Het Koninkrijk Gods en kinderen Ds. A. Elshout – Lukas 18:15-17
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 100: 1 Lukas 18: 9-17 Psalm 8: 1, 2, 9 Psalm 138: 3 Psalm 90: 9
Gemeente, het woord dat we met u willen overdenken is hetgeen u vindt in Lukas 18 vers 15 tot en met 17: En zij brachten ook de kinderkens tot Hem, opdat Hij die zou aanraken; en de discipelen dat ziende, bestraften dezelve. Maar Jezus riep dezelve kinderkens tot Zich en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen als een kindeke, die zal geenszins in hetzelve komen. Naar aanleiding van dit schriftwoord worden we bepaald bij: Het Koninkrijk Gods en kinderen. We letten op drie hoofdgedachten: 1. Tot Jezus gebrachte kinderen 2. Van Jezus geweerde kinderen 3. Door Jezus gezegende kinderen 1. Tot Jezus gebrachte kinderen Gemeente, dit schriftwoord verplaatst ons naar Jeruzalem, op de avond van een feestdag, de grootste feestdag die men kende in Israël. Het was de Grote Verzoendag, een van de drie feesten waarbij heel Israël, ieder die maar kon, naar Jeruzalem moest komen. Die Grote Verzoendag was een feestdag, want daar was alle reden toe om God met blijdschap te dienen. De Grote Verzoendag was een geschenk uit het genadeverbond van God. Op die Grote Verzoendag ging de Hogepriester met het bloed van geofferde dieren in het heilige der heiligen, om daar verzoening te doen over de zonden van het gehele volk, van klein tot groot, van volwassenen tot zuigelingen. Die Grote Verzoendag predikte aan geheel Israël op een hoorbare en zichtbare wijze: er is vergeving, veel vergeving. Niemand is te jong of te oud of te slecht om vergeving van zonden te verkrijgen. Er is een verbond der genade. God vindt in gunst en niet in wraak Zijn lust. En dat dankzij het bloed des verbonds. Dat was de feeststof, waar men God met blijdschap voor diende op de Grote Verzoendag. De Grote Verzoendag was ook een vastendag. Dan vastte het volk. Vasten was een teken van verootmoediging, eigenlijk een onderdeel van bekering. Het zijn onze zonden, die de www.prekenweb.nl
1/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
Heere hebben vertoornd en bedroefd. En dan moest het hele volk zich vernederen voor de hoge God. Feesten en vasten, ze gingen samen. Wat was God goed voor een slecht mens, voor een zondig volk. Dat was het wat op die Grote Verzoendag het feestgebeuren uitmaakte. Psalm 130 past bijzonder goed op die dag: Zo Gij in ’t recht wilt treden, O HEER’, en gadeslaan Onz’ ongerechtigheden, Ach, wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest. Het was een dag om er klein onder te worden, omdat God zo goed was voor een slecht mens, uit loutere goedheid en barmhartigheid. Van nature zijn we niet klein, willen we ook helemaal niet klein zijn. Nee, van nature lijken we precies op die farizeeër die ons in de gelijkenis wordt getekend. Op weg naar de kerk kwam hij allemaal mensen tegen, die slechter waren dan hij. En hij had er dan ook helemaal geen moeite mee om tot vooraan in de tempel te gaan en daar zich de Heere eens voor te stellen wat een goed mens hij toch wel was. Gemeente, zo’n farizeeër woont in ons aller hart, al zeggen we dat natuurlijk niet. Dat willen we niet weten, maar het is wel zo. De meeste mensen weten wel dat ze een zondaar zijn, maar denken er tegelijk bij: die en die zijn nog erger! Nee, wij zijn niet zo gauw de grootste der zondaren. Dat is helemaal tegen onze trots in. En nu heeft de Heere juist daarvoor de bediening van Wet en Evangelie ingesteld, zoals dat ook op die Grote Verzoendag op een zichtbare wijze gestalte vond, om mensen klein te krijgen. Net als die tollenaar; die