Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
ITS in
perspectief
2012
www.ru.nl/its
Profiel ITS ITS is een onafhankelijk instituut verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen Onze missie is om met sociaal-wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Het instituut is gespecialiseerd in sociaal-wetenschappelijk onderzoek, beleidsadvisering en kennisoverdracht. In de 48 jaar dat het instituut bestaat, is veel onderzoekservaring opgedaan op het gebied van onderwijs, arbeid, mobiliteit, veiligheid, zorg en welzijn. Daarnaast beschikt het ITS over geavanceerde faciliteiten voor dataverzameling en -management.
De expertise van het ITS
Opdrachtgevers
- Probleemverheldering op basis van kwalitatief en kwantitatief
Het ITS werkt in opdracht van o.a.: - Landelijke overheid, provincies en gemeenten;
onderzoek. - Beleidsonderzoek voor een uitgebalanceerde afweging van beleidsalternatieven. - Evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van beleidsmaat-
- Werkgevers- en werknemersorganisaties; - Schoolbesturen in het basis-, voortgezet en beroepsonderwijs; - Zorginstellingen;
regelen.
- Universiteiten en hogescholen;
- Advies over de implementatie van beleid op basis van (ITS-)
- Europese Unie.
onderzoek. - Ontwikkeling van voorlichtings- en trainingsprogramma’s.
Gedragscode Statistiek en Onderzoek
- Dataverzameling en -management.
De belangen van deelnemers aan onderzoek worden beschermd door de gedragscode Statistiek en Onderzoek. Met deze gedrags-
Medewerkers
code wordt voldaan aan de eisen die de Wet op de Bescherming
Het ITS telt 55 medewerkers. De uiteenlopende thema’s
van Persoonsgegevens (WBP) stelt aan de bescherming van
waarmee het ITS te maken heeft, vragen om een gevarieerd
privacygevoelige gegevens.
onderzoekerprofiel. Medewerkers van het ITS zijn afkomstig uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals
Het ITS is lid van de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO).
sociologie, psychologie, onderwijskunde, pedagogiek,
Voor meer informatie, zie www.beleidsonderzoek.nl.
gezondheidswetenschappen en economie.
Het ITS is geaccrediteerd voor het uitvoeren van klantervaringsonderzoek in de zorg (CQI).
Colofon Postadres: Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen Bezoekadres: Toernooiveld 212, Nijmegen Website: www.ru.nl/its Telefoon: 024-3653500 Fax: 024-3653599
Eindredactie: Foto omslag: Foto’s binnenwerk: Grafische vormgeving: Druk:
Tekstbureau Hermsen Schrijfwerk Rian van Leeuwen Flip Franssen, Twan Verrijt & Nationale Beeldbank Yvonne Meeuwsen Van Eck & Oosterink communicatieregisseurs
© 2013 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Het ITS is ISO 9001 gecertificeerd door SGS Systems & Service Certification
Drie vragen, de één belangrijker dan de ander Had u graag over de beleving van bestuurlijke drukte willen lezen of over toekomstverkenningen in het beleidsonderzoek? Dan kunt u op uw wenken bediend worden. Niet in dit jaarverslag, maar in het digitale tijdschrift beleidsonderzoekonline.nl, gestart in 2012. Het is één van de initiatieven die van harte wordt gesteund door de Vereniging van Beleidsonderzoek (VBO), waarbij de voornaamste beleidsonderzoeksbureaus in Nederland zijn aangesloten. Ik maak er – het ITS heeft geen aandelen – graag reclame voor.
O
Dat onderzoeksbudgetten dalen is rationeel, wanneer tegelijkerok de door VBO
tijd de behoefte aan nieuwe informatie afneemt. Dat laatste lijkt
georganiseerde bran-
echter (nog) niet het geval. Wel wijzigt soms de adressering van
cheverkenning is voor
de onderzoeksaanvragen. Meer in de richting van de lectoraten
gebruikers van beleidsonder-
aan de hogescholen bijvoorbeeld, die dan af en toe het ITS inhu-
zoek erg informatief. Het rap-
ren voor een uitwerking. En meer specifiek voor het onderwijs,
port vindt u op de website van
vaker in de richting van NWO. Daar is inmiddels het Nationaal
de VBO: beleidsonderzoek.nl.
Regieorgaan Onderwijsonderzoek geplaatst, dat onder meer als
De verkenning maakt duidelijk
taak heeft om het praktijkgeoriënteerde onderzoek beter in te
dat VBO-bureaus beter scoren
richten. Dat is ook voor het ITS een inspirerende uitdaging, want
dan andere aanbieders van
de aandacht voor onderwijsonderzoek is al sinds 1965 in ruime
beleidsonderzoek bij de bruik-
mate aanwezig op ons instituut. De thema’s wisselen uiteraard.
baarheid van producten en de
Plusonderwijs en excellentie staan nu meer in de belangstelling
kwaliteit van rapportages. Voor
dan voorheen, in dit jaarverslag hebben we er extra ruimte voor
de goede orde: dat bedenken de VBO-bureaus niet zelf, maar is
ingeruimd. En ook de integrale kindcentra zullen straks vaker
de uitkomst van een enquête onder opdrachtgevers en gebrui-
gaan opduiken in onderzoek. Veel processen en structuren in
kers. Neemt u eens een kijkje op beide websites?
het onderwijs wijzigen echter maar langzaam en soms is er meer sprake van bestuurlijke drukte dan van een slagvaardige aanpak.
lezenswaardige producten uit onze branche, maar terugkijkend
De ruime ervaring van ITS’ers met onderzoek en advies op het
op 2012 er is weinig aanleiding voor een ‘Halleluja voor beleids-
terrein van onderwijs, zorg, arbeid, veiligheid en sociaal beleid
onderzoek’. Een van de oudste VBO-bureaus, het IVA, beëindigde
bied ik u graag aan. Om dat wat echt vernieuwend kan zijn te
zijn werkzaamheden en alle leden kregen te maken met de nega-
analyseren, maar ook om nieuwe vlaggen op oudere ladingen
tieve effecten van een aanhoudende recessie. De grootscheepse
goed te duiden. Of om samen met u de toekomst te verkennen
bezuinigingen (soms alleen aangekondigd, soms al in uitvoering)
van uw organisatie, branche of doelgroep. Daarover (of over
raken de budgetten van veel opdrachtgevers: besturen in het
een andere vraag die u bezighoudt) voeren wij graag een goed
onderwijs en de zorg, brancheorganisaties, bedrijven, de over-
gesprek. Neemt u met ons contact op?
heid op nationaal en regionaal niveau. Ook het ITS merkte het, al zijn wij vanwege de uitbreiding met de tak EvaluatieService in
ITS i n p er s p ec t i e f
Het nieuwe digitale tijdschrift en de website van de VBO zijn
Ik wens u veel leesplezier.
omvang toegenomen. Verderop leest u hier meer over. Tegen de trend in verwachten wij ook in 2013 nog licht te groeien vanwege
Jeroen Winkels |
[email protected]
projecten over de arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen.
Directeur
Soms zijn daarbij de onderzoeksvragen expliciet gerelateerd aan de huidige conjunctuur.
1
Onderwijs
Excellent onderwijs Lange tijd concentreerde het Nederlands onderwijsbeleid zich sterk op het aanpakken van onderwijsachterstanden van zwak presterende leerlingen. Zowel in het basis- als voorgezet onderwijs groeit echter de aandacht voor leerlingen die juist boven het maaiveld uitsteken, de zogenaamde excellente leerlingen. Het ITS doet al jaren veel onderzoek naar excellentie in het onderwijs, met Ton Mooij als grote kartrekker. Mooij gaat dit jaar met pensioen. Een goede reden om extra aandacht te besteden aan dit onderwerp.
Excellent onderwijs
Kennis uit de kast Het ITS werkt mee aan twee projecten waarbij kinderen basisonderwijs krijgen op hun eigen niveau. Doelgroep zijn hoogbegaafde en excellente leerlingen. In het innovatieve onderwijssysteem heeft een kast een prominente plaats.
I
n ons reguliere onderwijssysteem worden de betere leerlin-
Ingrijpende verandering
gen vaak niet genoeg uitgedaagd en gezien. Bekend is dat dit
Invoeren van dit nieuwe onderwijssysteem is behoorlijk ingrij-
vroeg of laat kan leiden tot onderpresteren, probleemgedrag
pend voor scholen. Het loslaten van de hoogbegaafde en excel-
of motivatieverlies. Om recht te doen aan het niveau van de
lente leerlingen is nieuw voor leerkrachten en vereist een andere
‘hoogvliegers’ – zo’n 10 procent van alle leerlingen – is ander
aanpak. Dit zorgt begrijpelijkerwijs voor weerstand. Veel scholen
onderwijs nodig. Het ITS helpt mee om een innovatief systeem
denken dat het nieuwe systeem organisatorisch niet in te pas-
in te voeren op basisscholen, met niveaugestuurd in plaats van
sen is of dat er te weinig mankracht is. Ook wordt gedacht dat
jaargestuurd onderwijs. Dit gebeurt met twee projecten: Excel
het niet wordt goedgekeurd door de onderwijsinspectie. Maar
Kwadraat en Leonardo (zie kader). De eerste stap daarbij is
bij deelnemende scholen verdwijnen aanvankelijke angsten snel
vaststellen wat het niveau van de leerling is. Dit gebeurt bij bin-
en maken plaats voor enorm enthousiasme en veel inzet van
nenkomst in groep 1 met screening, observaties, peilingsspellen
leerkrachten en leerlingen. Dit wordt ondersteund met de onder-
en genormeerde toetsen. Nadat het niveau is vastgesteld, kan
zoekscijfers: de theorie werkt in de praktijk.
het kind starten met de reken- en taallessen. Vaak is dat dus op een hoger niveau dan gemiddeld. Leerlingen in groep 1 kunnen
Leonardo en Excel Kwadraat
bijvoorbeeld beginnen met materiaal uit groep 2, maar soms ook
Het Leonardo-project is bedoeld voor Leonardoscholen.
uit groep 3 en 4, of zelfs verder. Dit is steeds per vak bepaald.
Dit zijn scholen voor hoogbegaafde leerlingen met speciale aandacht voor creativiteit, competenties, motivatie en kennis delen. Het project Excel Kwadraat vindt plaats in de onder-
Bij scholen maakt weerstand
bouw van reguliere basisscholen, met de nadruk op de betere (of excellente) leerlingen. De twee projecten zijn opgezet
snel plaats voor enorm
in opdracht van het ministerie van OCW, in het kader van Onderwijs Bewijs. De rol van het ITS bestaat uit twee delen:
enthousiasme
begeleiden van het proces en meten van de resultaten. De begeleiding omvat trainingssessies op scholen, waarin de
De kast centraal
senteren. Ook levert het ITS de screening en de vragenlijs-
In dit nieuwe systeem staat niet het schoolbord centraal, maar
ten, en analyseert deze. Het succes van de projecten wordt
een kast met kennis. De kastindeling is simpel. Materialen zijn
gemeten met verandering op sociaal-emotionele gebieden:
per vak geordend van makkelijk naar moeilijk en voorzien van
werkhouding, sociaal gedrag, emotioneel gedrag, en (onder)
een sticker met bijvoorbeeld een cijfer en puntjes erop. Dit
presteren. Ook worden leerkrachten om reacties gevraagd.
geeft aan waar het materiaal in de kast moet staan en van welk niveau het is. De leerling pakt steeds zelf de leermaterialen van de juiste plank en bouwt zo in eigen tempo aan het kennis- en
Meer informatie: Amber Walraven |
[email protected]
vaardighedenniveau. Leerkrachten krijgen een nieuwe rol: meer
begeleidend en minder sturend. In die nieuwe rol moeten ze ver-
Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
stand hebben van diagnostiek, kennis hebben van leerlijnen en
Wetenschap
O n d erw i j s
theorie wordt besproken, en scholen hun vorderingen pre-
Elma Dijkstra |
[email protected]
speel- en leermaterialen kunnen koppelen aan het niveau van het kind. Het ITS begeleidt de leerkrachten hierin.
3
Excellent onderwijs
Plusonderwijs zelden hetzelfde Het ITS heeft voor het Platform Bèta Techniek een onderzoek uitgevoerd naar de plusarrangementen die vwo-scholen aanbieden aan hun excellente leerlingen. Een kernconclusie is dat de term plusarrangement vele ladingen dekt. Daardoor is het lastig vast te stellen wie de typische plusdeelnemer is.
E
xcellentie & Hoogbegaafdheid vormen een belangrijk kernthema in het overheidsbeleid. Vwo-scholen nemen dit serieus en proberen hun excellente leerlingen beter
te bedienen. Maar de wijze waarop varieert. Plusarrangementen voor excellente leerlingen zijn er in vele soorten en maten. Wat ze gemeen hebben, is dat ze bestemd zijn voor de ‘betere’ vwo-leerling. Via weglating of indikking van de reguliere lesstof (‘compacten’) wordt ruimte gecreëerd die besteed kan worden aan verdieping of verbreding. Maar daarmee zijn de belangrijkste overeenkomsten wel benoemd. Organisatie arrangement Sommige scholen hebben individuele arrangementen, waarin de leerling tijdens bepaalde lesuren de reguliere klas verlaat om aan eigen opdrachten en activiteiten te werken. Dit varieert van één tot wel tien uur per week. Op andere scholen zitten de plusdeelnemers het hele schooljaar bij elkaar in een aparte plusklas met extra onderwijsaanbod en activiteiten. Ook zijn er scholen met een deeltijdplusklas, waarin de deelnemers een deel van de week
deel uit van de selectieprocedure. Een gevolg is dat de doelgroep
samen onderwijs volgen, en de rest van de tijd in een reguliere
zowel kan bestaan uit slimme, hoog gemotiveerde ‘overachie-
klas zitten.
vers’, als uit ‘klassieke’ hoogbegaafden die door gebrek aan uitdaging juist ongemotiveerd zijn geraakt.
O n d erw i j s
Inhoud Ook het compacten is overal anders. Soms gaat dit samen met
Typische plusdeelnemer?
een compleet ander, thematisch en vakoverstijgend georgani-
Het is lastig vast te stellen wie nu de typische plusdeelnemer
seerd onderwijsaanbod. Elders staan wel de bekende vakken op
en dus de excellente leerling is en op welke kenmerken en
het rooster, maar deze worden in minder lesuren aangeboden.
sociaal-emotionele terreinen deze verschilt van de gewone vwo-
De verdieping en verbreding heeft op sommige scholen betrek-
leerling. Toch heeft het onderzoek het nodige in kaart gebracht.
king op activiteiten naar keuze, zoals een vreemde taal leren, een
Zo zijn jongens oververtegenwoordigd onder de plusdeelnemers.
muziekinstrument leren bespelen of een film maken. Op andere
Momenteel verlaten jongens vaker tussentijds het vwo dan
scholen richt men zich op één cognitief gebied, zoals bètavakken
meisjes. Met hulp van de plusarrangementen kan deze zorgelijke
of vreemde talen. Ook zijn er scholen die het ontwikkelen van
trend wellicht worden omgebogen.
algemene vaardigheden als hoofddoel beschouwen, zoals samen-
Meer onderzoek is nodig, liefst op scholen met een homo-
werken, presenteren of onderzoeken.
geen plusarrangement waar deelnemers vanaf de start worden gevolgd. Zodat het effect van het arrangement op prestaties en
Selectie leerlingen
houdingen nauwkeuriger kan worden bepaald.
