HET JURIDISCH STATUUT VAN DE TANDARTS
door Gabriel MOENS Edith VAN DER MYNSBRUGGE
1. Algemeen wordt de tandheelkunde beschouwd als een medisch beroep ( 1): Het he eft bovendien een heel eigen aard : naast technische handigheid en ervaring vereist de tandheelkunde van de practicus een grondige medische-wetenschappelijke kennis. Veel tand- en mondaandoeningen hebben immers hun weerslag op de gehele lichaamsgesteldheid van de patient (2). De medische taak van de tandarts is belangrijk omdat hij zowel op geneeskundig als op moreel gebied het vertrouwen bezit van degene die op hem beroep doet. Ook draagt de practicus ernstige verantwoordelijkheden, die bij het eventueel veronachtzamen van de beroepsethiek noodlottige gevolgen kunnen hebben. Dit alles maakt de plaats van de tandarts in de maatschappij belangwekkend en uniek : een onderzoek naar het juridisch statuut dringt zich dan ook op.
(1)
Brussel, 11 december 1894, Pas. 1895, II, 90.
(2)
RYCKMANS, X., Les droits et les obligations des medecins, Brussel 1954, 543 : "L'odontologie est d'ailleurs un art difficile : pour le bien pratiquer il ne faut pas seulement etre capable d'arracher, de redresser, ou de plomber des dents mais aussi avoir re~u une bonne formation medicate car beaucoup d'affections de la bouche relevent d'affections generales."
87
l. WIE MAG DE TANDHEELKUNDE BEOEFENEN?
2. Niemand mag de tandheelkunde beoefenen zonder houder te zijn van a) ofwel het bekwaamheidsgetuigschrift van tandarts voorzien bij artikel 4 van de wet van 12 maart 1818, b) ofwel een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, uitgereikt krachtens de wetten op het toekennen van de acadernische graden voorafgaande aan die van 21 mei 1929, c) ofwel de vrijstelling(3) voorzien bij art. 41 van de wet van 21 mei 1929, wat de wettelijke graad van licentiaat in de tandheelkunde betreft, d) ofwel van het wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde. Bovenvermelde titels moeten eerst door de Provinciale Geneeskundige Commissie van het gebied, waar de practizerende zich vestigt, geviseerd zijn. Uit deze limitatieve opsomrning, voorzien door art. 1 van K.B. van 1 juni 1934, houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, blijkt dat de tandtechnici generlei bevoegdheid hebben de tandheelkunde te beoefenen. Aileen de vier voornoemde categorieen zijn wettelijk gemachtigd de tandheelkunde uit te oefenen. Zelfs de drager van een wetenschappelijk diploma in de tandheelkunde kan niet wettelijk het beroep van tandarts uitoefenen en handelingen stellen die volgens art. 7 van het K.B. van 1 juni 1934 persoonlijk moeten worden uitgevoerd door de daartoe wettelijk bevoegden ( 4). Bij onwettige uitoefening van de tandheelkunde kunnen de gebruikte geneesmiddelen en instrumenten (5) bij strafmaatregel verbeurd verklaard worden (6).
( 3}
Bedoeld worden de person en, die een medische graad in de tandheelkunde hebben behaald aan een buitenlandse universiteit.
(4}
Cass., 18 september 1950, R. W. 1950-1951, kol. 541: "Overwegende dat artikell van het K.B. van 1 juni 1934 uitdrukkelijk de beoefening van de tandheelkunde in het Rijk aan ieder persoon verbiedt, die niet kan doen blijken van het bezit van een der in deze bepaling vermelde titels, en namelijk aan hen, die niet houder zijn van het wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde."
(5}
Art. 1 van de wet van 18juli 1946.
(6}
Cass., 19 september 1949, R. W. 1949-1950, kol. 861. Er zij opgemerkt dat de artt. 42 en 43 SWB betreffende de verbeurdverklaring niet toepasselijk zijn op de onwettige uitoefening van de tandheelkunde, vermi ts de bijzondere wet ten, bij afwijkende en autonome bepalingen een speciale verbeurdverklaring hebben ingevoerd. Volgens art. 6 van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging kunnen de geneesmiddelen, toestellen en instrumenten verbeurd verklaard worden; welke dienen of bestemd zijn voor de beoefening van de tandheelkunde, waarvan de eigenaar of de exploitant direct of indirect enige reklame maakt als bedoeld in art. l van die wet.
