Het mediabezit en –gebruik bij minderjarigen anno 2014 Een onderzoeksrapport in het kader van het AdLit SBO project (Deel I)
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.1
Dit document maakt deel uit van het ‘AdLit’ (Advertising Literacy) onderzoeksproject. AdLit is een vierjarig interdisciplinair onderzoeksproject rond reclamewijsheid, dat gefinancierd wordt door het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). Het doel van het project is na te gaan hoe we de reclamewijsheid van kinderen en jongeren kunnen verhogen, zodat ze leren omgaan met reclame en opgroeien tot geïnformeerde consumenten.
Het AdLit consortium bestaat uit de volgende partners: Universiteit Gent: Onderzoeksgroep CEPEC, Vakgroep Onderwijskunde en Onderzoeksgroep CJS Universiteit Antwerpen: Onderzoeksgroep MIOS en Departement Marketing Katholieke Universiteit Leuven: Onderzoeksgroep ICRI Vrije Universiteit Brussel: Onderzoeksgroep CEMESO
Voor meer informatie over het project, surf naar onze website (www.AdLit.be), of bezoek ons op Facebook (www.facebook.com/pages/adlit) of Twitter (@AdLitSBO).
Dit rapport werd geschreven door Brahim Zarouali en Pieter De Pauw Onder begeleiding van Michel Walrave, Karolien Poels, Koen Ponnet, Verolien Cauberghe, Liselot Hudders en Katarina Panic In samenwerking met het AdLit consortium
Gelieve de volgende verwijzing te gebruiken: Zarouali, B., De Pauw, P., Walrave, M., Poels, K., Ponnet, K., Panic, K., Hudders, L. & Cauberghe, V. (2015). Mediabezit en –gebruik bij minderjarigen. Een rapport in het kader van het AdLit onderzoeksproject. Document beschikbaar op www.AdLit.be.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.2
EXECUTIVE SUMMARY Doelstelling: Dit onderzoeksrapport biedt meer inzicht in het mediabezit en –
ligt het gebruik van de radio vrij laag vergeleken met vb. televisie of internet. Zowel
gebruik van kinderen en jongeren anno 2014. Concreet wordt er een beeld ge-
de printmedia en radio worden in dit rapport ook benaderd vanuit hun digitale vari-
schetst van kinderen en jongeren als mediaconsumenten, zowel op vlak van bezit
ant, maar cijfers laten duidelijk uitschijnen dat deze trend voorlopig kleinschalig
(aanwezigheid van media in het huishouden, op de kamer, etc.), gebruik
blijft.
(frequentie, inhoud, etc.) als voorkeuren (favoriete websites, zenders, etc.). Op deze manier biedt het de nodige inzichten in de media die zowel kinderen als jongeren gebruiken, om zo een beter idee te hebben via welke kanalen ze –mogelijks - vaakst geconfronteerd worden met reclame.
Wanneer we kijken naar televisie, daarentegen, blijft deze nog altijd immens populair bij jonge doelgroepen. Als media-activiteit staat televisiekijken onbedreigd op nummer één bij kinderen. Bij jongeren blijkt de televisie ook wel populair te zijn, maar zien we wel dat het internet meer en meer aan belang wint doorheen de tienerjaren. Verder valt ook op dat zowel digitaal als online televisiekijken in een op-
Methode: Het rapport werd opgesteld op basis van desk research en literatuurstu-
waartse lift zit bij minderjarigen. Het klassieke, lineaire tv-kijken moet hierdoor
die en biedt een overzicht van de meest recente (en interessante) resultaten en
steeds meer plaats afstaan aan uitgesteld/opgenomen/’on demand’ televisiekijken
bevindingen rond mediabezit- en gebruik. De focus ligt in de grootst mogelijke
enerzijds, en online tv-kijken anderzijds.
mate op het regionale niveau Vlaanderen, maar worden net zozeer gekaderd binnen de nationale context van België en, daar waar mogelijk en/of wenselijk, ook vergeleken met het Europese niveau en dat van de Verenigde Staten.
Computer en het internet zijn ondertussen haast onmisbaar geworden in het leven van kinderen en jongeren. De allerjongsten beginnen er al op zeer jonge leeftijd aan: zo blijkt dat maar liefst 70% van de 3-4 jarigen al online actief is. Ook bij het internet merken we een duidelijk leeftijdseffect, waaruit kan opgemaakt worden dat
Belangrijkste bevindingen: We stellen vast dat de printmedia (kranten & tijdschriften) meer en meer aan populariteit moeten inboeten. Zowel kranten als tijdschriften doen het niet zo goed bij kinderen en jongeren. We constateren wel dat naarmate men ouder wordt, men vaker kranten en tijdschriften gaat lezen, al blijft dit al bij al relatief laag. De radio wordt vandaag nog steeds positief onthaald door minderjarigen. Dit medium wordt door hen als een bondgenoot beschouwd: het begeleidt de luisteraar namelijk heel de dag door. Maar, net zoals bij de printmedia AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.3
minderjarigen vaker en langer online actief zijn naarmate ze ouder worden. Qua activiteiten zien we dat de kinderen zich bezig houden met spelletjes spelen, video’s bekijken, etc., terwijl jongeren meer de aandacht vestigen op het leggen van sociale contacten op het internet. Dit verklaart ook meteen de populariteit van sociale netwerksites bij deze doelgroep, gezien dat maar liefst 9 op de 10 Vlaamse jongeren tenminste één account heeft op een online sociaal netwerk.
Wanneer we kijken naar het bezit van de mobiele telefoon, dan merken we een
rol. Bij de jongeren zien we dat de smartphone en het internet, en vooral de socia-
duidelijk scharnierpunt, namelijk 12 jaar. Dit wijst erop dat een gsm/smartphone
le media, meer aan belang winnen. Deze niet onbelangrijke verschillen in media-
vooral bij de jongeren (12-18 jaar) een heel belangrijk toestel is. Tegenwoordig zijn
gebruik moeten zeker in rekening worden gebracht wanneer reclamewijsheid on-
naast bellen en sms’en ook allerlei online activiteiten mogelijk met een mobiel toe-
derzocht wordt.
stel:, en daar maken jongeren dan ook steeds meer gebruik van. Bij kinderen zien we meteen dat gamen, na televisiekijken, de voornaamste media-
Kanttekening: Dit rapport focust op het mediabezit en –gebruik bij minderjarigen,
activiteit is. Het gamen zelf blijkt ook vaker verspreid te zijn over verschillende me-
met als uitgangspunt de factor leeftijd. Echter, ook het aspect van de socio-
diatoestellen (pc, smartphone, tablet en consoles), maar blijft voornamelijk bij de
economische status van het gezin waartoe deze minderjarigen behoren is een be-
pc. Verder zien we ook een duidelijk genderverschil optreden, waarbij jongens va-
langrijke factor die men in acht moet nemen. Indien dat niet gebeurt, ontstaat im-
ker gamen dan meisjes (een verschil dat bij andere media niet zo uitgesproken is).
mers de idee dat er, per leeftijdscategorie, sprake is van gelijk(w)aardige bezits- en
De tablet heeft op zijn beurt op zeer korte tijd behoorlijk aan populariteit gewonnen
gebruikerspatronen, wat niet het geval is. Voor meer informatie hierover verwijzen
bij minderjarigen. Dit valt duidelijk af te leiden aan het stijgend bezit en gebruik van
we naar het bijkomend deel van dit rapport, getiteld: mediabezit en -gebruik bij min-
het toestel bij minderjarigen. Vooral de jonge kinderen zijn zeer te spreken over dit
derjarigen anno 2014: de rol van de socio-economische status (vrij te downloaden
medium: voor hen is een tablet een soort ‘(prenten)boekje’ die ze kunnen vastpak-
op http://www.adlit.be/publicaties).
ken, waardoor het goed aansluit bij hun leefwereld. Ook bij jongeren geniet de tablet aan positieve belangstelling: jongeren gebruiken dit medium regelmatig om te surfen en zien hierin de ideale vervanger voor de handboeken op school. Tot slot valt ook de trend op dat minderjarigen regelmatig aan media-multitasking doen, dit wilt zeggen het gelijktijdig gebruiken van meerdere media. De combinatie televisie-internet is hierbij tegenwoordig zeer courant en populair.
Conclusie: De belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn eerst en vooral dat traditionele media, met uitzondering van televisie, duidelijk moeten onderdoen voor digitale media. Zo zijn radio, kranten en tijdschriften, op vlak van gebruik, beduidend minder populair bij minderjarigen. Verder stellen we vast dat mediagebruik bij minderjarigen leeftijdsgebonden is. Bij kinderen speelt vooral de televisie en grote
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.4
INHOUDSTAFEL Voorwoord: Relevantie voor AdLit ..................................................................................................................................................................................................... 7 1.
Inleiding ...................................................................................................................................................................................................................................... 8
2.
Mediabezit en –gebruik bij kinderen en jongeren .................................................................................................................................................................... 12 2.1 Kranten & tijdschriften............................................................................................................................................................................................................ 12 Kranten, tijdschriften & kinderen .............................................................................................................................................................................................. 12 Kranten, tijdschriften & jongeren .............................................................................................................................................................................................. 13 Kranten, tijdschriften & digitalisering ........................................................................................................................................................................................ 15 2.2 Radio ..................................................................................................................................................................................................................................... 17 Radio & kinderen...................................................................................................................................................................................................................... 17 Radio & jongeren ..................................................................................................................................................................................................................... 17 Radio & digitalisering ............................................................................................................................................................................................................... 18 2.3 Televisie ................................................................................................................................................................................................................................. 20 Televisie & kinderen ................................................................................................................................................................................................................. 20 Televisie & jongeren................................................................................................................................................................................................................. 21 Televisie & digitalisering .......................................................................................................................................................................................................... 23 2.4 Computer & het internet ........................................................................................................................................................................................................ 24 Computer, internet & kinderen ................................................................................................................................................................................................. 24 Computer, internet & jongeren ................................................................................................................................................................................................. 28 2.5 Mobiele telefoon ................................................................................................................................................................................................................... 31
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.5
Mobiele telefoon & kinderen .................................................................................................................................................................................................... 31 Mobiele telefoon & jongeren .................................................................................................................................................................................................... 33 2.6 Gaming .................................................................................................................................................................................................................................. 35 Gaming & kinderen .................................................................................................................................................................................................................. 35 Gaming & jongeren .................................................................................................................................................................................................................. 36 2.7 Tablet ..................................................................................................................................................................................................................................... 38 Tablet & kinderen ..................................................................................................................................................................................................................... 38 Tablet & jongeren ..................................................................................................................................................................................................................... 39 2.8 Media-multitasking bij minderjarigen ..................................................................................................................................................................................... 41 3.
Besluit ...................................................................................................................................................................................................................................... 42
Bibliografie……….…………………………………………….………………………………………………………………………………………………………………….45
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.6
VOORWOORD: RELEVANTIE VOOR ADLIT In dit eerste rapport staan we stil bij het mediabezit en -gebruik van minderjarigen. Dit is van belang wanneer we de reclamewijsheid van kinderen en jongeren willen bestuderen. Kinderen en jongeren groeien namelijk op in een steeds evoluerende digitale mediacultuur, waar nieuwe technologieën zich aan een hoog tempo opstapelen. Dit betekent dat de mogelijke kanalen die adverteerders kunnen hanteren om reclame te verspreiden alsmaar meer divers worden. Dit zorgt er voor dat adverteerders verschillende media inzetten om jonge consumenten te bereiken, waardoor het reclamebereik kan worden uitgebreid. Daarom zullen we in dit rapport een beeld schetsen van het mediabezit en -gebruik van deze doelgroep, gezien dit een goede aanwijzing is welke mogelijke reclamevormen hen bereiken. Deze informatie is immers cruciaal om na te gaan op welke media en bijhorende reclamevormen we verder dienen te focussen doorheen het project.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.7
1. INLEIDING Kinderen en jongeren leven vandaag in een wereld waarin media onlosma-
jaar) anderzijds. Op basis van onderzoeks-data wordt een bijkomend onder-
kelijk deel uitmaken van hun dagelijkse activiteiten. De veranderingen en
scheid gemaakt tussen ‘jongee kinderen’ (0 - 7 of 8 jaar) en ‘oudere kinderen’ (6
ontwikkelingen in het medialandschap, en vooral in de digitale media, vol-
à 9-12 jaar). In de tekst zullen we duidelijk aangeven wanneer deze onderverde-
gen elkaar razendsnel op. Ze creëren nieuwe mogelijkheden, toepassingen,
ling van toepassing is.
tendensen en rages die meteen door minderjarigen omarmd worden aangezien ze ‘early adopters’ zijn van nieuwe digitale mediatechnologieën (Boonaert & Siongers, 2010; Nelis & van Sark, 2009).
Om dit alles na te gaan werden resultaten en bevindingen verzameld uit recente onderzoeksrapporten, handboeken, wetenschappelijke artikels, websites, en nog tal van andere bronnen. Het hoofddoel van dit rapport is om inzicht te verwerven in de media die kinderen en jongeren gebruiken, waardoor we een beter zicht krijgen
In dit rapport zal een concreet beeld geschetst worden van kinderen en jongeren
met welke verschillende reclamevormen ze vandaag de dag geconfronteerd wor-
als mediaconsumenten, zowel op vlak van bezit (aanwezigheid van media in het
den.
huishouden, op de kamer, etc.) als gebruik (frequentie, inhoud, etc.). Ook de specifieke mediavoorkeuren van minderjarigen komen aan bod.
In dit rapport vertrekken we in eerste instantie vanuit recente studies over het mediabezit- en gebruik van Vlaamse (of Belgische) kinderen en jongeren. Dit wordt veelal, waar mogelijk, aangevuld met cijfermateriaal uit Nederland, Europa en de
Een interessante evolutie die we binnen het medialandschap merken is de toena-
Verenigde Staten, zeker wanneer weinig of geen gegevens voor Vlaanderen (of
me in het aantal ‘devices’ (toestellen) waarmee media-inhouden geraadpleegd
België) beschikbaar zijn. Deze internationale aanpak heeft bovendien als voordeel
kunnen worden. Deze trend, ook wel mediaconvergentie genoemd, houdt in dat
een ‘meer volledig’ beeld te schetsen van het mediabezit en –gebruik van minder-
afzonderlijke mediakanalen zoals televisie, radio, internet en mobiele telefo-
jarigen.
nie steeds meer naar elkaar toe groeien door de digitalisering van media. Daarom zullen we in dit rapport de traditionele media zowel in hun klassieke vorm, alsook in hun digitale vorm benaderen. Concreet belichten we het mediagebruik en -bezit van elk medium afzonderlijk (zowel de traditionele als ‘nieuwe’ media). Per medium zal er een onderverdeling worden gemaakt tussen kinderen (0 - 12 jaar) enerzijds en jongeren (12 - 18
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.8
De belangrijkste bronnen waarmee we de situatie in Vlaanderen en België schetsen, zijn: Apestaartjaren 5 (2014). Dit is een onderzoek uitgevoerd door LINC, Mediaraven en UGent naar het mediagebruik van Vlaamse kinderen en jongeren. Het onderzoek is gebaseerd op twee bevragingen, uitgevoerd in schoolverband: een survey bij jongeren (12 tot en met 18 jaar), en een survey bij kinderen (9 tot en met 12 jaar). Dit resulteerde in 1477 ingevulde online enquêtes en 64 diepte-interviews bij jongeren, en 255 papieren vragenlijsten en 5 focusgroepen bij kinderen. Het onderzoek werd afgerond in 2014. Het rapport Zijn digikids nog boekenbeesten? (Van Coillie & Raedts, 2014). Dit is een onderzoek naar de leesattitude, het (digitale) leesgedrag en de vrijetijdsbesteding van de Vlaamse jongeren van 9 tot en met 12 jaar. De data werden verzameld in 30 Vlaamse en Brusselse (Nederlandstalige) basisscholen, hetgeen 1277 geldige vragenlijsten opleverde. Het onderzoek werd afgerond in 2014. De cijfers van het Centrum voor Informatie over de Media (CIM) uit 2012 en 2014. De Backstage rapporten van IP Belgium, een Belgische reclameregie die focust op een brede waaier aan media: TV, radio, printmedia en ICT. Digimeter 2014. Dit is een studie met algemene cijfers omtrent het mediabezit en –gebruik in Vlaanderen. De studie baseert zich op een bevraging bij 2028 Vlamingen (representatief voor Vlaanderen op basis van geslacht, leeftijd en woonplaats), waarvan 6,8% 15-19 jarigen. Deze studie werd afgerond eind 2014. Europese databanken die zowel cijfermateriaal bevatten over België als de Europese Unie. Voorbeelden hiervan zijn Eurostat, European Social Survey en Zacat Gesis (Eurobarometer).
