Het
Nationale Werkonderzoek
2012
Martin Hendriks MSc Drs. Véronique Oonk
INTELLIGENCE GROUP Maaskade 119 3071 NK Rotterdam 010 – 280 90 10 www.intelligence-group.nl
[email protected] vé
[email protected] Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd, opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Intelligence Group.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Voorwoord
4
Leeswijzer
5
Management Summary
6
Technische verantwoording
8
Arbeidsethos
11
Werk/privé
13
Vertrouwen/zekerheid
15
Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt
18
Literatuurlijst
19
Bijlage 1 Samenvatting
20
Bijlage 2 Vragenlijst
21
Voorwoord Voor het derde opeenvolgende jaar is het Nationale Werkonderzoek uitgevoerd door JobTrack en Intelligence Group. In drie jaar tijd zijn verschillende onderwerpen de revue gepasseerd; de huizenmarkt en de invloed van de vergrijzing op de verhoging van de pensioenleeftijd zijn hier voorbeelden van. Dit jaar kijken we meer naar onderwerpen die spelen in de politiek, zoals bijvoorbeeld de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Daarnaast kijken we naar verschillende onderdelen van de balans tussen werk en privé. Gaat de Nederlander bijvoorbeeld minder werken als de kosten van kinderopvang verder omhoog gaan, of overweegt men te verhuizen als de reiskostenvergoeding komt te vervallen en als inkomen gezien gaat worden? Ook de crisis komt aan bod. Brengt deze alleen maar negatieve zaken met zich mee, of ook positieve? Hoe beïnvloedt de crisis de werkbeleving van de Nederlander? Het Nationale Werkonderzoek 2012 biedt de Nederlander de kans om zijn mening te geven omtrent bovenstaande onderwerpen. De input van de vragenlijst is gebaseerd op ideeën die in een brainstormsessie van JobTrack en Intelligence Group zijn beschreven, evenals op nieuwsberichten en rapportages over werk en de arbeidsmarkt om zodoende zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de actualiteit en de belevingswereld van de Nederlander. Naast twintig gesloten meerkeuze vragen zijn er net zoals in 2011 open vragen toegevoegd aan het Nationale Werkonderzoek 2012. Respondenten konden hierbij hun mening geven en oplossingen aandragen over een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het onderzoek is laagdrempelig ingestoken om zo veel mogelijk mensen te bereiken. Met een respons van bijna 21.000 mensen is het mogelijk een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking te maken. JobTrack en Intelligence Group bedanken iedereen die een bijdrage geleverd heeft bij de totstandkoming van het Nationale Werkonderzoek 2012.
Leeswijzer Voorafgaand aan het maken van de vragenlijst is het onderzoek met het hoofdthema ‘werk’ onderverdeeld in vier thema’s: •
Arbeidsethos
•
Werk-privé Balans
•
Vertrouwen en Zekerheid
•
Aansluiting onderwijs op arbeidsmarkt
Na de beschrijving van de algemene bevindingen en conclusies in de management summary, worden de resultaten per thema beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op ‘arbeidsethos’. Hierbij moet gedacht worden aan de houding van de werknemer ten opzichte van zijn werk en werkgever. In hoofdstuk 3 wordt het tweede thema ‘werk-privé’ behandeld. Hierin wordt onder andere behandeld wie het werk niet goed kan loslaten in privésferen, of de Nederlander overweegt te verhuizen bij het belasten van de reiskostenvergoeding en wat de invloed is van bezuinigingen op kinderopvang. In hoofdstuk 4 wordt het onderwerp ‘vertrouwen en zekerheid’ behandeld, waarbij verschillende politiek-maatschappelijke onderwerpen aan bod komen die invloed hebben op baanzekerheid en de mobiliteit op de arbeidsmarkt. In het laatste hoofdstuk wordt besproken hoe het ‘onderwijs aansluit op de arbeidsmarkt’.
Management Summary Het Nationale Werkonderzoek 2012 van Jobtrack heeft veel inzichten opgeleverd. Hieronder worden de meest belangrijke en opvallende onderzoeksresultaten beschreven. Nederlander voelt zich meer gewaardeerd door werkgever en is doorgaans tevreden met huidige baan De Nederlander ervaart meer waardering vanuit de werkgever. In voorgaande jaren voelde de helft van de Nederlanders zich gewaardeerd door de werkgever.
“Opvallend is dat de actief werkzoekenden beduidend minder tevreden zijn met hun baan”
dan laagopgeleiden, omdat bijvoorbeeld de vraag ernaar groter is.
Tweede Kamer Verkiezingsonderwerpen over de arbeidsmarkt Om Nederland financieel gezond te krijgen zijn er de laatste maanden veel verschillende politieke thema’s de revue gepasseerd. Veel hiervan verhouden zich tot de arbeidsmarkt zoals de bezuiniging op kinderopvang, de forenzentaks en het bevriezen van de salarissen. Met name vrouwen tot 45 jaar met kinderen verwachten te stoppen met werken indien de kosten voor kinderopvang verder toenemen. Dit heeft tot gevolg dat de participatiegraad van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt verder terugloopt en de Nederlandse Beroepsbevolking er masculiener gaat uitzien. De emancipatie van de vrouw op de arbeidsmarkt lijkt hierdoor verder tot een halt geroepen te worden.
In 2012 is dat toegenomen tot 59 procent. Ondanks dat men zich meer gewaardeerd voelt, is de tevredenheid over de huidige baan niet toegenomen. Opvallend is dat de actief werkzoekenden beduidend minder tevreden zijn met hun baan en zich minder sterk gewaardeerd voelen door de werkgever. Het lijkt er op dat wanneer iemand zich niet gewaardeerd voelt en ontevreden is over een baan, deze persoon sneller actief op zoek gaat naar Een kwart van de Nederlanders is bereid een nieuwe baan. De actief werkzoekende te verhuizen wanneer de forenzentaks heeft vervolgens veel over om een nieuwe wordt ingevoerd. De bereidheid hiertoe baan te bemachtigen. Ze zijn vaak bereid is het grootst onder jongeren en actief om te verhuizen en het meeste bereid werkzoekenden. Nederlanders die om zich volledig om te scholen als dit hun vind bevriezing salaris samenwonen overwegen het echter arbeidskansen doet vergroten. onbespreekbaar minder snel. Het niet willen verhuizen lijkt verband te houden met de weinig mobiele huizenmarkt. Een ongewenst neveneffect van Werkgever moet meer naar ambities de forenzentaks is dat deze zorgt voor een flinke kijken en minder waarde hechten aan het CV lastenverzwaring en een koopkrachtdaling. Dit heeft Bijna tweederde van de Nederlanders vindt dat er bij mogelijk een negatief effect op de reisbereidheid voor sollicitaties meer gekeken moet worden naar de ambities een baan. van een persoon dan alleen naar het CV. Met name
41%
Nederlanders in de leeftijdscategorie 15 tot 25 en 55 tot 65 jaar zijn het hier mee eens. Het is aannemelijk dat deze groepen verwachten dat wanneer werkgevers ook naar ambities kijken, dit haar kansen op een baan vergroot. Ook laagopgeleiden vinden, vaker dan WO’ers, dat er meer naar de ambities gekeken moet worden dan enkel naar het CV. Dit kan komen doordat WO’ers doorgaans betere kansen op de arbeidsmarkt hebben
Het bevriezen van het salaris blijkt voor 41 procent van de Nederlanders onbespreekbaar. Daarentegen is 31 procent hiertoe wel bereid. De bereidheid is met name aanwezig bij hoogopgeleide Nederlanders.
