichting van de voortbrenging onnoodig den kostprijs verhoogen, dat zulke technische werkwijze, elders in voege, zou toelaten voordeeliger voort te brengen. Volgde men de door hen gegeven (1) Het wordt verder ingelascht.
wenken, dan zou aan hunne eischen gevolg kunnen gegeven worden. Bovendien zijn de beweringen van den werkgever niet altijd te gelooven. Hoe er zich van overtuigen, dat het ^ernstig is wanneer hij verklaart dat deze of gene hervorming zijn zaak zou benadeelen? Het gevolg van het huidig stelsel is, dat bij de arbeiders de indruk bestaat dat, indien hunne eischen niet worden verhoord, zulks het gevolg is van den slechten wil of de schraapzucht van den patroon. Dezes geestestoestand schept een verdoken grief die aanzienlijk den goeden gang van den arbeid benadeelt, in afwachting dat een geschil uitbreekt dat staking en dezer voor het algemeen belang schadelijke gevolgen na zich sleept. Ten slotte, stellen de georganiseerde arbeiders vast dat de huidige verdeeling der kapitalen, dë slecht toegeruste of beheerde ondernemingen,^ de onbehendige mededinging onder de nijveraars op de vreemde machten, het gemis aan overeenkomst om de fabrikatie aan de vereischten van het oogenblik aan te passen en de voortbrenging te standardizeeren, ten einde per reeks te kunnen arbeiden, dat al deze oorzaken vereenigd, beletsels zijn voor de heropljeuring van het welzijn der samenleving. Het arbeiderstoezicht zou niet beter, noch meer gepast kunnen verklaard. Want ditzelve, zooals in dat uittreksel gezegd wordt, verrechtvaardigt zich niet alleen uit hoofde van het recht dat de werklieden hebben de uitbuiting hunner werkkracht te beperken, doch ook en vooral uit hoofde van het recht dat de samenleving heeft zich tegen de inbeslagneming der individuen te verdedigen. En wie — buiten de werkgevers die belang hebben bij de handhaving van den staat van zaken — zou durven ontkennen dat het algemeen belang niet door het syndikaal ideaal belichaamd wordt? Het is dus van gewicht dat er gevolg worde gegeven aan de door de vakbeweging aangenomen resoluties. Doch daartoe is het noodwendig dat de verwezenlijking van het arbeiderstoezicht, door de instelling der bedrijfsraden, niet meer als een verwijderd en onzeker iets toeschijne. De arbeidersklasse moet in haar bestemming gelooven; daar berust het geheim harer macht. DE RATIONALISATIE
't Is niet van gisteren dat men er over spreekt, doch men spreekt er zoo wat blindelings over. De eenen, vurige voorstanders van de rationalisatie, schilderen haar af onder de schoonste kleuren. De anderen, verharde tegenstrevers van eiken nijverheidsvooruitgang, zeggen er alle slecht van. Allen overdrijven, en 't is hetgeen hen aan elkaar doet gelijken. Want het is niet waar te beweren dat de rationalisatie slechts weldaden voor de arbeidersklasse na zich sleept. Ware het zoo, dan hadde de vakbeweging er zich niet anders moeten mede bezighouden dan om er zich over te verheugen en er de gelukkige gevolgen voor allen van vast te stellen. Het is, ongelukkiglijk, niet zoo, en 't is daarom dat hier en elders, doch veeleer elders, daar waar, zooals in Duitschland, de rationalisatie is toegepast geworden op een groote schaal, men in gansch de mate van het mogelijke de arbeiders heeft willen beschermen tegen hetgeen zijn toepassing tijdelijk voor hen nadeeligs kan na zich slepen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Anderzijds, bedriegen -de onverbiddelijke tegenstanders der rationalisatie zich grootelijks wanneer ze urbi et orbi verklaren dat ze voor de arbeiders slechts rampspoedig zijn kan ; en wil men in aanmerking nemen dat dezen die zoo spreken, de kommunisten, goedkeuren wat in Rusland op het gebied der wetenschappelijke inrichting van den arbeid gedaan wordt, dan is men met recht verwonderd over hun onverzoenlijke houding. (( Men moet — zei de bolsjewistische leider Lenine — het stukloon, de toepassing van hetgeen het Taylorstelsel wetenschappelijk en vooruitstrevend bevat, de evenredige bepaling der winst met de algemeene totalen der fabrikatie, van het produkt of van de uitbatingsuitslagen onderzoeken, toepassen en beproeven. Loeren werken, ziedaar het vraagstuk dat de sowjetmacht in gansch zijn omvang voor het volk moet stellen. Het laatste woord van het kapitalisme in dit opzicht, het Taylorstelsel — zooals elke vooruitgang van het kapitalisme — vereenigt in zich de verfijnde woestheid van de burgéruitb uiting met een reeks der rijkste wetenschappelijke veroveringen, in den zin der ontleding van de mekanische bewegingen gedurende het werk, van de afschaffing der nuttelooze en onhandige bewegingen, van de schepping van betere arbeidswijzen, van de invoering der betere reken- en toezichtstelsels, enz. Wat het haar ook moge kosten, moet de Sowjetrepubliek zich aanpassen aan alles wat waarde heeft in de veroveringen der wetenschap en der techniek op dat gebied. » De kommunisten zullen voorzeker de getuigenis niet in twijfel trekken van hem die ze — niet ten onrechte, ten andere — als het schoonste figuur der Russische revolutie beschouwen. Doch wellicht zullen ze w e g v o e r e n dat ze, voorstanders zijnde van de rationalisatie in een Staat als dien van Rusland, waar de eigendom van vorm veranderd is, er zich moeten tegen verzetten in de kapitalistische Staten waar ze op een grootere uitbuiting der arbeiders uitloopt. De redeneering zou niet licht aan te nemen zijn, en het verschil dat men zou willen daarstellen tusschen de rationalisatie