Koedijk Koedijk ligt aan het Noord-Hollands kanaal noordelijk van Alkmaar. Het is een lintdorp dat ontstaan is na de slag bij Voren, dat lag in het gebied van het huidige Sint Pankras. De slag bij Voren in 1297 was de laatste slag tussen de opstandige West-Friezen en de graven van Holland. Die strijd tussen die twee groepen had zich al generaties voort gesleept en na de moord op Floris V door Gijsbrecht IV van Amstel, Gerard van Velsen en Herman van Woerden in 1296, namen de West-Friezen wraak maar werden bij Voren meedogenloos verslagen. De Hollanders hebben in en na de slag vreselijk huis gehouden, mensen werden niet alleen tijdens de slag dood geslagen maar ook daarna nog opzettelijk verminkt en daarna vermoord. Er zijn ook vrouwelijke slachtoffers gevallen. Uit wraak op de Friezen werd het dorp Voren volledig met de grond gelijk gemaakt en wat er van de bevolking over was gebleven moest zich op de Coedijk vestigen, een dijk langs het riviertje de Coe. In de papieren wordt Coedijk als gemeente voor het eerst genoemd in 1324. Koedijk was altijd een arm dorp. Er werd wat nieuw leven ingeblazen toen in het begin van de negentiende eeuw het Noord-Hollands kanaal van Amsterdam naar Den Helder werd gegraven. Arbeiders uit onder andere Koedijk werden voor het graafwerk geworven. Maar toen het werk was gedaan, verviel Koedijk weer in de bekende armoede. Toen ik voet zette in Koedijk, gold het dorp als een van de meest troosteloze van Noord-Holland waar mensen ruzie met elkaar hadden die tot moord en doodslag werden uitgevochten. Ik heb nog mee gemaakt dat personen elkaar op het kerkhof achterna zaten waar messen aan te pas kwamen en naast het huis van de oud-burgemeester werden 's nachts butagasflessen bij een voordeur neer gezet en de slangen door de brievenbus naar binnen gestoken. Van de oud-burgemeester hoorde ik eens het verhaal dat hij ooit was straf-verplaatst naar Koedijk omdat hij werd verdacht van samenwerking met de Duitse bezetter toen hij als burgemeester in Den Helder was aangesteld. Zijn echtgenote deed in het begin van zijn ambtsperiode nog weleens boodschappen in het westelijk gelegen Bergen waar ze bij de bakker werd gevraagd waar zij vandaan kwam en waar ze woonde. Toen ze zij dat haar man burgemeester van Koedijk was geworden, werd het even stil in de winkel en toen zei de bakkersvrouw: "Koedijk? Ach, arme mevrouw!"
Het Noord-Hollands kanaal bij Koedijk met de houten vlotbrug.
Het begon allemaal met een inleidend gesprek. Mijn eventuele toekomstige onderkomen was de bovenverdieping van een, in 1815 gebouwde, pastorie en de verhuurders waren zelf huurders, een ouder echtpaar van redelijk voorkomen. Hij was timmerman geweest en inmiddels al enige jaren gepensioneerd. Zij was een vrouw met een waardig voorkomen waarvan later bleek dat zij zich eigenlijk te goed voelde voor haar man. Gelukkig had hij een gematigd gevoel voor humor dat hem in staat stelde, deze kant van de situatie schijnbaar te negeren. Hij had enkele standaard uitdrukkingen die hem opgeruimd door de dag loodsten, zoals "Jé is Kris thuis!" of "Al is de leugen nog zo snel, de kleren maken toch de man." Tijdens het gesprek bleek dat zij de ruimte eerder aan een studente hadden verhuurd die inmiddels een goede baan en een eigen woning had. Daarnaast hadden ze slechts 1 duidelijke eis: ze wilden met rust worden gelaten en dat was tevens een belofte. Toen nam ik dat soort beloftes nog serieus maar in de regel betekent dat alleen dat ze het rustig aan wilden doen en eerst de kat uit de boom wilden kijken.
De pastorie van Koedijk zag er nog wel zo uit maar was zijn functie kwijt geraakt toen de parochies oecumenisch werden samen gevoegd. Er was een oude kerk geweest in Koedijk maar die was na de oorlog van ellende letterlijk in elkaar gestort. Een tijdlang was Koedijk kerkloos want voor nieuwbouw was net zo min geld beschikbaar als was geweest voor het onderhoud van het oude gebouw Gods. Nu was het geval dat de Wieringermeer uit Scandinavië, naar ik meen, een houten kerk had gekregen, nadat ze daar tijdens de oorlog de polder onder water hadden gezet om de Duitsers te pesten waarbij hun kerk was gesneuveld. Inmiddels had Wieringermeer een nieuwe kerk gebouwd en kon dat straatarme Koedijk de houten kerk overnemen. Om die sauna toch het aanzien van een kerk te geven, bouwde de plaatselijke loodgieter en smid een ijzeren toren waar de originele klok, die de teloorgang van de oude kerk had overleefd, kon worden opgehangen. En inderdaad werden er weer diensten in de sauna gehouden. Maar de pastorie bleef verhuurd aan de twee oudjes die niet eens lid waren van de parochie, van geen enkele parochie en puur per toeval in die pastorie verzeild waren geraakt. De pastorie zelf was eigenlijk in dezelfde staat als de oude kerk. Het ding was in 1815, in de tijd van Napoleon dus, gebouwd als een vluchtoord met een verdieping. Het gebouw lag in een gigantische tuin, omgeven door een gracht, met aan de voorkant een ophaalbrug. In mijn tijd was de gracht aan de voorkant gedempt. In 1848 vond men de pastorie toch te klein en heeft men boven op het bestaande gebouw en fundament klakkeloos een tweede verdieping gebouwd en daar het dak weer op gezet. Die verbouwing is vermoedelijk door een volslagen idioot gepleegd, want men heeft noch de moeite genomen, het fundament aan te passen, noch voor extra steunmuren gezorgd. Zo was een muur van de bovenverdieping op een houten wand beneden opgetrokken. Het hele gewicht van de bovenverdieping rustte grotendeels op de schoorsteen. Huizen werden in die tijd gestut door gemetselde fundamenten waarbij het draagvlak niet groter was dan minimaal twee keer de dikte van de buitenmuur. Onder de schoorsteen was een grondplaat van steen gemetseld die het gewicht van de schoorsteen moest kunnen dragen, een schoorsteen voor één verdieping, niet twee. Betonnen fundamenten bestonden toen nog niet. Alle draagbalken die oorspronkelijk voor de zolder dienst deden, werden deels door de schoorsteen, deels door de buitenmuur gedragen en waren daar vast gezet door muurankers. Toen ik daar uiteindelijk kwam wonen, stond het huis er dus nog wel maar de schoorsteen was
dermate verzakt dat de muurankers die de balken op hun plaats moesten houden, inmiddels dubbel waren gevouwen en de muur in waren getrokken. De muren waren dik maar hadden geen spouw. Dat kende men in 1815 en 1848 nog niet. Bij vochtig weer liep het water aan de binnenkant van de muur naar beneden. Aan de binnenkant waren de muren dan ook niet behangen maar betengeld. Dat betekende dat er latten tegen de muur waren gespijkerd die met grof bruin katoen waren bespannen. Een duurdere oplossing was geweest om er hout tegenaan te spijkeren. Maar het tengelwerk had ook een voordeel: de muur werd ook aan de binnenkant gelucht waardoor men er minder last had van het vocht. Beneden in de gang aan de voorkant van het huis was de binnenkant afgewerkt met geschilderd hardbord. Toen, na verkoop van de pastorie, de elektricien kwam kijken en het hardbord weg haalde, dreven de ijzeren elektrobuizen in het water en de leidingen waren nog van met geprepareerde stofisolatie voorziene koperdraad. Het was nog een puur wonder dat het huis niet was afgebrand. Dat had vermoedelijk met God te maken die zijn pastorie toch wilde bewaren ondanks dat deze werd bewoond door een stel goddelozen. Maar toen ik er uiteindelijk kwam wonen, wisten wij, de verhuurders en ik, van niets. De huur was dramatisch laag en hield in dat de kerkgemeente het onderhoud van het gebouw aan de hoofdhuurder liet die er vervolgens niets aan deed. Doordat ik huur betaalde, woonde het echtpaar er voor niets. Daarvoor moest de man des huizes de zaak op orde houden maar, ook al was hij timmerman geweest, vond hij dat niet nodig, zolang de boel niet boven zijn hoofd in elkaar stortte. De Koedijkse mentaliteit in optima forma. Nu moet ik zeggen dat zowel de kerk en haar ijzeren toren als de pastorie nog steeds bestaan. Nadat de hoofdhuurders waren vertrokken en ik de pastorie had gekocht en door verkocht (een apart verhaal waar ik nog uitgebreid op terug kom), was de pastorie opnieuw verkocht aan een gepensioneerde loodgieter die de pastorie heeft opgeknapt maar het fundament had gelaten voor wat het was. En toen ik jaren later even ging kijken, begonnen de nieuwe muurankers alweer in de muur te verdwijnen. Ik weet niet of de pastorie daarna weer van eigenaar is gewisseld maar nu staat de pastorie er prachtig bij, de toegang is verbreed en er staan altijd auto's op het pad. Het was typisch zo'n gebouw dat je niet voor het gebouw zelf kocht maar voor de ligging, of je nou gelovig was of niet.
Kerk van Koedijk in de achttiende eeuw naar een tekening van Cornelis Pronk.
De kerk en pastorie in het begin van de twintigste eeuw. Zo te zien, stond de kerk niet helemaal op deze;fde plek waar die houten sauna uit de Wieringermeer nu staat.
De situatie van kerk en pastorie van Koedijk tegenwoordig. De poort uiterst links is de ingang tot het kerkhof; de houten sauna rechts ervan is de kerk, daarvoor staat de ijzeren toren met de klok. Rechts van die klokkentoren is het oorspronkelijke kosterhuis en uiterst rechts de pastorie.
Boven: De pastorie tegenwoordig. Voorbij het raampje rechts begon de woonkamer, tegenover dat raam was de trap naar boven. Uiterst links beneden was de wc. Hieronder: De tuin.
Mijn geluk in Koedijk was zo wisselend als het weer in het voorjaar. Rijk werd ik in ieder geval niet in Koedijk, wel beroemd maar voorlopig was ik nog steeds een armoezaaier op de rand van faillissement. Met de hulp van vrienden en familie verhuisde ik mijn spulletjes van Fiifhûs naar Koedijk, vijf kilometer noordelijk van Alkmaar, de stad waar tegen het eind van de tachtigjarige oorlog de victorie was begonnen. Er was een vooruitgang te vermelden: in dit huis was een echte wc. Eentje, dat wel, beneden in de lange gang die dwars langs de voorgevel liep. Ik had geen aparte opgang maar toevallig contact met de verhuurders was nauwelijks gegeven. Als men de voordeur binnen kwam, was rechts hun huiskamer met twee ramen naar het Westen en eentje naar het Zuiden met zicht op de weelderige tuin. Naast hun kamerdeur, haaks op de gang was de trap naar boven. Die trap kwam boven uit op een gang aan de achterkant van het huis, overdag verlicht door een enkel raam. Tegenover het raam was een trap naar de zolder, een grote, hoge droogzolder die als opslagruimte diende maar nauwelijks werd gebruikt. Bij de trap rechts, was mijn kamerdeur. De twee kamers aan de andere kant van de gang werden als logeerkamers gebruikt als de kleinkinderen kwamen logeren maar die kwamen nooit behalve driemaal per jaar op de verjaardagen van het stel en tijdens de jaarlijkse 'gondelvaart', een bootoptocht over het Noord-Hollands kanaal met vrachtboten die waren opgetuigd zoals tijdens een carnavalsviering of bloemencorso. En omdat die optocht in de avond plaats vond, was de boel feestelijk verlicht. Het schijnt dat er mensen zijn die plezier aan dit soort vertoon beleven. Mijn kamer was groot, in lengte besloeg zij de gehele breedte van het huis. Boven de voordeur was een deur met balkon. In dat gedeelte van de bovenverdieping was mijn keuken gesitueerd die van de kamer gescheiden was door een doorgang met gordijn. Er bevond zich een kast in de kamer die in de wand was weg gewerkt. Verder was er naast de doorgang naar de keuken een soort open niche met planken waar spullen konden staan die gezien mochten worden. Ikzelf had een dressoir met glazen bovendeel waar ik mijn voorbeeldmodellen had uitgestald, autootjes, vliegtuigen, rijdend wapentuig en een paar bootjes die bij een stripverhaal hoorden dat ik nooit heb af gemaakt omdat de tekeningen te slecht waren en later de tijd ontbrak. Mijn enorme werkbureau was ook mee gegaan en van Ruud uit Zaandam had ik een gigantische roodhouten art deco tafel gekregen die later altijd vol rommel lag waarvoor ik geen vaste plaats had kunnen vinden. Een slaapkamer
was er niet maar mijn bed dat ik al in Haarlem had gehad, diende alweer tot zitbank. Daarnaast had ik twee stoelen en mijn bureaustoel die ik al in Bussum had. Die bureaustoel mis ik nog weleens want hij was praktisch onverwoestbaar nadat dikke Willie er op kantoor doorheen was gezakt en hij aan zijn gewicht was aangepast. Ik heb er later een knielstoel van gemaakt, maar daar kom ik nog op terug. De kamer was drie grote ramen rijk. Veel licht dus maar weinig ruimte voor extra kasten. Er was een kachel in de kamer, niet in de keuken en als het erg koud werd, moest ik een extra deken voor de doorgang naar de keuken ophangen want daar werd het dan steenkoud. Dus ook hier liet de wooncomfort te wensen over maar dat werd door de laagte van de huur weer aardig gecompenseerd. Voor de nodige boodschappen reed ik naar Alkmaar. Dat kon heel goed op de fiets die ik ook uit Friesland had mee verhuisd. Op die manier woonde men dus eigenlijk net zo goed in Koedijk als in Alkmaar. Alkmaar is een prettige winkelstad. Het centrum is niet groot en wel overzichtelijk en veel mensen kwamen zelfs uit Amsterdam in Alkmaar boodschappen doen omdat men daar, zoals werd gezegd, prettiger werd geholpen. Ik vond in Alkmaar in ieder geval alles wat ik nodig had. In het begin kon je luxe levensmiddelen kopen bij de voedselafdeling van Vroom&Dreesman die deze afdeling later sloot omdat er te weinig aan werd verdiend. Daarna miste ik bepaalde soepen en merken en moest het duidelijk met minder doen. Er waren meerdere 'gezondheidswinkels' waar men rijst, speciaal brood en vitamines kocht. Ik was inmiddels over gegaan op vitamine C per gram per dag. Mijn theorie over dat soort bijvoeding had te maken met de toestand van de huidige groenten. Mensen zeiden altijd tegen mij: "Ik eet fruit en groenten elke dag, dus ik heb geen vitamine-producten nodig als bijvoeding." Dat kan best zo zijn. Maar groente en fruit komen tegenwoordig of van ver en worden geplukt en verpakt voordat ze goed rijp zijn of komen uit kassen met hulpmiddelen voor de snelle groei en zijn dus niet meer de producten van vroeger, al zien ze er beter uit. Bovendien is ons leven niet meer te vergelijken met dat van toen. De lucht is al niet meer wat zij is geweest en wij leven in een wereld waar stress de gewoonste zaak van de wereld is geworden. Natuurlijk had ik met mijn macrobiotische achtergrond biologische producten moeten kopen maar die zijn in de regel een stuk duurder, zelfs duurder dan 'gewone' groenten met vitamine-aanvulling en bovendien nam ik het niet meer zo vreselijk nauw. Aan sport deed ik ook al niet; het zag er niet goed
voor me uit. Daar kwam ook nog bij dat ik in die tijd de BMW kwijt raakte aan een reparatie die ik niet kon betalen. Voorlopig had ik dus alleen maar de fiets maar verder ging het wel. In dat voorjaarsweer van mijn verblijf in Koedijk zat ik even in de motregen en dat zou ook even zo blijven.