was klein. Hoe meer mensen hij tegenkwam op weg naar de kerk, hoe kleiner hij werd, hoe slechter in zijn eigen ogen. Hij durfde zijn ogen zelfs niet opslaan. U kent die gelijkenis wel. O, wat moet God genade, Gods kracht eraan te pas komen om ons klein te maken en klein te houden. Want al is dat eens één keertje in je leven gebeurd, dan wil dat nog niet zeggen dat je dan de rest van je leven klein blijft. Nee, was dat maar waar. Wat zouden we dan minder met de hoogmoed te kampen hebben, in ons persoonlijk leven, maar ook in ons kerkelijk leven, waarin we zo hoog boven anderen staan en zo laag op anderen neerzien. Grote Verzoendag was ingesteld om blij, maar ook klein te maken. De kinderen mochten ook mee. Wie maar kon, ieder moest naar Jeruzalem. Weet u waarom? Wel hierom, ook de kinderen behoorden tot het verbond van God en tot de gemeente des Heeren. Ook zij hadden alle belang bij wat er op de Grote Verzoendag gebeurde. En natuurlijk moesten de ouders van die kinderen hen thuis daarin wel onderwijzen. Dat was hun dure plicht. Zoals dat ook met ons het geval is als wij kinderen hebben. Dat wordt immers bij de doop van het kind beloofd, om het later breder te onderwijzen, om onze kinderen iets te vertellen over Adam; om te vertellen waar alle ellende in de wereld vandaan is gekomen. Ook over onze eigen ellende; dat ook wij verloren mensen voor God zijn, door onze zonden. Maar daar moeten we niet stoppen. Nee, als we hen over de eerste Adam www.prekenweb.nl
2/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
verteld hebben, dan moet het zijn met de bedoeling om hen ook van de tweede Adam te vertellen; de Held bij Wie God Zelf hulp besteld heeft, de Heere Jezus. En over Zijn borgwerk, waardoor zondaren kunnen, maar ook zullen zalig worden, vanwege de kracht van Zijn bloed! Ook in Israël moesten de ouders hun kinderen onderwijzen. Ze mochten mee naar het feest, maar ze moesten natuurlijk wel weten waar het om ging. ‘Dient God met blijdschap!’ Dat geldt ook de kinderen, omdat er ook voor hen nog vergeving is. Omdat ook zij nog zalig kunnen worden, dankzij de vrije genade van God. De kinderen moesten ook deelnemen aan het vasten, zij het dan natuurlijk op kinderlijke wijze. Voor zover dat mogelijk was moesten ze ook dat vasten meemaken, want ook zij moesten al vroeg leren zich te vernederen voor God vanwege de zonden; het vlees te kruisigen voor de levende God. Ook dat moest hen worden bijgebracht. Want als het Evangelie ons zegt dat er bij de Heere veel vergeving is, dan staat dat er niet om te denken: ‘O, dan hoef ik het niet zo nauw te nemen met de zonde, dan kunnen we maar raak leven, want er is toch veel vergeving!’ Daarom moest er ook gevast worden op de Grote Verzoendag, opdat het geen werelds feest zou zijn, om zich eens uit te leven. Nee, juist het tegenovergestelde: om uit dankbaarheid voor de barmhartigheid van God, bewezen aan zondige mensen, het vlees met zijn werken te kruisigen. Om door het geloof in Christus kracht te ontvangen, om te doen hetgeen de Heere ons heeft voorgehouden, uit dankbaarheid! Joodse geschriften vertellen ons dat het een gewoonte was geworden in Israël dat, tot afsluiting van het feest, aan de avond van de Grote Verzoendag, de kinderen tot de schriftgeleerden werden gebracht, opdat die hen zegenen zouden, hen de handen zouden opleggen, hen zouden aanraken en met hen zouden bidden. En zo gebeurde dat ook. De schriftgeleerden legden hun de handen op en zegenden hen. En de kinderen werden bemoedigd, dat zij ook betrekking hadden op de verzoening, die die dag ceremonieel werd gevierd; dat de beloften van vergeving en ontferming en zaligheid