HET NIEUWE LEREN Onderwijskundige vernieuwing in de communicatiemaatschappij De Balie, 17 maart 2002
1. VOORDRACHT DOOR EN DISCUSSIE MET STEPHEN HEPPELL Over Stephen Heppell Stephen Heppell is hoogleraar-directeur van Ultralab, het instituut voor onderwijstechnologie van Anglia Polytechnic University te Chelmsford. Heppell geldt als een coryfee op het gebied van de onderwijsinnovatie, niet alleen in Engeland maar in de hele wereld. Times Education Supplement noemde hem ‘de man die meer dan wie ook doet om de overheid een betere kijk te geven op het gebruik van computers op scholen’. Samenvatting van Heppells voordracht over het nieuwe leren We leven niet in het informatietijdperk maar in het communicatietijdperk. Het gaat erom hoe we met elkaar communiceren. Als we dat op de verkeerde manier doen zijn de gevolgen verschrikkelijk. We hebben een jaar achter de rug waarin het faliekant mis is gegaan met het wederzijds begrip tussen culturen. Het is niet moeilijk om een scenario te bedenken dat er nog veel erger uitziet, maar als we een goed gebruik maken van de mogelijkheden die de moderne communicatietechnologie ons biedt kunnen we voorkomen dat de doemdenkers gelijk krijgen. Communicatie wordt steeds meer tweerichtingsverkeer in plaats van eenrichtingsverkeer. Op de radio zijn veel programma’s waarin luisteraars hun mening geven over van alles en nog wat. De journalistieke berichtgeving deprofessionaliseert. Waren het vroeger de verslaggevers van CNN en BBC die voor het laatste nieuws zorgden, tegenwoordig treden de burgers zelf als reporter op. Illustratief voor die ontwikkeling is de Elfde September, toen een groot deel van de berichtgeving werd verzorgd door mensen met videocamera’s. De ontwikkelingen op het gebied van de communicatietechnologie hebben ook consequenties voor de politiek. Mensen willen voortdurend gehoord worden. Dat is een uitdaging voor de representatieve democratie. Vroeger stemden burgers op een partij en lieten vervolgens de behartiging van hun belangen over aan hun vertegenwoordigers in het parlement. Tegenwoordig willen burgers steeds hun stem laten horen. Tijdens de MKZ-crisis in Engeland zeiden de boeren niet: waarom wordt er niet beter geluisterd naar onze MP’s. Nee, ze zeiden: waarom luistert de regering niet naar mij, waarom komen ze niet bij mij op de boerderij kijken? De regering-Blair heeft daar niet goed op ingespeeld. Een ander nieuw verschijnsel is de opkomst van politici die wel zeggen waarvoor ze staan maar geen oplossingen bieden. Ze komen niet verder dan slogans. Nederland heeft sinds kort met dat soort politici te maken. Politici zonder politiek en verkiezingen zonder dialoog: dat zijn gevaren waarvoor we erg moeten oppassen. Over het algemeen gesproken hebben technologische vernieuwingen door de eeuwen heen democratiserend gewerkt. Daar staat tegenover dat gevestigde machten die de bestaande technologieën beheersen zich verzetten tegen nieuwe technologieën waarop zij geen greep hebben. Een voorbeeld is het zendschip Radio Caroline, dat in 1980 tijdens een gezamenlijke actie van de Britse en Nederlandse marine tot zinken werd gebracht omdat deze zendpiraat het monopolie van de nationale omroepen aantastte. Toen er omstreeks 1995 laserprinters op de markt kwamen kon opeens iedereen zijn eigen drukwerk maken. Uitgeverijen waren doodsbenauwd voor hun positie en waarschuwden ervoor dat de markt zou worden overspoeld met amateuristisch gemaakte boeken. Hun vrees werd niet bewaarheid, maar de introductie van de laserprinter heeft er wel toe geleid dat mensen hun eigen posters, verenigingsblaadjes en nieuwsbrieven zijn gaan produceren. Dat was iets heel nieuws.
