Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
Een tien met een griffel …. … en een zoen van de juffrouw. Was het niet jarenlang de beloning, dan was het wel de standaarduitdrukking om leerlingen te laten merken dat ze iets heel goed hadden gedaan. Tienen worden nog steeds gegeven, het verstrekken van zoenen in de klas ligt tegenwoordig al gevoeliger. Maar de griffel? Welke zes- of twaalfjarige weet nog wat dat is?
Veranderingen in het onderwijs,
Met de komst van vier ervaren onderzoekers op het terrein
sociale innovaties in bedrijven,
van arbeidsvraagstukken en sociaal beleid versterkte het ITS
transformaties in de zorg, de
zijn portfolio in 2013 aanzienlijk. Momenteel verwachten we
termen veranderen, de grif-
van een andere nieuwe loot aan de stam een vergelijkbaar sti-
fel is verdwenen, maar de
mulerend effect. Met ingang van 2014 maakt het Centrum voor
behoefte om zo goed mogelijk
Begaafdheidonderzoek (CBO) namelijk onderdeel uit van het
te reageren op vragen blijft. En
ITS. De expertise en dienstverlening van deze acht medewer-
met vragen houden we ons op
kers, die voorheen verbonden waren aan de Faculteit Sociale
het ITS graag bezig. Of beter
Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen, treft u
gezegd: met het zoeken naar
verderop in dit jaarbericht aan.
antwoorden op de vragen die onze opdrachtgevers voor ons
Tegen de landelijke trend in groeide het ITS in 2013 en het
in petto hebben. In dit jaar-
twintigtal nieuwe medewerkers dat ons sinds begin 2012 heeft
bericht treft u er diverse aan,
versterkt, zorgt er samen met de andere vijfenveertig voor dat
gegroepeerd rond een selectie van de onderzoeken die we in
we de missie van het ITS kunnen blijven waarmaken: door onder-
2013 uitvoerden.
zoek, advies en kennisoverdracht een bijdrage leveren aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. De vraagstukken
Zo gaan er bijvoorbeeld meerdere onderzoeks- en adviesprojec-
mogen groot of klein zijn, dat maakt ons niet uit, zoals ook uit
ten over duurzame inzetbaarheid: hoe slagen bedrijven er in om
de variatie aan bijdragen in dit jaarbericht blijkt. Ik hoop dat u er
medewerkers gezond, gemotiveerd en productief te houden? Een
veel leesplezier aan beleeft en er ook aanleiding in ziet om dit
ander onderzoek dat in dit jaarbericht wordt belicht, gaat over
jaar www.ru.nl/its te bezoeken. U blijft dan goed op de hoogte
startende bedrijven: hoe prestatiegericht zijn jonge ondernemers
van de actuele ontwikkelingen rond onze projecten.
het overigens aardig zijn om over twintig jaar terug te blikken
De waardering van onze opdrachtgevers én van alle andere
op de verbinding tussen deze twee projecten. Zijn die startende
gebruikers die kennis nemen van ons werk, is voor ITS-
ondernemers uit 2013 er in 2033 in geslaagd om een bedrijf te
medewerkers leidend. En die waardering hoeft niet per se in de
vestigen waarvan alle (dan tientallen?) medewerkers duurzaam
vorm van een tien, een griffel of een zoen te zijn.
inzetbaar zijn? Jeroen Winkels |
[email protected] Het ITS is één van de initiatiefnemers van het ontwikkelnetwerk
ITS in 2013
en over hoeveel doorzettingsvermogen beschikken ze? Wat zou
Directeur ITS
HR in de zorg, dat binnenkort start. Dit netwerk is een laagdrempelige samenwerkingsvorm, waarbij onderzoek en toepassing vruchtbaar met elkaar in contact komen. De deelnemende zorginstellingen bundelen hun krachten beter, bijvoorbeeld door het gezamenlijk opstellen en uitvoeren van een agenda rond actuele HR-thema’s in de zorg, zoals professionele ruimte en strategisch personeelsbeleid in tijden van bezuiniging. Onderzoekers en adviseurs ondersteunen het netwerk met onderzoek en maatwerkadvies. In dit jaarbericht leest u meer over de ambities van het netwerk. 1
Onderwijs
Positief belonen in de klas Positive Behavior Support (PBS) is een schoolbrede aanpak gericht op het stimuleren van gewenst gedrag. Recent is deze Amerikaanse benadering overgewaaid naar Europa, en ook in Nederland geïntroduceerd. Zes Nijmeegse scholen zijn de afgelopen jaren gestart met PBS. In het kader van Kortlopend Onderwijsonderzoek zijn deze scholen gevolgd.
Het doel van PBS is om in de school een omgeving te realiseren
PBS betekent een
die leerbevorderend is en gedragsproblemen voorkomt. Er wordt gewerkt vanuit gedeelde waarden, zoals verantwoordelijkheid,
cultuuromslag,
respect en veiligheid. Het uitgangspunt is: wat gaat er goed? En niet: wat doet een leerling allemaal fout? Dat betekent positief
invoeren kost tijd
benaderen en belonen van gewenst gedrag van leerlingen, en veel minder richten op negatief gedrag of straffen. Dit wordt onder andere gedaan via het meten en registreren van gedrag en het terugkoppelen ervan naar leerlingen, ouders en personeel. Cultuuromslag Positieve geluiden
PBS lijkt te werken, er is beweging. Maar invoeren van PBS bete-
Op de zes deelnemende scholen is in een periode van 1 tot 2 jaar
kent een cultuuromslag, en dat gaat niet zonder slag of stoot. De
veel op touw gezet. Zo zijn mentorlessen ontwikkeld, gericht op
benadering wordt door leerkrachten weliswaar onderschreven,
gewenst gedrag zoals huiswerk maken, gedrag in de kantine en
maar niet altijd makkelijk geaccepteerd. Invoering wordt soms
gedrag richting elkaar. Er zijn resultaten bereikt op het terrein
gezien als een miskenning van de professionaliteit. Leraren vin-
van organisatie en de organisatiecultuur, pedagogisch klimaat
den dan dat een positieve benadering van (gedrag van) leerlingen
en pedagogisch didactisch handelen. Veel leraren zien hun
sowieso al onderdeel uitmaakt van hun bagage. Het waarderen
didactisch handelen verbeteren en hebben meer plezier in hun
van gewenst gedrag - zoals altijd je schoolzaken bij je hebben
werk. Er is meer overeenstemming in de school over de aanpak
- strookt ook niet altijd met de ideeën die men heeft over wat
van gedrag, en de sfeer wordt als meer collegiaal omschreven.
de functie van een school is. Uitgangspunt zou moeten zijn dat
Ook leerlingen signaleren positieve veranderingen: ze voelen
het vanzelfsprekend is dat je op school komt om te leren en dat
zich meer verantwoordelijk en hebben bijvoorbeeld vaker hun
je je gedraagt. Termen als ‘conditionering’ en ‘weer een nieuwe
schoolspullen bij zich. Sommige scholen zijn wel verder dan
aanpak’ liggen dan bij zowel personeel als bij leerlingen voor in
andere. Niet elke school heeft namelijk dezelfde invoerstrategie
de mond. PBS als aanpak is vaak nog ‘toegevoegd’ en nog niet
gehanteerd. Bovendien sluit PBS niet overal even goed aan bij de
altijd geïnternaliseerd en geïntegreerd in de schoolcultuur. Er is
heersende cultuur.
nog onvoldoende afstemming van gedrag en handelswijze tussen personeel onderling. Ook bestaat er regelmatig onenigheid
Zichtbaarheid en ouderbetrokkenheid
over beloningssystematiek van gewenst gedrag. De relatie van de
Het lijkt erop dat het zichtbaar maken van gedeelde waarden in
beloningsaanpak met het straffen van ongewenst gedrag is even-
de school - met affiches, logo’s en iconen - bijdraagt aan meer
eens een aspect dat speelt en aandacht behoeft.
elkaar positief benaderen houdt iedereen wakker. Hetzelfde
Is PBS blijvend?
geldt voor het bekendmaken van resultaten van registraties en
Het invoeren van PBS is een veelomvattend en langdurig
metingen, en het ‘vieren van successen’. De betrokkenheid van
veranderproces. Hierin worden fouten gemaakt en dat mag
ouders en anderen is er op sommige scholen wel, maar is vaak
ook. Discussies over ‘conditionering van gedrag’ en ‘weer een
beperkt tot informeren: de communicatie is redelijk eenzijdig.
Amerikaanse aanpak’ moeten dan ook niet uit de weg worden
Kennelijk is de gewenste dialoog met ouders moeilijk te realise-
gegaan. Deze zijn nodig voor draagvlak en voor integratie van de
ren en vraagt dit creatieve oplossingen van scholen.
aanpak in de cultuur van de school.
Onderwijs
bewustzijn over de bedoeling en achtergronden van PBS. Het
Meer informatie: Jos van Kuijk |
[email protected] Opdrachtgever:
Scholengroep Rijk van Nijmegen
3
Zorg om labels van leerlingen Na jaren van onduidelijkheid gaat Passend onderwijs dit jaar van start. Het doel is om binnen het regulier onderwijs betere ondersteuning te bieden aan leerlingen. Maar kunnen leerkrachten wel goed inschatten welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben?
In het basisonderwijs heeft ongeveer 1 procent van de leerlingen een ‘rugzakje’. Zij voldoen aan bepaalde criteria en de school ontvangt daarom extra geld en begeleiding. Het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft, is veel groter. Zij worden ook wel ‘zorgleerlingen’ genoemd. De problematiek van deze kinderen is vaak minder zwaar dan van rugzakleerlingen, maar zij hebben wel specifieke onderwijsbehoeften, vanwege leer- of gedragsproblemen. Wanneer ouders een kind aanmelden voor extra hulp, moet de school aangeven of zij die steun kan bieden. Dit is, als het goed is, vastgelegd in een ondersteuningsprofiel. Is extra ondersteuning niet mogelijk, dan moet de leerling worden verwezen naar een school waar dat wel kan. Kwart heeft extra ondersteuning nodig Volgens leerkrachten heeft gemiddeld een kwart van hun leerlingen extra ondersteuning nodig vanwege bepaalde problemen of beperkingen. Leerachterstand, een problematische werkhouding en sociaal-emotionele problemen komen het meest voor. In negen van de tien gevallen speelt meer dan één probleem tegelijk. Het ITS heeft dit samen met het Kohnstamm Instituut onderzocht via het cohortonderzoek COOL5-18 (zie ook pag. 5). Er zijn twee metingen geweest. Tussen beide metingen zat drie
verschil in inschatting lijkt erop te wijzen dat leerkrachten het
jaar. Hierdoor kan bekeken worden hoe het oordeel van de leer-
onvoldoende met elkaar eens zijn over wie er extra ondersteu-
krachten en de prestaties van de leerlingen zich hebben ontwik-
ning nodig heeft en wie niet.
keld. Leerlingen zaten bij de eerste meting in groep 2 of 5 en bij de tweede meting in groep 5 of 8.
Extra hulp helpt
Onderwijs
Extra ondersteuning voor zorgleerlingen lijkt wel zijn vruchten af Labels veranderen
te werpen bij de vakken rekenen en technisch lezen. In absolute
Bijna een kwart van de leerlingen wordt na drie jaar anders
zin scoren niet-zorgleerlingen bij beide metingen beter, maar
beoordeeld (zittenblijvers en doorverwezen leerlingen niet
zorgleerlingen hebben hun achterstand in drie jaar tijd verkleind.
meegerekend). Een deel van de zorgleerlingen uit de eerste
Bij woordenschat en begrijpend lezen was dat overigens niet zo.
meting wordt bij de tweede meting niet meer als zorgleerling
In het onderzoek is ook gekeken naar de schoolloopbaan van
beschouwd, en omgekeerd. Leerlingen veranderen, en kunnen na
zorgleerlingen. Zij hebben tussen groep 2 en 5 meer kans op
3 jaar andere ondersteuningsbehoeften hebben. Maar het grote
vertraging en ook de kans op verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs is groter dan tussen groep 5 en 8.
Kwart leerlingen wordt na 3 jaar anders beoordeeld
Meer informatie: Ed Smeets |
[email protected] Opdrachtgever:
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
4
Zittenblijven beter dan doorverwijzen? Het ITS doet al bijna 50 jaar onderzoek naar prestaties en schoolloopbanen van leerlingen. Vanaf 2007 gebeurt dat onder de naam COOL5-18: een onderwijsmonitor voor kinderen van 5-18 jaar. Sinds vorig jaar worden ook zittenblijvers en leerlingen gevolgd die zijn verwezen naar speciaal onderwijs. Het blijkt dat die laatste groep veel minder vooruitgang boekt dan werd gedacht.
Sinds kort gebruikt COOL het Onderwijsnummerbestand
den door de leerkracht ook het gunstigst beoordeeld. Dat geldt
(BRON-bestand) van het CBS, een centraal bestand waarin alle
voor leerlingen uit de onderbouw en ook uit de hogere groepen.
leerlingen in Nederland staan geregistreerd. Hiermee kunnen ‘verdwenen’ COOL-leerlingen worden getraceerd. Zo kan alsnog
Drie jaar later
informatie worden opgevraagd over zittenblijvers en leerlin-
Drie jaar later, dus nadat de leerlingen zijn blijven zitten of ver-
gen die naar het speciaal (basis)onderwijs zijn verwezen: twee
wezen, is de onderlinge verhouding gewijzigd. De verwezen leer-
groepen die vroeger van de radar verdwenen. Nu kunnen de
lingen presteren zowel op taal als rekenen veel zwakker dan de
prestaties van deze leerlingen worden vergeleken met de groep
zittenblijvers. De gemiddelde scores van de onvertraagde leerlin-
kinderen die ‘gewoon’ overgaan. En dat levert direct interessante
gen zijn - weer zoals verwacht - het hoogst. In drie jaar tijd zijn
resultaten op.
de verwezen leerlingen relatief behoorlijk achterop geraakt. Hoe dat precies komt is niet duidelijk. Misschien worden de prestaties
Eerste meetmoment
van de verwezen leerlingen belemmerd door hun gedragspro-
De drie groepen zijn op twee momenten met elkaar vergeleken:
blemen. Het kan ook zijn dat de verwachtingen en ambities van
vóór het zittenblijven of de verwijzing, en drie jaar later. De
leerkrachten en ouders in het speciaal (basis)onderwijs lager lig-
prestatieverschillen tussen zittenblijvers en verwezen leerlingen zijn bij het eerste meetmoment zeer gering. Leerlingen die naar
gen en er niet uit de leerling gehaald wordt wat erin zit. Om dat uit te zoeken is er COOL-speciaal, het aan COOL5-18 verwante
het speciaal (basis)onderwijs worden verwezen, zijn vrijwel even
onderzoek in het speciaal (basis)onderwijs. Meer informatie over
goed in taal, lezen en rekenen als de zittenblijvers. Er is wel
beide onderzoeken is te vinden op www.cool5-18.nl.
cognitieve aspecten zoals gedrag, werkhouding en conflicten
COOL-Cohortonderzoek
met de leerkracht: verwezen leerlingen gedragen zich volgens de
COOL5-18 staat voor CohortOnderzoek OnderwijsLoopbanen van
leerkracht minder goed, hebben een slechtere werkhouding en er
5-18 jaar. Het is een landelijke onderwijsmonitor waarin leerlingen
zijn vaker conflicten. Zoals verwacht presteren de leerlingen die
van 5 tot 18 jaar worden gevolgd in het basisonderwijs, voortgezet on-
‘gewoon’ zijn overgegaan (de onvertraagden) het best en ze wor-
derwijs en mbo. In het primair onderwijs doen circa 35.000 leerlingen uit de groepen 2, 5 en 8 aan het onderzoek mee. Van deze leerlingen wordt om de drie jaar hun ontwikkeling op het gebied van taal, lezen en rekenen, maar ook van bijvoorbeeld hun werkhouding, zelfver-
Onderwijs
een duidelijk verschil tussen beide groepen wat betreft de niet-
trouwen en gedrag in kaart gebracht. Daarnaast hebben we veel gegevens over de achtergrond van de leerlingen zelf en van hun ouders. Hierdoor kunnen we vaststellen hoe het met bepaalde groepen leerlingen in het onderwijs gaat, bijvoorbeeld met de zorgleerlingen, met leerlingen uit de lagere sociale milieus of met leerlingen die niet uit Nederland komen.