Stripverhalen Afijn, ik had een woning gevonden. Er was nog iets van hoop, want ik kreeg nog steeds opdrachten van Wieger Gielstra. Na de eerste voltooide opdracht kocht ik weer een oude Vespa scooter. Niet dat ik zo gek was op die scooters waar ik regelmatig op in slaap viel, zeker als ik er mee helemaal naar Friesland moest reizen. Maar die scootertjes hadden twee voordelen: ze waren toen nog goedkoop want niemand wilde die dingen hebben en ten tweede kon er weinig aan stuk gaan. Ik had hem nu zelfs in Amsterdam bij een dealer gekocht en daar was hij ook in onderhoud. De afstanden tussen de opdrachten werden langer en uiteindelijk ging ik weer naar de plaatselijke gemeente om een uitkering aan te vragen. Koedijk was niet langer een eigen gemeente maar hoorde op dat moment al bij de Gemeente Alkmaar. Daar moest ik voor een hele commissie verschijnen. Ook hier weer alle lof voor mijn werk en een zeker vertrouwen in het feit dat ik op den duur mijn geld wel weer zou verdienen. En omdat ik voor een zelfstandige door ging, had ik recht op de rijksbijstand-regeling wat voor mij inhield dat ik geen vast werk hoefde te zoeken. En zo begon ik mij te oefenen in het maken van stripverhalen, een doel dat ik al vanaf mijn achtste levensjaar voor ogen zag. En deze keer schreef ik niet eerst het verhaal maar begon gelijk met de tekeningen. De stijl die ik daarvoor gebruikte, was dezelfde die ik ook voor de tekeningen van Wieger Gielstra hanteerde. Dat had een voordeel en een nadeel: het voordeel was, het was mijn stijl, een techniek die ik beheerste; het nadeel, eigenlijk twee nadelen, een tekening duurde lang en je zag onmiddellijk waar ik niet goed in was, levende mensen. Überhaupt waren levende dingen niet mijn kracht. Ik had inmiddels een gigantisch archief aangelegd met duizenden vellen uit tijdschriften over van alles. Ik heb het nog weleens, dat ik ergens iets zie en denk 'Dat kan ik misschien ooit eens...' en dan bedenk ik dat ik te oud ben daarvoor en dat we tegenwoordig Internet en Google hebben waar men bijna alles kan vinden behalve als men te speciaal zoekt.
In Alkmaar waren twee winkels die stripverhalen verkochten en ze waren beiden in het centrum van de stad gesitueerd. 'Paulus de Boskabouter' was de winkel die ik wekelijks minstens eenmaal bezocht. Daar kocht ik in de loop der tijd een gigantische collectie stripverhalen. En kieskeurig kocht ik alleen verhalen van tekenaars waar ik van kon leren. Het waren altijd de 'serieuze' verhalen met naturalistische tekeningen. Maar ik ging zelfs nog verder, ik was geabonneerd op het 'Vrije Volk' omdat die krant de dagstrip 'Rip Kirby' publiceerde en op de Engelse Daily Mirror omdat daarin de serie 'Wes Slade' werd afgedrukt.
«Rip Kirby» was een typisch Amerikaanse krantenstrip, strip omdat het verhaal altijd was opgebouwd uit drie plaatjes naast elkaar dat gaf de publiceerder de ruimte om het verhaal per strip of per halve of hele pagina aan te bieden. In principe hield ik niet van dit systeem, ook omdat er van ballons gebruik werd gemaakt die de plaatjes bedierven. Boven: Een dubbele strip, getekend door Alex Raymond. Beneden: Strip, getekend door John Prentice.
«Wes Slade» was een ouderwets Amerikaanse cowboystrip, getekend door George Stokes. Ik was niet helemaal onverdeeld gelukkig met Stokes en zijn Wes Slade cowboy-verhaal want hij tekende wapens altijd te klein en had eigenlijk geen duidelijk idee wat zo'n kanon in je hand deed. Wat mij bij hem imponeerde, was de manier hoe hij met licht en donker omging en met schaduwen. Daarbij gebruikte hij vaak een filmisch camera-perspectief. De hoofdfiguur op de rug in de felle zon tekenen en de tegenstander in de verte, tussen de benen van de man in de voorgrond vond ik een waanzinnige vondst.
Al die tekenaars, waarvan ik de albums verzamelde, hadden allemaal bepaalde specialiteiten. Maar mijn stijl werd ook bepaald door toevalligheden. Toen ik nog Duitse uniformen in Bussum tekende, had buurman en schilder Martin Postma ooit tegen me gezegd, nadat ik hem tekeningen had laten zien: "Schaduwen zijn niet zwart." Waar kwamen die zwarte schaduwen in stripverhalen dan vandaan? Dat kwam door de slechte druktechnieken. Kranten werden vroeger in hoogdruk gedrukt, vergelijkbaar met een hout- of linoleumsnede maar dan vele malen fijner. Maar de lijnen konden niet te fijn zijn want dan braken ze of liepen dicht en dat was niet de bedoeling. Men gebruikte die techniek omdat ze
goedkoop was en het ging voornamelijk om tekst die te lezen moest zijn. Van een gewone tekening zou dan inderdaad de helft dicht lopen tot een zwarte klodder en de rest van de lijnen zou maar gedeeltelijk door komen. Dus koos men voor de tekeningen strakke lijnen en zwarte schaduwen en als Bruin het kon trekken maakte men stukken grijs met grove rasterfilm. Men is die techniek blijven gebruiken, ook toen de kranten allang in offset werden gedrukt en men ongestraft met grijstinten kon werken. Toen ik dus ging oefenen in het striptekenen, was voor mij die noodzaak van strakke lijnen en zwarte schaduwen niet meer aan de orde. En zo kwam het dat ik op een gegeven moment etsen van Rembrand zat na te tekenen. Heel vaak tekende ik ook gewoon foto's over om te leren hoe ik mijn tekeningen zo fotografisch mogelijk kon laten uitzien en toch in lijn kon blijven werken want hard zwart-wit is nog altijd de goedkoopste manier van reproduceren.
Schetswerk en oefeningen à la John Prentice, maar dan met het materiaal van mij. Zoals die man heb ik echter nooit echt leren teken. Natekenen is toch een heel andere bezigheid dan uit ervaring precies weten wat je wil laten zien en hoe. Tekenen is niet de werkelijkheid weergeven zoals ik dat wilde, maar tekenen is deze werkelijkheid in een volledig eigen manier zodanig symboliseren dat iedereen onmiddellijk ziet en voelt waar het over gaat, schrijven in beeld. Daarin waren mensen als Alex Raymond en John Prentice absolute meesters.
En hier hebben we George Stokes in mijn lijnvoering. En eigenwijs, zoals ik ben, heb ik in ieder geval het geweer in de juiste proportie getekend. Men moge mij deze eigenzinnigheid vergeven; ik was immers niet voor niets wapendeskundige bij uitgeverij Unieboek.
In dit rijtje mag Harold Fosters «Prins Valiant» natuurlijk niet ontbreken. In de rij van bewonderde tekenaars was Hal Foster, zoals hij zichzelf noemde, misschien wel de grootste. Al vond ik zijn tekeningen te braaf voor het verhaal en was de prins van Thule overduidelijk homofiel, al was hij dan getrouwd omdat het zo hoorde met een blonde del uit Hollywood.
En dan heb ik het nog niet heb gehad over Hans G. Kresse, een Nederlandse grootheid. Hij had een tekenstijl die steeds meer afweek van wat gebruikelijk was. Hij maakte schilderijen in lijn, al waren zijn verhalen van «Erik de Noorman» niet altijd even sterk. Daarentegen waren zijn verhalen over Vidoq en de Amerikaanse Indianen veel belovend. Maar zijn blindheid haalde hem in en in een tijd waarin nog geen kunstlenzen te koop waren. Anders was ik ook allang blind geweest. Zolang ik aan mijn strip (later als graphic novel opnieuw uitgegeven) heb getekend, ben ik blijven zoeken naar de perfecte stijl die ik nooit heb gevonden. Ik bleef altijd een soort geavanceerde technisch tekenaar maar het tekenen van mensen en beweging bleef mij vreselijke moeite kosten en werd nooit wat ik wilde. Daarom zag ik mij ook minder als tekenaar maar meer als plaatjesmaker.
Hij maakte geen strips maar was een rasechte Amerikaanse illustrator en 'schilder', Andrew Loomis. Hij maakte hele dikke lesboeken voor aan komende tekenaars en illustrators. Zijn tekeningen en schilderijen waren zo onpersoonlijk als maar mogelijk was, oppervlakkig en Amerikaans, maar hij wist de mens perfect te symboliseren. Van hem oefende ik delen van het gezicht en dan van alle kanten. Een tip voor mensen die redelijk natuurgetrouw willen tekenen: zorg voor een redelijk werkelijkheidsgetrouwe modepop of in ieder geval het hoofd ervan maar liefst ook hoofd en romp, want hoe weet je anders hoe een mens er schuin van achteren uitziet als je geen model bij de hand hebt?
Je kan natuurlijk ook fotoboeken erbij halen en tegenwoordig heb je daarvoor het onvolprezen Internet. Maar in 'mijn tijd' moest je het nog allemaal zelf uitzoeken, het antwoord op de vraag: Wat doet het licht op een gezicht?
Op een zaterdag kwam ik weer bij 'Paulus de Boskabouter' waarvan de eigenaar een wat groot gegroeide versie was van het figuur waar zijn winkel zijn naam aan ontleende, en zag daar een nieuw stripblad, «Gummi». «Gummi» was voor alternatieve dwarspissers, in Amerika zou men het een 'underground comics magazine' hebben genoemd. Het blad was anders dan al die andere bladen en je kwam er tekenaars in tegen die je nergens anders zag. Ik was geïnteresseerd en kocht een blad. In dat blad stonden onder andere twee verhalen van mensen waarvan ik er één van naam wel kende: Peter Pontiac Polman en zijn vriendin. Ze hadden ruzie of relatieproblemen en een ieder zwolg er op zijn eigen manier in. De naam Peter Pontiac had Joke in Haarlem ooit genoemd. "Ik weet een jongen hier, die zou je eigenlijk eens moeten ontmoeten, Peter Pontiac. Hij tekent ook, net als jij, is ook wat apart, net als jij. Ik denk dat jullie het best samen kunnen vinden." Ik heb Peter Pontiac dus nooit ontmoet maar ik kende nu zijn naam. En van Peter Pontiac wist ik uit verhalen die in Haarlem de ronde deden, hoe hij met relatieproblemen omging. In die tijd had hij zich in zijn kamer opgesloten en van
binnen alles zwart geverfd, ook de ramen. Ik had ooit een Engelse film gezien waarin een jongeman zijn hele kamer wit schilderde, ook de ramen, omdat hij een hekel had aan bruin. Het was blijkbaar in een tijd waarin de Engelse burgers (negatieve betekenis) alles bruin schilderden. "Why do you paint your room bloody white?" - "Because I hate bloody brown!" Peter haatte het leven en schilderde het zwart. En zijn pagina, nu, 10 jaar later in «Gummi», was ook zwart. 'Goh,' dacht ik toen ik al die narigheid las, 'als iedereen in dit blad zijn narigheid kan dumpen, dan kan ik dat natuurlijk ook.' Dat weekeind ging ik zitten en schreef en tekende een A4'tje met 9 plaatjes in de opzet die Harold Foster ooit voor «Prins Valiant» zou hebben gebruikt. In dat A4'tje vertelde ik het verhaal van Nineke en mij met als conclusie dat relaties er niet voor bedoeld zijn, elkaars chagrijn over elkaar uit te storten maar om samen het avontuur van het leven aan te gaan en het bestaan naar een hoger niveau te tillen. Aan het einde van die week had ik de pagina in een grote envelop gestoken en naar het postkantoor in Alkmaar gebracht. Ik verwachte er niet veel van, misschien een eenmalige publicatie in «Gummi» maar meer zat er voor mij eigenlijk niet in.
Links: Het eerste nummer van «Gummi». Rechts: Ger van Wulften, de uitgever en directeur/oprichter van uitgeverij ESPEE. Zijn streven: mensen bijeen brengen die op stripgebied niet op de brede snelweg van de middelmaat naar het grote geld bewogen maar bijzonder waren op hun eigen manier.