Ook in het onderwijs bestaat een sterke neiging om zich te verzetten tegen nieuwe vindingen. Er is een tijd geweest dat kinderen op school geen ballpoint mochten gebruiken omdat hun handschrift eronder zou lijden. In plaats van de nieuwe technologieën uit het onderwijs te weren moeten zij worden verwelkomd. Ultralab heeft een project opgezet waarbij alle kinderen in een klas de les filmen met een badgecamera. Op die manier geven de leerlingen feedback aan hun leraren, die daarmee hun voordeel kunnen doen. Bij een ander, nog lopend project van Ultralab zijn de leerlingen uitgerust met een mobiele telefoon waarmee zij tijdens de les met de leraar kunnen communiceren. In Singapore heeft Ultralab videocamera’s ingezet bij een natuurkundeles. De kinderen moesten een experiment doen met een turbine en dit vastleggen met een camera. Het bleek dat ze op deze manier goed duidelijk konden maken waar het experiment over ging. Eerder, toen ze het met een pen moesten opschrijven, was hun dit niet gelukt: de formele procedure van een schriftelijk verslag belemmerde hun uit te drukken wat ze wisten. Tijdens een summerschool vorig jaar kregen kinderen van een jaar of elf opdracht om in kleine groepjes een videoproductie te maken over een thema dat ze mochten kiezen aan de hand van een aantal sleutelwoorden. Ze moesten alles zelf doen: het script bedenken, de video maken en het materiaal bewerken met een computer. Na een instructie van anderhalf uur gingen ze op pad. De kwaliteit van de producties was verrassend goed, maar nog belangrijker is dat deze kinderen voortaan beter kunnen oordelen over de kwaliteit van de tv-programma’s die ze te zien krijgen. Als kinderen niet vertrouwd zijn met de nieuwe media die hen omringen, hoe kunnen ze dan een onderscheid leren maken tussen rommel en topkwaliteit? Ultralab heeft onlangs een project opgezet dat ‘not-school.net’ heet. Het gaat om een virtuele school voor 7500 drop-outs van het reguliere onderwijs. Alle kinderen hebben thuis een i-Mac staan. Via de computer kunnen ze allerlei lessen volgen, bijvoorbeeld in het leren bespelen van een saxofoon. Altijd staat er een on-line begeleider voor ze klaar. De computer wordt hier ingezet als communicatieinstrument. Via e-learning krijgen de vroegtijdige schoolverlaters weer zelfvertrouwen. Not-school.net is momenteel het grootste onderwijskundige vernieuwingsproject in Europa. Er is 90 miljoen pond in geïnvesteerd. Er staan dan ook grote belangen op het spel: naar schatting telt Engeland zo’n 100.000 van deze drop-outs. Het talent van al die kinderen mag niet worden verspild. De aanhangers van de content is king-gedachte gaan er ten onrechte van uit dat de verspreiding van content via een goede technologische infrastructuur prima onderwijs oplevert. Bij onderwijskundige vernieuwing komt heel wat meer kijken dan infrastructuur en content. Het is onjuist om te denken dat we met computers hetzelfde doen als we vroeger deden, alleen sneller en goedkoper. De nieuwe technologie stelt ons in staat tot volkomen nieuwe dingen. De kernvraag bij onderwijsvernieuwing is: hoe doen we dingen nu en is er een manier om het beter te doen? Neem bijvoorbeeld het klassikale onderwijs. Overal ter wereld worden kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar gezet. Dat is makkelijk te organiseren, maar de onderwijskwaliteit is er niet mee gediend. Orkesten, toneelgroepen en gezinnen bestaan ook niet uit leeftijdgenoten. Waarom zou dat bij klassen dan wel het geval moeten zijn? Onderwijsvernieuwing vraagt om een aantal strategische keuzes. We moeten af van een systeem dat berust op controle van bovenaf, waarbij het curriculum tot in detail wordt vastgelegd. We moeten hoge standaards voor onderwijskundige kwaliteit hanteren, maar afstappen van de gedachte dat alle kinderen precies hetzelfde moeten leren. We moeten nieuwe onderwijstechnologieën gaan zien als learning tools in plaats van als teaching machines. Creativiteit moet in de plaats komen van voorspelbaarheid. Onderwijs moet minder gericht zijn op het overdragen van content en meer op community building. Onderwijskundige vernieuwing is ook economisch gezien een must. Landen waar de innovatie van het onderwijs slaagt zullen hun economie zien floreren, de andere raken achterop. Zo simpel is het.
Reacties op de voordracht van Heppell In ‘t Veld (door Infodrome uitgenodigd om commentaar te leveren op de voordracht van Heppell) Heppell levert een pleidooi voor vrijheid en creativiteit in het onderwijs, voor het creëren van stimulerende leeromgevingen waarin het potentieel van jonge mensen beter wordt benut. Ik betwijfel echter ernstig of dat nu al mogelijk is. In de afgelopen eeuwen is de onderwijspolitiek overal volkomen gericht geweest op de aanbodkant van het onderwijs, op instituties, examens, diploma’s en dergelijke. Die politiek heeft een enorm succes gehad: het kennisniveau van de bevolking is zeer sterk gestegen. De door Heppell genoemde onderwijskundige doelstellingen - meer creativiteit, minder standaardisatie, enz. - zijn binnen het bestaande stelsel niet te verwezenlijken. Daarvoor is een vraag- in plaats van aanbodgerichte onderwijspolitiek nodig die ruimte schept voor het bouwen van nieuwe leeromgevingen. Wat zijn de belemmeringen die ons bij de vernieuwing van het onderwijs in de weg staan? Heppell heeft erop gewezen dat jongeren voortdurend een stem willen hebben in de collectieve besluitvorming en zich daarom niet thuis voelen