Het ontslagrecht biedt mogelijkheden voor jong hoogopgeleid Nederland De liberale politieke partijen in Nederland zien graag dat de versoepeling van het ontslagrecht wordt ingevoerd. Momenteel is het niet kunnen doorgroeien omdat er geen plek vrijkomt binnen het bedrijf voor zes procent van de Nederlandse Beroepsbevolking een argument om bij de huidige werkgever te vertrekken. Dit gevoel is het sterkst aanwezig bij hoogopgeleide jongeren. Ondanks dat de hoogopgeleide jongeren een klein deel van de totale Nederlandse Beroepsbevolking betreft, is het belangrijk dat Nederland een goed werkklimaat schetst voor hoogopgeleiden. Er is namelijk een tekort aan hoogopgeleid gekwalificeerd personeel.
Praktijkervaring in techniek, ICT en zorg moet zorgen voor betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt De Nederlandse arbeidsmarkt heeft er baat bij als het onderwijs beter aansluit op de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Er worden tekorten verwacht in de
“overheidsbemoeienis is niet gewenst bij de studiekeuze” techniek, ICT en zorg. Echter, overheidsbemoeienis is niet gewenst bij de studiekeuze, zo blijkt uit onderhavig onderzoek. Met name hoogopgeleiden staan hier negatief tegenover. Als oplossing om de problematiek aan te pakken geeft de Nederlandse Beroepsbevolking aan dat jongeren gestimuleerd moeten worden om een opleiding in de techniek, zorg of ICT te volgen door ze in een vroeg stadium meer praktisch in aanraking te laten komen met deze vakgebieden, zonder verplichte richtingen op te leggen.
Technische verantwoording Dit jaar is voor de derde keer het Nationale Werkonderzoek uitgevoerd. Net als in 2010 en 2011 konden respondenten de enquête offline of online invullen. De keuze om de enquête zowel offline als online aan te bieden, bracht twee belangrijke voordelen met zich mee. Ten eerste zorgde de offline instuurmogelijkheid ervoor dat ook de kleine groep mensen die weinig of geen gebruik maakt van internet deel kon nemen aan dit onderzoek. Ten tweede zorgde de offline publiciteit, door de plaatsing van de vragenlijst in verschillende media, voor een toename van de traffic naar de online versie van de enquête. Verspreiding onderzoek De offline vragenlijst is in de volgende regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen verschenen: • Wegener Dagbladen (7 regionale dagbladtitels) • Media Groep Limburg • Wegener Huis-aan-huiskrantencombinatie (ruim 200 titels) Naast de plaatsing van de vragenlijst in verschillende dagbladen en huis-aan-huisbladen, is met een grootschalige nationale online campagne aandacht gevraagd voor het onderzoek. Voor de online vragenlijst is een speciale actiepagina gelanceerd: HetNationaleWerkonderzoek.nl. Bovendien is de vragenlijst actief aangeboden op Jobtrack.nl. Als incentive voor het online invullen van de enquête kreeg iedere online respondent € 50 Corendon reistegoed. Daarnaast is, na sluiting van de enquête, een allinclusive reis verloot onder de respondenten die de vragenlijst en hun persoonlijke gegevens volledig hebben ingevuld.
Opzet onderzoek De online vragenlijst kon vanaf 14 juni worden ingevuld en heeft gelopen tot 12 juli. Ook de offline vragenlijst kon tot 12 juli worden ingezonden. De vragenlijst van het Nationale Werkonderzoek 2012 bestaat uit twintig gesloten vragen en drie open vragen. Allen betroffen werk of de arbeidsmarkt. Deze twintig gesloten vragen zijn onderverdeeld in vier thema’s: arbeidsethos, werk/privé, vertrouwen/zekerheid en onderwijs/arbeidsmarkt. De gesloten vragen zijn als
meerkeuzevragen gesteld, waarbij de respondenten verschillende antwoordcategorieën zijn voorgelegd. Het merendeel van de vragen is gemeten op een 5-punts schaal. Twee van de twintig vragen uit het Nationale Werkonderzoek 2010 en 2011 zijn herhaald. Voor deze vragen kan een vergelijking worden gemaakt. Dit betreffen de vragen: ‘Welk rapportcijfer geef jij je huidige baan?’ en ‘Ik voel me gewaardeerd door mijn werkgever’. De open vragen hebben betrekking tot onderwijs en de arbeidsmarkt.
Respondenten Het Nationale Werkonderzoek 2012 is door de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking ingevuld. Dit betekent dat zowel werkende personen als nietwerkende personen de vragenlijst hebben ingevuld. Aan de niet-werkende respondenten is gevraagd of ze de vragen willen invullen bezien vanuit hun vorige baan waar mogelijk. Was dat niet mogelijk, dan konden deze respondenten kiezen voor de optie ‘niet van toepassing’. De antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ is niet in de analyses meegenomen. Aan het einde van de gesloten vragenlijst zijn de deelnemers uitgenodigd om deel te nemen aan een vragenlijst met drie ‘open vragen’: er zijn geen antwoordcategorieën gegeven. Via het programma Involver zijn de respondenten vragen en stellingen voorgelegd omtrent de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Wat moet er gebeuren zodat minder jongeren kiezen voor een ‘pretstudie’, en eerder kiezen voor een opleiding waarmee ze een goede kans maken op een baan in de arbeidsmarkt? Elke deelnemer kon eerst zijn eigen idee invoeren en heeft vervolgens tien ideeën van andere deelnemers beoordeeld. Op deze
manier zijn alle ideeën gescoord op ‘waardering’ en ‘X-factor’. In totaal hebben 4.884 respondenten de open vragen ingevuld. De resultaten hiervan worden gebruikt om de resultaten van de meerkeuzevragenlijst te onderbouwen en kleur te geven. In totaal hebben 30.608 personen de online vragenlijst gestart. Offline hebben 139 mensen de ingevulde enquête ingestuurd. Het totaal aantal, zowel offline als online, volledig ingevulde enquêtes is 20.997. Na het ontdubbelen van deze dataset en het verwijderen van alle onbruikbare/onbetrouwbare respondenten, zijn 19.845 volledig ingevulde vragenlijsten overgebleven. Uiteindelijk zijn 16.968 volledig ingevulde vragenlijsten gebruikt voor analyse, aangezien 2.877 respondenten buiten de leeftijdscategorie 15 tot 65 jaar vielen, de categorie van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking.
