Onderzoek
Het langetermijnbeloop van depressie bij patiënten in de open bevolking en de huisartspraktijk Een systematische review EM van Weel-Baumgarten, HJ Schers, WJ van den Bosch, HJ van den Hoogen, FG Zitman
Samenvatting Van Weel-Baumgarten EM, Schers HJ, Van den Bosch WJ, Van den Hoogen HJ, Zitman FJ. Het langetermijnbeloop van depressie bij patiënten in de open bevolking en de huisartspraktijk. Een systematische review. Huisarts Wet 2001; 44(12):537-44. Achtergrond De huidige kennis over het langetermijnbeloop van depressie is met name gebaseerd op onderzoeksresultaten in de tweede lijn. Kennis over het langetermijnbeloop in minder geselecteerde populaties is onmisbaar om in de eerste lijn verantwoorde beleidskeuzes te kunnen maken. Methoden Literatuuronderzoek. Onderzoeken gepubliceerd tussen 1970 en 1999, met een follow-up van ten minste 5 jaar werden geïncludeerd. Een nieuwe search in 2001 leverde geen nieuwe artikelen op. Gegevens over recidieven, terugval, psychopathologie, functionele status en kwaliteit van leven werden bestudeerd. Resultaten Acht onderzoeken voldeden aan de insluitingscriteria. De gevonden recidiefpercentages of percentages van depressie tijdens de vervolgmetingen varieerden tussen de 30 en 40%. In jongere en oudere leeftijdsgroepen werd een hoger recidiefpercentage gevonden. Conclusies De resultaten uit de beschikbare onderzoeken waren moeilijk te vergelijken vanwege de grote verschillen in populaties en methoden. Desondanks lijkt depressie in de open bevolking en huisartspraktijk een duidelijk gunstiger langetermijnprognose te kennen dan in de psychiatrie. Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Afdeling Huisartsgeneeskunde, 229 HSV, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: dr. E.M. van Weel-Baumgarten, drs. H.J. Schers, prof.dr. W.J. van den Bosch, allen huisarts en H.J. van den Hoogen, statisticus; prof.dr. F.G. Zitman, psychiater, destijds hoogleraar psychiatrie St. Radboudziekenhuis. Correspondentie: dr. E.M. van Weel-Baumgarten, e-mail:
[email protected]
Huisarts & Wetenschap
Inleiding Depressie wordt doorgaans beschouwd als een chronische ziekte met een hoge prevalentie en een grote negatieve invloed op de kwaliteit van leven.1-6 Toch is er niet veel bekend over het langetermijnbeloop in de eerste lijn. Het langetermijnbeloop van depressie is vooral bestudeerd bij patiënten die naar de tweede lijn werden verwezen.7-12 Maar lang niet iedereen die depressief is, consulteert een arts en doorgaans worden alleen patiënten met een ernstige en langdurige depressie naar de tweede lijn verwezen: ongeveer 5% tot 15% van alle patiënten die medische hulp inroepen en in de eerste lijn worden gediagnosticeerd als depressief.13,14 Het is onwaarschijnlijk dat de prognose van depressie in de open bevolking en huisartspraktijk dezelfde is als in de populatie van naar de tweede lijn verwezen patiënten, onder meer vanwege verschillen tussen het vóórkomen van de verschillende types en ernstgraden van depressie.15 In het merendeel van de onderzoeken naar het beloop van depressie in de open bevolking en huisartspraktijk werden patiënten relatief kort gevolgd.16-18 Uit dergelijk onderzoek blijkt dat patiënten tijdens een episode van depressie ernstig belemmerd worden in hun functioneren. Uitspraken over de consequenties op de lánge termijn vanuit het perspectief van de patiënt zijn uit dit soort onderzoek niet mogelijk.2,4,5 Het is ook niet goed mogelijk om echte recidieven te onderscheiden van een langdurig beloop als de follow-up kort is. Voor de behandeling geldt dat er geen zekerheid is over de effecten van behandeling op de langere termijn. Antidepressiva zijn effectief voor de behandeling van ernstige depressie (Major Depressive Disorder, MDD),11,18,19 en misschien ook van milde depressies die in de eerste lijn frequent voorkomen. Dit werd echter alleen in kortetermijnonderzoeken aangetoond.20-27 Bewijs van effectiviteit en veiligheid op de korte termijn betekent niet automatisch hetzelfde voor de lange termijn.28,29 Van antidepressiva worden ook negatieve effecten beschreven.30-33Er zijn zelfs aanwijzingen dat zij het beloop van depressie negatief beïnvloeden.34 Ook de NHG-standaard Depressie richt zich in het beleid vooral op de korte termijn en besteedt weinig aandacht aan het langetermijnbeloop. Wij deden een literatuuronderzoek naar het beloop van depres-
