'Het gregoriaans heeft mijn leven volkomen veranderd' zegt Stefan Klöckner. Hetzelfde geldt voor Maria Jonas als het gaat om de muziek van de Middeleeuwen. Beide komen ze met hun ensembles naar het 5e Nederlands Gregoriaans Festival (NGF) te Ravenstein. Kees van Mechelen ontmoette hen te Essen. In het juninummer 2014 van het Gregoriusblad vindt u een weerslag van die ontmoeting en hieronder een uitgebreider versie daarvan. Op een zonnige dag in maart laat prof. dr. Stefan Klöckner mij rond het middaguur binnen in zijn appartement nabij het centrum van de Duitse stad Essen. Theoloog, musicus en musicoloog Klöckner (1958) doceert sinds 1999 gregoriaans en liturgie aan de Folkwang Hochschule, de Universiteit voor de Kunsten in Essen, hetzelfde instituut waar hij ooit begon met zijn zangstudie. Sinds 2009 is hij er hoogleraar musicologie, gregoriaans en geschiedenis van de kerkmuziek en leider van het in datzelfde jaar opgerichte Institut für Gregorianik. Bestudering van en zingen uit oude gregoriaanse handschriften zijn 'zijn ding'. Van zijn fascinatie getuigen ingelijste handschriftfacsimile's in zijn woonkamer, maar vooral de aanzienlijke rij publicaties en (gast)docentschappen her en der in Europa, die zijn CV vermeldt. We zijn nog in afwachting van Maria Jonas. Ook Stefan Klöckner (foto: Dominik Schneider) Duitse treinen hebben vertraging. Ze komt voor ons gesprek uit Keulen, waar ze woont en werkt. Mezzo-sopraan – of liever: trobairitz – Maria Jonas' is gespecialiseerd in middeleeuwse muziek. Ze brengt dat op creatieve wijze in praktijk met haar ensembles Ars Choralis Coeln en Ala Aurea. Aan de Folkwang Hochschule in Essen doceert ze 'historische zang'. Het Liederenhandschrift Berlijn 190 Nauwelijks gearriveerd trekt Maria Jonas enthousiast een Nederlands boek uit haar tas: Het Liederenhandschrift Berlijn 190. 'Vers van de pers! Ik wil snel vertaling, want er staat héél veel in dit boek, dat ik gewoon precies wil weten! Hier vind ik ideeën voor tien nieuwe programma's', zegt Jonas. Het boek is een editie van Manuscript Berlin 190; 'Preußischer Kulturbesitz' uit de Berlijnse Staatsbibliotheek weliswaar, maar van Nederlandse herkomst: Een perkamenten handschrift, beschouwd als een van de belangrijkste bronnen van Moderne Devotieliederen. Met teksten in het Latijn en in het Middelnederlands – en melodieën in verschillende notaties. Waarschijnlijk functioneerde de bundel in een Utrechts vrouwenklooster eind 15e eeuw. De in 2010 overleden Nederlandse musicologe Ike de Loos heeft aan de editie van Maria Jonas (foto: Dominik Het Liederenhandschrift Berlijn 190 een belangrijke bijdrage Schneider) geleverd. Ze zat in de redactie en verzorgde o.a. de archivering van al het gedigitaliseerde materiaal. Maria Jonas had intensief contact destijds met Ike de Loos rond de inhoud van het boek. Les Maries du Rhin is de titel van het concert dat Jonas tijdens het NGF 2014 in Ravenstein geeft met Lucia Mense (fluiten) en Dominik Schneider (portatief, 1
quinterne) – samen het ensemble Ala Aurea. Ze brengen Mariagezangen, alle te vinden in Ms. Berlijn 190. Sommige staan overigens ook in andere bundels van de Moderne Devotie, zoals het Liederbuch der Anna von Köln. Er is ook een premiére voor Ravenstein: Het Kyrie Magne Deus wordt gezongen met een Nederlandse trope-tekst. Een aantal van de gezangen is in 2011 al op CD verschenen, eveneens getiteld Les Maries du Rhin, uitgevoerd door Maria Jonas, Ala Aurea en Ars Choralis Coeln. In het booklet bij de CD is een toelichting bij Berlijn 190 opgenomen van Ike de Loos. Bij eerdere edities van het NGF was Ike de Loos steeds actief betrokken, als inleider en als dirigent van de Utrechtse Vrouwenschola.