in Rusland en die welke' in de kapitalistische landen wordt toegepast, zou bij nader onderzoek blijken in werkelijkheid niet te bestaan. In Rusland, — en we dagen de bolsjewisten uit het tegendeel te bewijzen — heeft de rationalisatie, alhoewel ze nog niet al te ver gedreven is, evenals hier en in de andere landen, werkloosheid teweeggebracht, en wij herinneren ons niet dat de sowjets slechts door welkdanige maatregelen getracht heeft ze te keer te gaan. Hoogstens heeft men, ten einde een te groote ontevredenheid onder de « slachtoffers » der rationalisatie te vermijden, dezen, in zekere gevallen onderstandsverhoogingen toegekend. Wij begrijpen dan ook niet zeer goed het verschil dat men wil maken tusschen hetgeen ginder en hier gedaan wordt. Want, indien het waar is dat daar waar hét kapitalisme den scepter voert de rationalisatie niets goeds voor de arbeiders biedt, is het billijk te zeggen dat de vakorganisatie haar invloed en soms
297
haar macht aanwendt om zekere waarborgen te bekomen. 't Is hetgeen de op het laatste Syndikaal Kongres aangenomen resolutie herinnert : « ... Verklaart de Syndikale Kommissie, dat de arbeidersklasse slechts dan aan de toepassing der methodes van wetenschappelijke inrichting van den arbeid haar medewerking zou kunnen verleenen, wanneer haar voorafgaandelijk zekere rechten zouden worden erkend, te weten : recht op een minimumlevensloon ; recht van toezicht op de inwendige inrichting der fabriek. » Bovendien hebben de arbeiders tot plicht zekere waarborgen te eisenen in verband met : 1° de werkloosheid ; 2° de afbeuling; 3° de prijzen.. 't Is niet meer noodig lang uit te wijden om deze eischen te billijken. 't Is natuurlijk dat, wanneer de verhooging stijgt door de toepassing van de rationalisatieformules, het billijk is, dat de arbeiders er hun deel van ontvangen of dat men hen ten minste een loon verzekert dat met al de levensnoodwendigheden overeenstemt. 't Is niet minder natuurlijk dat de arbeiders hun woord moeten te zeggen hebben in de nieuwe inrichting van den arbeid. Het ware voor hen geenszins belangwekkend zich lijdelijk aan het nieuw regiem aan te passen zonder maar de gelegenheid gehad te hebben wenken te geven of aanmerkingen te maken die hun ervaring van den arbeid hen toelaat te doen. Alhoewel men hen soms met machienen vergeleken heeft, zijn het denkende wezens, en zich van hun meening onthouden zou niet alleen een onbehendigheid doch ook een fout zijn. Met anderzijds te verklaren dat de werklieden tegen de afbeuling dienen beschermd, doen we overigens slechts iets geheel logisch waartegen zich heden niemand meer zou durven verzetten, 't Is dat de rationalisatie niet altijd met de gewenschte behoedzaamheid toegepast wordt. Het verlangen der werkgevers de voortbrenging te vermeerderen, doet hen soms vergeten, dat er grenzen zijn aan de menschelijke krachten, en dat het gevaarlijk is van de werklieden een inspanning boven hun krachten te eischen. En hoe dan dat gevaar vermijden,zooniet door den dagelijkschen arbeid der loonarbeiders desnoods beneden de wettelijke grens van acht uren te verkorten? * * *
We zouden gansch onze gedachte niet zeggen indien wij er niet bijvoegden dat, onzes inziens, de rationalisatie slechts dan belang aanbiedt wanneer % het algemeen belang dient, het algemeen belang dat we, in tegenstelling met hetgeen de kommunisten beweren, geenszins met het kapitalistisch belang willen vermaagschappen. In den grond, ten andere, zooals we in het aan het Kongres onderworpen verslag schreven, is de rationalisatie slechts mogelijk indien ze het algemeen belang dient, gezien — om de woorden te gebruiken waarvan wij ons dan bedienden —, het tot niets zou dienen « de hoedanigheid der voortbrengselen te verbeteren en hun kostprijs te verminderen indien niet tegelijker tijd de koopkracht verhoogde... » En wij voegden er bij.:
298
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
« ... In Duitschland zijn proefnemingen gedaan, die aantoonen dat deze redeneering volkomen juist is. Niet begrepen hebbend, dat de rationalisatie moet gepaard gaan met een vermindering der verkoopprijzen en een verhooging der loonen, zijn er nijveraars die een vreeselijke ontgoocheling hebben opgeloopen, en op zeker oogenblik bezaten ze wonderlijk toegeruste fabrieken, waar de arbeid wetenschappelijk was ingericht, doch ze « brachten niet op ». Eindelijk kan de nijverheidsontwikkeling een beweging zooals de onze, die de volledige omkeering der huidige ekonomische grondslagen der maatschappij beoogt en die haar doel slechts zal bereiken indien ze in bezit wordt gesteld van al de gewenschte elementen van weilukken, niet onverschillig laten. Nu, de rationalisatie, door de schier tot het oneindige verfijning, verbetering, vermeerdering van het voortbrengingsvermogen der nijverheden, verwezenlijkt juist de de voorwaarden die toelaten zonder te veel schokken en met een maximum van kansen op weilukken, van het kapitalistisch stadium tot het socialistisch stadium over te gaan. Het ideaal van sociale vervorming die de hoofdrede van bestaan van het klassestrijd-syndikalisme daarstelt, moet voldoende in het hart der arbeiders geprent worden, opdat ze het vraagstuk der rationalisatie anders onderzoeken dan langs de enge zijde langs dewelke de kommunisten het doen ; en, alhoewel ze tot plicht hebben de rechten en waarborgen te eischen die we hierboven opsommen, is het de toekomst, veeleer dan het heden, die hen vooral moet bekommeren.