De belangrijkste bronnen waarmee we de situatie in Nederland schetsen, zijn: Iene Miene Media (2014). Dit is een Nederlands onderzoek van Mediawijzer.net naar het mediagebruik van kinderen van 0 tot en met 7 jaar. Sinds 2012 wordt het onderzoek jaarlijks overgedaan. De online enquête werd in 2014 ingevuld door 1021 Nederlandse ouders met kinderen in deze leeftijdscategorie. NOM Kids Monitor (2014). Dit is een Nederlands onderzoek naar het mediagedrag van kinderen (en hun interesses en activiteiten). Deze studie werd in het najaar van 2013 uitgevoerd in opdracht van NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia) door GfK Intomart. De steekproef omvatte 2000 kinderen van 6 tot en met 12 jaar.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.9
De SPOT Tijdsbestedingsonderzoeken (SPOTtime, 2010, 2012). Dit zijn studies van de Stichting ter Promotie en Optimalisatie van Televisiereclame (SPOT ), het Nederlandse marketingcentrum voor televisiereclame, waarin de tijdsbesteding van kinderen, jongeren en volwassenen in kaart wordt gebracht, met bijzondere aandacht voor mediaconsumptie. De opzet is telkens dezelfde: meer dan 2600 Nederlandse respondenten tussen 6 en 65 jaar houden een dagboek bij over hun tijdsbesteding, die ze om de twee dagen dienen aan te vullen.
Tot slot gebruiken we onder meer volgende bronnen voor Europa en de VS: Zero to Eight: Young children and their internet use (2013). In dit rapport worden recente onderzoeksbevindingen samengebracht met betrekking tot het internetgebruik van kinderen van 8 jaar en jonger. De rapporten van Common Sense Media, die zowel betrekking hebben op kinderen als jongeren. Deze hebben een duidelijke focus op de impact van media en technologie op de fysieke, emotionele, sociale en intellectuele ontwikkeling van de minderjarigen. De rapporten en verslagen van PEW Research Center, een onderzoeksinstelling die het publiek informeert over issues, attitudes en trends in de Verenigde Staten en wereldwijd. In het kader van dit rapport werden de disciplines media & news en internet & tech geraadpleegd. GENERATION M2: Media in the lives of 8- to 18-year-olds (2010), een studie in opdracht van de Kaiser Family Foundation bij meer dan 2000 minderjarigen over de rol van media in het leven van jongeren in de Verenigde Staten.
Naast de hierboven opgesomde bronnen werd veelvuldig gebruik gemaakt van handboeken, wetenschappelijke artikels, nieuwsbrieven, websites, etc. Voor een volledig overzicht van alle bronnen verwijzen we naar de bibliografie.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.10
Tot slot dienen we een niet onbelangrijke kanttekening te maken bij dit rapport. Hoewel we duidelijk het onderscheid maken tussen kinderen en jongeren op basis van leeftijd, moet ook de socio-economische status van de gezinnen waartoe ze behoren in acht worden genomen wanneer er gekeken wordt naar mediabezit en gebruik. Indien dit niet gebeurt, ontstaat immers het idee dat er per leeftijdscategorie sprake is van gelijk(w)aardige media bezits- en gebruikerspatronen. Dit is niet het geval. Voor uitgebreide informatie over de rol van socio-economische status met betrekking tot het mediabezit en –gebruik van minderjarigen verwijzen we u naar het tweede deel van dit onderzoeksrapport, getiteld ‘Mediabezit en gebruik bij minderjarigen: de rol van de socio-economische status’. Dit rapport is tevens vrij te downloaden op http://www.adlit.be/publicaties/.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.11
2. MEDIABEZIT EN –GEBRUIK BIJ KINDEREN EN JONGEREN 2.1 KRANTEN & TIJDSCHRIFTEN
Kranten, tijdschriften & kinderen Als we het gebruik van kranten of tijdschriften bij kinderen willen nagaan, dan mo-
Dat papieren kranten aanzienlijk veel terrein zouden verliezen ten voordele van
gen we veronderstellen dat het wellicht eerder om ‘kijken’ gaat dan ‘lezen’. Kleuters
andere digitale media bij jongere generaties is een vrees die al langer leeft binnen
zijn nog niet in staat om te lezen, en ook kinderen uit het lager onderwijs gaan in de
het medialandschap. Rond de eeuwwisseling konden we al enigszins spreken
krant voornamelijk op zoek naar leuke rubrieken, zoals stripverhalen, de kinderbijla-
van een zekere mediahiërarchie die zich bij de jongeren voltrok, namelijk dat de
ge of sportpagina’s, waarbij ze geneigd zijn om van foto naar foto te springen
‘nieuwe’ media, zoals pc en internet, een vaste positie verworven hadden, waar-
(Resmann, Vandenbrande, & De Prez, 2010). Uit het onderzoek ‘Zijn digikids nog
door de printmedia steeds meer onder druk kwamen te staan (Adriaens, Van
boekenbeesten?’ naar de leesattitudes en –gedragingen van Vlaamse kinderen tus-
Damme, & Courtois, 2011; Roe, 2000). In Vlaanderen zien we ook dat het per-
sen 9 en 12 jaar (Van Coillie & Raedts, 2014) blijkt dat om en bij de helft wel eens
centage krantenlezers binnen de totale bevolking fors gedaald is van 56% in 1980
leest in kranten of (kinder)tijdschriften (bijv. Zonneland, Donald Duck) (zie figuur 1).
tot 40% in 2003 (Raeymaeckers, Hauttekeete, & Deprez, 2007). De recentste bereikcijfers van het Centrum voor Informatie over de Media (CIM) bevestigen deze trend: het gemiddeld bereik* van alle kranten samen zakte met 5% voor de papieren uitgaven in de periode 2013-2014 (Space Essentials, 2014). Cijfers over het bezit van kranten tonen aan dat 43% van de Vlaamse gezinnen thuis een krant hebben liggen, waar ook de kinderen en jongeren gebruik van kunnen maken (Moreas & Pickery, 2011). Maar dit moet meteen genuanceerd worden want er blijkt al sinds enige tijd een alsmaar toenemende ‘ontlezing’ bij minderjarigen die zich uitdrukt in een vermindering van hun dagelijks leesgedrag van printmedia (Lauf, 2001; Stevens, 2004). In wat volgt belichten we deze thematiek voor zowel kranten als tijdschriften. Figuur 1: Leesfrequentie bij Vlaamse kinderen (9-12 jaar) uitgedrukt in % (Van Coillie & Raedts, 2014, p. 27) * Dit betekent dat de respondenten (12+) een krant minstens doorbladerd hebben in de week voorafgaand aan de studie.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.12
Ongeveer een derde van de kinderen kijkt wekelijks of vaker in ‘gewone’ tijdschriften of kranten, en ongeveer een kwart in de kindertijdschriften. Daarnaast zien we dat iets meer dan één op de tien quasi dagelijks in kranten en tijdschriften leest/
9 jaar
10 jaar
11 jaar
12 jaar
Allen
Frequent
67,6
62,4
64,1
52,3
60,9
Sporadisch
13,7
18,5
19,9
25,2
19,9
Niet-lezer
18,8
19,2
16
22,5
19,2
Frequent
71,9
66,9
58
47,2
59,6
frequente lezers (i.e. wekelijks) van kranten en tijdschriften toeneemt naarmate de
Sporadisch
18
19,2
22,7
33,7
24,2
leeftijd stijgt (tussen 9 en 12 jaar), terwijl de leesfrequentie voor de andere onder-
Niet-lezer
10,2
13,9
19,3
19,1
16,2
Frequent
48
40,1
37,8
28,6
37,7
Sporadisch
24,2
30,3
30,8
35,5
30,8
Niet-lezer
27,7
29,6
31,4
35,8
31,6
doorbladert/kijkt, en een kleiner aandeel (6 à 8%) in de kindertijdschriften. Over het algemeen zijn tijdschriften iets populairder dan kranten, wellicht door de grote-
Stripverhalen
re aanwezigheid van illustraties. Een interessante bevinding uit het Vlaamse Digikids-onderzoek is dat het aantal
zochte genres (strips, leesboeken en informatieve boeken) daalt (zie tabel 1).
Leesboeken
Informatieve boeken
Daarnaast vinden de auteurs dat kinderen die vaker dan gemiddeld tijdschriften lezen over het algemeen ook een hoger mediagebruik hebben (Van Coillie &
Frequent
39,1
30,7
27,2
18,3
27,7
Raedts, 2014. De NOM Kids Monitor (2014 pakt op zijn beurt uit met hogere cijfers
Sporadisch
19,5
25,1
30,3
27,9
26,2
voor Nederlandse 6- tot en met 12-jarige kinderen: maar liefst 94% onder hen zou
Niet-lezer
41,4
44,3
42,6
53,8
46
Frequent
25
35,2
35
42,7
35,3
deze percentages slaan op het gelezen hebben van minstens één tijdschrift/krant
Sporadisch
18,4
17,4
21
20,7
19,6
in het afgelopen jaar. Verder blijkt uit tijdbestedingsonderzoek dat Nederlandse
Niet-lezer
56,6
47,4
44
36,6
45,1
Frequent
37,1
26,5
20,7
19,1
24,8
Sporadisch
16
18,8
20,2
17,5
18,2
Niet-lezer
46,9
54,7
59,1
63,4
56,9
Frequent
28,5
23,7
33,6
37,9
31,6
Sporadisch
16,4
19,2
19,3
19,6
18,8
Niet-lezer
55,1
57,1
47,1
42,4
49,6
tijdschriften ‘lezen’ en 38% kranten. Belangrijk is echter om te verduidelijken dat
kinderen gemiddeld 0,6 minuten per dag in de (papieren) krant lezen en 1,6 minu-
Kindertijdschriften
Tijdschriften
Kinderkranten
ten in een tijdschrift (SPOTtime, 2012 – dit laatste houdt een daling in van 27% ten opzichte van 2010 (SPOTtime, 2010). Kranten
Kranten, tijdschriften & jongeren Voor de jongeren zijn kranten vooral een vorm van tijdverdrijf: ze pikken er bepaalde delen uit die voor hen interessant zijn en gebruiken slechts in zeer beperkte mate de krant als algemeen nieuwsmedium (Resmann et al., 2010).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.13
Tabel 1: Percentage lezers per leeftijdsgroep bij Vlaamse kinderen (9-12 jaar) (Van Coillie & Raedts, 2014, p. 28)
Dit blijkt ook uit het recente onderzoek van de Europese Commissie
Wanneer we ons toespitsen op de krantenvoorkeur van Vlaamse jongeren, dan
(Eurobarometer, 2014). Hierbij werd vastgesteld dat in België slechts één jongere
zien we dat deze weinig verschilt van de rest van de bevolking (Boonaert & Sion-
op vier dagelijks de krant leest (zie figuur 2). Hoewel dit cijfer eerder aan de lage
gers, 2010). Ook bij jongeren zijn de meest gelezen kranten ‘Het Laatste Nieuws’
kant ligt, scoort ons land daarmee beduidend hoger dan het Europees gemiddel-
en ‘Het Nieuwsblad’. Tot slot toont het Nederlands tijdbestedingsonderzoek
de, dat maar 14% bedraagt.
SPOTtime (2012) ook nog dat Nederlandse jongeren gemiddeld slechts 5 minuten per dag spenderen aan het lezen van een papieren krant. Betekent dit dan het einde voor de papieren krant bij de jongeren? Volgens Resmann et al. (2010) alvast niet aangezien jongeren zeker niet afwijzend staan tegenover de krant. Hoewel veel jongeren het in eerste instantie als een ‘oud’ medium beschouwen en met volwassenheid associëren, zijn ze toch vrij positief ingesteld tegenover de papieren krant. Ze appreciëren namelijk de flexibiliteit (de krant kan om het even waar en wanneer gelezen worden), transporteerbaarheid (je kan het overal gemakkelijk meenemen, en dus ideaal voor op dode momenten) en selectiviteit (het biedt een scala aan informatie die men selectief kan doornemen) van de krant. Mede hierdoor past het goed bij de levensstijl van jongeren. Wanneer we nu de overstap maken naar de leescijfers van tijdschriften, dan blijkt uit een onderzoek in Vlaanderen dat ongeveer 20% van de jongeren aangeeft nooit een tijdschrift te lezen (Boonaert & Siongers, 2010). Wat de voorkeuren be-
Figuur 2: Consumptie van geschreven pers bij jongeren (15-18 jaar) (Eurobarometer, 2014)
treft zien we dat met name vooral Joepie en Fancy vrij populaire tijdschriften zijn onder de jongeren, die door net geen derde van hen gelezen wordt (Boonaert & Siongers, 2010). Dit wordt bovendien ook nog eens bevestigd en aangevuld door
Daarnaast toont een onderzoek van het CIM (2014b) aan dat ongeveer 4 op de 10
het onderzoekrapport FAKE (2010), waarin Joepie, Flair en P-Magazine er als
jongeren ‘(extra) light users*’ zijn als het op dagbladen aankomt. Zo’n 17% ge-
populairste jongerentijdschriften uitkomen.
woonweg beschouwd kan worden als ‘niet-lezer’.
*(extra) light users: lezers met een leesdensiteit van 29 of lager, waarbij leesdensiteit gelijk is aan het product van de leesfrequentie en de leeswijze (zie CIM voor meer info).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.14
Uit het tijdsbestedingsonderzoek van SPOTtime (2012) bij Nederlandse jongeren blijkt dat deze gemiddeld minder dan een minuut per dag tijdschriften lezen. In
Kranten, tijdschriften & digitalisering
2010 bedroeg dit cijfer nog gemiddeld 3,3 minuten (SPOTtime, 2010). Verder blijkt
Informatie- en communicatietechnologieën hebben het raadplegen van nieuws en
uit een Amerikaans onderzoek van de Kaiser Family Foundation (2010) dat zowel
informatie door minderjarigen grondig gewijzigd. Zo zien we dat jonge consumen-
de proportie jongeren die tijdschriften leest als het aantal minuten dat ze eraan
ten een brede waaier aan zowel traditionele als nieuwe media gebruiken om aan
besteden in de Verenigde Staten steeds verder daalt over de jaren heen (zie tabel
hun informatiebehoeften te voldoen. De krant wordt dus niet alleen maar in zijn
2). Deze daling is trouwens al minstens 10 jaar lang aan de gang. In 2009 spen-
papieren versie gelezen, maar ook meer en meer online (pc, mobiele telefoon of
deerde een gemiddelde Amerikaanse jongere ongeveer 9 minuten per dag aan het
tablet) (Nationaal Onderzoek Multimedia, 2014. Het Amerikaanse PEW Research
lezen van een papieren tijdschrift, in vergelijking met 15 minuten tien jaar voor-
Center (2012 onderzocht trends in nieuwsconsumptie in de Verenigde Staten (zie
heen.
figuur 3). Deze studie toont aan dat er het afgelopen decennium een daling heeft
Natuurlijk worden kranten en tijdschriften vandaag niet enkel meer gelezen in de papieren vorm. Ze worden vandaag ook vaak gelezen via digitale toestellen zoals de pc, de tablet of de smartphone. Deze trend, namelijk de digitalisering van kranten/tijdschriften, zullen we nu gedetailleerder bespreken.
plaatsgevonden van maar liefst 18% wat betreft het lezen van de papieren versie van de krant (van 41% naar 23%). Deze daling merken we bovendien ook bij magazines en boeken, weliswaar iets minder uitgesproken. Dit gegeven gaat gepaard met een forse opmars van het aantal individuen die de krant (en magazines en boeken) online lezen.