De volgende maandag in de ochtend ging de telefoon. Ger van Wulften van uitgeverij Espee (de gesproken uitvoering van de afkorting 'SP', een afkorting die te maken had met de naam 'Small Publishing'.) vroeg of ik die week naar Amsterdam kon komen. Ik had op dat moment echter geen eigen vervoer behalve de fiets en heb nog steeds een hekel aan het openbaar vervoer. "Nou," zei de heer Ger van Wulften soepel, "dan komen wij wel naar jou toe. Koedijk, dat is niet zo ver van Amsterdam." In de volgende namiddag stopte een niet meer zo nieuwe Citroën DS op het grint naast het fietspad voor de pastorie. Twee heren stapten uit de auto. Er werd aangebeld en de huisbaas deed de deur open. Na een korte begroeting en uitleg van de situatie, liep de huisbaas, heer Schuit, nieuwsgierig voor de heren uit de trap op en klopte op mijn kamerdeur. De twee heren stelden zich voor als de heer van Wulften (uitgever) en de heer de Vries (redacteur) van uitgeverij Espee uit Amsterdam. Zoveel eer was ik niet gewend. De heren kwamen niet alleen maar voor de koffie en de gezelligheid; nee, ze hadden een duidelijk idee en Ger van Wulften bracht het als volgt onder woorden: "Uit jouw aardige pagina konden we opmaken dat je oorspronkelijk uit Duitsland komt. Nou, en zoals ik zie, heb je de leeftijd om de oorlog misschien nog net wel te hebben mee gemaakt. Nou, een stripverhaal over die oorlog, daar zitten we niet echt op te wachten. Nee, over die oorlog is al genoeg geschreven inmiddels en verhalen van vóór die oorlog, daar gaat ons interesse ook niet echt naar uit. Wat wij zouden willen weten, is wat er daarna gebeurde. Dat volk heeft die oorlog met de hele wereld gevoerd en de vreselijkste dingen gedaan en dan is die oorlog afgelopen en hebben ze nog verloren ook... en wat dan? Hoe gingen ze daarmee om? Wat doet een volk dat een oorlog met de hele wereld is begonnen en die vervolgens heeft verloren en zich daarbij dermate schuldig heeft gemaakt? Of vindt je dat vervelend?" "Nee," vond ik, "ik weet er eigenlijk niet zoveel van; ik was nogal een sukkel in die tijd die ik in Duitsland heb gewoond; het ging allemaal een beetje langs me heen en aan me voorbij..." Uiteindelijk besloot ik dat ik er een week over na wilde denken en dan zou bellen. Dat bleek een goed plan en de heren dronken hun koffie op en gingen weer. Na een week belde ik de uitgeverij en kreeg Ger van Wulften aan de lijn: "Ik heb er over na gedacht en ik kan één ding doen, ik kan mijn jeugd in Duitsland beschrijven, want alles zat er eigenlijk in. Ik ben geboren een maand vóór de
grote bombardementen op Hamburg. Dus ik ben opgegroeid tussen de puinhopen van gebombardeerde en afgebrande huizen. Ik heb ook een tijdje in een weeshuis voor oorlogswezen gezeten. Verder ben ik opgegroeid bij pleegouders in een gat bij Hannover en heb ook wat oorlogsveteranen ontmoet die het allemaal prachtig hebben gevonden..." - "Dat klinkt helemaal goed. Maak maar een proefpagina dat we even kunnen zien wat we kunnen verwachten en dan praten we verder." En zo is het begonnen. Vanaf nummer 7 of 8 stond ik elke maand met een of twee pagina's in «Gummi» en bij nummer 13 stond ik zelfs op de cover. Automatisch koos ik voor een anekdotisch verloop. Elke pagina was een hoofdstuk of een verhaal op zich en daarom maakte het niet uit of je de serie vanaf het prille begin volgde of ergens middenin het verhaal oppikte. Ik had ook gelijk een wat tamme titel bedacht: «Herinneringen». Tja, je verzint het niet. Ik was begonnen aan een taak die mij de komende vijf jaar bezig zou gaan houden. Nee, ik kon er niet van leven maar ik kreeg wel elke pagina braaf betaald en kon op een gegeven moment weer een motorfiets aanschaffen. Het werd nu een oude, olie lekkende 250cc Honda. Het stelde niets voor maar was een begin. Links: De 250cc Honda. Op zich was ik er wel blij mee maar hij lekte zoveel olie dat ik onderweg door de politie werd aangehouden. Hiernaast: Een tekening voor de kerstkaart van dat jaar.
Als ik er niet toevallig een klusje tussendoor kreeg, werkte ik braaf elke dag aan mijn stripverhaal over mijn jeugd in Duitsland. Met de bijstand in Alkmaar had ik afgesproken dat ik alle verdienste braaf opgaf, maar dat onkosten die ik voor het tekenen van mijn verhalen maakte, van de inkomsten aftrok. Bij de belastingen werkte dat ook zo. Ze waren dat bij de bijstand niet zo gewend omdat de meeste mensen in de bijstand geen kosten maken als ze iets bij verdienen. Maar bij mij was dat natuurlijk anders en dus werd mijn eis oogluikend en onder verplicht en zwak protest toegestaan. Bovendien was er eigenlijk nauwelijks controle en in principe kon ik opgeven wat ik wilde. Maar omdat ik allang blij was dat ik onder deze omstandigheden kon werken, maakte ik het niet te bont. Het werk aan het stripverhaal was zenuwslopend omdat ik voor die vreselijke stijl had gekozen. Om veertien dagen aan een tekening te zitten kriebelen, is nog te doen omdat dan de tekening af is, maar bij een stripverhaal begint na twee dagen mierenneuken gewoon weer het volgende plaatje. Om stukken landschap over te kunnen tekenen, kocht ik op een gegeven moment een toverlantaarn. Dat is een projector die via een sterke lamp en spiegels een plaatje (foto of tekening) kan projecteren op een vlak. De grootte van de projectie hangt dan af van de afstand van de lens van de toverlantaarn tot het vlak waarop werd geprojecteerd. Op die manier had ik er niets aan. Dus bouwde ik een spiegeltafel en maakte verstelbare opzetlenzen voor de toverlantaarn. Door onder de glasplaat waarop ik op transparant papier de projectie over trok, de toverlantaarn te verschuiven en de opzetlens bij te stellen, kon ik de grootte van mijn projectie aanpassen. Op een gegeven moment begon ik zelfs met dia's en een diaprojector op deze manier te werken. Wat was een computer in die tijd toch geweldig geweest! Voor mij althans. Voorgrond links: De spiegeltafel met twee spiegels, uitneembaar, daarop zelf gemaakt opzetsuk voor de projector en twee voorzetlenzen, ook eigen maaksel; rechts de projector. Vaak op de achtergrond: zelfgebouwde projector met hulpstuk voor extreme afmetingen. De spiegeltafel was afgedekt met een glasplaat. Het beeld van de projector werd dus via een van de spiegels onder de glasplaat geprojecteerd en kon zo via transparantpapier worden over getrokken.
Links: de moderne toverlantaarn met opzetstuk voor een grotere projectie. In deze opstelling projecteert de lantaanr op de bovenste spiegel die het beeld onder de glasplaat kaatst, waar ik het beeld op een transparantje zichtbaar maak.
Links: De spiegeltafel met zelf gebouwde toverlantaarn van karton. De gaatjes zijn voor de afvoer van de warmte van de lamp. Rechts: Een gekochte toverlantaarn met extra projectie naar een scherm op de achterkant van matglas of mat doorzichtig plastic. Hoe werkt een toverlantaarn? Een sterke lamp verlicht een op de lantaarn geplaatste afbeelding. Dat beeld valt op een spiegel onder 45 graden en wordt via een lens naar buiten geprojecteerd, waar het op een wit vlak zichtbaar kan worden gemaakt. De sterkte van de lamp bepaalt de helderheid van de afbeelding.
Een ander probleem was het tekenmateriaal. Op dat punt was ik een beetje autistisch, ik wilde dat het materiaal altijd hetzelfde bleef, een penseel mocht niet splijten, een pen niet krassen, de inkt moest goed zwart zijn en het moest niet teveel gedoe zijn. In het begin werkte ik met een Rapidograph. Dat is een buisjes-vulpen die technische tekenaars gebruikten. Het nadeel: Je krijgt een steriele lijn. Dus om toch een soort dik-dun-effect te bereiken, moest je lijnen meerdere malen over elkaar heen gaan tekenen. Dat kost erg veel tijd. En dus zocht ik steeds naar andere materialen. Heel even heb ik Japanse vulpenselen geprobeerd, maar daarvan waren de penseelpunten te slap en hadden de neiging, te splijten, waardoor je twee punten krijgt. Dat is een algemeen probleem met penselen. Er is een soort remedie bij normale penselen: vaak grondig schoon maken. Maar Japanse vulpenselen waren moeilijk schoon te maken. Op een gegeven moment ben ik tekenpennen gaan zoeken. De meeste pennen, zoals kroontjespennen krasten teveel en de doorvoer van de inkt was te ongelijkmatig waardoor je dikke lijnen kreeg waar je ze helemaal niet wilde hebben. Op een gegeven moment vond ik een soort dunne tekenpen waarvan later bleek dat het maar een partij was geweest die een winkel had ingekocht om te zien of er handel in was. Op een gegeven moment bestelde ik die pennen in Engeland met dozen tegelijk. Uiteindelijk kwam ik vulpenselen uit Duitsland tegen met een siliconenpunt die redelijk lang goed bleef totdat die door slijtage omboog en moest worden af geknipt. Dan had je die voor de dikke lijnen en pakte je een nieuwe voor de dunne. Met tape gaf ik op de steel aan welk de pen met de dikke punt was. Die dingen ging ik toen massaal uit Duitsland importeren. Maar niet alleen de lijnvoering veranderde naarmate het verhaal vorderde, ook de kaders veranderden mee, totdat ik uiteindelijk terecht kwam bij kaders die een 3D-effect suggereerden doordat ik de voorgrond gedeeltelijk door de kader liet heen steken. Succes? Ach, ik werd gepubliceerd en wat men ervan vond, interesseerde me niet zo zeer. Toch autistisch? Ik had mijn grote moment jaren later in de Balie in Amsterdam waar de beroemde tekenaar-schrijver Peter van Straaten een eouvre-prijs ontving. Ik zat met mijn toenmalige vriendin schuin achter hem tussen het publiek. Mijn vriendin was een enorme liefhebster van Peter van Straaten en zijn dagelijkse tekeningen in het Parool. Ook ik zag in Peter van Straaten een echte tekenaar. Niet zo'n pennenslijter als ik maar iemand die met
een paar rake krassen een beeld neer zette. Natuurlijk zag het allemaal makkelijker uit dan het was. Maar ik had al vele jaren eerder tekeningen van hem uit bladen geknipt als voorbeeld hoe een tekening eruit hoorde te zien. Maar ja, ik maakte geen tekeningen, ik maakte plaatjes. Hij maakte tekeningen!
Peter van Straaten: in de zestiger jaren, zoals hij zichzelf ervaart en een paar jaar geleden. Sorry Peter, ik teken eigenlijk niet meer, ik digitaliseer en laat het op schilderijen lijken. Ger vindt dit helemaal niets; hij is nog van het handwerk, net zoals jij.
De tekeningen van Peter van Straaten met de begeleidende teksten waren hele verhalen, gevat in één enkel plaatje. Hij had daar geen stripverhaal voor nodig. Vaak had hij ook het hele plaatje in zijn hoofd en tekende zonder voorschets. Daaraan herken je de echte kunstenaar. En zijn licht en donker had niet zozeer met lichtval te maken maar met compositie. Het is kunst met een grote K en als je het beheerst, hoef je er niet veel moeite voor te doen. Hij is duidelijk niet het type dat dagen op een plaatje krast.
Peter werd naar het podium gevraagd. Hij ging, ontving zijn prijs, geld en een beeldje, en ging terug naar zijn plek tussen het publiek toen hij mij ineens zag zitten. Halverwege bleef hij staan en riep blij: "Rudolf Kahl?! Geweldig, jij hier?! Ik kocht elke maand «Gummi» voor jouw verhaal! Wat een tekeningen en wat een verhaal! Vooral als ik me niet zo lekker voelde, dan las ik, vóór het slapen gaan, nog even een verhaal van jou en dan knapte ik weer op want dan wist ik: het kan altijd nog erger! Die somberheid, die narigheid, geweldig!" En iedereen keek naar ons. Peter van Straaten, ja, die kenden ze wel, maar Rudolf Kahl... wie was dat nou weer? En die toenmalige vriendin van mij glom ook een beetje want nu kende ze ineens twee beroemde mensen. Nee, sorry hoor, beroemd ben ik nooit geworden. Hoe dat komt? Ik was en ben een buitenbeentje en buitenbeentjes maken dingen voor buitenbeentjes en daar wordt je niet beroemd mee. Mensen willen niets met buitenbeentjes, die zijn eng, die zijn ingewikkeld en daar begrijp je in de regels niets van. Gerrit de Jager, die ook later bij Espee zijn verhalen begon te publiceren, die werd beroemd en rijk want hij maakte verhalen die mensen begrepen. Hij maakte «Familie Doorzon» omdat hij met zijn familie in Lelystad in een doorzonwoning was gaan zitten. En in zijn verhaal ging de moeder van het gezin vreemd met de buurman omdat zijn eigen vrouw iets had met de buurman. Seks dat niet mag is nu eenmaal spannender dan seks met de eigen man of vrouw en dat herkent iedereen. Dus ook hij tekende herinneringen, maar dan voor het grote publiek. En als je het verpakt in een grapje en een grappig plaatje, is het anoniem en kan iedereen ervan vinden wat hij wil. Ik maakte herinneringen waar niemand aan herinnerd wilde worden.
‘Familie Doorzon’, het succesnummer van Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen, wekelijks in de ‘Nieuwe Revue’.