nr 12 / november 2001
537
sies in de open bevolking en huisartspraktijk met drie onderzoeksvragen: Wat is bekend over het recidiefpercentage van depressie? Kan er een relatie worden gevonden tussen langetermijnbeloop en behandeling? Wat zijn de consequenties voor de gezondheidstoestand van de patiënt op de lange termijn? Methoden Voor de details van onze zoekstrategie en literatuurselectie verwijzen wij naar de oorspronkelijke publicatie.35 Voor alle zekerheid werd voor dit artikel opnieuw gezocht naar relevante publicaties uit de jaren 2000 en 2001 met dezelfde zoekstrategie als destijds. Dit leverde geen nieuwe artikelen op. We besloten – in ons oorspronkelijke artikel – alleen onderzoeken te includeren die tussen 1970 en 1999 gepubliceerd waren. De diagnose moest volgens vaste criteria zijn gesteld.36,37 Het onderzoek moest volwassenen in de open bevolking of eerste lijn betreffen, met minimaal 25 patiënten aan het eind van het onderzoek en de follow-up moest ten minste 5 jaar zijn. Als uitkomstmaten moesten gegevens over recidief- of terugvalpercentages, psychopathologie, beperkingen in functioneren of kwaliteit van leven zijn vermeld. Vanwege de grote verschillen in onderzoeksopzet tussen de onderzoeken beperkten wij ons vooral tot een kwalitatieve evaluatie. Wel berekenden we een totaalpercentage van recidieven of depressie tijdens de vervolgmetingen voor alle patiënten die aan het eind van elk onderzoek nog in leven en aanwezig waren. Percentages van milde en ernstige depressie werden voor deze berekening gecombineerd. Resultaten Acht onderzoeken voldeden aan al onze inclusiecriteria: zes uit de open bevolking en twee uit de eerste lijn (tabel 1). Slechts één onderzoek uit de jaren zeventig voldeed aan de inclusiecriteria,38 alle andere publicaties waren van de laatste tien jaar. We sloten onderzoeken uit vanwege één of meer van de volgende redenen: geen longitudinale follow-up (n=13) of een followupduur van minder dan 5 jaar (n=35); geen diagnostische criteria vermeld in het artikel (n=4); onderzoekspopulatie niet uit open bevolking of eerste lijn (n=5) of te klein (n=1); of gegevens over de uitkomst van depressie vermengd met resultaten van andere diagnoses (n=2). Methode van de onderzoeken Alle onderzoeken in de open bevolking waren cross-sectioneel van opzet en hadden meerdere fasen. Daarin werd eerst een bepaalde populatie gescreend met vragenlijsten, waarna een zo geselecteerde populatie in aanmerking kwam voor interviews met gestandaardiseerde diagnostische instrumenten. Bij diegenen bij wie een depressie was vastgesteld, werden jaren later
538
opnieuw gestructureerde klinische interviews afgenomen. In drie onderzoeken betrof het ouderen met depressie,39-41 één onderzoek had jongvolwassenen in de open bevolking als populatie42 en in twee onderzoeken ging het om een steekproef waarin alle leeftijden waren vertegenwoordigd.43,44 In een van deze laatste twee betrof het familieleden en verwanten van patiënten met affectieve stoornissen.44 In vier van de zes onderzoeken in de open bevolking werd als uitkomstmaat depressie ten tijde van de vervolgmetingen gepresenteerd,39-42 in de twee andere het recidiefpercentage.43,44 In twee onderzoeken was de uitkomst van depressie ten tijde van de follow-up gebaseerd op vervolginterviews: in het derde, vierde en vijfde jaar na de eerste meting in het eerste onderzoek41 en één interview elke vijf jaar in het andere.42 Beide onderzoeken in de eerste lijn waren historische cohortonderzoeken en betroffen patiënten bij wie in de huisartspraktijk de diagnose depressie was gesteld.13,38 In het ene onderzoek was het cohort depressiepatiënten geïdentificeerd aan de hand van gegevens van een morbiditeitregistratie,13 in het andere uit een praktijkregistratie.38 In beide onderzoeken werden de patiënten longitudinaal gevolgd op de patiëntenkaart en in het CMRonderzoek werden patiënten ook nog in de morbiditeitsregistratie gevolgd.13 De follow-up begon op de datum dat de diagnose voor