van het Koninkrijk Gods ook hen toekwamen, net zo wel als de volwassenen. Dan kregen ze ook vaak een onderwijzing, een vermanend woord mee, zo klein als ze waren, om toch vooral de middelen te gebruiken tot kennis van God en van zichzelf en van Gods wil. Wij zouden het een korte catechisatie kunnen noemen. Daarna werd er met hen gebeden en werden ze gezegend in de naam des Heeren. Welnu, gemeente, op die avond, waarover ons teksthoofdstuk handelt, gebeurde er iets heel bijzonders. Er waren moeders die met hun kinderen niet naar de schriftgeleerden gingen, maar naar de Heere Jezus. Dat was iets nieuws. Dat was nog nooit gebeurd. En het is waarschijnlijk ook de laatste keer geweest dat het gebeurd is. Want wat hier in onze tekst is beschreven, is gebeurd vlak voordat de Heere Jezus stierf. Moeders brachten hun kinderen tot Jezus. Deden alle moeders dat? Nee, ik vrees dat het grootste deel van de moeders het niet deed. Ze moesten niets van de Heere Jezus hebben. Maar er waren een aantal moeders die het wel deden. Hoe zou dat gekomen zijn? Was het uit respect voor die grote Leraar in Israël, Die het land doorging, wonderen doende en sprekende als Machthebber en niet als de schriftgeleerden? O, zonder enige twijfel was dat het geval. Of hebben zij nog meer in Hem gezien, in die Jezus van Nazareth? Hebben ze in Hem iets gezien van de Messias Die komen zou, van Wie men www.prekenweb.nl
3/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
wist dat Die alles hun zeggen zou? Eén ding staat vast, gemeente: zij onderscheidden zich van andere moeders. Zij brachten hun kinderen tot Jezus, opdat Hij hen aanraken zou. Mattheüs zegt: opdat Hij ze zegenen zou, opdat Hij met ze bidden zou. Deze moeders zochten heil voor hun kinderen bij de Zaligmaker. Dat was iets nieuws. Dat was een soort doorbraak in hun levenspatroon. Wat moet dat voor de Heere Jezus geweest zijn, terwijl zovele mensen zich van Hem afkeerden, dat deze moeders met hun kinderen tot Hem kwamen! Deze kinderen waren kinderen des Koninkrijks! Het waren immers Joodse kinderen. Het was immers het Godgeheiligde zaad wat daar tot Hem kwam; de heilige kinderen, zoals ze ook wel genoemd worden, de kinderen der belofte. Onder degenen die Hij van Zijn Vader gekregen heeft, waren niet alleen volwassenen, maar ook kinderen, ja ook zuigelingen, zoals er staat in Psalm 8. En wat moet het voor Hem geweest zijn dat het zaad der gemeente tot Hem werd gebracht; dat zaad waaraan vervuld zou worden dat de Heere ook uit der zuigelingen monden Zich sterkte heeft willen gronden. Het is helemaal niet onmogelijk dat het deze kinderen zijn geweest, die heel kort daarop ook geroepen hebben: ‘Hosanna! Gezegend is Hij, Die daar komt in de Naam des Heeren!’ Gemeente, die ouders hebben het als hun plicht gezien om hun kinderen tot de Heere Jezus te brengen. Als de Heilige Doop bediend wordt aan de kleine kinderen van de gemeente, dan wordt er altijd de nadruk op gelegd, dat onze kinderen gedoopt behoren te zijn als erfgenamen van het rijk Gods en van Zijn verbond. Als leden van de gemeente behoren ze gedoopt te wezen. En altijd weer wordt ons als ouders de verplichting op het hart gebonden om onze kinderen bij het opgroeien breder te onderwijzen. Dat is de dure plicht van ons als ouders (en ook als grootouders), om onze kinderen als het ware tot de Heere Jezus Christus te leiden. We moeten met ze spreken, zo zeiden we reeds, over de eerste Adam, over de ontzaglijke zondeval, waarmee we allen van God afgevallen zijn. Maar ook over de tweede Adam, de Zaligmaker der wereld, moeten we spreken. Over Hem Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Nee, gemeente, wij