Gemiddelde tijd onder de lezers
Gemiddelde tijd
Percentage
(iedereen)
lezers
2009
0:09
35%
0:26
2004
0:14
47%
0:29
1999
0:15
55%
0:27
Magazines
Tabel 2: Evolutie van tijdbesteding van Amerikaanse jongeren aan magazines (Rideout et al., 2010, p. 30)
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.15
Figuur 3: Evolutie van consumptie van nieuwe media in de US (PEW Research Center, 2012, p.4-5)
Zo zien we dat een groot aandeel van de lezers van gezaghebbende kranten nu
plaatsvindt (zoals tablets en smartphones) (IP, 2013a). Volgens NDP Nieuwsme-
de digitale versie verkiezen. Een voorbeeld hiervan is The New York Times, waar-
dia (2014) zal de markt voor de digitale tijdschriften (bv. op de tablet) naar ver-
van 55% van de lezers verklaard hebben dat ze deze hoofdzakelijk op een compu-
wachting wel blijven groeien, maar zal ze de rol van de gedrukte variant niet met-
ter of een mobiele device lezen. Het onderzoek spreekt daarom ook van een shift
een overnemen. Papier blijft dus voorlopig de drager bij uitstek voor het lezen van
naar het lezen via elektronische media. In een onderzoek van Common Sense Me-
tijdschriften.
dia (2014, p. 7 over het leesgedrag van tieners gaat men zelfs een stap verder en verwoordt men het als volgt: “The technology revolution of the past decade has led our society to a major transition point in the history of reading.” Ook dichter bij ons zien we deze trend opduiken. Uit onderzoek in Nederland van het Nationaal Onderzoek Multimedia (2014 blijkt dat het digitaal lezen van dagbladen in 2013 verder is gegroeid. Dit geldt voor de volwassenen alsook de jongeren. Zowel het lezen van de krant op de tablet als op de smartphone steeg, al blijft de computer/laptop nog altijd op nummer één staan. De auteurs concluderen dat het lezen van kranten via digitale toestellen de afgelopen jaren enorm gestegen is.
Een belangrijke vraag hierbij is: gaat de stijging in het digitaal lezen van dagbladen ten koste van de gedrukte versie? Uit een recent Nederlands onderzoek blijkt dat dit niet volledig het geval is (zie figuur 4). De opmars van het digitaal lezen blijkt bij
Figuur 4: Verhouding digitaal/klassiek lezen van dagbladen (GFK, 2013)
de jongeren geen substitutie te zijn van de papieren krant. Zo’n 35% van de Nederlandse jongeren binnen deze leeftijdscategorie raadpleegt zowel de digitale versie als de gedrukte versie van dagbladen. Ongeveer 25% nuttigt enkel de papieren krant, en 14% consumeert uitsluitend digitaal nieuws. Bij magazines merken we dat de digitale platformen, in tegenstelling tot bij kranten, iets minder populair zijn. De digitalisering binnen de tijdschriftenmarkt loopt nog niet zo’n snelle vaart als bij de krantenindustrie (Nationaal Onderzoek Multimedia, 2014). In België zien we dat momenteel slechts 3% van de magazinemomenten op mobiele dragers
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.16
Samengevat kunnen we dus besluiten dat, in vergelijking met Europese cijfers, kranten nog steeds populair zijn bij de Vlaamse jeugd. Jongeren staan positief tegenover dit medium, maar lezen het, naast de traditionele papieren versie, ook meer en meer online (pc, mobiele telefoon of tablet). Bij magazines is deze trend minder uitgesproken, wat voornamelijk te wijten is aan de minder doorgedreven digitalisering van deze markt.
2.2 RADIO In de jaren ‘60 beschreef Marshall Mcluhan in zijn befaamd boek The Medium is
In 2012 luisterden oudere kinderen in Nederland gemiddeld 9 minuten per dag
the Message radio als een ‘hot’ medium die een hoge informatieve waarde heeft
naar de radio, wat een minuut meer is dan in 2010 (SPOTtime, 2010, 2012).
voor zijn gebruikers (McLuhan & Fiore, 1967). Eveneens voorspelde hij dat dit ‘hot’ medium in de loop der jaren steeds minder populair zou worden ten voordele van andere media, zoals televisie. Ondertussen stellen auteurs dat de ideeën van
Radio & jongeren
Mcluhan achterhaald zijn (o.a. Mortelmans & De Reyt, 2003). Bijna een halve
Ongeveer 58% van de jongeren in België luistert (bijna) dagelijks naar de radio
eeuw later zien we dat radio nog steeds een belangrijke rol speelt binnen het
(Eurobarometer, 2014). Vergeleken met het Europees gemiddelde ligt dit eerder
Vlaams medialandschap. Bijna elk Vlaams gezin beschikt thuis over een radiotoe-
hoog, aangezien het Europees cijfer 36% bedraagt. Maar naast de frequentie van
stel (98%) (Moreas & Pickery, 2011). Bijkomend blijkt dat maar liefst 81% van de
radiogebruik, is het ook interessant om te kijken naar de voorkeuren van Vlaamse
Vlamingen dagelijks naar de radio luistert (bij voorkeur via het vaste toestel thuis
jongeren met betrekking tot radiozenders. Het onderzoek JOP-3 (2013) peilde naar
of in de auto), en een op drie Vlamingen doet dat zelfs meer dan drie uur per dag
de radiovoorkeuren van Vlaamse jongeren. Bijna 3/4de van de jongeren luistert
(Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014). De radio wordt beschouwd als
(heel) graag naar Q-Music en MNM (beide scoren 71%). Radiozenders die het
een medium dat informeert over de actualiteit, ontspant, bijkomende diensten
minst goed scoren bij Vlaamse jongeren zijn dan weer Klara en Radio 1, waar res-
aanbiedt (weerbericht, verkeersinfo, agenda’s…), maar in de eerste plaats voor
pectievelijk 88% en 72% van de jongeren (helemaal) niet graag naar luistert.
gezelschap zorgt. Dit laatste geldt zeker en vast voor jongeren (IP, 2013b; McClung, Pompper, & Kinnally, 2007). Hierna zullen we dieper ingaan op de rol van radio in het leven van kinderen en jongeren.
Radio & kinderen
Als we naar het buitenland kijken, dan zien we dat de radio slechts 9% uitmaakt van de totale mediatijd bij Nederlandse jongeren (SPOT, 2012). In de Verenigde Staten ligt dit cijfer nog lager, namelijk 6% (Rideout et al., 2010). Dit heeft grotendeels te maken met de populariteit van zowel de televisie als het internet, die beiden een groot deel uitmaken van de totale mediatijdsbesteding van jongeren. Bo-
Over kinderen en radiogebruik zijn er weinig cijfers beschikbaar. Wel toont Neder-
vendien toont het onderzoek van SPOTtime ook aan dat de tijdbesteding aan radio
lands onderzoek dat ongeveer zes op tien van de oudere kinderen ‘wel eens’ naar
alsmaar afneemt; terwijl de Nederlandse jongeren in 2010 gemiddeld nog 20 minu-
de radio luistert, en dat de luisterfrequentie toeneemt met de leeftijd (NOM, 2014).
ten per dag naar de radio luisteren via een radiotoestel (SPOTtime, 2010), zakt dit naar 14.5 minuten in 2012 (SPOTtime, 2012).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.17
Ondanks het feit dat radio aan populariteit inboet, kunnen we toch stellen dat het
Uit een onderzoek in België van de reclameregie IP (2013b) zien we dat ruim 20%
nog altijd een medium is dat door de jeugd positief onthaald wordt. Zoals hierbo-
van het radioluisteren bij jongeren via andere kanalen gebeurt dan het klassieke
ven reeds aangehaald beschouwen jongeren de radio als een bondgenoot: de
radiotoestel (zie figuur 6). Jongeren geven in dit geval de voorkeur aan multifuncti-
radio begeleidt de luisteraar namelijk heel de dag door zonder onderbreking, en
onele toestellen omdat die beter bij hun nomadische levensstijl past. Het klassieke
dit al vanaf ’s ochtends heel vroeg (IP, 2013b). Wel zien we dat jongeren meer en
radiotoestel moet op deze manier meer en meer terrein afstaan aan het tv-toestel,
meer de voorkeur geven aan multifunctionele toestellen. Deze trend, namelijk het
de pc, de gsm en de mp3-speler.
beluisteren van radio op digitale dragers, zullen we nu meer gedetailleerd uitwerken.
Radio & digitalisering Bij het luisteren naar radio spelen naast het alom gekende radiotoestel nog andere digitale media een grote rol. Daarom is het nuttig om ook hier het onderscheid te maken tussen radio luisteren via een radiotoestel en/of een ander (online) medium. Om te beginnen is het interessant om de evolutie van online radio te kaderen. Zo meldt het Apestaartjaren (2014 ) onderzoek een toename bij de oudere kinderen in Vlaanderen op vlak van mobiel radio luisteren (via gsm of smartphone) van 29% in 2012 tot 41% in 2014. Het feit dat steeds meer kinderen een smartphone hebben zal hier een rol in spelen. In de Verenigde Staten voerden Edison Research & Triton Digital (2014) een grootschalig onderzoek uit, waarbij werd vastgesteld dat het online radiopubliek over de afgelopen 10 jaar
Figuur 5: Online radiogebruik bij Amerikanen naar leeftijd (Edison Research & Triton Digital, 2014)
ongeveer verdrievoudigd is: van 16% van de populatie in 2004 naar 47% in 2014. Uit dezelfde studie blijkt bovendien dat maar liefst driekwart van de Amerikaanse
In Nederland noteren we dat het gebruik van internetradio onder de jongeren de
jongeren tussen 12-24 jaar minstens één keer per maand online naar de radio
afgelopen jaren lichtjes toeneemt: we zien een stijging van 61% gebruik in 2010
luistert (zie figuur 5).
tot 67% gebruik in 2012 (van Rooij & Schoenmakers, 2013).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.18
Toch blijven traditionele toestellen en FM-autoradio’s bij alle doelgroepen veruit
Kort samengevat zien we een duidelijke toename van het aantal platformen waarop
de meest gebruikte apparaten om naar de radio te luisteren. Vanhaelewyn et al.,
men radio kan beluisteren (bv. de smartphone, internet, televisie…). Maar deze
2014) stellen dat het radiotoestel thuis (82%) en in de auto de favoriete toestellen
nieuwe dragers zetten jongeren niet aan om minder naar de radio te luisteren, maar
zijn om naar de radio te luisteren. Deze vaststelling kwam ook aan het licht in Ne-
om het gewoonweg ‘anders’ te gebruiken (IP, 2013b).
derland, waar we zien dat de ‘vaste radio/autoradio’ nog steeds het meest gebruikt wordt door de 13-plussers voor het beluisteren van radioprogramma’s (Media Tijd, 2014). Dezelfde trend werd tot slot ook vastgesteld in een onderzoek uitgevoerd in de Verenigde Staten (Edison Research & Triton Digital, 2014).
Figuur 6: Alternatieve toestellen om naar de radio te luisteren (IP, 2013b, p. 15)
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.19
2.3 TELEVISIE is, na buiten spelen en sporten, de favoriete manier van oudere kinderen om zich In 1999 beschreef David Morley in zijn boek Family Television televisie als een ‘domestic medium’, een medium dat een belangrijk sociaal gegeven is binnen het gezin waarop we ons leven baseren (Morley, 1999). Veel routines, zoals etenstijd en slaaptijd, worden mee bepaald en gestructureerd door televisie (Lull, 1990). De televisie wordt binnen het gezin vaak beschouwd als een ‘vereniger’: dit medium is namelijk van groot belang voor het uitbouwen van sociale relaties met de
bezig te houden in hun vrije tijd. Het is in elk geval de meest populaire mediaactiviteit, hoewel gamen min of meer op gelijke hoogte staat (Van Coillie & Raedts, 2014). Uit datzelfde onderzoek (zie figuur 7) blijkt dat meer dan zeven op de tien kinderen minstens vier uur per week (34 minuten per dag) naar tv, dvd’s of video’s kijkt, en ruim een vierde meer dan 9 uur (77 minuten per dag) (Van Coillie & Raedts, 2014).
gezinsleden. Het kijken naar televisie vindt niet plaats binnen een sociaal vacuüm maar is vaak een collectief gebeuren dat gezinsleden dichter bij elkaar brengt (Morley, 1999). Vandaag is dit niet anders: kinderen en jongeren kijken meestal televisie in groep, waarbij het televisiekijken als een sociale activiteit kan beschouwd worden die vaak met andere gezinsleden wordt gedeeld (Van Bauwel, 2010). Hoewel televisie tegenwoordig de hete adem voelt van de nieuwe media, betekent dit niet dat minderjarigen dit traditioneel medium de rug toe keren (Boonaert & Siongers, 2010). Integendeel, we zien zelfs dat televisie dezer dagen nog altijd uitermate populair is. Dit wordt duidelijk op basis van de onderzoeksresultaten omtrent televisiebezit en -gebruik bij kinderen en jongeren die hierna aan bod komen.
Figuur 7: Wekelijkse tijdsbesteding aan tv, dvd’s en video bij 9-12 jarigen (Van Coillie & Raedts, 2014, p. 43)
Televisie & kinderen
Nederlandse studies rapporteren nog hogere cijfers. De gemiddelde kijkduur naar
Zo goed als alle kinderen (98%) geven aan dat ze tenminste één televisietoestel
10 t.e.m. 12 jaar loopt dit zelfs op tot 85 minuten per dag (SPOTtime, 2012). Tot
in huis hebben, en ongeveer een op drie geeft te kennen een eigen televisietoe-
slot toont een bijkomend Nederlands onderzoek dat de oudere kinderen gemid-
stel op de kamer te hebben (Apestaartjaren, 2014). Als we kijken naar het gebruik
deld maar liefst 13,1 uur per week (112 minuten per dag) naar televisie kijken,
ervan, dan merken we al gauw dat televisiekijken nog altijd enorm populair is. Het
met pieken op woensdag en in het weekend (NOM, 2014).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.20
televisie bij de 6- tot 9-jarigen bedraagt dagelijks 81 minuten, en bij kinderen van
Voor jonge kinderen vinden we over het algemeen weinig cijfermateriaal voor
Als we vervolgens focussen op het aanbod aan televisiezenders voor kinderen,
Vlaanderen of België (en dat geldt ook voor de overige media die in dit rapport
dan merken we meteen dat dit in Vlaanderen zeer uitgebreid is (OMD-PHD,
aan bod komen), maar op basis van een recent Nederlands onderzoek
2014). Voor peuters en kleuters is er onder meer Ketnet, Nick Junior en VTM
(Mediawijzer.net, 2014) naar het mediagebruik van kleine kinderen kan geconclu-
KZoom. Voor de oudere kinderen is er een nog gevarieerder aanbod bestaande
deerd worden dat televisiekijken een geliefde activiteit is bij deze doelgroep. Hier-
uit, onder meer, Ketnet, Disney Channel, VTM KZoom, Studio 100 TV en Cartoon
uit blijkt dat 86% van de kleine kinderen geregeld naar televisie kijkt, goed voor
Network. Als we kijken naar de ruime leeftijdsgroep 4-14- jarigen, dan blijkt dat
een gemiddelde van maar liefst 53 minuten per dag. Al vanaf het tweede levens-
Ketnet de favoriete zender is bij deze doelgroep, gevolgd door VTM en ÉÉN.
jaar kijkt ongeveer 9 op de 10 kleine kinderen regelmatig naar televisie. Binnen de
Daarna volgen, op een verdere afstand, Nickelodeon, VTM KZoom en Disney
categorie 0- tot en met 3-jarigen zitten kinderen gemiddeld 51 minuten per dag
Channel Vlaanderen. Wat hier meteen opvalt is de aanwezigheid van televisiezen-
voor de buis (wat trouwens een stijging inhoudt van 12 minuten ten opzichte van
ders die zich voornamelijk op volwassenen richten (VTM en ÉÉN). Dit ondersteunt
2012). Voor de categorie 4-7 jaar stijgt de kijkduur nauwelijks, aangezien deze
de bevindingen uit Europees onderzoek waaruit bleek dat kinderen vaker afstem-
kinderen
men op programma’s voor volwassenen naarmate ze ouder worden (KEA Europe-
een
gemiddelde
laten
optekenen
van
56
minuten
per
dag
(Mediawijzer.net, 2014). In het onderzoek ‘Zero to Eight’ naar het mediagebruik van kleine Amerikaanse kinderen (Common Sense Media, 2013) stelt men een kijkduur vast die gelijkaardig is aan die in Nederland, maar een zekere dalende trend vertoont in de laatste jaren. In 2013 keken deze kleine kinderen gemiddeld 57 minuten per dag naar
an Affairs, 2009). Het tijdstip waarop kinderen televisie kijken verschuift dan ook mee met de leeftijd. Duits onderzoek vindt dat de piek in tv-kijken voor 3- tot 5jarigen op 18u30 ligt, en voor 10- tot 13-jarigen rond 20u, op een moment dat er voornamelijk volwassenen-programma’s vertoond worden (Feierabend & Klingler, 2008).
televisie, wat een daling is van 12 minuten ten opzichte van 2011. Naar dvd’s kijken ze gemiddeld 22 minuten per dag, wat op zijn beurt een daling inhoudt van 9 minuten in vergelijking met 2011. Ondanks de afname in tv-kijken blijft de televisie
Televisie & jongeren
wel het heersende medium in de Verenigde Staten, met bijna 6 op de 10 (58%)
Bij de jongeren geeft maar liefst 99,5% aan thuis over een televisietoestel te be-
kleine kinderen die minstens een keer per dag naar televisie kijkt. Het televisietoe-
schikken (Apestaartjaren, 2014). Ook in het gebruik ervan blijft het nog steeds een
stel staat in voor de helft van het dagelijkse gemiddelde in het totale ‘screen me-
belangrijk medium voor deze doelgroep. Zo toont een studie van de Europese Com-
dia use*’ namelijk de totale tijd die kinderen besteden aan beeldschermmedia
missie (2014) aan dat ongeveer 4/5 van de jongeren in België dagelijks televisie
(115 minuten per dag).
kijkt, en dat geen enkele jongere aangaf ‘minder vaak’ of ‘nooit’ televisie te kijken (via een televisietoestel).