Redacteur Er was altijd wel de een of andere commotie bij Uitgeverij Espee. Tekenaars kwamen en gingen en medewerkers ook. Redacteur de Vries had onenigheden met Ger en vertrok. En een tijdlang speelde Ger voor redacteur en uitgever tegelijk. Hij had het vak geleerd met werken voor de VNU. Het logo van de «Eppo» was van hem en er was gedonder om de rechten. Er is wetgeving. Als ik een tekening voor iemand maak die deze wil publiceren in de media, bijvoorbeeld als hulpmiddel in een reclame-campagne, dan betalen ze feitelijk alleen eenmalige publicatierechten, terwijl ik de eigenaar blijf van die tekening. Dat is de wet en niemand houdt zich daaraan omdat al die ondernemers denken dat ze voor de tekening hebben betaald en dat die dus vervolgens hun eigendom is. Zo ben ik bijvoorbeeld alle originele tekeningen van de boeken over de Duitse uniformen kwijt geraakt. Die man heeft toen 500 guldens per maand betaald en dacht na vijf jaar, toen hij met de actie stopte, dat die duizenden tekeningen van hem waren en heeft ze vervolgens verkwanseld of weg gegooid. Reclamebureaus zijn daar ook heel erg makkelijk in, ook, omdat de prijs-product-verhouding daar heel anders ligt. En tekenaars vragen bijna nooit hun originelen terug omdat ze bang zijn, dan geen werk meer te krijgen van dat betreffende reclamebureau. Sommige bureau's blijven de tekeningen en schilderijen ook schaamteloos hergebruiken terwijl ze de klant opnieuw een rekening voor de publicatie sturen. Op die manier claimde de heer van Wulften nog rechten bij de VNU. Die claim lag er en in de regel is de vraag dan wie de langste adem heeft. In dit geval mag dat duidelijk zijn: een van Wulften is een muis in het vergelijk tot de olifant VNU. Er was alleen iets gebeurd. De VNU had een blad op de markt gebracht, een stripblad in de vorm van een krant, «De Strip-Koerier» en deze stripcourant bracht niet het verwachte geld binnen. Er waren niet genoeg geabonneerden om de productie te kunnen dragen en de winkelverkoop was niet voldoende om de distributie te financieren. En dan is het voor een uitgever als Oberon, onderdeel van de VNU, niet langer interessant om het product in leven te houden. Ger zag echter wel iets in een dergelijk product en ging met de VNU onderhandelen over een eventuele overname van het product. Hij had immers niet de overhead-kosten van de VNU. De onderhandelingen resulteerden uiteindelijke in de overeenkomst dat Ger het product mocht overnemen met als toegift het reeds ingekochte materiaal. Maar het nieuwe product mocht niet langer de naam «Strip-Koerier» dragen. Dat was een tegenvaller want nu moest het blad helemaal van onderen af
populariteit opbouwen. Na enig nadenken heeft Ger van Wulften het risico genomen. De nieuwe stripcourant moest gewoon «StripKrant» heten. Nu was de vraag: Wie ging dat ding maken? En zo werd ik op kantoor in de Langestraat, een stukje hoerenbuurt in Amsterdam, geroepen voor een gesprek. De vraag van de dag: "Heb jij zin, voor ons een stripkrant te maken?" Daar schrok ik natuurlijk even van. "Nou," zei Ger vaderlijk, "we zullen je niet gelijk in het diepe gooien. In het begin helpen we je wel." Mijn werkdag begon om negen uur en eindigde op een niet verder vast gelegde tijdstip. In de praktijk kwam het er op neer dat mijn dagen begonnen om negen uur in de ochtend en in de regel eindigden om half twee uur 's nachts. Het ontwerp van de voorkant en het algemene gezicht van de krant was in eerste instantie van Ger. Ik zorgde ervoor dat teksten werden vertaald en geletterd en de inkleuringen werden gedaan. Toen we bij nummer 5 aankwamen, begon het materiaal dat we van Oberon over hadden genomen, op te raken. Er moest nieuw materiaal worden ingekocht. "Jij kent de oude strips, bedenk maar wat," zei Ger luchtjes. Even later zat ik aan de telefoon en belde met Opera Mundi in Parijs in het Engels en bestelde «Rip Kirby» van Alex Raymond en «Prince Valiant» van Harold Foster. Nu kreeg ik de smaak te pakken. Elke veertien dagen groeide het aantal redactionele artikelen. Ik werkte me kapot maar had enorm plezier. Ik bleek, volgens mijn eigen idee, voor de job geboren. Toen we «Prince Valiant» binnen kregen, was ik verrast over de summiere teksten die Harold Foster zelf had geschreven. In Nederland verscheen «Prins Valiant» voor het eerst in het Tom Poes Weekblad (of was het een maandblad?) en werd in een soort offsetdruk gepubliceerd. Het was twee-kleurendruk, donkerblauw en rood. Oorspronkelijk was «Prince Valiant» voor krantendruk gemaakt en was in lijn met hier en daar een rasterfilm. Eigenlijk wilde ik dat
zo houden, maar de eerste afleveringen vielen op de kleurpagina en werden ingekleurd door een interne Engelsman die het walgelijkste kleurgevoel had dat men zich voor lon stellen. Hij was volkomen kleurenblind of had de smaak van een Neanderthaler. Ik had hem na de eerste inkleuring eruit moeten smijten maar het personeelsbeleid was niet mijn taak. Ik kon alleen maar aangeven dat ik het niet mooi vond en kreeg dan tot antwoord dat hij trots was op wat hij deed. Vermoedelijk heeft hij mee gewerkt aan de ondergang van het blad. Men kent hier «Prins Valiant», in Duitsland lullig vertaald in 'Prinz Eisenherz' (waarschijnlijk dachten de Duitsers dat hij Joods was), in de regel uit het Viva-reclameblad, dat je bij de boodschappen kon krijgen. Zij werkten met de Italiaanse versie en hadden die ook vertaald. Er zijn een hoop stomme mensen in de wereld en de uitgevers van deze versie spanden daarin de kroon. Soms lulden de Italianen zoveel onder een plaatje dat ze al het gezever niet kwijt konden en onder het volgende plaatje gewoon verder gingen. Ze hadden geen enkel benul van het maken van stripverhalen. Wat wil je? Italianen! En die stomme Hollanders hadden in opdracht van de Viva dat Italiaanse gezeik klakkeloos en zo letterlijk mogelijk over genomen. Mijn ideaalbeeld voor een actiestrip was dat je alleen beschrijft wat je niet op het plaatje ziet. Die techniek heb ik ooit toegepast bij mijn strip Anastas die uiteindelijk door Gerrit de Jager om zeep werd geholpen. Maar daar ga ik het nog over hebben. Nummer zes moest worden gemaakt en ik mocht nu de voorkant ook maken. Het ging nog allemaal met de hand, ook dat is tegenwoordig niet meer aan de orde, hoewel Ger zelf, als hij een ontwerp maakt, nog steeds plakt en knipt. Wij deden de dingen fotografisch, eerst de zwartfilm opnemen en dan voor de inkleuring zorgen. Door experimenten ontwikkelde ik op de duur nieuwe reproductie-methoden. Normaal werkte men met geprepareerd aluminiumpapier. Met de technische camera maakte men een afdruk op dat papier. Door een emulsielaag op dat papier verscheen een licht paarsige afdruk. Daarvoor moest men bij een eenmansbedrijfje in Schoorl zijn die dat papier en masse bestelde en ook de afdrukken ontwikkelde. Waarom aluminium-papier? Gewoon papier trekt en vervormt als het nat wordt en weer droogt en dan komt de afdruk niet langer overeen met de zwartfilm. Aluminium-papier heeft dit probleem niet. Het nadeel van dit procedé was a) de prijs en b) dat je er altijd op moest wachten en daarvoor naar Schoorl moest rijden. Door een foutje bij een afdruk op fotopapier ontdekte ik op een goede dag dat bij een afdruk op de verkeerde kant een grijs beeld ontstond. Maar fotopapier trekt ook niet in het vocht omdat het aan de
voorkant een soort plastic laag heeft die krimpvrij is. En na een proefje bleek dat je op de achterkant van fotopapier kon inkleuren. Vanaf dat moment werd bij ons alles op de achterkant van fotopapier ingekleurd. Dat was een enorme tijd- en geldbesparing. De droogtijd van de verf was ietsje langer en je mocht niet al te nat werken, want dan loste de lijmlaag op, want de papierachtige laag op de achterkant van fotopapier was maar dunnetjes. In nummer 7 ging ik helemaal los. In een redactioneel artikel legde ik met illustraties uit hoe zo'n stripkrant tot stand kwam. Daarnaast stelde ik voor het publiek een wenslijst samen waarmee de lezer suggesties kon doen wat hij het liefst in het blad zou willen zien. Er verscheen ook van mij een artikelreeks met de titel 'Onder de loep', waarin ik het verhaal van een bepaalde tekenaar of schrijver vertelde. Van nummer 7 was de voorkant ook van mij. Voor «Prins Valiant» verzorgde ik de vertaling en lettering nu zelf. De lettering in een soort klassieke calligrafische schoonschriftletter. 'Rip Kirby' vertaalde en letterde ik ook zelf. Voor mij had dit werk jaren door kunnen gaan maar nummer 7 was het laatste in de reeks. De reden voor de afschot van de Stripkrant was natuurlijk dat de klanten uitbleven maar ook dat er mysterieuze ongelukken gebeurden waarvan Ger de oorzaak officieus bij de VNU zocht. Boekhandelaren vertelden hem dat vertegenwoordigers van de VNU duidelijk hadden gewezen op het feit dat de Stripkrant géén uitgave van Oberon/VNU was en dus geen voorkeursbehandeling verdiende. En dus werd de Stripkrant bij de kranten gelegd en niet bij de stripverhalen en kreeg het blad verder ook geen enkele aandacht door de verkopers. Dat zo duidelijk was gewezen op het feit dat het hier niet om een uitgave
van de VNU ging, moest wel een betekenis hebben. En toen het laatste nummer per schip uit Engeland kwam, heeft de Nederlandse vervoerder de pellets gewoon onafgedekt in de haven laten staan omdat het weekend werd. Dat weekeind regende het en kon praktisch de hele oplage in de vuilnisbak. En dan begint het getouwtrek over de schuldvraag en heeft niemand het dus gedaan. En dat was dan het einde van mijn taak als redacteur. De uitgeverij kwam die klap maar moeilijk weer te boven. Maar gelukkig was er nog meer talent in huis waar bladen mee waren te vullen.
Iemand wees Ger erop dat er twee talenten waren die een beestenstrip maakten voor een stripblad voor de schoolgaande jeugd. Ger keek naar het werk van het tweetal en kwam tot actie zoals hij dat ook bij mij had gedaan. Op een goede dag wandelden twee jonge gasten de uitgeverij binnen die in mijn ogen er uitzagen alsof ze zelf nog ergens op school gingen. Ze werkten altijd samen en hadden een leuke tekenstijl die aan klare lijn van Hergé deed denken maar dan gekarikaturiseerd tot in het bijna absurde. Ze begonnen met een of twee strips in «Gummi». Inmiddels had Ger me gevraagd of ik, nu het werk voor de Stripkrant niet langer nodig was, voor een tijdje studiowerk wilde doen. Om een idee te krijgen: een van mijn heftigste klussen was de lettering voor 'Duizend en een nacht' van Richard Corben. De werkwijze van Richard Corben is mij altijd een raadsel gebleven. Zijn tekeningen waren niet alleen in kleur, ze waren zelfs ge-airbrusht, wat in strips, zelf in die tijd, heel ongebruikelijk was. Het was de tijd van het experiment in de strip-industrie en Richard Corben was een beroemdheid in de nieuwe lichting. Wat ik aan hem zo vreemd vond was het feit dat delen van zijn tekening perfect uitzagen en andere weer alsof zijn zoontje het had getekend.
Richard Corben had in ieder geval geen idee dat hij ooit in een andere taal dan het Engels zou worden uitgegeven. Dat zie je aan de manier waarop iemand de titels van het verhaal in de kleur zet. De titel wordt in zo'n geval niet vertaald maar ik was een perfectionist en dus deed ik het volgende: Ik maakte diapositieve papierafdrukken van alle vier films van de titelpagina en hertekende de titel in alle vier filmafdrukken. En toen dat gedaan was, maakte ik van die afdrukken weer diapositieve films voor de drukker. Maar het kan nog gekker. In die tijd kwam er een lange stagiaire op een racefiets binnen. Hij kwam van de Rietveld Academie, had daar de tekenfilm-opleiding doorlopen en deed wat stripjes voor de 'Vrije Balloon'. De man heette Paul Schindeler en met Paul Schindeler was iets raars aan de hand. Hij was behoorlijk intelligent, dat merkte je onmiddellijk maar hij had iets vreemds in de omgang met anderen. Ger wist eigenlijk niet goed wat hij met deze jongen moest beginnen. En toen kwam Dick Matena binnen met een verhaal dat hij had ingekleurd met aquarel. Dick Matena was toen al een beroemdheid. Hij had het vak geleerd bij Maarten Toonder en maakte nu verhalen, onder andere in «Gummi». En nu had hij een verhaal helemaal ingekleurd, want hij wilde dat ook in kleur uitgegeven hebben. Maar in die tijd was kleur nog duur, niet alleen vanwege die vier drukgangen, maar ook vanwege het aan te leveren materiaal: vier rasterfilms per pagina; dat was voor 36 pagina's plus cover 144 rasterfilms. Paul Schindeler hoorde dat gesprek en zei: "Als ik mij er even mee mag bemoeien, je kan die films ook gewoon uit raster snijden..." "Je kan... wat?!" zeiden Ger en Dick bijna tegelijk. "Nou," legde Paul deskundig uit, "je neemt een aantal raster 36 films in tien gradaties en je mengt die films per plaatje en snijdt ze uit per kleurvlak." "En hoe weet je welk raster je moet hebben?" wilde Dick Matena nog weten. "Daar heb je speciale kleurwaaiers voor. Zo'n waaier is doorzichtig op een witte ondergrond en van de vier kleuren heeft hij elk tien gradaties en die schuif je net zolang over elkaar heen tot je de goede kleur hebt en dan kan je op de rand van de waaier aflezen welke films je moet hebben voor die kleur." "Dat is toch monnikenwerk!" protesteerde Ger, "daar ben je weken, zo niet maanden, mee bezig!" "Nou ja, ik heb hier toch niet echt iets anders te doen en het lijkt me wel een aardig experiment want volgens mij is dat voor een strip nog nooit gedaan," zei die Paul toen nog redelijk opgewekt. Hij heeft het gedaan en hij is er twee maanden mee bezig geweest en na afloop zei Dick Matena dat hij de kleuren iets te strak
vond, want het effect van het aquarel kwam niet zo goed over. Ze waren allebei gek. Dick Matena was dermate onzeker dat elke tekening van hem zo vaak was verbeterd en bijgewerkt, dat het dekwit er als een mislukt reliëf op het papier plakte en bij teveel beweging eraf sprong. Hij was het letterlijke tegendeel van iemand zoals Gerrit de Jager die in één dag meerdere pagina's tekende. Zijn waanzinnigste prestatie ooit was een heel album in een weekeind omdat hij met zijn familie op vakantie moest. De redactie van het weekblad de «Nieuwe Revue» zocht een familiestrip en het mocht best een beetje pittig. Ik zag het allemaal van een veilige en onopgemerkte positie in de achtergrond. Er kwamen twee heren en het leek even alsof de koningin op bezoek was gekomen. Aan een tafel bij het raam, uitkijkend op de Korsjespoortsteeg, gingen vijf personen zitten en geheime zaken bespreken. Gespreksleider was Ger van Wulften, optredend als agent van Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen die beiden natuurlijk ook aan die tafel zaten. En de heren van het weekblad stelden hun vraag over wat er mogelijk was en hoe een dergelijk verhaal eruit ging zien. Er werd vergelijkbaar materiaal getoond en in de stemming gekomen, legde Gerrit de Jager in een kwartier tijd het hele concept uit zijn hoofd neer. "Vroeger had je de 'Familie Doorsnee', iets op de radio, nou, dan noemen we dat nu 'Familie Doorzon', want ze wonen nu allemaal in zo'n doorzonwoning. En natuurlijk heeft de vrouw des huizes iets met de buurman en natuurlijk is een zoon homo en de dochter komt met een neger thuis...", ratelde Gerrit het concept van de 'Familie Doorzon' op tafel. En iedereen was enthousiast. Dit was precies waar men naar op zoek was. En vanaf dat moment draaide alles om 'Familie Doorzon'. Natuurlijk moesten de financiële details nog worden besproken maar in principe stonden alle lichten op groen. Jaren later vertelde Gerrit de Jager bij de VPRO radio waar ik ook een keer heb gezeten, dat hij eigenlijk zijn eigen herinneringen zat te tekenen. Hij was met zijn vrouw in een doorzonwoning in Lelystad gaan wonen omdat er in Amsterdam niets voor een redelijke prijs meer te krijgen was en op een gegeven moment kreeg zijn vrouw een verhouding met de buurman. Of Gerrit ook stond te lonken naar de rondboezemige buurvrouw, vertelde hij niet. Een week later kwamen er weer heren van de Nieuwe Revue om de financiële kwestie te bespreken. Paul Schindeler, die nog steeds bezig was met het snijden van rasterfilm, haalde een kop koffie en bleef toen bij de onderhandelende heren even staan. Het gesprek viel onmiddellijk stil en aller ogen waren
ineens op Paul Schindeler gericht. "Heb je niets meer te doen?" vroeg Ger nijdig. Enigszins verongelijkt vertrok Paul weer naar de studio beneden. Later kwam Ger beneden bij me staan en zei zachtjes tegen me: "Weet je wat die Schindeler net heeft geflikt? Hij kwam gewoon bij de onderhandelingen staan luisteren. Je moet hem wel even duidelijk maken dat bepaalde dingen absoluut niet kunnen en anders gooi ik hem eruit want ik kan daar absoluut niet tegen." Even later ging ik bij Paul zitten. "Moet je even luisteren. Ger vertelde..." En zo legde ik hem uit dat iets dergelijks absoluut niet werd gewaardeerd. "Maar ik ben hier toch om het vak te leren," verweerde hij zich dapper. Maar ja, de heren van de Nieuwe Revue waren hier niet gekomen om Paul Schindeler de knepen van het vak te leren. Paul Schindeler was, vreemd genoeg, blij met mijn wijzing. Heel veel later, nadat ook ik begon te beseffen dat er iets vreemds was aan Paul Schindeler, alsof hij de manier van contact met mensen afdraaide als een film of een ingestudeerd toneelstukje, bleek dat de goede Paul gewoon autistisch was, een soort savant, alleen was hij niet bijzonder begaafd op één specifiek gebied maar op veel gebieden. Later bleek hij een soort artistiek genie met een 'fotografisch geheugen' te zijn maar hij leefde in een eigen realiteit die alleen hier en daar wat raakvlakken had met de werkelijkheid van alle dag. Hij heeft zijn leven nooit op orde gekregen ook al deed hij zijn best, een redelijk normaal gezinsleven te leiden. Maar we komen hem nog weleens tegen in dit verhaal. Voorlopig was het 'Familie Doorzon' wat de klok sloeg.