het allereerst,13 of voor het eerst in die praktijk werd gesteld.38 Uitspraken over recidiefpercentages en andere uitkomsten waren in beide onderzoeken gebaseerd op de vermelding ervan op de patiëntenkaart gedurende de gehele onderzoeksperiode. In één onderzoek was de duur van de follow-up sinds het begin van de depressie niet duidelijk omdat hierin niet werd vermeld wanneer deze depressie-episoden hadden plaatsgevonden.44 In alle andere onderzoeken werd de duur van de follow-up opgegeven vanaf een actuele depressieve episode. Eén onderzoek begint de follow-up steeds bij een eerste episode.13 Dit is tevens het enige onderzoek waarin longitudinale gegevens over recidieven worden gepresenteerd en de relatie in de tijd tussen recidieven en tijdstip van de eerste diagnose te zien is. Een van de andere onderzoeken start bij de eerste episode in die praktijk.38 De overige beginnen zowel bij eerste als vervolgepisodes, maar het is niet duidelijk in welke verhouding. Depressie tijdens follow-up Recidiefpercentages in de bevolkingsonderzoeken varieerden van 26 tot 47%. De ernst van de depressie verschilde echter in de onderzoeken. Depressie ten tijde van de follow-upinterviews werd gezien in 9-44% van de gevallen (tabel 1). Het recidiefpercentage in de beide eerstelijnsonderzoeken was 35% en 40%. In het eerste onderzoek werd het recidiefpercentage retrospectief berekend, waarbij uitgegaan werd van op de patiëntenkaart vermelde symptomen.38 Bij het tweede onderzoek werd het recidiefpercentage bepaald door gebruik te maken van de data van de CMR-Nijmegen. Deze data werden vervolgens gecontroleerd aan de hand van de symptomen op de patiëntennr 12 / november 2001
Huisarts & Wetenschap
Tabel 1 Overzicht van ingesloten onderzoeken: doel, diagnostische criteria, aantal patiënten, demografische gegevens, en ‘outcome’ van depressie Auteur, jaar van
Doel van het onderzoek
Aantal patiënten in de
Mediane leeftijd in
Recidieven en depressie ten
publicatie en land
en diagnostische criteria
‘follow-up’ en diagnose
jaren en geslacht
tijde van de vervolgmeting
beschrijven van het natuurlijk beloop van ernstige depressie bij verwanten van patiënten met een affectieve stoornis
totaal 596 396 met ooit een MDD1
39,8 (sd 4,2) 33% M
34% recidiverend
RDC
200 met ooit een gemengde MDD2
35,7 (sd 11,9) 46% M
47% recidiverend
bestuderen van de prognose van depressie bij ouderen in de bevolking
totaal 56 31 depressie 25 ‘sub-cases’
72,4 40% M
tijdens de vervolgmeting 39% ‘case of subcase’ 14% mortaliteit
totaal 264 42 MDD 199 dysthymie 21 atypische depressie 2 cyclothyme stoornis
70,6 (sd 7,5) 34% M
tijdens de vervolgmeting 25% depressie (alle vormen) 4% non-response 28% mortaliteit
totaal 160 50 MDD
20-22 M3
tijdens de vervolgmeting 44% MDD 24% ‘sub-threshold’
van onderzoek
Bevolking Coryell et al. 1991, VS
Kua 1993, Singapore
RDC (GMS-AGECAT) Kivela et al. 1994, Finland
bestuderen van de prognose van depressie bij ouderen in de bevolking DSM-III
Angst et al. 1997, Zwitserland
bestuderen van de prevalentie, het percentage behandelingen, diagnostische overlap en longitudinale stabiliteit van subtypes van depressie bij jongvolwassenen uit de bevolking
29% MDD ? % ‘sub-threshold’
110 ‘sub-cases’
DSM-III, RDC, DSM-lll-R en -IV Eaton et al. 1997, VS
bestuderen van het beloop van depressie bij volwassenen uit de bevolking
totaal 895 54 actieve depressie 35 depressie in voorgeschiedenis
>18 40%M4
26% recidiverend 15% uitval
DSM-IV
1
Major Depressive Disorder (ernstige depressie)
2
voorgeschiedenis met ernstige depressie of niet affectieve psychische stoornis
3
percentage niet vermeld
4
alleen patiënten met nieuwe diagnose
5
depressief syndroom
Huisarts & Wetenschap
nr 12 / november 2001
539
Tabel 1 Vervolg Auteur, jaar van
Doel van het onderzoek
Aantal patiënten in de
Mediane leeftijd in
Recidieven en depressie ten
publicatie en land
en diagnostische criteria
‘follow-up’ en diagnose
jaren en geslacht
tijde van de vervolgmeting
bestuderen van de aard en het beloop van depressie bij ouderen in de bevolking en het bestuderen van voorspellers van depressie
totaal 167 120 depressie
74 (65-93) 25% M
tijdens de vervolgmeting 21% ‘cases’ 29% uitval 34% mortaliteit