* Total screen media use: tijd besteed aan tv, dvd, pc, spelconsoles en mobiele toestellen
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.21
Indien we dit omzetten in tijd, dan zien we dat ongeveer 4 op de 10 jongeren bin-
bij de mediagewoonten van deze jonge mediagebruikers. Ze bepalen graag zelf
nen deze leeftijdscategorie gemiddeld tussen de 1-2 uur televisie kijkt op een
wanneer ze wat willen bekijken. Uit een studie van DearMedia in samenwerking
weekdag (European Social Survey, 2012) (zie figuur 8). Deze bevinding komt min
met de Ehsal Managment School (2012) blijkt dat de digitale decoder een vaste
of meer overeen met die van Apestaartjaren 4 (2012), waarin vastgesteld werd dat
waarde is bij jongeren en ook volop gebruikt wordt om te pauzeren, reclame door
jongeren in Vlaanderen gemiddeld 2u per dag aan televisie spenderen. Als we het
te spoelen en programma’s op te nemen.
televisielandschap van de afgelopen jaren van naderbij bekijken, dan merken we dat deze heel dynamisch, veelzijdig, afwisselend, en vooral, op maat van de kijker is geworden (IP, 2013c). Zo blijkt dat 86% van de Vlaamse bevolking digitale tele-
De cijfers leren ons dat jongeren 58% van de tijd lineair tv-kijken, 9% uitgesteld (d.w.z. binnen de drie uur na uitzending), 27% opgenomen en 6% ‘on demand’ (zie figuur 9).
visie in huis heeft (via kabel, telefoonlijn of satelliet) (Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014).
Figuur 9: Verdeling televisietijd bij jongeren (DearMedia & Ehsal, 2012, p. 2)
De onderzoekers uit deze laatste studie trekken vervolgens de conclusie dat de teleFiguur 8: Kijkduur televisie bij Belgische jongeren (15-18 jaar) (European Social Survey, 2012)
visie an sich niet dood is bij jongeren, maar dat het traditioneel lineair televisiekijken gewoonweg verdwijnt. Jongeren willen televisie-inhoud consumeren op tijdstippen die voor hen het best passen, en daarom nemen deze digital natives graag de con-
Volgens Van Bauwel (2010) maakt ‘digitaal’ televisiekijken (bv. uitgesteld, on demand, etc.) deel uit van het televisiegebruik van jongeren, omdat dit beter past AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.22
trole over hun eigen televisie-ervaring (DearMedia & Ehsal, 2012).
Als we tot slot dieper ingaan op de zendervoorkeuren, dan merken we dat de
Wanneer we kijken naar de toestellen die gebruikt worden om televisiecontent te
commerciële zenders het goed doen bij jongeren. Zo constateren we uit de bevin-
consumeren stellen we vast dat de kijkers vaak andere toestellen gebruiken dan het
dingen van het JOP-3 onderzoek (2013) dat vooral 2BE, VTM en VIER zeer goed
klassieke televisietoestel. Vaak gaat het om de computer (58%) en/of de tablet
scoren bij jongeren. Een meerderheid van de jongeren antwoordt dat ze (heel)
(44%) en/of de smartphone (88%) (Vanhaelewyn et al., 2014). Hieruit kunnen we
graag naar deze zenders kijken: 75% 2BE, 69% VTM en 68% VIER. De zender
afleiden dat De Vlaming volop de mogelijkheden aan het verkennen is om televisie-
die het minst populair is bij de jongeren is Canvas, waarbij iets meer dan 1 op de 2
content te bekijken via verschillende toestellen of kanalen. CIM-cijfers bevestigen
jongeren aangeeft (helemaal) niet graag naar deze zender te kijken. De voorkeur
inderdaad dat 6% van de Belgische bevolking op dagelijks niveau gebruik maakt van
voor de commerciële zenders werd in Vlaanderen al eerder bevestigd in voor-
andere toestellen zoals een computer, tablet of smartphone om televisie te kijken
gaand onderzoek (o.a. Adriaens et al., 2011; Stevens, 2004). Echter, een kantte-
(Space Essentials, 2013). Dit is het meest uitgesproken bij jongeren tussen de 12-24
kening hierbij is wel op zijn plaats. Naarmate men ouder wordt stijgt ook de inte-
jaar (jongeren). We merken hier een duidelijk leeftijdseffect, waarbij de jongere
resse en appreciatie voor de ‘informatieve zenders’, zenders waarbij informatie de
bevolking vaker gebruik maakt van andere platformen om naar televisie te kijken dan
bovenhand neemt en entertainment minder prominent aanwezig is (Boonaert &
de oudere bevolking (IP, 2013c). De laptop staat (tot nu toe) steevast op nummer
Siongers, 2010).
één als ‘alternatief toestel’ om naar televisie te kijken, maar dit kan snel veranderen (Space Essentials, 2013). Dit blijkt trouwens ook uit het Eurobarometer onderzoek
Televisie & digitalisering
(2014), waaruit we kunnen opmaken dat ongeveer 45% van de jongeren in België minstens wekelijks televisie via het internet kijkt.
Ook als het gaat om televisie merken we bij minderjarigen een trend om televisieinhouden online te bekijken, gebruik makend van ‘alternatieve’ dragers (bv. computer, smartphone, tablet, etc.). We stellen namelijk vast dat het bekijken van televisiecontent al lang niet meer enkel via het klassieke televisietoestel gebeurt, een trend die in de toekomst nog sterker zal worden door initiatieven zoals bijvoorbeeld Stievie, Netflix, Apple TV en Google Chromecast. Deze kanalen maken het mogelijk om televisiecontent te streamen via het internet, en kennen een opmars in Vlaanderen. Zes maanden na de lancering van Stevie had 2,3% van de respondenten van de Digimeter studie bijvoorbeeld een (gratis proefaanbod of betalend) Stievie-account, en 7,5% heeft een abonnement op Apple TV.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.23
Hoewel we duidelijk zien dat er een opmars aan de gang is wat betreft het kijken naar televisie op digitale toestellen, kunnen we toch concluderen dat het klassiek televisietoestel anno 2014 nog altijd steevast op de eerste plaats staat wat audiovisuele inhoud betreft. Het televisietoestel eist dan wel niet meer het alleenrecht op in de leefwereld van de kinderen en jongeren, toch bezet het medium tot op heden een belangrijke en niet te onderschatten plaatst in de multimediaomgeving van deze doelgroep (Van Bauwel, 2010).
2.4 COMPUTER & HET INTERNET Als we nu ingaan op het gebruik van de computer, dan zien we dat zelfs de kleinInternetgebruik maakt integraal deel uit van de dagelijkse leefwereld van kinderen en jongeren (d’Haenens & Vandoninck, 2012). Ze worden niet voor niets omschreven als de sleutelgeneratie van de informatiesamenleving, waarbij ze etiketten als web generation en cyber-wizards opgespeld krijgen (Bauwens, Walrave, & LobetMaris, 2010). Je kan het internet haast niet meer wegdenken uit het leven van kinderen en jongeren. Ze vinden moeiteloos hun weg naar de hipste sites, downloaden binnen een paar minuten hun favoriete series, chatten met hun vrienden, enzovoort (Nelis & van Sark, 2009). Kinderen en jongeren worden niet alleen beschouwd als de early adopters van de enorme variëteit aan internettoepassingen (denk bijvoorbeeld maar aan sociale netwerksites), maar ook als behendige, innovatieve en creatieve internetgebruikers (Bauwens et al., 2010). Het internetgebruik van kinderen en jongeren zal hieronder uitvoeriger besproken worden. Dit zullen we doen in combinatie met het medium dat nog steeds het populairst is voor internetgebruik, namelijk
de computer (in de meeste gevallen een laptop)
(Apestaartjaren, 2012).
ste kinderen al enigszins vertrouwd zijn met pc’s. In Nederland maakt een derde van de kleine kinderen geregeld of vaak gebruik van een laptop/notebook (35%) en/of een desktop computer (32%). Vanaf het 7de levensjaar is dat al voor meer dan de helft van de kinderen het geval (resp. 52% voor laptop en 53% voor desktop). Kleine kinderen zitten gemiddeld 11 à 13 minuten per dag voor een laptop of notebook, een gemiddelde dat stabiel blijft voor de gehele periode tot en met het 7de levensjaar (Mediawijzer.net, 2014). Als we de cijfers uit Nederland vergelijken met Amerikaanse bevindingen, dan blijkt uit het “Zero to Eight” onderzoek (Common Sense Media, 2013) dat kleine kinderen in de Verenigde Staten gemiddeld 11 minuten per dag voor een computer zitten (wat een daling is van 6 minuten ten opzichte van 2011). Voor 5- tot en met 8-jarige kinderen komt dit neer op 18 minuten per dag. Het aandeel kleine Amerikaanse kinderen dat minstens een keer per dag een computer gebruikt ligt volgens deze studie op 14%. Tot slot vinden we dat ongeveer vier op de tien jonge kinderen zelfstandig computers kunnen opstarten en afsluiten, en – niet onbelangrijk – zelf reclame pop-ups of andere ongewenste schermen kunnen wegklikken (Mediawijzer.net, 2014). Wanneer we nu onze aandacht richten op het computergebruik van oudere kinderen, dan merken
Computer, internet & kinderen Net zoals een televisietoestel zijn de meeste gezinnen in Vlaanderen ook in het bezit van een computer, en zeker als het gaat om gezinnen met kinderen, waar de cijfers zelfs nog hoger liggen. Bij 98% van de Vlaamse gezinnen met kinderen
we ook hier weer de populariteit van dit medium bij deze doelgroep. De groep oudere kinderen (6-12 jaar) in Nederland maakt het meest gebruik van een desktop of laptop (43%), veel meer dan bijvoorbeeld een tablet (41%) of een smartphone (22%) (NOM, 2014).
staat er namelijk thuis een computer, en 38% van de kinderen heeft ook nog eens
Vervolgens behandelen we hier het internetgebruik van kinderen. Internet heeft een
een eigen computer ter beschikking (Apestaartjaren, 2014). Dit zijn trouwens cij-
belangrijke plaats verworven in de vrijetijdsactiviteiten van Vlaamse kinderen. De
fers die nauwelijks veranderd zijn in de laatste vier jaar.
studie van Van Coillie & Raedts (2014) levert enkele interessante inzichten hierover.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.24
Zo zien we dat ruim een derde van de oudere kinderen in Vlaanderen
Kijken we vervolgens naar de oudere kinderen op Vlaams niveau, dan zien we dat
‘internetten’ (surfen/dingen opzoeken) en chatten in hun top-5 van favoriete vrije-
slechts 1/5de zich nooit bezig houdt met surfen, e-mailen en/of chatten. Ongeveer
tijdsbestedingen vermeldt. (zie figuur 10).
de helft (46%) besteedt hier maximaal 4 uur per week aan (=34 minuten per dag), en een derde zelfs nog meer. Bovendien merken we bij de oudere kinderen die meer dan 4 uur per week op het internet zitten ook een duidelijke toename met de leeftijd, gaande van 23% bij de 9-jarigen tot 41% bij de 12-jarigen (Van Coillie & Raedts, 2014). Als we vervolgens de focus verleggen naar Nederland, dan zien we dat 21% van de totale mediatijd bij oudere kinderen in beslag wordt genomen door het internet (SPOT, 2012). Dit komt neer op een gemiddelde van 30 minuten per dag (21 minuten bij de 6- t.e.m. 9-jarigen, en 42 minuten bij de 10- t.e.m. 12jarigen) (SPOTtime, 2012). Kortom, naarmate Vlaamse en Nederlandse kinderen ouder worden, gaan ze meer tijd spenderen op het internet. Dit duidt dus wederom op een leeftijdseffect.
Figuur 10: Top-5 favoriete vrijetijdsbestedingen bij kinderen: chatten en surfen (Van Coillie & Raedts, 2014, p. 37)
Activiteiten op de computer en het internet Het feit dat kinderen heel wat tijd spenderen aan pc- en internetactiviteiten, doet de vraag rijzen wat ze juist doen via deze media. Daarom gaan we hierna in op de
Dit aandeel stijgt naarmate de kinderen ouder worden: internetten wordt door een online-activiteiten van kinderen. Zo zien we dat van de 11 minuten die kleine kwart (25%) van de 9-jarigen genoemd als top-5 favoriet, en al door vier op tien kinderen dagelijks in de Verenigde Staten voor de computer doorbrengen, er (40%) van de 12-jarigen. Chatten gaat op zijn beurt van 18% op 9-jarige leeftijd naar meerdere minuten uitgaan naar de volgende activiteiten: 5 minuten naar spelletjes 45% op 12-jarige leeftijd.
spelen, 3 minuten naar tv of video kijken, 2 minuten naar educatieve software, 1
Uit een studie van Holloway, Green, & Livingstone (2013) blijkt dat kinderen steeds minuut naar huiswerk en nog eens 1 minuut naar andere pc-activiteiten (Common vaker gebruik maken van het internet, en dat op een steeds vroegere leeftijd. Zo Sense Media, 2013). Daarenboven leert dit onderzoek ons dat het aandeel jonge noteren we dat 7 op de 10 kleuters al vanaf 3-4 jaar online gaan in ons land kinderen dat de computer soms of vaak gebruikt voor educatieve spelletjes of andere software 34% bedraagt, voor educatieve of informatieve websites 19%, (Teuwen, De Groff, & Zaman, 2012). voor sociale netwerksites die specifiek gericht zijn tot kinderen 8%, en voor AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.25
andere sociale netwerksites (zoals bv. Facebook) 3%. Recent Europees
Als we vervolgens kijken naar de meest populaire websites bij de oudere kinderen
onderzoek van Holloway et al. (2013) leert ons bijkomend nog dat jonge kinderen
(9-12 jaar) in Vlaanderen, dan zien we dat YouTube en Facebook al twee jaar on-
het internet vooral beschouwen als entertainment. Tot aan de leeftijd van 3-4 jaar
verzettelijk vanboven prijken (zie tabel 4) (Apestaartjaren, 2014). Andere sociale
gaan kinderen vooral op zoek naar videoclips op het internet, en vanaf die leeftijd
netwerksites zoals Netlog en Habbo zijn echter volledig uit de top-10 van meest
groeit ook de interesse in online games. Naarmate de kinderen ouder worden
bezochte websites verdwenen. In het geval van Netlog is dat hoogstwaarschijnlijk
breiden hun motieven om online te gaan uit met het zoeken naar informatie, het
te wijten aan de fusie met Twoo, een sociale netwerkdienst die zich richt op een
maken van huiswerk en het leggen en onderhouden van sociale contacten (zie
volwassen doelgroep. Het nieuwe in 2014 is dat Ketnet zich heeft weten te plaat-
jongeren).
sen in de top-3 van meest bezochte websites. Verder valt op dat vier van de overige websites in de top-10 lijst spelletjeswebsites zijn. Dit toont aan dat spelletjes bij Page vieuws
Visits
deze doelgroep enorm geliefd zijn.