kunnen onze kinderen niet bekeren. Wij kunnen ze geen nieuw hart geven. Wij kunnen ze niet zalig maken. Maar het is wel onze grote, onze grootste plicht om onze kinderen te onderwijzen Wie de Heere Jezus is en was en blijft; de Zaligmaker van zondaren. Ouders, we moeten ze in het gebed als aan Jezus’ voeten brengen, als de kinderen die de Heere ons gaf, opdat Hij ze aanrake! Want daar moet het toch vandaan komen, gemeente. Hij moet er aan te pas komen in ons leven, zullen we ooit binnengaan in het Koninkrijk der hemelen. De besnijdenis maakte niet zalig en de doop maakt ook niet zalig. Dat doet Hij alleen, door Zijn kracht. Hij moet er aan te pas komen. We moeten immers van dood levend gemaakt worden. Wat is het dan onze dure plicht om altijd maar weer onze kinderen neer te leggen aan de voeten van de Heere, om ontferming te benodigen; opdat Hij ze zegene, opdat zij de vrucht van Zijn voorbede zullen mogen ervaren. Wij moeten ze tot de Heere brengen. Maar niet alleen in het gebed, ook door onderwijs. En als we dat nalaten, dan laten we iets heel voornaams na, waartoe we als ouders verplicht zijn. En waartoe we als ouders ons ook verbonden hebben voor God en voor www.prekenweb.nl
4/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
Zijn gemeente. En dat moet niet alleen op zondag gebeuren, maar ook op alle andere dagen van de week. Dat moet de hele levenssfeer uitmaken in onze gezinnen. Ja, ik weet wel, je kunt niet altijd met je kinderen over godsdienst praten, natuurlijk niet. Maar je moet wél de gelegenheden aangrijpen die zich voordoen, om met je kinderen over deze dingen te spreken. Helaas, wat laten we veel gelegenheden onbenut voorbijgaan! En wat moesten we ons daarin ook oefenen, ouders, om zo met onze kinderen om te gaan. U vraagt misschien hoe we dat moeten doen. O, er zijn middelen genoeg waarin we ons kunnen oefenen om onze kinderen tot een hand en tot een voet te zijn; om ze ook te onderwijzen wat de doop eigenlijk betekent. Ja, weten wij het eigenlijk wel, wat de doop betekent? Weten jullie het, jongens en meisjes? Is er niet veel onkunde onder ons, gemeente? Maar we kúnnen er veel meer van weten. Er zijn genoeg boeken geschreven over de betekenis van de doop. Die moeders deden wat hun plicht was; ze brachten de kinderen tot de Heere Jezus, opdat Hij hen aanraken zou. Maar… toen gebeurde er iets heel ergs: ze werden geweerd! Daarop gaan we letten in onze tweede gedachte: 2. Van Jezus geweerde kinderen Wie weerden deze kinderen? De farizeeërs? Nee. Hielden dan de schriftgeleerden de moeders met hun kinderen tegen? Nee. De discipelen deden dat. De knechten des Heeren hielden ze tegen! En er is geen twijfel aan, gemeente, of ze zullen het wel goed bedoeld hebben. Ze zullen wel gedacht hebben: die kinderen zijn te klein voor de Heere Jezus; ze kunnen nog niets begrijpen van wat Hij zegt. Misschien hebben ze wel gedacht: dat is te min voor de Heere Jezus om Zich in te laten met die kleintjes. Of: het is te lastig. Hij heeft wel wat anders te doen. In elk geval: ze hadden een ‘ijver zonder verstand’. En helaas, wat komt dat nog steeds vaak voor, dat mensen hun kinderen van de Zaligmaker vandaan houden. De één zegt: ‘Daar ben jij nog veel te jong voor.’ Het afschuifsysteem wordt helaas ook nogal eens gebruikt; dat men eigenlijk de kinderen geen antwoord weet te geven, maar dan zeggen sommigen: ‘Later, als je ouder bent, zal ik het je wel eens vertellen.’ Zo schuift men het af. Ouders, wees daar toch voorzichtig mee, want het is het belangrijkste wat je voor je kinderen kunt doen en moet doen: hen onderwijzen. Hoe velen zijn er niet die tegen kinderen, tegen jongens en meisjes zeggen, als ze er eens over praten: ‘Ja, maar je moet eerst zus of zo zijn; je moet eerst een bepaalde trap of mate van heiligheid hebben voordat de Heere Jezus met jou te doen wil hebben.’ O, gemeente, wat is dat grondig fout! Dat is puur wetticisme! Alsof eerst een mens als het ware een soort waardigheid bij elkaar moet zien te schrapen, met dit te doen en dat te laten, zich in zoveel bochten te wringen en dat hij of zij dan pas welkom zou zijn bij Hem, Die sprak: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! (Jes.45:22) Nee, gemeente, wij worden niet geroepen om tot de Zaligmaker onze toevlucht te nemen zoals we behóren te zijn; dat is helemaal niet waar! We worden juist geroepen om te komen - en dan zonder enig uitstel - zoals we zíjn, zo ellendig, zo verdorven, zo schuldig als we zíjn! Wat is het erg als men uit zulke wettische overwegingen - en soms nog met de beste bedoelingen - onze kinderen en onze jonge
www.prekenweb.nl
5/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
mensen van de Zaligmaker vandaan houdt, Die ons roept en nodigt: ‘Heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden!’ Er zijn nog andere dingen waardoor kinderen en jonge mensen van de Zaligmaker vandaan worden gehouden. Zijn er niet veel gezinnen waar men niet anders dan kritiek heeft op de ambtsdragers; waar men de gebreken van Gods kinderen en knechten zo breed mogelijk uitmeet? Arme kinderen, die in zo’n sfeer opgroeien. Want wat gebeurt er dan? De innerlijke afkeer, die er toch al is in elk mens uit en van zichzelf tegen de Heere en tegen het wandelen in Zijn wegen, wordt dan als het ware nog versterkt. Men krijgt een afkeer van alles wat met godsdienst te maken heeft. Als ouders niet anders dan kritiek zaaien wat de ambtsdragers betreft, dan kunnen ze ook nooit verwachten dat daar vruchten van respect uit voort zullen komen. Geen wonder dat men op latere leeftijd dan van alles voorgoed afscheid neemt. Dan zijn ten diepste die ouders daarvoor verantwoordelijk; ze hebben hun kinderen van de Heere en van Zijn dienst afgehouden. U kent toch de geschiedenis nog wel van die veertig kinderen die door twee beren werden verscheurd, in de tijd van Elisa? Wat riepen ze tegen de profeet? Kaalkop, ga op! (2 Kon.2:23) Misschien hebben die kinderen het wel nagepraat van hun ouders, want als ze thuis met wat meer respect over Elisa hadden gesproken, dan hadden die kinderen waarschijnlijk die taal nooit durven gebruiken. Hoe worden kinderen en jonge mensen ook afgehouden van de dienst van de Heere, als men over de weg die de Heere houdt met Zijn volk, niet anders praat dan alsof het één aaneenschakeling zou zijn van ellende en narigheid. U weet toch nog wel wat er met die tien verspieders is gebeurd, die het land Kanaän verspied hadden en een slecht gerucht van dat goede land hadden gebracht? Wat heeft de Heere van hen gezegd? Zij zullen geen stap in dat goede land zetten! ‘Ik heb gezworen in Mijn toorn: zo zij in het beloofde land zullen binnengaan!’ O, wee ons, als we zo over de dienst van God spreken, alsof het één aaneenschakeling van ellende en narigheid zou zijn. Nee, Paulus zegt: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof! (2 Kor.5:11) Hoe worden kinderen tegengehouden van het zoeken van de Heere en Zijn sterkte, als we nooit eens tijd nemen om naar ze te luisteren, om ze eens aan te moedigen om zo klein als ze zijn, zo zondig als ze zijn, zo onwaardig als ze zijn, hun toevlucht te zoeken bij die Middelaar Gods en der mensen, de Heere Jezus Christus, gekomen om niet alleen volwassenen, maar ook kinderen, ja zelfs de kleinste kinderen