rivier gemeenten
VERENIGING NEDERLANDSE RIVIERGEMEENTEN
De Deltacommissie rapporteert
De gevolgen voor de riviergemeenten Het onlangs gepubliceerde rapport van de Deltacommissie 2008 heeft als titel mee gekregen ‘Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst’. Het is een compact en goed leesbaar rapport (134 pagina’s, inclusief bijlagen, exclusief achtergronddocumenten) geworden, waarin klip en klaar wordt geconstateerd dat ons land niet ingericht is op de gevolgen van de klimaatverandering in de komende eeuw en daarna. Onze laaggelegen delta aan de Noordzee moet worden voorbereid op een combinatie van verschillende gevolgen.
Het gaat concreet om de gevolgen van: - de zeespiegelstijging voor de bescherming van de Hollandse kust, het Waddengebied en de Zuidwestelijke delta; - de hogere rivierafvoeren (met name in de winter) voor de veiligheid langs de rivieren; - de toenemende verzilting en lagere rivierafvoeren voor de watervoorziening in droge zomers; - de zeespiegelstijging voor de intergetijdengebieden in de Waddenzee en de Zuidwestelijke delta; - en dit alles in combinatie met bodemdaling. Een complex geheel aan onderling samenhangende ontwikkelingen dus, dat alleen het hoofd kan worden geboden met een strategie die ‘mee ontwikkelt met de klimaatverandering en andere ecologische processen’. Geleidelijkheid, flexibiliteit, kennis van natuurlijke processen en kosteneffectiviteit zijn in deze strategie sleutelbegrippen. Met andere woorden: bouwen met de natuur
nr 2, november 20 08
en het meegaan met natuurlijke processen waar dat kan. Dat vraagt onder meer om innovaties om effectiever met water om te gaan (de prijs van zoet water zal stijgen) en om een sterke maatschappelijke betrokkenheid. Niet alleen de overheid is aan zet, ook burgers en bedrijfsleven moeten het zorgvuldig omgaan met water hoog op de eigen agenda zetten (en daar naar handelen).
De Deltacommissie rapporteert (vervolg van pagina 1) Deltaprogramma, Deltafonds en Deltawet
De Deltacommissie werkt deze uitgangspunten uit in 12 concrete aanbevelingen (het Deltaprogramma), die zowel betrekking hebben op twee algemene principes (het verhogen van het veiligheidsniveau van alle dijkringen en een andere manier van plannen van nieuwbouwlocaties) als op negen gebiedsgerichte aanbevelingen. Het rivierengebied is een van deze negen aanbevelingen (zie ook hieronder). De twaalfde en laatste aanbeveling heeft betrekking op de politiek-bestuurlijke, juridische en financiële dimensie. Hierbij wordt onder meer voorgesteld een Deltafonds in te stellen, dat ten dele wordt gevoed met de aardgasbaten. Politiek-bestuurlijk wordt het Deltaprogramma verankerd in een vernieuwde Deltawet. Voor de uitvoering van de aanbevelingen werkt de commissie met drie tijdshorizonnen: tot 2050, van 2050 tot 2100 en na 2100.
In de toekomst (tot het jaar 2100) moet de Rijn 18.000 m3 per seconde kunnen verwerken, zo stelt de commissie vast. Voor de Maas ligt dit getal op 4.600 m3 per seconde. Om dit te bereiken, moeten de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken voortvarend worden uitgevoerd. Aanvullend moet ruimte worden gereserveerd zodat de rivieren de genoemde hoeveelheden water veilig kunnen afvoeren. Waar nodig moeten nu reeds strategische grondposities worden ingenomen, eventueel kan gedacht worden aan het vestigen van een permanent voorkeursrecht voor waterbeheerders. Daarnaast pleit de commissie voor overleg met de buurlanden in het kader van de EU-richtlijnen Overstromingsrisico’s, om maatregelen op elkaar af te stemmen.
Het rivierengebied
De Deltacommissie besteedt expliciet aandacht aan de gevolgen van de klimaatverandering voor het rivierengebied. Belangrijkste conclusie is dat de rivieren in de zomer minder water zullen verwerken en in de winter juist veel meer. Beide situaties leiden tot problemen: een tekort aan zoet water in de zomer en een overstromingsgevaar in de winter (niet alleen in Nederland, maar ook over de grens in Duitsland).