Salve Regina Liederenhandschrift Berlijn 190 nr 113 fol. 84v-85r
Musik des Mittelalters Er ontstaat hilariteit tussen Stefan Klöckner en Maria Jonas over nr 82 in de bundel Berlijn 190: Te matrem Dei, laudamus. Klöckner: 'De genderversie van het Te Deum!... Bijna godslasterlijk, zeg ik als theoloog...' Jonas: 'Dat vonden ze toen niet! Ik zing deze heel graag en doe dat ook in Ravenstein. Je kunt de twee versies ook gelijktijdig zingen...!' Klöckner en Jonas werken al lange tijd samen. Ze doceren beide sinds 1999 aan de Folkwang Hochschule in Essen en geven samen cursussen. Zoals de mastercursus Musik des Mittelalters'. SK: 'Sinds de jaren tachtig heeft Folkwang geen kerkmuziekopleiding meer. Maria en ik hebben ons afgevraagd, hoe we die leemte konden vullen. Dat werd de master Musik des Mittelalters. Een voltijdstudie in leerblokken, die naast een beroep te doen is - drie à vier keer per semester een paar dagen. Je moet er een bachelor voor hebben, liefst niet in oude muziek: zang, een instrument. We willen juist mensen, die de muziek van de middeleeuwen niet in hun muziekstudie hebben meegekregen. Muziekstudenten in Duitsland krijgen het heel kort bij muziekgeschiedenis, waar oude muziek vaak begint bij Monteverdi, met minimale aandacht voor het gregoriaans. Laat staan dat ze het zingen! We bereiken zo ook de nodige kerkmusici, die in de praktijk vaststellen dat ze meer basis nodig hebben. Maria doet het vocale deel van de master, Dominik Schneider het instrumentale deel, ik gregoriaans. Elk semester sluit af met een studentenconcert. Heel spannend, die praktische afsluiting met publiek, waar ze naar toe werken. Neveneffect – maar zeer belangrijk: In Essen-Werden is op die manier een substantieel publiek ontstaan, dat zeer geïnteresseerd is in oude muziek. Voor de concerten kunnen we beschikken over de romaanse 10e eeuwse Luciuskirche in EssenWerden. Die kerk is zeer geschikt en altijd vol! Er is ook een docentenconcert – met 2
gasten als altist Benjamin Beck (altist), Susanne Ansorg (fidel). Folkwang in EssenWerden is bovendien een historische plek. In 799 werd daar het klooster gesticht, waar rond 900 de Musica en de Scolica Enchiriadis zijn geschreven, de eerste verhandelingen over meerstemmigheid.' Oude muziek moet! Waarom is Musik des Mittelalters zo belangrijk voor (kerk-)musici? SK: 'Om te beginnen kun je de ontwikkeling van het repertoire en de techniek van het componeren beter begrijpen en verklaren als je weet hebt van de vroegste bronnen. Van gregoriaans naar trope, sequens, de Notre dame-school met De Machaut en Perotinus, de Minnesang in Duitsland, (12e-14e eeuw), vandaar in de richting van het kerklied etc. Als je die ontwikkeling niet kent, begrijp je niet veel van de woord-toon-verhouding.' MJ: 'Dat onderstreep ik! Met Dominik Schneider heb ik vastgesteld, dat het psalmzingen, het reciteren het allermoeilijkst is. Zowel voor vocalisten als instrumentalisten begint alles met het recitatief. Dat doen we in de master vier semesters lang! Daar leer je van hoe een melodie bij de tekst past; waar in een melodie de tenor ligt, waar het hoofdaccent, hoe de frasering is, etc.. Daarmee krijg je tools in handen voor de uitvoering van alle latere muziek. Dan weet je bijv. ook, dat de recitatieven, hymnen en antifonen bij Monteverdi's Mariavespers al veel eerder 'zijn uitgevonden' en dat je ze dan niet moet zingen of dirigeren als een opera...' SK: Het woord heeft het primaat: Prima la parola, poi la musica. Uit de Betonung, de beweging in de tekst, ontstaat de Vertonung, de toonzetting.' Fascinatie Vanwaar hun fascinatie voor gregoriaans en oude muziek? MJ: 'Ik heb tien jaar in Venezuela gewoond en gewerkt – een muziekschool geleid. Zingen deed ik al voor ik kon praten – dat was gewoon voor me. Ik was opgeleid als opera-soliste, maar eigenlijk strookte dat niet met mijn “Rheinische Froh-Natur”. Toen ik in Venezuela het ensemble Hespérion XX (sinds het begin van deze eeuw Hespérion