Top 10 kinderen (N=255)
Ketnet
11637900
1349445
Nickelodeon
1258349
268300
1. (1) YouTube (138)
Studio100TV
244881
33400
2. (2) Facebook (78)
vtmKzoom
208712
41161
Tabel 3: Bereik websites gericht op kinderen in september 2014 (CIM, 2014a)
Nu richten we de aandacht op websites die populair zijn bij Vlaamse kinderen (zie tabel 3). De site van Ketnet telde in september 2014 niet minder dan 1.349.445 unieke bezoekers. Met zo’n score laat Ketnet de websites van Nickelodeon, Stu-
3. (7) Ketnet (45) 4. (4) Spelletjes.nl (37) 5. (-) Spel.nl (22) 6. (6) Funnygames.be/nl (21) 7. (-) Skype (17)
dio100 en VTMKzoom ver achter zich. We kunnen aannemen dat het merendeel
8. (-) MovieStarPlanet (13)
van deze bezoekers jonger zijn dan 10 jaar, maar we kunnen niet uitsluiten dat
9. (-) Minecraft (10)
ook volwassenen de vermelde sites bezoeken. Verder blijkt dat de site van Kaatje
10. (-) Gmail (10)
(als deel van Ketnet) in september 2014 59.261 bezoekers had, hetgeen doet vermoeden dat ook de kleinste kinderen actief zijn op het internet (CIM, 2014a).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.26
Tabel 4 :Top 10 van de vijf meest bezochte websites bij kinderen (Apestaartjaren, 2014, p. 12)
Sociale media Sociale netwerksites zijn tegenwoordig immens populair bij Vlaamse kinderen (zie figuur 11). We zien dat het sociale netwerk van Ketnet het ongeveer even goed doet (43%) als Youtube (42%), en beduidend beter dan Facebook (35%). Ook populair bij Vlaamse kinderen is de nieuwkomer Moviestarplanet met een score van maar liefst 29% (Apestaartjaren, 2014). Bovendien wordt ook verwacht dat het nieuw digitaal platform van Studio 100, Wanagogo, erg populair zal worden bij kinderen. Wanagogo werd gelanceerd in december 2014, en laat kinderen toe om met hun striphelden en (school)vriendjes spelletjes te spelen, video’s te bekijken en te chatten met elkaar. Ook bij de kleine kinderen merken we al enige activiteit op wat sociale media betreft. Zowat 6% van de gezinnen met kleine kinderen in Nederland geeft aan dat hun kind geregeld of vaak gebruik maakt van sociale media (Mediawijzer.net, 2014). Bovendien merken we ook een zeker leeftijdseffect bij het gebruik van sociale media. Zo toont een Duits onderzoek dat het gebruik van sociale netwerksites stijgt van 5% bij de 6-7-jarigen, naar 18% bij de 8-9-jarigen, 41% bij de 10-11-jarigen, en 68% bij de 12-13-jarigen. Alles samen betekent dit dat 44% van de kinderen jonger dan 13 jaar reeds te vinden is op sociale netwerksites (Medienpädagogischer Forschungsverbund Südwest, 2012). Hier dient wel meteen te worden opgemerkt dat kinderen jonger dan 13 jaar zich wettelijk gezien niet mogen registreren op sociale netwerksites als Facebook, Google+ en Youtube.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.27
Figuur 11: Populaire sociale media bij 9-12 jarigen in Vlaanderen (Apestaartjaren, 2014, p. 18)
Computer, internet & jongeren Jongeren maken tegenwoordig veelvuldig gebruik van een desktop computer of laptop, en vooral deze laatstgenoemde heeft zijn weg volledig gevonden in de leefwereld van jongeren. Ongeveer 93% van de jongeren geeft aan thuis over een laptop te beschikken, waarvan ongeveer 1 op 2 verklaart dat deze alleen door hem/haar wordt gebruikt.
met anderen te communiceren (bijvoorbeeld via instant-messaging, sociale netwerksites, e-mail, etc.) (d’Haenens & Vandoninck, 2012). Dit blijkt ook uit de populairste websites bij jongeren, waar we o.a. Facebook (1), Youtube (2), Elektronische leeromgeving, bv. Elov (3), Hotmail/outlook (4), Twitter (5) en Spele.nl (8) terugvinden in de top-10 (Apestaartjaren, 2014). In wat volgt zullen we ingaan op twee belangrijke aspecten van het internet voor jongeren, namelijk communicatie/
Bovendien wint de laptop het intussen in veel gevallen van de klassieke desktop-
sociale contacten (o.a. sociale netwerksites) en ontspanning (o.a. games en mu-
computer bij jongeren (Apestaartjaren, 2014). Zo goed als alle jongeren genieten
ziek) (Mortelmans & De Reyt, 2003).
bovendien ook van een internetverbinding op hun laptop (FOD Economie, 2014a). Als we vervolgens naar het gebruik van het internet kijken, dan blijkt dat 67% van de jongeren (9-16 jaar) in België dagelijks online actief is (d’Haenens & Vandoninck, 2012). Met dit cijfer behoren we op Europees vlak tot de categorie van landen met een ‘gemiddeld gebruik’ (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2011). Uit het onderzoeksrapport Click (2013) blijkt concreet dat jongeren in België gemiddeld 12 uur en 9 minuten per week online gaan. Dit stemt overeen met ongeveer 1 uur en 44 minuten per dag. Bovendien stijgt het internetgebruik ook met de leeftijd. Dit merken we duidelijk dankzij de bevindingen van Eurostat (2013), waaruit blijkt dat maar liefst 9 op de 10 oudere jongeren (16-19 jaar) in ons land dagelijks online actief is, in vergelijking met de 67% bij 9-16 jarigen. Maar een belangrijke vraag die we moeten stellen is: wat doen de jongeren zoal online? Zoals blijkt uit figuur 12 gaan jongeren (zowel in België als Europa) online voor diverse toepassingen, waarbij zowel educatieve, ontspannende als sociale activiteiten belangrijk zijn. Zo wordt het internet meestal gebruikt voor o.a. het maken van huiswerk, het bekijken van filmpjes, het spelen van spelletjes, en om
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.28
Figuur 12: Online-activiteiten bij jongeren in BE en EU (d’Haenens & Vandoninck, 2012)
Communicatie/sociale contacten Wanneer we het over communicatie op het internet hebben, dan is de klassieke email niet het eerste waaraan jongeren denken. Volgens Bauwens et al. (2010) spreekt de e-mail jonge mensen duidelijk het minst aan als communicatietoepas-
houden, nieuwe contacten leggen, plannen van afspraken, flirten, online content delen of louter uit tijdverdrijf (Walrave & Heirman, 2012).
sing. Vooral bij de jongste tieners wordt het beschouwd als een functioneel equivalent voor andere formele communicatie-instrumenten (zoals de brief), en daarom als een ‘zielloos medium’. Dit stellen we ook vast uit de cijfers van het Apestaartjaren onderzoek (2014), waaruit blijkt dat jongeren gemiddeld slechts één mail om de twee dagen versturen. Veel liever chatten jongeren met anderen. Zo toont een studie van Vandoninck (2013) aan dat 79% van de jongeren wel eens chat, waarbij sociale netwerksites een belangrijk deel uitmaken van de online communicatieactiviteiten van jongeren. Zowel uit het Jongeren 2.0 onderzoek (Walrave & Heirman, 2012) als het Apestaartjaren onderzoek (2014) blijkt dat negen op de tien jongeren in Vlaanderen tenminste één account op een sociaal netwerksite bezit. Een niet onbelangrijke vraag hierbij is: welke sociale netwerksites zijn populair bij deze doelgroep? Walrave en Heirman stelden in hun studie (2012) vast dat Facebook dé absolute marktleider is in Vlaanderen, aangezien 90% van de bevraagde minderjarigen er een profiel op heeft. Het onderzoek Apestaartjaren (2014) beves-
Figuur 13: Populairste sociale netwerken bij 12-18 jarigen in België (Apestaartjaren, 2014, p. 20)
tigt de immense populariteit van Facebook met gelijkaardige cijfers (zie figuur 13). In de lijst van populairste sociale netwerksites vinden we, na Facebook, vervol-
Ontspanning
gens Youtube op de tweede plaats, gevolgd door Instagram. Google+ en Spotify vervolledigen de top-5 (Apestaartjaren, 2014). Tot slot zien we dat de motieven om sociale netwerksites te gebruiken heel veelzijdig kunnen zijn: contacen onder-
Een belangrijke bron van ontspanning op het internet is het spelen van online games. Uit het Digimeter onderzoek (Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014) blijkt dat de computer het favoriete toestel is van de doorsnee Vlaming om
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.29
spelletjes te spelen (37%), gevolgd door de tablet (31%) en de smartphone/gsm (30%). Bovendien merken we dat jongens significant meer tijd aan games besteden dan meisjes (een verschil dat bij andere media minder van toepassing is). Gemiddeld besteden jongens bijna 14 uur per week aan gamen tegenover gemiddeld net iets minder dan 6 uur voor meisjes. De populariteit van online gaming bij jongens wordt bovendien ook bevestigd door andere onderzoeken in binnen- en buitenland (o.a. Kafai, 2008; Livingstone et al., 2011; Vandoninck, 2013). Meer info over gaming bij minderjarigen komt later nog aan bod. Naast games is ook het beluisteren van muziek een populaire online bezigheid voor jongeren. Het toestel dat daarvoor gemaakt is, de mp3-speler, vinden we tegenwoordig bij 82% van de jongeren terug (Apestaartjaren, 2014). Hoewel de mp3-speler, zowel bij ons als in de Verenigde Staten, nog vrij populair is om muziek te beluisteren, zien we toch dat toestellen als de computer en mobiele telefoon hiervoor alsmaar meer gebruikt worden, en dus deze functie overnemen (Apestaartjaren, 2012; Rideout et al., 2010). Steeds meer krijgen we op muzikaal vlak via online platformen toegang tot ‘everything on demand’ (IP, 2012b). Dus naast de klassieke mp3-speler is het nu ook mogelijk om via deze online platformen naar al je lievelingssongs te luisteren. Zo geeft 40% van de jongeren aan wel eens muziek te beluisteren op hun gsm (Apestaartjaren, 2012). We merken hierbij dat de streamingdienst Spotify het meest populair is onder jongeren, gezien het met zijn 29% beduidend beter scoort dan de andere bevraagde diensten (RDIO - 6%, Deezer – 5%, Grooveshark - 2%, etc.).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.30
2.5 MOBIELE TELEFOON voor dezelfde doelgroep: in 63% van de gezinnen met kleine kinderen treffen we De mobiele telefoon is op korte tijd uitgegroeid tot een medium dat kinderen en
minstens één mobiele telefoon aan (Common Sense Media, 2013).
voornamelijk jongeren niet meer kunnen missen. Ze kunnen er tegenwoordig
Vervolgens staan we stil bij het gebruik van een mobiel toestel. Hierover vinden we
voortdurend mee online gaan en ze hebben alle mogelijke informatie altijd en
hoofzakelijk bevindingen uit het buitenland. Van de kleine kinderen in Nederland zou
overal letterlijk bij de hand (IP, 2012a). Het is als het ware hun connectie met de
ongeveer een derde geregeld of vaak gebruik maken van een mobiele telefoon (al
buitenwereld, want dankzij de mobiele telefoon blijven ze te allen tijde bereikbaar.
dan niet samen met de ouders), al moeten we hier meteen bij vertellen dat aan kin-
Onder de jongeren in Vlaanderen behoren deze mobiele toestellen zelfs tot de
deren van 2 jaar of jonger nog niet vaak (11%) een mobiele telefoon toevertrouwd
populairste mediatoestellen (Apestaartjaren, 2014). Daarom zullen we, in wat
wordt (Mediawijzer.net, 2014). Andere recente Europese cijfers vinden we in onder-
volgt, uitgebreider ingaan op het gebruik van de mobiele telefoon bij kinderen en
zoek uit Zweden, waar een kwart van de 3-4-jarige kinderen reeds een mobiele tele-
jongeren.
foon zou gebruiken (Findahl, 2013). In de Verenigde Staten stellen we vast dat ruim de helft van de jonge kinderen al eens een mobiele telefoon heeft gebruikt voor één of andere media-activiteit, waarmee dit meteen het meest gebruikte mobiele toestel
Mobiele telefoon & kinderen Van de oudere kinderen in Vlaanderen bezit vandaag zowat 6 op de 10 zelf een mobiele telefoon (t.o.v. 54% in 2012) - waarvan het bij 35% een om een ‘oude’ gsm van de ouders gaat (Apestaartjaren, 2014). Van Coillie & Raedts (2014) komen met gelijkaardige cijfers naar buiten: 56% van de Vlaamse 9- tot en met 12jarigen bezit een mobiele telefoon, met een significante toename per levensjaar
is (Common Sense Media, 2013). Vervolgens zien we dat de meerderheid van de ouders van jonge kinderen in Nederland een strikte tijdslimiet opstelt voor het gebruik van een mobiel toestel van hun kinderen (58%), waarbij ze er geregeld op worden gewezen wanneer die overschreden is (Mediawijzer.net, 2014). Van de oudere kinderen in Nederland zegt zo’n 22% vaak, en 35% af en toe, gebruik te maken van een mobiele telefoon (NOM, 2014).
binnen deze categorie, waarbij 12 jaar als scharnierleeftijd wordt beschouwd. Ver-
Welke activiteiten doen kinderen zoal met hun mobiele toestel? Mobiele telefoons
der bieden Nederlandse cijfers ons meer inkijk op de situatie bij de allerjongsten:
worden in de eerste plaats geassocieerd met bellen en sms’en. Als we naar de
we zien dat 87% van de Nederlandse gezinnen met kinderen van 0-7 jaar één of
oudere kinderen in Vlaanderen kijken stellen we vast dat mobiel bellen en sms’en in
meerdere mobiele telefoon(s) in huis hebben – in 2012 was dit nog 75%. In 64%
de top-5 staat van favoriete vrijetijdsbestedingen van meer dan een kwart (26%) van
van de gezinnen zijn er zelfs twee of meer terug te vinden (Mediawijzer.net, 2014).
hen, en dit aandeel neemt toe met de leeftijd: van 11% op 9 jaar, naar 40% op 12
Wat de Verenigde Staten betreft constateren we dat de cijfers iets lager liggen
jaar (Van Coillie & Raedts, 2014).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.31
Bovendien zien we ook dat de tijd die kinderen besteden aan mobiel bellen en
Figuur 14 bevestigt bovendien de populariteit van bellen en sms’en: uit deze figuur
sms’en sterk samenhangt met de leeftijd. Ongeveer 70% van de 9-jarige kinderen
blijkt namelijk dat oudere kinderen in Vlaanderen het meest sms’en (op plaats 1
belt of sms’t nooit, maar op 11 jaar daalt dat cijfer al naar 48%, en op 12 jaar be-
met 88%) en bellen (plaats 2 met 85%) met hun mobiele telefoon. We merken
draagt dit slechts 20%. Verder stellen Van Coillie & Raedts (2014) ook vast dat
zelfs dat er sprake is van een toename over de afgelopen twee jaar, wellicht door
bijna een op drie twaalfjarigen meer dan 4 uur per week aan bellen en sms’en
de toename in gratis sms-pakketten en goedkopere belformules. Foto’s nemen
spendeert.
belandt op plaats drie (80%), spelletjes spelen op vier (75%) en muziek beluisteren op vijf (64%). Wat verder ook nog opvalt in de figuur is dat de kinderen in 2014 beduidend meer (online) functies benutten van hun mobiele telefoon (die wellicht steeds vaker een smartphone is) dan in 2012 het geval was. De sterkste stijgers zijn
e-mailen,
websites
bezoeken,
filmpjes
bekijken
en
radio
luisteren
(Apestaartjaren, 2014). Om te eindigen vinden we ook nog enkele interessante cijfers uit het Apestaartjaren 5 onderzoek (2014) over de favoriete smartphone applicaties bij Vlaamse kinderen. Die zijn trouwens min of meer gelijkaardig aan de favoriete apps op de tablet (zie verder), zijnde YouTube, Facebook, en allerhande spelletjesapps (zie tabel 5). Uit het onderzoek bleek bovendien ook nog dat maar liefst 48% van de vermelde apps games zijn. Tot deze categorie kan ook Facebook worden meegerekend aangezien dit sociaal netwerk bij kinderen heel vaak gebruikt wordt om spelletjes te spelen.