Meer informatie: Lia Mulder |
[email protected] en www.cool5-18.nl Opdrachtgever:
NWO en ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) 5
Hoogbegaafdheid binnen het ITS: excellent! Het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) is per 1 januari 2014 onderdeel van het ITS. Met de komst van het CBO versterkt het ITS zijn onderzoeks- en adviesprofiel aanzienlijk én structureel op de al bestaande onderzoeksthema’s excellentie en hoogbegaafdheid.
Het CBO is een internationaal gerenommeerd expertisecentrum op het gebied van hoogbegaafdheid. Vanuit een wetenschappelijke benadering levert het CBO een bijdrage aan professionalisering van het onderwijsveld en de hulpverlening voor hoogbegaafde kinderen, jongeren en volwassenen. Hierbij horen vier kerntaken: (1) wetenschappelijk onderzoek; (2) onderwijs; (3) ontwikkeling van leerstof en leermethoden; en (4) cliëntenzorg:
Het CBO heeft één hoofdoel: onderwijsbeleid stimuleren dat inspeelt op behoeften van hoogbegaafde leerlingen
diagnostiek, advisering en begeleiding. De beste manier om deze taken uit te voeren is ze te integreren, zo is al jarenlang de visie van het CBO. voortgezet en hoger onderwijs’. Dit is een internationale review Hoofddoel CBO
van onderzoek naar de ontwikkeling en mogelijke opvang en
Het CBO startte 25 jaar geleden onder leiding van prof. Franz
begeleiding van excellente leerlingen, en naar de stand van
Mönks als instituut van de afdeling Ontwikkelingspsychologie
zaken in Nederland op dit terrein. Aan de hand hiervan zijn
van de Radboud Universiteit. Met haar activiteiten heeft het één
samen met het ministerie onderzoekslijnen geprioriteerd die
hoofddoel: (onderwijs)beleid stimuleren dat ook inspeelt op de
de basis vormen voor een door de Programmaraad voor het
opvoedings-, onderwijs- en zorgbehoeften van hoogbegaafde
Onderwijsonderzoek/NWO uitgezette call for proposals.
leerlingen. Speerpunt van het wetenschappelijk onderzoek is het leergedrag van hoogbegaafden, thuis en op school. Jeroen Winkels, directeur van het ITS, over de komst van het CBO: “Te vaak worden er termen als excellent of top gebruikt voor zaken die dat nog moeten worden. Maar voor het CBO geldt Onderwijs
dat zeker niet. Hun gevarieerde dienstverlening op het terrein van hoogbegaafdheid kent in Nederland zijn gelijke niet. We waren dan ook erg blij dat de medewerkers de stap naar het ITS hebben willen zetten.” Internationaal expertisecentrum Het CBO heeft contacten met veel partijen in binnen- en buitenland, zoals universiteiten en scholen voor basis- en voortgezet onderwijs. Maar ook met andere onderzoeksinstellingen, zoals het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO), KPC en het ministerie van OCW. In opdracht van dit ministerie schreef Lianne Hoogeveen, hoofd van het CBO, samen met Eliane Segers van het Behavioral Science Institute (BSI) de ‘Programmeringsstudie excellentieonderzoek in primair,
6
Medewerkers CBO
Hulpverlening en onderwijs
Een excellente toekomst
Het CBO doet veel meer dan onderzoek alleen. Het biedt indivi-
De acht medewerkers van het CBO willen leerlingen, studenten
duele diagnostiek van en begeleiding aan hoogbegaafde kinde-
en volwassenen tijdens hun loopbaan stimuleren tot het aanne-
ren, jongeren en volwassenen. Voor scholen worden groepsscree-
men van een autonome en zelfsturende houding. Daar hoort bij
ningen van leerlingen verzorgd: een combinatie van tests op
dat je risico’s durft te nemen: leren, met vallen en opstaan. Dat
intelligentie, motivatie, creativiteit en gedragskenmerken. Ook
kan eng zijn, maar ook spannend en uitdagend. In ieder geval is
kunnen scholen bij het CBO terecht voor advies over individuele
de overgang van de Faculteit Sociale Wetenschappen naar het
begeleiding van hoogbegaafde kinderen. Leerkrachten en
ITS voor zowel het CBO als het ITS een excellente uitdaging.
(zorg)begeleiders kunnen hun kennis over hoogbegaafdheid ling, variërend van korte modules tot de Europese tweejarige postinitiële opleiding ‘ECHA Specialist in Gifted Education’. Voor studenten van de Radboud Universiteit en andere Nederlandse en buitenlandse universiteiten verzorgt het CBO onderwijs op
Meer informatie: Lianne Hoogeveen |
[email protected] Onderwijs
bij kinderen vergroten en de begeleiding verbeteren via nascho-
het gebied van hoogbegaafdheid. Ten slotte kunnen hoogbegaafde volwassenen zich bij het CBO aanmelden voor een adviesgesprek en/of begeleiding, zoals cognitieve gedragstherapie.
7
Essay
Over verhuizen, cartografie en beleidsonderzoek Een verhuizing markeert vaak nog jaren een bijzonder moment: de periode vóór en na. Dat geldt ook voor het ITS.
Onze geschiedenis kent bijvoorbeeld vóór en na ‘de barakken’: zo werden in de jaren zeventig de blokjes universitaire laagbouw genoemd die ogenschijnlijk zonder plan aan elkaar vast werden geboetseerd. Vervolgens kreeg het ITS de periode vóór en na ‘de Graafseweg’: een bijzonder kloosterpand. Momenteel leven we in de periode Mercator: in 2011 verhuisden wij vanuit het Toernooiveld naar het nabije Mercator 1, om ons in 2014 te verplaatsen naar Mercator 2. Gerard de Kremer Met het ITS in Mercator 1 vroeg ik me af of parallellen zouden bestaan tussen het werk van Gerard Mercator en dat van het ITS. Ik stuitte op een fraai boek van Nicholas Crane uit 2003: Mercator. De man die de aarde in kaart bracht. Een biografie over Gerard de Kremer, die in 1512 werd geboren in Rupelmonde en de eerste jaren van zijn leven doorbracht in Gangelt; nu een dorp aan de Duitse kant van de grens bij Sittard en destijds liggend op de handelsroute tussen Keulen en Antwerpen. Gerard was het zevende kind van een schoenmaker en had het geluk dat hij door een gift verder kon leren. Hij vestigde in de eeuw van de ontdekkingsreizen naam als cartograaf. Beroemd en eeuwenlang gebruikt is zijn wereldkaart uit 1569. Hij produceerde en verkocht zelfstandig wereldbollen en introduceerde de atlas: een verzame-
Ambachtelijk werk
ling kaarten in een handzamer formaat dan voorheen gebruikelijk
Kaarten en globes maken was een ambacht, dat je alleen in de
was.
praktijk goed leerde. Dit gebeurde grotendeels met de hand:
Es s ay
“Het was erg moeilijk winst te maken op arbeidsintensieve producten met een laag volume”, schrijft Crane. De passage past heel goed in ons jaarverslag. Kaarten maken was bepaald geen
Twijfel bij interpretatie, het is geen zwakte. Het hoort bij goed onderzoek
serieproductie, een eerste overeenkomst met beleidsonderzoek. Politiek spel De rol van de opdrachtgever voor wat er op de kaart kwam was cruciaal. Globes en kaarten fungeerden vaak als politiek instrument. Daardoor zijn bepaalde landgoederen bijvoorbeeld fraai op sommige kaarten weergegeven, terwijl andere nauwelijks te lezen zijn. Ook grenzen werden – als het aan enkele opdrachtgevers lag en vooruitlopend op wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren – op de kaart soms al verlegd. De weerstand die Mercator ondervond bij wat hij op een kaart zette (en wat hij
8
weg liet), kent eveneens een parallel in het beleidsonderzoek.
is van beleidsonderzoek. Voor het beleid relevante feiten wor-
Bijvoorbeeld wanneer concepten van onderzoeksrapportages
den niet ‘ontdekt’, op een kaart bijgeschreven om daarna nooit
worden besproken met opdrachtgevers. Mercator maakte graag
meer te verdwijnen. Veel vaker hebben beleidsonderzoekers te
sobere kaarten met zo weinig mogelijk politieke symboliek,
maken met interpretaties op grond van door hen zelf of ande-
iets dat opdrachtgevers soms juist wél op de kaart wilden zien.
ren uitgevoerde waarnemingen. Zowel die waarnemingen als
Dieren in agressieve of liefelijke poses slaan vaak op vrienden of
interpretaties kennen subjectieve elementen die - kenmerk van
vijanden van de opdrachtgever. Cartografie was een spannend
goed onderzoek - onderhevig zijn aan kritiek. Twijfel of een inter-
vak, waarbij een kaartenmaker de politieke woelingen goed in
pretatie de juiste is: het is geen zwakte. Integendeel, beleids-
de gaten moest houden. Maar ook tegengas diende te geven als
onderzoek moet twijfelen, geïnspireerd door een cartograaf als
de wensen aan een kaart de werkelijkheid te veel geweld zouden
Mercator die zich ook tot op hoge leeftijd bleef afvragen of hij
aandoen. Een goede cartograaf hield zijn rug recht en Mercator
zijn gegevens - de logboeken van kapiteins bijvoorbeeld - wel
kan wat dat betreft als voorbeeld gelden. Hoe meer ik over car-
goed interpreteerde.
tografen las, over prijsonderhandelingen bijvoorbeeld, over de precieze inhoud van een kaart, over het gebruik ervan, of over het de concurrenten te snel af willen zijn, des te vaker dacht ik aan onderzoek-in-opdracht.
Cartografie was een spannend vak. Een politiek spel, waarvoor
Grote en kleine spelers
een rechte rug nodig was
En er is nog een overeenkomst: evenals beleidsonderzoek nu kende de cartografie toen grote en kleine spelers, die elkaar beconcurreerden, maar ook tot elkaar veroordeeld waren. Cartografen maakten regelmatig gebruik van dezelfde bronnen
Mercatorprojectie
(aantekeningen van kapiteins bijvoorbeeld) voor dezelfde groep
Valt tegenover de grootste uitvinding van Mercator, de
opdrachtgevers. Met het steeds grotere en gedeelde gebruik van
Mercatorprojectie nog een parallel uit het beleidsonderzoek te
(overheids)registraties en voor algemeen gebruik beschikbare
plaatsen? Gerard Mercator vond een revolutionaire methode uit
databestanden is dat tegenwoordig ook in het beleidsonderzoek
om een bol af te beelden in een plat vlak. Bij zo’n projectie staan
vaak het geval.
parallellen en meridianen loodrecht (hoekgetrouw) op elkaar, hetgeen een ‘grotesk’ wereldbeeld oplevert1. Hij koos letterlijk
De juiste weg?
een andere invalshoek. Beleidsonderzoekers kiezen die vaak in
Maar de volgende parallel trof mij het meest. Kent u de chauffeur
figuurlijke zin: een vraagstuk vanuit een andere hoek bekijken
die al rijdend op zijn navigatie de mist inging, omdat de wegen-
werkt regelmatig verhelderend. Maar deze parallel is misschien
kaart niet meer overeenkwam met de wegen in het echt? In de 16e eeuw kwam dat regelmatig voor. De kaarten van Mercator
toch te veel eer voor het beleidsonderzoek. De Mercatorprojectie
of zijn grote concurrent Ortelius waren bedoeld om gedrag te
gebruik. Als zo’n radicale verbetering van ons werk op het ITS er
beïnvloeden, om zo snel mogelijk een handelsroute te kunnen
ooit al van komt, dan zijn wij waarschijnlijk wel weer verhuisd en
bevaren bijvoorbeeld. Als een cartograaf een zeedoorgang teken-
zal het dus in de periode na ‘Mercator’ zijn.
de, dan gingen kapiteins op zoek naar die doorgang. Die was er echter niet altijd: de cartograaf had zich vergist of de bronnen
Es s ay
was een ingrijpende doorbraak en is al honderden jaren in
Auteur: Jeroen Winkels |
[email protected]
waarop hij zich baseerde, waren niet goed genoeg geweest. Het omgekeerde kwam ook voor: bleek er een doorgang over
Dit artikel is een verkorte versie van ‘Wat heeft Mercator met
water te zijn, terwijl op de kaart stond dat die er niet was. Het
beleidsonderzoek te maken?’ uit Mercator Magazine, nr 2, jrg 1
werk van beleidsonderzoekers nu lijkt daarin soms op dat van
(2013).
cartografen toen. Onderzoekers kunnen gegevens verzamelen, analyseren en presenteren en vervolgens gaan gebruikers ervan uit dat die zaken bestaan: opgeschreven ‘feiten’ als het ware. Maar feiten sec bestaan niet in de werkelijkheid die onderwerp
1 Met dank aan Jenika van der Torren
9
Wijzer met media Hoe leren we kinderen omgaan met media en hoe bereid je ze voor op een digitaal tijdperk, met alle mogelijkheden en gevaren? Met alleen educatieve programma’s op scholen red je het niet. De toekomstige én huidige generatie leraren moet over competenties beschikken om kinderen mediawijzer te maken. Het ITS onderzocht in opdracht van Mediawijzer.net welke competenties momenteel aan bod komen in het primair onderwijs.
Facebook, Twitter, Pinterest, LinkedIn, Google Plus, YouTube,
Manipuleren en andere internetgevaren
Tumblr en Instagram. De 8 populairste online sociale platformen
Leerlingen beseffen niet goed hoe media kunnen manipuleren
van dit moment. Gebruikt u ze al? Uw kinderen waarschijnlijk
(reclame) en waar de gevaren zich voordoen op het internet. Dit
wel. Het goed omgaan met (sociale) media en informatie is
probleem is moeilijk te ondervangen, omdat het deels inherent
een belangrijke vaardigheid, en niet gelijk aan het puur kunnen
is aan de leeftijd. Zo zien jonge kinderen niet altijd het verschil
gebruiken van technologie. Want sociale mediagebruik is niet
tussen fantasie en werkelijkheid, en hebben tieners vaker moeite
zonder gevaren: herinnert u zich dat meisje nog dat haar verjaar-
met het reguleren van mediagebruik. Het competentiemodel is
dag wilde vieren en uitnodigingen rondstuurde via Facebook? In
daarom naar aanleiding van de studie uitgebreid met te behalen
het Groningse Haren zijn ze de rotzooi nog aan het opruimen.
niveaus van mediawijsheid per groep in het primair onderwijs.
Competentiemodel
Aan de slag!
Mediawijzer.net zet zich in om burgers en organisaties media-
Leraren hebben nu een helder overzicht van waar ze in de klas
wijs te maken. Het is hun doel om eind 2014 mediawijsheid een
aan kunnen werken op het gebied van mediawijsheid. Ook is
plek te geven in het basisonderwijs. Het ITS onderzocht het
duidelijk welke lesmaterialen daarvoor nodig zijn. Dus er staat
‘startpunt’ van deze missie. Mediawijzer.net heeft een compe-
het onderwijs niks meer in de weg om kinderen én leerkrachten
tentiemodel ontwikkeld, met 10 competenties op het gebied van
mediawijzer te maken.
mediawijsheid waaraan leerlingen idealiter moeten voldoen. Het ITS heeft gekeken welke van deze competenties nu in nationale
Meer informatie: Amber Walraven |
[email protected] Tineke Paas |
[email protected]
leerlijnen en methodes aan bod komen en hoe de competenties een plaats hebben in PABO-curricula. Ook is onderzocht in welke
Opdrachtgever:
Mediawijzer.net
mate deze competenties onderwezen worden door leerkrachten in het primair onderwijs. Bekende les Onderwijs
Uit studie van de leerlijnen in het basisonderwijs blijkt dat leerlingen vooral les krijgen in wat ze al kunnen: apparaten en software gebruiken, en informatie vinden en verwerken. Wat leerlingen minder goed kunnen, komt veel minder aan bod: begrip van het maken van media, en hoe media de maatschappij kleuren. Hierbij gaat het om herkennen van doelstellingen van mediaboodschappen (commercieel versus informerend), begrijpen dat het journaal anders is dan een entertainmentprogramma en inzien dat mediaproducenten bepaalde technieken gebruiken om mensen te beïnvloeden. Leerkrachten onderkennen dit: ook zij vinden dat er het meest gefocust wordt op informatie verwerken en het minst op reflecteren op mediagebruik. Dit gebrek aan aansluiting op de praktijk heeft twee redenen: leerkrachten bezitten de competenties zelf niet altijd, en jonge kinderen hebben moeite met reflecteren. 10
Kinderen krijgen vaak mediales in wat ze al kunnen
Column
Schakelen naar praktijk Groep 7 van basisschool De Schakel kent inmiddels het klappen van de zweep. Juf Lonneke hoeft het woord ‘evaluatie’ maar te noemen, of de groep duikt massaal ineen. Met hun armen gekruist voor zich op tafel en hun voorhoofd steunend op hun armen wachten de kinderen op wat komen gaat.