in de bestaande institutionele kaders van de representatieve democratie, zoals politieke partijen en het parlement. Om aan hun verlangen tegemoet te komen zouden die instituties dus moeten worden afgeschaft en plaatsmaken voor meer fluïde en continue vormen van communicatie. Het is echter duidelijk dat voorstellen in die richting een enorme weerstand zouden oproepen. Hetzelfde geldt voor radicale veranderingen op onderwijsgebied. De onderwijspolitiek zit gevangen in een aantal waardepatronen die te maken hebben met opvattingen over verdelende rechtvaardigheid, gelijke toegang voor iedereen en de financiering van het onderwijs door de overheid. Gevangen als we zijn in die patronen worden we genoodzaakt de bestaande instituties en financieringswijzen in stand te houden. Wanneer ministers, kamerleden of ambtenaren een pleidooi als dat van Heppell krijgen te horen, voelen ze zich ongemakkelijk. Ze weten dat het inderdaad een andere kant op moet, maar zelfs de discussie over de eerste stappen die moeten worden gezet wekt al veel weerstand op. Ik denk dat we nog niet klaar zijn om de nieuwe fase al in te gaan. We moeten eerst nadenken over de processen die nodig zijn om het onderwijsstelsel open te breken. Helaas is de politiek er tot nu toe niet in geslaagd om een eerste stap te zetten voor de overgang van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte onderwijspolitiek. In het onderwijs is die overgang van aanbodgericht naar vraaggericht nog moeilijker te realiseren dan in de gezondheidszorg, waar al enige vorderingen op dat gebied zijn geboekt. Ik ben benieuwd naar suggesties van Stephen Heppell of anderen om meer duidelijkheid te krijgen over die eerste stappen. Voorstellen in die richting zijn tot nu toe vijandig ontvangen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de suggestie tot het invoeren van een vouchersysteem. Heppell Ik ben bepaald geen voorstander van vouchers, integendeel. Wat die eerste stappen betreft het volgende. Bij Ultralab hebben we een krachtig instrument voor de deskundigheidsbevordering van onderwijskrachten ontwikkeld, Talking Heads geheten. Talking Heads is een virtuele gemeenschap waaraan 21.000 hoofdonderwijzers (‘headteachers’) deelnemen, die samen over een enorme expertise beschikken. Aan de discussies in Talking Heads hebben ook politici deelgenomen. De politici begonnen altijd met het verdedigen van hun opvattingen, maar op basis van wat ze te horen kregen gingen ze die kritisch bekijken. Michiel Schwarz We zijn ‘t er allemaal over eens dat we de omslag van rechts naar links moeten maken, maar toch gebeurt het niet. Wat staat ons in de weg? [Met ‘van rechts naar links’ doelt Schwarz op een schema dat Heppell tijdens zijn presentatie heeft laten zien. Dit schema brengt de tegenstellingen tussen het bestaande en het nieuw te creëren onderwijsstelsel in beeld. Tegenover ‘teaching machines’ staan bijvoorbeeld ‘learning tools’, ‘predictable’ staat tegenover ‘creative’, ‘content’ tegenover ‘community’,‘cultural imperialism’ tegenover ‘cultural autonomy’ en ‘low level economy’ tegenover ‘high value’ economy’).]
Heppell Tal van barrières staan ons in de weg. Gebouwen bijvoorbeeld. De gebouwen die we hebben neergezet zijn gericht op productiviteit, niet op creativiteit. Neem de autofabrieken uit de jaren 1950. Die waren zo ingericht dat de arbeiders de auto waaraan zij werkten niet in zijn geheel kregen te zien. Die gebouwen brachten vervreemding en onvrede met zich mee. Iets soortgelijks heeft zich ook voortgedaan bij het bouwen van scholen. Daarnaast zijn er allerlei andere belemmeringen, zoals de bestaande systemen om kennis te toetsen en niet te vergeten de leraren. Het probleem moet in zijn totaliteit worden aangepakt. Je kunt je niet beperken tot onderdelen. Dat werkt niet. John Thackara In de discussie over onderwijspolitiek is ‘creatief’ een toverwoord geworden. Ook de ministerpresident van Singapore heeft het over ‘creatief onderwijs’. Daar denk ik het mijne van. Ik heb de indruk dat het woord ‘creatief’ hier wordt gebruikt als dekmantel voor iets heel anders, namelijk een nieuwe manier om kinderen te zeggen wat ze moeten doen, in plaats van ze autonomie te verlenen. Heppell Je hebt gelijk, ik gebruik het woord ‘creativiteit’ om er verschillende dingen mee aan te duiden, waaronder autonomie. Autonomie is een belangrijk onderdeel van mijn verhaal. In het huidige onderwijs moeten kinderen eerst a onder de knie hebben voordat ze met b aan de gang mogen. Terwijl ‘t best zo kan zijn dat ze met c goed uit de voeten kunnen zonder a en b te beheersen. We zitten opgescheept met een rigide onderwijssysteem waarin je heel makkelijk kunt mislukken terwijl het heel moeilijk is om het met succes te doorlopen. E-learning kan helpen daarin verandering te brengen, maar dan moet je wel goed weten wat je wilt. Onder autoverkopers zijn schurken, maar in de wereld van de e-learning lopen er ook heel wat rond. Ze willen je van alles verkopen. Krijn van Beek (directeur Infodrome) Tijdens uw weerwoord op In ‘t Veld zei u dat u tegen vouchers bent. Kunt u dat toelichten? Heppell Het marktmechanisme biedt geen oplossing voor een complex probleem als de bevordering van wederzijds begrip tussen culturen. Ik zie ouders niet met vouchers in de hand komen aanstormen om voor hun kinderen onderwijs in het kweken van begrip voor andere naties op te eisen. Daarvoor is leiding van bovenaf nodig. Dat bereik je niet met een vouchersysteem.