73 (65-86) 34% M
9% ‘cases’ 21% uitval 25% mortaliteit
154 depressie
50 (17-86) 33% M
35% recidiverend
222 depressie
≤ 25: 7% 26 ≤ 45: 43% 46 ≤ 65: 43% > 65: 15%
40% recidiverend (95% CI 33-46%)
van onderzoek
Sharma et al. 1998, UK
RDC (GMS-AGECAT)
47 ‘sub-cases’
Eerste lijn Widmer et al. 1978, VS
het karakteriseren van veranderingen in patiëntgedrag geassocieerd met een zich ontwikkelende depressie bij patiënten met depressie in de huisartspraktijk criteria geïncorporeerd in RDC
Van Weel et al. 1998, Nederland
het bestuderen van het beloop van depressie in de huisartspraktijk
E-list, ICHPPC-2
kaart.13 In beide onderzoeken werd ook het aantal recidieven vermeld. In één onderzoek had 27% van de gevolgde patiënten twee, 6% drie en 3% vier of meer episoden,38 in het andere ging het om 16% met twee, 12% met drie en 12% met vier of meer episoden.13 Alleen in dit laatste onderzoek wordt de lengte van het interval tussen de episoden besproken: bij 50% van de patiënten met een recidiverende depressie trad het recidief binnen twee jaar op, bij ongeveer 75% binnen vijf jaar. Totaalpercentages recidieven of depressies ten tijde van de follow-up Tabel 2 toont de totaalpercentages van recidieven, of depressies ten tijde van de vervolgmetingen. Voor deze berekening werden de resultaten van milde en ernstige depressie, voor zover mogelijk, bij elkaar opgeteld. Recidiefpercentages in de populaties met gemengde leeftijden varieerden van 30 tot 43%. Het percentage patiënten met een depressie tijdens de vervolgmetingen in het onderzoek bij populaties jongvolwassenen of ouderen varieerde van 34-46%. De gevonden percentages in de twee onderzoeken bij ouderen waren relatief hoog.39,41 Een van deze onderzoeken gaf alleen eindresultaten over ernstige
540
39%M
depressie.41 Dit is ook het geval in het onderzoek bij jongvolwassenen.42 Behandeling De auteurs van vier onderzoeken vermeldden ook gegevens over behandeling, maar overal ontbrak duidelijkheid over de aard en lengte ervan. Evenmin werd er een relatie gelegd tussen behandeling en beloop op termijn.38-40,42 Voor details verwijzen wij naar tabel 1 van het oorspronkelijke artikel. Gezondheidstoestand Twee onderzoeken rapporteerden over beperkingen in functioneren of ervaren gezondheidstoestand. Beide onderzoeken gebruikten geen algemeen aanvaarde instrumenten voor het meten van de gezondheidstoestand. In het ene onderzoek werd de ernst van de beperkingen in functioneren vermeld (met een aangepaste versie van de ‘American Resources and Services’).39 Hierbij werden significant meer matige en ernstige beperkingen gevonden bij de patiënten met een actuele depressie dan bij diegenen die daarvan hersteld waren. Deze beperkingen werden vastgenr 12 / november 2001
Huisarts & Wetenschap
Tabel 2 Recidief frequenties en frequenties1 van depressies ten tijde van de ‘follow-up’-metingen2 in de open bevolking en eerste lijn Onderzoek
Aantal patiënten tijdens
Duur van de
Vorm van depressie aan
de vervolgmetingen
‘follow-up’ in
het begin van het onder-
en leeftijd
jaren
zoek
‘Outcome’
Bevolking Coryell et al.
596 gemengde leeftijden
63
ernstige depressie
38% recidiverend (ernstige depressie)
Kua
48 ouderen
5
ernstige en milde depressie
46% depressie op moment van vervolgmeting
Kivela et al.
178 ouderen
5
ernstige en milde depressie
38% depressie op moment van vervolgmeting
Angst et al.
160 jong volwassenen
7
ernstige en milde depressie
34% depressie op moment van vervolgmeting (ernstige depressie) % milde depressie onbekend
Eaton et al.
46 gemengde leeftijden
12,6
ernstige en milde depressie
30% recidiverend
Sharma et al.
67 ouderen
5
ernstige en milde depressie
43% depressie op moment van vervolgmeting % milde depressie onbekend
Widmer et al.
154 gemengde leeftijden
7,5
ernstige en milde depressie
35% recidiverend
Van Weel et al.
222 gemengde leeftijden
ernstige en milde depressie
40% recidiverend
Eerste lijn
10
1. Ernstige en milde depressie (Major Depressive Disorder and minor depression, subthreshold, subcases). 2. Berekend bij alle patiënten die aanwezig waren aan het einde van de ‘follow-up’ van elk onderzoek. 3. Sinds ‘intake’ interview met patiënten met een depressie in hun voorgeschiedenis.