De reactie van de VNR op het rapport Het scenario van de commissie voor het rivierengebied van 18.000 m3/sec voor de Rijn en 4.600 m3/sec voor de Maas is volgens de VNR realistisch. De keuze om het voorraadbeheer van zoetwater (keuze IJsselmeer) en het bergingsbeheer van rivierwater (keuze Zuidwestelijke Delta) in ieder geval geografisch te scheiden is in het lange termijn perspectief een veilige (robuuste) keuze en een keuze die meerdere belangen dient.
Een keuze waarin men zich in Zeeland ook volledig kan vinden, mits dit gebruik van de wateren in Zuidwestelijke Delta gepaard gaat met het herstel van de estuariene dynamiek en de sterkte van de waterkeringen hierop wordt afgestemd. Deze keuze vereist wel dat voor de natte-voeten-problematiek in Rotterdam en de Drechtsteden een oplossing wordt gevonden. De wil en aanzet daartoe is bij de commissie duidelijk aanwezig, maar de haalbaarheid moet nog bewezen worden. De commissie spreekt in algemene zin over een vertienvoudiging van het (basis)veiligheidsniveau. Dit moet
vooral als een signaal worden opgevat om het niveau waaraan wij moeten denken ‘op de kaart te zetten’. Terecht vermeldt ook de kabinetsreactie het traject dat in de ontwerp beleidsnota Waterveiligheid 21ste eeuw wordt voorzien voor de discussie over en vaststelling van normhoogte en systeemwijziging. Dit komt neer op een principebesluit in 2011 en een definitief besluit in 2017, nadat tijdens de vierde toetsing van de waterkeringen de consequenties van die keuze goed in beeld zijn gebracht. De omvang van de veiligheidsvergroting zal verder variëren door de relatie met de (economische) ontwikkeling die de laatste vijftig jaar heeft plaatsgevonden. En het effect zal ook variëren door-
IJS SEL Bronckhorst Brummen Deventer Doesburg Hattem Heerde Kampen Olst-Wijhe Rheden Voorst Wester voor t Zevenaar Zutphen Zwolle W Hendrik-Ido-Ambacht Lingewaal Lingewaard Maassluis Nederbetuwe Neerijnen Nijmegen Papendrecht Rijnwaarden Sliedrecht Tiel Ubbergen Dirksland
Eijsden
Geertruidenberg
Gennep
Grave
’s
Hertogenbosch
Heumen
Heusden
Horst
a/d
Maas
Kessel
Leudal
Lith
Maasdriel
West Maas en Waal Wijchen NEDERRIJN Arnhem Bergambacht Buren Culemborg Lopik Nederlek Nieuw-Lekkerland Overbetuwe Renkum Schoonhoven
Overvloedig rivierwater wordt bovendien afgevoerd via de zuidwestelijke delta. Hierdoor ontstaan in het Rijnmondgebied perspectieven voor hoogwaardige gebiedsontwikkelingen, zoals waterfront ontwikkelingen in de steden en nieuwe natuur in de buitendijkse gebieden. De commissie stelt verder voor om de zoetwatervoorziening voor West-Nederland via het IJsselmeer plaats te laten vinden. De infrastructuur moet hiervoor worden aangepast. De zuidwestelijke Delta
Het Rijnmondgebied
De commissie besteedt verder bijzondere aandacht aan het Rijnmondgebied en de Drechtsteden, omdat hier een dubbele overstromingsdreiging geldt: vanuit de zee en vanuit de rivieren. Voor dit gebied is een nieuwe ontwikkelingsrichting voor de toekomst ontwikkeld, die betekent dat de Rijnmond ‘afsluitbaar open’ blijft. Deze variant biedt goede mogelijkheden voor het combineren van doelen op het gebied van veiligheid, zoetwatervoorziening, stedelijke ontwikkeling en natuur. Op korte termijn moet onderzoek plaatsvinden naar deze variant, waarin gewerkt wordt met afsluitbare keringen en dijkversterkingen minder noodzakelijk zijn.