In al die tijd lag het werk aan mijn stripverhaal stil want daarvoor was geen ruimte gegeven behalve een paar uurtjes in het weekeind. Nu er geld binnen kwam bij Espee, konden er mensen voor het studiowerk worden gecharterd en was ik daar niet meer echt nodig. Dat kwam mooi uit want Ger wilde toch doorgaan met het verhaal over mijn herinneringen uit het naoorlogse Duitsland.
Onverantwoordelijke incidenten Ik wil het even, met de nodige verontschuldigingen, hebben over twee schietincidenten waar ik aan moet denken, nu ik bezig was met mijn activiteiten bij uitgeverij Espee. Ze speelden zich beiden namelijk af in dezelfde tijd. Incident 1 speelde zich bij mij thuis af. Het was zomer en ik werkte als redacteur op de uitgeverij. Ik kwam weer eens laat thuis van mijn werk en had nog net tijd voor een laatste glas melk en moest onmiddellijk naar bed want het was inmiddels half drie in de nacht en om half acht ging de wekker. In de kroeg, het algemeen beroemde 'Vergulde Paard', op de hoek van het pad dat langs de pastorie liep en bekend stond als het Daalmeerpad, was een feestje aan de gang en er klonk dronkenmanslawaai tot in mijn woon-slaapkamer.
Hotel-pension-restaurant «Het vergulde Paard» te Koedijk.
Daar was desnoods wel doorheen te slapen en ik ben niet kinderachtig in die dingen. Maar ineens begon de kerkklok vóór mijn keukenraam te luiden; de één of andere dronken boerenknuppel was in die ijzeren toren geklommen en aan de belkoord gaan hangen. Dat was natuurlijk vreselijk leuk. Hij was even de held en zijn daad werd gehonoreerd met instemmend geschreeuw, gejuich en gelach. Inmiddels was de jongeman weer naar beneden geklommen. Maar naar
een tijdje, toen men zijn heldendaad dreigde te vergeten, wilde hij het geheugen van de aanwezigen nog eens opfrissen en even later hing hij weer aan de klokkenkoord, waarmee deze met een elektromotor was verbonden die ervoor zorgde dat de klok op gezette tijden en niet midden in de nacht luidde. Koortsachtig dacht ik na. Wat te doen? Dit gedoe kon nog uren voortduren en dan was ik de volgende ochtend niet te gebruiken. Ik kon ook uit de balkondeur stappen en mijn behoefte aan slaap uitleggen. Maar om de een of andere reden heb ik geen vertrouwen in de aanspreekbaarheid van dronken boerenvolk en zeker niet in Koedijk. Toen de boerenknuppel voor de derde keer de klokkentoren opzocht en voor klokkenluider speelde, trok ik mijn Co2pistool van Crosman van de muur, laadde hem met een 6 mm diaboloprojectiel met platte kop die voor professionele wedstrijden wordt gebruikt, spande het wapen en mikte door de open balkondeur op het witte T-shirt in de toren op een plek ergens tussen de schouderbladen. Ik wist dat de kogel af zou ketsen maar wel een blauwe plek achter zou laten. Paff! "Auw, godverdomme!" hoorde ik het slachtoffer roepen, terwijl hij alles los liet en uit de toren stortte. Op de grond, tussen de poten van de toren aangekomen, krabbelde het figuur vloekend en verwensingen uitend overeind en strompelde naar de kroeg om verslag te doen. Nu had ik echt een probleem, want onmiddellijk kwam natuurlijk de hele kroeg verhaal halen. Wat nu te doen? Beneden lagen de oudjes te slapen en die wilde ik niet ook nog wakker hebben. Het was al erg genoeg dat ik nu nog op en bezig was. Ik herlaadde het pistool voor het noodgeval en als het echt tot een knokpartij zou komen, dan had ik nog een ouderwetse gummiknuppel die ik ooit van mijn achterneef uit de erfenis van dikke Willie cadeau had gekregen. En zo ging ik naar beneden, via de keuken van de oudjes en door de achterdeur naar
buiten. Nu kon ik twee dingen doen: Ik kon in het donker het verdere verloop van de zaak afwachten en pas optreden als ze de tuin in kwamen en daar kabaal en stennis gingen maken of ik kon, net als in een westernfilm, wijdbeens in de ingang tot het erf op het pad gaan staan en dreigend kijken, in de hoop dat ik indruk zou maken. Op die indruk gokte ik wijselijk niet, maar ging inderdaad in het donker van de tuin, ontstaan door de schaduw van de struiken in het licht van een enkele straatlantaarn, op de dingen wachten die zich hier aandienden in de vorm van een groep jongeren tussen de achttien en de vijfentwintig. Ze kwamen, onderling hun kans van overleven besprekend, tot de plek waar 'ons' pad over ging in het Daalmeerpad. "Volgens mij staat hij ergens in de tuin op ons te wachten, die klootzak." "Ja, en hij is gewapend, ik voel die plek nog steeds." "Ja en wie weet heeft hij nog meer wapens, je weet dat maar nooit met dat soort klootzakken." En zo onderling discuterend, bleven ze hangen op de Daalmeerpad en namen er genoegen mee, enkele kiezels van het pad tegen de voordeur te werpen en dat deden ze met zo weinig vuur dat sommige van die projectieltjes niet eens de deur raakten maar hun vlucht al op het grindpad eindigden. Ik deed niets en wachtte alleen maar af of optreden nog nodig was. Het was niet. Niemand van de heren wilde enig risico op lichamelijk letsel lopen en dus droop het hele clubje onbevredigd weer af en daarmee was ook gelijk het feest afgelopen. Ik ging eindelijk naar bed en vroeg me angstig af of deze actie nog ernstige gevolgen zou kunnen hebben. In principe wisten de figuren waar de schutter woonde. Dus ze hadden makkelijk naar de politie kunnen gaan en aangifte kunnen doen. Dan hadden ze wel moeten opbiechten waarom er was geschoten. Gelukkig hadden ze geen van allen enig benul van de wet en dus heb ik er nooit meer iets over gehoord. Die actie als zodanig was echter kenmerkend voor mijn instelling. Diep in mij schuilt gewoon een gewelddadig persoon als de omstandigheden gunstig zijn. In het weekeind zocht ik vriend Thomas weer op voor onze wekelijks wandeling. Toen ik hem vroeg hoe hij over de consequenties van de actie dacht, zei hij: "Daar hoor je nooit meer iets van. Naar de politie gaat hij niet, want hij was stout geweest door midden in de nacht in die toren te klimmen en de klok te luiden. Wraak nemen zal hij ook niet want in zijn ogen ben je een gevaarlijk en onberekenbaar individu en bovendien weet hij dat je gewapend bent. Hij is er deze keer nog gunstig afgekomen. De volgende keer schiet je hem misschien zijn ballen eraf en dan staat hij er veel slechter voor. Bovendien wist hij dat hij niet
mocht wat hij deed en jij hebt hem gewoon gestraft en in zijn eigen beleving was dat vermoedelijk heel terecht. De komende tijd gaf Thomas gelijk. Waar dit incident ook ter sprake was gekomen in Koedijk en omstreken, ik heb er nooit een woord over gehoord of enige repercussie te verwerken gekregen. Nu moet ik zeggen dat het een andere tijd was. En er gebeurden wel vreemdere dingen in Koedijk. Het bewuste .22 Crosman Mark I target Co2 pistol. Crosman snoept van twee wallen, want ze maken daar niet alleen degelijke Co2 pistolen maar laten die vaak op bekende vuurwapens lijken. Dat kan makkelijk omdat het mechanisme vrij simpel en compact is en dus makkelijk in elke vorm kan worden weg gewerkt. Zo lijkt de Mark I van mij als twee druppels water op de .22 Ruger. Maar het kan nog gekker. Tegenwoordig verkopen ze Co2 wapens met de vorm van revolvers en zelfs de beroemde M16 karabijn waarmee in Vietnam werd gevochten.
Het was ongeveer in dezelfde tijd dat de brug over de sloot tussen de pastorie en het toen nog bestaande 'Vergulde Veulen', een oeroud en op instorten staand huisje dat ooit bewoond was door een dochter van de kroegeigenaar van het 'Vergulde Paard'. Daarvoor werd de sloot bij de tuin van de pastorie en voorbij het kerkhof gedempt en leeg gepompt om de bouw aan de nieuwe brug mogelijk te maken. Het dieselpompje dat de sloot droog en leeg moest houden, hadden de zwakzinnigen van de bouwfirma naast de pastorie en onder mijn raam neer gezet en dat ding stond daar dag en nacht te hameren. Ik deed dus geen oog meer dicht. En dus belde ik de politie om geluidshinder aan te geven. Waar zijn die mensen anders voor? "Tja, meneer, u kunt daar misschien wel last van hebben, maar het is werk aan de openbare weg en dat moet nu eenmaal worden gedaan." - "Met een dieselpomp onder mijn slaapkamerraam?" - "Meneer waar gewerkt wordt vallen nu eenmaal spaanders." En daarmee was voor hen de zaak af maar voor mij natuurlijk nog niet en dus zocht ik mijn toevlucht weer bij geweld. Midden in de nacht, nadat ik weer thuis was gekomen van mijn werk in Amsterdam, haalde ik een blik motorolie uit de schuur, liep naar dat vreselijke pompje, draaide de vuldop voor de dieselolie open en goot een liter motorolie in de tank. Toen ik boven in mijn kamer aankwam, hoorde ik beneden het pompje bezig aan zijn doodstrijd: "Plof, plof, plof ... plof, plof .... plof... puf..." En toen was er eindelijk stilte. Oh, de heerlijkheid!
Toen ik de volgende nacht weer thuis kwam van het werk bij de uitgeverij, stond er een nieuw pompje maar het stond een heel eind verderop, bij het kerkhof. Van de doden weet je één ding in de regel zeker: zij staan niet 's nachts op en saboteren dieselpompjes. Het tweede schietincident vond op de uitgeverij plaats. Paul Schindeler was lid geworden van een schietvereniging en omdat we inmiddels redelijk bevriend waren geraakt, vroeg hij of ik een keer, op een dinsdag, mee ging. Van hem had ik gehoord dat ze daar op twaalf meter schoten en op de zolder boven mijn woning had ik al een keer geoefend met mijn 4,5 mm Daisy Power Het bewuste soort verplaatsbaar pompje met Line 717 wedstrijd-luchtpistool. dieselmotor. De Daisy was een zogenaamd pomppistool, dat wil zeggen, je pompt lucht in een luchtcilinder en perst die lucht samen tot een aantal atmosferen. Dat doe je met een arm aan de zijkant van de luchtcontainer met een enkele pompbeweging. Het voordeel tegenover een 'gewoon' luchtpistool is dat je niet te maken hebt met een zuiger met drukveer. Bij een 'gewoon' luchtpistool werkt de loop als spanarm. Je knikt de loop en spant daarmee de veer. Die blijft gespannen totdat men de trekker over haalt. Dan perst de veer met zuiger de lucht in een cilinder onder de loop of achter de loop boven het handvat samen en wordt de kogel uit de loop geperst. Die dingen hebben alleen maar nadelen. De zuiger is niet echt luchtdicht, er kan lucht naar achteren ontsnappen en het breekpunt van de loop heeft hetzelfde nadeel. Bij een pomppistool, zoals de Daisy, wordt de samen geperste lucht door een ventiel in de cilinder gehouden. Geen zuiger, geen veer, geen trillingen. Bij het over halen van de trekker, springt het ventiel met een klik open en ontsnapt de lucht via een gaatje achter de kogel. Een dergelijk pistool is zuiver op een afstand van acht tot tien meter en de maximale schotafstand is ongeveer 200 meter. Voor de avond bij de schietvereniging met Paul, had ik de Daisy in mijn tas mee naar de uitgeverij genomen omdat ik 's avonds met Paul Schindeler, die in Amsterdam woonde, mee zou gaan. Maar ik had thuis ook werk zitten af te
De 4,5mm Daisy Power Line 717 die nog steeds wordt gemaakt en in Amerika bekend staat als een goedkoop wedstrijd-luchtpistool met een redelijke prestatie, zeker voor de prijs van 200 dollar.
maken en dat haalde ik bij aankomst op de uitgeverij uit mijn tas, terwijl ik die op een tafel had gelegd. Maar om bij hetgeen te kunnen komen wat ik mee had genomen, had ik het pistool even uit de tas gehaald en vervolgens weer terug gelegd. Hein de Korte, een later beroemd geworden humor-tekenaar, had het pistool gezien en vroeg zich nieuwsgierig af wat die gekke Kahl nou weer bij zich had. Terwijl ik met Ger stond te praten over wat er die dag gedaan moest worden, pakte Hein stiekem het wapen uit de tas en begon eraan te wriemelen. Ik had die avond tevoren nog wat geoefend om beslagen ten ijs te komen maar het laatste projectiel in de loop laten zitten omdat ik werd onderbroken. Het is een beetje lastig, een eenmaal geladen 'kogel' weer uit de kamer te krijgen. Wat je dan doet, is, je opent de laadvergrendeling, ontspant de pomparm en laat zo de lucht weer ontsnappen. Dan haal je de trekker over die dan alleen maar 'klik' zegt en het wapen is beveiligd en kan niet worden gevuurd. Voor alle zekerheid had ik ook nog de beveiliging ingeschakeld. Dus in principe kon er niets gebeuren. Nu was het zo dat Gerrit de Jager op de uitgeverij een plekje had gezocht om te werken want thuis was het hem te onrustig en werd hij teveel afgeleid door huishoudelijke kwesties. Terwijl ik dus met Ger stond te praten, rommelde Hein aan dat pistool, spande de pomparm en haalde de trekker over. Shit, hij doet niks. Misschien is dat ding beveiligd, dat knopje hier misschien? En ineens hoorde ik achter mij 'Paf!' en kletste een projectiel boven het hoofd van Gerrit tegen de muur, maakte daar een ondiep gat en vloog zingend de ruimte in om nooit meer te worden terug gevonden. Iedereen schrok zich het bekende hoedje, maar vooral Gerrit was ontdaan. "Ik had wel dood kunnen zijn!" riep hij onthutst en niet eens blij dat hij de aanslag op zijn leven had overleefd. Nu was Gerrit niet echt
geliefd op de zaak. Mensen hadden een beetje het idee dat hij vond dat hij stukken beter was dan wie dan ook. Had de kogel hem wel op zijn hoofd geraakt, had het projectiel daar mogelijk een blauwe plek of bult achter gelaten terwijl het weg zoemde. Het had wel even zeer gedaan, dat wel en dat had bij Gerrits chronische hoofdpijn mogelijk het nodige bij gedragen. Hein heeft ervan geleerd dat je wapens die je niet kent, met rust moet laten en ik heb geleerd dat je welk wapen ook, beveiligd en wel, in een vreemde omgeving geen seconde uit het oog moet verliezen. En juist ik had het kunnen weten want iets dergelijks was mij al eerder overkomen en wel met een wapen dat wèl gevaarlijk was. Toch is er iets vreemds aan een vuurwapen, ook bij mensen die als volkomen vredelievend en wapen vrezend te boek staan zoals Hein de Korte die beroemd werd door zijn absurde humor-strips. Een wapen, en zeker een vuurwapen, hoe lullig dan ook, lijkt toch een mysterieuze en archaïsche boodschap uit te zenden. Vroeger waren het pijl en boog en het zwaard en nu is het een vuurwapen met een naam. Als in Amerikaanse politiefilms het gebruikte wapen ter sprake komt, gaat het altijd over de Glock. De hele wereld schiet op dit moment met dit Oostenrijkse product van een firma die ooit met gordijnrails is begonnen. Wat de Glock bijzonder maakt is het feit dat dit wapen voor een groot deel uit plastic is vervaardigd en uit heel weinig onderdelen bestaat, maar in principe nooit weigert en onder de meest extreme omstandigheden nog altijd foutloos functioneert. Het is in ieder geval een merk dat niet uit een oorlog is voortgekomen want het bestaat pas sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw.