steld door een clinicus. Het is in dit onderzoek niet duidelijk of het gaat om beperkingen tijdens de begin- of vervolgmetingen. In het andere onderzoek rapporteerden 46% van de patiënten (ouderen) een slechte algemene gezondheidstoestand, maar hier is het niet helder welk instrument gebruikt werd; er werd geen relatie gevonden tussen de het beloop van depressie (al dan niet recidief) en ervaren gezondheidstoestand40 Mortaliteit De mortaliteit varieert in vier onderzoeken van 14% tot 44%.13,39-41 De hogere percentages werden gevonden in de onderzoeken bij ouderen. In twee van deze onderzoeken kwam Huisarts & Wetenschap
de mortaliteit overeen met de verwachte sterfte in vergelijking met een controlegroep in het ene onderzoek13 en met de ‘National Mortality Statistics’ in het andere.39 In een van de andere onderzoeken was de sterfte significant hoger dan in een niet-depressieve controlegroep.41 In één onderzoek werden de resultaten niet verder besproken. Gegevens over zelfmoord en zelfmoordpogingen werden slechts in één onderzoek vermeld,13 namelijk 2 van de 386 patiënten in 6382 patiëntenjaren. Discussie Wij vonden slechts acht onderzoeken over het langetermijnbeloop van depressie in de open bevolking of huisartspraktijk; deze
nr 12 / november 2001
541
Wat is bekend? Uit onderzoek in de tweede lijn blijkt dat depressie een ernstige aandoening is met een ongunstige prognose en hoge recidiefpercentages. In de eerste lijn zou er sprake zijn van onderdiagnostiek en onderbehandeling. Wat is nieuw? Er is slechts weinig onderzoek in de eerste lijn gedaan naar het beloop van depressie. Dit systematisch literatuuronderzoek wijst op een gunstiger prognose dan in de tweede lijn. Dertig tot veertig procent van de patiënten krijgt een recidief binnen een periode van vijf tot tien jaar. Voor jongere en oudere leeftijdsgroepen lijkt de prognose ongunstiger. Het effect van behandeling op het langetermijnbeloop en de mogelijke schade door onderbehandeling in de eerste lijn is onvoldoende duidelijk.
waren door verschillen in opzet en methodologie moeilijk te vergelijken. Depressie bleek in de open bevolking en huisartspraktijk in 30 tot 40% van de gevallen tot een recidief te leiden. De relatie tussen behandeling en langetermijnbeloop blijft na bestudering van de beschikbare gegevens onbekend. Dit geldt ook voor het perspectief van de patiënt. Bijna alle onderzoeken maken uitsluitend melding van door clinici vastgestelde recidieven of van hoge depressiescores op diagnostische instrumenten. Recidiefpercentages van 30-40% suggereren dat het beloop van depressie in de open bevolking en huisartspraktijk gunstiger is dan in de psychiatrie waar recidiefpercentages oplopend tot 90% worden gevonden, afhankelijk van lengte van de follow-up en setting.9,10,37 Voorts lijkt de prognose in de huisartspraktijk afhankelijk van de leeftijd bij diagnose: jongvolwassenen en ouderen hebben een slechtere prognose. In twee van de bevolkingsonderzoeken met gemengde leeftijden werd deze slechtere prognose voor de jongere leeftijdsgroepen gevonden.43,44 De resultaten van het bevolkingsonderzoek bij ouderen waarin gegevens over depressie tijdens vervolgmetingen worden vermeld, wijzen op een ongunstige prognose.39-41 Dit negatieve beeld werd echter niet bevestigd in de twee bevolkingsonderzoeken met gevarieerde leeftijden en één van de eerstelijns onderzoeken.13,43,44 Een mogelijke verklaring voor de hogere recidiefpercentages in de onderzoeken onder ouderen is dat hier sensitieve diagnostische instrumenten werden gebruikt die specifiek zijn gericht op opsporing van depressie bij ouderen. Beperkingen van de ingesloten onderzoeken In het onderzoek in de open bevolking kan vertekening hebben plaatsgevonden omdat detectie van depressie plaatsvond door middel van screening en aanvullende interviews. Het is bekend dat screening vaak aanleiding geeft tot vals-positieve
542