88
2. BEVOEGDHEID VAN DE TANDARTS
3. De bevoegdheid van de tandarts wordt duidelijk omschreven in art. 3 van het K.B. van 1 juni 1934 : behoren tot de tandheelkunde aile bloedige of onbloedige behandelingen, alsmede de zelfs bijkomende bewerkingen uitgevoerd in de mond der patienten en die tot doel hebben de kauworganen te beschutten, te genezen, recht te zetten of te vervangen ; behandelingen en bewerkingen begrepen in de operatieve tandheelkunde, de mondprothese en orthodontie, die als examenvakken voorzien zijn bij art. 15 van de wet van 21 mei 1929 op het toekennen der academische graden. Dit geldt eveneens voor de diagnosen, die deze behandelingen en bewerkingen voorafgaan. 4. Volgens art. 3 van het K.B. van 1 juni 1934 is de tandarts bevoegd de operatieve tandheelkunde te beoefenen. Nochtans mogen de houders van het bekwaarnheidsgetuigschrift van tandarts, met uitzondering van de tandextractie, geen bloedige opera ties uitvoeren, die tot de heelkunde behoren (art. 5, 1e lid). De houders van het wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde mogen daarentegen aile bloedige bewerkingen uitvoeren, begrepen in de operatieve tandheelkunde, aan de tanden en de daarmee samenhangende weefsels.
5. Aile personen, in art. 1 bevoegd verklaard de tandheelkunde te beoefenen mogen medicamenten voorschrijven, die voorkomen op een lijst, uitgegeven door het Ministerie van Volksgezondheid. Nochtans zullen onder de in art. 1 bedoelde personen, aileen de houders van een licentiaat in de tandheelkunde of van doctor in de genees-, heel- en verloskunde gerechtigd zijn slaap- en verdovingsmiddelen voor te schrijven voor de behandeling van mond- en tandziekten (art. 8). 6. Door art. 5, 3e lid wordt aan de tandarts verboden mondziekten te behandelen, waarvan de therapie tot de algemene geneeskunde behoort (7). Aldus mag de tandarts de mondsymptomen van syfilis, gevaarlijke infecties en kwaadaardige tumor niet behandelen (8). Art. 6 stelt dat de algehele verdoving (anesthesie) slechts mag verricht worden door de doctors in de geneeskunde. De locale verdoving mag wei door de tandarts toegebracht worden. Hoe moet art. 6 begrepen worden ? Moet de doctor in de geneeskunde zelf de algehele verdoving toebrengen of mag de tandarts het doen onder het
(7) Door een a contrario redenering kan men ertoe besluiten dat de tandarts wei mondziekten mag behandelen, waarvan de therapie tot de algemene tandheelkunde behoort, zoals de ziekten van het tandvlees en slijmvliesontsteking. (8) Ministeriele omzendbriefvan 22 september 1934.
89
toezicht en Ieiding van een dokter? Alhoewel een deel van de rechtsleer ( o.a. Ryckmans) de mening is toegedaan dat de tandarts dit zou mogen doen onder toezicht en Ieiding (9), lijkt het logischer deze bevoegdheid tot uitvoeren van de algehele verdoving aan de dokters voor te behouden. Immers, de tekst van art. 6 is zeer duidelijk ( 10) ; bovendien is de anesthesie een medische specialiteit, die best aan anesthesisten wordt overgelaten, rekening houdende met het gevaar en de verantwoordelijkheid die de ingreep met zich kan brengen.