Ik onderdruk de neiging om ook ineen te duiken. Nergens voor nodig. Vanuit mijn plekje achterin de klas heb ik net toch zelf gezien hoe enthousiast deze kinderen waren? Hoe fanatiek ze werkten aan ‘mijn’ les over natuurkundige verschijnselen? Toch
“Het is vetcool om met laserlampjes te werken”
voel ik dat mijn hartslag flink omhoog gaat nu de kinderen een oordeel mogen vellen over de les waar ik de afgelopen weken zo hard aan gewerkt heb.
ict-toepassingen voor taal en rekenen in het voortgezet onderwijs. Een leuk project, waar ik met plezier aan had gewerkt. En
Sterren uitdelen
naar tevredenheid van de opdrachtgever: op het formulier prijkte
“Allemaal ogen dicht! Het gaat om je eigen mening, dus niet
een mooie acht. Ik herinner me dat ik daar oprecht blij mee was.
naar een ander kijken. Ok, daar gaan we”, vervolgt juf Lonneke.
Het voelde als een mooie afsluiting van mijn vijf jaar als onder-
Ik haal diep adem. “Wie geeft deze les één ster?” Het blijft stil.
zoeker bij het ITS. Zeker omdat de opdrachtgever het aspect
“Twee sterren?” Nog steeds niets. Zachtjes adem ik uit. “Drie
‘bruikbaarheid voor de praktijk’ hoog had beoordeeld.
sterren?” Bij het tafelgroepje schuin voor me zie ik een hand omhoog gaan. En nog een paar handen bij de andere groepjes.
Vier-sterren-herinnering
“Vier sterren?” Nu schieten de handen omhoog. Zijn het er 10, 11?
En dat is toch waar het mij vooral om te doen was toen ik als
“Vijf sterren?” Nog eens vier, vijf handen gaan de lucht in. Ik haal
onderwijsonderzoeker begon op het ITS: bijdragen aan beter
opgelucht adem. Dik vier sterren gemiddeld, een prima score.
onderwijs. In de praktijk bleek die bijdrage voor mij persoonlijk vaak wat te abstract. Of in elk geval: te ver van de uiteindelijke
Tops en tips
praktijk waar het in het onderwijs gebeurt. Het evaluatieformu-
Om me heen steekt een gejuich op. Dat blijkt niet voor mij te
lier van mijn laatste ITS-onderzoek heb ik meegenomen en hangt
zijn. De zoemer is gegaan. Het is bijna 12 uur; de klas wil naar
als aandenken boven mijn bureau. Van de ‘vier sterren’ die ik net
buiten. Juf Lonneke maant de jongens die al bij de deur staan om
van groep 7 van De Schakel heb gekregen, heb ik geen tastbare
weer te gaan zitten. Dan vraagt ze de klas om ‘tops’ en ‘tips’ voor
herinnering. Maar ik weet zeker dat ik de eerste evaluatie van
deze les te geven. Hoewel de pauze lonkt, willen veel kinderen
mijn nieuwe werk als educatief auteur niet snel zal vergeten.
nator van de uitgeverij en ik schrijven ijverig mee. Veel dingen
Auteur: Marjolijn Hovius
die de kinderen noemen, waren ons tijdens de les al opgevallen. Toch is het bijzonder om ze ook nog eens van de kinderen zelf
Marjolijn Hovius was onderwijsonderzoeker bij het ITS. Sinds
te horen. Als voor de vierde keer een leerling zegt dat hij het zo
oktober 2013 is ze zelfstandig educatief auteur/tekstschrijver voor
‘vetcool’ vond om met laserlampjes te werken, rondt de juf af. De
jonge mensen, bij De Schrapfabriek.
Co lumn
nog graag even vertellen wat ze van de les vonden. De coördi-
klas stormt naar buiten. Door het raam zie ik nog net hoe twee jongens het dansje van Ali G nadoen, uit het filmfragment waar de les mee begon. Laatste ITS-project In de trein terug naar Nijmegen denk ik aan mijn laatste werkdag bij ITS, inmiddels alweer bijna drie maanden geleden. In mijn postvakje vond ik die ochtend het evaluatieformulier van een van mijn laatste onderzoeksprojecten. Het ging over het gebruik van 11
ITS EvaluatieService
Scoren met toetsen De kans dat een student slaagt voor een toets of tentamen wordt niet alléén bepaald door zijn kennis en voorbereiding. De kwaliteit van de toets speelt ook een rol. De ToetsService van ITS EvaluatieService ondersteunt docenten en opleidingen bij hun toetspraktijk.
Een kwalitatief slechte toets vergroot de kans dat deelnemers
Schrapkaarten
onterecht zakken of slagen. Daarom is aandacht voor toets-
Voor de afname van uw toetsen leveren wij schrapkaarten:
kwaliteit belangrijk. Het organiseren van een goed tentamen is
optisch leesbare antwoordformulieren, die door ons worden
zowel inhoudelijk als logistiek een tijdrovende klus voor docen-
opgemaakt en afgedrukt op hoogwaardig papier en in full colour.
ten. Inhoudelijk moet het tentamen goed in elkaar zitten; de
Dit kan in uw eigen huisstijl of voordelig met één van onze
tentamenresultaten moeten het kennisniveau van de studenten
basisantwoordformulieren. Na afname worden de ingevulde
correct weerspiegelen. Logistiek komt er ook heel wat bij kijken:
antwoordformulieren gescand, zorgvuldig gecontroleerd en waar
vragen selecteren, versies maken, reproductie, distributie, nakij-
nodig gecorrigeerd.
ken en scores bepalen. Eventueel komt er nog een herziening aan Resultaat in twee dagen
te pas.
Binnen twee werkdagen analyseren wij de toets en verwerken wij de resultaten tot een uitgebreid toetsrapport. Daarin zeggen
ToetsService De ToetsService verwerkt
ITS ToetsService
diverse kwaliteitsindicatoren iets over de kwaliteit van de toets
ruim 500 toetsen per jaar voor
• Toetsopmaak en -versies
én van de afzonderlijke vragen. De handige signaleringsfunctie
diverse onderwijsinstellingen,
• Antwoordformulieren
laat in één oogopslag zien welke vragen aandacht behoeven.
zoals hogescholen, univer-
• Online toetsen
Onze uitgebreide leeswijzer biedt hulp bij het lezen en interpre-
siteiten en examenbureaus.
• Toets- en itemanalyse
teren van het rapport. Wij bepalen desgewenst ook rapportcijfers
Docenten hebben de zekerheid
• Cijferbepaling
van studenten, als de docent cesuur en normering meelevert.
dat iemand meedenkt, onder-
• Advies
steunt en hen wordt werk uit
En verder
handen genomen. Door onze korte verwerkingstijd kunnen zij de
De afname, logistiek en verwerking van toetsen vereist ken-
resultaten snel teruggekoppelen aan toetsdeelnemers.
nis van zaken en de juiste faciliteiten. Wij bieden advies bij elk onderdeel van het toetsproces, zoals bij het interpreteren van de
Toetsopmaak en husselen
toets- en itemanalyse, zodat u uw toets kunt optimaliseren.
ITS EvaluatieService
Docenten kunnen de toetsopmaak uitbesteden. Het enige werk dat voor hen nog overblijft is vragen selecteren, en - in geval van
Meer informatie: Marijke Muller en Rob Op ’t Veld |
meerkeuzevragen - de goede antwoorden markeren. Wij doen de
www.toetsservice.com en
[email protected]
rest: het professioneel opmaken van de toets in een duidelijke, eenduidige lay-out, inclusief tabellen, afbeeldingen en begeleidende teksten. Om fraude door afkijken te voorkomen wordt er steeds meer (verplicht) gewerkt met verschillende toetsversies. De volgorde van de vragen verschilt dan per versie. Dit wordt ook wel husselen genoemd. Het maken en corrigeren van de ver-
of my exam within 24 hours after the exam! Moreover, I
schillende versies is voor docenten vaak een tijdrovende klus. Wij
greatly appreciate the explanations of the item analyses.”
nemen hen dit graag uit handen.
Mike Rinck, universitair hoofddocent, Psychologie (Radboud Universiteit)
“Zo, dat is sneller dan ik met mijn ogen kan knipperen.” Marieke Reijs, docent, Psychologie en Kunstmatige Intelligentie (Radboud Universiteit)
12
“I was deeply impressed to receive the results and analyses
Interview
Plannen met behoud van vrijheid Binnen de Hogeschool Rotterdam (HR) heerste onvrede over het planningssysteem voor docenten. Het ITS zocht uit waar die precies vandaan kwam. Jan Roelof, lid van het College van Bestuur (CvB), prijst de snelheid en degelijkheid waarmee dit is gebeurd.
Binnen het hoger onder-
Meer vrijheid
wijs worden taken van de
Roelof over de inhoud van het rapport: “Het onderzoek laat zien
docent bij het begin van
dat er verschillen zijn in hoe managers en docenten het PTD-
het jaar verdeeld volgens
systeem ervaren. Er zijn drie groepen gebruikers: een eerste
een systeem. Jan Roelof:
groep wil een heel precies systeem, een tweede groep docenten
“In Rotterdam heet dat
maakt het niks uit en de laatste groep wil minder details en meer
systeem PTD: planning- en
vrijheid.” Ook blijkt dat het systeem nog te veel wordt gebruikt
taaktoedeling. Een onder-
als een verantwoordingsmiddel voor taken en uren. Roelof: “Een
wijsmanager gaat voor de
gesprek over de planning is noodzakelijk, en dat moet ergens
start van het studiejaar in
worden vastgelegd. Het PTD-systeem is daar prima geschikt
gesprek met de docent:
voor. Maar we willen teams meer vrijheid geven om hun profes-
wat zijn de taken voor
sionaliteit te benutten en om afspraken te maken op een manier
het komende schooljaar,
die bij hen past. Daarom willen we de normering loslaten.”
en hoeveel tijd hangt er
Plannen hoeft ook niet per se individueel te gebeuren. Roelof:
aan die taken? De uitkomst wordt vastgelegd in het PTD.” De
“Onderwijsteams kunnen bij het begin van het jaar samen om de
taakverdeling is niet vrij, er wordt gewerkt met een normering:
tafel gaan zitten. Iets dat bij sommige instituten ook al gebeurt.”
40 procent contacttijd met studenten, 40 procent voorbereiding, toetsing en nazorg, 10 procent administratieve en organisatori-
Medezeggenschap
sche activiteiten en 10 procent professionalisering. Over deze
De uitkomsten zijn gebruikt om de discussie verder te
normering is in Rotterdam al een tijdje een discussie gaande
voeren. Deze is nog niet afgerond, omdat de Centrale
tussen CvB, onderwijsmanagers en docenten. Het systeem zou
Medezeggenschapsraad vast wil houden aan een strakke norme-
te gedetailleerd zijn, en voor veel docenten werkt dat niet goed.
ring en vooralsnog geen voorstander is van flexibilisering.
Roelof: “We wilden via een objectieve blik van buitenaf deze discussie beter kunnen voeren. Het moest grondig gebeuren. Maar er was ook haast bij. Binnen twee maanden wilden we resultaat
Hogeschool Rotterdam
zien.”
De Hogeschool Rotterdam herbergt 32.000 studenten, die brede school, met 12 opleidingsinstituten o.a. voor kunst,
In eerdere (interne) onderzoeken naar het PTD-systeem werd de
economie, zorg en onderwijs. De jaarlijkse omzet bedraagt
methode van onderzoek ter discussie gesteld. Dat wilde Roelof
250 miljoen euro. Qua grootte staat de Hogeschool in
ditmaal voorkomen: “We wilden breed draagvlak voor dit onder-
de top 6 van Nederland. Roelof is sinds 2006 lid van het
zoek, zodat iedereen de uitkomsten serieus zou nemen.” Het
College van Bestuur.
Interveiw
worden bediend door 3.400 personeelsleden. Het is een Grondig onderzoek
CvB, docenten en medezeggenschap kozen in gezamenlijkheid met het ITS voor een opzet. Roelof: “Eerst een voorstudie aan hand van literatuur, en daarna groepsgesprekken met betrokken
Meer informatie: Elise Sijstermans |
[email protected] Patricia Gielen |
[email protected]
partijen: de docenten en managers. En dat is heel degelijk en snel gebeurd: het rapport lag er binnen de afgesproken tijd.”
Auteur:
Jan Hermsen
13
Gidslanden voor beter LHB-beleid Nederland was lang een eenzame voorganger op het gebied van emancipatie en rechten van lesbiennes, homoseksuelen, en biseksuelen (LHB). Een aantal Europese landen heeft de aansluiting echter gevonden. Samen met Nederland kunnen ze gidslanden zijn voor de rest van Europa. Dit blijkt uit gezamenlijk onderzoek van het ITS en het Institute for Gender Studies van de Radboud Universiteit.
De groep ‘gidslanden’ bestaat naast Nederland uit België, GrootBrittannië, Spanje en de meeste Scandinavische landen. Deze landen onderscheiden zich via hun vooruitstrevende familiewetgeving. Daarin is sprake van huwelijksgelijkheid of de mogelijkheid tot geregistreerd partnerschap én gezamenlijke adoptie voor LHB’ers. Hekkensluiters zijn Rusland en veel andere landen in het voormalig Oostblok. Daar is expliciet ongelijke wetgeving, de vrijheid van vereniging voor LHB’ers wordt actief geschonden
Nederland is met andere Europese gidslanden een voorbeeld voor emancipatie van homo- en biseksuelen
en soms zelfs met geweld gestopt, en publieke evenementen zijn verboden. zijn Duitsland en (in mindere mate) Hongarije en het Verenigd Transgenders
Koninkrijk. Nederland is zelf geen koploper.
Onderwijs
Beleid en wetgeving voor transgenders (T) is minder ver gevor-
14
derd dan voor LHB’ers. Het lijkt zo te zijn dat steeds eerst LHB-
Culturele attitudes
beleid ontstaat, waarna T-beleid kan opkomen. In de landen
Het onderzoek is gedaan in opdracht van ministerie van OCW.
met het meeste T-beleid is voor juridische erkenning van sek-
Doel was te komen tot een rangorde van de landen in de Raad
severandering geen verplichte genitale operatie, sterilisatie en
van Europa op het terrein van de emancipatie en rechten van
echtscheiding nodig en bestaan heldere procedures. Deze landen
LHB’ers. Er is gekeken naar verbanden tussen bestaand LHB-
Voortrekker
high potentials
Hekkensluiters in beweging
meelopers
verrassende achterblijvers
vooruitlopers
hekkensluiters
beleid, culturele attitudes en vrouwenemancipatie binnen
arbeidsmarkt is weergegeven. Een andere gebruikte ranking is
landen. Zo is de mate waarin in een land postmaterialistische
de Gender Gap Index, die gebaseerd is op verschillen tussen
waarden aanwezig zijn - zoals zelfexpressie, persoonlijk welzijn
mannen en vrouwen ten aanzien van economische participatie,
en opkomen voor het milieu - een goede voorspeller voor de
onderwijsprestaties, gezondheid en politieke empowerment.
toe als mensen zich economisch ‘veilig’ voelen. Verder is met de
Gidslanden
European Value Survey en de European Social Survey in beeld
Uiteindelijk is er een indeling gemaakt in zeven groepen. Deze
gebracht in hoeverre een land openstaat voor LHB-emancipatie.
groepen (zie kaart) spreiden zich in een waaierbeweging uit over
Inwoners werd bijvoorbeeld gevraagd of zij het onwenselijk vin-
Europa: positief beginnend in Noord- en West-Europa en steeds
den als hun buren homoseksueel zijn, en of zij van mening zijn
slechter wordend richting Oost- en Zuidoost-Europa. Het onder-
dat homoseksuelen vrij mogen zijn om hun leven te leiden zoals
zoek laat zien dat Nederland geen eenzame voorganger meer
zij dat zelf willen. Het blijkt dat een positieve houding tegenover
is. Hopelijk kan ons land met de andere voorlopers een gids zijn
homoseksualiteit in verband staat met positief LHB-beleid in een
voor de rest van Europa. En als voorbeeld dienen voor de emanci-
land.
patie en rechten van lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen.