diagnoses.47 Een andere belangrijke beperking van onderzoek waarbij op vaste meetmomenten informatie wordt vergaard, is dat betrouwbare informatie over de periode tussen de vervolgmetingen ontbreekt. Dit risico is lager naarmate meer vervolgmetingen worden verricht, zoals in twee van de in onze literatuuroverzicht opgenomen onderzoeken het geval was,41,42 of wanneer gegevens over het interval worden verkregen door gebruik te maken van wat patiënten zich kunnen herinneren.40,43 Toch kan ook dan vertekening optreden omdat patiënten zich na lange tijd niet genoeg details meer herinneren.48 In eerstelijnsonderzoeken is de specificiteit van diagnoses meestal hoog.49,50 Hier kan vertekening optreden omdat resultaten van niet onderkende, of anders benoemde depressies ontbreken. In beide eerstelijnsonderzoeken werd informatie van de patiëntenkaarten gehaald en de juistheid van de gegevens was daardoor afhankelijk van de nauwkeurigheid waarmee de patiëntenkaart was bijgehouden. In een van deze onderzoeken werd de informatie op de patiëntenkaart gebruikt ter aanvulling en controle op gegevens uit een morbiditeitsregistratie. De betrokken artsen zijn getraind om routinematig criteria voor een diagnose te hanteren. Een andere belangrijke beperking van alle andere onderzoeken was dat het startpunt zowel een eerste als een recidiefepisode kon zijn. Het was daardoor niet mogelijk percentages van eenmalige ten opzichte van recidiverende depressies te berekenen. Evenmin kon het longitudinale beloop vanaf het stellen van de diagnose bekeken worden. Zelfs bij het onderzoek dat wel begon bij eerste episodes konden alleen conclusies getrokken worden over recidiefpercentages na de eerste officiële diagnose, omdat zekerheid ontbrak of dit ook echt de eerste depressieve episode is geweest. Omdat slechts in één artikel de betrouwbaarheidsintervallen van de recidiefpercentages en percentages depressie tijdens followupinterviews worden vermeld, is ook de betrouwbaarheid van de gegevens uit de andere onderzoeken moeilijk te beoordelen.13 Beperkingen van de review Resultaten van oudere onderzoeken en onderzoeken waarin gegevens over depressie niet afzonderlijk te beoordelen waren, ontbreken in onze review.51-53 Bovendien onderzochten we slechts een beperkt aantal uitkomstmaten. Alhoewel kritiek kan worden geleverd op het berekenen van een totaal recidiefpercentage, menen wij dat het fluctuerende beloop van depressie deze procedure rechtvaardigt. Conclusies De kennis over het langetermijnbeloop van depressie in de eerste lijn is nog steeds zeer lacunair en toekomstig onderzoek zal deze hiaten moeten opvullen. Met name de relatie tussen diverse vormen van behandeling en langetermijnbeloop, en de kans op recidief is niet onderzocht. Dergelijk onderzoek zou hoge prioriteit moeten hebben. Zolang deze gegevens niet beschikbaar zijn, kunnen huisartsen hun patiënten vertellen dat het langetermijnbeloop van depressie niet geheel duidelijk is, maar dat bij nr 12 / november 2001
Huisarts & Wetenschap
de meerderheid van de patiënten de kans op een recidief op de lange termijn ongeveer 40% is. Depressie blijft voor de meerderheid van de patiënten in de eerste lijn beperkt tot één episode en mag dus in zijn algemeenheid niet worden gezien als een chronische aandoening. Deze wetenschap kan een positieve bijdrage leveren aan herstel en hoort dan ook aandacht te krijgen in een herziene NHG-standaard Depressie. Oorspronkelijke publicatie
18 19
20
21
Dit artikel is een bewerkte vertaling van de oorspronkelijk Engelstalige publicatie: Van Weel-Baumgarten EM, Schers HJ, Van den Bosch WJ, Van den Hoogen HJ, Zitman FG. Long-term follow-up of depression among
22
patients in the community and in family practice settings: a systematic review. J Fam Pract 2000;49(12):1113-20. De uitgever (Dowden Health
23
Media) heeft toestemming verleend voor publicatie. 24 Literatuur 1 Froom J, Aoyama H, Hermoni D, Mino Y, Galambos N. Depressive disorders in three primary care populations: United States, Israel, Japan. Fam Pract 1995;12:274-8. 2 Ormel J, VonKorff M, Ustun TB, Pini S, Korten A, Oldehinkel T. Common mental disorders and disability across cultures. Results from the WHO Collaborative Study on Psychological Problems in General Health Care. JAMA 1994;272:1741-8. 3 Robins LN. Lifetime prevalence of specific psychiatric disorders in three sites. Arch Gen Psychiatry 1984;41:949-58. 4 Williams JW, Kerber CA, Mulrow CD, Medina A, Aguilar C. Depressive disorders in primary care: prevalence, functional disability, and identification. J Gen Intern Med 1995;10:7-12. 5 Wells KB, Stewart A, Hays RD, Burnam MA, Rogers W, Daniels M, et al. The functioning and well-being of depressed patients. Results from the Medical Outcomes Study. JAMA 1989;262:914-9. 6 Katon W, Schulberg H. Epidemiology of depression in primary care. Gen Hosp Psychiatry 1992;14:237-47. 7 Coryell W, Turvey C, Endicott J, Leon AC, Mueller T, Solomon D, et al. Bipolar I affective disorder: predictors of outcome after 15 years. J Affect Disord 1998;50:109-16. 8 Paykel ES. Historical overview of outcome of depression. Br J Psychiatry Suppl 1994;26:6-8. 