Dit onderzoek rapporteert over de personen die in potentie behoren tot de Nederlandse Beroepsbevolking. De Nederlandse Beroepsbevolking is door het CBS gedefinieerd als: alle mensen tussen de 15 tot en met 65 jaar die betaald werk hebben voor minimaal 12 uur per week of die minimaal 12 uur per week willen werken. Het databestand van Het Nationale Werkonderzoek 2012 is op basis van de bevolkingscijfers van het CBS gewogen op de variabelen geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Daarnaast is het databestand gewogen op basis van de arbeidsmarktactiviteitcijfers van het Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek van Intelligence Group. Door het databestand te wegen op 150 segmenten kan worden geconcludeerd dat het representatief is voor de totale (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking. Alle verschillen tussen groepen die in dit rapport worden beschreven zijn significant. Alle uitkomsten zijn namelijk een significantietoets ondergaan.
Tabel 1 geeft van de verschillende achtergrondvariabelen de gewogen omvang van de respons weer. Tabel 1: N per selectievariabele Geslacht Leeftijd
Man
7,254
Vrouw
9,713
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar
2,827 3,154
35 tot 45 jaar
3,804
45 tot 55 jaar
3,950
55 tot 65 jaar Werkzaam Werkervaring
Ja Nee
3,403
0 tot 1 jaar
1,067
1 tot 5 jaar
2,500
5 tot 10 jaar Meer dan 10 jaar Opleidingsniveau
Gezinssamenstelling
Contracturen
1,181
HBO
4,587
MBO
7,486
VMBO
1,714
Anders
1,999
Alleenstaand
4,641 10,339
Inwonend (bijvoorbeeld bij je ouders, of in een studentenhuis
1,983
Ja
9,276
Nee
7,683
< 12 uur
1,497
12 tot 24 uur
2,671
24 tot 32 uur
2,545
32 tot en met 40 uur
6,538
> 40 uur Arbeidsmarktactiviteit *
2,221 11,177
WO
Met partner Kinderen
3,232 13,561
284
Actief op zoek
3,023
Latent op zoek
7,575
Niet op zoek
6,369
* Arbeidsmarktactiviteit geeft aan hoe actief iemand zoekt naar een baan. In Nederland is 17,8 procent actief werkzoekend, 44,6 procent is latent werkzoekend en 37,5 procent zoekt niet naar een nieuwe baan.
Arbeidsethos Nederlanders nog steeds even tevreden met baan Net zoals in 2010 en 2011 geeft de Nederlander een ruime voldoende aan zijn baan. Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat de Nederlander zichzelf gemiddeld een 7,1 geeft. Dit rapportcijfer is iets lager dan vorig jaar (7,2 in 2011). Net zoals vorig jaar geeft 11 procent van de Nederlandse Beroepsbevolking een onvoldoende voor hun baan (een 5 of lager). De minst tevreden Nederlanders zijn de actief werkzoekenden. Zij geven gemiddeld een 6,2. Mensen die niet op zoek zijn naar werk zijn beduidend vaker tevreden en geven hun baan gemiddeld een 7,7. Werkplezier lijkt belangrijk te zijn om bij een werkgever te blijven of om actief op zoek te gaan naar een baan.
“hoe ouder men is, hoe meer tevreden men is met hun baan”
de onzekerheid op de werkvloer toenemen (Taris, 2012). Nederland kende immers nog nooit zoveel faillissementen als in het eerste half jaar van 2012 (Kamer van Koophandel, 2012). Ondanks deze ontwikkelingen voelt de werknemer zich meer gewaardeerd dan in voorgaande jaren. Niet getoetste, maar aannemelijke verklaringen kunnen zijn dat de Nederlander blij is om momenteel een baan te hebben en hierdoor sowieso meer waardering voelt. Een andere verklaring is dat de Nederlander nu misschien extra hard werkt, en meer investeert in het bedrijf om zodoende het bedrijf door de crisis te helpen. Deze extra investeringen worden uitbetaald in waardering uitgesproken door een werkgever.
Bij sollicitaties moet er meer naar ambities gekeken worden
Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat 64 procent van de (potentiële) Nederlandse Een ander opvallend lineair verband is dat hoe ouder Beroepsbevolking vindt dat er bij sollicitaties meer men is, hoe meer tevreden men is met hun baan. gekeken moet worden naar de ambities van een Nederlanders tussen 55 en 65 jaar geven gemiddeld persoon dan alleen naar het CV. De Nederlander vindt een 7,3 voor hun baan, jongeren tussen 15 en 25 jaar dat hij minder beoordeeld moet worden op wat gemiddeld een 7. een persoon al bereikt heeft, maar meer moet kijken naar wat deze persoon wil gaan bereiken. De Nederlanders in de Nederlander voelt zich meer gewaarleeftijdscategorie 15 tot 25 en 55 tot deerd door de werkgever 65 jaar zijn het hier het vaakst mee Ten opzichte van vorig jaar voelt de vind dat er meer eens. Dit kan worden verklaard doordat (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking gekeken moet worden jongeren in hun carrière (doorgaans) zich significant meer gewaardeerd dan naar ambities nog geen (noemenswaardig) Curriculum vorig jaar. In 2011 voelde 51 procent zich Vitae hebben opgebouwd voordat ze starten gewaardeerd door zijn werkgever, in 2012 is met werken. Ouderen zullen dit belangrijk vinden dat gestegen naar 59 procent. Ongeveer één op de omdat ze minder vertrouwen hebben in het vinden van vijf Nederlanders voelt zich niet gewaardeerd door zijn een baan. Allereerst worden ze door hun jarenlange werkgever. Dit zijn minder Nederlanders dan vorig jaar. ervaring en CV gezien als dure werkkrachten. Ten Toen voelde een kwart zich niet gewaardeerd. Net zoals tweede beheersen 55+’ers doorgaans over minder in 2010 en 2011 blijkt dat personen die actief zoeken digitale vaardigheden waar jong volwassenen mee naar een nieuwe baan zich relatief minder gewaardeerd opgegroeid zijn. Een ander opvallende uitkomst is dat voelen door hun werkgever. Slechts 37 procent van de 50 procent van de WO’ers vindt dat er meer gekeken actief werkzoekenden voelt zich gewaardeerd tegenover moet worden naar ambities tegenover 71 procent van 75 procent van de niet werkzoekenden. de VMBO’ers. Een (ongetoetste) verklaring kan zijn dat De gemiddelde toename in waardering is verrassend WO’ers meer mogelijkheden hebben op de arbeidsmarkt. gezien de vele onzekere factoren die zich momenteel Zij hebben namelijk meer keuze in banen omdat er op de arbeidsmarkt voordoen. De financiële crisis en meer vraag is naar hoogopgeleiden, maar ook omdat de toenemende werkloosheidscijfers zijn indicatoren ze minder regiogebonden zijn dan laagopgeleiden. Een waardoor het arbeidsmarktvertrouwen afneemt en
64%
laatste interessante uitkomst is dat actief werkzoekenden vaker aangeven dat een werkgever meer naar ambitie moet kijken, en minder naar alleen het CV, in vergelijking tot niet werkzoekenden. Dit valt te verklaren doordat werkzoekenden het idee hebben dat dit de kansen vergroot op de arbeidsmarkt.