Onderwijs
mogelijkheden voor LHB-emancipatie. Deze waarden nemen
Vrouwenemancipatie Meer vrouwenemancipatie in een land wijst vaak ook op een
Meer informatie: Sanne Elfering |
[email protected]
beter ontwikkeld beleid voor LHB-emancipatie. Deze conclusie
Opdrachtgever:
is gebaseerd op Europese rankings, zoals de Gender Inequality
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Index, waarmee per land de positie van vrouwen ten opzichte van mannen op de dimensies gezondheid, empowerment en
15
Zorg
Vrijwilligers behoud je met waardering Door het groeiend aantal ouderen en bezuinigingen in de zorg worden vrijwilligers binnen de ouderenzorg steeds belangrijker. Wat beweegt deze vrijwilligers, en hoe blijven ze gemotiveerd, zodat ze nog lang met veel plezier hun werk kunnen blijven doen? Waardering vanuit de vrijwilligersorganisatie blijkt de sleutel.
Vrijwilligers kunnen ouderen op allerlei gebieden ondersteunen.
Twee kernelementen
Via praktische hulp bij dagelijkse bezigheden, zoals boodschap-
De uitkomst van het onderzoek kent twee kernelementen. Ten
pen doen, de tuin bijhouden en warme maaltijden verzorgen.
eerste blijkt dat vrijwilligers behoefte hebben aan regelmatig
Maar ook door het begeleiden van ouderen tijdens een zieken-
functioneel contact met de vrijwilligerscoördinator. Essentieel
huisopname en door ze regelmatig te bezoeken en geïnteres-
hierbij is het uiten van waardering en het tonen dat zij zinvol
seerd te luisteren naar hun levensverhaal. Het aantal ouderen
werk doen. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd als zij de ruimte
in Nederland groeit, maar ook het aanbod van vrijwilligers: men-
krijgen van de organisatie om eigen ideeën in te brengen en zelf
sen die nog zo’n 15 jaar na hun pensioengerechtigde leeftijd in
keuzes mogen maken in hun werk. Vrijheid en zelfbepaling is
goede gezondheid verkeren. Hoe kunnen we duurzaam gebruik
daarmee het tweede kernelement bij duurzame inzetbaarheid
(blijven) maken van hun activiteit, creativiteit en sociale betrok-
van vrijwilligers in de zorg voor kwetsbare ouderen.
kenheid? Met deze vraag kwam Netwerk 100, een welzijns- en zorgnetwerk, bij het ITS.
Netwerk 100
Het onderzoek
Oost- en Oost-Nederland. Aanbieders in zorg en welzijn werken
Het onderzoek is gedaan vanuit het oogpunt van de vrijwilligers.
op unieke wijze samen met ouderen. Via een aantal concrete,
Hen is gevraagd waarom ze zich willen inzetten voor (kwetsbare)
op elkaar afgestemde producten realiseren zij meerwaarde voor
ouderen: wat is hun motivatie en welke betekenis ontlenen zij
kwetsbare ouderen, betrokken instellingen en professionals. Het
zelf aan het vrijwilligerswerk? En is die ervaren zin te beïnvloe-
netwerk heeft als doel de kwaliteit van zorg voor ouderen met
den zodat zij het vrijwilligerswerk lang en met plezier kunnen
complexe problematiek aantoonbaar te verbeteren. Dit doen zij
blijven doen? Om antwoorden te vinden is eerst een literatuur-
door in samenwerking met ouderen (de doelgroep) zorgvernieu-
studie uitgevoerd, vervolgens zijn er focusgroepen gehouden
wingsprojecten op te zetten.
Netwerk 100 is een innoverend en verkennend netwerk in Zuid-
met zo’n 30 vrijwilligers uit vier vrijwilligersorganisaties: GIDZ (Geriatrie in de Zorg) van het Radboudumc, seniorennetwerk Swon, het Centrum Ontmoeting in Levensvragen (COIL) en het
Meer informatie: Clarie Ramakers |
[email protected] Lieselotte Rossen |
[email protected]
Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis. Opdrachtgever:
Netwerk 100
Zo houd je vrijwilligers binnen de ouderenzorg gemotiveerd: • Spreek waardering voor de vrijwilligers uit. • Geef vrijwilligers de ruimte om eigen ideeën in te brengen en neem deze ideeën serieus. • Zorg ervoor dat vrijwilligers zijn toegerust voor het werk en scholing. • Bied een goede begeleiding aan de vrijwilligers wanneer
Zo rg
via goede introductie, tussentijdse informatievoorziening
zij daar behoefte aan hebben en geef aan waar zij terecht kunnen voor aanvullende ondersteuning. • Stem de vraag aan vrijwilligers af op wat zij kunnen bieden qua tijd en inhoud van het werk. • Selecteer de juiste vrijwilligers bij de juiste werkzaamheden en/of personen.
17
Een kader voor Fokus Zorgaanbieders leveren graag goede kwaliteit. Om dit te kunnen waarborgen, is het meten van de kwaliteit van de dienstverlening belangrijk. Daarvoor is een kwaliteitskader nodig. Het ITS helpt de stichting Fokus Exploitatie bij de ontwikkeling van zo’n kader, waarvan ook andere aanbieders van ADL-assistentie kunnen profiteren.
Fokus neemt een bijzondere positie in de zorgmarkt in. Zij biedt
kwaliteitskader is aandacht voor kwaliteit op het niveau van de
ondersteuning en geen zorg. De doelstelling is om mensen met
organisatie én van de cliënt. Op cliëntniveau spelen klantervarin-
een lichamelijke beperking in alle vrijheid te laten wonen. Om dit
gen een belangrijke rol. Het ITS ontwikkelt hiervoor een speciale
te bereiken verleent Fokus 24 uur per dag assistentie bij algeme-
vragenlijst. Naar verwachting zal het kwaliteitskader begin 2014
ne dagelijkse levensverrichtingen (ADL), zoals aan- en uitkleden,
gereed zijn. Dan kunnen ook andere soortgelijke zorgaanbieders
toiletgang en eenvoudige, verplegende handelingen. De cliënt
hiervan profiteren.
bepaalt wanneer, bij welke handelingen en hoe. Zo houdt hij zelf de regie over zijn leven.
Actief in heel Nederland Cliënten van Fokus wonen in een volledig aangepaste, gelijk-
Apart kwaliteitskader
vloerse woning. Deze liggen verspreid in een woonwijk of appar-
Vanwege de bijzonder positie van Fokus wordt een specifiek
tementengebouw en zijn van buiten niet als Fokuswoning her-
kwaliteitskader ontwikkeld: ‘Kwaliteitskader 24-uurs ADL assi-
kenbaar. Fokus is actief in heel Nederland. Er zijn ongeveer 1.400
stentie’. De bestaande kaders, zoals die bijvoorbeeld binnen de
woningen in bijna honderd Fokusprojecten.
gehandicaptenzorg worden gebruikt, sluiten onvoldoende aan: er worden andere uitgangspunten voor kwaliteit van de zorg gehanteerd. Zo is bij de bestaande kaders participatie in de maat-
[email protected]
schappij een doelstelling. Bij Fokus is dat niet het geval, omdat
Clarie Ramakers |
[email protected]
Zo rg
de cliënt zelf de regie over zijn eigen leven voert. Binnen het
18
Meer informatie: Roelof Schellingerhout |
Opdrachtgever:
Stichting Fokus Exploitatie
Het ITS start HRontwikkelnetwerk in de zorg Het ITS start in 2014 HR Zorgt Dat: een nieuw ontwikkelnetwerk voor de zorg. Leidinggevenden van de afdeling Human Resources (HR) van zorginstellingen bundelen in dit netwerk hun kennis en krachten. Ze worden daarbij ondersteund door onderzoekers en adviseurs, onder meer van het ITS.
Zorg is mensenwerk. Human Resources (HR) is daarom een belangrijke schakel in het zorgproces: als strategisch partner, procesadviseur en uitvoerder van het personeelsbeleid. In zowel de langdurige als curatieve zorg zijn er veel transities, trans-
HR Zorgt Dat brengt HR-leidinggevenden bij elkaar met als doel: samen inspireren, leren en stappen zetten
formaties en bezuinigingen gaande. De vraag is hoe het werk anders gedaan kan worden, met behoud van het goede. Soms vraagt dat om een verandering in de organisatiestructuur, soms om aanpassing in de organisatie van het werk, soms om andere competenties van de zorgprofessionals. HR Zorgt Dat helpt HR-leidinggevenden bij het realiseren van de eigen strategische agenda. De ambitie van het netwerk is om meer kansen te bieden voor het delen van kennis en ervaring op het gebied van HR, en om de wetenschappelijke ontwikkelingen meer voor het voetlicht te brengen. Dit levert niet alleen inspiratie en kennis op, maar ook de mogelijkheid om samen stappen te zetten richting de toekomst. Hoe werkt het? Het netwerk organiseert jaarlijks drie bijeenkomsten met
de slag binnen de eigen organisatie, en samen thema’s oppakken
inspirerende experts over inhoudelijke HR-thema’s. De start-
wanneer dat voordelen biedt. De wetenschappers en andere pro-
bijeenkomst is in april 2014. Tijdens deze bijeenkomst wordt de
fessionals die het netwerk versterken, geven geen hoorcollege:
HR-ontwikkelagenda voor 2014 vastgesteld en worden de thema’s
ze inspireren en denken mee over oplossingen in de praktijk.
den ondersteund door een team van HR-experts, onder andere
HR prominent op zorgagenda
afkomstig van het ITS. Dit team denkt mee en adviseert bij zowel
In de zorg en het onderwijs staan HR-vraagstukken de komende
collectieve als individuele beleidsvragen. Ook kunnen leden van
jaren prominent op de agenda voor bestuur en beleidsmakers.
het netwerk ondersteund worden bij (subsidie)trajecten voor
Denk aan de toekomst van HR in de zorg en de positie binnen
onderzoek of de ontwikkeling van (meet)instrumenten. Vanuit
het nieuwe krachtenveld van (meer dynamische) organisatievor-
het netwerk wordt meegedacht over een goede verdeling van het
men of het zorgen voor een goede verbondenheid tussen profes-
collectieve en het individuele belang van de zorginstelling.
sionals onderling en tussen professionals en organisatie. Het
Zo rg
bepaald. Dit doen de leden zelf. Deelnemers aan het netwerk wor-
netwerk is bedoeld voor bestuurders met HR in hun portefeuille Halen en brengen
en heeft geen commerciële doelstelling.
HR Zorgt Dat wil bijdragen aan de ontwikkeling van de zorg. Dat gaat verder dan het enkel samen uitspreken van ‘wat er zou moeten gebeuren’: het is samen zoeken naar oplossingen in de prak-
Meer informatie: Clarie Ramakers |
[email protected] Ferdi van Wersch |
[email protected]
tijk. Het netwerk werkt volgens het principe van ‘halen en brengen’. Van de deelnemers wordt betrokkenheid en een actieve bijdrage gevraagd. Niet alleen toehoren, maar daadwerkelijk aan 19
Hoe effectief zijn sociale wijkteams? De afgelopen jaren zijn in veel gemeenten sociale wijkteams ingesteld, om zorg lokaal in de wijk te regelen. Wat leveren ze op en hoe effectief zijn ze? Het ITS helpt zorgverzekeraar VGZ met het opzetten van een instrument voor klantervaring.
ten met hun nieuwe zorgnetwerk? Tot nu toe is deze vraag niet systematisch beantwoord. Er zijn alleen onderzoeken verricht naar de financiële effecten, via (indicatieve) maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s). Klantervaringsinstrument Daarom helpt het ITS zorgverzekeraar VGZ met het opzetten van een instrument voor klantervaring in wijknetwerken. Met dit instrument is monitoring mogelijk door klanten van wijknetwerken: wat is hun oordeel over de sociale wijkteams, en hoe ervaren zij bijvoorbeeld hun zelfredzaamheid? Er worden drie instrumenten ontwikkeld, voor verschillende doelgroepen: • Klanten van wijknetwerken • Mantelzorgers van klanten van wijknetwerken
Zo rg
• Potentiële klanten van wijknetwerken (overige wijkbewoners) Gemeenten staan voor de opgave een nieuw stelsel van maat-
Het onderzoek wordt uitgevoerd in zes pilotgemeenten, waarin
schappelijke ondersteuning te bouwen. Veranderingen in wet- en
wijknetwerken opgestart worden of recentelijk opgestart zijn.
regelgeving , zoals de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wmo
De gemeenten krijgen zo een beeld van de uitgangssituatie voor
2015, geven gemeenten meer verantwoordelijkheden en minder
de wijknetwerken, en de gegevens zijn nuttig voor kwaliteitsver-
financiële middelen. In het stelsel staan regionale samenwerking,
betering. Met het instrument kunnen vervolgmetingen worden
integrale dienstverlening aan burgers en wijkgericht werken
uitgevoerd. De komende jaren kan op die manier de ontwikke-
centraal. Sociale wijkteams, ook wel wijknetwerken genoemd,
ling van sociale wijkteams vanuit de ogen van de cliënt worden
nemen een belangrijke plek in. In deze teams werken verschillen-
gevolgd.
de hulp- en dienstverleners met elkaar samen, zoals huisartsen, wijkverpleegkundigen en ouderenadviseurs. Ook wordt er een
Onderdeel van bredere monitor
koppeling gemaakt tussen formele en informele hulp (mantel-
Het klantervaringsinstrument is een onderdeel van een breder
zorg en vrijwilligerswerk). Het idee is om meer persoonlijke zorg
op te zetten Monitor wijknetwerken. Naast de klantervaringen
te bieden, zodat mensen bijvoorbeeld langer thuis kunnen blijven
worden hiermee ook kwaliteit van zorg, zorgkosten en kritische
wonen. Om de sociale wijkteams tot een succes te maken, is het
succesfactoren in beeld gebracht. De monitor is een initiatief van
essentieel dat gemeenten samenwerken met ziektekostenverze-
VGZ. Het doel is om samen met de deelnemende gemeenten
keraars, zorgaanbieders en cliëntvertegenwoordigers. Zodat zo
gefundeerde stuurinformatie op te halen om de kwaliteit van de
adequaat mogelijk ingesprongen kan worden op de vragen en
wijknetwerken te verbeteren.
behoeften van de wijkbewoners. Meer informatie: Roelof Schellingerhout | Onderzoek noodzakelijk
[email protected]
De afgelopen jaren zijn in veel gemeenten sociale wijkteams
Clarie Ramakers |
[email protected]
opgestart. Een belangrijke vraag is: Hoe tevreden zijn de cliën20
Opdrachtgever:
VGZ
Een keurmerk voor jeugdzorg Van jeugdzorgmedewerkers wordt steeds meer geëist: de vraag naar gespecialiseerde zorg groeit en de complexiteit van de hulpvragen neemt toe. Een kwaliteitskeurmerk, ontwikkeld door het ITS, moet binnen de veranderende omgeving garant staan voor kwaliteit van de jeugdzorg.