9 Angst J, Preisig M. Course of a clinical cohort of unipolar, bipolar and schizoaffective patients: Results of a prospective study from 1959 to 1985. Schweiz Archiv Neurol Psychiatr 1995;146:5-16. 10 Piccinelli M, Wilkinson G. Outcome of depression in psychiatric settings. Br J Psychiatry 1994;164:297-304. 11 Lavori PW, Keller MB, Mueller TI, Scheftner W, Fawcett J, Coryell W. Recurrence after recovery in unipolar MDD: An observational followup study of clinical predictors and somatic treatment as a mediating factor. International Journal of Methods in Psychiatric Research 1994;4:211-29. 12 Blacker CV, Clare AW. Depressive disorder in primary care. Br J Psychiatry 1987;150:737-51. 13 Van Weel-Baumgarten E, Van den Bosch W, Van den Hoogen H, Zitman, FG. Ten year follow-up of depression after diagnosis in general practice. Br J Gen Pract 1998;48:1643-6. 14 Watts CA. Depressive disorders in the community: the scene in Great Britain, 1965. J Clin Psychiatry 1984;45:70-7. 15 Klinkman MS, Schwenk TL, Coyne JC. Depression in primary care–more like asthma than appendicitis: the Michigan Depression Project. Can J Psychiatry 1997;42:966-73. 16 Lin EH, Simon GE, Katon WJ, Russo JE, Von Korff M, Bush TM, et al. Can enhanced acute-phase treatment of depression improve longterm outcomes? A report of randomized trials in primary care. Am J Psychiatry 1999;156:643-5. 17 Ormel J, Oldehinkel T, Brilman E, Van den Brink W. Outcome of Huisarts & Wetenschap
25 26
27
28
29
30
31 32
33 34 35
36
37
38
39
40 41
nr 12 / november 2001
depression and anxiety in primary care. A three-wave 3 1/2-year study of psychopathology and disability. Arch Gen Psychiatry 1993;50:75966. Kupfer DJ. Long-term treatment of depression. J Clin Psychiatry 1991;52 Suppl:28-34. Prien RF. Efficacy of continuation drug therapy of depression and anxiety: issues and methodologies. J Clin Psychopharmacol 1990;10:86S-90S. Tan RS, Barlow RJ, Abel C, Reddy S, Palmer AJ, Fletcher AE, et al. The effect of low dose lofepramine in depressed elderly patients in general medical wards. Br J Clin Pharmacol 1994;37:321-4. Thompson C, Thompson CM. The prescribing of antidepressants in general practice: II. A placebo-controlled trial of low-dose dothiepin. Human Psychopharmacology 1989;4:191-204. Wernicke JF, Dunlop SR, Dornseif BE, Bosomworth JC, Humbert M. Low-dose fluoxetine therapy for depression. Psychopharmacol Bull 1988;24:183-8. Paykel ES, Freeling P, Hollyman JA. Are tricyclic antidepressants useful for mild depression? A placebo controlled trial. Pharmacopsychiatry 1988;21:15-8. Hollyman JA, Freeling P, Paykel ES, Bhat A, Sedgwick P. Double-blind placebo-controlled trial of amitriptyline among depressed patients in general practice. J R Coll Gen Pract 1988;38:393-7. Mynors WL, Gath D. Predictors of treatment outcome for major depression in primary care. Psychol Med 1997;27:731-6. Scott AI, Freeman CP. Edinburgh primary care depression study: treatment outcome, patient satisfaction, and cost after 16 weeks. BMJ 1992;304:883-7. Schulberg HC, Block MR, Madonia MJ, Scott CP, Rodriguez E, Imber SD, et al. Treating major depression in primary care practice. Eightmonth clinical outcomes. Arch Gen Psychiatry 1996;53:913-9. Pincus T, Stein CM. Why randomized controlled clinical trials do not depict accurately long-term outcomes in rheumatoid arthritis: some explanations and suggestions for future studies. Clin Exp Rheumatol 1997;15 Suppl 17:S27-S38. Wolfe F, Hawley DJ, Cathey MA. Clinical and health status measures over time: prognosis and outcome assessment in rheumatoid arthritis. J Rheumatol 1991;18:1290-7. De Abajo FJ, Rodriguez LA, Montero D. Association between selective serotonin reuptake inhibitors and upper gastrointestinal bleeding: population based case-control study. BMJ 1999;319:1106-9. Po AL. Antidepressants and upper gastrointestinal bleeding. BMJ 1999;319:1081-2. Mackay FR, Dunn NR, Martin RM, Pearce GL, Freemantle SN, Mann RD. Newer antidepressants: a comparison of tolerability in general practice. Br J Gen Pract 1999;49:892-6. Sampson E, Warner JP. Serotonin syndrome:potentially fatal but difficult to recognize. Br J Gen Pract 1999;49:867-8. Tondo L, Laddomada P, Serra G, Minnai G, Kukopulos A. Rapid cyclers and antidepressants. Int Pharmacopsychiatry 1981;16:119-23. Van Weel-Baumgarten E, Schers H, Van den Bosch W, Van den Hoogen HJ, Zitman FG. Long-term follow-up of depression among patients in the community and in family practice settings: a systematic review. J Fam Pract 2000;49:1113-20. Classification committee of WONCA. ICHPPC-2-defined (International classification of Health Problems in Primary Care). 