Merendeel jongeren durft baas te “ontvrienden” via social media Onder de Nederlanders die gebruik maken van social media geeft 44 procent aan hun baas te durven “ontvrienden” via social media. Daarentegen geeft één op de vier Nederlanders aan dit niet te durven.
44%
JA
24%
NEE DURFT JIJ JE BAAS TE “ONTVRIENDEN” VIA SOCIAL MEDIA?
Met name de 55+’ers maken onderdeel uit van de laatste groep. In deze leeftijdscategorie geeft slechts 33 procent aan dat ze hun baas durven te “ontvrienden”. Onder jongeren tussen 15 en 25 jaar oud lijkt deze drempel veel lager te zijn: 52 procent geeft aan dit wel te durven. Een andere opvallende uitkomst is dat bij vrouwen deze drempel hoger is dan bij mannen. Onder vrouwen durft 40 procent hun baas te “ontvrienden”, bij mannen is dat bijna 50 procent. Tot slot blijkt dat WO’ers de meeste moeite hebben om hun baas te “ontvrienden”. HBO’ers daarentegen voelen zich het meest vrij om te bepalen wie er onderdeel uitmaakt van hun virtuele sociale leven.
Hoogopgeleiden stelen vaker van de baas ‘Ow, mijn printpapier is op… Ik neem even een pak mee van mijn werk, dan hoef ik tenminste niet meer langs de winkel’, of ‘Even een paar potloden voor de kinderen meenemen, Julia gaf aan er nodig te hebben voor op school’. Veel werknemers hebben het niet door, maar de bovenstaande scenario’s schetsen concrete voorbeelden van ‘stelen van de baas’. Het is al jaren bekend dat werknemers dit bewust of onbewust doen. Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat 17 procent van de Nederlanders steelt van zijn baas. Het grootste gedeelte (71%) geeft aan nooit wat mee te nemen van het werk voor eigen gebruik. De groep die af en toe wat meeneemt van zijn werk kenmerkt zich doordat ze vaker hoogopgeleid zijn (HBO of WO). Daarnaast zijn het vaker mannen dan vrouwen. Tot slot nemen jongvolwassenen in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar het vaakst wat mee naar huis. Hoe ouder iemand is, hoe minder vaak iemand wat meeneemt voor eigen gebruik. Een verklaring kan zijn werk en privéleven steeds meer verweven raken, met name onder hoogopgeleiden. Met de opkomst van het thuiswerken lijkt dit gedrag erin te sluipen. Of de ‘daders’ het daarom als stelen zien valt te betwijfelen. Desalniettemin geeft deze groep aan de spullen mee te nemen voor eigen gebruik waardoor het wel degelijk onder de noemer ‘stelen’ kan vallen.
Werk-privé balans Hoogopgeleiden en vrouwen kunnen werkzaamheden niet loslaten Steeds vaker verschijnen er onderzoeken waaruit blijkt dat de balans tussen privé en werk bij de Nederlander zoek is. Het niet goed kunnen loslaten van je werkzaamheden zodra je thuis bent, is een vaak gehoord issue. Maar wie hebben daar nu daadwerkelijk last van? Maarliefst 22 procent van de Nederlanders kan het werk niet loslaten zodra ze thuis zijn. Geslacht toont de grootste verschillen, zo blijkt uit de analyses. De resultaten laten zien dat het vaker vrouwen zijn die hier moeite mee hebben. Daarnaast nemen hoogopgeleiden het werk vaker mee naar huis dan laagopgeleiden. Wat bovendien opvallend is, is dat ouderen minder goed hun werk kunnen loslaten dan jongeren.
“Zodra een werkgever meer rekening houdt met werk en privé, dan is deze beter in staat het personeel te behouden en/of betrokken te houden.” Een andere interessante bevinding is dat mensen die actief werkzoekend zijn hun huidige werk minder goed kunnen loslaten dan mensen die niet op zoek zijn naar een nieuwe baan. Het is aannemelijk dat een verstoorde balans tussen privé en werk een argument is om op zoek te gaan naar een nieuwe baan. Deze resultaten bieden perspectieven voor werkgevers. Zodra een werkgever meer rekening houdt met werk en privé, dan is deze beter in staat het personeel te behouden en/of betrokken te houden, met als positief gevolg een besparing op directe werving en borging van kennis (menselijke kapitaal).
Verdere bezuinigingen op kinderopvang hebben negatief effect op de emancipatie van de arbeidsmarkt Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat vrouwen verwachten minder te gaan werken of helemaal te stoppen zodra de kosten van kinderopvang verder stijgen. In 2011 is de participatiegraad van vrouwen tussen 25 en 45 jaar op de arbeidsmarkt al
sterk verminderd waarbij de gestegen kosten voor kinderopvang als mogelijk verklarende factor worden aangedragen, evenals dat werkgevers zich door de crisis minder genoodzaakt voelen om vrouwen met gezinsverplichtingen gunstige arrangementen te bieden (RWI, 2011). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt echter dat de bezuiniging op kinderopvang weinig effect heeft gehad op de arbeidsparticipatie. Tegenstrijdige berichten. Om duidelijkheid te scheppen op dit onderwerp is in het Nationale Werkonderzoek 2012 is gevraagd naar het initiële gedrag omtrent dit onderwerp. Op de vraag ‘Ik (of mijn partner) ga stoppen of minder werken als de kosten van kinderopvang omhoog gaan’ blijkt dat 33 procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking met kinderen verwacht minder te gaan werken. Met name laagopgeleide vrouwen binnen de leeftijdscategorie 19 t/m 44 jaar oud verwachten minder te gaan werken. Het lijkt er daarom op dat eventuele verdere bezuiniging op het subsidiëren van de kinderopvang met name jonge vrouwen lijkt te raken. Dit betreft niet alleen vrouwen die parttime werken, maar in evenredige mate vrouwen die fulltime werken. Dat met name vrouwen minder verwachten te gaan werken, heeft te maken met dat ze over het algemeen minder verdienen dan mannen voor dezelfde werkzaamheden. Verdere bezuinigingen omtrent de kinderopvang lijken daarom tot een verslechtering van de participatiegraad van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt in vergelijking tot het Europese niveau. Daarnaast lijkt het erop dat een dergelijk besluit negatief zal bijdragen aan de emancipatie van de Nederlandse arbeidsmarkt en zal deze er masculiener uitzien.