Tenslotte blijken de scholen zeer verschillende criteria te hanteren voor het selecteren van plusdeelnemers. Het kan gaan om
Meer informatie: Annemarie van Langen |
[email protected]
een hoge Cito-score, een hoge IQ-score, allebei deze criteria
Opdrachtgever: Platform Bèta Techniek
of juist geen van beide. Ook het advies van de basisschool, een motivatietest of een intakegesprek maken in wisselende mate
4
Geen broodje aap bij afscheid Ton Mooij
Excellent onderwijs
Ton Mooij nam op 11 januari 2013 afscheid van het ITS met het symposium ‘Onderzoek en leren in pedagogisch perspectief’. Officieel mag Mooij op zijn lauweren rusten. Maar hij blijft zich ook na zijn pensioen inzetten voor een onderwijssysteem dat meer recht doet aan het individu. Met alleen zinvolle verhalen, geen broodje aap.
“
W
ie hier vandaag komt voor liedjes, speeches, per-
Broodje aap
soonlijke ontboezemingen of gefotoshopte diavoor-
Paul Kirschner, collega-hoogleraar aan de Open Universiteit,
stellingen over Ton is aan het verkeerde adres.” Zo
onderschrijft dit praktijkvoorbeeld: “Ton verkoopt geen broodje
opent Jeroen Winkels, directeur van het ITS, het afscheidssympo-
aap. Aan onzinverhalen doet hij niet.” Ook roemt Kirschner
sium in De Vereeniging in Nijmegen. Winkels: “Deze middag gaat
de nuchterheid waarmee Mooij zijn werk doet. Michel Hoppe,
over de inhoud en niet de persoon. Een uitdrukkelijke wens van
beleidsmedewerker bij het ministerie van OCW, komt Mooij al
Ton.” Inhoud is er genoeg, want Mooij heeft zich wetenschap-
jaren tegen in de rol van adviseur. Hij prijst zijn kalme en solide
pelijk flink geroerd in krap 40 jaar tijd. Of zoals Winkels het zegt:
karakter: “Ton blijft altijd trouw aan zijn mening. Die hij steevast
“Ton Mooij is van vele markten thuis en weet al die kraampjes
gedegen onderbouwt met cijfers.”
met marktlui en bezoekers op inspirerende wijze te combineren.” Een greep uit zijn onderzoekskoopwaar: schoolveiligheid, pestge-
Laatste woord
drag, onderwijs voor excellente leerlingen en internetgebaseerd
Mooij heeft zelf het laatste woord. In zijn afscheidsrede bena-
leren. Het sprekersassortiment tekent de veelzijdigheid van
drukt hij nog eens dat het Nederlands onderwijssysteem te veel
Mooij. De vijf mensen die het podium beklimmen komen uit het
uitgaat van de gemiddelde leerling. Dat blijkt ook uit internatio-
onderzoek, de jeugdzorg, de onderwijspraktijk en van het minis-
naal onderzoek, want door die nivellering heeft ons land relatief
terie van OCW.
weinig topleerlingen. Mooij: “Ons schoolsysteem is zo ingericht
Geen boekenkastkennis
naar achteren. Aandacht voor de slecht presterende leerling is
Goed wetenschappelijk onderzoek eindigt in de praktijk, niet in
natuurlijk goed. Maar het wordt nu echt tijd dat in Nederland
een boekenkast met een laag stof eroverheen. Het verhaal van
ook de groep die er bovenuit steekt erkenning krijgt. Cognitieve
Marja van der Heijden, leerkracht groep 1 en 2 van de Brederode
hoogbegaafdheid moet geen vloek zijn, maar een zegen.”
Daltonschool in Santpoort-Zuid, is tekenend voor de praktijkge-
Mooij gaat het wat rustiger aandoen. Geen verplichte taken
richtheid van Mooij. Op haar school gebruiken ze sinds twee jaar
meer, alleen nog doen wat hij ‘leuk’ en interessant vindt. Maar
zijn screeningsmethode voor hoogbegaafde leerlingen. Van der
eerst wat verjaarde verlofdagen opnemen. Daarna is er nog volop
Heijden: “Met eigen ogen heb ik gezien dat veel hoogbegaafde
tijd voor schrijven en onderzoek doen. Waarbij de banden tus-
leerlingen vastlopen. Kinderen die in groep 1 voorloper zijn, heb-
sen Radboud Universiteit en Open Universiteit zullen blijven
ben die voorsprong in groep 6 verloren of lopen zelfs achter. Hun
bestaan.
enthousiasme voor school en voor het ontdekken van de wereld om hen heen verdwijnt.” Tegen die tijd is het vaak te laat om te
Geboren:
14 juni 1948 te Limmen (NH)
achterhalen waar het probleem precies zit. Veel van deze leer-
Functies:
Bijzonder hoogleraar onderwijs-
lingen worden gepest en kunnen zelfs neerslachtig worden. Van
technologie, Open Universiteit (vanaf 2006)
der Heijden roemt Mooij om zijn bijdrage bij het oplossen van dit
Onderzoeker, sectormanager en adviseur
probleem: “De vroege signalering door screening op vierjarige
onderwijs en leren, ITS (vanaf 1974)
leeftijd waarbij je kunt bepalen op welk niveau een kind werke-
Gepromoveerd: Sociale Wetenschappen, Radboud Universiteit
lijk zit, is een schot in de roos. We kunnen nu direct onderwijs aanbieden dat past bij het kind. En dat kan zo in zijn eigen tempo
Nijmegen (1987) Opleiding:
doorgroeien.”
Psychologie, Vrije Universiteit Amsterdam (1968-1974)
Hobby´s
Auteur: Jan Hermsen
O n d erw i j s
dat achterlopers naar voren worden getrokken, en voorlopers
(Kunst)schilderen, wandelen, lezen, onderzoek doen, gedichten schrijven, natuur beleven
5
Leraren vinden het nog niet Passend Het speciaal onderwijs is te druk bezet. De overheid wil daarom meer leerlingen in het reguliere onderwijs houden. De invoering van Passend onderwijs in 2014 moet hiervoor zorgen. Maar nog niet alle leraren in het reguliere onderwijs lijken hier klaar voor.
I
n Nederland volgt ruim 4 procent van de basisschoolleer-
klas aanvullende zorg of ondersteuning nodig heeft. Dat zijn niet
lingen speciaal onderwijs, het Europees gemiddelde ligt op
alleen leerlingen die naar het speciaal onderwijs zouden moeten
2 procent. De overheid probeert al ruim twintig jaar het
of een rugzakje hebben. Dat zijn ook leerlingen met bijvoorbeeld
percentage naar beneden te halen, zonder veel succes. Met de
dyslexie, adhd, sociaal-emotionele problemen of kinderen die
komst van het Passend onderwijs moet dit nu wel gaan lukken. In
hoogbegaafd zijn.
het nieuwe schoolsysteem verdwijnt het rugzakje met geld, dat een deel van de zorgleerlingen meekrijgt voor extra begeleiding.
Uit hun reacties op de vignetten blijkt dat veel leraren twijfelen
In plaats daarvan komt er per regio een vast budget dat onder
of ze de extra bagage in huis hebben voor de specifieke, onder-
meer gebruikt moet worden voor een nauwere samenwerking
steunende taken die ze vaker op hun bord zullen krijgen. Er is
tussen reguliere en speciale scholen. De verwachting is dat
dus nog werk aan de winkel om scholen klaar te stomen voor
leraren op reguliere scholen vaker specifieke ondersteuning en
Passend onderwijs. Voorzichtig vertrouwen is er al wel: de helft
begeleiding moeten gaan bieden voor probleemleerlingen. Het
van de leraren denkt door Passend onderwijs deskundiger te
ITS en het Kohnstamm Instituut onderzochten of ze dat wel kun-
worden in onderwijs geven aan zorgleerlingen.
nen. Voorbeeldvignet: Richard Twijfel over bekwaamheid
Richard is een pestkop. Hij intimideert en bedreigt de kin-
De vraag “Ben je klaar voor Passend onderwijs” is breed, en
deren uit de klas en tijdens het speelkwartier slaat en duwt
daarom moeilijk te beantwoorden. Als leraren dit toch doen,
hij. Zijn ouders vinden het onzin dat de leerkrachten zich
blijkt vaak dat ze een te rooskleurig beeld hebben, waarschijnlijk
druk maken. Hij moet zich goed leren weren tegen anderen.
omdat de wil er wel is. Ook speelt sociale wenselijkheid een rol:
Hij is nu eenmaal ‘geen watje’. Richard heeft zich door zijn
toegeven dat je het werk niet aankunt, doet niemand graag. Het
gedrag behoorlijk geïsoleerd van de rest van de groep en
is daarom beter om met concrete voorbeelden te komen. Dit is
ook zijn leerresultaten zijn ver beneden peil.
O n d erw i j s
gedaan door leraren vignetten voor te leggen van 39 verschillende leerlingen met elk hun eigen problematiek. Heeft een kind
Meer informatie: Ed Smeets |
[email protected]
één probleem -zoals het vertonen van agressief gedrag- dan
Opdrachtgever: Nederlandse Organisatie voor
denkt de meerderheid van de leraren dit nog zelf aan te kunnen. Heeft een kind echter meerdere problemen, zoals agressief gedrag én een leerachterstand, dan zakt dit percentage snel. Een kind als Richard in het voorbeeldvignet denkt 31 procent van de leraren zelf op te kunnen vangen in de klas. De rest zegt extra hulp nodig te hebben, of vindt doorverwijzing naar speciaal onderwijs beter. Meer werk Ruim driekwart van de leerlingen denkt dat het doel, minder leerlingen in het speciaal onderwijs, met het nieuwe systeem wordt bereikt. Bijna iedereen verwacht daardoor een hogere werkdruk, vanwege de extra begeleiding die ze moeten bieden. Zelf schatten ze in dat nu al een kwart van de leerlingen in de
6
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
Onderwijsbarometer: nuttig bij hoge en lage vacaturedruk De arbeidsmarktbarometer voor onderwijs brengt de vacaturevulling voor primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs in kaart. De informatie is zeer bruikbaar voor beleidsmakers, in tijden van groei én krimp. Het ITS onderzoekt, in opdracht van het ministerie van OCW, of met een nieuwe methode de bevragingslast voor scholen omlaag kan en de kwaliteit van de cijfers verder kan worden verhoogd.
Non-respons te lijf De dataverzameling loopt sinds de start in 2001 via een internetenquête. Een probleem daarbij is het verkrijgen van voldoende respons, een bekend euvel bij deze wijze van gegevens verkrijgen. Er is echter een alternatief voor handen: online zoeken. Nu krijgen schoolleiders en besturen in primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs elk kwartaal een vragenlijst in hun mailbox. Daarin wordt gevraagd aan te geven welke vacatures zijn vervuld in de afgelopen 3 maanden en welke niet. Dit maakt de cijfers erg afhankelijk van de bereidwilligheid van de deelnemers en hun nauwkeurigheid bij het invullen. Veel van de vacatures verschijnen echter ook online. Daarom wordt bekeken of het verzamelen van internetvacatures een werkbaar alternatief is voor het in kaart brengen van de vacaturecijfers. Het ITS werkt daarin samen met webontwikkelaars van Reflexis en ook zijn afspraken gemaakt met enkele grote onderwijsvacaturesites
S
over de levering van vacaturedata. Een pilot start het eerste halfchoolleiders en bestuurders fronsen soms de wenkbrau-
jaar van 2013. Het uiteindelijk doel is de betrouwbaarheid van
wen: “Vacatures? Weleens gehoord van krimp? We moeten
de vacaturegegevens vergroten en de bevragingslast voor het
mensen ontslaan!” Vanuit veel scholen komen geluiden
onderwijsveld verkleinen. Een mooie uitdagende en innovatieve
door dat door dalende leerlingaantallen en stille bezuinigingen
opdracht.
personeel moet worden ontslagen. Toch is het niet vreemd om ook in deze tijd onderzoek te doen naar vacaturevervulling.
Meer informatie: Jos Lubberman |
[email protected] Wetenschap
De barometer maakt onder meer verschillen duidelijk tussen regio’s, vakken en sectoren. Zo laat het instrument zien dat de onderwijsarbeidsmarkt in belangrijke mate regionaal bepaald is. In Limburg krimpt de arbeidsmarkt nu, in de Randstad is juist een lerarentekort. Verder zijn scholen in verhouding veel vaker op zoek naar leraren Nederlands, wiskunde en natuurkunde, dan naar leraren geschiedenis en economie. De barometer laat ook het aantal kandidaten zien dat zich meldt voor een vacature of
Doel is betere
O n d erw i j s
Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Nuttige informatie
cijfers en lagere bevragingslast
het aantal vacatures dat onvervuld is komen te vervallen. Dit zijn indicatoren voor het evenwicht tussen vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt. Hoge of lage vacaturedruk: al deze cijfers blijven relevant voor het maken van beleid. Een groot nadeel is dat scholen met de huidige meetmethode veel tijd kwijt zijn. 7
Interview opdrachtgever
Praten over de juiste studiekeuze Jaarlijks stopt vijftien procent van de eerstejaarsstudenten met hun studie. Dat is zonde: het kost de student, universiteit en overheid tijd en geld. De Radboud Universiteit Nijmegen gaat uitval preventief te lijf, met een studiekeuzecheck. Aankomende studenten uit risicogroepen worden uitgenodigd voor een gesprek. En dat werkt. Studenten zijn enthousiast.
W
ij kennen minimaal drie risicogroepen voor vroegtijdige uitval”, vertelt Carla van Wely, hoofd afdeling studentbegeleiding aan de Radboud Universiteit.
“Vwo-scholieren die geen enkele voorlichtingsactiviteit hebben gevolgd, studenten met een hbo-propedeuse en studenten die elders een bindend negatief studieadvies hebben gekregen. Naast deze risicogroepen zijn bij sommige opleidingen eindexamencijfers een risicofactor. Bijvoorbeeld een 7 voor het vak wiskunde bij de opleidingen natuurkunde en wiskunde.” Als je behoort tot een risicogroep word je zo snel mogelijk uitgenodigd voor een gesprek. Van Wely: “In het gesprek wordt de studiekeuze, motivatie, leerhouding en –stijl goed tegen het licht gehouden. Als de gespreksleider, meestal een studieadviseur of mentor, het idee heeft dat de student niet weet waar hij aan begint en ongemotiveerd overkomt, vragen wij om de keuze nog eens te heroverwegen. We verwijzen dan meestal door naar een studiekeuze- of loopbaanadviseur.” Zinvol Studenten zijn blij met de studiekeuzecheck, liefst 90 procent van de studenten vindt het gesprek zinvol. Opleidingen zijn overwegend positief. Ze geven wel aan dat het veel tijd kost. Uit de cijfers over uitval blijkt dat de energie die erin wordt gestoken O n d erw i j s
wel loont. Van de risicostudenten met gesprek is na anderhalf jaar 17 procent uitgevallen, voor risicostudenten zonder gesprek ligt dat percentage op 26 procent. Naast dat het gesprek de student meer inzicht biedt in zijn eigen overwegingen om voor een studie te kiezen, is het ook het begin van een persoonlijke relatie tussen student en universiteit. Van Wely: “De Radboud
Laataanmelders
Universiteit hecht veel waarde aan persoonlijke aandacht. In het
Twee risicogroepen glippen tussen de mazen door: de laataan-
eerste jaar hebben alle studenten een aantal individuele gesprek-
melders en de mensen die de vragenlijst niet invullen. En juist
ken over de studievoortgang. Het werkt goed als de student en
onder deze twee groepen is het risico op uitval erg groot. Van
de studieadviseur of mentor elkaar bij het eerste gesprek dan al
Wely: “Het is vreemd dat je een levensbepalende keuze tot een
kennen.”
dag voor het begin van het collegejaar kunt uitstellen. Dat werkt het maken van foute keuzes in de hand. Gelukkig ligt er momenteel een wetsvoorstel voor het vervroegen van uiterste aanmeld-
8
datum naar 1 mei. In hetzelfde voorstel krijgt het studiekeuzead-
Niet bindend
vies een wettelijke basis. Dat geeft ons de mogelijkheid om meer
Van Wely ziet nog meer verbeterpunten: “We vinden dat de
risicostudenten begeleiding te bieden aan de poort. En de stu-
gesprekken nog te vrijblijvend zijn. Soms lijkt het op een verleng-
dent krijgt meer ruimte om zijn keuze serieus te heroverwegen.”
de voorlichting. De toon mag pittiger.” Een bindend advies misschien? “Nee, dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Studenten
Reflectie aan de poort
heb een ticket tot de universiteit, hun vwo-diploma. Dat is bij
De eerste versie van de studiekeuzecheck was een pilot in 2009
wet zo geregeld. Daar kunnen en willen we niet aan tornen.” Om
genaamd ‘Weet je het zeker? Reflectie aan de poort’. Het ITS is
daar nog nuchter aan toe te voegen: “Wij hebben geen glazen
vanaf het begin betrokken geweest bij de ontwikkeling van het
bol. Via onze methode is nooit te voorspellen of iemand uitvalt
screeningsinstrument. Begonnen bij vijf studies wordt de check
of niet. Persoonlijkheid bijvoorbeeld speelt een rol, maar ook de
nu universiteitsbreed aangeboden, de opleidingen met decen-
omgeving waarin de student terechtkomt. Die kan stimulerend
trale selectie uitgezonderd. Alle nieuwe studenten worden bena-
zijn -jaargenoten met discipline of inspirerende docenten- of
derd via e-mail. Het ITS is verantwoordelijke voor de logistiek.
juist helemaal niet. Als iemand zich niet gelukkig voelt, is de kans
Na deze online screening, waarbij het responspercentage hoog is
groot dat de studie eronder lijdt. Dat zijn factoren waar wij geen
(89%), wordt ongeveer een kwart uitgenodigd voor een gesprek.
invloed op hebben.” Je kunt je zelfs afvragen of verkeerd kiezen
Daarvan komt 75 procent opdagen, dat zijn in totaal dus 700 aan-
slecht is. Van fouten kun je immers een hoop leren. “Klopt,” zegt
komende studenten. Van Wely: “Wij zouden het invullen van de
Van Wely, “fouten maken hoort bij het leven. Maar wij hebben
vragenlijst en het gesprek met de student graag verplicht willen
het liefst dat studenten dat goed geïnformeerd doen, in plaats
stellen voor alle studenten uit de risicogroepen.”
van onbewust ergens in te stappen. Want dan is de kans dat je iets leert volgens mij ook een stuk groter.”