2. PANELDISCUSSIE Samenstelling panel: Marleen Barth, onderwijswoordvoerder voor de PvdA in de Tweede Kamer Maria van der Hoeve, Tweede Kamerlid-CDA, ex-voorzitter van de Kamercommissie voor onderwijs Roel In ‘t Veld, decaan aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar organisatiekunde en bedrijfswetenschappen, overheidsadviseur Rob van Kranenburg, docent educatie en media aan de UvA en Universiteit van Gent, lid van de Nederlandse stuurgroep mediaeducatie Discussieleiding: Andrée van Es, directeur De Balie Van Es Hoe krijgen we de issues van de informatiemaatschappij hoog op de onderwijspolitieke agenda? Dat is de vraag waar het vanmiddag om gaat. Heppell heeft erop gewezen dat we de omslag moeten maken van teaching machines naar learning tools. Ik vertaal dat even naar de politiek: misschien moet er in plaats van een minister van onderwijs een minister van leren komen. Aan Roel In ‘t Veld wil ik vragen wat zijn eerste daad als minister van leren zou zijn.
In ‘t Veld In Nederland zijn zo’n vier miljoen kinderen en jong volwassenen die onderwijs volgen en 7,5 werkenden. Van de resterende 4,5 niet-actieve ouderen zou ik er zo’n 1,5 miljoen willen inzetten om als vrijwilliger kinderen bij hen in de buurt te begeleiden bij projecten waarin ze hun creativiteit kunnen ontplooien. De bestaande onderwijsinstituties vergruizelen geleidelijk. Het concept ‘school’ zoals wij dat kennen zal geen lang leven meer beschoren zijn. Scholen zijn in hun eentje niet in staat nieuwe leeromgeving, zoals door Heppell geschetst, vorm te geven. Dat kan alleen in samenwerking met anderen, zoals mensen uit het bedrijfsleven en de vrijwilligers waar ik het net over had. Verder is het van belang dat we weer energieke leraren krijgen die trots op hun werk zijn. Van Es Is dat ministerie van leren iets voor de komende kabinetsformatie? Van der Hoeven Het lijkt me een kosmetische aanpak, en daar houd ik niet zo van. Onderwijs is top down, leren is bottom up. Er moet dus heel wat meer veranderen dan alleen maar een naam. Om te beginnen zou het ministerie van onderwijs terugbrengen tot normale proporties moeten worden teruggebracht. Op de tweede plaats moeten we af van de individuele nascholing van leraren. Ik ken scholen in Den Bosch (KPC) en Made die in hun geheel aan het innoveren zijn. Dat zou meer moeten gebeuren. Mijn derde punt is dat scholen meer ruimte zouden moeten krijgen om hun kansen te benutten. Om dat te bereiken zouden we misschien toe moeten naar andere methodes om onderwijsresultaten te meten en naar een andere opzet van de onderwijsinspectie. In ‘t Veld Het is demagogisch om te zeggen dat het departement moet worden gehalveerd. Om te beginnen zou er veel moeten veranderen aan de wijze waarop het parlement over onderwijs praat. Het wordt tijd dat de Tweede Kamer ophoudt met die discussies over de invulling van het curriculum. Van Es Zou er tweederde van het curriculum weg kunnen? Van der Hoeven Ik denk aan een 40-60 of 50-50 verhouding, maar laten we ons niet vastpinnen op percentages. Het gaat erom dat scholen de ruimte hebben om naast het kerncurriculum ook een eigen invulling aan het onderwijs te geven. Barth De Kamer, inclusief het CDA, heeft zich afgelopen donderdag uitgesproken voor tweederde verplicht en eenderde vrij. Die discussie is dus eigenlijk al gevoerd. Overigens stellen wij de inhoud van het curriculum zelf niet vast. Daar zijn we ook niet competent voor: wij kunnen niet overzien wat kinderen van Engels moeten weten. Het curriculum zelf wordt vastgesteld door deskundigen. De Kamer geeft daar alleen zijn goedkeuring aan. Van Es Is er ruimte voor een ministerie van leren? Barth Aan het begin van het debat stelde je de vraag hoe we deze kwesties hoog op de onderwijspolitieke agenda van het volgende kabinet kunnen krijgen. Dat vind ik eigenlijk niet zo interessant. Waar het om gaat is: hoe krijgen we de vernieuwing op de scholen zelf aan de gang? Ik wil af van een politiek die haar onderwijskundige blauwdrukken aan alle scholen in Nederland oplegt. Er zijn bijvoorbeeld leraren en ouders die zich heel senang voelen bij traditioneel klassikaal onderwijs. Dan moet daar ook ruimte voor zijn. Wij als politici zijn er niet om uit te maken hoe kinderen les moeten krijgen, daar hebben we niet voor doorgeleerd. Onze taak is te zorgen dat leraren geïnspireerd zijn en dat scholen over voldoende faciliteiten beschikken om vorm te geven aan hun eigen onderwijskundige opvattingen.