Figuur 14: Populaire gsm-activiteiten bij kinderen van 9-12 jaar (Apestaartjaren, 2014, p. 10)
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.32
Welke 3 apps gebruik je het liefst? (Smartphone) 1. Flappy Bird (26)
Over smartphones bij jongeren heeft het Apestaartjaren 5 onderzoek (2014) enkele interessante inzichten opgeleverd. Het onderzoek stelt namelijk dat maar liefst 86% van de jongeren die een eigen gsm bezitten een smartphone heeft. Daarnaast zien we dat de online functies op een smartphone regelmatig worden ge-
2. Facebook (21)
bruikt aangezien 71% van de jongeren minstens maandelijks online gaat met zijn/
3. YouTube (16)
haar smartphone. Onderzoek van Vandoninck, d’Haenens & Ichau (2014) leert
4. Subway Surfers (7)
ons bovendien ook nog dat de verschillende online activiteiten van jonge
5. Clash of Clans (7)
smartphonegebruikers verschilt van niet-smartphonegebruikers: sociaal netwerk-
Tabel 5: Favoriete apps op smartphone bij kinderen van 9-12 jaar (top-5) (Apestaartjaren, 2014, p. 29
profiel bezoeken (93% vs 44%), muziek beluisteren (73% vs 38%), filmpjes kijken (64% vs 44%) en instant messaging (57% vs 38%). Hoewel we hierboven hebben aangehaald dat ‘klassiek’ sms’en onder de jongeren
Mobiele telefoon & jongeren Mobiele telefoons zijn volledig ‘in’ bij jongeren. Dit wordt duidelijk weerspiegeld in de cijfers over het bezit van deze mobiele toestellen: in 2014 had maar liefst 98% van de jongeren een mobiel toestel. Zoals eerder aangehaald wordt de leeftijd van 12 beschouwd als het scharnierpunt waarop jongeren een mobiele telefoon bezitten: zo’n 41% van de bevraagde jongeren in het Apestaartjaren onderzoek (2014) had voor het eerst een mobiel toestel toen ze 12 waren. De start aan de middelbare school lijkt dus met andere woorden het ideale moment te zijn om de laatste 11 -jarigen zonder mobiel toestel te voorzien van een mobieltje (Mijn Kind Online, 2012). Populaire activiteiten bij jongeren op een klassieke gsm zijn onder andere: sms’en (93%), bellen (83%), foto’s nemen (67%), en de wekkerfunctie (60 %). Vandaag merken we ook dat een mobiel toestel, naast de klassieke telefoonfuncties, nog heel wat ‘online functies’ vervult (dit noemen we een smartphone).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.33
nog steeds populair is, merken we toch dat online berichtendiensten aardig komen opzetten als niet te onderschatten concurrenten. In het onderzoek Apestaartjaren 5 (2014) komt dit gegeven aan bod. Zo zou er sprake zijn van een wereldwijde trend, namelijk dat jongeren steeds minder ‘klassiek’ sms’en (via de provider) ten voordele van online berichtendiensten. Zo wordt de online berichtendienst Facebook Messenger door maar liefst 86% van de jongeren gebruikt. Daarnaast worden ook diensten als Snapchat (49%), Skype (40%) en WhatsApp (25%) door jongeren regelmatig gehanteerd. Dit wijst er op dat de mogelijkheden aan online communicatieactiviteiten op het internet alleen nog maar aan het uitbreiden zijn (Klein et al., 2013). Vervolgens stellen we in België ook een uitgesproken stijging van het mobiel dataverkeer vast. Zo zien we dat het aandeel mobiel dataverkeer bij ons gestegen is van 1% in 2010 tot ongeveer 20% in 2014 (How We Browse, 2014). Hoe zou dit nu bij de jongeren zijn? In de eerste plaats zien we dat jongeren vooral gebruik maken van de WIFI-verbinding thuis (88%) om met hun smartphone online te gaan, maar toch mer-
ken we dat 37% van de jongeren ook gebruik maakt van een data-abonnement om te surfen. Dit is hoger dan in 2012, toen dit cijfer nog maar 23% bedroeg. Andere populaire manieren om op het internet te gaan zijn het gebruik van WIFI op andere plaatsen (48%) en Homespot (29%) (Apestaartjaren, 2014). Uiteraard opent het bezit van een smartphone ook meteen de deuren naar het gebruiken van de apps die hiervoor geproduceerd worden (Marketingfacts, 2012). In Vlaanderen hebben de jongeren een duidelijke voorkeur voor gratis apps. Zo heeft 66% van de jongeren die apps downloaden nog nooit voor een app betaald (Apestaartjaren, 2014). Wat bovendien ook opvalt uit deze laatstgenoemde studie, is dat jongeren in het algemeen niet zo veel apps op hun smartphone hebben. Bij meer dan de helft (54%) van hen staan er maximaal 20 apps op hun smartphone geïnstalleerd. Dit zou mogelijk te maken kunnen hebben met het beperkt geheugen van het toestel. De top-5 populairste apps bij jongeren bestaat uit: 1) Facebook, 2) Snapchat, 3) Youtube, 4) Instagram, 5) Twitter (Apestaartjaren, 2014). Tot slot hebben we ook nog enkele cijfers uit het buitenland. In de Verenigde Staten stelt een studie van PEW Research Center vast dat 58% van alle tieners wel eens apps downloaden op hun smartphone of tablet (Madden, Lenhart, Cortesi, & Gasser, 2013). Iets dichter bij huis geven Nederlandse jongeren aan dat ze apps dagelijks zo’n 23 keer gebruiken (Marketingfacts, 2012).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.34
2.6 GAMING tablet (Mediawijzer.net, 2014). In de Verenigde Staten zijn er gelijkaardige vastDe gaming-industrie is op korte tijd uitgegroeid tot een economisch welvarende sector en een belangrijke bron van entertainment voor een groot deel van de bevolking (Lenhart et al., 2008), waarbij het alle lagen van de bevolking aanspreekt (Herrewijn & Poels, 2014). Ook bij kinderen en jongeren zijn videogames ontzet-
stellingen voor de kleine kinderen, waarvan twee derde (66%) een vaste spelconsole ter beschikking heeft, en ruim een derde (35%) een draagbaar exemplaar. Bij zo’n 9% van deze kinderen staat de console op de eigen kamer (Common Sense Media, 2013).
tend populair, zowel in Vlaanderen, Nederland als de Verenigde Staten. Zo zien
Als we vervolgens focussen op het gamen zelf, dan zien we dat maar liefst 96%
we uit recent onderzoek dat ongeveer een derde van alle gamers in de Verenigde
van de oudere kinderen in Vlaanderen wel eens games speelt (Apestaartjaren,
Staten 18 jaar of jonger is (ESA, 2014). In wat volgt gaan we dieper in op kin-
2014). Daartegenover blijkt dat slechts 8% nooit games speelt. Gamen is onder-
deren, jongeren en hun gamegedrag.
tussen zo populair geworden in Vlaanderen dat de helft van de oudere kinderen deze activiteit vermeldt in hun top-5 van favoriete vrijetijdsbestedingen, en daar-
Gaming & kinderen
mee vormt het de tweede favoriete media-activiteit (net na tv, dvd of video kijken) (Van Coillie & Raedts, 2014). Als we vervolgens inzoomen op de tijdbesteding,
Bij de kinderen in Vlaanderen (9-12 jaar), die vaak games spelen die via internet
dan stellen we vast dat net iets minder dan de helft (47%) zich beperkt tot maxi-
worden ‘gestreamd’, is de spelconsole (zoals Sony PlayStation, Microsoft Xbox en
mum 4 uur per week. De overige kinderen gamen 4 uur of meer. Deze bevindin-
Nintendo Wii) nog steeds populair. De gameconsole is zelfs de meest spectacu-
gen hangen niet significant samen met leeftijd, wat er op wijst dat de populariteit
laire stijger op vlak van mediabezit bij kinderen: momenteel stelt 94% van de
van gamen stabiel blijft over de verschillende leeftijden heen binnen de categorie
Vlaamse 9- tot en met 12-jarigen thuis over een spelconsole te kunnen beschik-
9-12 jaar (Van Coillie & Raedts, 2014). Tot slot zien we ook nog dat 37% van de
ken, wat een stijging inhoudt van 19% ten opzichte van 2012 (Apestaartjaren,
Vlaamse ouders games speelt met hun kinderen uit de overtuiging dat spelletjes
2014). Ook Van Coillie & Raedts (2014) bevestigen dat meer dan 9 op de 10 ou-
kunnen helpen met het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden bij kinderen
dere Vlaamse kinderen in het bezit is van een eigen gameconsole (93%). Gege-
(FLEGA, 2014).
vens over het bezit bij kleine kinderen vinden we voornamelijk in het buitenland. In
Vervolgens bieden Nederlandse gegevens ons meer inzicht over het gamegedrag
Nederland stellen we vast dat 64% van de gezinnen met jonge kinderen momen-
van de kleinste kinderen (Mediawijzer.net, 2014). De passie van deze doelgroep
teel een vaste spelcomputer in huis heeft, en 45% een draagbare. Deze laatste
voor games wordt duidelijk weerspiegeld in hun mediagebruik. Bij de kleine kin-
was in 2012 nog in 61% van de huishoudens met jonge kinderen te vinden, maar
deren in Nederland vindt men namelijk dat de media-activiteiten (over alle media
heeft in de voorbije twee jaar wellicht concurrentie moeten ondervinden van de
heen) voornamelijk uit spelletjes bestaan. Grootste favorieten zijn spelletjes met
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.35
betrekking tot tekenen (66% doet dit geregeld of vaak), educatie (61%), puzzelen/ denken (59%), geheugen (53%) en behendigheid (36%). Schiet-, vecht- en actiespelletjes zijn niet echt aan de orde (12%) bij deze jonge doelgroep. Een aantal van deze games mogen ze van de ouders grotendeels alleen spelen: het gaat hier o.a. om behendigheidsspelletjes (zoals Angry Birds) (49%), tekenspelletjes (43%) en avonturenspelletjes (37%).
Gaming & jongeren Ook jongeren zijn volledig weg van games. Uit het onderzoek van Apestaartjaren 5 (2014) leren we dat 80% van de jongeren gemiddeld 10 uur per week gamen. Op dagelijks niveau toont een recent onderzoek van Drugpunt (2013) ons dat 24% van de jongeren dagelijks spelletjes speelt (bij jongens bedraagt dit 33% en bij meisjes 16%). Als we vervolgens kijken naar de toestellen die voor het gamen gebruikt worden, dan zien we dat games zich minder en minder beperken tot com-
Figuur 15: Overzicht gebruikt device om te gamen bij jongeren (Drugpunt, 2013, p. 8)
puters en gameconsoles, en steeds vaker gespeeld worden op ‘alternatieve schermen’, zoals tablets en smartphones (ESA, 2012). Het onderzoek van Drugpunt (2013) bevestigt bovendien deze trend, en toont aan dat het merendeel van de jongeren gamet op meerdere toestellen (zie figuur 15). De vaste computer blijft nog altijd op de nummer één positie, gevolgd door de mobiele telefoon, handheld (spel)console, tablet en spelconsole. Uit dit onderzoek besluiten de auteurs dat de vaste toestellen, zoals de pc en spelconsole, sterk terrein aan het verliezen zijn ten voordele van de mobiele toestellen waarop gamen mogelijk is. Het FLEGA-rapport (2014) spreekt over Belgen als ‘cross-screen gamers’, die vandaag de dag alle mogelijke schermen gebruiken om te gamen. Als gevolg hiervan verdringen de mobiele toestellen (smartphone en tablet) de spelconsoles. AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.36
Een soortgelijke trend vinden we ook in de Verenigde Staten, waar vastgesteld wordt dat ongeveer één op twee Amerikanen (53%) games speelt op de smartphone, een cijfer dat bovendien alsmaar stijgende is (ESA, 2014). Als we kijken naar de gamevoorkeuren van Vlaamse jongeren, dan noteren we de volgende populaire genres: sportgames (31%), varia (31%), actiegames (27%), avontuurlijke spellen (14%), en role playing games (11%) (OIVO, 2011). Als we nu een onderscheid maken op vlak van geslacht, dan krijgen we een vollediger beeld van de gamevoorkeuren. Jongens geven doorgaans de voorkeur aan shooter games, actiongames en sportgames, terwijl meisjes eerder de voorkeur geven aan casual games (korte eenvoudige spelletjes die gemakkelijk ‘tussendoor’ te spelen
zijn), music games, en simulation games (Drugpunt, 2013). Als we deze voorkeuren omzetten in concrete games, dan leren we uit het Apestaartjaren 5 (2014) onderzoek dat Grand Theft Auto, Call of Duty, Fifa, Candy Crush en Subway Surfers de populairste games zijn onder Vlaamse jongeren (waarbij we ook hier duidelijke genderverschillen zien – voor meer details, zie Apestaartjaren 5). Gaming is niet altijd een geïsoleerde activiteit maar kan ook in gezinsverband uitgevoerd worden. Uit een studie van de Interactive Software Federation of Europe (ISFE, 2012a, 2012b) bleek dat 37% van de Belgische ouders games speelt met zijn/haar kind/jongere. De voornaamste redenen hiervoor zijn: ze hebben het mij gevraagd (32%), om tijd met hen door te brengen (31%), het is een leuke activiteit voor het hele gezin (24%), ik geniet ervan (24%), om in de gaten te houden welke games ze spelen en voor hoe lang (12%). De laatste twee redenen brengen ons meteen naar het thema ouderlijke mediëring of toezicht bij gaming. Zo zien we dat 40% van de ouders zegt dat hun kinderen (10-15 jaar) nooit games spelen die een hogere leeftijdsrating hebben dan zijn/haar werkelijke leeftijd (het Europees gemiddelde ligt hier op 33%). Daarenboven beweert een op twee Belgische ouders (49%) dat ze (regelmatig tot altijd) zelf de games aankopen voor hun adolescente kinderen.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.37
2.7 TABLET In 2010 werd de iPad geïntroduceerd door het Amerikaans elektronicabedrijf Ap-
Ook bij de Nederlandse gezinnen met jonge kinderen neemt het aantal tablets ge-
ple, een zogenaamde ‘tabletcomputer’. Bij de lancering van de iPad waren de me-
staag toe: het aandeel met minstens één tablet in huis kwam in 2012 op een op drie,
ningen omtrent deze nieuwe categorie van connected devices uiteenlopend
in 2013 op twee op drie, en in 2014 geldt dit voor ruim drie op vier (77%) gezinnen
(Isobar, 2011). Maar vandaag, ongeveer vier jaar later, is de tablet populairder
(Mediawijzer.net, 2014).
dan ooit. Intussen hebben diverse merken hun tablet reeds op de markt geïntroduceerd. De tablet manifesteert zich als een recente technologische ontwikkeling die
België
zich sterk inburgert in het gemiddelde Belgische huishouden. De trend gaat al een aantal jaar in sterk stijgende lijn: in 2010 had 2% van de Vlamingen een tablet, in 2012 was dit 28% en in 2014 al 56% (Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014). In dit gedeelte gaan we dieper in op het tabletgebruik en –bezit bij kinderen en jongeren, waarbij het deel over kinderen vooral gestaafd zal worden met behulp van Nederlands cijfermateriaal, vanwege een gebrek aan data uit eigen land.
Tablet & kinderen
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
2012
2013
2012
2013
2012
2013
2012
2013
Alle huishoudens
14
29
13
26
16
33
10
22
Zonder kinderen
11
24
14
23
12
26
8
19
Met kinderen
20
40
-
-
25
49
14
28
Tabel 6: Aandeel gezinnen (met internetverbinding) dat beschikt over één of meerdere tablets (FOD Economie, 2014b)
In de Verenigde Staten liggen de cijfers lager voor deze doelgroep. In dit land heeft vier op tien (40%) van de 0-8-jarigen een tablet in huis (t.o.v. 8% in 2011). Daarnaast
Op niveau van de huishoudens zien we dat 29% van de Belgische gezinnen met internetverbinding minstens één tablet in huis heeft (33% Vlaanderen, 26% Brussel en 22% Wallonië) (zie tabel 6). Opvallend is dat bij gezinnen met kinderen het
blijkt ook dat 7% van de 0-8-jarige kinderen in de Verenigde Staten een eigen tablet heeft in 2013, wat een even groot aandeel is als bij de ouders in 2011 (Common Sense Media, 2013).
aandeel dat over een tablet beschikt veel groter is dan bij andere huishoudens: 40% van de Belgische gezinnen met kinderen heeft minstens één tablet in huis – een cijfer dat hoger ligt in Vlaanderen (49%) dan in Wallonië (28%). Tot slot zien we ook nog in tabel 6 dat het aandeel gezinnen met een tablet op een jaar tijd meer dan verdubbeld is (FOD Economie, 2014b).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.38
De tablet is zeer populair bij jonge kinderen. Zeven op de tien Nederlandse kinderen (0-6 jaar) bij wie een tablet in huis is, maakt geregeld of vaker gebruik van dit toestel. Zelfs van de kinderen die nog geen jaar oud zijn, heeft 45% geregeld of vaak een tablet bediend.