zoeken, de gunstigste voorwaarden voor de gansche gemeenschap der wijzen van uitbating der te socialiseeren nijverheden, onverschillig of zij thans uitgebaat worden door den Staat of door de bijzondere nijverheid ; » Van op' te zoeken onder welken vorm de voortbrengersfaktoren en de gemeenschap zullen vertegenwoordigd zijn in de nieuwe organismen ; » Overwegende dat het belang der bevolking beveelt zonder verwijl den weg der verwezenlijkingen op te gaan, duidt het Kongres als eerst te socialiseeren takken aan : de spoorwegen, de tramwegen, het watervervoer, de kolenmijnen, al de verzekeringen, de krediet- en bankinstellingen, de verlichting en de krachtgeleidingen ; » Vraagt aan alle nationale organisaties evenals aan 1 a hunne aangeslotenen in gansch het land een stelselmatige werking op touw te zetten ten voordeele van de aangeduide socialiseeringen ; )> Deze werking zou bestaan in eenen veldtocht door gansch het land, van vergaderingen, meetings, betoogingen, enz., geleid door de Syndikale Kommissie en tijdens dewelke een bijzondere resolutie aan de goedkeuring der deelnemers zou onderworpen worden en vervolgens verzonden aan den Eersten Minister en aan het Parlement. »
Door deze resolutie heeft de vakbeweging haar revolutionnair karakter willen te kennen geven, t.t.z. dat ze heeft willen verklaren dat ze zich met den kapitalistischen Staat niet wil vereenzelvigen, doch dat ze wel in zijn plaats een sociale orde wil instellen waar het ikzuchtig persoonlijk belang de plaats zal moeten DE S O C I A L I S A T I E DER N I J V E R H E D E N ruimen voor het kollektief belang. Sommigen die gehecht gebleven zijn aan de verouOp het Syndikaal Kongres van 17 en 18 Oktober derde vormen van de^beidersaktie en die aan het syn1920 werd de volgende dagorde gestemd : dikalisme een beperkte rol toekennen zooals die van <( Beraadslagende over de socialisatie der nijverhe- de loonen te doen verhoogen en in het raam der burgermaatschappij hervormingen van onmiddellijk belang den; » Overwegende dat, met den huidigen staat van het t^ verwezenlijken, zijn er verwonderd over. 't Is hun vraagstuk, de koolmijnen, de spoorwegen, kanalen, verwondering die verwondering baart, want de sociatramwegen, gas- en elektriciteitsfabrieken, water- lisatie der nijverheden alleen schenkt aan de vakbekracht en waterverdeeling, verzekeringen, krediet- en weging haar klassekarakter. wisselinstellingen, enz., zooals de banken bij voorMeent men waarlijk dat, indien onze vakbeweging, beeld, al nijverheden en ondernemingen zijn vatbaar naar het voorbeeld van het kristen syndikalisme of om gesocialiseerd te worden ; zekere onzijdige organisaties — onzijdig in den vol» Overwegende dat de groote meerderheid der be- strekten zin van het woord — zich beperkt had tot het volking van oordeel is dat deze socialisatie in een eischen voor de arbeiders van de onmiddellijke stoffekortst mogelijken ,tijd zou moeten verwezenlijkt wor- lijke verbeteringen, ze op de massa den invloed zou den ten einde het opperste belang van het land en uitgeoefend hebben die er een der machtigste vakbeder gemeenschap den voorrang te laten nemen op dit wegingen der wereld van maakt? van eenige honderden bijzonderen ; Wat haar kenmerkt, wat haar overwicht op de andere » Overwegende dat deze verwezenlijkingen geleide- daarstelt, is dat ze zich van den aanvang aan duidelijk, lijk in praktische orde moeten gebeuren, wat toelaat onverbiddelijk tegenover het kapitalistisch regiem de steeds, iri deze hervormingen van het ekonomisch heeft gesteld. Alhoewel krachtdadig strijdend om den regiem, mogelijke verrassingen en tegenslagen te ver- arbeiders zekere hoofdzakelijke rechten te doen toekennen : samenspanningsrecht, recht op minimummijden ; » Is het Kongres van oordeel dat het nuttig zou zijn loon, enz., heeft ze de oorzaak der ekonomische oneen Ekonomischen Raad te stichten, waarvan minstens derjukking van het proletariaat aan de kaak gesteld, de helft der leden uit technische en bestuurlijke be- en aangetoond dat alleen de afschaffing van het regiem van het privaat bezit der voörtbrengings- en ruivoegdheden zou bestaan; )> De Ekonomische Raad zal voor doel hebben op te Iingsmiddelen de arbeidersklasse kon bevrijden.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING De bezitters der voortbrengingsmiddelen, de werkgevers, de kapitalisten en, in 't algemeen, dezen die zich gemakkelijk bevredigen met het huidig regiem omdat het hun ruime genietingen verschaft, hebben er zich niet aan bedrogen, en 't is tegen het klassenstrijdsyndikalisme dat ze hun geweldigste aanvallen hebben gericht. Ze hebben begrepen dat zij alleen gevaarlijk was omdat zij alleen en heden meer dan voorheen het kwaad met den wortel wil uitroeien. * *
*
Indien men slechts de rechten der samenleving op 't oog heeft, dringt de socialisatie der nijverheden zich op. Doch, het ware ijdel te gelooven dat ze zal verwezenlijkt worden alleen maar omdat men de overtuiging zal opgedaan hebben dat ze rechtvaardig is en aan de verzuchtingen van het grootst aantal beantwoordt. Het moderne syndikalisme is zoo naïef niet meer, het streeft geen hersenschimmen na; het is het leven, en 't is in de wezenlijkheid der ekonomische en sociale omstandigheden dat het én de gewettigdheid zijner eischen én de praktische formulen zoekt die het zijn doel moeten helpen bereiken. Gaarne zouden we zeggen, indien we niet vreesden slecht begrepen te worden, dat het zijn uur afwacht; en zijn uur, t.t.z. het uur der verwezenlijkingen, is het processus zelf der kapitalistische ontwikkeling die er de komst van bespoedigt. Men kan er niet aan twijfelen indien men een oogenblik nadenkt over de onzaglijke ontwikkeling genomen door de moderne nijverheid, ontwikkeling wier bijzondere kenmerken zijn, eenerzijds, de trapsge-
299
wijze verdwijning der kleine ondernemingen, en anderzijds, de samentrekking tusschen minder en minder talrijke handen van het nijverheids- en bankkapitaal. Men ziet trusts, kartels, ontzaglijke vereenigingen tot stand komen wier geduchte macht zich het dikwerfst uitoefent tot nadeel van gansche bevolkingen ; het zijn die trusts en die kartels die, in feite, de wet aan de Regeeringen stellen en het lot der volkeren in handen hebben. Welnu, het is onmogelijk dat er aan het einde van die naarvolgens de landen mini of meer vlugge evolutie, ten slotte geen plotslinge verandering plaats grijpe in de eigendomsvormen, hoofdzakelijk voortspruitend uit de klaarblijkelijke tegenstrijdigheid bestaande tusschen het sociaal karakter der voortbrengings- en ruilingsmiddelen en hun monopoliseering door enkele groepen indivuduën, wier hoofddoel, zooniet eenig doel is, niet voort te brengen om aan de behoeften der bevolking te voldoen, daoch voortbrengen uit winstbejag. En aldus blijkt het klaar dat het kapitalisme zelf zijn verdwijning bespoedigt. Het is een maatschappelijke onzinnigheid, een ekonomisch gedrocht, en het kan, en het zou slechts kunnen voortbestaan naarmate de tegenstellingen die er uit voortspruiten niet te onbewimpeld te voorschijn treden. Doch het is, veroordeeld — het heeft zich veroordeeld — en het zal onze vakbeweging eeuwig tot eer strekken begrepen en verkondigd te hebben dat éën enkele klasse de kapitalistische klasse kan opvolgen, die welke, door de nijverheid te socialiseeren, door de kapitalisten van « hun » bezit te onteigenen, aan de gemeenschap het volle genot harer rechten zal schenken.