3rd ed. Oxford: Oxford University Press, 1983. American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders. 4th ed. Washington DC: American Psychiatric Association, 1994. Widmer RB, Cadoret RJ. Depression in primary care: changes in pattern of patient visits and complaints during a developing depression. J Fam Pract 1978;7:293-302. Kua EH. The depressed elderly Chinese living in the community: A five-year follow-up study. International Journal of Geriatric Psychiatry 1993;8:427-30. Kivela SL, Kongas-Saviaro P, Kesti E, Pahkala K, Laippala P. Five-year prognosis for depression in old age. Int Psychogeriatr 1994;6:69-78. Sharma VK, Copeland JR, Dewey ME, Lowe D, Davidson I. Outcome
543
42 43
44
45 46
47
of the depressed elderly living in the community in Liverpool: a 5year follow-up. Psychol Med 1998;28:1329-37. Angst J, Merikangas K. The depressive spectrum: diagnostic classification and course. J Affect Disord 1997;45:31-9. Eaton WW, Anthony JC, Gallo J, Cai G, Tien A, Romanoski A, et al. Natural history of Diagnostic Interview Schedule/DSM-IV major depression. The Baltimore Epidemiologic Catchment Area follow-up. Arch Gen Psychiatry 1997;54:993-9. Coryell W, Endicott J, Keller MB. Predictors of relapse into major depressive disorder in a nonclinical population. Am J Psychiatry 1991;148:1353-8. Logan WPD, Cushion A. Morbidity statistics from general practice. Vol. 1 (general). London: Her Majesty’s Stationary Office, 1954. Copeland JR, Dewey ME, Griffiths-Jones HM. A computerized psychiatric diagnostic system and case nomenclature for elderly subjects: GMS and AGECAT. Psychol Med 1986;16:89-99. Nagel R, Lynch D, Tamburrino M. Validity of the medical outcomes
48 49 50 51
52
53
study depression screener in family practice training centers and community settings. Fam Med 1998;30:362-5. Andrews G, Anstey K, Brodaty H, Issakidis C, Luscombe G. Recall of depressive episode 25 years previously. Psychol Med 1999;29:787-91. Wright AF. Should general practitioners be testing for depression? Br J Gen Pract 1994;44:132-5. Van Weel C. Validating long term morbidity recording. J Epidemiol Community Health 1995;49 Suppl 1:29-32. Murphy JM, Olivier DC, Sobol AM, Monson RR, Leighton AH. Diagnosis and outcome: depression and anxiety in a general population. Psychol Med 1986;16:117-26. Hagnell O, Lanke J, Rorsman B. Suicide and depression in the male part of the Lundby study. Changes over time during a 25-year observation period. Neuropsychobiology 1982;8:182-7. Lloyd KR, Jenkins R, Mann A. Long-term outcome of patients with neurotic illness in general practice. BMJ 1996;313:26-8.
Intermezzo Nadat in korte tijd haar man en zoon – beiden veel te jong – gestorven waren, heeft P. de draad van haar leven weer opgepakt. Zo lijkt het althans. Want wie goed kijkt, ziet in haar ogen haar verdriet schrijnen, verdriet waarvoor geen troost bestaat. Bij een dergelijk ontroostbaar verdriet hoort een lied met een hartverscheurende tekst, zoals die in een aria van Händel waarin een bittere Maria haar hart uitstort: ‘Toen ik de moeder van een God werd// Om uiteindelijk te moeten zien hoe een God sterft// Het spijt me, eeuwige Vader,// Maar Uw genade is me een grote kwelling.’ Hier is geen plaats voor heiligheid, voor verhevenheid. Hier horen we het naakte verdriet van een vrouw die weliswaar de moeder van God, maar in de eerste plaats de moeder van haar gestorven zoon is. Georg Friedrich Händel moet zeldzaam geïnspireerd zijn geweest toen hij deze tekst op muziek zette. Het stuk vind ik huiveringwekkend verdrietig. De muziek is totaal onopgesmukt, terugge-
544
trokken in haar essentie. De melodie, zo kaal – is het wel een melodie te noemen? – wordt begeleid door strijkers die meestal zonder vibrato spelen. Door de droge klank van het clavecimbel heeft het ensemble een ijzige klank. De akkoorden zijn leeg en transparant. De stem van de mezzosopraan Anne Sofie von Otter heeft een diep bronzen timbre. Die geeft de melodie en de woorden een donkere ondertoon van ingehouden woede, verstikte verbittering, geen illusie van troost voor dit onvergeeflijke sterven. Nadat ze haar partij voltooid heeft, gaat het orkest nog kort door. De klank wordt kleiner, iedere melodie trekt zich terug. Ten slotte blijven een paar kale noten over. Zonder vibrato, losse snaren: koud als een bundel verdord sprokkelhout in de winter.
Bas Baanders
George Frederic Handel: Marian Cantatas&Arias. Anne Sofie von Otter, Musica Antiqua Köln olv Reinhard Goebel (Deutsche Grammophon 439 866-2), track 14
nr 12 / november 2001
Huisarts & Wetenschap