Van jeugdzorgwerkers wordt
De hulpvraag van kinderen, jeugdigen en opvoeders staat steeds minder op zichzelf. Om goede jeugdzorg te kunnen blijven leveren, zijn meer instanties en professionals uit verschillende
steeds meer gevraagd. De sector
disciplines nodig, zoals jeugdhulpinstellingen, welzijnsorganisa-
wil daarom een keurmerk
ties, schoolmaatschappelijk werk en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daarnaast verschuiven verantwoordelijkheden langzaam van overheid naar de gemeentes. Binnen de jeugdzorg is veel
voldoende werkervaring kunnen een keurmerk krijgen. De
verkokering, de wetgeving is complex en het toezicht daarop
benodigde werkervaring moet worden aangetoond met een EVC-
ook. Het idee is dat meer verantwoordelijkheid op gemeentelijk
procedure: Erkenning van eerder Verworven Competenties.
en regionaal niveau een betere samenwerking in de hulpverleningsketen op lokaal niveau oplevert. Multidisciplinaire regio- en
EVC-criteria
wijkteams moeten een goede jeugdzorg in de toekomst waar-
Het ITS heeft de drie branchestandaarden uitgewerkt naar
borgen. Binnen deze teams versterken en ondersteunen de ver-
goede, meetbare EVC-criteria, en de bijbehorende meetinstru-
schillende zorgprofessionals elkaar. Om kinderen, jongeren en
menten ontwikkeld. Voor implementatie is in samenwerking
opvoeders te kunnen ondersteunen, wordt van jeugdzorgmede-
met het EVC-centrum van Avans Hogeschool een grote groep
werkers steeds meer gevraagd op het gebied van samenwerken
werkveldassessoren uit de jeugdzorg getraind. Deze stellen
en integraal werken.
samen met assessoren vanuit de hbo-opleidingen van Avans Hogeschool en Christelijke Hogeschool Ede vast welk niveau de jeugdzorgmedewerker heeft. Op basis hiervan wordt een ervaringscertificaat uitgereikt. Met het certificaat kan de jeugdzorgwerker zijn loopbaanacties inplannen, een verkorte hbo-opleiding volgen of al een branchecertificaat verkrijgen voor opname in het beroepenregister jeugdzorgwerker. Vertalen van branchestandaarden naar EVC-criteria Om EVC-criteria te ontwikkelen zijn de taken uit de branchestanspecifiek gekeken naar beroepskritische situaties: omstandigheden waarin een beroepsbeoefenaar verschillende handelingsalternatie-
Zo rg
daarden vertaald naar meetbare competenties. Bij deze vertaling is
ven heeft. Beslissingen moeten vaak onder hoge tijdsdruk worden genomen, waarbij de belangen van jeugdigen en opvoeders goed moeten worden afgewogen. Bijvoorbeeld wanneer jeugdzorgwerkers
Beroepenregister
en opvoeders van mening verschillen over de opvoeding. Maar ook
De jeugdzorgsector wil daarom een keurmerk voor de eigen
om verantwoord om te gaan met vermoedens van kindermishande-
medewerkers. Als meetinstrument voor dit keurmerk dient het
ling en ander geweld in de huiselijke kring, of voor het waarborgen
beroepenregister van de jeugdzorg. Om hierin opgenomen te
van de eigen veiligheid als de jeugdwerker zelf te maken krijgt met
kunnen worden, is hbo-denk- en werkniveau vereist. Een jeugd-
verbaal of agressief gedrag.
zorgmedewerker kan worden geregistreerd op drie verschillende kwaliteitsniveaus die zijn gekoppeld aan branchestandaarden: gevorderd professional, vakbekwame professional en vakvolwas-
Meer informatie: Elise Sijstermans |
[email protected]
sen professional. Niet alleen hbo’ers maar ook mbo’ers met
Ellen van de Wetering |
[email protected] Opdrachtgever:
FCB en het EVC-centrum van Avans Hogeschool 21
Arbeid en bedrijf
Duurzaam inzetbaar bij rubber en kunststof De pensioenleeftijd kruipt langzaam omhoog, over tien jaar werken we door tot 67 jaar. Hoe houd je je personeel tot die tijd gezond en gemotiveerd? Veel bedrijfssectoren worstelen met die vraag. Zo ook de rubber- en kunststofindustrie. Het ITS voerde van onderaf een duurzaam inzetbaarheidstraject uit bij vijf bedrijven.
Duurzame inzetbaarheid betekent voor bedrijven: werknemers
HR-vertegenwoordigers. Op basis van deze gesprekken is het
gemotiveerd, gezond en productief inzetbaar houden tijdens
voorgestelde experiment verder gespecificeerd, maar steeds was
hun werkzame bestaan. Een gezonde inzetbaarheid is een ver-
er ook ruimte voor praktische oplossingen, die direct konden
antwoordelijkheid van de werkgever, maar ook van de werkne-
worden ingevoerd bij de deelnemende bedrijven.
mer. Die wil best meedenken, maar wordt vaak niet voldoende gehoord. Terwijl juist vanaf de werkvloer goede, praktische
Duurzaam advies
oplossingen worden aandragen om de eigen inzetbaarheid duur-
Voor zowel onderzoek als experiment is een eindrapportage
zaam te bevorderen. Het ITS erkent dit en heeft in veel sectoren
gemaakt die beschikbaar is voor alle bedrijven die onder de cao
zoals transport, metaal, en de zorg, duurzame inzetbaarheids-
vallen. Er staan duurzame inzetbaarheidstips in voor bedrijven,
projecten van onderaf uitgevoerd. De sociale partners binnen de
en ook adviezen voor sociale partners om binnen cao-verband
rubber- en kunststofindustrie wilden dit ook, en klopten daarom
wijzigingen door te voeren. Een voorbeeld is werken met indi-
bij het Nijmeegs onderzoeksinstituut aan.
viduele keuzebudgetten (IKB). Hiermee kunnen medewerkers flexibeler verlofdagen opnemen en verkopen, of de vakantietoe-
Eerst een onderzoek
slag inzetten om calamiteitverlof in te kopen, een eigen oplei-
De aanpak van het ITS bestond uit twee fasen; het startpunt was
ding te volgen en een sportabonnement aan te schaffen. Het
een onderzoek, vervolgens werd geëxperimenteerd met bruikba-
doel van IKB is bevorderen van inzetbaarheid door meer zeggen-
re aanpakken binnen bedrijven rond inzetbaarheidsvraagstukken.
schap over een deel van de arbeidsvoorwaarden.
Het onderzoek bestond uit interviews (face-to-face en telefonisch) en groepsgesprekken met medewerkers, leidinggevenden,
De rubber- en kunststofindustrie
kaderleden, OR-vertegenwoordigers en de sociale partners. Dit
De rubber- en kunststofindustrie is divers. Er worden kunst-
leverde een aantal speerpunten op voor het bevorderen van de
stof kozijnen gemaakt, rubberen slangen, auto-onderdelen,
duurzame inzetbaarheid binnen de branche:
medische hulpmiddelen, veel soorten verpakkingen, grote
x Strategische personeelsplanning voor strategisch opleiden en
gevelpanelen, maar ook specialistische afsluitingen voor
ontwikkelen van personeel. x Werven en selecteren van jonge, nieuwe medewerkers, voor tijdige en voldoende nieuwe instroom. x Borgen van kennis van oudere medewerkers op cruciale functies. x Maken van maatwerkarbeidsvoorwaarden gericht op duurzame inzetbaarheid. x Alternatieven ontwikkelen voor ontziemaatregelen voor alle
flessen en potjes. De sector kent in Nederland plusminus 1.200 bedrijven met 32.000 medewerkers. Ongeveer 60 bedrijven zijn vrijwillig aangesloten bij de bedrijfstak-cao. De gemiddelde medewerker is 45 jaar en heeft een dienstverband van 17 jaar. Veel bedrijven werken met ploegen (ook ’s nachts) en de werkomstandigheden worden in een aantal gevallen als zwaar ervaren. De sector heeft, meer nog dan andere sectoren, te maken met vergrijzing en ontgroening.
leeftijdsgroepen. Ontziemaatregelen kosten geld, doordat
Slechts 7 procent van het personeel is jonger dan 25 jaar. Ter
bijvoorbeeld bepaalde groepen medewerkers extra verlofdagen
vergelijking: in de bouw- en transportsector is het aandeel
ontvangen.
jongeren respectievelijk 12 en 13 procent. 35 procent van de
Experiment
ouder dan 45 jaar.
Met deze speerpunten als leidraad zijn binnen vijf bedrijven experimenten uitgevoerd. Zo is bij een bedrijf een proef gedaan met gezond roosteren, bij een ander bedrijf is bekeken hoe vakmanschap bevorderd kan worden om de inzetbaarheid van de
Meer informatie: Ferdi van Wersch |
[email protected]
medewerkers te stimuleren. Ook is er geëxperimenteerd met de
Opdrachtgever:
Work Ability Index, een Fins meetinstrument voor het vaststel-
NWBC, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen
A rb ei d e n B e d ri j f
werkzame personen in de rubber- en kunststofindustrie is
en De Unie
len van het werkvermogen van werknemers. Bij elk bedrijf is steeds overleg geweest met medewerkers, leidinggevenden en
23
Interview
Advies voor ramp en crisis Bertruke Wein en Rob Willems zijn bijna 20 jaar werkzaam bij het ITS op het themagebied Veiligheid. Zij koppelen methodische kennis aan uitgebreide expertise op het inhoudelijke terrein van rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Wein: “Wij werken op het snijvlak van onderzoek en praktijk. In ons werk hebben we vaak te maken met complexe, bestuurlijke vraagstukken. Wij maken die aan tafel bespreekbaar.” De diensten die Wein en Willems aanbieden zijn divers: ze ontwikkelen en begeleiden oefeningen, geven advies, ontwikkelen nieuwe producten en diensten, en ze verrichten (evaluatie)onderzoek. Hun klantenkring bestaat voornamelijk uit publieke overheidsinstellingen, zoals gemeenten, provincies, ministeries en veiligheidsregio’s. Ze werken doorgaans met bestuurders, zoals burgemeesters, commissarissen van de koning en hoge ambtenaren. Altijd voorbereid zijn In de praktijk doen zich gelukkig weinig rampen en crises voor, maar bestuurders moeten wel te allen tijden voorbereid zijn. Willems: “Juist omdat bestuurders op het vlak van crisismanagement geen dagelijkse ervaring hebben, is het noodzakelijk om een zo realistisch mogelijk spelsituatie neer te zetten tijdens een oefening. Dicht bij de realiteit blijven en die situaties in oefenin-
Interview
gen voorleggen, dat werkt het beste. Hierdoor leren ze adequaat te handelen; de juiste beslissingen te nemen op het moment dat
binnen een bepaalde cirkel. Vaak doen zich problemen voor
het echt moet.” Tijdens oefeningen wordt ingezoomd op weder-
aan de rand van zo’n cirkel: een boer ziet dat bij hem wel wordt
zijdse relaties en afhankelijkheden. Wein: “Daarmee bedoelen we
geruimd en bij de buurman 100 meter verderop niet. Emoties
dat maatregelen van hulpverleningsdiensten consequenties kun-
kunnen dan heel hoog oplopen. Wij leggen de situatie voor en
nen hebben voor beslissingen van de burgemeester. Adviezen
vragen de deelnemers binnen een uur een beslissing te nemen.
van experts moeten daarom worden gewikt en gewogen. We wil-
Moet de ME bijvoorbeeld worden opgeroepen? Welk signaal
len laten zien dat je in gezamenlijkheid meer kunt bereiken. Dat
zend je daarmee uit? Op welk punt mag er worden ingegrepen?
is voor ons steeds de uitdaging.”
En een heel belangrijke: hoe communiceer je met de pers.” Ondanks het feit dat het een oefening is, kan er druk staan op de deelnemers. Wein: “Soms klappen mensen dicht, lopen ze weg.
“Wij willen een groter crisisbewustzijn creëren”
Dat kan in een echte situatie dus ook gebeuren.” School shooting Al enkele jaren wordt het crisismanagementteam van de Radboud Universiteit getraind. Wein: “We kozen dit jaar voor een schietincident in hun kantine. Een situatie die met name in
24
Varkenspestepidemie
de V.S. vaker is voorgekomen, en nu ook in Nederland realiteit
Een aantal jaar geleden werd een situatie nagespeeld tijdens een
is geworden door het schietincident in een winkelcentrum in
denkbeeldige varkenspestepidemie, toen actueel. Burgemeesters
Alphen aan den Rijn.” Druppelsgewijs kregen de deelnemers
van verschillende gemeenten en ambtenaren van het toenmalige
informatie over het nagespeelde incident. Willems: “Wij bege-
ministerie van LNV waren in één zaal aanwezig. Willems: “We
leidden de oefening en kwamen steeds met kleine brokjes
legden een casus voor waarbij varkens moesten worden geruimd
informatie. Op een aantal momenten moesten bestuurders
beslissingen nemen. Vooraf hebben we nagedacht over wat de
wordt in groepjes beschreven hoe de scenario’s tot stand zijn
juiste stappen zijn. Na de oefening vond er – zoals altijd – terug-
gekomen, met succes- en faalfactoren. De geest wordt zo als het
koppeling plaats. Oefenen, maar nog meer het evalueren welke
ware opgerekt, dat is voor hen heel leerzaam, en voor ons uitda-
maatregelen zijn genomen en welke informatie belangrijk was,
gend om te begeleiden.”
is essentieel. Door ruim de tijd te nemen hiervoor, kan het leren van en met elkaar worden bevorderd.”
Groter crisisbewustzijn Het doel bij elke training en oefening is steeds om de bestuur-
Duitse wadlopers
ders te prikkelen, ze na te laten denken over crisismanagement.
Soms wordt de tafel verlaten voor een oefening in het veld, zoals
Wein: “Wij willen een groter crisisbewustzijn ontwikkelen bij de
enige tijd geleden op de Waddenzee. Willems: “We kozen voor
deelnemers, hun blik verbreden. Met de oefeningen hopen we ze
een situatie waarbij een schoolklas op kamp was. ’s Avonds werd
niet alleen bewuster na te laten denken over crisissituaties, maar
er ge-bbq’d. Op het menu stonden schaaldieren. De volgende
juist ook over de kleinere storingen. Want de beste voorspel-
dag ging de groep wadlopen. De een na de ander kreeg voed-
ler voor het omgaan met een crisis of ramp is hoe binnen een
selvergiftiging. Ze werden zo ziek dat ze niet verder konden.
organisatie dagelijkse storingen worden afgehandeld. Zoals een
Maar het werd vloed, en het water steeg onherroepelijk. De
stroomstoring in een ziekenhuis, of een brandje in de keuken.
klas moest snel van het wad worden gehaald.” De operationele
Hoe minder ambtelijk dat wordt opgelost, hoe beter een echte
oefening werd uitgevoerd door verschillende partijen: KNRM,
crisis, bijvoorbeeld een groot busongeluk op de Waalbrug, te lijf
de Kustwacht, KLPD, de hulpverleningsdiensten en de wadloop-
wordt gegaan.”
vereniging. Wein: “Dat zijn partijen die een taak hebben in de hulpverlening op het water en vervolgens op het land, en die niet
Onderzoek
regelmatig samenwerken. In zo’n geval is de kans aanwezig dat
Opererend op het snijvlak van onderzoek en praktijk, komt
verantwoordelijkheden of bevoegdheden schuren. En wanneer
ook onderzoek voldoende aan bod. Wein: “Voor het Nationaal
ketens niet goed aansluiten, hebben de getroffenen daar uitein-
Coördinatie Centrum (NCC) hebben we onderzocht naar welke
delijk last van.”
informatie crisisbestrijders moeten kijken bij een nationale crisis, zoals bijvoorbeeld de Diginotar-crisis (IT-bedrijf werd gehackt,
Back to the future
waardoor problemen ontstonden met sites van de overheid). Er
Naast spelsimulaties maken Wein en Willems ook gebruik van
komt ineens heel veel informatie tegelijkertijd binnen: via media,
scenario’s. Vaak gebruiken ze de backcasting-methode. Willems:
via ministeries en via burgers. Een crisisbestrijder moet dan snel
“Dat is onze back-to-the-future aanpak. We laten een organisatie
kunnen filteren. En dat kan het best door vooraf duidelijk te heb-
een perfecte en niet-perfecte situatie voor een bepaald punt in
ben wat de focus is, gelet op verantwoordelijkheden en bevoegd-
de toekomst benoemen, bijvoorbeeld 10 jaar verder. Als de situ-
heden. Van daaruit is het makkelijker kijken en selecteren:
atie is doorgenomen, gaan we weer terug naar nu. Vervolgens
framing noemen we dat.” Een ander onderzoek werd gedaan voor het Wetenschappelijk Onderzoeks en Documentatiecentrum “We hebben ruim 400 rapportages van oefeningen van veilig-
Het ITS is sinds begin jaren ’90 actief op het terrein van veilig-
heidsregio’s en ministeries bestudeerd. Hiermee kregen we zicht
heid, en meer in bijzonder rampenbestrijding en crisisbeheersing.
op gehanteerde evaluatiecriteria. Van daaruit hebben we algeme-
Bertruke Wein en Rob Willems zijn begonnen als methodologen
ne evaluatiecriteria opgesteld, waardoor op een meer uniforme
met verstand van spelsimulaties. Bestuurders in allerlei sectoren
wijze een ramp of crisis kan worden geëvalueerd.” Ze kwamen in
werden getraind, zoals woningbouw, arbeidsmarkt, onderwijs en
die evaluatie ook oefenrapportages van zichzelf tegen. Willems
energie. Midden jaren ’90 waren er een aantal grote incidenten: de
daarover: “Ook voor ons geldt dat het geen kwaad kan om ons
Bijlmerramp, evacuatie vanwege hoog water in Rivierenland en - wat
eigen werk nu en dan tegen het licht te houden. Goed evalueren
later - de cafébrand in ’t Hemeltje in Volendam. Dit maakte dat zij
brengt iedereen een stap verder.”