De Kollektieve Overeenkomsten in den Vreemde R zijn landen waar de kollektieve overeenkomsten een merkwaardige uitbreiding genomen hebben. Als bewijs daarvan laten wij hier de cijfers en aanduidingen volgen getrokken uit de officieel-e uitgaven en de dokumenten van het Internationaal Arbeidsbureel :
E
Nederland Ziehier een istatistiek der van 1911 tot 1927 af gesloten overeenkomsten :
Datum
1 Januari 1911 1 » 1917 1 » 1918 1 » 1920 1 » 1922 1 Juni 1923 1 » 1924 1 » 1935 1 » 1926 1 » 1927
Van kracht zijnde kollektieve overeenkomsten
87 828 932 983 72S 671 819 748 763 8157
Aantal ondernemingen op dewelke deze overeenkomsten toepasselijk waren
Aantal arbeiders op dewelke deze overeenkomsten toepasselijk waren
1,100 6,700 7,900 22,500 20,900 16,900 16,500 16,800 16,400 13,800
23,000 83,100 118,400 273,600 257,600 238,000 285,300 266,100 26J,600 205,300
Onder oogpunt van haar belangrijkheid, verdeelden de overeenkomsten zich als volgt : Aantal overeenkomsten
Aantal werklieden waarop iedjer dezer overeenkomsten toepasselijk was
144 450 138 26 5
Minder dan 5. Van 5 tot 99. Van 100 tot 999. Van 1,000 tot 9,990. Van 10,000 en meer.
Op 1 Juni 1926 waren er 17 nationale kollektieve overeenkomsten toepasselijk op 7,500 ondernemingen en op 131,300 arbeiders (50 t.h. van het totaal bij een gemeenschappelijk kontrakt betrokken werklieden). 96 kollektieve overeenkomsten, toepasselijk op 11 t.h. van het totaal arbeiders, verplichtten de werklieden aangesloten te zijn bij het mede-onderteekenend syndikaat ; 450 overeenkomsten, toepasselijk op 47 t.h. van het totaal arbeiders, verplichtten de patroons de kontraktbepalingen tevens toe te passen pp dezen hunner werklieden die niet tot het mede-onderteekènend syndikaat behoorden;
300
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
344 overeenkomsten, toepasselijk op 69 t.h. van het totaal arbeiders, verboden gedurende gansch den duur van het kontrakt, de stakingen en uitsluitingen ; 69 overeenkomsten, toepasselijk op 42 t.h. van het totaal arbeiders, behelsden bepalingen betreffende verloven van een duur gaande van 6 tot 11 dagen ; 488 overeenkomsten, toepasselijk op 90 t.h. van het totaal arbeiders, stelden een proceduur in voor de onderwerping aan een door de kontraktsluitende partijen ingestelde scheidsrechterlijke kommissie van de tusschen haar ontstane geschillen; 106 overeenkomsten, toepasselijk op 13 t.h. van het totaal arbeiders, behelsden voorwaarden betreffende het leerlingschap ; 36 overeenkomsten, toepasselijk op 17 t.h. van het totaal arbeiders, behelsden beschikkingen nopens de vertegenwoordiging der arbeiders door één of meerdere leden van het personeel, of door een bedrijfsraad.
Duitschland Het Reichsarbeitsblatt (35e bijzonder bijvoegsel) geeft de volgende inlichtingen nopens de koliektieve kontrakten : Datum
Aantal koliektieve kontrakten
Aantal inrichtingen
Aantal werklieden
Op 31 Decemb. 1919 » 1920 » 1921 » 1922 Op 1 Januari 1924 » 1925
11,009 11,624 11,488 10,768 8,790* 7,099
272,251 434,504 697,476 890,237 812,671* 785,945
5,986,475 9,561,323 12,882,874 14,261,106 13,135,384* 11,904,159
* Benaderend. Er is op te merken dat 1924 het eerste jaar was dat op de muntstabilisatie volgde, welke een nijverheidskrisis en de vermeerdering der werkloosheid heeft na zich gesleept. Anderzijds nam het nationaal kollektief kontrakt voor de bouwnijverheid, dat toepasselijk was op 600,000 werklieden, op 31 Maart 1924 een einde en werd niet hernieuwd. Het aantal personen wier arbeidsvoorwaarden op 1 Januari 1925 door kollektief kontrakt geregeld werden, en het aantal tegen de gevolgen van ziekten op denzelfden datum verzekerde personen — ongeveer 18 millioen — vergelijkend, heeft men vastgesteld, dat de 2/3 (66.1 t.h.) der verzekerde personen bij de kolektieve kontrakten betrokken zijn. De volgende tabel geeft het gemiddeld aantal der bij kollektief kontrakt betrokken ondernemingen en personen : Data
Aantal ondernemingen
Aantal personen
Op 31 December 1914 )> 1919 » 1920 » 1921 » 1922 Op 1 Januari 1925
13.3 24.7 37.4 60.7 82.7 110.7
128.8 543.8 822.6 1,121.4 1,324.4 1,076.9
Volgende tabel geeft de verdeeling der kontrakten
naarvolgens ze toepasselijk zijn op een onderneming, een gemeente, een gewest of gansch het land : 31 Dec. 1913 31 Dec. 1922 1 Januari 1925 o/o o/o o/o o/o o/o o/o kon- arbei Kontrakt kon- arbei- kon- arbeitoepasselijk op trakten ders trakten ders trakten ders 5.9 3.5 Een onderneming. 77.0 30.4 31.1 41.6 Een gemeente . 7,8 6.9 11.9 17.9 26.9 31.6 Een gewest. 30.7 71.9 11.0 46.1 36.2 77.0 Gansch het land . 0.1 5.6 0.8 14.4 12.6 l.l
Op de 7,099 op 1 Januari 1925 in voege zijnde koliektieve kontrakten, waren er 1,434 toepasselijk op 1,834,000 personen die geen handenarbeid verrichtten (bedienden). Onder de bij de koliektieve kontrakten betrokken personen waren er : 3,090,000 26.0 t.h.) metaalbewerkers; 1,501,000 (12.6 t.h.) landarbeiders, hofbouw werklieden, enz. ; 1,164,000 ( 9.8 t.h.) mijnwerkers; 1,002,000 ( 8.4 t.h.) textielbewerkers; 643,151 ( 5.4 t.h.) transportarbeiders, enz. Volgens het Reichsarbeitsblatt (nr 32, 1926), bedroeg het aantal koliektieve kontrakten van algemeene toepassing, op einde Maart, 1,319, en op einde Juni 1926, 1,276. Op deze 1,276 kontrakten waren er 71 op gansch het land toepasselijk, 858 op gewesten alleen, en 347 op gemeenten (op einde Maart waren er 70 koliektieve kontrakten toepasselijk op gansch het land, 899 op gewesten en 350 op gemeenten). De nijverheden die het grootste aantal in 't algemeen verplichtend verklaarde kontrakten bezitten zijn in 't bijzonder : de landbouw, de metaalnijverheid, de textielnijverheid, de kleedingnij verheid, de bouwnijverheid, de handel, enz., zooals de volgende tabel aantoont ; Plaatse- Geweslijk telijk Nijverheden
Landbouw . Textiel . . Kleeding . Bouw . . . Handel* . .
"2
Nationaal
Totaal
"O ca "O -2 "O et "5 *2
eJS c c e s ö e £ cc c « ca w S w ^ w S m-=, u S w £ u S pu^
2 2 77 72 1 1 80 75 9 8 64 42 — — 73 50 17 16 58 54 8 8 83 78 1 1 78 72 11 11 81 84 107 109 103 102 3 3 213 215
* .De bedienden inbegrepen.