“De Radboud Universiteit
Auteur: Jan Hermsen
hecht veel waarde aan persoonlijke aandacht. Een studiekeuzecheck hoort
O n d erw i j s
daarbij.”
9
Eigen risico bij vervanging primair onderwijs Scholen in het primair onderwijs kunnen bij verzuim de kosten van vervangend personeel declareren bij het Vervangingsfonds. Het fonds stamt uit de jaren ’90. Sinds die tijd is er bestuurlijk veel veranderd in onderwijsland. Het Vervangingsfonds is daarom bezig met een systeem van eigen risico. De eerste groep eigenrisicodragers is gestart met een ervaringenpanel.
H
Scholen worden et Vervangingsfonds is twintig jaar geleden opgericht met als hoofddoel: zorgen dat er altijd iemand voor de klas staat. Elke school betaalt premie voor het fonds.
Wordt een leraar, directeur of ondersteuner ziek, dan kunnen de
kostenbewuster en creatiever in hun vervangingsbeleid
kosten voor vervanging worden gedeclareerd. In de afgelopen twee decennia is er op bestuurlijk niveau in het primair onderwijs veel veranderd. Schoolbesturen zijn groter geworden en
Wat is eigenrisicodragerschap?
willen steeds meer autonomie bij besteding van hun budgetten
Schoolbesturen die deelnemen aan het nieuwe systeem betalen
en het vormgeven van hun vervangingsbeleid. Daarin past het
minder premie aan het Vervangingsfonds. Daar staat eigen risico
Vervangingsfonds niet altijd meer. Het fonds is daarom een stel-
tegenover: de eerste 52 weken van ziekteverzuim zijn voor eigen
sel gestart met eigen risico. De weg daarnaartoe was hobbelig.
rekening. Declaratie van vervangingskosten bij ziekte langer dan 52 weken en het overige verzuim (bv. zwangerschap of opleiding)
Pad naar verandering
gebeurt nog als vanouds. Het eigenrisicodragerschap kan lonend
Een eerste poging voor een nieuw stelsel was een pilot van het
zijn als het ziekteverzuim op een school lager is dan gemiddeld.
ministerie van OCW in 2009. Vanwege onvoldoende belangstel-
In het ‘gewone’ Vervangingsfonds zijn ze in die situatie namelijk
ling mislukte dit. Vooral de kleine besturen maakten zich zorgen
meer kwijt aan premie dan dat de vervanging daadwerkelijk kost.
over het financiële risico dat ze liepen. Een jaar later kwam het
De eerste groep eigenrisicodragers bestond uit 9 schoolbestu-
Vervangingsfonds met een nieuwe poging. Het uitgangspunt
ren. Inmiddels is dit aantal gegroeid tot 33. De besturen van het
was om schoolbesturen naar grootte van hun lumpsumbedrag
eerste uur zijn met het Vervangingsfonds een ervaringenpanel
eigenrisicodrager te maken. De bedoeling was om dit stelsel
gestart. Het ITS heeft deelgenomen aan de bijeenkomsten en
gefaseerd in te voeren. In maart 2011 sprak de minister van OCW
een eerste evaluatie van het eigenrisicodragerschap uitgevoerd.
O n d erw i j s
zich echter uit over het opheffen van de verplichte aansluiting van álle schoolbesturen bij het Vervangingsfonds. Dit stond op
Ervaringen tot nu toe
gespannen voet met de plannen van het fonds, dat daarom de
Schoolbesturen blijken te kiezen voor het eigenrisicodrager-
hervormingsplannen moest wijzigen. In augustus 2011 werd het
schap, omdat dit goed aansluit bij al langer lopend eigen preven-
eigenrisicodragerschap ingesteld, alleen voor grote schoolbestu-
tiebeleid en hun wens tot meer bestuurlijke vrijheid. Ook hopen
ren en op vrijwillige basis.
ze er financieel bij te winnen. De meeste besturen hebben de nieuwe situatie ingevoerd zonder beleidswijzigingen. Toch zijn er ook al gevolgen zichtbaar. Bestuurders, directeuren en leraren zijn zich meer bewust van wat een vervanger kost. De besturen intensiveren daarom preventiemaatregelen en directeuren zijn creatiever met het bedenken van (kostenbesparende) oplossingen, zoals het inzetten van een uitzendbureau, meer stagiaires of een boventallige leraar. Een deel van de besturen overweegt in de toekomst vervangingsbudgetten aan de scholen te geven. Meer informatie: Sanne Elfering |
[email protected] Opdrachtgever: Vervangingsfonds
10
Ken je kaas ITS EvaluatieService meet de kwaliteit. Van bijna alles. Van cursussen, opleidingen, docenten en bedrijven. Maar ook van kaaskenners.
N
ederland is een kaasland. Voordat het plakje Edammer
Boersma legt uit: “Er wordt rauwe melk gebruikt voor de boe-
40+, het stuk geitenkaas of het hompje Leidse kaas bij
renkazen en geen gepasteuriseerde, zoals bij fabriekskazen. Dat
u op de boterham ligt, is het door veel professionele
zorgt voor schommelingen in de smaak. Per groep deelnemers
handen gegaan. Van kaasmakers via de groothandel naar de
– onderverdeeld in industrie, handel en detailhandel – keurt de
kaasboer en dan bij u op uw bord. Jaarlijks komt kaasminnend
jury daarom zelf voor alle zekerheid de tien kaasboorsels. Is er
Nederland samen om onder al deze specialisten de kaaskenner
verschil tussen de groepen dan moet dat ad hoc worden aange-
van Nederland te keuren. En dat is een serieuze zaak.
past in de beoordeling en doorgevoerd in de software.” Boersma prijst de flexibiliteit tijdens de keuring en ook de goede nazorg:
Twee dagen zwoegen
“Het ITS is een hele goede sparringpartner in kaaskwesties: de
Op het twee dagen durend Nederlands Nationaal
programmeurs denken mee en handelen snel. We hebben dit jaar
Kaaskeurconcours (NNKC) krijgen 450 deelnemers tien verschil-
alles nog met de hand nageteld. De jury voert volgend jaar alleen
lende soorten Nederlandse kazen voorgelegd. Er wordt gekeken,
nog steekproeven uit. Want kaas keuren bij het NNKC is en blijft
geroken, gevoeld en geproefd om te bepalen van welke soort,
een serieuze zaak.”
kwaliteit en leeftijd de kazen zijn. Tot vorig jaar werd de score berekend met de hand, dat betekende juryoveruren in de nacht.
ITS EvaluatieService
Bovendien is de kans op fouten groter. ITS EvaluatieService heeft
ITS EvaluatieService bestaat al 45 jaar en stond aan de wieg
voor het 53e kaaskeurconcours het scoringssysteem geautoma-
van het onderwijsadviesbureau IOWO, dat in 2012 deels is
tiseerd.
opgegaan in het ITS. Vanwege de hoge mate van automatisering werkt de evaluatieservice snel en efficiënt. Jaarlijks worden circa 250 verschillende papieren vragenlijsten opgemaakt. Dat levert ruim 500.000 prints en scans op. Daarnaast worden jaarlijks zo’n 40 online enquêtes uitgezet. Van eenmalige, incidentele opdrachten, tot langlopende dataverzameling en monitoring over jaren heen. Het eindproduct is een rapportage waarmee de klant eenvoudig inzicht krijgt in de kwaliteit van de dienst of het product dat is geëvalueerd. Het klantenbestand Zo laat Strukton (infrastructuur en accommodatie) de tevredenheid onder haar medewerkers onderzoeken. Voor de Belastingdienst wordt de kwaliteit van trainingsdagen voor adviseurs in beeld gebracht. En het Kwaliteitscentrum Uiterlijke Verzorging heeft de service ingeschakeld voor de
Simpele opdracht
toetsverwerking van opleidingen in de schoonheidsverzor-
“Het lijkt een simpele opdracht”, zegt Onno Boersma, secretaris
ging en visagie. ITS EvaluatieService ondersteunt daarnaast
van het NNKC. “Zorg ervoor dat de scoringsformulieren van de
diverse onderwijsinstellingen voor toetsverwerking en de
deelnemers zo snel en betrouwbaar mogelijk via scans worden
evaluatie van onderwijs. Tot de klantenkring behoren univer-
nagekeken, zodat we de dag na de laatste keuring de uitslag kun-
siteiten, hogescholen, ROC’s en cursusaanbieders door heel
nen geven.” Maar eenvoudig is het allerminst. De puntenjurering
Nederland.
ITS i n p er s p ec t i e f
ITS EvaluatieService heeft een gevarieerde klantenkring.
is namelijk net zo complex als het kaasassortiment zelf. Ook de kazen zelf werken niet altijd mee. Bij boerenkazen bijvoorbeeld,
Meer informatie:
[email protected]
verschilt de kwaliteit of smaak binnen één partij nogal eens. Auteur: Jan Hermsen 11
Essay
Waar is de dialoog gebleven? De beleidsonderzoeker in het opdrachtonderzoek heeft het de laatste jaren niet makkelijker gekregen. Toenemende concurrentie, krimpende markt, dalende onderzoeksbudgetten en strengere aanbestedingsregels. Dit in een tijd waarin eisen aan onderzoek niet verminderen, eerder hoger worden. Opdrachtgevers willen meer waar voor minder geld. Om aan die vraag te kunnen voldoen is een goede dialoog met de opdrachtgever belangrijk. Maar dat blijkt juist lang niet altijd mogelijk.
E
en goed gesprek met de opdrachtgever geeft de meeste
heid tijd en inspanningen die deze nodig heeft om alle offertes
garantie op de best passende onderzoeksopzet en -vraag,
inhoudelijk te beoordelen én van een adequate reactie te voor-
binnen het beschikbare budget. Een gesprek maakt
zien: toch snel drie tot vier dagen per betrokken ambtenaar.
gericht maatwerk mogelijk, geeft een beter beeld van verwach-
Bovendien loopt de overheid het risico dat voor hen potentieel
tingen en biedt mogelijkheden voor toets van de vraagstelling en
interessante partijen in de toekomst niet meer voor dergelijke
haalbaarheid van de wensen van de opdrachtgever. Maar goed
aanbestedingen offreren. Ook is de kans groot dat geen enkele
contact met de inhoudsdeskundige beleids- en stafmedewerkers
partij precies heeft opgeschreven wat de ambtenaren verwach-
is steeds vaker onmogelijk. De afdeling inkoop of financiën lijkt
ten van het onderzoek. Nu kan de overheid de aanbesteding
soms de dienst uit te maken. De sturing op procedures in plaats
geheel dichttimmeren door zelf de onderzoeksopzet volledig
van op inhoud lijkt voort te komen uit de wens om overheids-
uit te schrijven, zodat onderzoekers er alleen een prijskaartje
middelen efficiënter te besteden, in combinatie met de eis van
aan hoeven te hangen. Dit beperkt de gevraagde tijdsinspan-
een transparante verantwoording. Dat is alleszins begrijpelijk.
ningen, maar of dit de kwaliteit ten goede komt is de vraag.
Het is echter de vraag of deze procedures altijd goed zijn voor
Een mogelijke oplossing is werken met de binnen de Europese
de kwaliteit van het onderzoek en daarmee voor de uiteindelijk
Commissie gebruikelijke inceptiefase. In het onderzoek is dan
gemaakte keuzes in het beleid. Leiden deze procedures niet tot
tijd ingeruimd om de exacte onderzoeksvraag en -opzet aan te
een suboptimaal resultaat? Ik denk van wel en pleit voor terug-
scherpen met een inceptierapport, dat wordt afgestemd met de
komst van de dialoog.
opdrachtgever. Zo kunnen onderzoekers wel meedenken over een optimaal resultaat. Doordat het een integraal onderdeel is
Europese richtlijnen
van de opdracht, brengt deze fase echter extra kosten met zich
Hoe is de huidige procedurele blik eigenlijk ontstaan? Deze komt
mee voor de opdrachtgever. En het is geen oplossing voor het
grotendeels voort uit de Europese richtlijnen voor aanbestedin-
reduceren van het aantal ingeschreven partijen.
ITS i n p er s p ec t i e f
gen. Deze regels – wettelijk verankerd in de Aanbestedingswet
12
– moeten ervoor zorgen dat alle dienstverleners binnen de EU
Beperken aantal inschrijvingen
gelijke kansen hebben bij aanbestedingen van nationale en loka-
Een gesprek met 23 partijen is ondoenlijk. Niet gek dat je dan als
le overheden. Boven een geschatte aanneemsom van €130.000
opdrachtgever minder tijd neemt voor een inhoudelijke dialoog
is Europese aanbesteding verplicht. Ook moet iedere inschrijver
met opdrachtgevers. Hoe is het gesprek dan terug te krijgen,
van dezelfde informatie worden voorzien en gelden vaak strikte
met raamcontracten misschien? Afgelopen jaar hield het minis-
eisen aan aanbieders. Deze procedure met dezelfde kansen voor
terie van OCW zijn Europese Aanbesteding voor beleidsgericht
iedereen is lovenswaardig, maar werkt niet goed in de praktijk.
onderzoek. Daarbij werden raamcontracten gebruikt. Deze con-
Afgelopen jaar schreven bijvoorbeeld liefst 23 partijen in voor
tracten bieden in theorie meer ruimte voor de dialoog, omdat
de Europese aanbesteding van de meerjarige evaluatie van het
het aantal mogelijke bieders op voorhand kan worden ingeperkt.
beleid rond voortijdig schoolverlaten. Het bieden van gelijke
In dit geval waren dat er circa acht per beleidsthema. De over-
kansen lijkt hiermee geslaagd. Maar je kunt je afvragen of een
heid heeft dan dus op verschillende thema’s een voorselectie
situatie met zoveel aanbieders wenselijk en werkbaar is, ook al is
van bureaus met specifieke expertise in handen, voldoet aan de
het budget €350.000. Naast de macro-economische kosten voor
Europese regelgeving en heeft slechts eenmalig te maken met
de bureaus – die in dit geval op kunnen lopen tot ruim boven
een overvloed aan partijen. Dat lijkt een ideale situatie voor een
€100.000 – brengt een dergelijke aanbesteding ook risico’s voor
dialoog. De praktijk laat helaas anders zien. Vaak is het, ook bij
de opdrachtgever met zich mee. Denk eens aan de hoeveel-
raamcontracten, niet mogelijk rechtstreeks contact op te nemen
met de inhoudelijk verantwoordelijke beleidsmedewerker. De
Weer aan tafel graag
communicatie verloopt vaak schriftelijk en via een bureau inkoop.