dat, bij gelijkblijvende afvoeren (18.000/4.600 m3/sec), de zeespiegelstijging doorwerkt in de maatgevende waterstanden in het benedenrivierengebied en het benedenstroomse deel van de IJssel. Om bij genoemde waterhoeveelheden voor Rijn en Maas (18.000/ 4.600 m3/sec) over de hele linie tot hogere veiligheden te komen dan gehanteerd bij de doorkijk voor de lange termijn bij de PKB Ruimte voor de Rivier en bij de tweede Integrale Verkenning Maas (IVM2), staat in principe weer de afweging ‘ruimte geven aan de rivier’ en/of ‘dijkversterking’ als beleidsvraag op de rol. In ieder geval langs Waal en Neder-Rijn geldt dat binnen de bestaande dijken het creëren van meer ruimte op gespannen voet staat met de Natura 2000 doelen en met de ruimtelijke kwaliteit. Dit omdat het creëren van ruimte in de praktijk neerkomt op uiterwaardvergraving en een strenger beheer van ‘begroeiing’. In die PKB-visie op de lange termijn wordt niet voor niets retentie bovenstrooms als volgende stap bij het creëren van ruimte gezien. En als die stap is gezet, lijkt de maatschappelijke rek voor ruimte creëren er uit te zijn. En dan is dus dijkversterking weer aan bod. Onderbelicht blijft wat dit zou kunnen betekenen voor de onbedijkte rivieren met hun combinatie van contouren en plaatselijke kades. De vervolguitwerking van IVM2 zal dit in beeld moeten brengen. Bij de keuze voor dijkversterking zijn dijkhoogte en beperking van de faalkans aan de orde. De commissie promoot een zware inzet op faalkansbeperking en noemt dit de Deltadijk. Een logische stap die
De commissie geeft in haar advies aan dat het voor de Westerschelde van belang is om de dynamiek in het estuarium te handhaven en de vaarroute naar Antwerpen zeker te stellen. Gelet op de stijging van de zeespiegel zullen in het kader van de waterveiligheid de dijken moeten worden versterkt. Daarnaast wordt geadviseerd om de levensduur van de Oosterscheldekering te verlengen. In de tussentijd is de zandhonger in de Oosterschelde te bestrijden door zandsuppleties en op termijn door een herstel van de getijdenwerking. De commissie ziet ecologische argumenten om op de lange termijn het estuarium volledig open te stellen. Openstelling biedt kansen voor natuur en visserij. Het Krammer-Volkerak Zoommeer moet in combinatie met de Grevelingen en eventueel de Oosterschelde worden ingericht om in tijden van extreme rivierafvoeren tijdelijk rivierwater op te vangen. Het hier laten ontstaan van een zout gradiënt is goed voor de natuur en de waterkwaliteit. Dit vraagt dan wel om een alternatieve zoetwatervoorziening voor de landbouw en industrie in dit gebied.
niet per sé tot meer ruimtebeslag hoeft te leiden, maar daar in de praktijk wel op uit zal draaien. Gepleit moet worden voor een genuanceerde aanpak: regionaal maatwerk met oog voor ruimtelijke kwaliteit en op basis van gebiedsvisies waarin ruimtelijke ontwikkelingen en waterveiligheid met elkaar in harmonie gebracht worden. Het zal daarbij zonder meer niet haalbaar zijn om, als men dat überhaupt zou willen, binnen 40 jaar alle primaire waterkeringen om te bouwen tot Deltadijken. Er zullen prioriteiten gesteld moeten worden. Die prioriteitstelling zal zich niet alleen op dijkringen, maar binnen de dijkringen ook op dijkvakken richten. Genuanceerd dijkvakken aanpakken blijkt nogal eens een realistisch alternatief voor compartimentering te zijn. Tot slot: De VNR onderschrijft de noodzaak van het veiligstellen van ruimte die in de toekomst nodig is, vooral in gebieden maar wellicht ook in zones langs dijken. Het voorkeursrecht voor waterbeheerders is hierbij een realistische insteek. Bestemmingstechnisch moet vooral gedacht worden aan ‘positief bestemmen’ in plaats van ‘negatief reserveren’. Schaduwschade moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Meer informatie Het rapport van de Deltacommissie 2008 is te vinden op: www.deltacommissie.com
AAL-LEK Albrandswaard Barendrecht Beuningen Binnenmaas Dordrecht Druten Duiven Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Vlaardingen Werkendam Woudrichem Zaltbommel Zwijndrecht MAA S Arcen en Velden Bergen Bernisse Cromstrijen Cuijk
Maasgouw
Maastricht
Meerlo-Wanssum
Moerdijk
Mook
en
Middelaar
Oss
Roermond
Sittard-Geleen
Venlo
Waalwijk
n Via nen W i j k bi j D u u r s tede Zeder i k W E S T E R S C H E L D E Bor s ele Hu l s t Kapel le Rei mer s w aa l S l u i s Ter neu zen Veer e V l i s s i ngen
De nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) Wat zijn de consequenties? Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden. Aanvullende maatregelen zijn nu nodig om voor een goede doorwerking in het bestaande nationale ruimtelijke ordeningsbeleid te zorgen. Het gaat onder meer om de bestaande planologische kernbeslissingen (PKB’s). Deze hebben op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen, maar missen nog de beschrijving waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Dit wordt vooral gerepareerd met een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte. Deze Amvb Ruimte komt in twee tranches tot stand. De grote rivieren in algemene zin (Beleidslijn grote rivieren!) en de PKB Ruimte voor de rivier (met de ruimtelijke reserveringen) in het bijzonder horen tot de eerste tranche, net
als bijvoorbeeld de ecologische hoofdstructuur (EHS) en het kustfundament. De VNG is namens de gemeenten nauw betrokken bij het opstellen van het conceptontwerp van de Amvb. Van eind januari tot begin april 2009 vindt over dit concept bestuurlijk overleg plaats, waarbij ook de VNR gesprekspartner zal zijn. Het ontwerp voor de eerste tranche wordt nog voor het zomerreces van 2009 aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd. De Amvb Ruimte kan volgens de planning medio 2010 in werking treden. In een volgende publicatie van de nieuwsbrief ‘Riviergemeenten’ brengen we u nader op de hoogte van het conceptontwerp van de nieuwe Amvb Ruimte.
