Dutch Forum “Onze HoeWie”, 25 October 2008, Hamilton, New Zealand
Het ‘hoe’ en het ‘wie’ van Nederlanders in Nieuw‐Zeeland herontdekt
door Jaap Jasperse In het laatste weekeinde van oktober 2008 was er een soort van pelgrimstocht van Nederlanders die in Nieuw‐Zeeland wonen. Het landelijke culturele evenement “Het Festijn” vond deze keer plaats in het paviljoen van de stadstuin van Hamilton, in de Waikato regio van het Noordeiland. Op de zaterdag werden er bovendien toespraken en discussies gehouden met het onderwerp “wie zijn we, en hoe doen we het hier”. De titel is een woordspeling op het Maori woord “hui” voor vergadering dat in het regionale Engels is ingeburgerd en precies zo wordt uitgesproken: “HoeWie” dus.
Waarom dit “Dutch Forum Onze HoeWie”? Nieuw‐Zeeland is al lange tijd een geliefd emigratieland voor vele Nederlanders, die zich daar in het algemeen zeer goed hebben gevestigd. Zó goed zelfs dat er weinig Hollandse cultuur herkenbaar is ondanks het feit dat er minstens 22,000 Nederlands‐geborenen wonen. In totaal zijn er zo’n 150,000 mensen van Nederlandse afkomst in dit land dat ongeveer acht keer zo groot is als Nederland en ruim 4 miljoen inwoners telt. Je zou kunnen zeggen dat Nederlanders het prototype zijn van de succesvolle immigrant: ze zijn zo goed geïntegreerd dat ze onzichtbaar zijn in de maatschappij. Die goede integratie heeft er wel toe geleid dat er zich weinig samenhorigheidsgevoel heeft ontwikkeld. En dat is niet alleen jammer voor de immigranten zelf, maar ook voor tweede‐ en derde‐generatie Hollanders in Kiwi‐land die weinig gelegenheid hebben onze taal en merkwaardige gewoontes te leren, en onze lekkernijen te proeven. Er zijn een aantal Nederlandse verenigingen (een veertiental, om precies te zijn) en enkele volksdansgroepen, koren en toneelverenigingen verspreid door het land. Eenmaal per twee of drie jaar komen die allemaal samen op Het Festijn om hun cultuur te tonen en te delen met andere etnische gemeenschappen. Dit gebeurt tijdens het Labour weekend (de dag van de arbeid wordt hier op de laatste maandag in oktober gevierd). Dit jaar vormde de stadstuin van Hamilton een uitstekende achtergrond. Het Festijn was een geslaagd gebeuren, met enkele duizenden bezoekers die zich over twee dagen vermaakten met het kijken naar, en deelnemen aan (klompen‐)dansen, zingen, toneel, kunst en handvaardigheid, en bijpraten met vrienden. Het was er beslist “gezellig”, hoe moeilijk dat woord ook in het Engels te vertalen is. (Het begrip “social togetherness” brengt dat enigszins tot uiting, maar dat zegt weinig over hoe dat nou echt voelt!) Zelfs het weer was typisch Hollands: een buitje, wind, en ook wat zon. Zodoende gingen velen ook de prachtige stadstuinen bekijken, die volgens traditionele Indische, Chinese, Japanse, Italiaanse, Amerikaanse, Engelse en Maori ontwerpen zijn gemaakt. Tijdens de officiële opening van het Festijn stelde de in Eindhoven geboren wethouder Peter Bos voor ook een Nederlandse tuin aan de collectie toe te voegen (met tulpen, natuurlijk). Hij verklaarde dat er ook een register van Nederlands immigranten opgezet zou moeten worden, waar ze hun oorspronkelijke woonplaatsen en details van aankomst enz. konden vastleggen. Alle afstammelingen zouden zo een rijke informatiebron verkrijgen over hun familie geschiedenis en oorsprong.
Bijeenkomstverslag door Jaap Jasperse, pagina 1 van 5
Dutch Forum “Onze HoeWie”, 25 October 2008, Hamilton, New Zealand
Maar wat is de ‘HoeWie’? “Hui” is het Maori woord voor vergadering dat in het Nieuw‐Zeelandse Engels is ingeburgerd en precies wordt uitgesproken als “HoeWie”. Een leuke woordspeling dus op het onderwerp “wie zijn we, en hoe doen we het hier”. Professor Jacques Poot, voorzitter van het organiserende comité legde het als volgt uit: “Eerste‐, tweede‐ of derde‐generatie Nederlandse immigranten kunnen oprecht trots zijn om deel uit te maken van de Nieuw‐Zeelandse maatschappij, maar ook op hun Nederlandse afkomst. Vroeger betekende emigratie het zo snel mogelijk aanpassen aan de cultuur van het bestemmingsland. Met een traditie van wereldreizen en handel, en vaak een “talenknobbel”, zijn de Nederlanders daar altijd heel goed in geslaagd: ze zijn “onzichtbare immigranten” geworden. Maar tegenwoordig erkent men dat verschillende culturele achtergronden de maatschappij verrijken en meer begrip, samenwerking en vertrouwen kunnen scheppen. Dit heet ook wel het “sociale kapitaal”, dat kan bijdragen tot grotere welvaart en welzijn. “Verschillende organisaties zoals de Nieuw‐Zeeland–Nederland Stichting en de Federatie van Nieuw‐ Zeeland–Nederland Clubs houden de Hollandse cultuur gaande. Maar in dit land met een lage bevolkingsdichtheid en wijd verspreide immigranten treedt er nogal veel versnippering van activiteiten op en is er gebrek aan uitwisseling van informatie. “Doel van het Nederlandse Forum “Onze Hoe Wie” is het samenbrengen van mensen om belangrijke problematiek te bespreken en een netwerk op te zetten dat nieuwe initiatieven kan ontwikkelen, en zo een rooskleuriger toekomst voor de Nederlandse gemeenschap in Nieuw‐Zeeland.”