7. De tan darts mag dus alle mondziekten behandelen, zolang de therapie ervan niet tot de algemene geneeskunde behoort. Het bevoegdheidsveld van de tandarts is echter heel belangrijk te noemen : het gaat van de preventieve tandheelkunde tot het operatief ingrijpen. Deze bevoegdheid is des te belangrijker wanneer men bedenkt dat de mondsymptomen veelal tekenen zijn van de gehele lichaamsgesteldheid van de mens. 3. JURIDISCHE KWALIFIKATIE VAN HET TANDHEELKUNDIG BEROEP
8. Het tandheelkundig beroep is een aanneming van werk (louage d'industrie), wanneer de tandarts voor eigen rekening werkt. Dit brengt geen problemen met zich. Aanneming van werk is niet contradictorisch met het presteren van intellectuele arbeid (11). 9. Wanneer echter de tandarts presteert voor rekening van een ziekenhuis ( 12), wordt het probleem moeilijker. Moet de verhouding ziekenhuis tandarts gekwalificeerd worden als een arbeidsovereenkomst? Het antwoord op die vraag is o.m. beslissend voor de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken. Deze kwestie is niet wettelijk geregeld en de overeenkomsten tussen de ziekenhuizen en de tandartsen zijn zo verscheiden dat het moeilijk wordt een eenvormige regeling voor te stellen. Om tot een goed be grip te komen is het
(9) Deze rechtsleer steunt zich op art. 7 van het K.B. van 1 juni 1934 waarbij aan de houders van een der titels, bij dit besluit gemachtigd de tandheelkunde te beoe.fenen, geboden wordt, de handelingen bepaald in art. 3, 4 en 5 persoonlijk uit te voeren. Zie RYCKMANS, X., Les droits et les obligations des medecins, Brussel1954, 548. (10) Art. 6 : "Aileen de doctors in de geneeskunde mogen de algehele verdoving toe brengen voor de tandheelkunqige operaties." (11) DE PAGE, H.;Traite e!ementaire de droit civil beige, t. 4, Brussel1951, 857. (12) Er zij opgemerkt dat de tandarts, die zijn diensten presteert in een ziekenhuis er wettelijk toe gehouden is door art. 8 bis van het K.B. van 9 november 1951 zulks onmiddellijk aan de geneeskundige commissie van zijn ambtsgebied mede te delen.
90
nodig een onderscheid te maken tussen de administratieve en de medische prestaties van de tandarts (13). Wat de administratieve prestaties betreft, werkt de tandarts onder het gezag, de Ieiding en het toezicht van het ziekenhuis. In de uitoefening van zijn medisch beroep is de tandarts echter totaal onafhankelijk. Het ziekenhuis mag zich niet bemoeien met de therapie van de tandarts.
10. Deze theoretische zienswijze schijnt bevestigd te worden door een recent arrest van het Hof van Beroep te Brussel (14), dat in volgende bewoordingen het onderscheid maakt tussen de administratieve en medische prestaties van de tandarts : "Attendu que si D ยท... a ete choisi par A ... et remunere par elle, et s'il se trouvait dans un etat de subordination en ce qui concerne les conditions accessoires ou materielles de son travail, notamment quant aux heures de ses prestations, fixation des rendez-vous et salaire, il jouissait pourtant dans l'exercice de son art et dans le choix des soins, d'une entiere in dependance". 4. DEONTOLOGISCHE ASPEKTEN VAN HET TANDHEELKUNDIG BEROEP
11. De Vereniging der Mond- eri Tandartsen van Belgie (Union des dentistes et stomatologistes) heeft een Code aangenomen voor Plichtenleer voor de Praktijk der Tandheelkunde ( 15). Verschillende bepalingen ervan zijn de tandartsen ook wettelijk opgelegd, o.a. het persoonlijk uitoefenen van het tandheelkundig beroep (art. 2) en het eerbiedigen van het beroepsgeheim (art. 4) (16). Andere bepalingen werden door de rechtspraak bij herhaling bevestigd o.a. dat de beroepshandelingen het kenmerk moeten dragen van de grootste eerlijkheid (art. 3), het zich volledig wijden aan degenen die zich aan zijn zorgen toevertrouwen (art. 1) en de vrijheid van handelen, welke de
(13) VAN GELDER, L., Juridische aspekten van het statuut van de ziekenhuisgeneesheer, in Jura Falconis, 1966-1967, 63. {14) Brussel, 13 maart 1964, J. T. 1964, 706. Zie ook Rb. Namen, 6 juni 1939, Pas. 1941, III, 112 : Het feit dat een dokter zijn onatbankelijkheid bewaart bij de uitoefening van zijn beroep, belet niet dat hij aan een 'louage de travail' kan onderworpen zijn. (15) De Vereniging der Mond- en Tandartsen van Belgie (U.D.S.) is een erkende beroepsvereniging. Zij heeft tot doel het besturen, beschermen en verdedigen van de gemeenschappelijke beroepsbelangen van al haar leden. De U.D.S. strijdt tegen het onwettig uitoefenen van het beroep en verdedigt het tandheelkundig beroep tegen de tandtechnici. De U.D.S. werd in 1926 opgericht. (16) Zie art. 7 van het K.B. van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde en de artt. 254 en 255 WIB.