Frankrijk Men bezit geen inlichtingen over het aantal in Frankrijk in voege zijnde koliektieve overeenkomsten. Het moet, in verhouding, gevoelig lager zijn dan dat hetwelk in andere landen geboekt wordt, o. a. in Duitschland en in Oostenrijk. Nochtans wint de strekking voor het afsluiten van koliektieve kontrakten meer en meer veld. In 1925 werden 126 koliektieve overeenkomsten aan het Arbeidsdepartement aangemeld. Ze verdeelden zich als volgt per groote beroepskategorieën :
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Landbouw 10 Voeding 11 Bouw 15 Hout en Ameublement 7 Leder en Huiden . 10 Polygraphische nijverheden . . . . 5 Metaalnijverheid, en mac'hienbouw . . 7 Mijnen en steengroeven 14 (1) S teenkapper ij en 4 Steenen en vuursteen 2 Scheidkundige produkten 1 Textiel, stof fenbe werking, kleederen . 25 Transport en behandeling 13 Verscheidene 2 (1) Waarvan 13 in de mijnen. Er dient vastgesteld dat 50 overeenkomsten na staking afgesloten zijn geweest, en dat er 24 toepassingen der wet van 27 December 1892 op den vrij willigen scheids- en verzoeningsraad daarstellen. Bovendien zijn 5 scheidsrechterlijke uitspraken als kollektieve overeenkomsten beschouwd geworden, daar een arbitrage noodzakelijkerwijze een voorloopig akkoord tusschen partijen als grondslag heeft. Voor wat de kontraktsluitende partijen aangaat, laten de geleverde inlichtingen alleen tóe vast te stellen dat 54 overeenkomsten .afgesloten werden tusschen patroons- en werkliedensyndikaten, 27 tusschen patroons of gemeenschappen van ongesyndikeerde patroons en werkliedensyndikaten, 1 ingevolge een bestendige gemengde kommissie. De overeenkomsten worden het dikwerfst voor een onbeperkten duur afgesloten en kunnen een termijn voor haar opzegging voorzien. Nochtans zijn er 28 onderteekend voor een beperkten duur verschilend van een maand tot vijf jaar. De afgesloten kontrakten behelzen bepalingen betreffende : den arbeidsduur (Wijze van toepassing van den achturendag) ; het minimumloon ; verplaatsingskosten, het stuk- en premieloon ; het deelhebberschap in de winst; de regeling van verloven en vakanties; de sluiting op Zondag; de bijzondere voorwaarden van aanwerving; den gezinstoeslag; de toepassingswijze van het nachtwerk ; de beperking der werkloosheid. Tien overeenkomsten stellen vergoedingen vast, verschillend volgens de levensduurte, vastgesteld hetzij door de officieele kommissies, 'hetzij door bijzondere gelijktailige k mmissies.
Oostenrijk Van 1921 tot 1924 is het aantal afgesloten kontrakten steeds verminderd, doch het aantal betrokken werklieden is altijd aanzienlijk. Ziehier een tabel die toelaat er zich juist rekening van te geven : Jaren
Aantal kontrakten
1921 1922 1923
2,467 1,906 1,226
59,070 91,271 83,653
908,007 780,828 751,036
1,218
— (*)
— (*)
'
1924 i
—
- •
—
'
—
Aantal t)eoogde inrichtingen
—
(*) Nog niet opgegeven.
Aantal beoogde arbeiders
301
Ongetwijfeld dient de vermindering van het aantal kollektieve kontrakten toegeschreven aan het feit dat de zoo patronale als arbeidersvakbonden, meer en meer voor gansch een gewest onderhandelen, ja zelfs voor gansch het land. Wat zulks schijnt te bewijzen, ten andere, is dat het aantal arbeiders voor dewelke de kontrakten opgesloten zijn geworden, niet verminderd is — op ver na niet — in dezelfde verhouding als het aantal kontrakten. Welke zijn dus de kwesties waarover deze kollektieve kontrakten Ioopen? De Informations Sociales, waaraan wij deze inlichtingen ontleenen, vermelden : « Ze betreffen niet alleen de loonen en den arbeidsduur, doch behandelen ook, op een uitvoerige wijze, al de arbeidsvoorwaarden. )> 't Is tevens belangwekkend te weten hoe de in 1924 tusschen de onderscheidene patroons- en werkliedenorganisaties afgesloten 711 kollektieve kontrakten zich verdeelen. Ziehier, desbetreffend, belangwekkende inlichtingen : Patroons : Patroonsvereenigingen, 237 ; gilden, 88; patroonsvereenigingen en gilden samen, 9; onderscheidene bedrijven, 358 ; regeeringsdiensten en zelfstandige organisaties, 39. Werklieden : Syndikaten, 704 ; arbeiderskomifeiten der gilden, 11 ; arbeidersvakbonden en komiteiten, 12; werkliedenafgevaardigden, 4. lUit de voorafgaande bondige inlichtingen «blijkt dus duidelijk dat het kollektief arbeidskontrakt burgerrecht verworven heeft in een zeker aantal landen. Indien wij de laatste cijfers bezaten voor andere landen dan die opgesomd in onze uiteenzetting, dan zou men nog meer van die waarheid overtuigd zijn. Voor wat België betreft, bezit men van hoogerhand geen nauwkeurige inlichtingen nopens het aantal en den inhoud der in voege zijnde kollektieve kontrakten. 't Is echter niet vermetel te verklaren, dat we in dit opzicht ver zijn van Duitschland, Oostenrijk en zekere Skandinaafsche landen. 't Is een leemte die de georganiseerde arbeidersklasse zal weten te vullen door met kracht overal de veralgemeening van het regiem der overeenkomsten te eischen. x
Wetsontwerp op de Bedrijfs- en Toezichtsraden in de Nijverheids- en Handelsondernemingen en in Welldanige Openbare Diensten (opgemaakt door den Ekonomischen Raad der Syndikale Kommissie). December 1922. — Er zal opgericht worden : a) Een Bedrijfs- en Toezichtsraad in -elke nijverheids- en handelsonderneming en welkdanig© openbare diensten minstens 20 arbeiders tellend. Voor de ondernemingen minder dan 20 arbeiders gebruikend, zal een Bedrijfsraad per gewest en per, nijverheid opgericht worden; ARTIKEL ÉÉN.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
302
b) Een Gewestelijke Toezichtsraad per nijverheid voor elk nijverheidscentrum des lands waarvan de grenzen door den Nationalen Nijverheidsraad dienen bepaald ; c) Een Nationale Toezichtsraad voor elk bedrijf ; d) Een Algemeene Nijverheids-, Handels- en Landbouwraad ; e) Een Hoogere Nijverheids- en Handelsraad ; f) In de landbouwondernemingen die 20 arbeiders of meer gebruiken, zal een Bedrijfsraad kunnen opgericht worden, bestaande uit minstens drie afgevaardigden, te kiezen op denzelfden grondslag als de Bedrijf sraden in de nijverheid of in den handel. Den Algemeenen Nijverheids- en Handelsraad zal eene afdeeling van dein Landbouw worden toegevoegd, die de bevoegdheid der Landbouwbedrijfsraden zal vaststellen en die zal beraadslagen over de verslagen die door deze raden zullen ingezonden worden. Hare besluiten zullen den Algemeenen Raad onderworpen worden, die er, gebeurlijk, den Minister verslag van zal geven. De Bedrijfsraad