Interview
(WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Willems: Geschiedenis ITS Veiligheid
zich meer en meer zijn gaan toeleggen op rampenbestrijding en crisisbeheersing en nu naast methodisch onderlegd ook inhoudelijk
Meer informatie: Bertruke Wein |
[email protected] Rob Willems |
[email protected]
deskundig zijn geworden. Wein en Willems worden in hun werk ondersteund door een flexibele schil van functionarissen uit diverse
Auteur:
Jan Hermsen
faculteiten binnen de Radboud Universiteit en uit de praktijk.
25
Ik Onderneem Smart Veel mensen dromen ervan eigen baas te zijn. Om die droom te realiseren heb je bepaalde eigenschappen nodig, zoals prestatiegerichtheid en doorzettingsvermogen. Maar ook specifieke ondernemersvaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van marketing en financieel beheer. De provincie Gelderland helpt startende ondernemers bij het ontwikkelen van die vaardigheden. Het ITS bekijkt welk effect die hulp heeft.
Het project IkStartSmart van de provincie Gelderland en de
IkGroeiSmart
Kamer van Koophandel ondersteunt kansrijke startende onder-
De goede resultaten waren voor de provincie Gelderland aanlei-
nemers. Het is een individueel maatwerktraject. Elke deelnemer
ding om het project door te zetten. Het is de bedoeling dat in de
heeft een eigen ondernemerscoach en krijgt trainingen, gaat
periode 2012-2015 opnieuw 1.500 (pre)starters gecoacht worden
naar netwerkbijeenkomsten en kan kennis inwinnen van advi-
via IkStartSmart-trajecten. Daarnaast worden ook IkGroeiSmart-
seurs. Ook kan er beroep worden gedaan op een microkrediet. In
trajecten opgezet. Deze zijn bedoeld voor al gestarte onderne-
de periode 2008-2012 hebben ruim 1.500 (pre-)starters deelgeno-
mers die een snelle ontwikkeling doormaken, en de ambitie en
men. Bij instroom in het project had de helft nog geen ervaring
potentie hebben om verder door te groeien in omzet, personeel
als ondernemer en de andere helft was hooguit 5 jaar bedrijfsei-
en aantal vestigingen. Vaak staan zij op het punt om belang-
genaar.
rijke strategische keuzes te maken. Het groeien van ondernemingen kent een eigen dynamiek en goede ondersteuning op
IkStartSmart is een succes; de provincie komt met een vervolgtraject voor startende ondernemers Succestraject IkStartSmart is een succes. Het ITS-onderzoek laat zien dat ondernemers vooral stappen zetten op de gebieden marketing A rb ei d e n B e d ri j f
en financiële administratie. Daarnaast maakt de helft van de prestarters - ondernemers die nog niet officieel begonnen zijn, maar wel (vergaande) plannen hebben - tijdens het IkStartSmartproject, of vrij snel daarna de stap naar het ondernemerschap. Ondernemers die al een bedrijf bezitten, hebben ook baat bij het project: 31 procent ziet de omzet groeien, 16 procent maakt meer winst en 4 procent groeit in personeel. Alle deelnemers geven vanaf het begin tot het eind van het begeleidingstraject inzage in hun ontwikkeling als ondernemer. Dat gebeurt met enquêtes en gevalideerde ondernemerstests.
26
maat is daarbij essentieel. In 2013 is een aanpak en opzet voor IkGroeiSmart-trajecten ontwikkeld, waarbij ambitieuze ondernemers worden gecoacht en ondersteund bij het ontwikkelen van nieuwe competenties. Het ITS volgt ook deze trajecten. Meer informatie: Harry van de Tillaart |
[email protected] Opdrachtgever:
Stichting IkStartSmart en Kamer van Koophandel
Interview
Werken met een beurs Het ITS wil graag onderzoekstalent aan zich binden. De huidige economische situatie maakt het soms lastig om dit te doen. Lieselotte Rossen liep stage bij het ITS, schreef een scriptie en kan nu via de Startersbeurs van de gemeente Nijmegen werkervaring opdoen bij het ITS.
Lieselotte studeerde afgelo-
“Ik ben fan van
pen zomer af als socioloog aan de Radboud Universiteit
kwantitatief onderzoek”
Nijmegen, een plek waar veel ITS-onderzoekers hun wortels hebben liggen. Ze rondde daar haar master Beleid en Toegepast
komsten uitgewerkt en meegeschreven aan het rapport.” Verder
Onderzoek af. Haar eindstage
werkt ze voor het project Fokus. “Dat werk is wat analytischer
deed ze bij het ITS. “Het ITS hield
van aard. Ik schoon datasets op voor onderzoekers. Bestanden
een praatje op onze jaarlijkse
van verzamelde enquêtegegevens loop ik na op fouten, zodat
stagemarkt. Van alle bureaus die
onderzoekers er met een gerust hart hun statistische analyses op
langskwamen, sprak dit bedrijf
los kunnen laten.”
mij het meeste aan. Ik ben een fan van kwantitatief onderzoek, maar het moet wel ergens over gaan. Onderzoek moet niet blij-
Stappen zetten
ven hangen in cijfertjes. De link naar de praktijk is er bij het ITS.”
Het ITS was de laatste stap in haar studie, en de eerste in haar carrière: ‘‘Deze zes maanden zie ik als een mooie kans om te
Startersbeurs
leren werken in een professionele omgeving. Bovendien inves-
Haar scriptie voerde ze uit binnen het themagebied arbeid, waar
teer ik in mijn CV. En wie weet wat er hierna nog inzit bij het ITS
ze onderzoek deed naar de aansluiting van technische hbo-stu-
voor mij.”
de mogelijkheid om met de Startersbeurs (zie kader) haar verblijf
Startersbeurs
te verlengen. Vanaf afgelopen september werkt ze zes maanden
Via de Startersbeurs kunnen jongeren tussen 18-27 jaar een leer-
lang, vier dagen per week bij het ITS. Ze krijgt een vergoeding,
werkplek krijgen bij een bedrijf. Zowel werkgever als jongere winnen
en ze spaart elke maand voor bijscholing binnen haar vakgebied.
bij de constructie. Naniek Lenderink is communicatieadviseur bij
Zodat ze cursussen over methoden van onderzoek kan volgen,
de Startersbeurs: “Werkgevers als het ITS binden jongeren voor zes
of meer inhoudelijke kennis kan vergaren, bijvoorbeeld over de
maanden goedkoop aan zich. Dat zijn vaak gemotiveerde jongeren
zorg, het thema waar ze sinds kort op werkt.
die net van school komen en een frisse blik hebben, zoals Lieselotte. Zij bouwt nu werkervaring op en werkt aan haar competenties.
Veel ruimte
Wij hopen natuurlijk steeds dat de samenwerking uitmondt in een
Lieselotte is blij met de ruimte die ze krijgt bij het ITS: “Ik werk
contract.” De beurs is een initiatief van FNV en CNV Jong als reactie
nu mee aan verschillende onderzoeksprojecten op het gebied
op toegenomen werkeloosheid. Lenderink: “Baankansen zijn voor
van de zorg, waar ik ervaring opdoe met meerdere facetten van
jongeren nog lager, omdat ze door gebrek aan werkervaring snel-
onderzoek doen, zoals dataverzameling, uitvoeren van analyses
ler worden afgewezen.” Er nemen 100 gemeenten deel, waaronder
en het trekken van conclusies.” Veel werk deed ze voor het
Nijmegen. In principe is de beurs bedoeld voor alle jongeren, maar
onderzoek naar motivaties van vrijwilligers in de zorg voor oude-
de praktijk wijst uit dat vooral hbo’ers en wo’ers er gebruik van
ren. “Ik zat als notulist bij vier focusgroepen. Hierin vertelden
maken.
Interview
dies op de arbeidsmarkt. Na haar stage kreeg ze via de gemeente
vrijwilligers over de zingeving van hun werkzaamheden. Op gele post-its schreven ze op wat hun associaties en verwachtingen
Auteur: Jan Hermsen
waren van hun werk. De briefjes werden vervolgens op een bord geplakt, en vanuit daar ontstond een discussie. Ik heb de bijeen-
27
Waar zijn de technische hbo’ers? Hbo’ers versterken de technische installatiebranche. Ze zijn er voldoende, maar bedrijven hebben moeite om ze te vinden. Hoe komt dat?
cirkel: bedrijven willen ervaring. Schoolverlaters willen ervaring opdoen. En die cirkel is lastig te doorbreken. Concurrentie Concurrentie is een tweede reden waarom TI-bedrijven moeilijk aan goed hbo-personeel kunnen komen. Door hun brede opleiding kunnen TI’ers ook terecht in andere sectoren, zoals de metaalbranche of de bouw. De TI-branche moet zorgen dat de banen aantrekkelijk genoeg zijn om de concurrentieslag aan te kunnen. Dat geldt niet alleen bij het werven van hbo-schoolverlaters, maar ook voor meer ervaren personeel. Hbo’ers zijn duidelijk carrièregericht. Als er niet voldoende mogelijkheden zijn binnen een bedrijf of een sector, aarzelen ze niet om over te stappen naar een andere sector. Ook omdat de perspectieven Door de recessie is de arbeidsmarkt ruimer geworden. Het aan-
daar vaak goed zijn. Door onvoldoende vooruitzichten te bieden,
tal vacatures is fors teruggelopen en de werkloosheid stijgt. Dat
verliezen TI-bedrijven goed ingewerkte en ervaren arbeidskrach-
geldt voor bijna alle sectoren, ook voor de technische installa-
ten. Het wegstromen van hbo’ers heeft vaak ook een remmende
tiebranche (TI). Maar hoewel de werkgelegenheid in de branche
werking op de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten
is gekrompen, is het aantal banen op hbo-niveau gegroeid: in
en op vernieuwingsprocessen binnen een organisatie. Dit zijn
tien jaar tijd heeft een verdubbeling plaatsgevonden. In 2012 was
wel zaken die belangrijk zijn voor bedrijven om hun marktpositie
ruim een op de acht medewerkers in de TI een hbo’er. Hbo’ers
te verbeteren, zeker in de huidige markt waar het werk niet voor
hebben vaak technische staffuncties en zijn ontwerper, construc-
het oprapen ligt.
A rb ei d e n B e d ri j f
teur, werkvoorbereider of leidinggevende. Voor zover er nog vacatures zijn, betreft het vooral deze functies. Maar TI-bedrijven
Concrete stappen
vinden het lastig om voldoende goed gekwalificeerde hbo’ers
Wat kunnen TI-bedrijven nu concreet doen volgens het ITS-
te vinden. Toch zijn er genoeg afgestudeerde hbo-ers met een
onderzoek om de noodzakelijke hbo-functies op te vullen?
TI-opleiding zoals werktuigbouw, elektrotechniek, technische
Werkgevers kunnen met opleidingen om de tafel gaan zitten
bedrijfskunde of AOT. Waarom worden ze dan niet gevonden?
om samen de aansluiting tussen opleiding en praktijk te verbeteren. Bedrijven blijken vaak alleen praktische zaken rondom
Intensief inwerken
bijvoorbeeld stages te bespreken met de opleidingen. Vaker het
TI-bedrijven willen vooral ervaren hbo’ers. De competenties van
gesprek aangaan over vakinhoud, zorgt voor beter voorbereide
schoolverlaters sluiten vaak onvoldoende aan bij de functie, en
hbo-gediplomeerden. De branche kan een helpende hand bieden
het inwerktraject is omvangrijk. Dit bestaat meestal uit interne
door de TI-bedrijven te ondersteunen bij het inpassingsproces
begeleiding en uit een cursus of opleiding gericht op bepaalde
van hbo’ers. Ook kunnen werkgevers er duidelijker op gewezen
vakkennis. Vaak ook moeten er algemene competenties als
worden dat hbo’ers wezenlijk bijdragen aan de marktversterking
zelfstandig werken en sociale vaardigheden worden aangeleerd.
van een bedrijf, zeker als ze al ervaring hebben opgedaan. Dat
En dat kost tijd. Bedrijven zijn niet blind hiervoor en erkennen
vraagt wel een bredere blik, want niet alleen inpassen van perso-
dat het bijna onmogelijk is om elk specifiek vakgebied tijdens
neel is cruciaal, de verdere loopbaanperspectieven zijn minstens
de opleiding afdoende te behandelen. Een TI-hbo-opleiding is
zo belangrijk.
nu eenmaal breed: studenten worden voor meerdere sectoren
28
en vakgebieden opgeleid. En bijspijkeren van specifieke vakken-
Meer informatie: Hedwig Vermeulen |
[email protected]
nis kan vaak nergens anders dan in de praktijk. Zo ontstaat een
Opdrachtgever:
OTIB
Essay
Sociale innovatie 2.0 Een ontdekkingstocht richting upgrade Sociale innovatie: misschien heeft u er wel eens over gehoord of kent u het onder een andere naam, zoals slimmer werken of innovatief organiseren. Maar wat is het eigenlijk precies? Waarom is het belangrijk voor organisaties? En hoe kun je de kracht van sociale innovatie optimaal gebruiken? Verslag van een ontdekkingstocht naar een mogelijke upgrade van het begrip, die loopt via een meerjarig programma bij Philips.