91
tahdarts uit geneeskundig oogpunt moet behouden, wanneer hij zijn bezoldigde medewerking verleent aan een sociaal organisme (art. 6) (17). De plichtenleer is voor de tandarts van uitzonderlijk belang : niet aileen moet hij gewetensvol presteren overeenkomstig de beginselen van zijn wetenschap ; hij moet bovendien in solidariteit en collegialiteit met de andere practici samenwerken. De kernpunten van de tandheelkundige plichtenleer zijn ongetwijfeld het verbod van publiciteit en de plichten van de tandarts tegenover de zieken en practici. Het verbod van publiciteit vindt zijn deontologische gelding in art. 5 12. van de Code voor Plichtenleer ( 18). Dit beginsel is ook wettelijk verwoord in art. 1 e.v. van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging tot aanvulling van het K.B. van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening van de tandheelkunde. Interessant is het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 17 april 1961 (19) waarbij de PVBA 'Algemeen Tandheelkundig Instituut' schadevergoeding eist voor de rechtbank van haar in dienst genomen tandarts, die zich bedragen toeeigende om de betaling van zijn bezoldiging en haar bijkomstigheden te verzekeren. De eis werd afgewezen omdat het tandheelkundig instituut was opgericht met reklame, verboden bij art. 8 sexies van het K.B. van 9 november 1951 : "Da t dienvolgens de onderneming van appellante strekte tot onwettige uitoefening van de tandheelkunde en dat de tussen partijen gesloten overeenkomst deel uitmaakte van die met de openbare orde strijdige uitoefening." "Overwegende dat, nu de overeenkomst een ongeoorloofde oorzaak heeft en haar dienvolgens geen rechtsgevolg kan toegekend worden, appellante niet slagen kan in haar vordering ... dat de klientele van appellante geronseld werd in strijd met een wettelijke regeling die de openbare orde raakt ; dat de onderneming van appellante, zoals reeds aangetoond, een onwettige uitoefening van de tandheelk:unde tot voorwerp had ; dat haar goederen en diensten werktuigen waren van deze verboden onderneming en dat de bedragen, welke gei'ntimeerde zich toeeigende om de betaling van zijn bezoldiging en haar bijkomstigheden te verzekeren, gekenmerkt zijn als de opbrengst van een strafrechterlijk gesanctioneerde bedrijvigheid." Zowel in art. 8 sexies van het K.B. van 9 november 1951 als in art. 1 van de wet van 15 april 1958 wordt gesteld dat niemand direct of indirect publiciteit mag maken voor het verzorgen of het doen verzorgen door
(17) Brussel, 13 maart 1964,J.T. 1964,706. (18) Art. 5 : "Hij mag door geen enkel publiciteits- of ander middel de aandacbt van bet publiek vestigen, nocb op zijn persoon, noch op de boedanigbeid van zijn werk of methode, nocb bet vak uitoefenen in een inricbting waar dergelijke procedes worden toegepast." (19) Gent, 17 april1961, R. W. 1961-1962, kol. 710.
92
een al dan niet bevoegd persoon van mond- en tandziekten. Een goed voorbeeld van indirecte publiciteit vindt men in een arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 9 mei 1961 (20) : er wordt indirecte publiciteit gemaakt wanneer een tandtechnicus zijn kW:inten door zijn personeel laat begeleiden naar de tandarts.
13. De plich ten van de tan darts tegenover de zieken worden behandeld in de artikelen 8 tot 12 van de Code voor Plichtenleer. Het zijn bepalingen, die gedragen worden door een humane gedachte : hoffelijkheid tegenover de zieken (art. 8), verplichting zijn zorgen niet te weigeren in dringende gevallen (art. 9), eerbied voor de vrijheid van de patient (art. 10), samenwerking met een ander practicus voor het heil van de zieke (art. 11 ), rekening houden met de sociale toestand van de patient bij de aanrekening van zijn honorarium (art. 12) ( 21 ) . De plichten van de tandarts tegenover de andere practici (artikelen 13 tot 25) worden gekenmerkt door solidariteit (o.a. honorarium door zijn collega's vastgesteld niet verlagen, art. 13), eerlijkheid ( o.a. het niet in behandeling nemen van de patient van een ander practicus, art. 14), collegialiteit ( o.a. vermijden van geruchten die de reputatie van collega's zou kunnen schenden, art. 18) (22) en wetenschappelijkheid (art. 25). 5. HET SOCIAAL STATUUT EN SOCIALE VERPLICHTINGEN VAN DE TANDARTS (23)
14. De tandarts die niet in ondergeschikt verband werkt is onderworpen aan het K.B. van 27 juli 1967 dat het sociaal statuut van de zelfstandigen organiseert. Het sticht kassen voor sociale verzekeringen, die belast zijn met het innen van de bijdragen betreffende het pensioen en de kinderbijslag. De zelfstandige practicus (24) zal dus zijn inschrijving vragen in een kas voor sociale verzekeringen (25) voor het verwezenlijken van de wettelijke
(20) Brussel, 9 mei 1961,/.T. 1961,561. (21) Het opvorderen van het honorarium van de tandarts is onderworpen aan de korte verjaringstermijn voorzien bij art. 2272 BW, welke jaar bedraagt.