ART. 2. — Samenstelling. —- In elke nijverheids- of handelsonderneming of openbaren dienst, minstens 20 loontrekkenden of bezoldigden tellend, zal een Bedrijfsraad worden opgericht. De vertegenwoordiging van arbeiders en bedienden in den schoot der Bedrijfs- en Toezichtsraden zal geschieden door kiezing en op de volgende wijze : Voor de ondernemingen tellend aan werklieden en bedienden : Van 20 tot 49 : 3 afgevaardigden ; Van 50 tot 99 : 5 afgevaardigden ; Van 100 tot 199 : 6 afgevaardigden. Het aantal afgevaardigden zal verhoogd worden met eene eenheid voor de ondernemingen met 200 tot 999 man personeel, per breuk van 200. Voor de ondernemingen met 1,000 tot 5,999 met eene eenheid per breuk van 500 en voor de ondernemingen met 6,000 en meer met eene eenheid per vermeerdering van 1,000 man. ART. 3. — Kleine ondernemingen. — Het personeel der ondernemingen van min dan 20 personen van eene zelfde nijverheid, samengevoegd per gewest of nijverheidscentrum, zal bij wijze van een afgevaardigde per onderneming, een Bedrijfsraad samenstellen zooals in artikel 2 opgegeven. De afgevaardigde wordt aangewezen bij meerderheid van stemmen van het personeel en vertegenwoordigt de onderneming bij den gewestelijken Raad en wordt door deze belast met dezelfde werkzaamheden als de leden der Bedrijf sraden. ART. 4. — Tehuisarbeiders. — De tehuisarbeiders zullen per gewest en per nijverheid, een Bedrijfsraad benoemen volgens de basis in artikel 2 opgegeven. .Indien de tehuisarbeid denzelfden vorm bekleedt als een werkhuisnijverheid, zal de Nationale Raad dezer nijverheid deel uitmaken van den Nationalen Raad dezer nijverheid tenzelfden titel als de andere gewestelijke raden dezer nijverheid. Indien de tehuisnijverheid met geene^ werkhuisnijverheid in verband staat, zullen de gewestelijke raden derzelve eenen Nationalen Toezichtsraad kiezen, zooals de andere nijverheden. ART. 5. — Kandidaten en kiezing. — De kandidaten afgevaardigden bij den Bedrijfsraad, evenals hunne plaatsvervangers,'moeten minstens 25 jaar oud zijn en
sedert minstens zes maanden in de betrokken onderneming aan den arbeid zijn. Afwijkingen op dezen regel veroorloofd voor onlangs opgerichte ondernemingen en voor diegene waarvan het personeel in 't algemeen min dan 25 jaar oud is. ART. 6. — De kandidaten worden door de vakbonden voorgesteld en genomen tusschen de in de onderneming gebezigde arbeiders. Indien meerdere organisaties in het personeel vertegenwoordigd zijn, zullen deze zich op voorhand verstaan om kandidaten voor te stellen. Bestaat er geen overeenkomst dienaangaande, dan zullen de syndikale groepen afzonderlijke lijsten voorstellen en de evenredige vertegenwoordiging zal voor de verdeeling der zetels toegepast worden. ART. 7. — De kandidatenlijst of -lijsten moeten minstens acht dagen vóór de kiezing medegedeeld worden aan de onderneming, die ze aanplakt op een in 't oog springende plaats van het bedrijf en tegelijker tijd het personeel bijeenroept voor de kiezing. Gansch het personeel, van minstens 18 jaar oud, neemt aan de kiezing deel. De stemming is geheim. De afgevaardigden worden gekozen voor den duur van twee jaar en telkenjare bij helft vernieuwd. Het lot zal de eerst te .vernieuwen helft aanduiden. Deze aanduiding zal geschieden bij evenredig deel ,indien de evenredige vertegenwoordiging toegepast wordt. De uittredende afgevaardigden zijn herkiesbaar. De kiezing zal zooveel plaatsvervangende afgevaardigden bevatten als er werkelijke zijn. ,De plaatsvervangers van elke wederzijdsehe groep zullen gebeurlijke vakaturen, ten gevolge van overlijden, ontslag of wegzending in de orde van hunne verkiezing innemen en zullen het mandaat voleindigen. ART. 8. — Ingeval het aantal gesyndikeerden van een bedrijf een derde van het personeel niet vertegenwoordigt, zullen de betrokken vakbonden gemeenschappelijk of afzonderlijk beroep doen op het personeel der onderneming om de kandidatenlijst of -lijsten op te stellen. ART. 9. — Eén of meerdere stembureelen zullen worden ingericht volgens het aantal kiezers. Elk stembureel is samengesteld uit drie afgevaardigden per kandidatenlijst. Deze afgevaardigden benoemen in hun midden den voorzitter en den sekretaris van het stembureel. Indien er verscheidene bureelen zijn, vormen de voorzitters en sekretarissen het hoofdbureel voor de optelling der stembriefjes. De uitslagen der stemming worden binnen de acht dagen na de kiezing in de onderneming aangeplakt. De gekozenen voor den Bedrijfsraad treden eene maand na hunne benoeming in dienst. De druk- en bureelkosten voor de kiezing komen voor rekening der onderneming. De diensten der leden van de stembureelen worden niet vergoed. De vergaderingen van den Bedrijfsraad hebben plaats buiten dé werkuren. Het bestuur stelt een lokaal te zijner beschikking. ART. 10. — Bevoegdheid. — De rol van den Bedrijfsraad bestaat in : 1) Het waken over de toepassing der arbeidsvoorwaarden, de loonen en den arbeidsduur vastgesteld door de kollektieve arbeidsovereenkomst of door elk ander door partijen erkend lichaam; 2) Het waken over de toepassing der wetten op de regeling van den arbeid, werkersbescherm- en verzekeringswetten en van het reglement van inwendige orde; 3) Het regelen der aanvaarding en wegzending van het personeel in overeenstemming met het bestuur;
DE BELGISCHE 4) Het kennisnemen en gebeurlijk helpen aan de verbetering van techniek en toerusting des bedrijfs ; 5) Het kennisnemen : a) Van de balansen ; b) Van de samenstelling en van de wijze van samenstelling van het kapitaal; c) Van den kostprijs der grondstoffen ; d) Van den kostprijs der produkten ; e) Van den verkoopprijs; ƒ) Van de gemaakte winsten f g) Van de boedelbordereelen.