XXI – red.) hoorde, met Jordi Savall en zijn vrouw, de sopraan Monserrat Figueras, dacht ik: Zó wil ik zingen! Zo 'wellustig' en fel en met al die mogelijkheden van de stem! Toen ben ik ook teruggegaan naar Duitsland, heb gestudeerd bij (o.a.) Figueras. En bijf steeds op zoek naar nieuwe mogelijkheden en bronnen.' SK: 'Voor mij heeft het gregoriaans mijn leven volkomen veranderd. Bij toeval.. Aan de Folkwang Hochschule werd ik begin jaren negentig gevraagd om als studentenvertegenwoordiger zitting te nemen in de benoemingscommissie voor een nieuw professoraat gregoriaans en liturgiek. Kandidaat was een pater uit Münsterschwarzach, een zekere Godehard Joppich. Hij boeide mij zo, dat ik gregoriaans ging studeren. Na mijn zangstudie was ik al verzekerd van een plek in de dirigentenklas, want dat wilde ik eigenlijk! Joppich zag mijn fascinatie voor het gregoriaans en zei dat ik moest kiezen. Het werd gregoriaans en volgde Joppichs advies om buiten Essen theologie te studeren, in Wenen en Münster. Een goed advies, want ik wilde de bijbelse achtergronden kennen van die oude teksten. Mijn moeder viel ongeveer van haar stoel en mijn vader schudde zijn hoofd, toen ik vertelde wat ik ging doen! Zo heeft het gregoriaans mijn leven volledig veranderd. Gregoriaans is ten diepste spiritualiteit voor mij. In 1999 volgde ik Joppich op in Essen.' Gregoriaans: Rein en puur? SK: 'De samenwerking met Maria Jonas en Dominik Schneider heeft mij geleerd, dat je niet puristisch moet zijn. Ik ben gevormd vanuit de monastieke traditie van het gregoriaans en van daar uit heb ik een tijd lang gedacht dat de gregoriaanse wereld 'rein en puur' is. Maar historisch bezien heeft die wereld niet of nauwelijks bestaan. Er is een voortdurende 3
vermenging geweest van stijlen en culturen: 'Wereldlijke' elementen – bijv. de liedjes die het volk zong, binnen en buiten de kroeg – waren van invloed op de geestelijke muziek en omgekeerd; sequenties en tropen ontstonden; en de meerstemmigheid. Dat veelkleurig spectrum dragen we ook uit in de concerten, die we geven met Vox Werdenis, zoals in Ravenstein rond het thema Pelegrinatio vitae. Met o.a. meerstemmige pelgrimsliederen van Santiago de Compostella: Dum pater familias en Congaudeant Catholici.
Santiago-hymne„Congaudeant catholici“ - Codex Calixtinus (Archief KathedraalSantiago de Compostela), pag. 214, 12e eeuw
Daarmee benadrukken we de spiritualiteit in deze muziek, maar ook laten ook horen, hoe de repertoires en culturen elkaar door de eeuwen heen hebben verrijkt en beïnvloed. Op pelgrimsreizen als naar Santiago hebben mensen uit alle windstreken elkaar getroffen – in Einsiedeln, Limoges, Bourgos. En naar elkaars liederen geluisterd! Zo ontwikkelen zich veel zaken tegelijkertijd, die later samenkomen. De meerstemmigheid ontwikkelde zich al vóórdat men de gregoriaanse eenstemmige “lijnen” ging opschrijven: Terwijl in de Musica Disciplina (ca 850) ten behoeve van het muziekonderwijs de eerste meerstemmigheid werd beschreven, werd voor de kloosterliturgie het gregoriaans genoteerd. Na zo'n honderd jaar kwamen die sporen samen. Nog zo'n voorbeeld: De kerkelijke leiding verbood tropen (syllabische tekstinvulling van melismatische melodieën in bv. Kyrië's) halverwege de negende eeuw, 70 jaar vóórdat in het Cantatorium van St. Gallen de eerste gezangen werden genoteerd. Toen was er dus al van alles gaande rond het gregoriaanse repertoire en was het al niet meer 'rein en puur'!' Verboden, maar toch... MJ: 'Dat maakt mij vrolijk, dat Stefan dat zo signaleert. Het idee is vaak: Wat verboden is, mag niet meer gemaakt worden. Maar de praktijk wijst uit, dat wat met zorg gemaakt is zich niet laat verbieden. Door die verboden wordt zichtbaar, wat gemaakt is – en dat zorgt voor nieuwe creativiteit. Juist omdat het verboden werd, vonden mensen die vormen waardevol om ze te blijven maken.' SK: 'Ook het gebruik van instrumenten bij de zang werd in de vroege middeleeuwen van hogerhand