eeh
(22) Zie de artt. 15, 16, 17, 20, 21 en 24 van de Code voor Plichtenleer. (23) Zie voor het sociaal statuut van de tandarts : Sociale Gids, in Bulletin U.D.S., augustus 1967, nr. 2; Sociale Gids, in Bulletin U.D.S., augustus 1968, nr. 2; Het sociaal statuut van de zelfstandigen, in Bulletin U.D.S., december 1968, nr. 4. (24) Dit K.B. geldt aileen voor de tandarts, welke niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst. (25) Art. 10 van het K.B. van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
93
voorschriften betreffende het pensioen en de kinderbijslag (26). Bovendien moet de tandarts zijn inschrijving vragen in een mutualiteit krachtens de reglementering betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering (groot risico ). Indien de tan darts niet aansluit bij een vrije sociale verzekeringskas, wordt hij ambtshalve aangesloten bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen. De bijdrage voor het pensioen en de kinderbijslag, die elk burgerlijk kwartaal verschuldigd is, wordt uitgedrukt in een percentage van de bedrijfsinkomsten. De bijdrage betreffende de ziekteverzekering (groot risico) wordt forfaitair vastgelegd (27). De familiale uitkeringen (kinderbijslag, geboortevergoeding) werden vastgelegd bij de wet van 10 juni 1937 (28). Voor de uitkeringen inzake rust- en overlevingspensioen geldt het stelsel, georganiseerd door het K.B. van 10 november 1967. De uitkeringen van deze sectoren worden verstrekt door de sociale verzekeringskansen. Het stelsel van uitkeringen betreffende de ziekte- en invaliditeit werd op punt gesteld door het K.B. van 27 december 1967. De kassen voor sociale verzekeringen hebben eveneens als taak de bijdragen ervan te innen, maar de uitkeringen in het kader van deze sector blijven door de mutualistische organismen verzekerd.
15. Tandartsen, die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, zijn onderworpen aan het sociaal statuut der gesalarieerden, wanneer zij verbonden zijn door een contract, waarbij hen elke andere beroepsactiviteit verboden wordt. 16. Wanneer de tandarts met personeel werkt (bedienden, arbeiders of dienstboden) zal hij onderworpen zijn aan de talrijke sociale en arbeidswetten en besluiten die de tewerkstelling van het personeel regelen (29). Van zodra er bij een tandarts personeel tewerkgesteld is zal hij een inschrijving vragen bij het Rijksfonds voor Maatschappelijke Zekerheid en bij een Compensatiekas voor Gezinsvergoedingen voor loontrekkenden (30). Het
(26) Zie Droit social, in Les Novelles, Brussel 1960, deel III, nrs. 1174, 1192, 1537, 1542, 1543. (27) Zieart.11 e.v.vanhetK.B.van27juli 1967. (28) Zie art. 3 van de wet van 10 juni 1937 tot uitbreiding van de kindertoeslagen tot de werkgevers en tot de niet-loontrekkenden. (29) Aldus zal voor bedienden, arbeiders en dienstboden respectievelijk de arbeidsovereenkomst voor bedienden, arbeiders en dienstboden gelden. De bedienden bij de practici in dienst ressorteren onder de Aanvullende Paritaire Commissie voor bedienden ; voor het personeel van de tandheelkundige prothese (tandtechnici) bestaat er een Paritaire Commissie der Gezondheidsdiensten. (30) Er zij opgemerkt dat deze Compensatiekas voor Kinderbijslag niet mag verward worden met de Onderlinge Kas voor Kinderbijslag (cfr. supra) waarbij de werkgever, in zijn hoedanigheid van niet-loontrekkende, moet aangesloten zijn.