De 9mm Glock 17, vierde generatie.
Scientology
Het was een mooie zomernamiddag, toen ik in Amsterdam over de Keizersgracht wandelde en tegen werd gehouden door een vriendelijke jongeman die mij vroeg of ik al een persoonlijkheidstest had gehad. Natuurlijk was ik nog steeds op zoek naar het antwoord op al mijn vragen en frustraties en nee, ik had nog nooit van Scientology of Scientology Church of kerk gehoord. Het verhaal klonk spontaan en uitnodigend en ik voelde me sterk genoeg om een en ander kritisch te ondergaan. De sekte had toen nog een klassiek grachtenpand in beheer en gebruik. Daar was op het eerste gezicht niets mee aan de hand. En dus liep ik op die mooie zomerse dag nieuwsgierig het gebouw van de Scientology Kerk, de schapenstal van Ron Hubbard, binnen. Ik was niet de enige, er was al een tiental mensen nieuw in deze omgeving. Ik werd na een lange tafel geleid en kreeg een formulier van meerdere pagina's voor mijn neus, waarin ik langwerpige vlakjes zwart moest inkleuren waarvan ik vermoedde dat ze een soort moderne computer hadden die de vlakjes kon inlezen en uit hun positie kon opmaken wat het antwoord was. Ik deed braaf en consciëntieus wat mij was opgedragen en voelde ook geen enkele behoefte om te proberen mijn antwoorden te manipuleren. Ik was eerlijk benieuwd wat er uiteindelijk uit zou komen. Na een half uur intensief invulwerk leverde ik mijn formulierpak in en kreeg een stoel aangewezen waarop ik kon wachten op het antwoord. Het vertrek hing vol affiches over Scientology en Dionetics. Na een half uur wachten, kwam de persoon die het formulier had ingenomen weer terug en vroeg mij, met hem aan een tafel te gaan zitten. De jongeman had een nieuw soort formulier bij zich waarop de uitslag van mijn antwoorden in grafieken was weer gegeven.
"Rudolf, ik heb jouw antwoorden door genomen en dat ziet er goed uit. Je staat redelijk goed in het leven en presteert goed in je werk. Kijk. dit is je werkcurve en die blijft keurig boven de basislijn. Er zijn zelfs behoorlijke uitschieters. Het enige dat wat aandacht verdient is jouw positie in de relatiesfeer. Daar zitten wat remmingen of, zoals wij dat noemen, aberraties. Op zich is dat niet zo vreselijk maar het kan op den duur zeer hinderlijk worden want, kijk, als je de curve hier volgt, dat is je relatielijn, dan zie dat het ook invloed heeft op jouw functionaliteit en uiteindelijk kan dat alles een stuk naar Het tegenwoordige pand van de Scientology kerk beneden trekken. Ik zou je aanraden om bij ons een aantal cursussen te volin Amsterdam. Het hoofdkwartier van de beweging in Amerika. Het doet me een beetje aan Nero denken en zijn plannen voor het nieuwe Rome of 'Neropolis', zoals het bedoeld was te heten.
gen, beginnend bij een communicatiecursus, die is ook maar dertig gulden, en dan kunnen we in de tussentijd kijken hoe wij van daaruit verder kunnen gaan, uitgaande natuurlijk dat je dat wel wilt. Je bent natuurlijk nergens toe verplicht of zo, maar het zou jammer zijn als je hier niets aan zou doen want voor de rest scoor je behoorlijk hoog." Ach, wat kon me gebeuren? Ik bleef dus nog even hangen. Er stonden ons nog twee films te wachten die één en ander duidelijk moesten maken. Hier begon het al een beetje mis te gaan. Het materiaal was natuurlijk vertaald Amerikaans en dat was niet zo slim van hen. We kregen, na een inleidend praatje, dus twee films te zien. De eerste film toonde ons Ron Hubbard himself in een toespraak over de wonderen van «Scientology» en «Dionetics». De man deed me sterk aan een reptiel denken, het had me niet verbaasd als zijn huid uit schubben had bestaan en zijn tong uiteindelijk gespleten bleek te zijn. Op het verhaal op zich was niet zo veel aan te merken, hoewel zeer summier samengevat en toegesneden op pure propaganda en de domheid van de gemiddelde Amerikaan, zoals dat bij een Amerikaanse onderneming plicht schijnt te zijn. De tweede vertoning was een soort actiefilm die ons het nut en de zin van Scientology in de praktijk moest tonen. Deze rolprent zat zo knullig in elkaar dat hij door de evangelische omroep uit de jaren 80 van de vorige eeuw gemaakt had kunnen zijn. Hier werd ons een in stress geraakte filmster van twijfelachtige faam - waarom in godsnaam een filmster? - getoond die bij Scientology in "behandeling" ging en na het beruchte "clearingsproces" weer met beide benen op de grond kwam te staan en gelukkig en opgetogen haar, in wanorde geraakte, bestaan kon hervatten Laffayette Ronald Hubbard, geboren in Tilden, Nebraska op 13 maart 1911, overleden in San Luis Obispo, Californië op 24 januari 1986, was oprichter en leider van de Scientology 'Kerk' die in Amerika in 1954 van de grond kwam en het nu dus zestig jaar heeft vol gehouden.
om voor eens en altijd orde op zaken te stellen en tot haar dood lid te blijven van de 'kerk' met de eveneens twijfelachtige faam. De film was door Amerikanen voor Amerikanen gemaakt. Daardoor kwam het geheel nogal stompzinnig op me over. Desondanks gunde ik Scientology een tijdje het voordeel van de twijfel. De doelstellingen leken in eerste instantie niet eens zo verkeerd. Waar ging het nu allemaal om? Ron Hubbard, een ex-marine-officier, was in twee zaken geïnteresseerd: psychologie en sciencefiction. Hij wilde die twee vermoedelijk combineren, een mogelijke reden waarom zijn boek «Dionetics» in afleveringen in een Amerikaans sciencefictionblad verscheen. Hij had voor zijn idee een methode bedacht om mensen van stoornissen in hun dagelijkse omgang met zichzelf en anderen af te helpen. Zijn uitgangspunt was het feit dat bijna iedereen wel ergens tegen een complex is opgelopen dat hij op dat moment niet kon oplossen en dat daardoor voor de rest van het leven van desbetreffende persoon een hindernis vormt dat gedurende het leven voortdurend aan gewicht toeneemt. Verder gaf hij als oorzaak van dat conflict altijd een trauma aan omdat de mens bij het oplopen van een trauma altijd en per definitie slachtoffer is. Dat trauma kan van alles zijn, elke pijnlijke situatie, waar op dat moment geen antwoord op is, en de herinnering er aan wordt weg gestopt en dat dus voor de rest van het leven onderbewust om verwerking vraagt. Die onderdrukte herinnering kan jarenlang blijven sluimeren en stiekem gewicht verzamelen totdat een bepaalde gebeurtenis die herinnering wakker schopt. Op dat moment is de persoon in kwestie de originele situatie allang vergeten en schrijft de plotselinge emotie aan een heel andere oorzaak toe. We zien dit soort zaken in tv-series zoals «Criminal Mind» kleurrijk gedemonstreerd. Alleen bij de heer Hubbard ging het niet alleen om enkele zeldzame gevallen maar hij ging ervan uit dat iedereen het een of ander lelijk geraamte in de kelder verbergt zonder dat hij het weet. Op dit probleem had hij het volgende antwoord gevonden. Het was zo simpel als een uitleg van Dr. Phil. Hij had voor deze gelegenheid een aantal vragen bedacht. Waar emotioneel op wordt gereageerd, daar moet zich volgens zijn idee een aberratie schuil houden. Hoe zie je of iemand ergens emotioneel reageert en hoe weet je hoe die emotie eruit ziet? Daarvoor had hij de zogenaamde e-meter uitgevonden. Men stel zich de e-meter voor als een versimpelde leugendetector. Hij tekende geen lijnen op een
papieren rol, hier zat aan de andere kant van het apparaat een soort klok. Het slachtoffer kreeg twee blikken waar aan elk een kabel was vast gesoldeerd, in handen. De draden liepen naar de zogenaamde e-meter met het klokje dat iets weg had van een ouderwetse spanningsmeter. Afhankelijk van de opkomende emotie, sloeg de wijzer naar rechts of naar links uit. Hoe verder de wijzer uitsloeg, hoe heftiger de emotie. Maar omdat elektromagnetische spanningen niet aaneensluitend worden geregistreerd, meende men van het ritme van de wijzer ook het een en ander af te kunnen leiden.
Links: De moderne e-meter. In mijn tijd zag het ding er heel wat primitiever uit en leek op een wat uit de krachten gegroeide reiswekker. Rechts: Gratis 'stress-test' op straat in Amerika.
Ook in Duitsland doet men bij de organisatie geen half werk, al hebben ze daar al eerder een geloof in de persoonlijke macht mogen uitproberen.
... en hetzelfde in Berlijn in 2007. In Duitsland werd en wordt de Scientology Kirche met argusogen in de gaten gehouden. De Duitsers waren inmiddels het dromen afgeleerd. Toch heb ik met dat kind te doen, ze bedoelt het waarschijnlijk goed maar heeft niet de uitstraling van een nieuwe messias.
Om vergissingen te voorkomen en uitgebreider informatie over het moment te kunnen inwinnen, werd de vraag aangestreept om er op een later tijdstip weer op terug te kunnen komen. Maar, net als bij een leugendetector, is ook hier het systeem erg foutgevoelig. Ik had, bijvoorbeeld, na de films, op de vraag hoe ik de presentatie had ervaren, gezegd dat ik het helemaal niets vond. Dus bij de vraag of ik ooit iets negatiefs over Scientology had gezegd, dacht ik tijdens mijn eerste testmeting automatisch aan mijn oordeel over de presentatie en wist dus niet wat ik moest antwoorden. Ik had weliswaar iets negatiefs gezegd maar dat was binnen de organisatie en bovendien bekend. Ik vond dat dus niet tellen maar wist uiteraard niet hoe zij dat ervoeren. Op dat punt werd ik vervolgens eindeloos door gezaagd. Op die manier kwam ik er al gelijk achter dat men bij Scientology doodsbang was voor kritiek. Voor de goede orde deed ik een communicatiecursus voor dertig gulden. Daarbij leerde ik weer iets anders. De naam was verkeerd gekozen, het had
manipulatiecursus moeten heten. Ik leerde weer iets over Scientology, namelijk dat alles erop gericht was om anderen je wil op te leggen. Ze hadden er ook weer een term voor. Wie op dat punt succesvol was, die was "in power". Een onderdeel van die techniek was, nooit de bal uit handen te geven. Ze hadden een speciaal model voor communicatie ingevoerd, ook weer een idee van ome Ron: Als je een gesprek opende, liet je de tegenstander jouw tekst bevestigen om duidelijkheid te hebben over het feit dat hij jouw tekst had begrepen. Jijzelf bevestigde vervolgens het antwoord wat de tegenstander (ja, want om gesprekspartnerschap ging het hier niet) had gegeven met een herhaling. Dat was zogenaamd om duidelijkheid te houden maar in wezen was het ook een manier om tijd voor de tegenzet vrij te maken. Alles was op prestatie gericht bij Scientology, prestatie en persoonlijke macht want de illusie van persoonlijke macht maakte blijkbaar gelukkig. Intern hadden ze een manier van tewerkstelling bedacht die zelfs aan bedrijven werd verkocht. Niemand deed alleen maar één ding waar hij goed in was. Nee, op het moment dat die persoon beter presteerde dan zijn voorganger, moest hij zijn methode opschrijven en ook aangeven wat hij ten opzichte van de vorige werkwijze had veranderd. Vervolgens werd hij van zijn plaats gehaald en aan een moeilijker klus gezet met de bedoeling dat hij ook daar een verbetering aan bracht. Ron Hubbard had een boekenplank vol met boeken over bedrijfsvoering geschreven die volgens de sekte door diverse bekende bedrijven werd gebruikt. Het eerste deel was voor bedrijven tot vijf medewerkers, deel 2 tot 5 was voor bedrijven tot tien vaste medewerkers, deel 6 tot 12 was voor bedrijven met maximaal 100 werknemers en zo ging dat door. Die prestatiegerichtheid uitte zich naar buiten toe zoals dat in Amerika nu eenmaal werkt: in geld. Elk lid van de club was verplicht, per jaar een bepaald aantal boeken te verkopen. Daar zat een aardig foutje in verborgen. Gedreven door die verkoopsgeilheid verkochten ze ook boeken die leken helemaal niet hoorden te lezen. Zo kocht ik op een gegeven moment zelf het 'Minister handbook' wat alleen voor leden toegankelijk hoorde te zijn die bezig waren met een kaderopleiding. Kaderleden werden, volgens militaire regel, 'officers' genoemd en een minister was in feite een soort generaal in de beweging, in de kerk zou men hem of haar een voorganger noemen.