Er lijkt een trend te zijn om onderzoekers in het offertestadium
Antwoorden op de vragen gaan naar alle partijen, wat vanuit
zoveel mogelijk buiten de deur te houden. Inhoudelijk sparren
concurrentieoverwegingen al snel leidt tot minder diepgang.
over het voorstel is hierdoor niet mogelijk. Dit geldt voor zowel
Eén-op-één inhoudelijk sparren over het gewenste onderzoek is
grote projecten die gebonden zijn aan Europese regels als klei-
dus niet mogelijk. Het is dan ook de vraag of het uiteindelijke
nere aanbestedingen. Tegelijkertijd is er een toename van ondui-
onderzoeksvoorstel overeenkomt met de verwachtingen van
delijke en matig uitgewerkte offerteverzoeken. Als onderzoekers
de opdrachtgever. Onlangs werd die vraag in een offertetraject
willen we beide trends graag keren om ook in de toekomst
impliciet met ‘nee’ beantwoord. Géén van de offrerende partijen
kwalitatief goed werk te blijven leveren. Gedegen onderzoek
voldeed aan de wensen. De informatie in het verzoek was echter
dat tegemoetkomt aan de wensen en verwachtingen van de
uiterst summier en in de offertefase was het moeilijk om verdui-
opdrachtgever vraagt om persoonlijk contact in de offertefase
delijking te krijgen. Het kan natuurlijk zijn dat de selectie van
tussen opdrachtgever en –nemer. Beperk daarom als het maar
bureaus niet goed is geweest of dat deze het totaal niet hebben
even kan het aantal offrerende partijen en sta deze ook individu-
begrepen. Maar het ligt in dit geval meer voor de hand vraagte-
eel te woord. Procedures voor een open markt zijn prima, maar
kens te zetten bij de onderzoeksvraag: deze was niet goed uit-
moeten hun doel niet voorbij schieten. Mag de onderzoeker
gewerkt. Iets wat met een gesprek vooraf eenvoudig voorkomen
weer aan tafel?
had kunnen worden.
ITS i n p er s p ec t i e f
Auteur: Jos Lubberman |
[email protected]
13
Zorg
Auris luistert naar de cliënt Auris is een grote zorgorganisatie voor mensen die problemen hebben met horen, spreken of taal. Zoals alle zorgorganisaties is Auris geïnteresseerd in wat cliënten vinden van de geboden hulp. Het ITS heeft daarom een cliënttevredenheidsonderzoek gehouden. Dat betekende puzzelen met nieuwe en oude vragen.
H
et zorgaanbod van Auris is breed. In een van de vier
Meer puzzelwerk
audiologische centra kunnen mensen met gehoorpro-
Voor de behandelgroepen en de gezinsbegeleiding duurde het
blemen terecht voor onderzoek, advies, revalidatie en
puzzelen wat langer. Bij vorige cto’s hanteerde Auris een eigen
begeleiding. Ook worden hier kinderen met taal- en/of spraak-
vragenlijst, terwijl andere zorgorganisaties nu een CQ-index
problemen onderzocht. Dat kunnen dove of slechthorende kinde-
gebruiken. Daarom moest een combinatielijst worden gemaakt,
ren zijn, maar ook kinderen met autisme die vaak moeite hebben
om zo de vergelijking met de eigen organisatie en andere zorg-
met ordenen van woorden en zinnen. In de behandelgroepen
organisaties mogelijk te maken. Grootste probleem hierbij was
ontvangen kinderen met gehoor- of communicatieproblemen
het bewaren van eenheid. De vragenlijst moest geen los samen-
dagbehandeling. Ook geeft Auris begeleiding binnen het gezin.
raapsel worden waar cliënten geen wijs meer uit kunnen worden.
De hulp is mede toegespitst op de ouders, die door training
De cliëntenraad en medewerkers van Auris staken een helpende
nieuwe vaardigheden aanleren. Auris is gevestigd in drie regio’s:
hand toe. Mede dankzij hun constructieve commentaar werd de
Zuid (Zeeland), West (Rotterdam e.o) en Midden (Utrecht e.o).
lijst een soepel geheel.
Om de kwaliteit van al deze zorg te bewaken en waar mogelijk te verbeteren is cliënten om hulp gevraagd, met een cliënttevre-
Luisteren naar cliënten
denheidsonderzoek (cto). Luisteren naar cliënten geeft inzicht in wat ze belangrijk vinden en wat hun ervaringen zijn. De vragen-
maakt duidelijk wat
lijsten moesten vergelijkbaar zijn met eerdere cto’s, en ook met die van soortgelijke zorgorganisaties. Dat betekende voor het ITS
belangrijk is
puzzelen met vragen. Snel uitgepuzzeld Voor het cto voor de audiologische centra waren de puzzelstuk-
Goede scores
jes snel gelegd: hiervoor wordt landelijk de CQ-index audiolo-
De mening van de cliënten was positief. Het gemiddelde rapport-
gische centra gebruikt, en die is ook al eerder toegepast binnen
cijfer over alle zorg van Auris bedroeg een 8,3. Dat is even hoog
Auris. CQ-index staat voor Consumer Quality index, een gestan-
als de score van vergelijkbare zorgaanbieders. Verder bleek dat
daardiseerde methodiek waarmee de kwaliteit van zorg vanuit
alle onderdelen van Auris-zorg hoger scoren dan bij een eerder
cliëntperspectief in kaart wordt gebracht. De methodiek wordt
cto in 2009. De audiologische centra stegen van 7,7 naar 8,0, de
niet alleen gebruikt voor audiologische zorg, maar breed toege-
gezinsbegeleiding van 8,1 naar 8,4 en de behandelgroepen van
past in verschillende zorggebieden, zoals bij gehandicaptenzorg,
8,3 naar 8,5.
fysiotherapie of palliatieve zorg. Meer informatie: Roelof Schellingerhout |
[email protected]
Zor g
Opdrachtgever: Koninklijke Auris groep
15
Interview opdrachtgever
De Hollandse mondzorg De beroepsvereniging van tandartsen (NMT) peilt al 17 jaar structureel de wijzen waarop deze eerstelijnszorgverleners hun beroep uitoefenen. Het ITS is al even lang partner in dataverzameling. Josef Bruers is vanaf het begin betrokken bij de samenwerking.
B
ruers is onderzoekscoördinator bij de Nederlandse
Kwaliteit van zorg
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT).
Met het project Peilstations staat er een degelijke structuur voor
Samen met twee collega’s brengt hij periodiek de staat
onderzoek binnen de mondzorg. Bruers wil de infrastructuur
van de tandheelkundige beroepsuitoefening in Nederland in
graag diepgaander gebruiken om meer inzicht te krijgen in de
kaart. Bruers: “Het is uniek dat een beroepsvereniging een eigen
kwaliteit van zorg. Bruers: “De mondzorg in Nederland staat er
onderzoeksafdeling heeft. Ik ben dat, behalve bij de Amerikaanse
goed op, internationaal behoort die tot de top. Natuurlijk bestaan
zusterorganisatie, nergens anders tegengekomen.” Sinds 1995
er richtlijnen, maar om te weten of die echt werken, is meer
verzamelt en verwerkt het ITS de gegevens. Bruers: “Daarvoor
informatie uit de praktijk nodig. En die ontbreekt vaak nog.”
gebeurde het meestal ad hoc, wij wilden het structureler aanpak-
Daarom bestaat het voornemen om het onderzoek komende
ken.” Daar was ook een belangrijke reden voor. Midden jaren ’90
jaren meer te richten op het klinisch handelen van de tandarts.
verdween tandheelkundige zorg voor het grootste gedeelte uit
Bruers: “Door samenwerking met universitaire klinische onder-
het ziekenfonds, waar toen 60-70 procent van de Nederlanders
zoekers willen we binnen de Nederlandse mondzorg ‘practice
was verzekerd. Bruers: “Belangrijke informatie over de aard en
based research’ opzetten. De peilstationstructuur die in de loop
omvang van de verleende tandheelkundige zorg verdween zo
der jaren samen met het ITS is opgebouwd, kan hiervoor uitste-
uit de zorgregistratie. Daarom is de NMT zelf begonnen met het
kend worden benut.”
verzamelen van gegevens via het project Peilstations, dat 17 jaar later nog steeds loopt. De informatie hieruit vormt een betrouwbare basis voor terugkoppeling aan tandartsen, het beleid van de NMT en wetenschappelijk onderzoek.”
“NMT-onderzoek is
Peilstations
spin in het web van
Peilen gebeurt bij tandartsen, waarvan er in Nederland ongeveer 8.800 zijn. “We doen dit op drie gebieden, met zogenaamde
sociale tandheelkunde.”
speerpuntenonderzoeken”, zegt Bruers. “Speerpunt 1 is het
Zor g
onderzoek Tandheelkundige Consumptie, waarin we bekijken welke mondzorg in de tandartspraktijk wordt verleend.
De aandacht voor kwaliteit van zorg blijkt ook uit het project
Speerpunt 2 is het onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering,
Zichtbare Mondzorg, een door de overheid gestimuleerd onder-
waarin informatie wordt verzameld over hoe de zorg in de tand-
zoeksprogramma naar de zorgkwaliteit van mondhygiënisten,
artspraktijk is georganiseerd. Deze onderzoeken richten zich in
tandartsen en tandprothetici. Ook bij dit project, waarvoor in
het bijzonder op de plusminus 7.200 tandartsen met een eigen
2012 alle mondzorgpraktijken in Nederland zijn aangeschreven,
tandartspraktijk. Speerpunt 3 is de Omnibus-enquête, waarin we
was het ITS in de uitvoering nauw betrokken. Deze keer niet
zowel praktijkhouders als niet-praktijkhouders vragen hoe ze
alleen via de dataverzameling, maar ook met analyses en rap-
denken over actuele zaken in de beroepsuitoefening en wat hun
portage. Bruers: “Kwaliteit van zorg zal de komende jaren een
wensen zijn daarin. Dit kan gaan over de participatie in bij- en
belangrijk onderzoeksthema zijn in de mondzorg. Daarbij zien we
nascholing, maar ook over de betrokkenheid bij de beroepsver-
ook voor het ITS een blijvende belangrijke rol. Met het verzame-
eniging of over de wijze waarop de mondzorg aan kwetsbare
len en beheren van de onderzoeksgegevens, zoals ze dat al 17 jaar
ouderen het best kan worden aangepakt.”
op uitstekende wijze doen.” Bruers zit al bijna 20 jaar dicht op de ITS-cijfers. Wat gebeurt daar nog meer mee?
16
Spin in het onderzoeksweb
van het ministerie van VWS en het College voor zorgverzeke-
De NMT heeft veel samenwerkingsverbanden lopen met andere
raars.” “Daarnaast,” zo vervolgt Bruers, “worden binnen de NMT
onderzoekers en instanties. Bruers: “Zo werken we samen met
regelmatig studenten tandheelkunde begeleid bij hun scriptie
verschillende tandheelkundige faculteiten en met epidemiologi-
en worden voor andere onderzoekers de steekproeftrekkingen
sche onderzoekers van TNO. Ook is onderzoek gedaan met het
verzorgd.” Kortom: op het gebied van de sociale tandheelkunde
CBS en de Nederlandse Zorgautoriteit, en is gewerkt in opdracht
fungeert het NMT-onderzoek als een spin in het web.
Tandweetjes Een tandartsbezoek is noodzakelijk, maar niet direct de grootste hobby van de Nederlander. Toch komt 85 procent jaarlijks in ieder geval één keer op controle. Maar niet allemaal van harte: 19 procent van de volwassenen is (nogal) bang voor de tandarts. Dat kan heel goed komen door ervaring, want alle Nederlanders boven de 45 jaar hebben een of meerdere vullingen (als gevolg van cariës) in een tand of kies. Niemand meer in die leeftijdsgroep met een ‘gaaf’ gebit dus. Onder de 5-jarigen rent 44 procent nog wel met een gaaf gebitje rond. Een tandartsbezoek verloopt over het algemeen prettiger met wat voorwerk: 79 procent van de mensen beseft dit en poetst tweemaal daags de tanden, 31 procent pakt het nog grondiger aan en flost en stookt dagelijks de tanden. Over de tandarts zelf zijn mensen erg te spreken: liefst 97 procent vindt de tandheelkundige behandeling goed tot zeer goed. Deze cijfers zijn afkomstig van staatvandemondzorg.nl, waar ook uitkomsten staan van het project Peilstations dat de NMT samen met het ITS uitvoert.
Zor g
Auteur: Jan Hermsen
17
Onderzoek palliatieve zorg: een gevoelige kwestie De boodschap dat een ziekte niet meer genezen kan worden is hard. De dood komt opeens heel dichtbij. In deze periode kan palliatieve zorg veel betekenen voor patiënt en familie. Maar wat palliatieve zorg precies inhoudt, is niet voor iedereen duidelijk. Soms zelfs niet voor de patiënt zelf. Onderzoek doen binnen dit zorggebied is daarom een hele uitdaging.
zij curatieve verwachtingen van de patiënt bevestigen, terwijl die niet meer aan de orde zijn. Of dat zij hoopvolle gedachten niet willen wegnemen, omdat ze denken dat die hoop er nog wel is. Onderzoek doen binnen de palliatieve zorg is niet eenvoudig, gezien de gevoeligheden en onduidelijkheden die er zijn. Het ITS-onderzoek voor het Netwerk Palliatieve Zorg Noordelijke Maasvallei was daarom een flinke uitdaging. Netwerk Noordelijk Maasvallei In Nederland zijn er 66 regionale netwerken palliatieve zorg. In zo’n netwerk zetten allerlei organisaties zich gezamenlijk in
P
om palliatieve zorg in de regio zo goed mogelijk te organiseren. alliatieve zorg is de zorg voor mensen met een onge-
Het netwerk Noordelijke Maasvallei (Land van Cuijk en kop van
neeslijke ziekte, zoals kanker, COPD, hartfalen of een
Noord-Limburg) is één van die netwerken en sinds 2007 actief.
neurologische aandoening. Sommige mensen hebben na
Het ITS heeft onderzocht wat de effecten zijn van hun activitei-
de boodschap ‘ongeneeslijk ziek’ nog maar twee weken te leven.
ten op de kwaliteit van de palliatieve zorg. Tijdens het onderzoek
Andere hebben nog een aantal jaren voor zich. Palliatieve zorg
bleek het moeilijk om deelnemers te werven. De volksmond en
wordt ook wel terminale zorg genoemd en is breed van aard. Het
de medische definitie kwamen inderdaad niet overeen. Een deel
gaat om de zorg en aandacht voor alles waar mensen last van
van de patiënten had daarom moeite zich te herkennen in de
hebben wanneer het levenseinde naderbij komt. Er is aandacht
beschrijving van palliatieve patiënt.