Belangrijkste onderwerpen: identiteit, vergrijzing en continuïteit De Nederlandse Ambassador Annelies Boogaerdt, het van Nederlandse afkomst zijnde kamerlid Harry Duynhoven, en wethouder Peter Bos openden de vergadering officiëel, waarna verscheidene onderwerpen werden besproken.
Identiteit Ten eerste, wat is er nu zo opmerkelijk aan die Nederlanders en hun gemeenschappen in Nieuw‐ Zeeland? En wat zijn de mogelijkheden voor professionele, wetenschappelijke en culturele uitwisselingen met het moederland? Jacob Vossestein was uit Nederland uitgenodigd om te praten over zijn specialiteit: het voorbereiden van allochtonen op Nederlands gedrag en mentaliteit. Hij bracht verschillende karakteristieken naar voren uit zijn boek “Dealing with the Dutch” (“Met Nederlanders omgaan”) waarvan al zo’n 70,000 exemplaren verkocht zijn. Hij beschreef de verschillende manieren waarop je Nederland kunt beschouwen: nostalgisch, verdraagzaam, sportief, multi‐cultureel enzovoorts. Hij stond er versteld van dat zoveel mensen hier het tweede couplet van het Wilhelmus nog kenden dat bij de opening van het Festijn werd gezongen – veel meer dan “thuis”, dacht hij. Suzan van der Pas en Jacques Poot die allebei aan de Waikato University van Hamilton verbonden zijn, lichtten toe hoeveel succes Nederlandse mannen en vrouwen in New Zeeland al hebben gehad, en hoe moeilijk het wel kan zijn om zo ver weg te wonen van waar zoveel gebeurt. Als voorbeeld gaf Jacques dat in Amsterdam, met een radius van 3 uur vliegen wel 300 miljoen mensen bereikbaar zijn. Vanuit Auckland bereik je in die tijd zelfs Australië nog niet eens! Maar het internet helpt wel om mensen dichter bij elkaar te brengen.
Bijeenkomstverslag door Jaap Jasperse, pagina 2 van 5
Dutch Forum “Onze HoeWie”, 25 October 2008, Hamilton, New Zealand
Otto Groen vertelde hoe de Horeca sector in Nieuw‐Zeeland zich sinds de jaren zestig heeft ontwikkeld, toen dankzij zijn inzet alcohol in restaurants mocht worden geschonken. Hij is nu het hoofd van een Horeca opleidingsinstituut in Auckland. Gus van de Roer, een marketing guru, somde een aantal verschillen op tussen Nederlanders die in de jaren vijftig arriveerden en recente immigranten; de kenmerken die ze met hun Kiwi landgenoten gemeen hebben; nieuwe ontwikkelingen in Nederland, en hoe dit mogelijkheden schept voor de jongere generatie van Nederlandse Kiwis. Ru de Monchy merkte op: “Nederlanders zijn te eerlijk om zich beleefd uit te drukken, en de van Britse afkomst zijnde Nieuw‐Zeelanders zijn te beleefd om hun eerlijke mening te geven”. Zolang we ons maar van die verschillen bewust zijn is er veel te bereiken.