303 De Gewestelijk* Bedrijfsraad
ART. 17. — Voor elk gewest, door den Nationalen Nijverheidsraad aangeduid, zal een Gewestelijke Bedrijfsraad ingericht worden. Deze Raad zal bestaan uit minstens drie leden, en indien meer dan 1,000 leden betrokken zijn, zooveel maal twee leden meer als er duizend arbeiders of gedeelten van duizend arbeiders meer werkzaam zijn in de betrokken nijverheid van het gewest, met een maximum van 15 leden. ART. 18. — De Gewestelijke Raad wordt voor een duur van drie jaar door de leden der Bedrijfsraden der betrokken bedrijven van het gewest gekozen, op de ART. 11. — In geval van betwisting of geschil be- wijze waarop zulks geschiedt voor de leden van de treffende de bevoegdheid van den Bedrijfsraad, zal de Bedrijfsraden, met die wijziging dat de kandidaten Bedrijfsraad, na raadpleging van de personeelvergade- kunnen genomen worden buiten de gebruikte arbeiring en na getracht te hebben met het bestuur over- ders en tusschen de sëkretarissen der vakorganisaties. een te komen, het betwiste geval aan den gewestelij- De kosten dezer kiezingen worden verdeeld over al de ken Bedrijfsraad onderwerpen. Deze Raad onderzoekt betrokken nijveraars in evenredigheid met het aantal het geval en tracht zijnen invloed te gebruiken om het leden van het personeel. geschil gebeurlijk te slechten. Het provinciaal bestuur zal de noodige lokalen verART. 12. — De Bedrijfsraad komt eenmaal schaffen voor het houden der vergaderingen van de 's maands samen. Eenmaal per kwartaal, doet hij ver- gewestelijke bedrijfsraden. slag over zijne werkzaamheden en doet den gewesteART. 19. — Bevoegdheid. — De Gewestelijke Raad lijken Bedrijfsraad een exemplaar toekomen. De sta- benoemt een voorzitter of een sekretaris. Indien hij ten voor deze verslagen worden door den gewestelij- minstens uit negen leden bestaat, benoemt, hij een ken Raad geleverd. Om hem bij de uitoefening zijner bestuur van drie leden, waaronder hij den voorzitter, taak behulpzaam te zijn, mag de Bedrijfsraad zich laten den sekretaris en den toegevoegden sekretaris aanbijstaan door bevoegde personen door de vakorganisa- duidt. Hij komt op uitnoodiging van den voorzitter en ties aangewezen. op aanvraag van drie leden van het bestuur van den Ge westelijken Raad samen. ART. 13. — Elk voorwerp dat fabrikatiegeheim Het bestuur neemt kennis van de verslagen en aandaarstelt zal den Bedrijfsraad niet medegedeeld wor- vragen vanwege de bedrijfsraden, mag van het afvaarden. Mocht zulk voorwerp in zijne besprekingen be- digingsrecht gebruik maken om onderzoek in te stelhandeld worden, dan zal hij het volstrekt geheim len over de betwistingen en geschillen waarvan hij in houden. Elke inbreuk valt binnen de toepassing van kennis wordt gesteld en gebeurlijk op aanvraag van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. partijen tusschenkomen ten einde geschillen te ART. 14. — De Bedrijfsraad heeft het recht tus- slechten. schen het personeel wefkhuis-, werf- of bureelafgeART. 20. — De Gewestelijke Raad komt eenmaal vaardigden aan te duiden die hij noodig acht om het per drie maanden bijeen op uitnoodiging van den voortoezicht uit te oefenen. Deze afgevaardigden hebben zitter en telkenmale dat drie bestuursleden of de helft slechts aan den Bedrijfsraad rekenschap te geven, die der leden van den Gewestelijken Raad zulks aanverantwoordelijk is voor de toerekenbare werkzaam- vragen. heden. De Gewestelijke Raad beraadslaagt over de kwesART. 15. — Vertegenwoordiging van het bestuur ties die tot de bevoegdheid behooren van de bedrijfsraden en neemt halfjaarlijks kennis van de halfjaar des Bedrijfs. — De Bedrijfsraad benoemt een voorzitlijksche verslagen door deze raden ingezonden. Hij ter en een sekretaris tusschen zijne leden en komt belast zijn bestuur een algemeen beknopt samenvatbijeen op aanvraag van deze twee titelvoerenden of op tend verslag op te stellen waarvan een exemplaar aan aanvraag van de helft der raadsleden en minstens den Nationalen Nijverheidsraad van het bedrijf en op éénmaal per maand. hunne aanvraag aan het patroons- en arbeiderssyndiDe personeelvergadering wordt bijeengeroepen wan- kaat der streek gezonden wordt. neer in raadsvergadering de helft der leden er toe ART. 21. — Gemeenschappelijke bijeenkomsten van besluit. De bijeenroeping geschiedt door aanplakking in de onderneming en door de zorgen van het bestuur. den Gewestelijken Raad met de vertegenwoordigers der patroons- en arbeidersvakorganisaties van het geART. 16. — Van elke bijeenroeping van den Be- west zullen plaats hebben, hetzij op het Gewestelijk drijfsraad of van de vergadering zal het bestuur in Bestuur, hetzij op gezamenlijke aanvraag van de verkennis worden gesteld. tegenwoordigers der patroons^ en arbeidersorganisaHet bestuur heeft het recht de raadsvergaderingen ties van het betrokken bedrijf om te beraadslagen en de algemeene bijeenkomsten met raadgevende over verslagen, besluiten of wenken van den Gewesstem bij te wonen en mag zich door een afgevaar- telijken Raad of van de-vakorganisaties en die betrekking hebben op de werkzaamheden van de bedrijfsdigde laten vergezellen. raden. Het bestuur heeft het recht aan den voorzitter of ART. 22. — iDe kosten van vergaderingen en afvaar den sekretaris van den Raad de bijeenroeping desdigingen van h&t bestuur van den Gewestelijken Raad zelven aan te vragen, schriftelijk de reden er van opgekomen bij helft voor rekening der nijveraars en bij vend. In geval van oneenigheid met den Raad, mag helft van de vakorganisaties in evenredigheid met het het bestuur aan dezen de samenroepiixg vande pe*sopersoneel en het ledental. neelvergadering of een gedeelte dewlve aanvragen.