Zor g
voor lichamelijke symptomen, maar ook voor psychische, emotionele en levensbeschouwelijke problemen. Het belangrijkste doel
Deskundigheidsbevordering
is om een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven voor patiënten
In het onderzoek zijn ook zorgprofessionals bevraagd. Zorg-
en hun familie en vrienden te realiseren. En dit zoveel mogelijk
verleners vonden het lastig het gesprek aan te gaan over de
volgens de wensen en keuzes van de patiënt zelf.
terminologie van palliatieve zorg. Het is voor alle betrokkenen een gevoelig onderwerp. Het netwerk kan een helpende hand
Bijna dood
toesteken. Een derde van de zorgprofessionals gaf aan dat de
Niet alle mensen zullen de beschrijving hierboven geven als hen
deskundigheid is verhoogd door het bijwonen van cursussen,
wordt gevraagd naar palliatieve zorg. In de volksmond wordt
themabijeenkomsten en casuïstiekbesprekingen van het net-
palliatief vaak opgevat als ‘bijna dood’. Palliatieve zorg wordt
werk. Het bereik van deze activiteiten is echter niet groot. Het
daarom door veel mensen gezien als zorg in de laatste weken
rendement kan omhoog door de bekendheid ervan te vergroten,
voor het overlijden. De patiënt herkent zich daarom niet snel als
maar ook door meer tijd en middelen beschikbaar te stellen.
palliatief, omdat hij deze periode interpreteert als een periode
Daardoor kan meer en breder aandacht worden besteed aan bij-
van aftakeling. Ook is de overgang van curatieve zorg -met als
voorbeeld de communicatie met de patiënt over wat palliatieve
doel genezen- naar palliatieve zorg voor een patiënt niet altijd
zorg nu precies is.
helder. Het moment dat de ziekte niet meer te genezen is, wordt door artsen soms onvoldoende gemarkeerd. Verwarrend voor
18
Meer informatie: Clarie Ramakers |
[email protected]
patiënten, maar ook voor zorgverleners, want ook voor hen is het
soms onduidelijk in welke fase de patiënt zit. Het komt voor dat
Opdrachtgever: Netwerk Palliatieve Zorg Noordelijke Maasvallei
Evelien Sombekke |
[email protected]
Rode draad bij incidenten In de Veiligheidsregio Fryslân zijn afgelopen jaren een aantal grote en kleine incidenten geweest. De evaluaties hiervan zijn naast elkaar gelegd door ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Verbetering ligt vaak op dezelfde plekken: de samenwerking tussen gemeente en operationele diensten kan worden geïntensiveerd.
W
anneer een ramp of incident plaatsvindt, treedt de
door de bestuurder zijn rol als boegbeeld niet altijd kan waarma-
rampenbestrijding in werking. Vier operationele
ken. Op bestuurlijk niveau wordt dit verhaal herkend. Het dage-
diensten zijn daarbij betrokken: politie, brandweer,
lijks bestuur van de Veiligheidsregio Fryslân (burgemeesters van
geneeskundige zorg en bevolkingszorg. Boven de operationele
Leeuwarden, Súdwest-Fryslân en Ooststellingwerf) heeft meege-
laag zit het bestuur met aan het hoofd de burgemeester (bij
dacht over oplossingen. Samen met hen zijn ‘best next steps’ op
incident in één gemeente) of de
papier gezet, die met alle leden van de Directie Veiligheidsregio
voorzitter veiligheidsregio (bij
Fryslân zijn besproken.
incident in meerdere gemeenten). Veiligheidsregio Fryslân
Best next steps
wilde weten op welke punten de
Een voorbeeld van zo’n volgende stap is het kweken van een
rampenbestrijding verbeterd kan
betere relatie tussen burgemeester en operationele eindverant-
worden. Daarvoor zijn evaluaties
woordelijke. Dat kan heel simpel door ze regelmatig contact te
van verschillende typen inciden-
laten hebben, met als doel: het leren kennen van elkaars werk-
ten bekeken, waaronder een gas-
wijzen en behoeften. Daardoor loopt het samenwerken soepeler,
lek, een brand en de instorting
op het moment dat het er echt op aankomt. Alle ‘best next steps’
van een flatgalerij (zie kader). De
zijn uitgewerkt in een concreet plan van aanpak dat in 2013
incidentevaluaties zijn getoetst
wordt geïmplementeerd. De kracht van de oplossingen is dat de
aan de hand van criteria van de
ontwikkeling van functionarissen en hun organisaties blijvend
Inspectie Veiligheid en Justitie.
gestimuleerd wordt. Immers, bij rampenbestrijding en crisisbe-
Daarbij kwamen veelal dezelfde
heersing komt het – naast plannen – aan op mensenwerk.
zijn langs een aantal ‘essenties
De rampen
van goed crisismanagement’
In november 2009 lekte er in Dronrijp salpeterzuur uit een
gelegd. Deze essenties zijn [1]
kaasfabriek. Bij het lossen van een vrachtwagen knapte een
het (er)kennen van de eigen rol
gaskabel. De donkere gaswolk dreef over de dorpen in de
en elkaars rollen, [2] een heldere
omgeving. Zeven mensen werden uit voorzorg naar het zie-
en eenduidige coördinatie op
kenhuis gebracht, de meeste wegens ademhalingsproblemen.
strategisch, tactisch en operati-
In Leeuwarden stortte in mei 2011 een deel van de galerij van
oneel niveau en [3] een heldere
de Antillenflat in. Het gevolg: een gapend gat van vier meter
en eenduidige regie op crisiscom-
breed op alle vijf de verdiepingen. Niemand raakte gewond.
municatie.
Mensen uit de flat en omringende huizen werden geëvacueerd.
Rode draad
In september 2011 werd een snoepfabriek in Harlingen gro-
De rode draad is dat de operationele en bestuurlijke laag nog
tendeels door brand verwoest. De brandhaard was een spi-
beter kunnen samenwerken. De rol van de bestuurder (burge-
raaldroger, gebruikt voor het drogen van spekkies. Niemand
meester of voorzitter veiligheidsregio) mag steviger worden ver-
raakte gewond. In omringende dorpen ging het luchtalarm af,
ankerd. De operationele diensten moeten hem adequaat infor-
mensen werd geadviseerd deuren en ramen gesloten te hou-
meren, zodat hij de eindverantwoordelijkheid kan nemen. Naast
den. Er bleken geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen te zijn.
ITS i n p er s p ec t i e f
verbeterpunten naar voren. Die
het nemen van enkele strategische beslissingen, zal de bestuurder met name burgers en pers moeten informeren over wat er
Meer informatie: Bertruke Wein-Felling l
[email protected]
aan de hand is, wat er gedaan wordt door de overheidsdiensten
en wat mensen zelf kunnen doen. De informatievoorziening van
Opdrachtgever: Veiligheidsregio Fryslân
Rob Willems l
[email protected]
onderaf is in de onderzochte incidenten nog onvoldoende, waar19
Essay
Is meten weten? Over lijstjes en cijfers in de zorg
ITS i n p er s p ec t i e f
Sinds de invoering van de Wet marktordening gezondheidszorg in 2006 moeten zorgaanbieders cliënten informeren over de kwaliteit van hun zorg. Er wordt dan ook flink gemeten om die kwaliteit zichtbaar te maken. Dit levert allerlei cijfers op die ook hun weg vinden naar de cliënt, bijvoorbeeld in de vorm van ‘lijstjes’ (wat is het beste ziekenhuis?) of in de vorm van vergelijkingssites op internet (zoals kiesbeter.nl). De cijfers maken een nauwkeurige en objectieve indruk, maar is dat wel zo? En dragen ze eigenlijk wel bij aan de verbetering van de kwaliteit van zorg?
Kwaliteitskaders en indicatoren
Conflicterende gebruiksdoelen
De cijfers uit de lijstjes en de vergelijkingsites vinden vaak hun
De partijen die een kwaliteitskader opstellen, hebben verschillen-
oorsprong in kwaliteitskaders en bijbehorende indicatorensets.
de doelen voor ogen. Verzekeraars en patiënten willen informatie
Deze zijn gezamenlijk opgesteld door verschillende veldpartijen:
waarmee ze zorgverleners kunnen vergelijken en beoordelen.
verzekeraars, patiëntenorganisaties, brancheorganisaties en
Patiënten willen weten waar ze het best terecht kunnen voor be-
de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Een kwaliteitskader is
handeling van hun ziekte, zorgverzekeraars gebruiken de cijfers
bedoeld om de vraag ‘Wat is de kwaliteit van de zorg?’ te beant-
voor hun zorginkoop. Zorgverleners hebben echter vooral be-
woorden en geeft aan welke aspecten van de zorg belangrijk zijn.
hoefte aan informatie waarmee ze in de praktijk kunnen werken
Deze aspecten worden kwaliteitsdimensies genoemd. Een voor-
aan hun eigen interne kwaliteitsverbetering. Het blijkt moeilijk
beeld van een kwaliteitsdimensie is zorgafspraken, bijvoorbeeld
om deze drie doelen altijd goed te verenigen in één indicatoren-
tussen een cliënt en een zorginstelling of hulpverlener.
set of in één vragenlijst. Vaak ligt de nadruk op het genereren van
Een indicatorenset geeft vervolgens antwoord op de vraag ‘Wat
informatie waarmee vergelijking of beoordeling mogelijk is. De
willen we meten van een bepaalde kwaliteitsdimensie?’. Een
patiënt en zorgverzekeraar worden dus, zo lijkt het, goed bediend
voorbeeld van een indicator bij de kwaliteitsdimensie zorgafspra-
en informatie waar de zorgverlener veel aan heeft, verschuift
ken is het percentage patiënten dat een zorg- of behandelplan
meer naar de achtergrond. Het meten van kwaliteit volgens het
heeft. Er zijn verschillende soorten indicatoren. Sommige hebben
kwaliteitskader wordt daarom door zorgverleners nogal eens er-
betrekking op de zorgorganisatie, zoals de vraag: is er altijd een
varen als een noodzakelijk kwaad en niet als een bruikbaar goed.
verpleegkundige in de buurt? De informatie over deze indica-
Regelmatig stellen zij zichzelf de vraag: wat heeft deze indicator
toren wordt aangeleverd door de organisatie zelf. Andere indi-
eigenlijk met de kwaliteit van de zorg in mijn organisatie te ma-
catoren hebben betrekking op de ervaringen van cliënten, zoals
ken? Vaak is er dan een tweede meting of een verdiepingstraject
de vraag: hebben de zorgverleners genoeg aandacht voor de
nodig om te komen tot kwaliteitsinformatie die bruikbaar is voor
patiënt? Deze informatie wordt verkregen via vragenlijstonder-
interne kwaliteitsverbetering.
zoek onder de cliënten, waarbij vaak de Consumer Quality-index wordt gebruikt, een gestandaardiseerde meetmethode voor cliëntenoordelen over de ontvangen zorg. Het gebruik van de kwaliteitskaders en indicatoren is bedoeld om de zorg transparant te maken. Er is een duidelijke afspraak wat onder de kwaliteit van de zorg wordt verstaan. En er zijn cijfers beschikbaar waarmee we de kwaliteit van de zorg van verschillende aanbieders kunnen vergelijken. Maar hierbij zijn wel kanttekeningen te plaatsen.
20
Vergelijkingssites over zorg hebben te kampen met een gebrek aan variatie
Vergelijkbare cijfers Vooral patiënten en zorgverzekeraars lijken dus te profiteren van gegevensverzameling binnen de zorg. Maar doen ze dat ook werkelijk? Om te kunnen vergelijken moet met de gebruikte indicatoren variatie tot stand komen in kwaliteit tussen de zorginstellingen. In de praktijk blijken echter vrijwel alle zorginstellingen
Patiënten willen weten wie het beste is. Zorgverleners willen kwaliteitsverbetering. Dat botst.
zeer goed te scoren. Als de gemiddelde score rond een negen ligt of zelfs nog hoger, vertellen de hoge scores ons wel dat de zorginstellingen goed functioneren. Maar vanwege gebrek aan
op de locatie van de dagbesteding afgenomen wordt, maar het is
variatie heeft vergelijken niet zoveel nut.
het ITS opgevallen dat dit niet altijd gebeurt. Dit komt de kwaliteit van zorg niet ten goede.
De betrouwbaarheid Iedere partij streeft naar een zo groot mogelijke betrouwbaar-
Ervaren zorgonderzoekers
heid van de kwaliteitsgegevens, maar in de praktijk is dat vaak
Het meten van kwaliteit in de zorg verloopt niet zonder haken
niet haalbaar. Gegevens van de zorgaanbieder komen ideaal
en ogen. Voordat cijfers op vergelijkingssites staan, zijn er al veel
gezien rechtstreeks uit de zorgregistraties, maar om allerlei rede-
stappen gezet. En voor veel partijen houdt het niet op bij cijfers
nen gebeurt dit niet. Registratiesystemen zijn bijvoorbeeld niet
en lijstjes. Zorginstellingen willen ook en misschien wel vooral
ingericht op het genereren van de gevraagde gegevens. Dit bete-
werken aan de interne kwaliteitsverbetering en de vergelijkings-
kent dat een zorgaanbieder de gegevens zelf moet verzamelen of
cijfers zijn daarvoor lang niet altijd bruikbaar. Bij het hele traject
berekenen. En hoe meer er zelf gedaan moet worden, hoe groter
van het komen tot bruikbare gegevens worden veel beslissingen
de kans op (vaak onnodige) fouten. Bij de gegevens over erva-
genomen. Deze beslissingen onderweg vragen om ervaring en
ringen van patiënten wordt betrouwbaarheid nagestreefd door
kennis van zowel onderzoek doen als het specifieke zorgterrein.
een gestandaardiseerde uitvoering van het vragenlijstonderzoek.
De zorgonderzoekers van het ITS hebben ervaring met alle fasen
Hiervoor is een protocol beschikbaar, dat ieder onderzoeksbu-
in het traject: van opstellen van een kwaliteitskader tot uitvoe
reau zou moeten naleven. Maar in de praktijk is er weinig tot
ren van metingen en leveren van goed bruikbare rapportages,
geen controle over naleving van het protocol. Zo is bijvoorbeeld
waarmee zorginstellingen de kwaliteit van hun zorg werkelijk
een eis bij de dagbesteding gehandicaptenzorg dat de vragenlijst
vooruit kunnen helpen.
Auteurs: Roelof Schellingerhout |
[email protected]
Clarie Ramakers |
ITS i n p er s p ec t i e f
[email protected]
21
Arbeid en bedrijf
Van werkplein naar digitaal loket Uitkeringsinstantie UWV maakt steeds meer gebruik van elektronische dienstverlening. Persoonlijk contact met een werkcoach wordt langzaamaan vervangen door e-dienstverlening via Mijn Internet Assistent. Dit is niet alleen om kosten te besparen, er kan zo ook beter maatwerk geleverd worden. Maar er zijn mensen die niet overweg kunnen of willen met een computer. Hoe krijgen die toch de juiste ondersteuning?
D
e e-dienstverlening van UWV bestaat uit een digitaal
Hart luchten
aanvraagformulier voor een WW-uitkering en een
De ene groep bestaat uit mensen die voldoende pc-kennis in huis
digitale werkmap. Via de map kunnen mensen contact
hebben, maar graag hun verhaal kwijt willen. Deze mensen kun-
onderhouden met UWV. Zijn er vragen dan biedt MIA (Mijn
nen worden geholpen door de rol van het UWV te verduidelijken,
Internet Asistent) hulp. MIA is de persoonlijke, virtuele inter-
en bijvoorbeeld te vertellen dat UWV een registratiekantoor
netassistent en helpt bij het invullen van formulieren en bij het
is en geen zorgverlener. Door de verwachtingen bij te stellen,
navigeren.
zullen deze mensen minder behoefte hebben om naar het UWVWerkplein te komen om hun hart te luchten.
“Bij internet ben ik altijd bang dat ik doorklik en er dan niet meer op terug kan komen.”