Impuls voor samenwerking VNR-VNG Sinds een kleine drie jaar is het aantal ‘Haagse’ overleggen van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over water op bestuurlijk niveau met de andere betrokken ministeries en de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen teruggebracht tot twee. Eén overleg vindt plaats over het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het gaat hier om de waterkwantiteit op stedelijk en regionaal niveau en om de waterkwaliteit, met een accent op de Kaderrichtlijn Water. Dit overleg wordt het LBOW genoemd: Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. Het andere overleg heeft als onderwerp de hoogwaterbescherming langs de kust en de grote rivieren. Oftewel het LBOH: Landelijk Bestuurlijk Overleg Hoogwater. De vorige staatssecretaris zag op termijn al een samengaan van deze overleggen voor zich. De huidige vond dit voorjaar dat de tijd er rijp voor was. En dus is dit najaar proefgedraaid met een gezamenlijke
vergadering van LBOW en LBOH, als tussenstap naar een Nationaal Wateroverleg. De staatssecretaris streeft er hierbij naar de delegaties namens gemeenten, provincies en waterschappen te beperken tot drie vertegenwoordigers per overheid. VNG en VNR hebben hierop het werken met één gezamenlijke delegatie van bestuurders direct maar in de praktijk gebracht. Gekozen is voor een delegatie met twee bestuurders uit naam van de VNG en één bestuurder uit naam van de VNR, maar als de één een keer niet kan ‘leveren’, kan de ander voor vervanging zorgen. Voor de twee VNG-zetels zijn op dit moment beschikbaar wethouder I. Adema van Deventer, burgemeester P. IJssels van Gorinchem en burgemeester J. Wienen van Katwijk. Voor de VNR-zetel zijn beschikbaar burgemeester H. Zomerdijk van Duiven en wethouder R. van de Ven van Sliedrecht. De geïntensiveerde samenwerking in de bestuurlijke delegatie werkt door op
ambtelijk niveau. Dit gebeurt zowel bij het opstellen van de gezamenlijke annotatie (preadvies) voor het bestuurlijk overleg als voor de samenwerking in het daarop voorbereidende overleg op directieniveau, met K. Sleeking namens de VNG en T. Gijzel namens de VNR. Verder is besloten in het kader van de implementatie van de Europese Richtlijn voor overstromingsrisico’s de Ambtelijke Klankbordgroep Water (AMWA) van de VNG te gebruiken voor het terugleggen van producten en vragen van de studiegroepen naar vorm en inhoud van de te gebruiken kaarten en op te stellen beheerplannen. D.J. de Boer van het VNR-bureau heeft zitting in deze klankbordgroep.
Alles aan de kant voor zand Peter van Rooy, directeur Accanto en associé Habiforum en drijvende kracht achter het initiatief NederlandBovenWater, hield begin november een prikkelende inleiding over het rapport van de Deltacommissie. Hieronder volgt een verkorte weergave.