Van de 3-jarigen gebruikt al 77% geregeld of vaak een tablet. De 0- tot en met 3-
Wat de oudere kinderen betreft, zegt 41% van de 6- tot en met 12-jarigen in Ne-
jarigen spelen per dag gemiddeld 18 minuten op een tablet, en bij 4- tot en met 7-
derland de tablet vaak te gebruiken (en 32% af en toe), waarmee dit toestel de
jarigen stijgt dit al tot 24 minuten.
desktop/laptop op de hielen zit (NOM, 2014). Om te eindigen geven we ook nog
Voor die eerste leeftijdsgroep houdt dit een stijging in van 6 minuten ten opzichte van 2012, bij de laatste een toename van 8 minuten (Mediawijzer.net, 2014). De bevindingen zijn gelijkaardig voor andere Europese landen, zoals Zweden, waar
mee wat de favoriete applicaties zijn voor de tablet bij 9- tot 12-jarige kinderen: 1) Youtube, 2) Flappy Bird, 3) Facebook, 4) Clash of Clans en 5) Subway Surfers (Apestaartjaren, 2014).
de helft (50%) van de 3-4-jarige kinderen gebruik maakt van tabletcomputers (Findahl, 2013). Uit Amerikaans onderzoek leren we meer over de specifieke activiteiten van jonge
Tablet & jongeren
kinderen op de tablet (Common Sense Media, 2013). Hieruit blijkt dat ongeveer
Dat de tablet ook volledig ingeburgerd is in de leefwereld van jongeren, daar mag
1/3 van de kleine kinderen al eens een tablet gebruikt heeft om spelletjes te spe-
ondertussen niet aan getwijfeld worden. Uit het Apestaartjaren 5 onderzoek (2014)
len (37%) en applicaties te gebruiken (31%), ongeveer een kwart om te kijken
blijkt dat maar liefst 69% van de Vlaamse jongeren aangeeft thuis over een tablet
naar videofilmpjes (27%), tv of film (24%), en om boeken te lezen (23%). Over het
te beschikken. In 27% van de gevallen wordt deze tablet uitsluitend door de
algemeen heeft 44% al eens een tablet gebruikt voor gelijk welke media-activiteit.
jongere zelfs gebruikt (persoonlijke tablet). Opvallend hierbij is de sprong die de
Vanwaar die enorme populariteit van de tablet bij jonge kinderen? Het succes heeft wellicht niet enkel te maken met het feit dat tablets vlotjes in het bereik van
tablet heeft gemaakt. In 2012 gaven ‘slechts’ 21% van de jongeren aan thuis over een tablet te beschikken.
kinderhanden liggen in de vele huishoudens. De belangrijkste reden, zoals uiteen-
Het tabletbezit is dus met andere woorden over een tijdspanne van twee jaar meer
gezet in een rapport van Mijn Kind Online (2011), is de aansluiting van tablets bij
dan verdriedubbeld. Uit het Apestaartjaren onderzoek (2014) blijkt trouwens ook
de leefwereld van kinderen. Een tablet zou net als een (prenten)boekje zijn, waar
nog dat het bezit van een tablet niet voor een afname zorgt in het bezit van andere
niet zo snel op vastgelopen kan worden als op een pc met een muis: navigeren
media. Anders gesteld, de tablet is voor jongeren in de meeste gevallen geen
kan met de vingers op het scherm (‘swipen’), en terugkeren naar het beginscherm
vervanger van een ander medium, maar veeleer een aanvullend toestel. Zo blijkt
kan doorgaans via een grote centrale (fysieke) knop op het toestel. Op die manier
dat 81% van de tabletbezitters ook nog een smartphone heeft, en 68% ook nog
wordt ook de aandacht langer vastgehouden. Het gaat echter ook veel verder dan
over een eigen laptop of desktop beschikt.
slechts een ‘(prenten)boekje’: de tablet biedt namelijk veel interactieve mogelijkhe-
Dat de tablet volop in de lift zit bij ons in Vlaanderen wordt ook door tal van andere
den aan die goed aansluiten bij de experimenteerdrang van kleine kinderen en
onderzoeken bevestigd (o.a. Vanhaelewyn et al., 2014; FLEGA, 2014). Maar hoe
waarvoor ze telkens beloond worden met nieuwe dingen (Mijn Kind Online, 2011).
zou het nu elders zijn? In Nederland zien we bijvoorbeeld een gelijkaardig patroon:
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.39
ook daar is de inburgering van de tablet de afgelopen jaren sterk gestegen. De
den, over een periode van drie jaar is het gebruik van de tablet thuis door Britse
tablet heeft zijn plaats volledig veroverd in het dagelijks leven, en zeker bij jonge-
jongeren meer dan vertienvoudigd (Ofcom, 2014).
ren, die als early adopters gekend staan om nieuwe technologieën snel met open armen te verwelkomen (GfK, 2014). In het Verenigd Koninkrijk zien we dat 43% van de jongeren over een eigen tablet beschikt, daar waar dit cijfer in 2013 nog 26% bedroeg (Ofcom, 2014). Op Europees niveau leert het onderzoeksrapport Net Children Go Mobile (Mascheroni et al., 2013) ons dat 21% van de jongeren over een persoonlijke tablet beschikt. En tot slot zien we uit een rapport van PEW Research Center (Madden, Lenhart, Duggan, Cortesi, & Gasser, 2013) in de
Tot slot kunnen we uit het Apestaartjaren 5 onderzoek (2014) nog enkele interessante weetjes bovenhalen over de tablet. Zo zien we dat de tablet in 88% van de gevallen door de jongeren in een gemeenschappelijke ruimte thuis (bv. woonkamer) gebruikt wordt, en slechts 27% buitenshuis. Het is met andere woorden een medium dat heel vaak met andere gezinsleden wordt gedeeld. Vervolgens zien we dat ongeveer een op twee jongeren (51%) de tablet cadeau krijgt van iemand anders, en slechts een derde van de jongeren koopt dit toestel volledig zelf (35%).
Verenigde Staten dat een op de vier jongeren (23%) daar over een eigen tabletcomputer beschikt. Dit cijfer komt bovendien ook min of meer overeen met het percentage volwassenen dat een tablet heeft, namelijk 25%. Kortom, de trend die we hier in verschillende landen en werelddelen vaststellen is dat de tablet de laatste jaren meer en meer terrein aan het winnen is in het medialandschap van jongeren. Naast het alsmaar toenemend bezit van de tablet bij jongeren, zien we ook dat het gebruik ervan steeds populairder wordt. Zo blijkt uit het Apestaartjaren onderzoek (2014) dat 57% van de Vlaamse jongeren de tablet wel eens gebruikt om op het internet te gaan (in de meeste gevallen met behulp van de WIFI-verbinding thuis). We leren uit dit onderzoek ook nog dat maar liefst 63% van de jongeren (helemaal) akkoord is met de stelling: “Ik zou het gemakkelijker vinden mocht ik een tablet gebruiken in de plaats van handboeken (op school)”. Dit laatste duidt nog maar eens de populariteit aan van dit medium. Ook in het Verenigd Koninkrijk stijgt het gebruik van de tablet jaar na jaar (zie figuur 16). In 2014 maakt zo’n 64% van de jongeren thuis gebruik van een tablet voor allerhande activiteiten. In 2013 bedroeg dit nog maar 42%, en in 2011 slechts een luttele 6%. Met andere woor-
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.40
Figuur 16: Tabletgebruik bij jongeren (12-15 jaar) in het VK (2011,2013,2014) (Ofcom, 2014, p. 38)
2.8 MEDIA-MULTITASKING BIJ MINDERJARIGEN We kunnen er haast niet meer naast kijken: kinderen en jongeren van nu lijken geboren multitaskers (Nelis & van Sark, 2009). De laatste tijd zien we dit zich ook
de bevindingen hierboven, die telkens betrekking hadden op televisie-internet.
steeds meer en meer manifesteren in hun mediagebruik. De term die hiervoor
Bovendien toonden Adriaens et al. (2011) in hun onderzoek aan dat Vlaamse
regelmatig gebruikt wordt is ‘media-multitasken’, dit wil zeggen het gelijktijdig ge-
jongeren het tv-kijken regelmatig combineren met het gebruik van een gsm
bruiken van verschillende media door een individu (Vega, 2009). We beginnen
(29%), surfen op het web (24%), online chatten (22%) en op sociale netwerksites
eerst met dit fenomeen aan te kaarten bij de volwassenen. Een grootschalige
rondhangen (21%).
Europese studie (IAB Europe, 2013) toont aan dat 54% van de Belgen tegelijkertijd surfen en televisiekijken. In Europa ligt dit cijfer iets lager, namelijk 48%. De absolute koplopers in Europa zijn de Noren (70%) en de Fransen (68%), gevolgd door Britten (62%). Dezelfde studie toont tot slot ook nog aan dat de Belgen gemiddeld 2,4 uur per week simultaan tv-kijken en op het internet surfen. Hoewel volwassenen al geregeld media-multitasken, merken we dat jongeren het nog vaker doen. Volgens de Digimeter studie van 2014 zien we dat maar liefst 89% van de jongeren televisie en internet regelmatig gelijktijdig met elkaar combineren (zie figuur 17) (Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014). We zien dat deze trend duidelijk daalt naarmate men ouder wordt. Daarnaast toont een studie in de Verenigde Staten aan dat de tijd die jongeren spenderen aan meerdere media tegelijk maar liefst 29% van de totale mediatijd bedraagt (Rideout et al., 2010). Hierdoor slagen ze erin om een totaal van 10.45u aan media-inhoud samen te voegen tot 7.5u mediagebruik, dankzij het media-multitasken. Indien we tot slot kijken naar de verschillende combinaties van mediamultitasking, dan zien we dat een populaire en vaak voorkomende vorm de combinatie ‘televisie-internet’ is. De populariteit van deze combinatie bleek ook al uit
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.41
Figuur 17: Gelijktijdig gebruik van Internet in een tv-context naar leeftijd (Vanhaelewyn, Pauwels, Maes & De Marez, 2014)
3. BESLUIT In dit rapport zijn we dieper ingegaan op het mediabezit en –gebruik bij kin-
vrije tijd. Als media-activiteit staat televisiekijken steevast op de nummer één posi-
deren en jongeren. Dit is in het kader van het AdLit-project van belang aan-
tie bij deze doelgroep. Bij jongeren is de televisie ook populair, maar zien we wel
gezien we het reclamewijsheidsdebat van minderjarigen niet kunnen aanvat-
dat dit medium het internet stilletjes aan naast zich moet dulden. Tot slot merken
ten zonder daarbij stil te staan bij de media die minderjarigen gebruiken. Het
we ook nog dat zowel digitaal als online televisiekijken in een opwaartse lift zit bij
ruimere doel was om een beter beeld te krijgen van de media waarlangs kin-
kinderen en jongeren. Het klassieke, lineaire tv-kijken moet hierdoor steeds meer
deren geconfronteerd kunnen worden met de vele vormen van reclame die
plaats afstaan aan uitgesteld/opgenomen/’on demand’ televisiekijken enerzijds, en
vandaag worden ingezet door adverteerders.
online tv-kijken anderzijds.
Wat de printmedia betreft zien we dat deze meer en meer aan populariteit moeten inboeten. Zowel kranten als tijdschriften scoren niet zo heel goed bij kinderen en jongeren. We merken een leeftijdseffect opduiken bij printmedia: naarmate men ouder wordt, gaat men vaker kranten en tijdschriften lezen. Maar al bij al liggen deze leescijfers bij minderjarigen vrij laag. De radio kunnen we vandaag nog altijd bestempelen als een medium dat positief onthaald wordt. Dit medium wordt door hen als een bondgenoot beschouwd: het begeleidt de luisteraar namelijk heel de dag door zonder onderbreking, en dit al vanaf ’s ochtends vroeg. Maar, net zoals bij kranten en tijdschriften is het gebruik van de radio vrij laag vergeleken met andere media, zoals televisie of internet. Tot slot werden de printmedia en radio in dit rapport ook benaderd in hun digitale versie, maar de cijfers toonden
De computer en het internet zijn anno 2014 volledig ingeburgerd binnen de Vlaamse huishoudens. Bovendien zijn kinderen en jongeren er volledig wild van. De kinderen beginnen er al op zeer jonge leeftijd aan: zo zien we dat maar liefst 70% van de 3-4 jarigen al online actief is. Ook bij het internet merken we een duidelijk leeftijdseffect, waaruit blijkt dat jongeren vaker en langer online actief zijn dan kinderen. Wat de activiteiten betreft zien we dat de kinderen zich eerder bezig houden met spelletjes spelen, video’s bekijken, etc. Als we de jongeren onder beschouwing nemen, die iets ouder zijn, dan blijkt het onderhouden van sociale contacten een belangrijke activiteit te zijn. Dit verklaart ook meteen de immense populariteit van sociale netwerksites bij deze doelgroep, want we zien dat 9 op de 10 Vlaamse jongeren tenminste één account heeft op een online netwerk.
aan dat deze trend vooralsnog relatief beperkt blijft. De mobiele telefoon is de laatste jaren een enorme hype geworden bij de De televisie blijkt vandaag de dag, zelfs met de concurrentie van alle digitale media, nog altijd immens populair te zijn bij minderjarigen. Voor de kinderen is het, na buiten spelen of sporten, de favoriete manier om zich bezig te houden in hun
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.42
jeugd. Ze kunnen er voortdurend mee online gaan en hebben alle mogelijke informatie altijd en overal ‘letterlijk’ bij de hand. Wat het bezit van mobiele toestellen betreft merken we een duidelijk scharnierpunt, namelijk 12 jaar. Dit betekent
dus dat een mobiel toestel vooral bij de jongeren (12-18 jaar) een heel belangrijk
Wat kunnen we hieruit besluiten in functie van het AdLit-project? Zoals eerder
toestel is geworden. Naast de klassieke functies zoals bellen en sms’en, die nog
aangehaald is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de media die
altijd populair blijven, kan je nu veel meer met een smartphone: je kan er name-
kinderen en jongeren gebruiken om op die manier ook een idee te hebben via
lijk mee online gaan. En deze online activiteiten zijn heel populair onder de jon-
welke kanalen ze –mogelijk- het vaakst blootgesteld worden aan reclame. Enke-
geren aangezien ze er veel veelvuldig gebruik van maken (bijvoorbeeld via
len belangrijke conclusies kunnen we uit dit rapport opmaken.
apps).
Eerst en vooral is er de trend van mediaconvergentie: We merken binnen het medialandschap namelijk een toename in het aantal ‘devices’ (toestellen) waar-
Bij kinderen zien we meteen dat gamen, na televisiekijken, de voornaamste me-
mee media-inhouden geraadpleegd kunnen worden. Deze trend houdt in dat af-
dia-activiteit is. Het gamen zelf blijkt bij kinderen vaker verspreid te zijn over ver-
zonderlijke mediakanalen zoals televisie, radio, internet en mobiele telefo-
schillende media (pc, smartphone, tablet en consoles). Deze vaststelling keert
nie steeds meer naar elkaar toe groeien door de digitalisering van media..
ook terug bij de jongeren, waar het merendeel gamet op meerdere toestellen, al blijft de pc op nummer één. Bij gamen zien we ook duidelijk genderverschillen, waarbij jongens vaker gamen dan meisjes (een verschil dat bij andere media minder een rol speelt).
De tablet heeft op zeer korte tijd (vanaf de lancering van de iPad in 2010) immens aan populariteit gewonnen bij minderjarigen. Dit kunnen we duidelijk zien aan het stijgend bezit en gebruik bij deze doelgroep. Vooral de jonge kinderen zijn zeer te spreken over dit medium: voor hen is een tablet een soort ‘(prenten) boekje’ dat ze kunnen vastpakken, waardoor het goed aansluit bij hun leefwereld. Ook bij jongeren geniet de tablet aan positieve belangstelling: jongeren gebruiken dit medium regelmatig om te surfen en zien hierin de ideale vervanger voor de handboeken op school.
Tot slot werd ook getoond dat minderjarigen regelmatig aan media-multitasking doen, dit wil zeggen het gelijktijdig gebruiken van meerdere media. De combinatie televisie-internet is hierbij zeer courant en populair. AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.43
Bovendien merken we dat traditionele media, met uitzondering van televisie, duidelijk moeten onderdoen voor digitale media. Zo zijn radio, kranten en tijdschriften, op vlak van gebruik, beduidend minder populair bij minderjarigen. Verder stelden we vast dat mediagebruik bij minderjarigen leeftijdsgebonden is. Bij kinderen speelt vooral de televisie en grote rol. Bij de jongeren zien we dat de smartphone en het internet, en vooral de sociale media, meer aan belang winnen. Deze niet onbelangrijke verschillen in mediagebruik moeten zeker in rekening worden gebracht wanneer reclamewijsheid onderzocht wordt. Dankzij het overzicht in dit rapport verkrijgen we een beter beeld van welke media interessant en relevant zijn te onderzoeken bij bepaalde doelgroepen.