Onzekere internetgebruikers De andere groep die er bewust voor kiest om niet via internet contact te hebben, heeft ook genoeg pc-kennis, maar is te onzeker daarover om zelfstandig een uitkering aan te kunnen vragen. Een deelnemer uit deze groep: “Het is niet duidelijk wat je wel of niet moet invullen, en wat ze precies van je willen. En aan de telefoon krijg ik meteen feedback. En bij internet heb je dan
Niet kunnen
altijd de angst dat als je doorklikt je er daarna niet meer op terug
Het grootste deel van de WW’ers (64%) kan zich op deze manier
kan komen.” Ondersteuning van deze mensen kan door het weg-
goed redden. Ongeveer 9 procent heeft echter meer persoonlijke
nemen van onzekerheid en angst. Bijvoorbeeld door op de web-
ondersteuning nodig, omdat ze niet met de computer kunnen
site te melden dat ingevulde gegevens op een later moment
omgaan. Dit zijn voornamelijk ouderen die meer nadelen zien
altijd nog kunnen worden gewijzigd. Of dat foutieve meldingen
van de computer dan voordelen. Of zoals een deelnemer aan het
alsnog kunnen worden besproken met een UWV-werknemer.
onderzoek het verwoordt: “Ik ben bijna 60, te oud om het nog te
Ook kan UWV vaker feedback inbouwen zodat de WW’er zeker
gaan leren, en ik zal het ook niet meer nodig hebben voor werk.”
weet dat een bericht is aangekomen of dat formulieren correct
Zo lang er nog andere wegen zijn dan de digitale snelweg, zullen
zijn ingevuld. Als ondersteuning hebben WW’ers liever folders
deze mensen kiezen voor de alternatieve route. En daarbij ver-
met duidelijke, stapsgewijze instructies dan informatieve film-
dienen ze goede begeleiding. Door het ITS-onderzoek kan UWV
pjes. Ook een telefonische helpdesk – als aanvulling – kan uit-
deze mensen snel opsporen en de juiste, persoonlijke ondersteu-
komst bieden. Want MIA kan veel, maar niet alles.
ning bieden in het hele uitkeringstraject. Naast de WW’ers die niet kunnen omgaan met de computer zijn er ook mensen die er
Meer informatie: Carolien van Rens |
[email protected]
bewust voor kiezen om geen gebruik te maken van e-dienstverle-
Opdrachtgever: UWV
Ar be i d e n B ed r i j f
ning. Dat kan zijn om twee redenen.
23
Technische installatiebranche kijkt vooruit Ondanks de recessie zijn er in de technische installatiebranche nog steeds moeilijk vervulbare vacatures. Als het economisch tij keert kan dat grote problemen opleveren. Daarom moet nu al naar oplossingen gekeken worden. En die mogen best onorthodox zijn.
H
et aantal moeilijk vervulbare vacatures in de technische installatiebranche (TI) is door de recessie verminderd, maar zeker niet verdwenen. TI-bedrijven slagen er
niet in om alle vacante plekken op te vullen bij de monteurs en de technische staffuncties, zoals engineers, werkvoorbereiders en planners. Er is al enige jaren sprake van ontgroening en vergrijzing. De technische installatiebranche wordt hier extra door geraakt, omdat jongeren steeds minder trek lijken te hebben in een technische opleiding. Bovendien is er veel uitstroom van afgestudeerden. Zo gaat de helft van de TI-vmbogediplomeerden verder met een opleiding buiten de TI, of kiest een baan in een andere branche. Dit gaat, zeker wanneer de economie weer aantrekt, tot grote problemen leiden. Waar liggen de
maar lichte service- en onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
oplossingen?
te worden. Sociale vaardigheden zijn daarbij vaak net zo belangrijk als technische kennis, die meestal in korte tijd kan worden
Meer beroepspraktijkplaatsen
bijgebracht. Een technische vooropleiding is daarvoor niet eens
De belangrijkste bron van nieuwe aanwas voor de technische
in alle gevallen nodig. Betere promotie kan de branche dus veel
installatiebranche is het TI-vmbo. Opleidingen in de techniek
vrouwen opleveren. Wat nog eens versterkt kan worden door
worden echter breder en vooral de sectorbrede opleidingen trek-
meer te werken met parttimedienstverbanden. De meeste banen
ken meer leerlingen, die na afstuderen in verschillende branches
zijn nu nog fulltime.
(zoals de bouw en de metaal) aan de slag kunnen. De TI-branche zal daarom meer reclame moeten maken voor zichzelf, om leerlingen niet aan de ‘concurrent’ te verliezen. Een belangrijk
TI-branche is een mannenbolwerk
startpunt daarbij is uitbreiding van het aantal beroepspraktijk-
en houdt dat zelf in stand
Ar be i d e n B ed r i j f
plaatsen. Meer meisjes Daarnaast kan veel bereikt worden met doelgroepverbreding.
Ervaring werven
De TI-branche is een mannenbolwerk. De branche houdt dat
Uiteraard kunnen lang niet alle vacatures met schoolverlaters
zelf in stand, door zich in de werving hoofdzakelijk te richten
worden opgevuld. Er is ook behoefte aan werknemers met erva-
op schoolverlatende jongens. Natuurlijk, een cultuuromslag is
ring. De meeste mobiliteit op de arbeidsmarkt bestaat uit werk-
niet eenvoudig. Maar het kan heel veel opleveren. De helft van
nemers die van de ene naar de andere branche overstappen. Om
het aantal schoolverlaters is vrouw: een enorm potentieel. Een
hier goed op in te spelen is zicht nodig op deze patronen en ook
eerste stap in de omslag is relativeren van het begrip technische
kennis over welke sectoren de komende jaren zullen krimpen en
installatie. Dat wordt vaak geassocieerd met fysiek zwaar en vies
dus personeel moeten afstoten. Daarmee is het ITS momenteel
werk; niet geschikt of interessant voor vrouwen. Nu kiezen vrou-
druk doende.
wen vaak voor een baan in de dienstverlenende sector (zorg en
24
administratie). Wat veel van hen niet weten, is dat de TI-branche
Meer informatie: Harry van den Tillaart |
[email protected]
ook dienstverlenend is. Bij een deel van de banen hoeven alleen
Opdrachtgever: OTIB
Flexwerker verdient betere opleiding Nederland kent flexwerkers in vele soorten en maten. Hun positie op de arbeidsmarkt is niet altijd even sterk. Een goede opleiding kan helpen die positie te verbeteren.
N
ederland heeft 1.8 miljoen arbeidskrachten met een intern of extern flexibel contract. Er is veel dynamiek in deze groep. Sinds 2007 is het aantal uitzendkrachten
door de crisis bijvoorbeeld sterk afgenomen. Het ITS onderzocht voor de CAO-partijen in de uitzendbranche wat de kenmerken zijn van flexibele arbeidskrachten over 2007-2010. Er is vooral
Deel van uitzendkrachten zit in neerwaartse spiraal. Een opleiding kan ze hieruit halen.
gekeken naar opleiding, werkgelegenheid en werkloosheid. De cijfers zijn gebaseerd op databestanden van het CBS. startkwalificatie- gebeurt opleiden het minst. Zo blijven zij in een Extern flexibelen
spiraal zitten waar ze zonder goede opleiding moeilijk uitkomen.
Uitzendkrachten vormen een belangrijk onderdeel van de extern flexibele schil van bedrijven. Bij economische tegenwind ver-
Intern flexibelen
liezen zij vaak als eerste hun baan. Het blijkt dat ongeveer 15
Bij interne flexibiliteit zijn werknemers direct in dienst bij een
procent van de uitzendkrachten na een uitzendbaan terechtkomt
bedrijf. Dit kunnen oproep- of invalkrachten zijn of werknemers
in een uitkeringssituatie. Ook komen uitzendkrachten die lang
met een tijdelijk contract. Ook kunnen ze een variabel aantal
-minstens 2 jaar- in uitzendbanen werken, niet zo makkelijk meer
uren per week werken, bijvoorbeeld via een nulurencontract.
in reguliere dienst terecht. Juist in deze groep wordt een periode
Intern flexibele medewerkers hebben wat meer zekerheid op de
van werken nogal eens afgewisseld met een uitkeringsperiode.
arbeidsmarkt. Ontslag en werkloosheid dreigen voor hen minder
Niet toevallig zijn hier de meeste laagopgeleiden: het percentage
snel. Maar ook hun situatie verdient verbetering. Het aantal
zonder een startkwalificatie (minimaal havo- of vwo-diploma of
intern flexibelen groeit de laatste jaren flink door, maar het blijkt
mbo niveau 2) is daar het hoogst. Een belangrijke stap naar meer
dat ze minder vaak -10 procent van de gevallen- een opleiding
baanzekerheid van uitzendkrachten is simpel: scholing. Nu volgt bijna 16 procent van de uitzendkrachten een opleiding1. Dit is
volgen dan andere werknemers in vaste dienst. Waarschijnlijk
net zoveel als arbeidskrachten in een reguliere baan. Maar juist
werkgever. Een baas steekt niet zo snel geld in een opleiding van
in de groep die scholing het hardst nodig heeft -degenen zonder
een werknemer die minder uren werkt of tijdelijk in dienst is.
omdat ze op lange termijn minder interessant zijn voor een
Daarmee wordt deze groep achtergesteld en dat leidt uiteindelijk tot een zwakkere positie op de arbeidsmarkt.
Een vrijheid waar bedrijven graag gebruik van maken. Maar met de vrijheid komt ook onzekerheid, flexwerkers lopen een grotere kans ontslagen te worden. Bovendien hebben ze minder recht op voorzieningen van de werkgever voor bijvoorbeeld tegemoetkomingen in opleidingskosten. Betere opleidingsmogelijkheden kunnen ervoor zorgen dat flexwerkers niet aan de onderkant van de arbeidsmarkt blijven hangen.
Ar be i d e n B ed r i j f
Flexibele werknemers kiezen zelf vaak bewust voor meer vrijheid.
Meer informatie: Hedwig Vermeulen |
[email protected] Opdrachtgevers: ABU, CNV Dienstenbond, De Unie, FNV Bondgenoten, LBV en STOOF
1 Cijfers: scholingsmonitor ITS voor Opleidings- en Ontwikkelingsfonds van de Flexbranche (STOOF)
25
Interview
“Mijn naam in dat boek staat er voor altijd” Contact met de nieuwe lichting onderzoekers is belangrijk. Daarom lopen bij het ITS regelmatig stagiaires rond. Afgelopen jaar zes. Sociologiestudente Eline van Lith is een van hen. Haar stage was een kwalitatief succes.
H
et onderzoek waar
Publicaties
Eline aan meewerkte
Praten, luisteren, observeren en concluderen. Bij elkaar zorgde
heet ‘Moed en
het voor de nodige output: twee artikelen in het ‘Handboek OR
Vertrouwen’ en gaat over de
Strategie en Beleid’ van uitgeverij Kluwer. In een ervan maakte
werking van ondernemingsra-
ze een vergelijking tussen OR’s van kleine en grote wooncoöpe-
den. Eline: “Ik wilde graag mijn
raties. Eline: “Kleine ondernemingsraden blijken informeler te
kwalitatieve onderzoeksvaar-
handelen, en hun invloed is kleiner, tenminste in deze branche.”
digheden verbeteren. Ik volg
Een ander artikel ging over het netwerk van ondernemingsraden:
mijn opleiding in Nijmegen
de contacten die de OR-leden hebben met directie, werknemers
en daar is weinig ruimte voor
en de afdeling P&O. Eline: “In dat artikel kwam kwalitatief en
deze tak van onderzoek doen.”
kwantitatief onderzoek samen. De cirkel van studie en stage was
Want een Nijmeegse student
daarmee rond”, zegt ze lachend. “En ja, het is natuurlijk erg gaaf
sociologie leert de theorieën van kopstukken als Marx, Durkheim
om je naam bij een hoofdstuk van een boek te zien staan. Die
en Weber. En bekijkt, meestal aan de hand van enquêtegegevens,
staat er voor altijd.”
of de denkbeelden nog opgaan voor de huidige maatschappij. Maar toegepast onderzoek gaat verder dan wetenschappelijke
Sociologenbolwerk
bevestiging. Wat kan de praktijk nu met de informatie die je hebt
Sociologen zijn goed vertegenwoordigd bij het ITS, op dit
verzameld? En kun je ook het verhaal achter de cijfers achter-
moment zijn er 13 werkzaam. Veel van hen hebben net als Eline
halen? Eline: “Naast de diepgang wilde ik ook proeven van het
hun opleiding in Nijmegen genoten. Elk jaar levert de opleiding
beleidsonderzoek. Bij het ITS kon ik beide dingen combineren.
20-30 nieuwe studenten af. Bij het ITS doen ze al in hun eerste
Bovendien heeft het bedrijf een goede naam, het staat te boek
studiejaar ervaring op met het afnemen van telefonische inter-
als een plek waar je veel kunt leren.”
views. Steeds vaker kloppen ze ook voor hun bachelor- of master-
Ar be i d e n B ed r i j f
stage bij het ITS aan. Directeur Jeroen Winkels is daar blij mee:
Jeroen Winkels: “Contact met nieuwe generatie onderzoekers houdt ons scherp.”
“Een stage is een prachtige manier voor het ITS om aanstormend talent voor ons vakgebied, toegepast onderzoek, te ontdekken. En het houdt ons scherp voor bepaalde ontwikkelingen in het hoger onderwijs. Dat is één van de terreinen waarop we als onderzoeksinstituut actief zijn. En dan is het erg informatief om goed contact te hebben met vertegenwoordigers van de huidige
Het diepe
generatie studenten.”
Eline kreeg van haar begeleider, Jan Heijink, veel vrijheid: “Ik mocht in het diepe springen. Volledig meedraaien. Ik ben samen
Voor Eline was de stage bij het ITS een mooie opstap naar haar
met Jan het land doorgegaan om directeuren en leden van
laatste jaar. Dit collegejaar is haar opleiding gestart met een
ondernemingsraden te interviewen. Ook mocht ik aanschuiven
master Beleidsonderzoek, die ze nu volgt. Eline hoopt deze
bij besprekingen van het projectteam. Erg leerzaam. Een inter-
zomer haar studie af te ronden.
view houden is behoorlijk lastig en heel andere koek dan mensen een vragenlijst laten invullen. Je hebt een onderwerplijstje als startpunt, maar daarna kan het alle kanten op. Dat het de juiste kant is, daarop moet je leren vertrouwen.” 26
Auteur: Jan Hermsen
Een portaal voor iedereen De gegevensverzameling voor veel ITS-onderzoek gebeurt intern, door ITS Data. Steeds vaker schakelen ook externe partijen de afdeling in, zoals zorgkenniscentrum Vilans en Canon, producent van scanners, printers en fotoapparatuur.