verboden. Hetgeen betekent, dat ze blijkbaar al werden gebruikt als gebruikt als begeleiding van gregoriaans en andere geestelijke muziek. En dus laat ik me niets verbieden...! Ook tijdens het concert van Vox Werdensis in Ravenstein klinken instrumenten. Het moet wel een zinvolle combinatie zijn; een band hebben met inhoud, tekst en context. Als het gaat over thema's als dood, opstanding, eeuwig leven: Hoe kunnen instrumentale, culturele uitdrukkingsmiddelen die thema's vormgeven samen met gezangen daarover? Hoe klinken die thema's door in modern improvisatie-idioom? Dat vind ik boeiend en aantrekkelijk. Het moeten geen 4
willekeurige combinaties zijn – niet of nauwelijks met elkaar verbonden. We hadden (wat ik noem) de Garbareck-periode, waarin het leek of gregoriaans niet meer kon bestaan zonder saxofoon.. Ik was daar snel op uitgekeken. In eerdere edities van het NGF waren allerlei combinaties te horen. Soms geslaagd, soms niet of minder geslaagd. Maar ik ben erg voor culturele ontmoetingen.' Vocaal – instrumentaal – improvisatie MJ: 'Het is ook interessant om te bestuderen – en dat is nog te weinig gebeurd – welke problemen er ontstonden bij het samengaan van de vocale en instrumentale werelden. In de monastieke gregoriaanse praktijk was tenor-a de standaard. Maar dat betekende dat instrumentalisten op hun authentieke instrumenten bepaalde tonen niet konden voortbrengen. Of in de meerstemmigheid werden bepaalde passages niet meer zingbaar. Dat moest dan worden opgelost en volgens mij heeft dat een hoop gekissebis gegeven! (Maria 'kwettert een voorbeeld'...). Maar men bekeek wat haalbaar was in de praktijk en ging over tot aanpassingen. Die hoge stukken van Hildegard von Bingen bijvoorbeeld daarvan bestaat het vermoeden, dat zij ze niet zo hoog geschreven heeft. In haar klooster had ze heus niet allemaal 'coloratuursopranen', die “Die Königin der Nacht” hadden kunnen zingen! Hildegards melodieën zijn later getransponeerd voor solisten die die hoogte prettig of uitdagend vonden. Verder is improvisatie een belangrijk gegeven als je praat over het samengaan van zang en instrumenten. Voor mij is improvisatie meer en meer een uitdaging. Veel heb ik geleerd van fado-zangers en de Indiase muziek á la Ravi Shankar. In Ravenstein improviseer ik zelf niet, maar wel de instrumentalisten. Zeker Dominik Schneider doet dat briljant! De instrumentalisten scheppen een bepaalde 'toonruimte' en vandaar uit reageren ze op wat de vocalist doet. Maar ze mogen mij geen melodie voorspelen – dat is mijn terrein! Zo ging dat in de middeleeuwen ook. Musici van her en der (hoven, kloosters) kwamen bijeen, er werd een toonsoort afgesproken, een toonhoogte, nog een paar details; vervolgens werd er een intro gespeeld en zette de zanger in.. Daar werd niet voor geoefend, hoor! Overigens improviseren wij als mensen van onze tijd en niet als 13e eeuwers. Zo wordt oude muziek in feite opnieuw gecomponeerd.' Gregoriaans in de toekomst? SK: 'Wij zien hier in Essen al een tijd lang veel Nederlanders komen naar de cursussen. Er is dus zeker, ook bij jonge mensen, nog steeds interesse in het gregoriaans en oude muziek. Maar niet primair in kerkelijke vieringen. We moeten leren, dat activiteiten zoals het NGF in Ravenstein, onze concerten als in Essen, onze workshops tijdens het ION te Neurenberg, het spirituele in deze muziek uitstralen. Dat we ook zo, en misschien vooral zo, de praktijk levend houden. Dat we afscheid moeten nemen van het idee, dat parochies en hun koren daarvoor zullen zorgen. In Duitsland functioneert dat in elk geval niet meer zo. Koren verdwijnen, er komt iets interessants nieuws voor in de plaats, maar dat is niet meer compatibel met pastoraat en kerkdienst oude stijl. Dat groeit buiten de kerk. Ik zie dat als zeer positief. En ik zie bovendien veel spiritualiteit bij onze cursisten. De tijd zal leren wáár wélk zaad uit de grond komt!' Kees van Mechelen, oud-radioprogrammamaker RKK/KRO. maart/mei 2014
5