Vergrijzing Het tweede thema was de vergrijzing van eerste‐generatie immigranten. Dit vormt een speciaal probleem, voornamelijk ten gevolge van de emigratiegolf in de jaren vijftig. Opvallend is dat van de 22,000 Nederlandse immigranten, wel 40 procent ouder is dan 65 jaar. Vergelijk dat met 16 procent voor de gehele Nieuw‐Zeelandse populatie. Oudere mensen vereisen uiteraard speciale aandacht. Ineke Cruzee en Ingrid Seebus hadden allebei onderzoek gedaan naar het gebruik van de Nederlandse taal, respectivelijk in Nieuw Zealand and Australië: er waren vele overeenkomsten. Vooral oudere, permanente immigranten hadden bij aankomst hun moedertaal moeten laten schieten. (Heel anders dan hedendaagse immigranten die nu vaak voor een proefperiode of een tijdelijke baan overkomen.) Toch is het behoud van de moedertaal belangrijk voor de kwaliteit van het bestaan. Velen hebben er nu spijt van het niet aan hun kinderen te hebben doorgegeven, en voelen zich soms geïsoleerd wanneer op hogere leeftijd hun kennis van de later geleerde taal wegvalt. Het hoogtepunt van de dag was gevormd door de voordrachten van Jos Jongenelen, Petra Neeleman (die daarvoor uit Australië was overgevlogen), en Margaret Martin. Elk sprak over de gevolgen van de grote emigratiegolf in de jaren 50 en 60. Het is zo belangrijk voor de ouden van nu om verzorgd te worden in een omgeving waar ze zich thuis voelen, en waar ze de moedertaal van hun jeugd kunnen spreken. De sprekers vonden dat we heel veel kunnen doen om de kwaliteit van zorg te verbeteren voor de landgenoten die speciale verzorging nodig hebben. Petra’s mantra “If it is to be, it is up to me” (om het te laten gebeuren, moet IK het laten gebeuren) sloeg zeer goed aan bij het publiek dat voornamelijk bestond uit mensen die toch ook al een halve eeuw achter de rug hadden.
Continuiteit Het derde thema, hoe kunnen we de Nederlandse cultuur doorgeven aan anderen in dit land, zowel aan kinderen en kleinkinderen, als aan “andere” Nieuw‐Zeelanders? Hoe kunnen we bijvoorbeeld mogelijkheden creëren om de taal te blijven spreken en te leren? De in Nederland geboren commissaris voor verhoudingen tussen etnische groepen, Joris de Bres, en zijn in Nieuw‐Zeeland geboren dochter Julia, vertelden wat het voor hen betekent om “Nederlands” te zijn. Als een van de weinigen van haar leeftijd die aan de bijeenkomst deelnamen, maakte Julia een pleidooi om de verbinding met Nederland goed zichtbaar en toegankelijk te maken – niet alleen door nostalgie naar hoe Nederland vroeger was, maar vooral ook met het levendige en interessante land dat het tegenwoordig is, ook voor jonge mensen. Arjan van der Boon gaf een overzicht van de vergevorderde plannen voor een Nederlands Museum dat wel eens naast de al bestaande levensgrote – en werkende – Hollandse molen in Foxton kon
Bijeenkomstverslag door Jaap Jasperse, pagina 3 van 5
Dutch Forum “Onze HoeWie”, 25 October 2008, Hamilton, New Zealand
komen. De locale autoriteiten hadden al belangstelling getoond om samen zo’n project van de grond te krijgen. Daar zijn wel vrijwilligers voor nodig, en fondsen: zo’n 5 miljoen Nieuw‐Zeelandsedollar (zeg maar 2.5 miljoen Euro).
Hoe nu verder? Een van de doelstellingen van de HoeWie was, om een “Dutch Council” te stichten, een “Raad” die als spreekbuis kan fungeren voor alle Nederlanders in Nieuw‐Zeeland. Boudewijn Klap leverde een pleidooi voor eenheid in aanpak, zocht vrijwilligers om zo’n Raad te onwikkelen en ook om geld in te zamelen. Vooral nalatenschappen, en het saldo van bestaande organisaties die geliquideerd worden zouden goed kunnen worden benut.
Nederlandse pensioenfondsen Het gebruik van Nederlandse pensioenfondsen (AOW) door de Nieuw‐Zeelandse regering is een heet hangijzer. Dit onderwerp werd te gecompliceerd geacht om in het kort af te handelen, en er werd voorgesteld daar een speciale dag aan te wijden voor wie daar direct bij betrokken is of wil zijn. Het NZ Ministerie van Sociale Zaken had over dit onderwerp een samenvatting beschikbaar gesteld.
Besluit Aan het einde van de dag bedankte Jacques Poot allen die aan de HoeWie een bijdrage hadden geleverd, met name de sprekers, voorzitters van de sessies (Joost de Bruin, Peggie Koopman‐ Boyden, Karsten Zegwaard en enkele sprekers) en van de financiën en publiciteit comités (achtereenvolgens Nick Lambrechtsen en Jaap Jasperse), en Christine Hofkens van de Nederlandse Ambassade. Over het geheel genomen was de HoeWie een waardevolle aanvulling tot Het Festijn. Zonodig kan men contact opnemen met de redacteur van dit verslag, Dr Jaap Jasperse:
[email protected] Foto 1: “Kijk eens naar mijn schattige Nederlandse meisjes. We gingen naar het Festijn op zaterdag en genoten van alle Nederlandse dingen: kroketten, dropjes, Hollandse dansen, zingen en Nederlands praten – het was heel leuk om al die mensen te kunnen zien van toen ik nog een kleintje was!” (Michelle Mackie‐van Vugt en haar dochtertjes Tayla and Greer) Foto 2 en 3: De poffertjeskraam werd goed bezocht, en achter de schermen was men er druk mee. Foto 4: De traditionele klompendans Foto 5: Met Nederlands hapjes aan tafel [einde]
Bijeenkomstverslag door Jaap Jasperse, pagina 4 van 5
"Het Festijn", 25 October 2008, Hamilton, New Zealand