O
nderzoeksgegevens verzamelen kan op veel manieren.
staat hoe het is gesteld met de samenwerking. Dat is het start-
Op klassieke wijze, via schriftelijke en telefonische
punt van het verbetertraject voor de instelling. De scan kan heel
enquêtes. Moderner, via online vragenlijsten. En
eenvoudig worden afgenomen in alle zorginstellingen waaraan
modernst, via portals, die steeds vaker worden gebruikt (zie
Vilans diensten levert. Want als een portal eenmaal is gebouwd,
kader).
kun je deze blijven gebruiken én eventueel aanpassen aan nieuwe wensen. ITS Data heeft negen mensen vast in dienst. Met stapels ervaring. De programmeurs en coördinatoren hebben gemiddeld zo’n 20 jaar diensttijd op de teller. Zij gaan graag in gesprek met u over dataverzameling op maat. Een portal? Een portal, dat klinkt ingewikkeld. “Maar het is eigenlijk meur bij het ITS. “Het is het start- en distributiepunt voor
Canon wilde weten hoe goed werknemers fysiek en geestelijk in
verschillende doelgroepen die meewerken aan een onder-
staat zijn om hun werk te doen. Specifiek was de vraag in welke
zoek.” Het bouwproces van een portal begint bij de vraag
mate personeel kampt met werkgerelateerde klachten, zoals
van de klant. Die wil ergens informatie over hebben, bijvoor-
stress, burnout-symptomen en lichamelijke problemen. Het ITS
beeld over tevredenheid van werknemers of de kwaliteit
bouwde een portal, een variatie op de vitaliteitscan die twee
van geleverde diensten. Overmars: “Vervolgens bouwen wij
jaar geleden is ontworpen voor medewerkers van de Radboud
het portal en als dit af is versturen we uitnodigingen aan
Universiteit Nijmegen. Canon had deze onder ogen gekregen en
de deelnemers. Deze kunnen inloggen en krijgen informatie
was enthousiast. Naast een vragenlijst bestaat de scan uit een
op maat aangeboden, in de meeste gevallen een enquête.”
bloedonderzoek, uitgevoerd door een verpleegkundige. Wanneer
Vroeger werden deze verstuurd via e-mail of post. Nu staat
alle informatie is verzameld en verwerkt, wordt via een kleuren-
alles op een punt overzichtelijk bij elkaar. Overmars: “Een
systeem aangegeven of iemand in de gevarenzone zit. Is dat zo,
portal is interactief, efficiënt en betrouwbaar en je kunt
dan vindt er een gesprek plaats met een hulpverlener van het
heel makkelijk maatwerk leveren. Responspercentages zijn
bedrijf, waarbij samen naar oplossingen wordt gezocht.
bijvoorbeeld direct op te vragen en rapporten rollen er met een druk op de knop uit, zonder tussenkomst van mensen.
Vilans
In het portal kunnen ook reeds bekende of al verzamelde
Voor Vilans, het kenniscentrum voor langdurige zorg, is ook een
gegevens staan die relevant zijn voor diegene die inlogt. En
portal gebouwd: de ‘Samenspelscan formele en informele zorg’.
in het portal kan bijvoorbeeld ook een agenda- of taken-
De scan is een onderdeel van een verbetertraject voor de kwa-
functie worden ingebouwd.” Het beheer doet de klant zelf.
liteit van samenwerking tussen vrijwilligers en mantelzorgers
“Dat creëert extra betrokkenheid bij het eigen onderzoek, is
enerzijds en zorgprofessionals anderzijds. Deze samenwerking
onze ervaring”, zegt Overmars. “Maar wij blijven wel altijd
loopt nogal eens spaak. Op de portal zijn scans samengebracht
beschikbaar voor technische ondersteuning en andere vra-
voor verschillende groepen verbonden aan een zorginstelling:
gen.”
ITS i n p er s p ec t i e f
gewoon een website”, zegt Raymond Overmars, programCanon
mantelzorgers, vrijwilligers, cliënten en zorgprofessionals. Deelnemers hebben een eigen inlogcode en krijgen alleen infor-
Meer informatie:
[email protected]
matie en vragen voorgeschoteld die specifiek voor hen gelden. Na afloop wordt er automatisch een rapport gegenereerd waarin
Auteur: Jan Hermsen 27
Column
Je ziet het pas als je het doorhebt Kinderen uit sociaaleconomische achterstandswijken die vrijwillig in het weekend naar school gaan. Wie dagelijks vooral met de probleemdossiers in het onderwijs bezig is, kan het bijna niet geloven. Maar zulke kinderen bestaan echt. Bij de Weekendschool krijgen ze drie jaar lang elke zondag les in vakken als recht, geneeskunde, journalistiek, beeldende kunst en ondernemen. De lessen worden gegeven door vrijwilligers. Professionals, zoals advocaten, artsen en journalisten. En dit jaar ook door een heuse beleidsonderzoeker van het ITS. Alleen was ik incognito als psycholoog (wat ik ook ben).
D
aar sta ik dan als gastdocent Psychologie voor een
De leerlingen gaan aan de slag met een aantal geheugen- en
groepje derdejaars (12-13 jarigen) van de Nijmeegse
aandachtstestjes die ik heb meegenomen. Om de beurt zijn ze
IMC Weekendschool. Een aantal kinderen kijkt demon-
‘testpsycholoog’ en ‘proefpersoon’. Het fanatisme waarmee ze
stratief langs me heen. Die waren waarschijnlijk liever naar de
die rollen uitvoeren, verrast me. Met schijnbaar gemak tekent
andere gastles gegaan: bacteriën kweken met een echte biome-
Younes een ingewikkelde geometrische figuur uit zijn hoofd
dicus. Vast veel spannender dan de psychologische testjes die
na. Als ik hem complimenteer, haalt hij zijn schouders op: “Was
ik voor ze in petto heb. Ik begin dus maar snel met een filmpje
simpel, mevrouw. Dit leek op een hoedje, dat ook, en dat op een
van een beroemd psychologisch experiment. Misschien kent
wiel.” Natalia, die nog maar kort in Nederland woont, weet me
u het wel: ‘selective attention’1. Het filmpje is even simpel als
helemaal te verbazen. Achter elkaar dreunt ze vijftien van de
verbijsterend. Een groep mensen met witte en zwarte shirts
zestien voorwerpen op, die ze een halve minuut heeft mogen
aan gooit een bal over. De kijker moet tellen hoe vaak de witte
bekijken. Dan aarzelt ze en vraagt om een pen. Daarmee tekent
spelers de bal overgooien, zonder zich te laten afleiden door
ze het nog ontbrekende voorwerp: een schroevendraaier. Ook
schijnbewegingen of de zwarte spelers. Dat vraagt concentratie.
zij houdt mijn complimenten af: “Onthouden is niet moeilijk. De
Zóveel concentratie dat veel mensen helemaal niet zien dat hal-
woorden zijn moeilijk.”
verwege het filmpje een man in een gorillapak dwars door het beeld loopt. Onvoorstelbaar als je het weet, maar als je druk aan
Een dagje
het tellen bent, zie je het makkelijk over het hoofd. Zo ook de meeste leerlingen bij de Weekendschool. Alleen Oumnia zegt:
gastdocent zijn:
“Ik raakte de tel kwijt, juf, want ik werd afgeleid door die aap.” Haar klasgenoten moeten lachen: hoezo, een aap? Totdat we het
aanrader voor elke
ITS i n p er s p ec t i e f
filmpje nog eens terugkijken en iedereen de aap ziet. Oumnia zit te glunderen.
onderwijsonderzoeker
Aangemoedigd door de reacties die het filmpje oproepen, praat ik verder met de leerlingen: wat heeft dit nou eigenlijk met psychologie te maken? En met wetenschap? Ik vertel dat je soms
Zelfs de stoerste jongens van de groep doen enthousiast
dingen over het hoofd ziet, die letterlijk voor je neus zijn. En dat
mee. Als we later die middag het wetenschapsspel Expeditie
je ook als wetenschapper moet uitkijken dat je niet zó sterk op
Moendoes spelen, zijn ze bloedfanatiek. In razend tempo ver-
één ding fixeert, dat je de rest helemaal over het hoofd ziet. Ik
overen ze het ene na het andere opdrachtkaartje. Om de kin-
ratel enthousiast door, totdat de klassendocent me met een sub-
deren niet te demotiveren, had de klassendocent de lastigste
tiel gebaar wijst op de gorilla voor mijn neus: de kinderen begin-
opdrachten uit het spel gehaald. Maar als snel moeten we ook
nen nu wel erg nadrukkelijk op hun stoel te wippen. Hoogste tijd
die ‘te moeilijke’ kaartjes uitdelen. Zelfs hun eigen docent staat
voor wat actie!
versteld.
1 Zelf zien? Op YouTube is het filmpje te vinden als ‘selective attention test’ (door Daniel Simons).
28
“Wat hebben jullie vandaag geleerd?”, vraagt de klassendocent als afronding aan het eind van de dag. “Dat je altijd moet opletten of je ook apen ziet!”, roept een jongen. De groep lacht en ik lach mee: “Goed samengevat.” Want als ik vandaag zelf iets heb geleerd, dan is het dat het heel verfrissend is om je blik eens te laten afdwalen van de bal. Een dagje gastdocent zijn, is een aanrader voor iedereen die het onderwijs eens van een andere kant wil meemaken. Een ervaring waar je terug achter je onderzoeksbureau zeker je voordeel mee kan doen. Marjolijn Hovius is onderwijsonderzoeker bij het ITS. Daarnaast werkt ze als zelfstandig (educatief) auteur bij De Schrapfabriek.
“Wat ik heb geleerd? Dat ik altijd moet opletten voor apen!”
ITS i n p er s p ec t i e f
Auteur: Marjolijn Hovius |
[email protected]
29
Opdrachtgevers ABU - Algemene Bond Uitzendondernemingen Acute Zorgregio Oost Agentschap NL Onderwijs Bewijs Almende College: locatie Isala AOb - Algemene Onderwijsbond Arcadis: Divisie Mobiliteit Avans Hogeschool
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Directie Langdurige Zorg Nederlandse Defensieacademie NJI - Nederlands JeugdInstituut
Belastingdienst Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) Canon Nederland NV
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek BOPO (NWO) Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek PROO (NWO) NedSpine
CAOP - Schoolbesturen RPO Nijmegen en Helicon
Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs CDHO - Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs CNV Dienstenbond Conexus CPB - Centraal Planbureau CVZ - College voor zorgverzekeringen DALMAR Foundation De Unie EduDivers European Educational Research Organisation Europese Commissie: Seventh Framework Programme Expertisecentrum Nederlands FNV Bondgenoten Fokus
Fundeon Gemeente Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Groesbeek
Gemeente Mook en Middelaar Gemeente Zeist Gerrit van der Veen College HBD - Hoofdbedrijfschap Detailhandel
Het Qualiteits Accreditatie-instituut Tandheelkunde Hezelburcht B.V.
ITS i n p er s p ec t i e f
HvA - Hogeschool van Amsterdam HAN - Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HU - Hogeschool Utrecht Inspectie van het Onderwijs Inspectie voor de Gezondheidszorg/Bureau Zichtbare Zorg KBA - Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt Kennisnet KNGF - Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Koepelorganisaties mondzorg Kohnstamm Instituut
Koninklijke Auris groep Kuraray Dental Benelux
Kwaliteitscentrum Uiterlijke Verzorging LBV - Landelijke belangen Vereniging LPC Kortlopend onderwijsonderzoek Mercator B.V. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: Directie Inburgering en Integratie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Directie Primair Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Directie Emancipatie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Diversie Directies 30
Nederlands Nationaal Kaaskeur Concours
Netwerk Palliatieve zorg Noordelijke Maasvallei NMT - Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde NPCF - Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie NTR OOST N.V. OR DSM Elastomeren OR PontMeyer OTIB - Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf Per Saldo Platform Bèta Techniek Policy Productions Politieacademie PO-Raad Projectbureau Kwaliteit
Rademakers Re-integratie Radboud Universiteit Nijmegen Rijkswaterstaat
RINO Groep SBOG - Samenwerkende Bonden van Ouderen in Gelderland Scholengroep Rijk van Nijmegen SCP - Sociaal en Cultureel Planbureau SenterNovem Onderwijs Bewijs SP: Europees Parlement Stichting A+O fonds Gemeenten Stichting IkStartSmart Gelderland/Kamer van Koophandel
Stichting KIO Stichting Pento Stichting van de Arbeid Stichting voor Protestants Christelijk Basis- en Orthopedagogisch Onderwijs (PCBO)
Strukton STOOF - Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche Synthese Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
UvA - Universiteit van Amsterdam UMC St Radboud
Vervangingsfonds Veiligheidsregio Fryslân Veiligheidsregio Utrecht VO-Raad Vrije Universiteit Amsterdam
Wellantcollege Werkgroep Kwaliteitsbeleid Zintuiglijk Gehandicapten SIAC/VIVIS WODC - Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum Zorgverzekeraars Nederland
Publicaties 2012 Door ITS uitgegeven Driessen, G.
Esch, W. van, Petit, R., & Smit, F.
Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie.
Nabij op afstand. Ouders en het mbo. ‘s-Hertogenbosch/
Een onderzoek naar de uiteenlopende wijzen
Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
waarop in gemeenten vorm wordt gegeven aan
‘s Hertogenbosch/Utrecht. Expertisecentrum Beroepsonderwijs
VVE.
(Ecbo).
Driessen, G.
Gennip, H. van, & Wester, M.
De ambities waargemaakt? De ontwikkeling van
Doeltreffender registreren van lesverzuim
de onderwijspositie van de doelgroepen van het
Evaluatie van het portaal AIDA
onderwijsachterstandenbeleid tussen 1995 en 2011. In G. Driessen (red.), De doelgroepen van het
Heijink, J.
onderwijsachterstandenbeleid: Ontwikkelingen in prestaties
De Ondernemingsraad en zijn netwerk
en het advies voortgezet onderwijs (pp. 3-35).
Een samenwerkingsproject van FNV Bouw en ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Driessen, G. Pre-sessional testing and learning.
Heijink, J.
Een onderzoekspilot gericht op het verbeteren van de
Moed & Vertrouwen
taalvaardigheid Engels van startende Avans Hogeschool-
Rapport van het onderzoek menselijke factoren en het
studenten.
functioneren en effect van de ondernemingsraad.
Driessen, G.
Hovius, M., & Rens, C. van
Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en
Ontwikkelingen in opleidingen.
dialecten in de periode 1995-2011.
Bestandsanalyse van Croho
Driessen, G. De taalvaardigheid Engels van Avans-studenten bij de intake.
Jong, G. de, Vermeulen, H., & Warmerdam, J. Opleidingsmonitor flexbranche 2012
Driessen, G. (red.) De doelgroepen van het in prestaties en het advies voortgezet onderwijs.
Mooij, T., & Fettelaar, D. Voorlichtingslessen seksuele diversiteit in het Voortgezet Onderwijs.
Driessen, G., & Cuppen, J.
Pilot onderzoek: observatie van LHBT-voorlichting.
Het advies voortgezet onderwijs: Over- of onderadvisering van de doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid?
Mooij, T., & Witvliet, M.
In G. Driessen (red.), De doelgroepen van het
Sociale veiligheid in en rond scholen 2006 – 2012.
onderwijsachterstandenbeleid: Ontwikkelingen in prestaties
Brochure Primair en Voortgezet Onderwijs.
ITS i n p er s p ec t i e f
onderwijsachterstandenbeleid: Ontwikkelingen
en het advies voortgezet onderwijs (pp. 37-72). Mooij, T., Dijkstra, E., & Walraven, A. Driessen, G., Mulder, L., & Roeleveld, J. Cohortonderzoek COOL5-18.
Pedagogisch-didactische systematiek ter ondersteuning
Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting
leerprocessen.
2010/11.
Diagnosticerend handelen van leerkrachten in optimaal
van voor- en vroegschoolse ontwikkeling en schoolse
onderwijs voor elke leerling. 31
Mooij, T., Fettelaar, D., & Wit, W. de
Schellingerhout, R., & Smeets, E.
Sociale onveiligheid van LHB schoolpersoneel en LHB leerlingen.
CQ-index voor de GZ.
Onderzoeksverslag.
Meting 2011.
Mooij, T., Fettelaar, D., & Wit, W. de
Schellingerhout, R., & Smeets, E.
Sociale onveiligheid van LHB schoolpersoneel en LHB leerlingen.
CQ-index voor de GGZ.
Brochure.
Meting 2011.
Mooij, T., Haverkort, J., & Kleijne, J. de
Smeets, E., Kuijk, J. van, & Wester, M.
Digitale ondersteuningssystematiek voor integrale
Rekenverbetertrajecten in het basisonderwijs.
kindcentra: Rapportage.
Stand van zaken na drie jaar.
Mooij, T., Paas T., & Fettelaar D. Onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Leonardoschool of -leerling?
Smit, F. (red.)
Tussenbalans van interventieonderzoek project Onderwijs Bewijs
Brug naar de toekomst.
ODB08093.