Terwijl mijn weerstand groeide, probeerde ik toch lid te worden van de club omdat ik dacht dat ik toch ergens iets van hen zou kunnen leren. Om lid te worden moest je een toelatings-verzoekschrift opstellen en naar de directie van Europa in Denemarken sturen. Mijn gezoek werd na weken afgewezen zonder opgave van reden. Dat vond ik al vreemd van een organisatie die communicatie hoog in het vaandel heeft staan. Ik stapte daarop naar mijn dichtstbij staande 'officer' en vroeg braaf om raad. "Misschien heb je niet duidelijk genoeg aan gegeven hoe graag je lid van ons wil worden," zei de man zonder te blozen. Het werd steeds enger. Nu wilde ik het zeker weten. Ik schreef een nieuw en bijna slijmerig verzoekschrift, zonder echt met mijn kin door de modder te ploegen. Weer geen antwoord. Toen was ik het natuurlijk zat. Dat schijnheilige zootje Amerikaans vuilnis! Ik zette aan onze innige relatie een punt door uit te leggen dat hun eigen regels eigenlijk niet voor henzelf bleken te gelden en dat ik vond dat je een organisatie niet op deze manier kon voeren. Bovendien was mij opgevallen dat men op aanvallen van buitenaf ongezond hysterisch reageerde en in die hysterie geen enkel zinvol repliek wist te bedenken. In dezelfde tijd had Vara tv een uitzending over Scientology gehad en weer was het alleen maar over geld gegaan, maar erger nog was dat elk antwoord, gegeven door de stakkers van Scientology de zaak alleen maar erger maakte. Toen ik de volgende dag bij het clubje kwam om te kijken of ik er al uit gesmeten werd, zag ik een vrouwelijke officer in discussie. "Zo, dat hebben jullie weer mooi geflikt!" riep ik bijna triomfantelijk, waarop iedereen me verstoord aan keek. "Hoe bedoel je?" vroeg het vrouwmens enigszins geërgerd. "Nou, jullie verweer op tv! Mijn god, wat een ellende!" "Ik heb liever dat jij je daar niet mee bemoeit," werd ik terecht gewezen, want ik was in de organisatie natuurlijk helemaal niemand. Er waren inderdaad mensen geweest die hun huis hadden verkocht om topcursussen te kunnen betalen. Maar ze gaven niet alleen maar cursussen bij Scientology, nee, hun stokpaardje, waar bijna alles om draaide, was de 'clearing'. Want als je via de emeter een rempunt had gevonden, was het natuurlijk zaak om die storing weg te nemen want, en daar moest ik hen wel gelijk in geven, als aberraties of storingen maar blijven zitten en mee lopen, kosten zij energie. Op een gegeven moment kan een groot gedeelte van de zo nodige 'levensenergie' gaan zitten in het weg duwen van onderbewuste problemen en conflicten en omdat men die energie nodig
heeft voor het optimaal functioneren, neemt de functionaliteit geleidelijk af wat op zich weer een nieuw probleem gaat vormen. De techniek voor het bloot leggen van traumatische ervaringen, noemde men 'time track'. Men liet mensen terug gaan in hun herinnering totdat men weer een emotionele spanning tegen kwam. Daarover bleef men dan net zolang doorvragen en -zagen totdat het moment in het verleden (schijnbaar) zijn ware gezicht toonde. Vervolgens moest de 'patiënt' dat moment net zolang herbeleven totdat alle emotionele spanning was geweken en een soort verveling optrad. Maar daarmee had men de oer-oorzaak nog niet bloot gelegd. Daarvoor moest men nog verder terug. Er zijn zelfs mensen geweest die op die manier het idee hadden dat ze terug waren in de baarmoeder en last hadden gehad van pre-natale trauma's. Hubbard ging zelf nog een stap verder, hij meende zich vorige levens te herinneren. Geloof ik dat? Vroeger ben ik een tijdje gevoelig geweest voor theorieën over reïncarnatie maar op de lange duur ben ik toch van dat idee afgestapt. Ik denk dat bij de heer Hubbard op een te lange time track-reis wat schroefjes los zijn gaan zitten. Maar zeker weten zal je dat nooit. Je kan het ook niet meer vragen want hij is in 1986 overleden. Ik heb meisjes gekend die 'gecleard' waren. Voor hen was dat een geweldige ervaring. Meestal braken mensen in hevige huilbuien uit. Eigenaardig was echter dat deze personen na verloop van tijd opnieuw moesten worden gecleard omdat toch weer aberraties de kop op staken. Het lijkt een milde soort van zielskanker wel. Misschien was het clearingsgevoel wel zo iets als wat ik had gevoeld toen ik het boek van Paul Brunton las en bij het licht in ons binnenste was aangekomen. Oké, dan ben je gecleard en wat dan? In principe heb je dan toegang tot je volledige levensenergie. Je bent dan 'in power', zoals ze dat noemen. En dan begint het feest pas. Want dan wordt het tijd om je portemonnee echt open te trekken, dan komen de èchte studies, de studies die je op weg helpen om het hoogste te worden wat menselijk mogelijk is, namelijk 'Operating Thetan', de Übermensch noemde Nietzsche dat maar had daarbij voor geen seconde een Amerikaan in gedachte. Het gaat om functionaliteit en macht. Wij gewone sterfelijken, boerenpummels en stadse stakkers, zitten in principe gevangen in ons dagelijkse sleur en zijn van alles afhankelijk en hebben in principe niet eens zeggenschap over ons eigen bestaan. Ons overkomt van alles waar we geen en-
kele macht op uit kunnen oefenen. Wij sukkels worden min of meer geleefd. Wij bevinden ons op het laagste niveau van de mens. Maar er is hoop: via trainingen van Scientology kunnen we opklimmen op de ladder van het menselijk Zijn en het menselijke niveau. We kunnen ons afzijdig en veilig houden en de dingen om ons heen doorzien. Op het tweede niveau zijn we dus nog toeschouwer maar we zijn niet meer slachtoffer. Op dit niveau kunnen we tot op zekere hoogte nog ons gezin beschermen. Het derde niveau is dat van de machthebber, dan kunnen wij de gang van zaken zelf bepalen. Maar in dit hoogste van de persoonlijke niveaus zijn er weer drie stadia op weg naar... laten we zeggen ... God: In het laagste niveau kunnen we veilig beslissingen nemen voor onszelf en ons gezin. Op het volgend niveau zijn we machtig binnen onze stam. Dat heeft men ingebouwd om een kerngroep te kunnen vormen die Scientology als stam ervaart en als beschermer van de organisatie optreedt. Op het volgende niveau zijn we verantwoordelijk voor het welzijn van ons land. Hier zien we twee ontwikkelingen, beginnend bij de noodzaak van Scientology om te integreren in de landelijke politiek. Ze zijn inderdaad op dit vlak erg actief geweest. Tja, en dan komen we bij de hoogste trede van de trap van geestelijke macht - de Operating Thetan of handelende geest, vrij van elke beperking en ongehinderd door welke invloeden dan ook. Hij heeft niet alleen macht over het welzijn van zijn land, nee, zijn beslissingen betreffen het welzijn van de wereld en in principe ook de kosmos. Hij moet worden gezien als... tja... als God. Hij heeft het heelal misschien niet geschapen in zover we van geschapen kunnen spreken, hij kan er wel invloed op uitoefenen. Misschien is dit beeld wat rommelig weer gegeven en helemaal onwaar is het ook niet. Er was een geleerde die heeft gezegd: "Als ik mijn hoed optil, verschuiven de sterren in het heelal." Dat was natuurlijk zowel waar als overdreven. Hij wilde daarmee aangeven dat in het heelal alles met elkaar samen hangt en niets op zichzelf staat. Zo, dat is nogal wat. Er zijn wat beroemdheden lid geworden van die sekte, zoals Tom Cruise, John Travolta.... Zouden zij minder zijn geworden zonder Scientology? Ik denk het niet. Het schijnt dat er niet alleen een Operating Thetan is gekomen maar 54 in gradaties. Scientology heeft de crisis niet voorkomen, heeft het oerwoud niet gered voor de hebzucht van domme Brazilianen of nog dommere Siamezen. Ze bestaan nog steeds en zo heel nu en dan komen ze onaangenaam in het nieuws omdat het één of andere doorgedraaide lid met een stel volslagen idioten een massamoord pleegt of anders onprettig de aandacht
Links: Dianatics, waar het allemaal mee begon. Rechts: Inleiding tot Scientology, een standaardwerk van L. Ron Hubbard, waarin het allemaal wordt uitgelegd.
opeist. Scientology zal de wereld dus niet redden, net als Facebook of Google, allemaal uitwassen uit het land dat zijn eigen kracht overschat, net zoals de nazi’s dat ooit deden. Ik denk dat Ron Hubbard het ooit goed heeft bedoeld. En in het begin was ik ook aardig enthousiast. Overal waar ik kwam, vertelde ik over Scientology want het leek me geweldig als het werkte. Vrienden van mij zijn ooit lid geworden en heel lang gebleven. Voor mij was het niet veel meer dan het zoveelste experiment om achter de waarheid van het bestaan te komen. Het probleem met organisaties als Scientology is vaak, zeker als zij groot worden en wereldwijd, dat men niet langer relativeert. Men gaat zichzelf te serieus nemen en vergeet om zichzelf te glimlachen.
Links: Tom Cruise als inspirerende spreker bij een scientology-bijeenkomst. Rechts: En natuurlijk mag John Travolta niet ontbreken, een bijzonder boegbeeld van de organisatie.
Een serie boeken over de oprichter, de messias van de organisatie. Daarnaast het Scientology Handbook als DVD. En de cover laat even duidelijk als stompzinnig zien waar het allemaal om draait: iedereen zijn eigen stuk van de wereld, tot er niets meer van over blijft. Of zouden ze heel iets anders bedoeld hebben? En natuurlijk had de comedy-serie 'Southpark' zo zijn eigen visie op Scientology.
Mijn eigen zielleven draaide op dat moment niet geheel om Scientology. Bij mij was de gezegde "Zo boven, zo beneden!" een eigen leven gaan leiden. Ik probeerde het begrip van synchroniciteit te doorgronden. Synchroniciteit kom je als begrip tegen als je de inleiding tot de «I Ching» van Richard Wilhelm leest. Grof gezegd kan je stellen dat het een manier uitlegt waarop de Oosterling oorspronkelijk naar de werkelijkheid kijkt. Wij zien van een gebeurtenis alleen oorzaak en gevolg, maar de Oosterling kijkt naar de samenvallende gebeurtenissen. Astrologie kijkt op die manier. Het is dus niet zo dat dingen hier gebeuren omdat elders de sterren op een bepaalde manier staan. Nee, niet omdat. Een gebeurtenis, elke gebeurtenis, valt samen met gebeurtenissen overal, ook met het beeld in de ruimte op dat moment. Let wel, alleen het beeld, want de sterren die we zien, staan daar helemaal niet, ze stonden daar miljoenen jaren geleden. De sterren hebben dus geen invloed op wat dan ook, hun beeld valt alleen samen met gebeurtenissen van dat moment. Maar dat houdt dus in dat dezelfde betekenis van een gebeurtenis hier ook op een andere gebeurtenis van toepassing kan zijn die met 'onze' gebeurtenis samen valt. De I Ching is in dat punt heel interessant. Net zoals het heelal, is ook hier op aarde en in ieders leven alles in voortdurende beweging. Daar komt de Oosterse gedachte bij dat alles uit twee tegendelen is opgebouwd: Yin en Yang. Ik kom daar misschien nog uitgebreider op terug. Maar de basis van die gedachte is dat het één voortdurend verandert in het andere waardoor je de gang van verandering kan aflezen. Als je het huidige moment juist weet te begrijpen en herkennen, weet je ook in welk moment het op den
duur zal veranderen. Op die manier dachten de Chinezen de toekomst te kunnen voorspellen en dat is zo gek nog niet. Daarom zal er bijvoorbeeld altijd oorlog zijn omdat we een begrip voor vrede kennen. Maar noch de vrede noch de oorlog zal ooit een constante zijn want dan zou het heelal ophouden te bestaan. Om nu het moment of een gebeurtenis te herkennen, zocht ik naar symbolen. Zo kan je bij voorbeeld door het herkennen van je tekortkomingen deze mogelijk overwinnen. Elke dag presenteerde zich aan mij in een steeds nieuwe reeks van symbolen. En dat betekende dat ik afscheid diende te nemen van Scientology want Scientology probeerde met trucjes de werkelijkheid te omzeilen. En zo stapte ik op een goede namiddag naar het gebouw van de Scientology 'kerk' en vroeg een onderhoud aan met de ethics officer, de hoogste rang in een landelijke organisatie. Natuurlijk moest ik eerst weer een half uur in een voorkamer zitten wachten. Dat hadden ze misschien beter moeten regelen, want in die kamer werkten een aantal meiden die daar de post mochten sorteren en andere administratieve taken mochten vervullen. Het waren bijna allemaal leuke meiden, dus daar mankeerde het niet aan. Toen er eentje vroeg wat ik kwam doen, vertelde ik waar ik op dat moment mee bezig was en in een mum van tijd zat het hele kantoor om mij heen. Ik voelde me net een soort messias. Ik woonde al in een pastorie. Het stelletje engelen hing aan mijn lippen. En toen begreep ik ook onmiddellijk het 'bestaansrecht' van die organisatie: ze waren allemaal op zoek naar genezing van hun angsten en hun onzekerheid en het maakte eigenlijk niet meer uit wat je zei of dat ze begrepen wat je zei. Als ik dat gewild had, was ik met het hele spulletje zo naar buiten kunnen lopen en we hadden onze eigen kerk op kunnen richten. Voor dat kleine halfuurtje was ik aan Hubbard voorbij en leefde nog. En toen werd ik binnen geroepen in het kantoor van de 'ethics officer' in die bovenverdieping in dat statige grachtenpand. "Wat kan ik voor je doen?" vroeg zij om het gesprek te openen. Ik nam de gesprekswet niet langer in acht en zei: "Niets. Ik ben met heel iets anders bezig; ik heb de wet van de symboliek ontdekt en dat wil ik verder uitdiepen." Ze wenste me veel geluk en succes in het vervolg van mijn zoektocht en ik had het vermoeden dat ze later blij was dat ik was opgesodemieterd. Ik heb nooit meer iets van Scientology gehoord maar ik heb iets dat ik geleerd had uit het ministerhandboek toch nog succesvol toe kunnen passen. Het was nog diezelfde zomer, toen ik op een mooie zondag met de fiets langs het Noord-Hollands kanaal naar het Noorden fietste. Op een gegeven mo-