Sociale innovatie gaat over nieuwe strategieën, ideeën, manieren
ren), mogelijkheden voor modernisering van arbeidsvoorwaarden
van samenwerken en organisatiestructuren die een oplossing
en beleid om mensen duurzaam inzetbaar te houden.
bieden voor sociale uitdagingen. Sociale innovatie vind je binnen organisaties en breder, binnen de maatschappij. Bij deze
Het belang van sociale innovatie
laatste vorm gaat het om nieuwe manieren van samenwerking
Samen met medewerkers of burgers zoeken naar antwoorden
en interactie als oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.
zorgt voor oplossingen die worden gedragen en die direct kun-
Een goed voorbeeld zijn de Eigen Kracht-conferenties. Tijdens
nen worden ingezet. Overheid en management staan vaak ver
deze bijeenkomsten maken mensen die het niet alleen aankun-
van burgers of de werkvloer af. Hierdoor is het lastig om snel
nen samen met hun sociale netwerk een plan voor de toekomst
in te spelen op veranderingen en behoeften in de maatschap-
onder leiding van een professionele Eigen Kracht-coördinator.
pij of de organisatie. Sterker nog: door weinig feeling met wat
Vaak wordt ook samengewerkt met instanties en overheden,
er leeft, kunnen bepaalde oplossingen juist contraproductief
bijvoorbeeld om uithuiszetting te voorkomen, schooluitval af te
werken. Zo wordt bijvoorbeeld het succes van technologische
wenden of spanningen in de wijk tegen te gaan. In plaats van lijd-
innovatie slechts voor 25 procent bepaald door investeringen in
zaam toe te zien hoe het mis gaat of te wachten op ingrijpen van
Research en Development en voor 75 procent door factoren op
hulpverleners, nemen mensen zelf het heft in handen: ‘samen-
het gebied van mens en organisatie. Daarnaast trekken de over-
redzaamheid’ staat centraal.
heid en werkgevers zich op bepaalde terreinen steeds meer terug om meer verantwoordelijkheid aan burgers en medewerkers te
medewerkers op een ‘Pin-it Wall’ met post-its ideeën uiten en reageren
geven: onze verzorgingstaat verandert in een participatiestaat. Daarbij past een actieve rol van medewerkers en burgers die in co-creatie met werkgevers en overheid tot vernieuwende oplossingen komen. Bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen zien we mooie voorbeelden van actieve burgers, maar sociale innovatie binnen organisaties lijkt vooral nog een aangelegenheid van management en vakbonden. Echte co-creatie, waarbij alle betrok-
Es s ay
Bij Philips kunnen
kenen invloed hebben, komt in de praktijk nog weinig voor. Sociale innovatie en bedrijven
De praktijk bij Philips
Maar sociale innovatie is meer: het is ook het betrekken van
De rol van medewerkers bij sociale innovatie is meestal beperkt
medewerkers bij het oplossen van vraagstukken die spelen bin-
en bestaat vaak slechts uit het aanleveren van ideeën op een
nen een organisatie. In traditionele organisaties komen ideeën
vooraf sterk afgebakend terrein en/of het geven van feedback op
meestal van bovenaf: directie, management en externe adviseurs
door de top bedachte plannen. Het potentieel dat sociale innova-
bedenken oplossingen en vertalen deze naar de werkvloer.
tie in zich heeft, blijft op deze manier onderbenut. Dit komt niet
Ideeën van medewerkers over wat er aan de hand is en hoe het
per se voort uit onwil van bedrijven; ze vinden het vaak lastig om
beter kan, blijven hierdoor liggen, worden niet benut. Het kan
medewerkers méér betrokken te maken. Het ITS begeleidde een
dan bijvoorbeeld gaan om hoe beter in te spelen op de behoefte
meerjarig programma Sociale Innovatie bij Philips: een ontdek-
aan flexibiliteit bij zowel werkgever als werknemer (zelfrooste-
kingstocht naar meer medewerkersbetrokkenheid. 29
Betrokkenheid bij inhoud
kers, consultants en onderzoekers). Medewerkersbetrokkenheid
Medewerkers kunnen op verschillende manieren betrokken wor-
blijft dan beperkt tot het op de hoogte gehouden worden over
den bij de inhoud van sociale innovatie. Dit kan via agendaset-
de voortgang. Met als gevaar dat het uiteindelijke resultaat niet
ting: het bepalen van onderwerp/doel waar de sociale innovatie
aansluit bij de wensen en behoeften van de eindgebruikers. Dit
zich op richt. En het kan via het verzamelen van ideeën. Vaak
gevaar probeert men soms te verminderen door vakorganisaties
worden medewerkers betrokken bij het proces als het onder-
en ondernemingsraden namens medewerkers bij de verdere
werp en het doel van het sociale innovatietraject al zijn bepaald.
vormgeving en implementatie te betrekken. Maar het kan ook
Binnen afgebakende kaders kunnen zij dan hun ideeën uiten,
anders. Steeds meer klinkt de roep om moderne arbeidsverhou-
maar er is weinig tot geen ruimte om eigen punten te agen-
dingen, waarin partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Niet
deren. Bij Philips is sociale innovatie bewust anders opgepakt,
kijken en afwachten of een ander het voor je oplost, maar zelf in
namelijk via een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers
actie komen. Daar past ook een actieve rol van medewerkers in
van Philips HR, vakbonden en medezeggenschap. Om te voor-
de uitvoering van sociale innovatie bij. Niet alleen meepraten,
komen dat de agenda alleen top-down en eenzijdig vanuit het
maar doen!
bedrijfsbelang werd aangevlogen, is een verkennend traject naar behoefte aan en ideeën voor sociale innovatie opgestart.
Let’s do things differently
Medewerkers werden vanaf het begin direct betrokken, naast
Bij Philips proberen we het anders te doen. Concreet voorbeeld is een bijeenkomst voor medewerkers over kernwaarden binnen Philips, die uiteindelijk leidde tot een cultuurverandering naar moderne arbeidsverhoudingen tussen management en medewerkers. Sessies over de huidige en gewenste invulling van kernwaarden door medewerkers én management, leverden veel ideeen voor de toekomst op. Medewerkers besloten echter niet af te wachten tot die werden opgepakt door het management, maar werkten veel van de voorstellen zelf uit. Als blijvend resultaat is er een ‘Pin-it Wall’ waarop medewerkers met post-its hun ideeën en mening over hoe het gaat in de organisatie kunnen uiten en op elkaar kunnen reageren. Speciale ambassadeurs (vrijwilligers onder medewerkers) gaan er vervolgens mee aan de slag. Daarnaast worden binnen Philips op verschillende plekken Viral Leadership Events georganiseerd: evenementen door en voor Philips-medewerkers die als katalysator dienen voor het oppak-
hun vertegenwoordigers in ondernemingsraden en vakbonden.
ken van onderwerpen die er volgens medewerkers toe doen.
Es s ay
Zij mochten zelf meepraten over wat zij belangrijke onderwerpen vonden voor sociale innovatie. Er zijn diverse medewerkerbijeen-
Innovatieve upgrade
komsten georganiseerd. Deelnemers mochten daarin ‘dromen’
Er is veel meer uit sociale innovatie te halen dan tot nu toe
over hun ideale Philips en ideeën ontwikkelen voor innovatieve
gebeurt. Innovatie zit niet alleen in de inhoud maar ook in het
voorstellen die invulling geven aan deze dromen. Die medewer-
proces. Door medewerkers en werkgevers samen de agenda te
kersbetrokkenheid bij de agendasetting werd zeer gewaardeerd.
laten bepalen en medewerkers vanaf het begin actief te betrek-
Het ontwikkelen vanuit eigen perspectief en het feit dat mede-
ken bij het proces, levert sociale innovatie een belangrijke bij-
werkers zeer vroeg in het proces werden ingeschakeld, leidde tot
drage aan moderne, volwassen arbeidsverhoudingen. Zo heeft
groot enthousiasme en veel inspiratie.
werken aan sociale innovatie een zelfversterkend effect. De ruimte die medewerkers krijgen, verhoogt hun motivatie, betrok-
Betrokkenheid bij productontwikkeling
kenheid en oplossend vermogen. En dat draagt nog eens extra
Naast het leveren van ideeën kunnen medewerkers ook meer
bij aan productiviteit en innovatiekracht. Hoog tijd dus voor een
actief betrokken worden in het proces van de verdere ontwikke-
upgrade naar sociale innovatie 2.0.
ling van idee naar ‘product’. Wanneer ideeën van medewerkers worden opgepikt, wordt de verdere uitwerking en implementatie ervan meestal overgelaten aan specialisten (zoals stafmedewer-
30
Auteur: Lilian Woudstra |
[email protected]
Opdrachtgevers ABU - Algemene Bond Uitzendondernemingen AbvaKabo FNV Acute Zorgregio Oost Aob - Algemene Onderwijsbond Arbeidsmarktplatform primair onderwijs Avans Hogeschool Belastingdienst Bouwradius Training & Advies CAH Vilentum CDHO - Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs CNV Vakmensen Congress & Meeting Services Holland De Unie De Zorggroep Roermond Dexis Arbeid ENCI Holding N.V. Expertisecentrum Nederlands FCB FNV Bondgenoten Fontys Hogescholen FORUM, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken Fundeon Gemeente Schiedam Gezond Transport HAN - Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Inholland Hogeschool Rotterdam HU - Hogeschool Utrecht Impact Arq Inspectie van het Onderwijs IQ Healthcare Katholieke Pabo Zwolle Kennisnet
ITS in 2013
Ingrado
KNGF - Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Koning Willem 1 College LPC Kortlopend onderwijsonderzoek Mediawijzer.net Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: diverse directies Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nederlands Nationaal Kaaskeur Concours Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek BOPO (NWO) NedSpine
31
Netwerk 100 Netwerk Palliatieve zorg Noordelijke Maasvallei Nierstichting NMT - Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde Nuffic NVM - Nederlandse Vereniging Mondhygiënisten NVS - Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie NWBC - NRK Werkgeversvereniging Branche CAO Océ-Canon Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV OTIB - Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf Penna Onderwijsadviseurs Philips Platform intersectoraal Politieacademie Radboud Universiteit Nijmegen Railcollege Rijkswaterstaat - Bureau Veiligheidsbeambte RINO Groep Saxion University of Applied Sciences Scholengroep Rijk van Nijmegen Significant Stichting A+O fonds Gemeenten Stichting Bedrijfstakbureau Stichting IkStartSmart Gelderland/Kamer van Koophandel Stichting KIO Stichting Sociaal Fonds bakkersbedrijf STOOF - Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche Synthese Tipping Point Trajectvol Trimbos-instituut UMC St Radboud Universiteit Leiden
ITS in 2013
Veiligheidsregio Groningen Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland Coöperatie VGZ UA VHTO - Landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek Vilans VOION - Arbeidsmarkt & Opleidingsfonds voortgezet onderwijs VPVI Vilnius/Eurofound Dublin Vrije Universiteit Amsterdam Willem de Kooning Academie WODC - Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum ZESTOR - Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo Zorgverzekeraars Nederland
32
Publicaties 2013 Door het ITS uitgegeven Driessen, G.
Gielen, P., & Nieuwenhuis, A.
Naar een optimalisering van voorschoolse
De pilot verkoop.
educatie. e
Monitor van de pilot verkoop van de Nationale Bakkerij
Beleid, stand-van-zaken, aangrijpingspunten.
Academie. Gielen, P., & Sombekke, E.
Driessen, G.
Van AOC naar Ad.
De bestrijding van onderwijsachterstanden.
Percepties van AOC’s op de groene Ad opleidingen.
Een review van opbrengsten en effectieve aanpakken.
Gielen, P., & Sombekke, E. NBA en de kwaliteit van docenten en trainers. Literatuurstudie.
Driessen, G. Ouderbetrokkenheid en –participatie en schoolse ontwikkeling
Kessel, N. van, & Wester, M.
van leerlingen. In F. Smit (Red.) Professionele communicatie
Verlangd basisonderwijs in het stadsdeel Escamp, gemeente
(pp. 27-29, 97).
Den Haag.
Elfering, S., Rens, C. van, Tillaart, H. van den, & Wit, W. de Doorstroming in de TI beroepskolom en naar de
Kuijk, J. van, & Emmelot, Y.
arbeidsmarkt.
Brede vorming in vernieuwingsscholen.
Elfering, S., Rens, C. van, Tillaart, H. van den, & Wit, W. de Vrouwen in de techniek. Kuijk, J. van, & Langen, A. van Elfering, S., Spiering, N., & Sombekke, E.
School aan Zet – Is de spiegel al een springplank?
Kansen voor LHBT emancipatiebeleid in Europa.
Procesbeschrijving schooljaar 2012-2013 programma
Een onderzoek naar verbanden tussen gendergelijkheid, culturele
School aan Zet.
Fettelaar, D., & Smeets, E. F
Kuijk, J. van, & Rens, C. van
Mogelijke indicatoren van schoolgewichten. M
Positief met en over PBS.
Onderzoek naar de voorspellende waarde. O
Op weg van een aparte aanpak naar integratie.
ITS in 2013
waarden en LHBT-emancipatie.
Langen, A. van Fettelaar, D., Mooij, T., & Wit, W. de
Voorstel voor streefdoelen VVE 2015.
Secundaire analyse van pesten in de Veiligheidsmonitor
Notitie t.b.v. gemeente Schiedam.
2006 – 2012. Intern verslag.
Langen, A. van, & Elfering, S. Het effect van School aan Zet.
Gennip, H. van, Kuijk, J. van, & Smeets, E.
Rapportage voormeting.
Indicatoren voor Vensters voor Verantwoording. Eerste uitwerking voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. 33
Langen, A. van, & Paas, T.
Mooij, T., Haverkort, J., & Kleijne, J. de
Evaluatie project Onderwijstijdverlenging Schiedam
Pedagogisch-didactische, organisatorische en ICT-vereisten
Verslag meting 2013.
ter optimalisering van Integrale Kind Centra. Verslag van een vooronderzoek.
Lubberman, J. Geschikt of ongeschikt?
Mooij, T., Haverkort, J., & Kleijne, J. de
Een verkenning naar de vereniging als
Pedagogisch-didactische, organisatorische en ICT-vereisten ter
bestuursvorm voor het openbaar onderwijs.
optimalisering van Integrale Kind Centra. Brochure.
Lubberman, J., Wester, M., & Mommers, A.
Mulder, L., & Meijnen, W.
Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2012/2013.
Onderwijsachterstanden in de BOPO-periode 2009-2012.
Jaarrapport.
Een reviewstudie. Lubberman, J., Kessel, N. van, Wester, M., &
Mulder, L., Eck, E. van, & Ledoux, G.
Mommers, A.
Monitor actieplan ‘Basis voor Presteren’ en Bestuursakkoord
Arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs. A
Primair onderwijs. Tweede meting. Paas, T., Mulder, L., & Roeleveld, J.
Lubberman, J., Rens, C. van, Hovius, M., & Wester, M. Vraag en aanbod van mbo-personeel: een onderzoek naar
Zittenblijvers en verwezen leerlingen in het cohortonderzoek COOL5-18. c
beschikbaarheid van informatie. Lubberman, J., Vermeulen, H., Hovius, M., Rossen, L., Elfering, S., Sombekke, E., & Rens, C. van
Ramakers, C., & Sombekke, E.
De sector Economie in beeld.
Kwaliteit van palliatieve zorg.
Een analyse van opleidingen en arbeidsmarkt van de hbo-sector
Onderzoek naar ervaringen van patiënten, nabestaanden en
Economie.
professionals in de Noordelijke Maasvallei.
Mommers, A., & Lubberman, J.
Ramakers, C., Schellingerhout, R., & Warmerdam, J.
Vrijstellingen onder de loep.
Personeelsenquête 2013.
Een onderzoek naar de praktijk rond artikel 5 onder a en 11 onder
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.
g van de Leerplichtwet 1969. ITS in 2013
Rossen, L., & Ramakers, C. Mooij, T.
Zingeving en duurzame inzetbaarheid van vrijwilligers in de
Modellen voor zelfregulerend werken aan onderwijsprojecten
zorg voor ouderen.
en thema’s door cognitief (hoog)begaafde leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs.
Schellingerhout, R., & Ramakers, C. Indicatoren Zichtbare Mondzorg.
Mooij, T., Fettelaar, D., & Dijkstra, E.
Rapportage landelijke uitrol.
Optimaal onderwijs voor elke leerling: implementatie en leerlingeffecten.
Schellingerhout, R., & Tillaart, H. van den Etnische diversiteit in de techniek.
Mooij, T., Fettelaar, D., & Wit, W. de
34
Pesten op school: secundaire analyse op data uit
Sijstermans, E.,
de Veiligheidsmonitor.
Onderzoek en ontwikkeling EVC-instrumenten voor de
Onderzoeksverslag.
Jeugdzorgwerker FCB Utrecht.
Sijstermans, E.
Smit, F.
Evaluatie Lectoraat Natuurlijk Gezond Samen-Leven CAH
Stappenplan optimalisering educatief partnerschap ouders,
Vilentum Almere.
school en buurt. In F. Smit (Red.), Professionele communicatie. Meesterklasbijdragen Rotterdam 2. Partnerschap Ouders,
Sijstermans, E., & Leest, B.
school en buurt (pp. 67-83).
Onderzoek professionaliseringsbeleid Koning Willem I Sombekke, E., & Ramakers, C.
College.
Stichting Kind in Ontwikkeling. Sijstermans, E., Woudstra, L., & Gielen, P.
Onderzoek naar de ervaring van ouders en jongvolwassenen met
Onderzoek Planning en Taaktoedeling Docenten (PTD)
de kwaliteit van zorg.
Hogeschool Rotterdam. Tillaart, H. van den Smeets, E., Blok, H., & Ledoux, G.
Effectmeting IkStartSmart Gelderland 2008-2012.
Leerkrachten en interne begeleiders over onderwijs aan zorgleerlingen.
Tillaart, H. van den, Vermeulen, H., & Warmerdam, J.
Verslag van onderzoek.
Hbo’ers in de TI. De overgang van opleiding naar werk van hoger opgeleiden in de
Smeets, E., Ledoux, G., Blok, H., Felix, C., Heurter,
installatietechniek.
A., Kuijk, J. van, & Vergeer, M. A Op de drempel van Passend onderwijs.