De commissie neemt in haar rapport het zekere voor het onzekere. Er wordt rekening gehouden met forse zeespiegelstijgingen, nattere winters en drogere zomers. Dit verhaal van scherpere pieken en diepere dalen is niet nieuw. Wel is het goed dat de boodschap nogmaals luid en duidelijk is opgepikt door vrijwel alle media. De zorg voor veiligheid van ons land is al eerder door eerdere commissies en gezaghebbende instituten overtuigend uitgesproken. Denk aan de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw en het Rathenau Instituut, beide verschenen in september 2000, precies acht jaar eerder. Ook toen werd de urgentie onderstreept, vlogen tientallen miljarden aan noodzakelijke middelen om de oren en zijn door bewindslieden tal van toezeggingen gedaan. Sindsdien is de situatie er niet veel beter op geworden. Zo voldoet ruim een kwart van alle waterkeringen niet aan de basisnormen. Het duurt een halve generatie om een maatregel uit het programma Ruimte voor de Rivier uit te voeren en we gaan door dat met grootschalige woningbouw ver beneden de huidige zeespiegel. De veelgehoorde klacht dat de organisatie van het waterbeheer in Nederland versnipperd is en zwaar wordt gedomineerd door overheden die elkaar vliegen afvangen, is beantwoord met nieuwe wetten. Niet bepaald een vrolijk stemmend decor. Terug naar het advies van de Delta commissie: Ik loop in vogelvlucht door de aanbevelingen. Dat het veiligheidsniveau op orde moet zijn spreekt voor zich. Dat het wederom bijzondere aandacht behoeft, getuigt van ernstig falen van de politiek. Nieuwbouwplannen op voor water ongunstige locaties moeten aan een kosten-batenanalyse worden onderworpen en kosten moeten worden gedragen door degenen die ervan profiteren. Iemand die onwetend een woning koopt in een buitendijks gebied, moet dan zelf opdraaien voor de kosten. Dit vergt een verplichte waterparagraaf in alle koopcontracten en een adequate overgangsregeling. Daarmee weet iedereen vroegtijdig waar hij aan toe is. Voor de hele kust en langs de grote rivieren is zandsuppletie het adagium. Met veel meer zand en robuuste dijken, liefst hoger en breder, zijn we gesteld tegen het wassende water. Of ik wil wonen in een theoretisch veilig landschap – vol met kale dijken zonder dijkwoningen, oude bomen en cultureel erfgoed – is echter maar zeer de vraag. In het IJsselmeergebied gaat het peil met liefst anderhalve meter omhoog. Alle dijken rondom Flevoland moeten worden verhoogd en Flevoland wordt een laaggelegen bak, die zeer kwetsbaar is voor terroristische aanvallen. Ook IJburg en de hele voormalige
Zuiderzeekust moeten worden bedijkt, zelfs op plaatsen waar nu nog volop nieuwe woningen worden gebouwd. Het karakter van kernen als Medemblik, Elburg en Harderwijk verandert ingrijpend. Tot slot: het Deltafonds en de regierol voor de minister-president. Het fonds is begrijpelijk, omdat het rijk consequent te weinig geld uittrekt voor waterveiligheid. In essentie is het echter een regelrechte motie van wantrouwen jegens de politiek. Of het fonds er gaat komen betwijfel ik. Het machtige Ministerie van Financiën houdt niet van fondsen en realiseert zich terdege dat als dit fonds er komt er meer zullen volgen. De zware rol voor de ministerpresident is eveneens begrijpelijk, omdat de zo gewenste interdepartementale samenwerking moeilijk tot stand komt. Toch beschikt ook een minister-president maar over tachtig werkbare uren per week. Mijn conclusie na deze vogelvlucht: Dit advies betekent een terugval naar een technocratisch en sectoraal waterbeheer. Paternalisme en utilitair denken dampen uit het advies. En dat terwijl we juist de laatste jaren erkennen dat goed waterbeheer primair een zaak is van de ruimtelijke inrichting van Nederland, dat de eerder aan water onttrokken ruimte voor een deel weer terug moet worden gegeven aan het water en dat marktpartijen en bewoners veel meer kunnen betekenen voor duurzaam waterbeheer. Maar nee hoor: Nederland kan weer rustig gaan slapen! De overheden zorgen voor robuuste dijken, grondverzetters kunnen in eigen land tonen waar ze toe in staat zijn en het wordt weer heerlijk overzichtelijk. Dat ons land er lelijker op wordt, dat de beoogde veiligheid een riskante schijnveiligheid is en dat er maatschappelijk enorm veel verzet zal ontstaan, vergeten we maar even. Als de commissie echt voor de zeer lange termijn zou zijn gegaan, zou een algehele bouwstop voor het diep gelegen en venige Groene Hart veel logischer zijn. Waarom zo angstvallig vast blijven houden aan de Randstad, terwijl daarbuiten het zo begeerde zand er al van nature ligt? Waarom het Groene Hart niet omvormen tot een groenblauw gebied met voor Europa volstrekt unieke natuurwaarden en kiezen voor Veluwestad, wetende dat de daar aanwezige natuurwaarden op Europese schaal eerder algemeen zijn en veel voorkomen? Geen woord hierover in het advies! Het doet vermoeden dat de commissie met een ongeschreven politieke opdracht aan de slag is gegaan. Ik eindig met mijn hartenkreet in de context van het advies: Zie het als inspiratiebron, ga er niet als blinde bankiers mee aan de slag, kom zelf tot authentieke uitwerkingen en houd daar aan vast.