Kwart van de Nederlanders overweegt te verhuizen bij afschaffing reiskostenvergoeding Een veelbesproken onderwerp uit het Kunduzakkoord is de verandering in het belasten van de reiskostenvergoeding. Door de reiskostenvergoeding in de toekomst op te tellen bij het loon, gaat de Nederlander meer belasting betalen en komen er extra inkomsten binnen voor de Staatsschatkist. Het argument dat ter verdediging van de lastenverzwaring wordt gebruikt, is dat momenteel met name de hoge inkomens profiteren van de huidige regelgeving, waarbij de reiskostenvergoeding onbelast blijft. ‘Lage
inkomens reizen gemiddeld veel minder ver naar hun werk, waardoor ze indirect meebetalen aan de reiskosten van de hoge inkomens’ (GroenLinks, 2012). Om een eventuele lastenverzwaring te minimaliseren stelt GroenLinks dat werknemers dichter bij hun werk moeten gaan wonen. Ondertussen hebben vier van de vijf politieke partijen die het Kunduz-akkoord hebben ondertekend afstand genomen van de ‘forenzentaks’ en lijkt de invoering ervan zeer onwaarschijnlijk. Ondanks dat is het interessant om te weten wat de Nederlander verwacht te doen wanneer deze alsnog wordt doorgevoerd. In het Nationale Werkonderzoek 2012 is gevraagd naar de mening van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking of deze verwacht te verhuizen naar een plek dichter bij het werk zodra ze minder of geen reiskostenvergoeding krijgen. Hierop antwoordt meer dan de helft dit niet in overweging te nemen. Ruim een kwart neemt het wel in overweging. Factoren die hiermee samenhangen zijn leeftijd, gezinssituatie, arbeidsmarktactiviteit en opleidingsniveau. Jonge mensen nemen het sneller in overweging om te verhuizen wanneer de reiskostenvergoeding verdwijnt. Dit komt doordat jongeren minder vaak een koophuis hebben dan ouderen en minder afhankelijk zijn van de weinig mobiele huizenmarkt. Nederlanders overwegen minder snel te verhuizen zodra ze samenwonen (zowel met kinderen als zonder kinderen).
“Een efficiënte en effectieve werking van de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt omdat de mobiliteit van de werknemer afneemt zodra de lastenverzwaring te hoog blijkt te zijn.” Ook de arbeidsmarktactiviteit heeft invloed op de mate waarin verhuizen in overweging wordt genomen. Zodra men actief zoekt naar een baan, neemt ook de overweging om te verhuizen sterker toe. Echter, de weinig dynamische huizenmarkt zorgt ervoor dat de Nederlander bijna niet in staat is om daadwerkelijk te verhuizen. Kortom, het initiële gedrag kan niet worden omgezet naar daadwerkelijk gedrag. Daardoor zorgt de vastzittende huizenmarkt er eerder voor dat de Nederlander meer genoodzaakt is om verder te reizen. Het doorzetten van deze regelgeving lijkt dan ook een
zeer negatief effect te hebben op de werkloosheidscijfers en de koopkracht. Een efficiënte en effectieve werking van de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt omdat de mobiliteit van de werknemer afneemt zodra de lastenverzwaring te hoog blijkt te zijn. In dat geval zal de Nederlander het werk dichter bij huis moeten zoeken, waardoor men niet meer kijkt naar banen waarin hun talent het beste tot zijn recht komt, maar naar banen die binnen een bepaalde regio van de woonplaats worden aangeboden. Gevolg hiervan is dat het menselijke kapitaal niet maximaal wordt gebruikt en economisch herstel langer op zich zal laten wachten. Het lijkt er daarom op dat het belasten van de reiskostenvergoeding een negatief effect kan hebben en dat het stimuleren van de verkoop op de huizenmarkt mogelijk beter zal bijdragen aan de mobiliteit van de Nederlander op de arbeidsmarkt.
Vertrouwen en Zekerheid 43 procent van de collega’s ervaart een verslechterde band door crisis
25 tot 35 jaar wordt dit aangedragen als argument om van baan te veranderen. Een versoepeling van het ontslagrecht biedt hier een oplossing voor omdat het voor werkgevers eenvoudiger wordt gemaakt oudere werknemers te ontslaan waardoor jong talent sneller in een positie binnen het bedrijf terecht kan komen waarbij hun talenten maximaal kunnen worden ingezet.
De crisis heeft veel invloed op de arbeidsmarkt. Voorbeeld hiervan is dat één op de elf Nederlanders bang is haar baan te verliezen in het komende jaar (AGO, 2012). Dit is geen onrealistische toekomstblik gezien het recordaantal faillissementen in het eerste half jaar van 2012 en de nog steeds stijgende werkloosheidscijfers (CBS, 2012). Het is daarom aannemelijk dat deze arbeidsmarktontwikkelingen een durft niet van baan sterke invloed hebben op de werksfeer. te veranderen door In het Nationale Werkonderzoek 2012 is de crisis onderzocht of de crisis collega’s dichter bij elkaar heeft gebracht. 15 procent van de
42%
Nederlanders zegt door de crisis een betere relatie te hebben gekregen met zijn collega’s. Daar tegenover staat dat 43 procent een verslechtering van de band ervaart door de crisis. 42 procent stelt dat de crisis geen invloed heeft gehad op de relatie met collega’s. Uit de resultaten blijkt dat hoe meer uur iemand per week werkt, hoe vaker de crisis een positieve invloed heeft op de relaties tussen collega’s. Zij brengen veel tijd met elkaar door en zullen veel met elkaar delen over de verwachte situatie.
Latent werkzoekende durft door crisis niet meer van baan te veranderen
Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat bijna 42 procent van de Nederlanders niet van baan durft te veranderen door de crisis. Met name de latent werkzoekende voelt zich hierdoor gehinderd. Een latente baanzoeker is iemand die niet actief zoekt naar een nieuwe baan, maar de arbeidsmarkt wel in de gaten houdt. Voor veel werkgevers die talent willen werven, is dit een interessante groep omdat 45 procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking hier onderdeel van uitmaakt (AGO, 2012). Een andere opvallende uitkomst uit is dat met name vrouwen minder snel van baan durven te veranderen.