Tillaart, H. van den, Vermeulen, H., Warmerdam, J., & Wit, W. de
Beleid en aanbod rond specifieke
Arbeidsbeleid van TI-bedrijven.
onderwijsbehoeften in zes samenwerkingsverbanden. Tillaart, H. van den, Vermeulen, H., Warmerdam, J., & Wit, W. de Technische installatiebranche en intersectorale mobiliteit. Smeets, E., Ledoux, G., Blok, H., Felix, C., Heurter, A., Kuijk, J. van, & Vergeer, M. A
Vierke, H., & Langen, A. van
Op de drempel van Passend onderwijs.
Kleuters in Schiedamse basisscholen: Gezinsachtergrond,
Brochure.
voorschoolse educatie en prestaties. Resultaten van de eerste meting in 2011/12.
Smit, F.
Walraven, A., Paas, T., & Schouwenaars, I.
Optimaliseren partnerschap ouders en voor- en
Mediawijsheid in het primair onderwijs: achtergronden en
vroegschoolse educatie in Schiedam.
percepties.
Beleidsplannen van 11 peuterspeelzalen en basisscholen. Een raamwerk voor het effectief evalueren van
Professionele communicatie.
crisisoefeningen.
Meesterklasbijdragen Rotterdam 2. Partnerschap Ouders, school en buurt.
Wein, B., & Willems, A.
ITS in 2013
Wein, B., & Willems, A. Smit, F. (Red.)
A framework for an effective evaluation of crisis management Smit, F.
exercises.
Ambitie Rotterdamse onderwijsbeleid. In F. Smit (Red.),
Summary.
Professionele communicatie. Meesterklasbijdragen Rotterdam 2. Partnerschap Ouders, school en buurt (pp. 1- 15).
Wein, B., & Willems, A. Toekomstbeelden voor de installatiebranche. Verslag van een toekomstverkenning.
35
Wersch, F. van
Driessen, G.
Behoeftepeiling individueel keuze budget in de
Presteren meisjes eigenlijk wel beter in het onderwijs dan
sigarenindustrie.
jongens? In C. Gravesteijn & R. Diekstra (Red.), Jongens & meisjes. Zoek de verschillen?! (pp. 100-103).
Wester, M., & Kessel, N. van
Assen: Van Gorcum.
Prognoses voorgezet onderwijs regio Nijmegen 20132030: een voorspelling van het aantal vo-leerlingen en de
Driessen, G., & Langen, A. van
toekomstige leerlingenafhankelijke ruimtebehoefte.
Gender differences in primary and secondary education: Are girls really outperforming boys?
Woudstra, L.
International Review of Education, 59, 67-86.
Vier jaar Tijdelijke Subsidieregeling Raakvlak Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Driessen, G., Veen, A., & Veen, I. van der
Zaaien, laten bloeien en oogsten.
Het bereik van allochtone kinderen met voor- en vroegschoolse voorzieningen.
Woudstra, L., & Wersch, F. van
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 336-350.
I-deals: ideaal of niet? Soorten en gebruik van i-deals bij erzekeringsmaatschappijen.
Duyvendak, J.W., Glebbeek, A., & Winkels, J. Een sociologie die ertoe doet: wetenschappelijk en maatschappelijk.
Extern gepubliceerd
Sociologie, 9, 219-222
Brand-Gruwel, S., & Walraven, A.
Elfering, S., Leest, B., & Kuijk, J. van
Kennis leren verwerven met informatie van internet.
De invloed van (financiële)prikkels op mbo’ers niveau 1 en 2?
4W: Weten Wat Werkt en Waarom, 1(2), 14-21.
Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Broek, A. van den, Muskens, M., & Winkels, J.
Emmelot, Y., & Kuijk, J. van
Studeren met een functiebeperking 2012.
Hoe meten vernieuwingsscholen brede vorming?
De relatie tussen studievoortgang, studieuitval en het gebruik
Didactief, 43(6), 14-15.
van voorzieningen. Den Haag: Ministerie van OCW.
Hovius, M., & Rens, C. van
Driessen, G.
Zoetermeer: Kennisnet.
Ict-toepassingen voor taal en rekenen in het vo.
ITS in 2013
De ontwikkeling van de onderwijspositie van de doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid tussen 1995 en 2011.
Hovius, M., & Kessel, N. van
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 67-81.
Voldoende voorbereid op leren van de toekomst en ict? Onderzoek onder pas-afgestudeerden van pabo en
Driessen, G.
lerarenopleiding.
Redding of kwelling? Het onderwijsachterstandenbeleid.
Zoetermeer: Kennisnet.
Didactief, 43(10), 40-41. Mooij, T. Driessen, G.
Designing education and learning for cognitively gifted pupils in
Het onderwijsachterstandenbeleid: Effect onbekend.
preschool and primary school.
Didactief Online, www.didactiefonline.nl/component/content/
International Journal of Inclusive Education, 17, 597-613.
article/11902-het-onderwijsachterstandenbeleid-effect-onbekend. html.
Mooij, T. Seksuele geaardheid, ervaren geweld en gevoelens van onveiligheid
Driessen, G.
van schoolpersoneel en leerlingen.
VVE kan veel efficiënter. Voor- en vroegschoolse educatie.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 351-363.
De Wereld van het Jonge Kind, 40(10), 22-25. 36
Mooij, T.
Roeleveld, J., Smeets, E., Ledoux, G., Wester, M., & Koopman, P.
Onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Tussenbalans
Prestaties en loopbanen van zorgleerlingen.
van interventie in Leonardoscholen.
Secundaire analyses op COOL-data ten behoeve van evaluatie
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 426-441.
Passend onderwijs. Amsterdam: Kohnstamm Instituut / Nijmegen: ITS.
Mooij, T. Regulier onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Van te
Smeets, E., & Roeleveld, J.
late ad-hocreactie naar systematische optimalisering.
De leraar maakt het verschil.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 497-520.
Didactief, 43(8), 48-49.
Mooij, T.
Smit, F.
Cognitief hoogbegaafde leerlingen en ‘Optimaliserend
Medezeggenschap en onderwijs.
Onderwijs’. In H. Brouwers (Red.), Het recht van het kind te zijn
Succesfactoren voor invloed van leraren, ouders en leerlingen op
zoals het is (pp. 111-134).
bestuursbeleid.
Gorinchem: Narratio.
Amsterdam: SWP Uitgeverij.
Mooij, T.
Smit, F.
Ik heb een droom.
Over het belang van ouderparticipatie. In F. Aslan (Red.),
Didactief Online, www.didactiefonline.nl/component/content/
Ouderparticipatie. Stichting Inspraakorgaan Turken in
article/11282-ik-heb-een-droom.html .
Nederland. Overlegorgaan van de Nederlandse regering (pp. 31-33).
Mooij, T., & Fettelaar, D.
Utrecht: Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland.
Observatie van voorlichtingslessen seksuele diversiteit in het Voortgezet Onderwijs: Een pilot onderzoek.
Smit, F.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 282-298.
Naar een excellente school in achterstandssituatie. Cascade, 10(3), 24-26.
Mooij, T., & Fettelaar, D. School and pupil effects on secondary pupils’ feelings of safety
Smit, F.
in school, around school, and at home.
Ouders en onderwijskwaliteit. Voorwoord bij themanummer over
Journal of Interpersonal Violence, 28, 1240-1265.
ouderbetrokkenheid. Zorg primair. Vakblad voor het primair en speciaal onderwijs,
Mulder, L.
1, 2.
van specifiek naar generiek beleid. In L. Coello e.a. (Red.),
Smit, F.
Het minderhedenbeleid voorbij. Motieven en gevolgen (pp.
Gezag op school. Leiderschap nieuwe stijl.
93-113).
MR magazine, 29(1), 4-6.
Amsterdam: Amsterdam University Press. Smit, F. Pieters, J., Voogt, J., McKenney, S., Vries, B. de, Westbroek, H.,
Integrale aanpak tegen pesten. Succesvolle Finse methode.
Pareja Roblin, N., Handelzalts, A., Walraven, A., & Ormel, B.
MR magazine, 29(2), 4-6.
ITS in 2013
Allochtone leerlingen en onderwijsachterstand. De ontwikkeling
Naar nieuwe vormen van kennisproductie en -benutting. Meso Magazine, 189, 25-26.
Smit, F. Voor- en vroegschoolse educatie. Project Schiedam.
Rens, C. van, & Lubberman, J.
MR magazine, 29(4), 4-6.
Kennisnet en ketenpartners 2013. Onderzoek naar de kwaliteit van de samenwerking.
Smit, F.
Zoetermeer: Kennisnet.
Eigen lestijden en flexibele schoolvakanties. Toename effectieve onderwijstijd. MR magazine, 29(5), 4-6. 37
Smit, F.
Walraven, A.
Code medezeggenschap. Beter presteren.
Wat ik mis bij Alfie Kohn.
MR magazine, 29(6), 4-6.
Didaktief Online, didactiefonline.nl/blog-blonz/11704-wat-ikmis-bij-alfie-kohn.
Smit, F. Ouders als kwaliteitsbewakers. Meedenken over onderwijs in
Walraven, A.
Rotterdam. MR magazine, 29(7), 4-7.
European collaborative design teams succeed in weaving media literacy into the curriculum.
Smit, F.
Reading Today, 3, 12-13.
De dorpsschool moet blijven. Bewoners komen in actie. MR Magazine, 29(8), 4-7.
Walraven, A., Brand-Gruwel, S., & Boshuizen, H. Fostering students’ evaluation behaviour while searching the
Sombekke, E.
internet. Instructional Science, 41, 125-146.
Jaarrapportage klanttevredenheid Synthese 2012. Venray: Synthese.
Wein, B., & Willems, A. Evaluatie raamwerk voor crisisoefeningen.
Sombekke, E.
Magazine Nationale Veiligheid en Crisisbeheersing, 4, 40-41.
Terugloop bezoek fysiotherapeut. Gerelateerd aan sociaal-economische status.
Winkels, J. (2013). Wat heeft Mercator met beleidsonderzoek te
Amersfoort: KNGF.
maken? Mercator Magazine, 2, 26-27.
Tillaart, H. van den, Vermeulen, H., & Warmerdam, J. Arbeidsmarkt en opleidingsbeleid in de installatiebranche. In A. van Halem (Red.), Sociaal akkoord 2013: arbeidsmarkt in beweging (pp. 97-106).
ITS in 2013
Alphen aan den Rijn: Vakmedianet.
38
Niet-publieke onderzoeksrapportages Het ITS voert in opdracht van universiteiten en hogescholen regelmatig onderzoeken uit die niet resulteren in een openbare rapportage. Dat geldt ook voor onderzoeks-, advies- en implementatieprojecten in opdracht van sociale partners en bedrijven (al dan niet samen met ondernemingsraden). Het gaat in beide gevallen om beleidsondersteunende onderzoeken die strategisch gevoelige informatie opleveren, bedoeld voor interne evaluatie en bijsturing. Onderzoek hoger onderwijs
Onderzoek sociale partners en bedrijven
Onderzoeksthema’s in het hoger onderwijs zijn:
Voor sociale partners of bedrijven verricht het ITS onderzoek op
x Studiekeuze x Informatievoorziening naar studenten x Tijdsbesteding van studenten x Overgang van bachelor naar master x Studie-uitval x Arbeidmarktpositie en loopbaanontwikkeling van alumni
de volgende gebieden:
Ook voert het ITS voor individuele onderwijsinstellingen onderzoek uit onder medewerkers, bijvoorbeeld over:
x Medewerkerstevredenheid x Docentprofessionalisering x Strategieontwikkeling en integrale kwaliteitszorg x Evaluatie toetsing en examinering x Verbetering van onderwijsprocessen x Onderwijsinnovatie x Taaktoebedeling docenten
x Duurzame inzetbaarheid x Een leven lang leren x Professionalisering en professionele ruimte x Levensfasebewust personeelsbeleid x Sociale innovatie x Ziekteverzuim x Medezeggenschap x Leidinggeven De rapportages van deze projecten zijn doorgaans alleen toegankelijk voor de opdrachtgevers, de bedrijven die binnen de sector vallen of onder de cao opereren. In 2013 zijn projecten uitgevoerd in de publieke sector, in de industrie en in de dienstverlening.
BLOGS ITS-onderzoekers reageren in blogs regelmatig op onderzoek en de praktijk. Zie bijvoorbeeld www.onderzoekonderwijs. net
ITS in 2013
www.didactiefonline.nl of de edublogs, waarop ITS’er Amber Walraven actief is: www.amberwalraven.edublogs.org.
39
Nieuwe medewerkers 2013 Van links naar rechts: Maarten Wolbers, Patricia Gielen, Ferdi van Wersch, Lilian Woudstra en Anette Lodestijn (Elise Sijstermans ontbreekt
ITS in 2013
op foto)
Heeft u een proefschrift, presentatie of rapport? Wij verzorgen graag de opmaak en druk of print YRRUX2Q]HDIGHOLQJWHNVWYHUZHUNLQJHQJUD¿VFKH YRUPJHYLQJKHHIWMDUHQODQJHHUYDULQJHQGHQNWPHW XPHHRYHUGHPRRLVWHRSPDDNYDQXZGRFXPHQWHQ of presentaties. Ook omvangrijke kopieer- en SULQWRSGUDFKWHQNXQQHQZLMYRRUXXLWYRHUHQ 7HYHQVKHEEHQZLMPRJHOLMNKHGHQYRRUKHWGUXNNHQYDQ ERHNHQ
40
Het ITS publiceert tientallen onderzoeksrapportages per jaar. Wij beschikken hierdoor over goede contacten met drukkerijen. De medewerkers van de afdeling tekstverwerking en JUD¿VFKHYRUPJHYLQJ]LMQJHZHQGRPRQGHUJURWH tijdsdruk snel te produceren. De wensen van de klant staan daarbij altijd voorop.
Profiel ITS ITS is een onafhankelijk instituut verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen Onze missie is om met sociaal-wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Het instituut is gespecialiseerd in sociaal-wetenschappelijk onderzoek, beleidsadvisering en kennisoverdracht. In de 49 jaar dat het instituut bestaat, is veel onderzoekservaring opgedaan op het gebied van onderwijs, arbeid, mobiliteit, veiligheid, zorg en welzijn. Daarnaast beschikt het ITS over geavanceerde faciliteiten voor dataverzameling en -management.
De expertise van het ITS
Opdrachtgevers
- Probleemverheldering op basis van kwalitatief en kwantitatief
Het ITS werkt in opdracht van o.a.: - Landelijke overheid, provincies en gemeenten
onderzoek - Beleidsonderzoek voor een uitgebalanceerde afweging van beleidsalternatieven - Evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van beleidsmaat-
- Werkgevers- en werknemersorganisaties - Schoolbesturen in het basis-, voortgezet en beroepsonderwijs - Zorginstellingen - Universiteiten en hogescholen
regelen - Advies over de implementatie van beleid op basis van (ITS-)
- Europese Unie
onderzoek - Ontwikkeling van voorlichtings- en trainingsprogramma’s.
Gedragscode Statistiek en Onderzoek
- Dataverzameling en -management
De belangen van deelnemers aan onderzoek worden beschermd door de gedragscode Statistiek en Onderzoek. Met deze gedrags-
Medewerkers
code wordt voldaan aan de eisen die de Wet op de Bescherming
Het ITS telt 65 medewerkers. De uiteenlopende thema’s
van Persoonsgegevens (WBP) stelt aan de bescherming van
waarmee het ITS te maken heeft, vragen om een gevarieerd
privacygevoelige gegevens.
onderzoekerprofiel. Medewerkers van het ITS zijn afkomstig uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals
Het ITS is lid van de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO).
sociologie, psychologie, onderwijskunde, pedagogiek,
Voor meer informatie, zie www.beleidsonderzoek.nl.
gezondheidswetenschappen en economie.
Het ITS is geaccrediteerd voor het uitvoeren van klantervaringsonderzoek in de zorg (CQI).
Het ITS is ISO 9001 gecertificeerd door SGS Systems & Service Certification
Colofon Postadres: Bezoekadres: Website: Telefoon: Fax:
Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen Toernooiveld 212, Nijmegen www.ru.nl/its 024-3653500 024-3653599
© 2014 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Eindredactie: Foto’s omslag: Foto’s binnenwerk: 3^Mº_OTQb[^YSQbUZS& Druk:
Tekstbureau Hermsen Schrijfwerk Flip Franssen & Nationale Beeldbank Flip Franssen, Twan Verrijt & Nationale Beeldbank Yvonne Meeuwsen Van Eck & Oosterink communicatieregisseurs
www.ru.nl/its