Meesterklasbijdragen 2 Mulder, L., Veen, I. van der, Derriks, M., & Elshof, D. De schakelklasleerlingen verder gevolgd.
Smit, F. (red.)
Het tweede vervolgonderzoek bij leerlingen die
Lessen van successen in Rotterdam.
in 2006/07 of 2007/08 in een schakelklas hebben
Meesterklasbijdragen.
gezeten. Paas, T., Mulder, L., & Roeleveld, J. Zittenblijvers en verwezen leerlingen in het cohortonderzoek COOL5-18.
Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen.
Paas, T., Mulder, L., Ledoux, G., Eck, E. van, & Heurter, A. Monitor actieplan Basis voor Presteren.
ITS i n p er s p ec t i e f
Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van Rens, C. van, Oomens S., & Kessel, N. van
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties.
Toegankelijkheid van de e-dienstverlening WW van UWV.
Literatuurstudie.
Rens, C. van
Sombekke, E.
Ict-toepassingen voor taal en rekenen in het mbo.
Lange Termijn Visie. Resultaten Beroepspanel.
Rens, C. van, & Gennip, H. van
Tillaart, H. van den, Elfering, S., Vermeulen,
Didactiek in balans 2012.
H., Rens, C. van, Warmerdam, J., Wit, W. de,
Technische verantwoording basisonderwijs
Doesborgh, J., & Sombekke, E. Trends en ontwikkelingen in de technische
Schellingerhout, R., & Ramakers, C.
installatiebranche 2012.
Discriminerend vermogen CQI Verstandelijk
Bedrijvigheid, arbeidsmarkt en beroepsopleiding in
Gehandicaptenzorg.
de periode tot 2016.
Schellingerhout, R., & Smeets, E.
Tillaart, H. van den, Elfering, S., Vermeulen, H., Rens, C. van,
CQ-index voor de kraamzorg.
Warmerdam, J., Wit, W. de, Sombekke, E., & Wetering, E. van de
Meting 2011.
Verwachte overschotten en tekorten in de installatiebranche in de regio. Najaarsraming
32
Vermeulen, H., Oomens, S., Wit, W. de, &
Extern
Warmerdam, J. Arbeidsmarkttransities van uitzendkrachten in
Driessen, G.
de periode 2007-2010.
Combating ethnic educational disadvantage in the Netherlands. An analysis of policies and effects. In C. Kassimeris & M. Vryonides (Eds.), The politics of
Witvliet, M., Tillaart, J. van den, Bergen, K. van,
education. Challenging multiculturalism (pp. 31-51).
Mooij, T., Fettelaar, D., Wit, W. de, & Vierke, H.
New York: Routledge.
Sociale veiligheid in en rond scholen. Primair onderwijs 2010-2012.
Driessen, G.
Voortgezet onderwijs 2006-2012.
Voor- en Vroegschoolse Educatie: Veel variatie, weinig efficiëntie.
Warmerdam, J., Vermeulen, H., Kuijk, J. van, Elfering,
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (6), 306-318.
S., Oomens, S., Wit, W. de, Sombekke, E., & Duijsens, K.
Driessen, G.
Flexibel in de techniek.
Als de schooltijden veranderen.
Resultaten pilot techniekopleiding flexkrachten.
Didaktief, 40 (1/2), 41.
Wester, M., & Kessel, N. van
Driessen, G.
De Toekomst van het v(mb)o in Nijmegen en omgeving.
Voorschool: recentralisatie gewenst.
Onderzoek ten behoeve van de besluitvorming over het v(mb)o
Sociale Vraagstukken, 27 februari 2012,
in Nijmegen.
www.socialevraagstukken.nl.
Wester, M., & Kessel, N. van
Driessen, G., & Cuppen, J.
In- en doorstroom sectoroverstijgende: programma›s in het
Ieder het juiste advies voortgezet onderwijs?
vmbo.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2), 55-69.
Cohort 2008 en 2009. Wein, B., Willems, A., & Cools, F.
Jongens hebben geen achterstand in prestaties, maar hun
Verkenning RBT Fryslân. Uitval van vitale infrastructuur:
schoolloopbaan verloopt minder gunstig dan die van meisjes.
Geen stroom, wel spanning….
In K. Wentzel (red.), Op niveau. Taalvaardigheid Nederlands.
Nijmegen/Arnhem: ITS/Nederlands Instituut voor Fysieke
Tweede fase. Leerlingboek 4 vwo (pp. 54-56).
Veiligheid.
Amersfoort: Thieme-Meulenhoff.
Wein, B., & Willems, A.
Heijink, J.
Eindverslag interne analyse als input voor verbeterplan in
Ketenintegratie en Bouwonderneming.
het kader van de implementatie van het Europees handvest
In J. Heijink (red.), Flexibiliseren in ketens en netwerken. En
voor onderzoekers en de Europese gedragscode voor de
gevolgen voor arbeid en organisatie.
rekrutering van onderzoekers bij de Radboud Universiteit.
OR Strategie en Beleid, (Themanummer 16, 115-123.) Alphen aan den Rijn: Kluwer.
Wein, B., & Willems, A. Rode draad Veiligheidsregio Fryslân. De rode draad uit
Heijink, J., & Lith, E. van
(evaluaties van) recente incidenten.
De ondernemingsraad en zijn netwerk. Verslag van een
ITS i n p er s p ec t i e f
Driessen, G., & Langen, A. van.
samenwerkingsproject van FNV Bouw en ITS, Radboud Willems, A., & Wein, B.
Universiteit Nijmegen.
Cursus faciliterend leiderschap.
In J. Heijink (red.), Het OR netwerk in werkingHandboek OR
Cursus ten behoeve van module (academisch) leiderschap.
Strategie en Beleid (Optiek 17, 13-60). Alphen aan den Rijn: Vakmedianet.
Winkels, J., Sombekke, E., & Sijbers, R. Effectmeting studiekeuzegesprekken 2010. 33
Heijink, J.
Mooij, T.
De netwerken van de OR.
A Mokken scale to assess secondary pupils’ experience of
Flyer FNV Bouw.
violence in terms of severity. Journal of Psychoeducational Assessment, 30 (5), 496-508.
Hofman, R., & Mulder, L. Programma Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs
Mooij, T.
2013-2014.
Optimalisering van leerprocessen en schoolontwikkeling.
Den Haag: NWO/BOPO.
In J. Haverkort, J. van de Logt & T. van der Zee (red.), Het geluk van ontwikkelen. Artikelen over onderwijs dat
Langen, A. van
uitgaat van verschillen (pp. 43-48).
Plusarrangementen.
Nijmegen: Stichting Conexus.
Bouwsteen-publicatie 9. Den Haag: Platform Bèta Techniek.
Mooij, T. Oog voor excellentie. Optimale ontwikkelingskansen voor
Ledoux, G., Roeleveld, J., Langen, A. van, & Smeets, E.
excellente leerlingen.
COOLSpeciaal.
Jeugd in School en Wereld, 97 (3), 6-9.
Inhoudelijk rapport. Amsterdam: Amsterdam / Nijmegen: Kohnstamm Instituut / ITS
Mooij, T., & Witvliet, M. Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen P(S)O
Ledoux, G., Roeleveld, J., Langen, A. van, & Paas, T.
en V(S)O 2006 – 2012.
COOLSpeciaal.
Brochure.
Technisch rapport meting schooljaar 2010/11.
Nijmegen / Amsterdam: ITS / Regioplan.
Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Mooij, T., Roeleveld, J., Fettelaar, D., & Ledoux, G. Lith, E. van, & Heijink, J.
Kwaliteitsbeoordeling van scholen primair onderwijs: Het
Verschillen in medezeggenschap tussen grote en kleine
correctiemodel van de inspectie vergeleken met alternatieve
ondernemingen, enkele resultaten uit onderzoek in
modellen.
wooncorporaties.
Pedagogische Studiën, 89 (5), 272-287.
In Medezeggenschap in kleine ondernemingen. OR Strategie en Beleid, (Themanummer 17, 87-97.)
Mulder, L., & Claassen, A.
Alphen aan den Rijn: Vakmedianet.
Na invoering nieuwe gewichtenregeling nauwelijks meer geld naar platteland.
Merry, M. & Driessen, G.
Didactief, 42 (3), 49-50.
Equality on different terms: The case of Dutch Hindu schools. ITS i n p er s p ec t i e f
Education and Urban Society, 44 (5), 632-648.
Mulder, L., & Roeleveld, J. Leertijd in groep 8 moet beter worden benut.
Merry, M., Driessen, G., & Oulali, I.
Didactief, 42 (1), 40-41.
Doet onderwijssegregatie ertoe? Pedagogiek, 32 (2), 151-164.
Smit, F. Ouders en school.
Mooij, T.
Succesfactoren voor betrokkenheid.
Personal, family, and school influences on secondary pupils’
Amsterdam: SWP Publishers.
feelings of safety at school, in the school surroundings and at home.
Smit, F.
Teachers and Teaching: theory and practice, 18(2), 129-157.
Inspraak en school. Editie 2012. Moderne inspraak in het primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: Sdu Uitgevers.
34
Smit, F.
Veen, A., Veen, I. van der, & Driessen, G.
Meer leeuw, minder lam. Werk aan een krachtige inbreng. |
Het bereik van allochtone kinderen met Voor- en
Burgerschap op school. Meer aandacht voor
Vroegschoolse Educatie.
leerlingenparticipatie. |
Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Investeer in de leraar. Advies McKinsey aan Nederlandse onderwijs. | Streven naar excellentie. Scholen in
Veen, A., Veen, I. van der, Heurter, A., Ledoux, G., Mulder, L.,
achterstandssituaties. | Welkom in de school. Leraren en ouders
Paas, T., Leseman, P., Mulder, H., Verhagen, J., & Slot, P.
vormen waardegemeenschap. | Evaluatie WMS-rapport. Tijdig
Pre-COOL cohortonderzoek.
en juist informeren blijft heikel punt. | De oermens in ons.
Technisch rapport tweejarigencohort, eerste meting 2010-2011.
Imponeren in de mr. | Medezeggenschap 2.0. Wat kan de mr met
Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
sociale media? | Da´s een goeie vraag. Wat wil je weten? |
Veen, A., Veen, I. van der, Heurter, A., & Paas, T.
De sociocratische aanpak. Meer medezeggenschap in De School.
Pre-COOL cohortonderzoek.
MR magazine, 28. Actueel magazine voor de
Technisch rapport vierjarigencohort eerste meting 2009-2010.
medezeggenschapsraad.
Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Alphen aan den Rijn: Kluwer. Vries, B. de, Westbroek, H., Walraven, A., & Handelzalts, A. Smit, F.
De stem van de praktijk: docentperspectieven op
De gelukkige or. Tips van wetenschappers.
docentontwerpteams.
OR & communicatie, 13 (4), 10-11.
Pedagogische Studiën, 89 (6), 388-398.
Smit, F.
Walraven, A.
De oermens in ons. Imponeren in de or.
Even Googelen, over informatievaardigheden in het onderwijs.
OR & communicatie, 13 (5), 10-11.
Pedagogiek in Praktijk, 65, 28-33.
Sombekke, E.
Walraven, A., Brand-Gruwel, S., & Boshuizen, H.
Jaarrapportage klanttevredenheid Synthese 2011.
Fostering students’ evaluation behaviour while searching the
Synthese.
internet. Instructional Science.
Tillaart, H. van den Klein zijn en volwassen worden: de medezeggenschap in
Warmerdam, J., & Heijink, J. (red.)
kleine bedrijven. in: Heijink, J. (red.). Het OR netwerk in wer-
Flexibele arbeid in de technische installatiebranche.
king. Optiek 17 van het Handboek OR Strategie en Beleid.
Flexibiliseren in ketens en netwerken. Handboek OR
Vakmedianet, Alphen aan de Rijn. Blz. 35-52.
Strategie en Beleid, (Katern).
Flexibele arbeid in de technische installatiebranche. In J. Heijink (red.), Flexibiliseren in ketens en netwerken. Handboek OR Strategie en Beleid, (Themakatern). Deventer: Kluwer.
ITS i n p er s p ec t i e f
Alphen aan den Rijn: Kluwer. Warmerdam, J.
35
Nieuwe medewerkers Van links naar rechts: Jan van Rossum, Ellen van de Wetering, Ardi Mommers, Amber Walraven, Jos Lubberman en
ITS i n p er s p ec t i e f
Mariëlle van Bruggen
36
Heeft u een proefschrift, presentatie of rapport? Wij verzorgen graag de opmaak en druk of print voor u. Onze afdeling tekstverwerking en grafische vormgeving heeft jarenlange ervaring en denkt met u mee over de mooiste opmaak van uw documenten of presentaties. Ook omvangrijke kopieer- en printopdrachten kunnen wij voor u uitvoeren. Tevens hebben wij mogelijkheden voor het drukken van boeken.
Het ITS publiceert tientallen onderzoeksrapportages per jaar. Wij beschikken hierdoor over goede contacten met drukkerijen. De medewerkers van de afdeling tekstverwerking en grafische vormgeving zijn gewend om onder grote tijdsdruk snel te produceren. De wensen van de klant staan daarbij altijd voorop.
Profiel ITS ITS is een onafhankelijk instituut verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen Onze missie is om met sociaal-wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Het instituut is gespecialiseerd in sociaal-wetenschappelijk onderzoek, beleidsadvisering en kennisoverdracht. In de 48 jaar dat het instituut bestaat, is veel onderzoekservaring opgedaan op het gebied van onderwijs, arbeid, mobiliteit, veiligheid, zorg en welzijn. Daarnaast beschikt het ITS over geavanceerde faciliteiten voor dataverzameling en -management.
De expertise van het ITS
Opdrachtgevers
- Probleemverheldering op basis van kwalitatief en kwantitatief
Het ITS werkt in opdracht van o.a.: - Landelijke overheid, provincies en gemeenten;
onderzoek. - Beleidsonderzoek voor een uitgebalanceerde afweging van beleidsalternatieven. - Evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van beleidsmaat-
- Werkgevers- en werknemersorganisaties; - Schoolbesturen in het basis-, voortgezet en beroepsonderwijs; - Zorginstellingen;
regelen.
- Universiteiten en hogescholen;
- Advies over de implementatie van beleid op basis van (ITS-)
- Europese Unie.
onderzoek. - Ontwikkeling van voorlichtings- en trainingsprogramma’s.
Gedragscode Statistiek en Onderzoek
- Dataverzameling en -management.
De belangen van deelnemers aan onderzoek worden beschermd door de gedragscode Statistiek en Onderzoek. Met deze gedrags-
Medewerkers
code wordt voldaan aan de eisen die de Wet op de Bescherming
Het ITS telt 55 medewerkers. De uiteenlopende thema’s
van Persoonsgegevens (WBP) stelt aan de bescherming van
waarmee het ITS te maken heeft, vragen om een gevarieerd
privacygevoelige gegevens.
onderzoekerprofiel. Medewerkers van het ITS zijn afkomstig uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals
Het ITS is lid van de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO).
sociologie, psychologie, onderwijskunde, pedagogiek,
Voor meer informatie, zie www.beleidsonderzoek.nl.
gezondheidswetenschappen en economie.
Het ITS is geaccrediteerd voor het uitvoeren van klantervaringsonderzoek in de zorg (CQI).
Colofon Postadres: Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen Bezoekadres: Toernooiveld 212, Nijmegen Website: www.ru.nl/its Telefoon: 024-3653500 Fax: 024-3653599
Eindredactie: Foto omslag: Foto’s binnenwerk: Grafische vormgeving: Druk:
Tekstbureau Hermsen Schrijfwerk Rian van Leeuwen Flip Franssen, Twan Verrijt & Nationale Beeldbank Yvonne Meeuwsen Van Eck & Oosterink communicatieregisseurs
© 2013 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Het ITS is ISO 9001 gecertificeerd door SGS Systems & Service Certification
Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
ITS in
perspectief
2012
www.ru.nl/its