Ook hoogopgeleiden (zowel jong als ‘Beperkte doorgroeimogelijkheden’ en ‘Gebrek aan loopbaanbegeleiding’ redenen om van baan te wisselen Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat negen procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking van baan wil verwisselen omdat de werkgever geen aandacht heeft voor loopbaanontwikkeling. Zes procent geeft aan te willen vertrekken omdat de baas teveel eist. Hoe ouder men wordt, hoe meer een werkgever als veeleisend wordt ervaren. Daarnaast blijkt dat hoe lager iemand is opgeleid, hoe meer veeleisend de werkgever wordt ervaren. Naast de hoge eisen geeft nog eens zes procent aan van baan te willen wisselen omdat er geen doorgroeimogelijkheden zijn bij hun huidige werkgever. Als oorzaak hiervan wordt aangedragen dat ouderen, die hoger in de hiërarchie staan, blijven zitten op hun plek. Hierdoor kunnen jongeren niet doorgroeien. Jong volwassen ervaren dat als zeer negatief. Met name onder de WO’ers en HBO’ers in de leeftijdscategorie
oud) durven opvallend vaker van baan te wisselen dan laagopgeleiden. De crisis werkt minder vaak als barrière voor jongeren dan voor ouderen. Dit kan komen doordat deze groep minder vaak een hypotheek heeft en omdat ze vaker nog bij hun ouders inwonen. Zij hebben hierdoor minder verplichtingen, en kunnen zich daardoor flexibeler op de arbeidsmarkt bewegen. Ook hoogopgeleiden (zowel jong als oud) durven opvallend vaker van baan te wisselen dan laagopgeleiden. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de vraag naar hoogopgeleiden blijft toenemen (RWI, 2011). In tegenstelling tot lageropgeleiden, is er nog steeds een tekort op de arbeidsmarkt van hoogopgeleiden. Deze groep lijkt zich bewust van haar positie op de arbeidsmarkt en weet dat in tijden van crisis ze nog steeds zeer gewild zijn. Geconcludeerd kan worden dat de crisis het werven van talent extra moeilijk maakt omdat deze minder makkelijk in beweging komt
op de arbeidsmarkt. Om het talent in beweging te krijgen op de arbeidsmarkt, is het verstandig dat werkgevers zich goed verdiepen in de behoefte van de doelgroep. Het is aannemelijk dat de latent werkzoekende alleen nog maar in beweging weet te komen zodra er een aantrekkelijk pakket wordt geboden waarbij zij het gevoel hebben begrepen te worden. Doelgroepkennis en gerichte arbeidsmarktcommunicatie lijken daarbij de sleutel naar succes voor werkgevers in het aantrekken van talent.
2012 heeft gevraagd aan de Nederlander wat hun houding is ten aanzien van het bevriezen van hun eigen loon. Op de vraag ‘Ik accepteer het dat ik geen loonsverhoging krijg door de crisis’ gaf 42 procent aan dit niet te accepteren. Desalniettemin is 31 procent van de Nederlanders hiertoe wel bereid. Hoe ouder iemand is, hoe meer iemand het accepteert geen loonsverhoging te krijgen ten tijde van crisis. Naast leeftijd speelt ook opleidingsniveau een rol. Van de WO’ers toont 38 procent begrip voor de situatie tegenover slechts 28 procent van de MBO’ers en VMBO’ers.
Meer dan 50 procent van de 55+’ers verwacht minimaal een jaar werkloos te zijn
Baas moet meebetalen aan zorgverzekering van de werknemer
Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 van JobTrack blijkt dat een kwart van de Nederlanders denkt meer dan 12 maanden nodig te hebben om bij ontslag een nieuwe baan te vinden op gelijkwaardig niveau. Daarentegen verwacht 61 procent dat dit lukt binnen een half jaar. Het vertrouwen in de arbeidsmarkt hangt sterks samen met verschillende factoren. Hoogopgeleiden verwachten minder vaak meer dan 12 maanden nodig te hebben voor het vinden van een baan dan laagopgeleiden (21% vs 31%) en verwachten vaker binnen een half jaar een baan te hebben gevonden dan laagopgeleiden (64% vs 51%). Daarnaast zijn mannen meer positief gestemd dan vrouwen als het gaat om het vinden van een nieuwe baan (63% vs 60%). De grootste verschillen hangen samen met leeftijd. In de leeftijdscategorie 15 tot 25 jaar verwacht 38 procent binnen twee maanden een baan gevonden te hebben tegenover 12 procent van de 55+’ers. In deze leeftijdscategorie verwacht 56 procent zelfs meer dan 12 maanden nodig te hebben tegenover zes procent van de jonge leeftijdscategorie. Een andere interessante uitkomst is dat parttimers verwachten langer nodig te hebben dan fulltimers. Van de Nederlanders die 40 uur of meer werkt verwacht 11 procent meer dan
Om de zorg in Nederland betaalbaar te houden lijkt het erop dat het eigen risico bij de zorgverzekering wordt verhoogd in 2013. Moet een werkgever meebetalen aan de ziektekostenverzekering van de werknemers? Ja, zegt 62 procent van de Nederlanders. Slechts 11 procent vindt dat een werkgever dat niet hoeft te doen. Met name 55+’ers vinden dat een werkgever moet meebetalen aan de zorgverzekering. Bij jongeren tussen 15 en 24 jaar is dat met 47 procent een stuk lager. Een verklaring kan zijn dat ouderen meer zorgbehoevend zijn dan jongeren. Daardoor wordt de lastenverzwaring extra gevoeld bij ouderen. Een tweede observatie is dat ondanks dat het merendeel vindt dat de werkgever een bijdrage moet leveren, vrouwen dat minder vaak noodzakelijk achten dan mannen. Daarnaast vinden hoogopgeleiden minder
een half jaar nodig te hebben om een nieuwe baan te vinden. Van de Nederlanders die momenteel 12 tot 24 uur werken, verwacht 23 procent dat dit het geval is. Daarnaast verwacht 57 procent van deze groep binnen een half jaar een baan te hebben tegenover 65 procent van de groep die 40 uur of meer werkt.
42 procent accepteert het bevriezen van de lonen niet Om het begrotingstekort op orde te krijgen, behoort het bevriezen van de ambtenarensalarissen tot één van de vele mogelijkheden. Het invoeren van de nullijn leidt tot een miljardenbezuiniging. Het Nationale Werkonderzoek
62%
JA 11%
NEE MOET EEN WERKGEVER MEEBETALEN AAN DE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING?
vaak dat een werkgever hierin een bijdrage moet leveren dan lageropgeleiden. Dit kan worden verklaard doordat hoogopgeleiden doorgaans een hoger inkomen hebben, en het minder in hun portemonnee voelen zodra er een lastenverzwaring wordt doorgevoerd. Daarnaast blijkt uit eerder onderzoek dat laagopgeleiden meer dan gemiddeld beroep doen op het zorgstelsel dan hoogopgeleiden (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2012).