zalig te maken. De discipelen hebben ze geweerd. En wat is de reactie van de Heere Jezus geweest? Hoe reageerde Hij op dat weren van die kinderen? Mattheüs schrijft dat de Heere het Zijn discipelen kwalijk nam. Markus zegt dat Hij het ze zéér kwalijk nam. Hier staat dat Hij ze bestrafte. Het grondwoord dat hier gebruikt is, zou je ook kunnen vertalen met ‘erg boos worden’. Het is zelfs zo, gemeente, dat in het hele Nieuwe Testament maar één keer dat woord voorkomt, dat hier door Lukas is gebruikt. De Heere Jezus is maar één keer zo boos geweest. Hij was heilig verontwaardigd over dat wangedrag van Zijn discipelen. Hij heeft niet gezegd: ‘Ik heb er wel begrip voor, Ik kan het best begrijpen.’ Nee, Hij was heel erg boos, zoals Hij dat maar één keer op aarde is geweest. Hij is nooit zo boos geweest op de farizeeërs en de schriftgeleerden als op Zijn discipelen toen ze dit deden!
www.prekenweb.nl
6/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
Laten we dat toch goed ter harte nemen, gemeente, want de Heere beoordeelt natuurlijk ook ons doen en laten met betrekking tot onze kinderen en tot de kinderen van anderen, hoe we ons daarin opstellen. Wat leert Hij ze? De Heere zegt: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want derzulken is het Koninkrijk Gods. Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen als een kindeke, die zal geenszins in hetzelve komen. Dus, gemeente, niet het klein zijn blokkeert het ingaan in het Koninkrijk, maar het groot zijn. Niet het klein zijn stagneert het gezegend worden, maar het groot zijn. Wij moeten allemaal van groot klein worden, zullen we mogen ingaan in het Koninkrijk der hemelen. En dat is nu juist tegen onze natuur, want wij willen allemaal groot worden en nog groter worden; wij willen allemaal maar de hoogte in groeien. Wij willen niet klein zijn zoals de tollenaar, die toch zo klein was voor God. Wet en Evangelie, de bediening van de Heilige Doop, alles is erop gericht om ons klein te maken en klein te houden; om te leren hoe goed God is voor een slecht mens, dankzij de kracht van het borgwerk van de Zaligmaker. De Grote Verzoendag, aan de avond waarvan dit gebeurd is, riep ook op tot klein zijn voor God. En hebben de discipelen het verstaan? Nee, want als ze werkelijk klein waren geweest in zichzelf op die dag, dan hadden ze dit niet gedaan. Maar als we klein zijn, gemeente, dan zeggen we: ‘Ach, als het voor mij nog kan, dan kan het voor iedereen, ook voor onze kinderen.’ Gods verootmoedigingen maken een mens klein. Gods kinderen kunnen dat wel uit eigen ervaringen bevestigen. Juist als ze klein waren voor God en zeiden: ‘Heere, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen en dat U met zo’n dode hond als ik ben nog te doen wilt hebben, o God, ik ben niet waardig dat U naar mij omziet’, dán is het altijd meegevallen. Want: God slaat, ofschoon oneindig hoog, op hen het oog, die nederig knielen. Maar als je groot bent, dan valt het altijd tegen in jezelf. En daarom moet God er aan te pas komen om ons, voor het eerst of opnieuw, klein te maken en ook klein te houden. Dat doet pijn. Dat betekent een kruisiging van ons eigen ik. Maar gelukkig, de Heere heeft heel wat pijlen op Zijn boog om ons klein te maken en te houden. Hij bestuurt zelfs de zonde. Nee, Hij werkt die niet, maar Hij bestuurt ze wel. Denk maar aan Petrus. Wat stond hij hoog met zichzelf, toen hij zei: ‘Al zouden ze U allemaal verloochenen, ik nooit!’ Nu, we weten wat er gebeurd is. Maar o, wat was hij klein toen hij naar buiten ging en bitter weende, omdat hij zo ontrouw was geweest. En zo is het waar geworden: God slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog, die nederig knielen. En dat geeft een ervaren van ’s Heeren heil. Want een kinderhand is gauw gevuld. En de Heere is een Waarmaker van Zijn Woord, dat Hij Zijn hand tot de kleinen wendt. Zo is het vroeger en zo is het nu en zo zal het blijven. ‘Tenzij dat gij ingaat in het Koninkrijk Gods als een kindeke, gij zult er geenszins ingaan.’ We moeten omlaag, gemeente. En we willen juist allemaal omhoog. Wat is er daarom een werk van God voor nodig om dat tot stand te brengen. Maar anderzijds: wat ligt er een bemoediging en een troost in, want: De HEER’ betoont Zijn welbehagen Aan hen, die need’rig naar Hem vragen, www.prekenweb.nl
7/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden En door Zijn hand zich laten leiden. De Heere Jezus heeft die kinderen gezegend. En dat is onze derde gedachte: 3. Door Jezus gezegende kinderen Hij heeft Zijn discipelen bestraft, maar die kinderen de handen opgelegd (omhelsd, staat er in het doopformulier) en gezegend. Hij heeft met ze gebeden. Alles wat van Hem gevraagd is heeft Hij gedaan. Wat moet dat een blijdschap geweest zijn voor die moeders. En het zijn die ervaringen, gemeente, die leiden tot gezangen, tot het dienen van God met blijdschap, dat Hij zo goed was en is en blijft voor slechte mensen, zoals we er een vinden in Psalm 138 vers 3, wat we nu samen eerst willen zingen: Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van ’s HEEREN wegen; Want groot is ’s HEEREN heerlijkheid, Zijn majesteit Ten top gestegen; Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, Op hen het oog, Die need’rig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan De ijd’le waan Der trotse zielen. Het Koninkrijk Gods en kinderen. Hebben jullie het gehoord, jongens en meisjes, kinderen? De Heere wil met jullie te doen hebben! Zo was het toen, maar zo is het ook nu. Zijn trouw en waarheid houden haar kracht tot in het laatste nageslacht. De Heere heeft het zelfs aan jullie voorhoofden laten betekenen en verzegelen toen jullie gedoopt werden. Terecht heeft men bij de opstelling van het doopformulier deze geschiedenis van het zegenen van de kinderen aangehaald, hoe de Heere Jezus hen omhelsde, de handen opgelegd en gezegend heeft. Om daarmee te bevestigen dat ook kleine kinderen zowel als de volwassenen tot de gemeente van de Heere behoren. Zeg, jongens en meisjes, wat doen jullie met dat eerstgeboorterecht, dat aan jullie is gegeven? Zijn jullie daar wel eens mee bezig aan de troon van Gods genade? Roepen jullie wel eens biddend uit tot de levende Zaligmaker: ‘Geef dat mijn oog het goed’ aanschouw, ‘t welk Gij, uit onbezweken trouw, Uw uitverkoor’nen toe wilt voegen’? Zijn jullie wel eens bezig met de middelen der genade, om zoveel mogelijk te onderzoeken, om God recht te mogen leren kennen en jezelf en die enige Naam die onder de hemel gegeven is tot zaligheid? De Heere wil erom gevraagd zijn. Hoe zijn jullie bezig met dat eerstgeboorterecht dat aan jullie in de Heilige Doop is gegeven? Op de Grote Verzoendag moesten ook de kinderen vasten, het vlees kruisigen. Hoe is dat met jullie, jongens en meisjes? Geef je je vlees maar een beetje de vrije teugel, om maar www.prekenweb.nl
8/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