Van Es Wat zou u eerste daad zijn als minister van leren? Barth Ik zou om te beginnen de invloed van schoolbesturen aan banden leggen en directies en leraren veel meer invloed geven. De aanwezige creativiteit moet vrijkomen, niet alleen bij kinderen maar ook bij leraren. Dat kan alleen wanneer leraren weer risico’s durven nemen en daarvoor is nodig dat ze zich veilig voelen in het door de overheid gevoerde beleid. Door jaren van bezuinigingen is dat gevoel van veiligheid verloren gegaan. We moeten ervoor zorgen dat het terugkeert. Van der Hoeven Er is de afgelopen jaren heel wat extra geld naar het onderwijs gegaan, dat moet ik Paars nageven. Maar het probleem zit niet alleen in het geld. Het gaat ook om de ruimte die de politiek de scholen gunt. We moeten ze niet aan de ene kant geven ruimte geven en die aan de andere kant via allerlei regels weer inperken. Barth Daar heb je gelijk in, maar de scholen moeten die ruimte ook durven benutten. Ik kom schooldirecteuren die zeggen: van Den Haag mag ik ‘t niet, maar ik doe ‘t toch want dan heb ik goed onderwijs. Dat zijn de besten. Van Kranenburg Wanneer we ‘t over randvoorwaarden hebben moet je daarbij ook de fysieke ruimtes betrekken. Een van mijn studenten heeft een scriptie geschreven over ICT in het basisonderwijs. Uit dat onderzoek is gebleken dat architecten helemaal niet nadenken over de vraag wat de invoering van ICT betekent voor de inrichting van schoolgebouwen. Zetten we de computers op de gang of in de klaslokalen, dat is het enige waar ze over nadenken. Een ander fundamenteel punt voor de discussie over randvoorwaarden is de wijze van examinering. Als je scholen echt autonomie wilt verlenen, zul je misschien moeten gaan morrelen aan het centraal eindexamen en de Cito-toets. Barth Het centraal eindexamen heeft maar betrekking op de helft van het curriculum en de Cito-toets is niet verplicht. Van der Hoeven Gechargeerd gezegd is er de laatste 150 jaar in het onderwijs geen fluit veranderd omdat de organisatie ervan nog altijd hetzelfde is. Daar moet iets aan gebeuren en dat heeft ook praktische consequenties voor het denken in vierkante meters, in lokalen, in gangen. Van Kranenburg Stephen zei het al: we moeten data als data leren herkennen. Een heleboel oplossingen voor onze problemen zijn er al, alleen herkennen we ze nog niet als tools waarmee we aan de slag kunnen gaan. Dat geldt ook voor de aanpak van het ruimteprobleem, die ingrijpende consequenties heeft voor de hele didactiek. Van Es Ik richt me tot de minister van leren. Welke eerste stap gaat hij zetten om iets aan dat ruimteprobleem te doen? In ‘t Veld Een voorbeeld hoe ‘t zou moeten is de Ichtus-hogeschool op de Kop van Zuid in Rotterdam. Bij het ontwerpen van dat gebouw is goed nagedacht over de rol van ICT in het onderwijs. De overheid moet zich er niet mee bemoeien. Van Kranenburg Het thuisonderwijs is in België sterk in opkomst. In tegenstelling tot Nederland kent België alleen een leerplicht, geen schoolplicht. Uit onvrede met de bestaande scholen houden steeds meer ouders hun
kinderen thuis en geven ze daar zelf les. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Ik ben huiverig voor het ontstaan van een samenleving waarin veel kinderen thuis onderwijs krijgen in plaats van op een school, waar ze leren omgaan met leeftijdgenoten uit andere sociale groeperingen. In ‘t Veld Waarom zou alleen de overheid voor dat onderwijs moeten zorgen? Van Kranenburg Vanwege de continuïteit. Als je kinderen onderwijs aanbiedt moet je ze jaren achtereen commitment kunnen bieden, totdat ze de school verlaten. Vrijwilligers of bedrijven kunnen die continuïteit niet garanderen. In ‘t Veld Waarom niet? Van Kranenburg Vrijwilligers kun je niet controleren. Bedrijven zijn conjunctuurgevoelig en hoeven alleen verantwoording af te leggen aan hun aandeelhouders. Van Es Wat zou de overheid moeten doen om andere ruimtes dan de traditionele klaslokalen en nieuwe learning tools werkelijkheid te laten worden? Barth Er moeten meer gedreven wethouders van onderwijs komen, want die zetten gebouwen neer. Van Kranenburg Kabels aanleggen! Iedereen breedband, fiber to the home. De laatste honderd meters naar de huizen moeten worden gegraven. Van der Hoeven Op de eerste plaats zouden we moeten kijken wat er aan de bestaande schoolgebouwen kan worden veranderd. Je kunt wel allemaal nieuwe scholen