94
is namelijk ten opzichte van het R.M.Z. dat de tandarts-werkgever zijn verplichtingen, voortspruitend uit de maatschappelijke wetten moet nakomen. De bijdrage van de werkgevers en werknemers worden om de drie maanden aan het R.M.Z. overgemaakt en de betaling moet gedaan worden ten laatste op het einde van de maand, die volgt op het trimester. De bijdragen worden uitgedrukt in een percent op het bedrag van de door de werkgever verschuldigde brutolonen. De bijdrage voor de maatschappelijke zekerheid zal door de 'practicus bij de betaling van het loon afgehouden worden op het brutobedrag van de wedde. De practicus-werkgever zal ook een verzekering-wet tegen arbeidsongevallen aangaan bij een daarvoor aangenomen organisme, ofwel zal hij een jaarlijkse bijdrage storten in het 'Waarborgfonds' (31). Ook de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen is op hem van toepassing (32). De tandarts zal tenslotte de werknemer inschrijven in het 'personeelsregister' en een 'individuele rekening' van iedere werknemer opstellen (33).
6. DE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE TANDARTS
17. De verbintenis tussen de tandarts en een patient is een onbenoemde overeenkomst, wegens gebrek aan een wettelijke regeling (34). De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de tandarts is dus een contractuele aansprakelijkheid. Het criterium is de culpa levis in abstracto. De practicus zal steeds aansprakelijk zijn voor grove fouten of voor een manifeste onwetendheid betreffende fundamentele regels van zijn kunst (35) of voor een experiment dat hij ondernomen heeft zonder wetenschappelijke voorstudie of uit curiositeit. Aldus zal de tandarts niet aansprakelijk zijn voor onvoorziene omstandigheden, zoals het breken van de injectienaald. Voor het plaatsen van een prothese zal hij gedurende een redelijke tijd aansprakelijk zijn, rekening houdende met de bestaande toestanden (36). Het Iaten zitten van tandwortels
(31) Het 'Waarborgfonds' werd opgericht ten gunste van de arbeidsongevallen waar de patroon niet solvabel is. De bijdrage ontslaat de tandarts niet van het herstel der schade voortspruitend uit een arbeidsongeval. Hij heeft er dus aile voordeel bij een verzekering-wet aan te gaan. (32) Art. 4 van de wet van 8 april i 965. (33) K.B. van 12 november 1952 betreffende de vereenvoudiging der documenten waarvan het bijhouden door de sociale wetgeving opgelegd is (artt. 1, 2, 5,6). (34) DE PAGE, H., Traite elementaire de droit civil beige, t. 4, Brussel1951, 873. (35) vanden AVYLE, G., Recueil de Monographies Professionelles, Editions Vioburo, 1965, 310. (36) Luik, 25 februari 1938, J.P. Liege, 1938, 303.
95
bij de plaatsing van een prothese is een zware fout in hoofde van de tandarts, die voor deze fout burgerrechtelijk aansprakelijk is, zelfs als hij, wa t zijn administratieve prestaties betreft, in ondergeschikt verb and werkt ( 37). De tandarts is, bij het trekken van een wijsheidstand en een wortel uit het linker onderkaaksbeen aansprakelijk voor de longontsteking, ontstaan ten gevolge van zijn nalatigheid bij het verwijderen van de tandwortel. De bewijslast zal steeds op de patient liggen, aangezien de verbintenis van de tandarts een middelverbintenis is. De practicus kan zich natuurlijk Iaten verzekeren voor burgerlijke aansprakelijkheid. Tach zij erop gewezen dat de verzekering slechts die accidenten dekt, die optreden bij het wettelijk uitoefenen van het tandheelkundig beroep ( 39).
18. Er zij volledigheidshalve oak opgemerkt dat de tandarts strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld op grand van art. 418 SWB wegens het toebrengen van onvrijwillige slagen en verwondingen.