ment wilde ik een vader met zijn dochter die naast elkaar vóór mij fietsten, inhalen. Dat kind merkte vermoedelijk dat iemand achter hen aan kwam en wilde omkijken en reed daarbij tegen de fiets van haar vader op en kwam lelijk te vallen. Haar linker knie was behoorlijk beschadigd en ik was in eerste instantie bang dat hun fietstochtje bedorven was. Zij zat aan de rand van het fietspad te huilen, toen ik afstapte en mijn fiets naast het fietspad legde. "Ik kan hier misschien iets doen," zei ik tegen de vader. "Oké..." zei de man wat aarzelend. Toen ging ik voor het meisje op de hurken zitten en vroeg haar of ze wilde dat we samen iets met de pijn gingen doen. Ondanks de vrije loop van tranen wilde ze dat wel. Ik begon met mijn hand op haar voet te drukken en vroeg of ze dat voelde. Ja, dat voelde ze wel. Toen raakte ik haar enkel aan en stelde dezelfde vraag. Ja, dat kon ze ook nog wel voelen. Inmiddels waren de tranen gestopt. Dit was best een spannend spelletje. Toen raakte ik haar scheenbeen voorzichtig aan en vroeg of ze dat kon voelen. Ook dat voelde ze nog wel. Ik ging door tot ik vlak onder de bloedende knie was aan gekomen. En zelfs daar voelde ze mijn lichte aanraking nog dwars door de pijn heen. Toen vroeg ik of ze op kon staan. Ze stond inderdaad op en hinkte naar de fiets en stapte op om verder te rijden. De pijn was er nog wel maar beheerste haar niet langer. Ze is met haar vader verder gefietst, nadat ik hen was gepasseerd. Ik voelde me geweldig, inderdaad een soort Jezus Christus, al was dat kind dan niet dood gevallen. Thank you, Minister handbook. Er stonden nog een hele hoop van dat soort trucjes in dat lijvige exemplaar van Scientology-ijver met van die EO-achtige foto's, ja, want het bleef Amerikaans en voor goede smaak moet je daar gewoon niet zijn maar zeker niet bij zich kerk noemende organisaties zoals Scientology, waar homoseksualiteit hoogstwaarschijnlijk nog een soort ziekte was die weg gecleard kon worden. Tot besluit zou je kunnen vragen of de Scientology-kerk gevaarlijk is voor de geestelijke gezondheid van de mens. Voor hetzelfde geld kan je vragen of het christendom gevaarlijk is voor de geestelijke gezondheid van de mens. Om die vraag van een antwoord te voorzien, moet je heel goed kijken naar wat er feitelijk aan de hand is. Je kan ook kijken naar de mensen die er toe worden aangetrokken en wat het met hen doet. En van die mensen hebben sommige weer een andere baat of last ervan dan anderen. Dus dan zit je met de vraag of er een algemene noemer is. Je hoorde indertijd veel verhalen over ontvoeringen, afpersing, opsluiting en dwang. Aan dat soort verhalen, als er al een kern van waarheid in zit, kleven in de regel verschillende achtergronden en oorzaken. De
meest hardnekkige verhalen zijn die waarbij mensen werden achtervolgd door telefoontjes en andere, bedreigend overkomende, repercussies als mensen hadden besloten, de organisatie te verlaten. Iets van die verhalen zal best tot op zekere hoogte waar zijn en dat geeft een onprettig gevoel. Wat ikzelf heb ondervonden, is dat ik nooit ben lastig gevallen door leden van de organisatie, toen ik was opgestapt, maar dat heeft er vermoedelijk mee te maken dat ik een verhaal had waar men zich wel in kon vinden. Ik was geen gevaar voor Scientology omdat ik een eigen weg ging die geen conflict hoefde op te leveren voor de organisatie of haar denkbeelden. Het streven naar macht is alomtegenwoordig, dat weten de nazi's bij Google, Facebook of Jahoo ook en doen daar net zo hard aan mee. Het is eigen aan Amerika om nieuwe ideeën volledig uit de hand te laten lopen en daarin zijn ze niet veel anders dan de nazi's uit de jaren dertig. Hitler was in het begin hoogstwaarschijnlijk ook verrast door de persoonlijke macht die hij wist te genereren. Maar een waarlijk groot persoon, Nietzsches Übermensch, bijvoorbeeld, zou geen werktuig van die macht worden door haar voor zichzelf of de eigen groep, familie, land te gebruiken. Het gaat er namelijk niet om hoeveel macht je hebt of hoeveel geld jou door manipulatie van omstandigheden in de schoot valt, je bent ondanks alle succes gewoon de lul of trut die je altijd al bent geweest. Het kost alleen maar steeds meer moeite om dat te verbergen of te camoufleren. Neem de Romeinse keizer Nero. Hij had naar buiten toe alle denkbare macht maar tegelijkertijd was hij doodsbang voor de dood door een moordenaar dat hij iedereen waarvan hij dacht dat die ooit gevaarlijk kon worden, liet vermoorden totdat hij ooit inderdaad werd vermoord. Daardoor kon hij geen van zijn grootse plannen verwerkelijken of ervan genieten. En hij is uiteindelijk in de geschiedenisboeken terecht gekomen als de zoveelste Romeinse paranoïde gek. De aarde is een gewelddadige en kwaadaardige plek en voor velen, zo niet de meesten, betekent persoonlijke macht macht over diezelfde gewelddadige en kwaadaardige wereld als deel ervan. Persoonlijke macht binnen een bank betekent dat je de grootste crimineel bent binnen die taak van waanzin. Er is maar één persoonlijke macht die mij zinvol lijkt en dat is de macht over jezelf en over je Ik door het te herkennen voor wat het is en daar helpt een e-meter niet echt. Ik ben blij dat ik na al die jaren van verzet en frustratie van iemand kan houden zonder er enig macht over uit te oefenen of die persoon te willen 'hebben'. Ik kan er stilletjes van genieten, een kind op te zien groeien en te weten
dat dit kind van mij houdt. Méér hoef ik van deze wereld niet. De rest is luxe. En dat heb ik niet bij Scientology geleerd. Ik bleef niet rondhangen in de theorie van symboliek. Jiddu Krishnamurti kwam naar Amsterdam en hield een toespraak in het RAI congrescentrum. De zaal was vol toen ik er met mijn nicht aan kwam. Wij mochten met duizend anderen in de hal de zaak op een monitor volgen. Krishnamurti betekende het voorlopige einde van de zoektocht. Hij was voor mij wat Nietzsche jaren eerder was geweest, een keerpunt. Ik heb ook nog een boek van Krishnamurti gelezen dat ik echt iedereen kan aanraden, en zeker de leden van de Scientology 'Kerk': "Vrijheid en meditatie".
Jiddu Krishnamurti. Krishnamurti lachte. Dat moet je hebben, een leidende geest die nog kan lachen.
Jiddu Krishnamurti Jiddu Krishnaji werd op 11 mei 1895 in Madanapalle, India, geboren en overleed op 17 februari 1986 in Olai, Verenigde Staten. Krishnamurti werd in Zuid-India geboren als het achtste kind van Jiddu Naraniah, een Brahmaanse overheids-ambtenaar. Na het overlijden van zijn moeder Sanjeevamma in 1905, verhuisde de vader met de kinderen in 1909 naar Adyar (nabij Madras), waar zijn vader ging werken bij het hoofdkwartier van de Theosofische Vereniging. De vereniging stond toen onder leiding van Annie Besant en Charles Webster Leadbeater.
Annie Besant en Charles Webster Leadbeater.
Even over de Theosofische Vereniging: Deze werd gesticht in New York op 17 november 1875 door een aantal personen, waaronder Helena Petrovna Blavatsky ('De geheime Leer'), Henry Steel Olcott en William Quan Judge. De Theosofische Vereniging had tot doel alle religieuze richtingen en godsdiensten samen te voegen en vervolgens eigenlijk op te lossen door te stellen dat alle kennis in ieder mens al aanwezig is. Er kleefde nog een eigenaardigheid aan Helena, die tegenwoordig niet zo goed meer valt en zeker op dit moment niet: zij was rotsvast overtuigd van de suprematie van het Arische ras. Hitler was blij geweest met haar denkbeelden. Of zij zo blij was geweest met de denkbeelden van hem, blijft te betwijfelen. Rudolf Steiner (de oprichter van onder andere de Vrije Scholen) was ook een voornaam lid van de vereniging maar hij kreeg onenigheid over de vraag van incarnaties, daar wilde hij niet in mee gaan en verliet de vereniging om zijn eigen eigen clubje op te richten, de Antroposofische Vereniging. Terug naar India en de Theosofen (het woord is trouwens een samenvoeging van de woorden Theologie en Filosofie). Toen leidinggevende leden van de vereniging kennis maakten met de kinderen van medewerker Jiddu Naraniah, raakten ze erg onder de indruk Helena Petrovna Blavatsky van de kleine Jiddu Krishnaji en zijn broertje Nitya dat ze deze gelijk wilden adopteren. Annie Besant werd de adoptiefmoeder van de kinderen en Krishnaji werd gezien als de nieuwe wereldleraar, een soort Oosterse Jezus Christus. Misschien vonden ze het Christendom te Joods en misten ze de Oosterse invloed. Een groot deel van het Indiase volk was immers van Arische oorsprong en tevens de leidende kaste in India, dus dat paste allemaal prima in het beeld dat in ieder geval Helena voor ogen had, al bemoeide deze zich blijkbaar niet met de affaire.
Om een lang verhaal kort te maken, Jiddu Krishnamurti, zoals hij was gaan heten, kreeg naast de Indiase ook een westerse opleiding in Engeland en Frankrijk en werd op een gegeven moment aan de wereld gepresenteerd als de nieuwe grote religieuze messias. Maar de jonge Krishnamurti had beter naar de lessen van zijn opvoeders geluisterd dan op dit moment wenselijk was want ... hij deed het niet. In plaats daarvan trok hij op eigen gezag de wereld rond en vertelde iedereen dat hij GEEN geestelijk leider was en dat iedereen naar zichzelf moest luisteren en op zichzelf naar de waarheid moest zoeken. Elke leer en elke leider waren alleen maar remmingen in de zoektocht naar de ultieme waarheid. Ik had één van zijn boeken gelezen, toen hij in het congrescentrum van de RAI in Amsterdam kwam spreken. Wij stonden in de gang waar men monitoren had opgehangen omdat de zaal al uren vol was en buiten op straat nog een file van een paar honderd mensen stond die allemaal nog ergens moesten worden ondergebracht en van monitoren moesten worden voorzien. Tegenwoordig had hij met gemak het Ziggodrome vol gekregen. Uiteindelijk kwam hij op, een klein, mager mannetje in een grijs pak. Hij ging op het lege podium op een stoel zitten en zei: "Good afternoon." Hij keek even langs de voorste rijen en merkte op: "I see a lot of orange..." Daarmee doelde hij op de schare aanhangers van Bhagwan in hun oranje jurken. Ik wil niet zeggen dat de uitlatingen van Bhadwan en Krishnamurti haaks op elkaar stonden, nee, hun houding deed dat. Bhagwan die als een soort verwesterde supergoeroe met een eigen ashram in India en in Amerika handel dreef met zijn persoonlijkheid was een heel ander figuur dan de kleine, bescheiden man die moeite had, te verduidelijken dat hij het allemaal niet had verzonnen maar dat hij alleen probeerde uit te leggen wat iedereen al wist of kon weten. Maar qua 'leer', als ik dat zo mag noemen, waren die twee niet eens zo verschillend. In zijn kolossale boek «Tantra» zegt Bhagwan bijvoorbeeld dat hij geen enkele geloofsrichting aanhangt en dat hij over Tantra net zo hartstochtelijk kan spreken als over het Christendom of elk ander geloof omdat ze allemaal over hetzelfde gaan. Krishnamurti had moeite met het feit dat hij dingen zei die duidelijk van hem waren maar die dat niet hoorden te zijn. In een poging daar de aandacht op te vestigen, had hij het nooit over zichzelf. Hij plaatste zich op dat podium als de vertolker van een algemeen aanwezige kennis, hij was slechts de spreker. Maar het was een krampachtige kunstgreep. Zo wilde hij ook nooit volgelingen maar op elke conventie, bij elke 'optreden' voor publiek zaten op de eerste rijen steeds
dezelfde koppen van mensen die hem door heel Europa of Amerika volgden. Zij begrepen niets van zijn verhaal, zij wilden een geestelijk leider, iemand of iets om te aanbidden. Dat maakte hem tot op zekere hoogte ongelukkig. Al zijn toespraken en optredens werden in boekvorm gevat en later op cd gezet. Maar je had inderdaad maar 1 boek of toespraak nodig om te zien waar Krishnamurti voor stond: Elk geloof is een vernauwing van de geest. Zodra je iemand volgt, of het een Boeddha, een Mohammed of een Jezus Christus is, je belemmert alleen de weg naar de zuivere kennis. Je krijgt alleen maar een deel van de kennis voor geschoteld en dat vaak nog troebel en misvormd. Krishnamurti stond in wat hij zei en wie hij was in ieder geval haaks op Scientology. Persoonlijke macht, manipulatie, winst, rijkdom, dat alles heeft niet met wijsheid en met kennis te maken, dat is allemaal een vorm van stompzinnigheid. En om u of jou, de lezer kort en slechts wat oppervlakkig kennis te laten maken met Jiddu Krishnamurti, heb ik hier wat verzamelde uittreksels, gezegdes uit boeken en toespraken. "Het is geen mate van gezondheid als men goed is aangepast aan een zwaar zieke maatschappij." "In ons ligt de hele wereld en als je weet hoe ernaar te kijken en te leren, dan is daar de deur en de sleutel ligt in je hand. Niemand kan jou de sleutel aanreiken of de deur voor je openen behalve jezelf." "Wij willen allemaal beroemd worden, en op het moment dat we iets willen zijn, zijn we niet langer vrij." "Jouw geloof in God is slechts een vlucht voor jouw eentonig, stompzinnig en wreed leven." "Ik blijf erbij dat Waarheid een wegloos land is, je kan het niet met welke weg ook benaderen, niet langs een religie, niet langs welke sekte ook," "Vrijheid en liefde horen bij elkaar. Liefde is geen reactie. Als ik van jou houd omdat je van mij houdt, dat is alleen maar ruilhandel, iets wat je op de markt hebt gekocht; dat is geen liefde. Liefhebben heeft niets te maken met iets
daarvoor in ruil willen hebben, niet eens het gevoel dat ik iets heb gegeven - en het is alleen maar dat soort liefde dat vrijheid kan kennen." "Hitler en Mussolini waren alleen maar belangrijke vertolker van een houding van onderdrukking en honger naar macht dat in bijna ieders hart woont. Totdat de oorzaak is opgeruimd, zal er altijd verwarring heersen en haat, oorlogen en klassenstrijd." "Wanneer iemand de zuiver intieme relatie met de natuur kwijt raakt, worden tempels, moskeeën en kerken belangrijk." "Een opleiding is niet nodig. Dat je een boek hebt gelezen, een examen hebt afgelegd, dat je klaar bent met onderwijs. Het geheel van jouw leven tot aan je dood is één groot leerproces." "Geweld is niet alleen als je iemand vermoordt. Het is geweld als je een scherp woord gebruikt, als je een gebaar maakt waarmee je iemand weg wuift, als wij gehoorzamen uit angst. Dus geweld is niet alleen een georganiseerde slachtpartij in de naam van God, in de naam van een maatschappij of land. Geweld is veel subtieler, veel indringender en wij speuren tot in de absolute kern van het geweld." "Het is een feit dat je niets kan vertrouwen; en dat is een vreselijk feit, of je dat nou leuk vindt of niet. In psychologisch opzicht is er niets in de wereld waar jij jouw lot, jouw vertrouwen of jouw geloof in kan steken. Niet jouw goden of jouw wetenschap kunnen jou redden, jou psychologische zekerheid bieden; en je zal moeten accepteren dat je absoluut nergens op kan vertrouwen." En nu het aardige van dit verhaal: Er is een filmpje op Internet waarin 'volgelingen' van Krishnamurti aan het woord zijn, tussen flarden van zijn toespraken en acties door en ze doen allemaal water bij de wijn en denken het beter te weten. Het is nauwelijks te geloven. Één der meest briljante filosofen die deze armzalige hoop modder die wij aarde noemen, heeft voortgebracht, heeft de moeite genomen om zich te uiten en ze weten het allemaal beter! Daarom maakt het niet uit hoeveel Jezussen komen en gaan, hoeveel Boeddha's hier hun tijd verdoen, het onkruid dat maar voortwoekert, weet het altijd beter. Daarom verandert er nooit iets en zal ik gelijk krijgen, al interesseert het me niet, namelijk dat er altijd oorlogen komen en gaan, misdaden worden gepleegd, mensen
worden vervolgd om welke eigenschap of eigenaardigheid dan ook. En daarom schrijf ik dit boek ook alleen maar omdat ik het leuk vind.