willen neerzetten, maar financieel gezien zie ik dat niet zitten. Verder dienen we te beseffen dat innovatie een continu proces is. Dat gebeurt nu veel te weinig. Te vaak wordt gedacht: we voeren dit project uit en dan zijn we er. Van Kranenburg We gunnen ons te weinig tijd om grote veranderingen door te voeren. Dat zie je bijvoorbeeld bij het studiehuis. In plaats van daarvoor tien jaar uit te trekken en er leraren voor op te leiden krabbelt men na een jaar of drie, vier al weer terug. Dat neem ik de politici erg kwalijk. Barth Als je het onderwijs wilt vernieuwen, moet je beginnen bij de lerarenopleidingen. Daar kun je leraren bijbrengen om dingen op een andere manier aan te pakken. Verder zou ik graag willen dat scholen de ruimte, mensen en financiële middelen krijgen om een eigen onderwijsconcept uit te werken. Leraren zijn nu over het algemeen overbelast en komen er daardoor nauwelijks aan toe zich te bezinnen op wat ze doen en hoe dat beter zou kunnen. Uit de verslagen van de onderwijsinspectie blijkt dat veel leraren in het voortgezet onderwijs methodeverslaafd zijn: ze voeren precies uit wat er in de lesboeken staat, hoewel daartoe geen enkele wettelijke verplichting bestaat. Van Es Nog even over die schoolgebouwen. De scholen die nu worden ontworpen en gebouwd zijn in wezen dezelfde als die van vroeger. Heeft iemand een idee wat we daaraan zouden kunnen veranderen? In ‘t Veld De school is niet de enige leeromgeving. Door het bedrijfsleven bij het onderwijs te betrekken kunnen we een grote ruimtewinst boeken. Barth
We hebben ‘t nu over het basisonderwijs. In ‘t Veld Nee, daar kan dat niet. Van Es Hoe kunnen we anders omgaan met die ruimte? In ‘t Veld Er wordt momenteel veel nagedacht over meervoudig ruimtegebruik. Van der Hoeven Op basisscholen zouden met behulp van verplaatsbare wanden studiehuisachtige ruimtes kunnen worden gecreëerd. Daar zijn ook al voorbeelden van. Barth Op die manier kun je bijvoorbeeld twee klassen voor een paar uur bij elkaar zetten of een deel van de klas met computers laten werken. Van Es Laten we het nu over de leraren hebben. We zijn ‘t er allemaal over eens dat die een cruciale rol spelen bij de onderwijsvernieuwing. Ik kijk weer naar de minister van het leren en vraag hem: wat gaat u doen met de lerarenopleiding? In ‘t Veld Ik weet niet of ik de lerarenopleiding in de huidige vorm wel zou handhaven. Misschien moet er een heel ander soort opleiding komen. Het leraarsberoep brengt een hoog afbreukrisico met zich mee. Bovendien is het een fuik: je wordt leraar en blijft dat je hele leven. Ik wil trotse, enthousiaste leraren die de mogelijkheid hebben om op een gegeven moment wat anders te gaan doen. Verder zouden we af moeten van de leraar die allerlei functies in zich verenigt: die van vaardighedentrainer, van persoonlijkheidsontwikkelaar en van faciliteerder. In het bedrijfsleven worden die functies uitgeoefend door een team. Dat zou in het onderwijs ook moeten. De technologische revolutie vraagt om teams die het leerproces faciliteren. Door de arbeidsvoorwaardenbeleid van de overheid zitten we nog steeds met een achterhaald type leraar opgescheept, waardoor professionalisering en specialisering worden belemmerd. Van Es Hoe komen we zover dat er op scholen een andere leeromgeving ontstaat, waarin kinderen niet alleen kennis opdoen door naar de leraar te luisteren of teksten te lezen, maar ook op heel andere manieren. Welk soort leraren heb je daarvoor nodig? Van der Hoeven In plaats van leraren individueel na te scholen moeten we toe naar een teamgerichte aanpak, waarbij het team tegelijk functioneert als een soort leerplek voor aankomende leraren. Als we blijven vasthouden aan individuele nascholing redden we het niet. Van Kranenburg Ik denk dat het idee van In ‘t Veld om de verschillende rollen van de leraar uit te splitsen in de praktijk goed uitvoerbaar is. Je zou ook kunnen overwegen om het leraarsberoep altijd parttime te laten uitoefenen, zoals dat op kunstacademies al gebeurt. Leraren blijven nu teveel ronddraaien in hetzelfde kringetje. Al hun energie gaat in het lesgeven zitten, waardoor ze er niet aan toekomen hun vakliteratuur bij te houden en de stap naar de nieuwe media te maken. Van Es Wat moet een leraar allemaal kunnen om in die nieuwe leeromgeving te werken? Van Kranenburg Hij moet gedreven zijn, punt uit. Dat kun je niet leren.