Vooral 55+’ers ervaren stress op de werkvloer door de crisis Nederlanders ervaren meer stress op de werkvloer door de crisis (Taris, 2012). Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 van JobTrack blijkt dat dit voor 38 procent van de Nederlanders het geval is. Vrouwen lijken hier vaker last
“Hoe ouder iemand is, hoe meer stress deze persoon ervaart op de werkvloer door de crisis.” van te hebben dan mannen. Daarnaast zien we dat hoe ouder iemand is, hoe meer stress deze persoon ervaart op de werkvloer door de crisis. Dit lijkt sterk samen te hangen met het arbeidsmarktvertrouwen van ouderen. Zij zijn bang om door de crisis hun baan te verliezen en verwachten dat het vervolgens meer dan een jaar duurt voordat ze een baan op niveau hebben gevonden. Het ervaren van veel stress op de werkvloer zorgt er voor dat iemand actief gaat zoeken naar een nieuwe baan. Bijna 53 procent van de actief werkzoekenden geeft aan veel stress te ervaren op het werk door de crisis, in tegenstelling tot 27 procent van de niet werkzoekenden.
Emigratie vanwege mismatch In het eerste gedeelte van 2012 zijn 52.000 Nederlanders geëmigreerd naar het buitenland mede omdat hun arbeidskansen daar groter zijn (CBS, 2012). Met name Singapore en China zijn in trek omdat daar veel vraag is naar hoogopgeleid personeel (Elsevier, 2012). Dit aantal emigranten vertegenwoordigd 0,6 procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking. Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 van Jobtrack blijkt dat nog veel meer mensen emigreren in overweging nemen. Maarliefst 30 procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking neemt het in overweging wanneer ze in Nederland geen passende baan kunnen vinden. Zorgelijk voor
de Nederlandse arbeidsmarkt is dat 44 procent van de WO’ers en 36 procent van de HBO’ers overweegt naar het buitenland te verhuizen indien men in Nederland geen passende baan kan vinden. Een doorberekening laat zien dat er in Nederland 43.000 WO’ers en 141.000 HBO’ers actief op zoek zijn naar een baan en die overwegen te emigreren indien ze in Nederland geen passende baan kunnen vinden. Dit houdt in dat 2,2 procent van de totale (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking, en 6,6 procent van de hoogopgeleide (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking overweegt om Nederland te verlaten. De kans dat hoogopgeleiden geen passende baan kunnen vinden in Nederland is kleiner dan voor lageropgeleiden. In de laatste 12 maanden waren 43 procent van de vacatures voor hoogopgeleiden terwijl 34 procent van de (potentiële) Nederlandse Beroepsbevolking uit hoogopgeleiden bestaat (Jobfeed, 2012; CBS, 2012). De vraag is hoger dan het aanbod waardoor het onwaarschijnlijk is dat het initiële gedrag zal worden omgezet naar daadwerkelijk gedrag. Tenzij de achtergronden van het hoogopgeleide personeel niet matchen met de vraag. Piloten bijvoorbeeld, trekken naar Azië omdat er in West-Europa een overschot is maar in Azië een tekort. Om hoogopgeleiden in Nederland te houden, is het belangrijk dat deze groep gestimuleerd wordt om opleidingen te volgen in de richting waarnaar veel vraag is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Momenteel gebeurt dat onvoldoende waardoor er tekorten ontstaan in de techniek, zorg en ICT en overschotten ontstaan op gebieden waar Nederland relatief minder behoefte aan heeft.
Onderwijs op de arbeidsmarkt Bijna 30 procent houdt geen rekening met arbeidsmarktperspectieven bij studiekeuze
Nederlander vindt niet dat enkel studies gesubsidieerd moeten worden waar vraag naar is vanuit de arbeidsmarkt
Uit het Nationale Werkonderzoek 2012 blijkt dat bijna 50 procent van de Nederlanders op basis van het Om de instroom in bepaalde branches te stimuleren is arbeidsperspectief een keuze heeft gemaakt voor gevraagd aan de Nederlander of de overheid alleen de een bepaalde studie. Echter, 28 procent heeft geen studies moet subsidiëren waarnaar vraag is vanuit de rekening gehouden met de reële kansen op een baan na arbeidsmarkt. Hier blijkt 42 procent van de Nederlanders afronding van de studie. Opvallend is dat vrouwen het mee eens te zijn. Daarentegen is 32 procent tegen minder vaak dan mannen een bewuste overheidsbemoeienis op dit onderwerp. Met studiekeuze hebben gemaakt. Van de name vrouwen vinden dat de overheid geen mannen zegt 22 procent hier geen onderscheid mag maken tussen studies. rekening mee gehouden te hebben Opvallend is dat bijna 50 procent van de wil alleen subsidies tegenover 32 procent van de vrouwen. WO’ers tegen overheidsingrijpen is terwijl dit voor studies waarnaar Daarnaast denken WO’ers hier minder bij andere niveaus veel lager ligt (HBO 36%; vraag is vanuit de bewust over na dan laagopgeleiden. MBO 28%; VMBO 25%). Daarnaast zien arbeidsmarkt 37 procent zegt hier geen rekening we dat hoe ouder iemand wordt, hoe vaker
42%
mee gehouden te hebben ten opzichte van 26 procent van de VMBO’ers. Tot slot lijkt het erop dat de oudere generatie veel bewuster is omgegaan met hun studiekeuze dan de huidige jong volwassenen. 52 procent van de 55+’ers heeft hier goed over nagedacht tegenover 40 procent van de 25 tot 35 jarigen. Dit lijkt sterk samen te hangen met het moment waarop hogescholen en universiteiten vrij werden om te bepalen welke aan te bieden. Tien jaar geleden kregen de opleidingsinstellingen hier een vrije hand in wat heeft geleid tot een te groot aanbod van pretstudies (studies met een geringe mate van arbeidsmarktrelevantie). Wellicht heeft dit bijgedragen aan een mismatch is op de arbeidsmarkt waardoor er grote tekorten ontstaan in de ICT, techniek en in de zorg en er een overschot is van bijvoorbeeld schoonheidsspecialisten.