Tot slot dienen we nog een belangrijke kanttekening te maken bij dit rapport. Wie onderzoek doet naar het mediabezit en –gebruik bij minderjarigen moet, naast de factor leeftijd (het uitgangspunt van dit rapport), ook het aspect van de socioeconomische status van het gezin waartoe ze behoren in acht nemen. Indien dat niet gebeurt, ontstaat immers de idee dat er, per leeftijdscategorie, sprake is van gelijk(w)aardige bezits- en gebruikers-patronen. Dit is echter niet het geval. Voor meer informatie over het mediabezit en –gebruik bij minderjarigen en de rol van socio-economische status, verwijzen we u naar het tweede deel van dit rapport, getiteld ‘Mediabezit en -gebruik bij minderjarigen: de rol van socio-economische status’. Dit rapport is tevens vrij te downloaden op http://www.adlit.be/publicaties/.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.44
BIBLIOGRAFIE
Adriaens, F., Van Damme, E., & Courtois, C. (2011). Screenagers: Een onderzoek naar het mediagebruik bij jongeren in Vlaanderen - anno 2009.
Apestaartjaren. (2012). Onderzoeksrapport Apestaartjaren 4 (pp. 2–39). Gent.
Apestaartjaren. (2014). Onderzoeksrapport Apestaartjaren 5 (pp. 2–43). Gent.
Bauwens, J., Walrave, M., & Lobet-Maris, C. (2010). Jong geleerd, oud gedaan. Internetvaardigheden van tieners. In K. Segers & J. Bauwens (Eds.), Maak mij wat wijs: media kennen, begrijpen en zelf creëren (pp. 63–75). Leuven: LannooCampus.
Boonaert, T., & Siongers, J. (2010). Jongeren en media: van mediavreemden tot hybride meerwaardezoekers. In N. Vettenburg, J. Deklerck, & J. Siongers (Eds.), Jongeren in cijfers en letters: bevindingen uit de JOP-monitor 2 (pp. 135–159). Leuven: Acco.
CIM. (2014a). CIM Internetstudie. Retrieved from http://www.cim.be/media/Internet/Trafiek/Resultaten/Openbaar%20Belgium
CIM. (2014b). CrossMedia DataBase 2014 (Education). Brussel: CIM.
Common Sense Media. (2013). Zero to eight: Children’s media use in America 2013.
Common Sense Media. (2014). Children, Teens, and Reading. Common Sense Media.
DearMedia & Ehsal. (2012). Televisiegedrag bij jongeren: Digital natives nemen controle over hun televisie-ervaring. Brussel: DearMedia - Ehsal.
Debusscher, M. (2010). Onderzoeksrapport Fake.
Vanhaelewyn, B., Pauwels, G., Maes, M. & De Marez, L. (2014). Digimeter Aug-Sept 2014: Measuring digital media trends in Flanders. iMinds.
D’ Haenens, L., & Vandoninck, S. (2012). Hoe digitaal geletterd zijn Belgische kinderen en jongeren in vergelijking met leeftijdsgenoten in Europa? In L. d’ Haenens & Vandoninck (Eds.), Kids Online: Vaardigheden, kansen en risico’s van kinderen en jongeren op het internet. Gent: Academia Press.
Drugpunt. (2013). Jongeren en gamen in Maldegem: een onderzoek naar gamegedrag bij jongeren uit het secundair onderwijs in Maldegem. Drugpunt SMAK.
Edison Research & Triton Digital. (2014). The infinite dial 2014.
ESA. (2012). Essential facts about the computer and video game industry 2012: Sales, demographic, and usage data. Entertainment Software Association.
ESA. (2014). Essential facts about the computer and video game industry 2014: Sales, demographic, and usage data. Entertainment Software Association.
Eurobarometer. (2014). Media use in Europe. Brussels: European Commission. Retrieved from http://dx.doi.org/10.4232/1.11881
European Social Survey. (2012). ESS Round 6: European Social Survey Round 6 Data. Norwegian Social Science Data Services, Norway.
Eurostat. (2013). ICT usage in households and by individuals. Databestand uit de database van Eurostat.
Feierabend, S., & Klingler, W. (2008). Was Kinder sehen. Media Perspektiven, 2008(4).
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.45
Findahl, O. (2013). Swedes and the Internet 2013. Stockholm: The Internet Infrastructure Foundation.
FLEGA. (2014). Gaming in Flanders. Flemish Games Association.
FOD Economie. (2014a). Barometer van de informatiemaatschappij 2014.
FOD Economie. (2014b). ICT-gebruik in huishoudens. Retrieved from http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/ict/
GfK. (2013). Trends in digitale media.
GfK. (2014). Jaargids 2014: inzichten en marktontwikelingen in de Benelux.
Herrewijn, L., & Poels, K. (2014). The impact of social setting on the recall and recognition of in-game advertising. Computers in Human Behavior. doi:10.1016/ j.chb.2014.06.012
Holloway, D., Green, L., & Livingstone, S. (2013). Zero to eight. Young children and their internet use. London: LSE.
How We Browse. (2014). Internet trends in Belgium · Mobile traffic, devices and browsers. Retrieved October 9, 2014, from http://howwebrowse.be
IAB Europe. (2013). Mediascope Europe: European consumers - myths or reality?.
IP. (2012a). De smartphone, in de pocket voor een op de drie Belgen! Backstage, (33), 11–12.
IP. (2012b). Een pakkende melodie: op de radio of op aanvraag? Backstage, (33), 7–10.
IP. (2012c). Het tweede scherm of het gelukkige huwelijk tussen televisie en digitaal. Backstage, (33), 4–6.
IP. (2013a). De magazinepers, een medium dat aanzet tot actie. Retrieved October 10, 2014, from http://www.ipb.be/nl/content/articles/de-magazinepers-eenmedium-dat-aanzet-tot-actie
IP. (2013b). Jongeren en radio, een medium dat nog altijd brandend actueel is. Backstage, (36), 14–15.
IP. (2013c). We zijn klaar voor de televisie van de toekomst. Backstage, (35), 14–15.
ISFE. (2012a). Videogames in Europe: Consumer study - Belgium. Interactive Software Federation of Europe.
ISFE. (2012b). Videogames in Europe: Consumer study - European summary report. Interactive Software Federation of Europe.
Isobar. (2011). Tablets in België ... een jaar later! Retrieved October 28, 2014, from http://isobar.prezly.com/tabletten-in-belgie-een-jaar-later
Jeugd Onderzoeks Platform. (2013). Interactieve JOP-monitor. Retrieved from http://databank.jeugdonderzoeksplatform.be/media/11
Kafai, Y. B. (2008). Beyond Barbie and Mortal Kombat: New Perspectives on Gender and Gaming. MIT Press.
KEA European Affairs. (2009). Advertising Rules and Their Effects under the New Audiviual Media Services Directive. Brussels: European Parliament.
Klein, A., De Cock, R., Rosas, O., Vangeel, J., Minotte, P., & Meerkerk, G.-J. (2013). Compulsive computer use and knowledge needs in Belgium: A multimethod approach (CLICK). Academia Press.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.46
Lauf, E. (2001). Research Note: The Vanishing Young Reader Sociodemographic Determinants of Newspaper Use as a Source of Political Information in Europe, 1980-98. European Journal of Communication, 16(2), 233–243. doi:10.1177/0267323101016002005
Lenhart, A., Kahne, J., Middaugh, E., Macgill, A. R., Evans, C., & Vitak, J. (2008). Teens, Video Games, and Civics: Teens’ Gaming Experiences Are Diverse and Include Significant Social Interaction and Civic Engagement. PEW Research Center. Retrieved from http://eric.ed.gov/?id=ED525058
Livingstone, S., Haddon, L., Görzig, A., & Ólafsson, K. (2011). EU kids online. London.
Lull, J. (1990). Inside family viewing : ethnographic research on television’s audiences. London: Routledge. Retrieved from http://anet.ua.ac.be/record/ opacuantwerpen/c:lvd:13153943
Madden, M., Lenhart, A., Cortesi, S., & Gasser, U. (2013). Teens and mobile apps privacy. Pew Internet and American Life Project. Retrieved from http:// www.pewinternet.org/~/media/Files/Reports/2013/PIP_Teens%20and%20Mobile%20Apps%20Privacy.pdf
Madden, M., Lenhart, A., Duggan, M., Cortesi, S., & Gasser, U. (2013). Teens and technology 2013. Pew Internet & American Life Project. Retrieved from http:// httpwww.facebook.comwww.youthtoday.org/hotdocs/PIP_TeensandTechnology2013.pdf
Marketingfacts. (2012). Apps: gemakkelijk, maar niet afhankelijk. Onderzoek naar gebruik van smartphones en apps onder Nijmeegse studenten. Retrieved October 9, 2014, from http://www.marketingfacts.nl/berichten/apps-gemakkelijk-maar-niet-afhankelijk
Mascheroni, G., Ólafsson, K., Cuman, A., Dinh, T., Haddon, L., Jørgensen, H., … others. (2013). Mobile internet access and use among European children: initial findings of the Net Children Go Mobile project. Educatt. Retrieved from http://eprints.lse.ac.uk/54244/1/Mobile%20internet%20access%20and%20use%20among% 20European%20children_NCGM.pdf
McClung, S., Pompper, D., & Kinnally, W. (2007). The Functions of Radio for Teens: Where Radio Fits Among Youth Media Choices. Atlantic Journal of Communication, 15(2), 103–119. doi:10.1080/15456870701215842
McLuhan, M., & Fiore, Q. (1967). The Medium is the Massage: An Inventory of Effects (1st edition.). BANTAM.
Media Tijd. (2014). Media:Tijd. Amsterdam/Den Haag.
Mediawijzer.net. (2014). Iene Miene Media. Een onderzoek naar mediagebruik door kleine kinderen. Zoetermeer: Mediawijzer.net.
Medienpädagogischer Forschungsverbund Südwest. (2012). KIM-Studie 2012: Kinder + Medien, Computer + Internet. Stuttgart: Landesanstalt für Kommunikation Baden-Württemberg.
Mijn Kind Online. (2011). App Noot Muis. Peuters en kleuters op internet. Haaglanden: Mijn kind online: Kenniscentrum jeugd en media.
Mijn Kind Online. (2012). Hey, Whats App? 8-18-jarigen en mobiele telefoons. Haaglanden.
Moreas, M.-A., & Pickery, J. (2011). Mediageletterdheid in een digitale wereld. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.47
Morley, D. (1999). Family television: cultural power and domestic leisure. London: Routledge. Retrieved from http://anet.ua.ac.be/record/opacuantwerpen/ c:lvd:6512697
Mortelmans, D., & De Reyt, N. (2003). “Communiceren met jongeren.” Onderzoeksresultaten. Antwerpen: Stedelijke Jeugddienst/Universiteit Antwerpen.
Nationaal Onderzoek Multimedia. (2014). NOM Print Monitor 2013-II/2014-I.
NDP Nieuwsmedia. (2014). Het medialandschap: Tijdschriften. Retrieved from http://www.nieuwsmediaacademy.nl/inhoud/hoofdstuk/hfdstk_3._medialandschap
Nelis, H., & van Sark, Y. (2009). Puberbrein binnenstebuiten: wat beweegt jongeren van 10 tot 25 jaar?. Utrecht [etc.]: Kosmos.
NOM. (2014). NOM Kids Monitor. Nationaal Onderzoek Multimedia.
Ofcom. (2014). Children and parents: Media use and attitudes report. Office of Communications.
OIVO. (2011). Jongeren en videospelletjes. Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties.
OMD-PHD. (2014). AdRem Flash E-Newsletter 22 januari 2014. Audimetrie December 2013.
PEW Research Center. (2012). In changing news landscape, even television is vulnerable. Washington.
Raeymaeckers, K., Hauttekeete, L., & Deprez, A. (2007). To Read or Not to Read Can Policy Support the Future Reader Market? A Flemish Case Study. European Journal of Communication, 22(1), 89–107. doi:10.1177/0267323107073749
Resmann, N., Vandenbrande, K., & De Prez, K. (2010). “Kranten in de Klas”: stimuleren van krantenlectuur bij jongeren. In K. Segers & J. Bauwens (Eds.), Maak mij wat wijs: media kennen, begrijpen en zelf creëren (pp. 52–62). Leuven: LannooCampus.
Rideout, V. J., Foehr, U. G., & Roberts, D. F. (2010). Generation M2: Media in the Lives of 8- to 18-Year-Olds.
Roe, K. (2000). Adolescents’ media use: a European view. Journal of Adolescent Health, 27(2, Supplement 1), 15–21. doi:10.1016/S1054-139X(00)00140-3
Space Essentials. (2013). TV, radio en digitale “toestellen”: meer dan gisteren, minder dan morgen.
Space Essentials. (2014). CIM print & cinema 2013-2014/1: klare digi-taal...
SPOT. (2012). Alles over tijd: tijdbestedingsonderzoek 2012. Amstelveen.
SPOTtime. (2010). SPOTtime 2010: zelf analyses draaien over tijdbesteding. Retrieved from http://local.noties.nl/v/v.php?script=so10001r1&q=f0361f16-780a8c5b
SPOTtime. (2012). SPOTtime 2012: zelf analyses draaien over tijdbesteding. Retrieved from http://local.noties.nl/spottime12?q=5573c34e-b33fa2e2
Stevens, F. (2004). Jeugd en media. In D. Burssens, D. De Groof, H. Huysmans, I. Sinnaeve, F. Stevens, K. Van Nuffel, … M. De Bie, Jeugdonderzoek belicht. Voorlopig syntheserapport van wetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse kinderen en jongeren (2000-2004) (pp. 81–104). onuitgegeven onderzoeksrapport. Retrieved from http://tienplus.hku.nl/Thomas/OnderzoekPDFjes/media.pdf
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.48
Teuwen, J., De Groff, D., & Zaman, B. (2012). Flemish Preschoolers Online: A mixed-method approach to explore online use, preferences and the role of parents and sibling. Presented at the Etmaal van de Communicatiewetenschap, Leuven.
Van Bauwel, S. (2010). De televisie eet je op: over jongeren en televisie. In K. Segers & J. Bauwens (Eds.), Maak mij wat wijs: media kennen, begrijpen en zelf creëren (pp. 133–142). Leuven: LannooCampus.
Van Coillie, J., & Raedts, M. (2014). Zijn digikids nog boekenbeesten? Onderzoek naar de leesattitude, het (digitale) leesgedrag en de vrijetijdsbesteding van de Vlaamse jongeren tussen 9 en 12. Amsterdam: Stichting Lezen.
Vandoninck, S. (2013). Jongeren en het internet: Resultaten van het onderzoek. KULeuven.
Vandoninck, S., d’ Haenens, L., & Ichau, E. (2014). Net children go mobile: Rapport België.
Van Rooij, A. J., & Schoenmakers, T. J. (2013). Het (mobiele) gebruik van sociale media en games door jongeren. Center for Behavioral Internet Science.
Vega, V. (2009). Media-Multitasking: Implications for Learning and Cognitive Development in Youth. Niet-Gepubliceerde Paper Gepresenteerd Voor Seminar on Implications of Media-Multitasking for Learning and Cognitive Development in Youth, 1–11.
Walrave, M., & Heirman, W. (2012). Jongeren 2.0: Zelfpresentatie & vriendschappen in sociale netwerksites. Samenvatting onderzoek bij 12-18 jarigen.
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.49
Dit rapport maakt deel uit van het ‘AdLit’ onderzoeksproject. Het AdLit consortium bestaat uit de volgende universitaire partners: Universiteit Gent, Onderzoeksgroep CEPEC Prof. dr. Verolien Cauberghe (promotor) Prof. dr. Liselot Hudders (promotor) Dr. Katarina Panic (projectcoördinator) Pieter De Pauw (onderzoeker) Universiteit Gent, Vakgroep Onderwijskunde Prof. dr. Martin Valcke (promotor) Prof. dr. Tammy Schellens (promotor) Britt Adams (onderzoeker) Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep MIOS Prof. dr. Michel Walrave (promotor) Prof. dr. Karolien Poels (promotor) Prof. dr. Koen Ponnet (promotor) Brahim Zarouali (onderzoeker) Universiteit Antwerpen, Departement Marketing Prof. dr. Patrick De Pelsmacker (promotor) Kristien Daems (onderzoeker) Katholieke Universiteit Leuven, Onderzoeksgroep ICRI Prof. dr. Peggy Valcke (promotor) Prof. dr. Eva Lievens (promotor) Liesbeth Hellemans (onderzoeker) Universiteit Gent, Onderzoeksgroep CJS Prof. dr. Dirk Voorhoof (promotor) Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksgroep CEMESO Prof. dr. Joke Bauwens (promotor) Silke Lissens (onderzoeker) AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.50
Wil je meer weten over AdLit? Surf naar onze website, of bezoek ons op Facebook of Twitter! : www. AdLit.be :
[email protected] F: www.Facebook.com/pages/AdLit
T: @AdLitSBO
AdLit IWT/SBO rapport 2015—pag.51