Van Es En wat moeten leraren afleren? Van Kranenburg Te denken dat ze content moeten leveren. Het enige wat leraren moeten doen is context leveren. Content is overal. Als het in de les bijvoorbeeld gaat over Italië, dan kan de ene leerling iets over dat land vertellen omdat hij daar op vakantie is geweest terwijl een andere leerling komt aanzetten met een videofilmpje over Italië. De taak van de leraar is al die informatie in een context te zetten. Barth Ik vind dat je hierbij wel een onderscheid moet maken tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Mijn zoon van acht heeft twee leraren, een onderwijsassistent en een vakleraarkracht voor gymnastiek. Daar wordt hij echt helemaal knettergek van. Ik zie daarom voor de basisschool niets in een teamgerichte aanpak. Jonge kinderen moeten zich kunnen identificeren met iemand en dat vereist een consequente benadering. Daar ben ik heel ouderwets in. Voor het voortgezet ligt de zaak anders. Daar zie ik veel meer kansen voor teamwork. Het onderscheid tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs is ook nuttig voor de discussie over wat leraren zouden moeten leren en afleren. De leraren in het basisonderwijs zijn veel beter in staat vanuit het kind te denken dan hun collega’s in het voortgezet onderwijs, die sterk geneigd zijn vanuit hun vak te denken en tijdens hun opleiding onvoldoende hebben geleerd de leerstof boeiend te presenteren. De leraren in het voortgezet onderwijs zouden wat van de leraren in het basisonderwijs kunnen leren, en omgekeerd. Aan de universiteiten wordt pedagogiek gedoceerd, maar die kennis sijpelt nauwelijks door naar de lerarenopleidingen. Van der Hoeven We hebben ‘t nu wel over leraren, maar als een school geen onderwijskundige visie heeft dan staat het de leraren ook niet voor ogen waar de school met zijn onderwijs naar toe wil. En ik wil absoluut niet terug naar de situatie van vroeger, toen de leraar een God in de klas was die alles voor het zeggen had. Van Es Er is een experiment gedaan met twee groepen kinderen waaraan een videofilmpje werd vertoond. De ene groep kreeg de opdracht rustig, zonder met elkaar te praten, naar de video te kijken. De andere groep mocht tijdens de vertoning wel met elkaar over de video praten. Het bleek dat de tweede groep beter scoorde bij de beantwoording van de vragen die achteraf over de video werden gesteld. Een verklaring zou kunnen zijn dat kinderen van deze generatie zich beter kunnen concentreren wanneer ze meer dingen tegelijk doen. Voor mij was dat experiment confronterend, want ik ben opgegroeid met de gedachte dat je één ding tegelijk moet doen. En dan vraag ik me af: hoe krijg je leraren zover dat ze zich aanpassen aan dergelijke veranderingen? In ‘t Veld Daarvoor is nodig dat leraren voortdurend met de omgeving buiten de school communiceren over datgene waarmee ze bezig zijn. Ik zoek de oplossing in open verbindingen naar buiten en flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden. Leraren moeten trots op hun werk zijn, niet gebukt gaan onder stress en de kans krijgen om ook iets anders in de samenleving te doen. Barth Uit dat ene experiment mag niet de conclusie worden getrokken dat dit voor alle kinderen opgaat. Wat voor het ene kind een goede manier van leren is hoeft dat niet voor het andere kind te zijn. Van der Hoeven Vaak hebben scholen geen weet van ontwikkelingen die op andere scholen aan de gang zijn. Scholen zouden meer van elkaars elkaar ervaringen moeten profiteren, bijvoorbeeld via visitaties. Van Es
Mijn idee is dat jullie haast hebben met deze onderwijspolitieke veranderingen. Maar als ik naar iemand als Pim Fortuyn kijk, dan zie ik eerder regressie dan progressie: basisscholen op loopafstand, de computers de klas uit, hoofden van scholen drie dagen per week voor de klas, etc. Wat moet er volgens jullie beslist in het regeerakkoord komen om de lijn naar progressie vast te houden? Barth Doorgaan met investeringen in leraren, ondersteunende krachten en ICT. En doorgaan met ruimte te geven aan de scholen, zodat mensen aan de slag gaan met hun eigen creativiteit. In ‘t Veld Ik zou een hoop van de huidige regeltroep afschaffen, maar ik denk niet dat het parlement daartoe bereid is. Barth Wij wel! In ‘t Veld Daar geloof ik helemaal niets van. Het is de afgelopen tien jaar niet gebeurd en het zal, als het aan de PvdA ligt, ook in de komende regeringsperiode niet gebeuren. Rens Meijkamp (Infodrome) Welke regels bedoelt u? In ‘t Veld De buitengewoon uniformerende regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden, financiering en nieuwbouw. Het klassieke onderwijsbeleid is altijd op die factoren gericht geweest. Van Kranenburg Ik denk dat we vanuit andere concepten moeten leren denken, dat we een beleidsterminologie ontwikkelen die past bij netwerksamenleving. Van der Hoeven Eerst iets over Fortuyn. Zijn oplossingen spreken me niet aan maar de analyses die hij van een aantal problemen op onderwijsgebied geeft kun je niet zomaar naast je neerleggen, al was het alleen maar omdat zoveel mensen op hem stemmen. Wat mijzelf betreft: als we scholen echt de ruimte willen geven dan moeten we het ook aandurven een aantal regels te laten vervallen, bijvoorbeeld waar het gaat om het vaststellen van lessentabellen, de duur van een schooldag en de inrichting van klaslokalen. Ruimte geven aan scholen houdt ook in dat we moeten omzien naar andere beheersingsinstrumenten dan bijvoorbeeld de Cito-toets. Felicia Deutekom (studente nieuwe media) Mevrouw Barth wil investeren in ICT op scholen. Maar wat is de meerwaarde van computers op basisscholen? Barth Uit de leeromgevingen waar Heppell ‘t over had kunnen computers niet worden weggedacht. De meerwaarde van computers is in elk geval dat ze het mogelijk maken om beter in te spelen op de individuele behoeften van kinderen. Wanneer een kind extra instructie nodig heeft kan daarvoor de computer worden ingezet. Van der Hoeven De discussie gaat niet over computers maar over een andere kijk op onderwijs. We moeten de waardevolle elementen uit het bestaande stelsel behouden en de rest vervangen. De computer is niet meer dan een hulpmiddel bij de onderwijsvernieuwing. Van Kranenburg De wereld van de computer is heel anders dan de wereld van het boek.