304
DE BELGrSCHE VAKBEWEGING
De halfjaarlijks door de bedrijfsraden in te vullen bordereelen, alsook de samenvattende staten van* den Gewestelijken Raad, en al het drukwerk noodig voor den goeden gang der raden, worden den gewestelijken raden door den Nationalen Nijverheidsraad verstrekt. De Nationale Nijverheidsraad
ART. 23. — Samenstelling, kiezingen, vergaderingen. — Voor elke nijverheid wordt in het land een Nationale Nijveraadsraad ingesteld, 'bestaande uit 15 leden, voor vier jaar gekozen. De kiezing zal tegelijker tijd als voor '15 plaatsvervangers geschieden, door de leden van de gewestelijke bedrijfsraden. De leden mogen gekozen worden buiten de arbeiders in de nijverheid te werk gesteld en tusschen de sekretarissen der vakorganisaties. Indien verschillende lijsten aangeboden worden, zal de evenredige vertegenwoordiging toegepast worden. De kosten van kiezing, vergadering, drukwerk, zijn voor rekening van het betrokken Ministerie. Het Ministerie zal de noodige lokalen verstrekken voor het houden der vergaderingen van de nationale nijverheidsraden. ART. 24. — De Nationale Raad komt minstens eenmaal per zes maanden bijeen en telkens dat een. bijzondere nijverheidstoestand een derde der leden van den Raad er toe doet besluiten eene bijeenkomst te vragen en tevens wanneer twee gewestelijke raden er de aanvraag van zullen doen. Het Nationaal Bestuur benoemt in zijn schoot een voorzitter en een sekretaris. ART. 25. — Bevoegdheid. — De Nationale Nijverheidsraad heeft in zijnen werkkring het kennis nemen van de samenvattende halfjaarlijksche verslagen van de gewestelijke raden. Hij onderzoekt en vergelijkt ze, en deelt de betrokken raden zijne aanmerkingen mede. Hij stelt een half jaarlijksch verslag op over den toestand der nijverheid, waarvan een exemplaar den Algemeenen Nijverheids-, Handels- en Landbouwraad toegezonden wordt, alsook aan de nationale patronale en arbeidersvakorganisaties van de betrokken nijverheid. ART. 26. — Op aanvraag van een gewestelijken raad, mag de Nationale Nijverheidsraad zijne afgevaardigden belasten tusschen te komen om moeilijkheden en geschillen te slechten die met betrekking tot de werking der bedrijfsraden zouden ontstaan zijn. ART. 27. — De Nationale Bedrijfsraad onderzoekt den nijverheidstoestand in betrekking tot de uitbating in de andere landen en houdt zich bezig met het vraagstuk der afzetgebieden en met de invoer- en uitvoerrechten betreffende de grondstoffen, de half- en volledig afgewerkte prodükten. ART. 28. — Bij geheime stemming duidt de Nationale Nijverheidsraad in zijn schoot, een afgevaardigde aan bij den Algemeenen Nijverheids-, Handels- en Londbouwraad, De Algemeene Nijverheids-, Handels- en Landbouwraad
ART. 29. — Samenstelling, kiezing, vergaderingen. — De Algemeene Nijverheids-, Handels- en Landbouwraad is samengesteld uit afgevaardigden van Nationale Raden, enz. Iedere Nationale Raad is êr door minstens één afgevaardigde vertegenwoordigd. De bedrijven die meer dan 25,000 arbeiders bezigen, hebben er recht op twee afgevaardigden tot 50,000 gebruikte arbeiders en vervolgens op één afgevaardigde meer voor elke 50,000 arbeiders meer.
De afgevaardigden worden benoemd door elk der nationale nijverheidsraden en in hun schoot genomen. De Algemeene Raad wordt elke vier jaar aan herkiezing onderworpen. ART. 30. — De Algemeene Nijverheidsraad komt minstens éénmaal per halfjaar bijeen, tevens op aanvraag van vier leden van het Uitvoerend Bureel, of van drie nationale nijverheidsraden. Hij benoemt zijn Uitvoerend Bestuur, samengesteld uit zeven leden, inbegrepen de voorzitter en de sekretaris, benoemd door de vergadering van den Algemeenen Raad. Het Uitvoerend Biureel komt minstens éénmaal per imaand en tevens op uitnoodiging van den voorzitter bijeen. De kosten van kiezing, vergadering en drukwerk zijn voor rekening der Regeering. De Regeering zal de noodige lokalen ter beschikking stellen voor het houden der vergaderingen van den Algemeenen Nijverheidsraad. ART. 31. — Bevoegdheid. — De Algemeene Nijverheidsraad neemt kennis van en onderzoekt de bedrij f sverslagen ingezonden door de nationale nijverheidsraden. Hij vergelijkt ze, en deelt zijne aanmerkingen aan de betrokken nationale raden mede. De Algemeene Raad belast zijn Uitvoerend Bureel een algemeen jaarlijksch verslag op te stellen over den nijverheids-, handels en landbouwtoestand des lands, waarvan een exemplaar zal toegezonden worden aan de verschillende nationale nijverheidsraden, alsook aan de nationale centrale patroons- en arbeidersorganisaties. Voorbeeld : de Syndikale Kommissie van België, het Centraal Nijverheidskomiteit. ART. 32. — Op aanvraag van een nationalen nijverheidsraad komen de afgevaardigden van den Algemeenen Raad tusschen, om gebeurlijk de beraadslagingen van den Nationalen Raad bij te wonen en er aan deel te nemen, en bij voorkomend geval ter beslechting van geschillen of betwistingen betreffende de bevoegdheid van de Bedrijfsraden zijne diensten aan te bieden. ART. 33. — Dokumentatie, Werkzaamheden. — De Ministeries van Nijverheid, van Handel en van Landbouw zullen de nationale nijverheidsraden en den algemeenen nijverheidsraad de noodige dokumentatie verstrekken voor de goede volbrenging hunner zending. ART. 34. — Wanneer deze dokumentatie ontbreekt, zal de Nationale Nijverheidsraad beslissen over de oprichting van bureelen met het noodige personeel tot uitvoering der werkzaamheden voor de noodzakelijke dokumentatie van de nationale raden en van den Algemeenen Nijverheidstoezichtsraad. De kosten dezer instellingen zullen voor rekening zijn van de wederzijds betrokken ministeries. ART. 35. — De Algemeene Bedrijfsraad komt met de vertegenwoordigers der nationale patroons- en arbeidersorganisaties bijeen ter beraadslaging over door de eene of de andere der partijen uitgebrachte verslagen, besluiten en wenken betreffende de nijverheid of den handel. Die vergaderingen zullen plaats hebben op aanvraag van de eene of de andere der partijen. ART. 36. — De vergadering bepaald door artikel 34 stelt de Hoogere Nijverheids- en Handelsraad daar. Deze Raad zal wenken kunnen geven aan den bevoegden Minister, wetsontwerpen voorbereiden die met de nijverheid en den handel in verband staan. 82803. — Sam. èrnk. Lioifer (Bestanrder : Tandem Bosch) Kapeilwaarkt, 8. Brussel.