Merendeel van de Nederlanders kan opgedane kennis in werk toepassen Ondanks de mismatch tussen onderwijs en de vraag vanuit de arbeidsmarkt, geeft 68 procent van de Nederlanders aan hun studie als zinvol te ervaren. 14 procent van de Nederlanders geeft aan niets te kunnen toepassen van hun vooropleiding in hun huidige werkzaamheden. Hoe hoger iemand is opgeleid, hoe vaker men de opgedane kennis van de studie kan toepassen in hun huidige baan. Daarnaast blijkt dat hoe ouder men is, hoe meer nut men heeft gehad van de vooropleiding.
men het eens is met deze stelling. Het lijkt er op dat ouderen zich meer bewust zijn van de noodzaak tijdig na te denken over je toekomst. Indien daarvoor overheidsingrijpen essentieel is dan is dat niet anders, zo lijkt deze groep te denken.
Meer dan de helft van de Nederlanders bereid tot omscholing Een meerderheid van de Nederlanders is bereid zich volledig om te scholen voor een baan. Eén op de vijf Nederlanders wil zich niet omscholen ten opzichte van 57 procent die daartoe wel bereid is. WO’ers zijn hiertoe minder bereid dan lageropgeleiden. Daarnaast valt op dat de bereidheid om je om te scholen voor een baan afneemt na de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar. In deze categorie wil 64 procent zich laten omscholen, in de leeftijdscategorie 55 tot 65 jaar wil slechts 47 procent dat. Actief werkzoekenden zijn met 70 procent het meest bereid zich te laten omscholen. Onder de mensen die niet werkzoekend zijn is 48 procent hiertoe bereid.
Literatuurlijst •
Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek 2012, Intelligence Group
•
Elsevier (2012). Steeds mee Nederlanders emigreren vanwege crisis
•
Kamer van Koophandel (2012). Faillissementen bedrijfeven treft ruim 28.000 medewerkers
•
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2012). Ontwikkelingen kinderopvang eerste kwartaal 2012
•
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2012). Sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
•
RWI (2011). Sectorale arbeidsmarktinformatie: Overschotten en tekorten, kansen en mogelijkheden
•
Taris, T (2012). Crisis veroorzaakt stress bij werknemers. Radbout Universiteit Nijmegen. Nijmegen.
•
www.cbs.nl
•
www.groenlinks.nl
Bijlage 1 Samenvatting •
Nederlanders geven hun baan gemiddeld een 7,1
•
De Nederlander voelt zich meer gewaardeerd door zijn werkgever.
•
Het merendeel van de jongeren durft zijn baas te “ontvrienden” op social media.
•
Hoogopgeleiden stelen vaker van de baas dan lageropgeleiden.
•
Tweederde van de Nederlanders vindt dat bij sollicitaties er meer gekeken moet worden naar ambitie dan naar alleen het CV.
•
Verdere bezuinigingen op kinderopvang zorgt voor lagere participatiegraad van jonge vrouwen.
•
Één op de vijf Nederlanders kan het werk niet goed loslaten zodra ze thuis zijn.
•
Een kwart van de Nederlanders overweegt te verhuizen bij afschaffing van de reiskostenvergoeding.
•
Meer dan de helft van de 55+’ers verwacht minimaal een jaar werkloos te zijn.
•
De latent werkzoekende komt bijna niet meer in beweging op de arbeidsmarkt.
•
Beperkte doorgroeimogelijkheden voor jongvolwassen en geen aandacht voor loopbaanbegeleiding
belangrijkste redenen om bij werkgever te vertrekken.
•
Tweederde van de Nederlanders vindt dat de baas moet meebetalen aan de zorgverzekering.
•
Meer dan 40 procent van de Nederlanders vindt niet dat hun lonen bevroren mogen worden.
•
De crisis brengt 15 procent van de collega’s dichter bij elkaar.
•
Bij gebrek aan passende arbeid overweegt 6,6 procent van de hoogopgeleide Nederlanders om te emigreren.
•
55+’ers ervaren het meeste stress op de werkvloer.
• Meer dan de helft van de Nederlanders heeft een bewuste keuze gemaakt voor hun studie op basis van het arbeidsperspectief. •
Meer dan de helft van de Nederlanders vinden dat alle studies gesubsidieerd moeten blijven.
•
Tweederde van de Nederlanders heeft hun studie als zinvol ervaren en kan de opgedane kennis toepassen in zijn werkzaamheden.
•
Één op de vijf Nederlanders is niet bereid zich om te scholen voor een baan, 57 procent is hiertoe wel bereid.
Bijlage 2 Vragenlijst Thema 1: Arbeidsethos • Welk rapportcijfer geef jij je huidige baan? • Ik voel mij gewaardeerd door mijn werkgever • Ik neem af en toe wat mee van mijn werk (pennen, printpapier, ect.) om thuis te gebruiken. • Ik durf mijn baas te “ontvrienden” op social media • Bij sollicitaties moet er meer naar ambities gekeken worden in plaats van naar het CV en alles wat iemand al
heeft gedaan of bereikt.
Thema 2: Werk/Privé • Ik (of mijn partner) ga stoppen of minder werken als de kosten van kinderopvang omhoog gaan. • Ik kan mijn werk goed loslaten zodra ik thuis ben • Als ik minder of geen reiskostenvergoeding (meer) krijg, overweeg ik naar een plaats dichterbij mijn werk te verhuizen
Thema 3: Vertrouwen/Zekerheid • Ik wil van baan veranderen, omdat: o Ik wil doorgroeien bij mijn werkgever, maar niemand gaat weg
o Mijn werkgever geen aandacht heeft voor loopbaanontwikkeling
o Mijn werkgever teveel van mij eist
o Andere reden
o Ik wil niet van baan veranderen
• Door de crisis durf ik (nog) niet van baan te veranderen. • Mijn baas moet een bijdrage leveren aan mijn ziektekostenverzekering. • Ik accepteer het dat ik geen loonsverhoging krijg door de crisis • Stel dat je jouw baan verliest, hoe lang denk je dat het duurt voordat je weer een baan hebt van je huidige
niveau?
o binnen 0 – 2 maanden
o binnen 3 – 4 maanden
o binnen 5 – 6 maanden
o binnen 7 – 12 maanden
o meer dan 12 maanden
• De crisis heeft mijn collega’s dichter bij elkaar gebracht • Als ik in Nederland geen baan kan vinden, ben ik bereid over de landsgrens naar een baan te zoeken • Door de crisis ervaar ik meer stress op mijn werk
Thema 4: Onderwijs/Arbeidsmarkt • Ik ben bereid om me volledig om te scholen voor een baan. • Mijn kennis/vaardigheden die ik heb opgedaan tijdens mijn opleiding kan ik toepassen in mijn baan • De overheid moet alleen maar studies subsidiëren waar bij werkgevers vraag naar is op de arbeidsmarkt • Ik heb met opzet een opleiding gekozen waarmee ik meer kans maak op een goede baan.