te doen wat je wil, misschien tot bevrediging van je zondige begeerten? Leven we als heidenen, terwijl we gedoopte voorhoofden hebben? Verkopen we dat eerstgeboorterecht voor misschien nog wel minder dan waarvoor Ezau het zijne verkocht? Weten jullie hoe de Bijbel Ezau noemt? Een onheilige! En weet je wat de Heilige Schrift nog meer van Ezau zegt? Dit: Hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht. (Hebr.12:17) O, denk toch niet dat je goedkoop om kunt gaan met het naast je neerleggen van alle vermaningen. God gunt ons de zaligheid, dat staat vast! Hij heeft de kinderen niet afgewezen, die de moeders tot Hem brachten. Nee, Hij heeft ze omhelsd, Hij heeft ze de handen opgelegd en Hij heeft ze gezegend. Hij heeft alles gedaan wat van Hem gevraagd en wat van Hem verwacht werd. En… Hij is nog steeds Dezelfde! Maar wee ons, als we op zo’n grote zaligheid geen acht hebben gegeven, als we in onze zonden sterven zullen. Dan zal de doop tégen ons getuigen, dat de Heere ons riep, maar dat wij weigerden te antwoorden. Dan zal het Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in de dag des oordeels dan ons. God gunt ons dat niet. Laat nu niemand denken: Mijn zonden zijn groter dan dat ze vergeven kunnen worden. Nee, gelukkig niet, want bij de Heere is veel vergeving. We mogen niet in de zonde blijven liggen, maar ook niet aan Gods genade twijfelen, gemeente, jonge mensen, kinderen. Nee, de Heere roept het ons toe: Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de HEERE uw God hebt overtreden. (Jer.3:13) Zoekt Mij en leeft! (Amos 5:4) Hij wil Zich ontfermen over zondige mensen. Hij is goed voor slechte mensen. Heus, Hij slaat, ofschoon oneindig hoog, op hen het oog die need’rig knielen. Ouders, er ligt ook een boodschap voor ons. Wat zullen die discipelen beschaamd geweest zijn. Zij zullen de betekenis wel verstaan hebben van de woorden van de Heere Jezus, Die bijzonder vertoornd was over hun gedrag. Zijn wij ook beschaamd, ouders, grootouders? Wat hebben wij van de opvoeding van onze kinderen terecht gebracht? Hebben wij ze wel geleid, voor zover dat menselijk mogelijk is, tot aan de voeten van de Heere Jezus? Of hebben we ze ervan weerhouden? Vaders en moeders, we zijn opnieuw op onze dure plicht gewezen. We dragen een enorme verantwoordelijkheid. Als we goed geluisterd hebben, zijn we allemaal wel een stukje kleiner geworden. Dan moeten we allemaal wel zeggen: ‘O Heere, ga met mij toch niet in het gericht.’ Maar weet ook: de Heere is, door goedheid aangedreven, mild in het schuld vergeven. Hij wil nog met zondige mensen te maken hebben. En Hij wil Zijn hand tot de kleinen wenden. Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard, vol van genade en waarheid. Hij wil uit die volheid nog steeds schenken, genade voor genade. Hij wil Zich nog steeds ontfermen op een ootmoedig smeekgebed. Dat blijft onze hoop en verwachting. Die het beloofd heeft is getrouw, Die het ook doen zal. Hij woont wel in het hoge en in het verhevene, maar ook bij die, die van een verbrijzelde en verslagen geest is en die voor Zijn Woord beeft. Tenzij dat gij wordt als een kindeke, gij zult in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Datheen heeft één van de verzen van Psalm 119 zo berijmd: ‘Geen meerder goed, HEER’, Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt klene.’ Gemeente, laat dat ook ons gebed zijn en blijven. Opdat ook wij zullen mogen ingaan in dat www.prekenweb.nl
9/10
Ds. A. Elshout – Het Koninkrijk Gods en kinderen
Koninkrijk, waarvan de Heere Jezus heeft gezegd dat we zouden bidden: Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. (Matth.6:13) Amen.
Slotzang: Psalm 90: 9 Laat Uw genâ ons met haar troost verrijken, En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken; Uw heerlijkheid niet van hun kind’ren wijken; Uw liefd’, Uw macht behoed’ ons voor bezwijken; Sterk onze hand, en zegen onze vlijt; Bekroon ons werk, en nu, en t’ allen tijd.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 5)
www.prekenweb.nl
10/10