7. HET FISCAAL STA TUUT VAN DE TANDARTS ( 40)
19. Op fiscaal gebied volgen de tandartsen, wanneer zij niet verbonden zijn met een ziekenhuisinstelling, het regime van de vrije beroepen ( 41). Iedere accessoire bezigheid, zoals het verkopen van medicamenten en kunsttanden,
(37) Brussel, 13 maart 1964, J.T. 1964, 706: "Attendu qu'a !'audience !'expert a precise qu 'une pro these ne pouvait etre placee avant I' extraction des racines ; qu'une racine restant dans la bouche devient un corps etranger et que s'il arrive que l'on puisse briser une dent, on ne peut laisser de racine ; Attendu que les fautes commises parD ... sont demeurees etablies devant la cour et qu'il existe un lien de necessaire causalite entre ces fautes et les dommages subi par la partie civile." Contre : DALCQ, R., Traite de Ia responsabilite civile, Brussel 1967, t.l, nrs. 1143, 1145 en 1146. (38) Luik, 14 november 1958, J.T. 1959, 388 en Bulletin U.D.S., oktober 1959, nr. 3, blz. 105 : "Overwegende, in die voorwaarden, dat zonder te willen voorhouden dat de verdachte een fout beging, door niet alle en ieder van de door de deskundige aanbevolen voorzorgen te nemen, zijn houding nochtans op een schuldige onachtzaamheid en een foutieve nalatigheid in het uitoefenen van zijn beroep duidt, waarvan de verdach te zich ten valle rekenschap geeft, vermi ts hij zelf verklaarde, dat hij voortaan dub bel voorzichtig zou zijn." (39) vanden AVYLE, G., Recueil de Monographies Professionelles, Editions Vioburo, 1965,311. (40) Zie Fiscale Gids, in Bulletin U.D.S., augustus 1966, nr. 2 ; Fiscale Gids, oppuntstelling, in Bulletin U.D.S., oktober 1968, nr. 3. (41) Le Guide fiscal permanent, juni 1966, nr. 53/106.
96
volgt het hoofdberoep, omdat de tandarts niet kan beschouwd worden als een koopman ( 42). Het belastbaar inkomen van de tandarts wordt gevormd door de gezamenlijke netto-inkomsten van de a) inkomsten uit onroerende goederen, b) inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, c) bedrijfsinkomsten en d) diverse inkomsten ( 43). De bedrijfsinkomsten zijn de baten, welke rechtstreeks of onrechtstreeks voortkomen uit de activiteit van het vrije tandheelkundig beroep ( 44). Die baten worden vastgesteld door van het totale bedrag der ontvangsten de uitgaven af te trekken, die aan het uitoefenen van het beroep eigen zijn ( 45). Buiten de inkomsten die rechtstreeks voortvloeien uit het uitoefenen van het beroep worden eveneens als bedrijfsinkomsten beschouwd : a) meerwaarden ( 46) verwezenlijkt gedurende het uitoefenen van het beroep of bij gelegenheid van het eindigen van de beroepsactiviteit op de bedrijfsbezittingen en b) vergoedingen van aile aard, verkregen ter vergoeding van een vermindering van de beroepsactiviteit of ter vergoeding van een tijdelijk verlies van winsten. Als uitgaven of lasten worden diegene beschouwd, die de belastingplichtige verantwoordt tijdens het belastbaar tijdperk te hebben gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Het zijn die uitgaven of lasten, die tijdens dat tijdperk werkelijk werden betaald of
(42) Le Guide fiscal permanent, juni 1966, nr. 53/105b: "En effet, Ia profession de medecin ou de dentiste ne remet aucun caractere commercial et Ia vente titre accessoire, de produits medicaux ou de protheses dentaires par les titulaires d'une telle profession ne sort pas du cadre de celle-ci." De tan dart sen zijn dus niet onderworpen aan de bevoegdheid van de handelsrech tbank : een tandheelkundig kabinet kan dan ook niet beschouwd worden als een handelszaak (Zie Paris, 28 juli 1922, D.P., 1922, II, 174). Nochtans kan de tandarts in sommige uitzonderlijke gevallen wei als een handelaar beschouwd worden. Zie hiervoor RYCKMANS, X., Les droits et les obligations des medecins, Brussel 1954, 552: "Le dentiste doit done etre considen! comme un commen;ant des le moment ou il vend ses produits, en dehors d'un exercice effectif de l'art dentaire, atout venant, car dans ce cas les operations de caractere mercantile auxquelles il se livre ne forment plus l'accessoire de sa profession, mais constituent son activite principale."
a
(43) Art. 6 WIB, K.B. van 26 februari 1964 tot coordinatie van de wetsbepalingen betreffende de inkomstenbelastingen. (44) Art. 20 WIB. (45) Art. 30 WIB. (46) Onder 'meerwaarden' verstaat men de winsten, die men verwezenlijkt bij de verkoop van een bedrijfsbezitting. Voor het beroep van de tandarts betreft het aileen de meerwaarden verwezenlijkt door de verkoop van materieel of van een wagen, die een belastbare meerwaarde zouden kunnen meebrengen.
97
gedragen, of het karakter van vaststaande schulden of verliezen hebben verworven en als zodanig werden geboekt ( 47). Het suppletieve artikel 51 WIB (in de tekst staat : bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens), betreffende de forfaitaire aftrek van de bedrijfslasten is ook van toepassing op de tandarts.