Willem Velthoven (Mediamatic Interactive Publishing) De inzet van computers in het onderwijs dwingt ons na te denken over wat leren eigenlijk inhoudt. Dat is heel nuttig, maar het betekent daarom nog niet dat computers nodig zijn bij het leren. Wat mij betreft kunnen ze de klas uit. Barth Kinderen vinden het geweldig leuk om met computers te spelen. Mag dat ook meetellen? Velthoven Ik heb nog één suggestie: hef de pabo’s op en belast de scholen zelf met het onderwijs in het leren faciliteren. Daar zijn ze namelijk goed in. Je stimuleert ze dan om weer eens ergens over na te denken en geeft ze ook iets waarop ze trots kunnen zijn.
Aan het eind van de bijeenkomst werd Heppell, die het debat via een tolk had gevolgd, in de gelegenheid gesteld te reageren.
Heppell Het viel me op hoe vaak er tijdens het debat een vraag werd gesteld die begon met de woorden ‘hoe kunnen we’. Dat is inderdaad een goede vraag. De oplossing is gelegen in empowerment: mensen moeten in staat worden gesteld de problemen aan te pakken waarvoor ze worden gesteld. Terecht werd gewezen op het verlies aan zelfrespect bij leraren. Bij Ultralab doen we veel projecten in de gezondheidszorg. Wanneer ik met chirurgen spreek die aan het eind van hun carrière zijn zeggen ze altijd dat ‘t ze spijt om het vak te verlaten. Leraren daarentegen verontschuldigen zich voor het werk dat ze doen: ‘Ik ben nog steeds een leraar en zal dat, vrees ik, wel blijven ook.’ De reden van die onvrede is dat leraren tijdens hun loopbaan in het onderwijs onvoldoende intellectuele speelruimte krijgen. De ‘hoe kunnen we’-vraag duidt er ook op dat er behoefte is aan enige leiding, aan leiderschap, aan een checklist van actiepunten. Je kunt niet alle bestaande zekerheden vernietigen en dan tegen mensen zeggen: zoek zelf maar nieuwe. We moeten ons vocabulaire aanpassen. Op onze not-school heten leerlingen geen leerlingen maar onderzoekers. Een journalist die op bezoek was op onze not-school vroeg de kinderen of ze het niet vreemd vonden om als onderzoekers te worden aangeduid. Verontwaardigd zeiden ze tegen hem: ‘Natuurlijk zijn wij onderzoekers, wij zijn de enigen die hier iets van weten, wij moeten dit uitzoeken want iemand anders doet het niet.’ Door dat soort passie moeten ook leraren bezield zijn. Een belangrijke vraag is de schaal waarop de vernieuwingen moeten worden uitgevoerd. Wat is de kritische massa? Is Nederland groot genoeg? Is Europa groot genoeg? We gaan naar een tijdperk van mondiale curricula, dat is zo zeker als wat. Nationale curricula hebben op wereldschaal geen overlevingskans. We zullen moeten uitkijken naar bondgenoten bij deze vernieuwingen. Tijdens het debat is ook gewezen op aanpassing van de bestaande regelgeving. Inderdaad zullen sommige regels, bijvoorbeeld op het gebied van toetsing en nieuwbouw, moeten worden afgeschaft of bijgesteld. Dat is niet zo moeilijk, want veel dingen uit het verleden zijn evident onzinnig. Multiple choice-vragen bijvoorbeeld. Je hebt een prachtig gedicht gelezen en moet dan kiezen uit antwoord a, b, c of d. Van dergelijke reductionistische onderwijsmethodieken moeten we af. De computer maakt ze niet beter. Multiple choice-vragen blijven onzinnig, ook als ze worden gepresenteerd op een kleurenmonitor. Kritisch kijken naar de dingen die we verkeerd hebben gedaan is niet zo moeilijk. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat we niet veel tijd hebben. In mijn praatje heb ik er al op gewezen dat kinderen sterk de behoefte hebben bij de vernieuwingen te worden betrokken. Ze willen worden gehoord. Als wij hun die stem niet geven gaan ze ergens anders heen. Voor de onderwijskundige vernieuwing is mobiele telefonie waarschijnlijk belangrijker dan computertechnologie. De snelheid waarmee computers zijn ingeburgerd was ongeveer even groot als
bij videorecorders. Bij mobiele telefoons is die adoptiesnelheid twee keer zo groot. Hebben we net onze scholen vol gezet met computers, blijkt het te mankeren aan mobiele telefoons! We zullen met het onverwachte moeten leren leven. We hebben te maken met steeds nieuwe veranderingen en de zekerheid dat veel onzeker is. Dat kun je als een vloek zien of als de opwindendste uitdaging waarvoor het onderwijs ooit heeft gestaan.