VERENIGING NEDERLANDSE RIVIERGEMEENTEN
Bureau Vereniging Nederlandse Riviergemeenten Velperweg 157, 6824 MB Arnhem Telefoon (026) 442 87 20 Fax (026) 443 86 56 Email
[email protected] Internet www.VNRgemeenten.nl
Voortgang van het Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan (NWP) is het plan van het Rijk voor het nationale waterbeheer. Het eerste van deze plannen in zijn soort is in aantocht (planperiode 2009-2015). Het is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en de Waterwet verplicht het rijk dit plan eens in de zes jaar op te stellen. Besloten is ritme en planning af te stemmen op die van de Kaderrichtlijn Water. Het NWP bevat derhalve de stroomgebiedbeheersplannen die op grond van de Kaderrichtlijnen zijn opgesteld. Het conceptplan is vanaf 22 december 2008 beschikbaar en gedurende een half jaar onderwerp van voorlichting, discussie en inspraak. Na verwerking van de reacties wordt het definitieve NWP uiterlijk 22 december 2009 vastgesteld.
Formeel is het NWP wel bindend voor het Rijk, maar niet voor de andere overheden. Wel vraagt het kabinet de andere overheden het waterbeleid zoveel mogelijk door te vertalen in hun eigen plannen. Voor onderdelen die het Rijk wel juridisch bindend wil laten zijn voor andere overheden, zal worden aangegeven welk instrumentarium hiervoor wordt ingezet. In het kader van de stroomgebiedbeheersplannen zijn tegelijk met het opstellen van het concept-NWP ook de regionale waterplannen van de provincies, het Beheerplan voor de Rijkswateren van Rijkswaterstaat en de waterbeheerplannen van de waterschappen opgesteld. Ook de gemeenten stellen waar nodig hun plannen bij, zoals het gemeentelijk rioleringsplan.
Nieuw in vergelijking met de nota’s Waterhuishouding is vooral dat het NWP voor de ruimtelijke aspecten van het waterbeheer tevens de structuurvisie is op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Dit is het aspect dat op dit moment (oktober/november 2008) nog het minst is uitgekristalliseerd. Verder vormen de Beleidsnota Waterveiligheid 21e eeuw, de Beleidsnota Noordzee en de Beleidsnota IJsselmeergebied bijlagen bij het concept-NWP. Het NWP zal ook aangeven hoe, om te beginnen in 2009, de behandeling van de adviezen van de Deltacommissie wordt opgepakt.
Het NWP sluit tenslotte aan op andere rijksnota’s, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Agenda Landschap, het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, het Beleidsprogramma Biodiversiteit en de Agenda Vitaal Platteland. Waar onderdelen hiervan vervangen worden met dit waterplan, wordt dat aangegeven. In het kader van het Nationaal Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK) werken Rijk en regio’s samen aan een adaptatieagenda. In deze agenda, die begin 2009 verschijnt, wordt beider bijdrage aan de uitvoering van adaptatie vastgelegd. In het NWP worden de opgave en inzet vanuit het waterbeheer beschreven.
VNR-aangelegenheden
Website
In het najaar van 2008 wordt onze nieuwe website actueel. Het adres is www.VNRgemeenten.nl
Verhuizing
Het VNR-bureau is verhuisd. Sinds juni 2008 is de VNR gevestigd aan de Velperweg 157 te Arnhem. Het telefoonnummer, faxnummer en e-mail adres zijn ongewijzigd.
Jaarvergadering 2009
De jaarvergadering voor 2009 is vastgesteld op vrijdag 2 oktober 2009. Noteert u deze datum vast in uw agenda. Nadere gegevens volgen.