20. In geval van niet-akkoord nopens het belastbaar inkomen, biedt artikel 254 WIB de mogelijkheid de aangifte van personen die krachtens een wettelijk ingestelde tucht tot het beroepsgeheirn gehouden zijn ( 48) voor te leggen aan een comite dat de controleur bij de voorgenomen taxatie van advies kan dienen ( 49). Binnen de tien dagen na toezending stuurt het cornite van advies het dossier aan de controleur terug met een met redenen omkleed advies(SO). Het advies heeft niet de waarde van een wettelijk vermoeden, zoals het advies van de fiscale commissie. Ofschoon de wet dus geen bepaalde waarde aan het advies van voren bedoeld cornite toekent, toch is het niet betwistbaar dat de bewijskracht ervan een feitelijk vermoeden kan vormen en dat dit vermoeden, wanneer het voldoende overtuigend is, als bewijs volstaat. 21. Volgens art. 226 WIB moet de tan darts voor commissielonen, bezoldigingen, terugbetalingen van kosten of andere beroepsontvangsten, een gedagtekend en ondertekend ontvangstbewijs afleveren dat gelijktijdig in origineel en duplo wordt opgesteld en dat getrokken wordt uit een boekje waarvan het model en de wijze waarop de bedoelde belastingsplichtige ervan wordt voorzien, vastgelegd worden door de Minister van Financien. Bovendien moet de tandarts een dagregister bijhouden waarin hij aile uitgaven en al de ontvangsten van zijn beroepsactiviteit inschrijft.
( 4 7) Art. 44 WIB. In art. 45 WIB worden een aantal specifieke bedrijfslasten opgesomd. Zie ook Fiscale Gids, Bulletin U.D.S., augustus 1966, nr. 2, biz. 15 en 16. (48) Cfr. Code voor Plichtenleer voor de Praktijk der Tandheelkunde, aangenomen door de Vereniging der Mond- en Tandartsen van Belgie, art. 4 : "Hij moet de door hem toegekende zorgen of gelijk welke vaststelling door hem gedaan bij de verzorging, geheim houden ; hetzelfde geldt voor iedere vertrouwelijke mededeling, van persoonlijke aard, waarvan de patient hem tijdens de behandeling zou in kennis gesteld hebben. Hij mag van dit geheim door geen enkele autoriteit ontbonden worden." (49) Zie Com. IB, Vestiging en Invordering, art. 251-299. Indien de practicus de wijziging, voorgesteld door de controleur niet aanvaardt, beschikt hij over een termijn van 20 dagen om de argtimenten van de controleur te weerleggen. Indien hij dat niet doet, gebeurt de aanslag van ambtswege. Voor het verval van de gestelde tijd van 20 dagen, zal de practicus vragen dat het geval voorgelegd wordt aan het Comite van Advies of aan een Fiscale Commissie. (50) Art. 255 WIB.
98
22. Tandartsen, die verbonden zijn aan ziekenhuisinstellingen, zijn onderworpen aan het fiscaal statuut der gesalarieerden, wanneer zij verbonden zijn door een contract. waarbij hen elke andere beroepsactiviteit verboden wordt(51). 8. BESLUIT
23. De tandheelkunde is een medisch beroep, dat door de tandarts op eervolle wijze moet beoefend worden. Hij zal op een wetenschappelijke wijze zijn patienten verzorgen en zijn beroepsverantwoordelijkheid opnemen. De practicus is onderworpen aan de wettelijke bepalingen en inzonder aan het K.B. van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde ; het K .B. van 9 november 1951 en de wet van 15 april 19 58 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging. Aldus zullen aile overeenkomsten, gesloten tussen een tandarts en tandtechnicus, die tot doel hebben de wettelijke verplichtingen te omzeilen nietig zijn, want strijdig met de openbare orde (52). De tandarts verplicht zich tevens, door aan te sluiten bij de erkende beroepsvereniging (U.D.S.) de Code voor Plichtenleer, welke opkomt voor beroepssolidariteit en collegialiteit, na te Ieven. Er zij tenslotte op gewezen dat al deze bepalingen betreffende de tandheelkunde, zowel wettelijke als deontologische, het juridische kader vormen waarin het tandheelkundig beroep, in haar sociaal-medische opdracht, beoefend wordt.
(51) Le Guide fiscal permanent, juni 1966, nr. 53/106a. (52) R YCKMANS, X., Les droits et les obligations des medecins, Brussel 1954, 549.
99