HET GRAFISCH MUSEUM ORGAAN VAN DE VEREENIGING MUSEUM VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN GEVESTIGD TE ZITRECHT
MOW JAARGANG I, II EN III (jLINI 1930 - NOV. 1933)
INHOUD VAN DEN EERSTEN JAARGANG Bladz. Ter inleiding, door jhr. dr. M. R. Radermacher Schoren 1 2 Statuten en huishoudelijk reglement..... De eerste kleurenhoutsnede, door A. W. Barten 8 Incunabelen, door Menno Hertzberger ............................. I I, 23 Nieuwe aanwinsten, door B. Modderman ........................16, 38, 6o Mededeeling 18 Ledenlijst .....................................................19, 40 Ni euwe leden en donateurs ....................................... 21, 41 De oude boekband, door F. L. van der Bom. . . . . . . . . . . . ..... . . ..... . . . . 22 De Columbia-pers in ons Museum, door A. W. Barten 24 Johan Veldener en zijn „Fasciculus Temporum", door A. W. Barten 28 Gegevens betreffende Utrechtsche Staten-, Stads- en Academiedrukkers, door G. A. Evers ............................................. 30, 48 Huisorganen en prospects, door Lex Barten .................... . 40 Jaarverslag 1930 ............................................ 41 Verslag van den conservator ................................. . 43 Een pionier van het grafisch bedrijf, door Ko van der Laan........ . 44 Sp eelkaarten, door A. W. Barten .............................. . 56 INHOUD VAN DEN TWEEDEN JAARGANG Nieuwe
leden ................................................ I, 2I, 41 Onze inzending op de drukwerk-tentoonstelling te Arnhem (28 Oct.5 Nov. 1931), door B. Modderman .................................. 2 Het Elfo-procedé, door H. Schenkkan ................................. 4 Varia ............................................................ 6 Sp eelkaarten, door A. W. Barten ....... ............. ... ..... .......... 7 B l advulling .................... ................................... I0 Gegevens betreffende Utrechtsche Staten-, Stads- en Academiedrukkers, door G. A. Evers ..................... • • II, 33, 53 • Nieuwe aanwinsten, door B. Modderman ........... .............19, 31, 51 J aarverslag 1931 ............................... • ................... 2I Jaarverslag van den conservator. . ..... . . . . . . . . ..... . . . . . . . . . . . Koperdiepdrukfilm met retoucheerbare matlaag, door Leo Cremer.. Van wien is de eerste ijzeren handpers afkomstig, door A. W. Barten. Rykert Paffroet, door A. W. Barten ............................ . Giambattista Bodoni, door J. D. C. van Dokkum ................ . •
• . . . .. .. . ..
INHOUD VAN DEN DERDEN JAARGANG Bladz. 1 Nederlandsche Boekkunst, door N. J. van de Vecht De bibliotheek van een aanzienlijk Amsterdammer in 1650, door mr. J. J. 5, 17 Beyerman Aankondiging ............ . ........ ................................ 8 Gegevens betreffende Utrechtsche Staten-, Stads- en Academiedrukkers, door G. A. Evers 9, 25 Curiosa, rariora, rarissima, unica, door J. D. C. van Dokkum 23, 33 (Omslag nr. 2) 38 Nieuwe aanwinsten, door Lex Barten Boek-illustraties door Nic. J. B. Bulder, door Johan Schwencke 39 Boekerij D. H. van Dam, door J. M. Hillesum 45 Vereenigingsberichten : Nieuwe leden pag. I van nr, i, pag. 2 van Omslag nr. 2; Jaarverslag 1932, pag. I van nr. i; Jaarverslag van den conservator, pag. II van nr. I. ILLUSTRATIES BUITEN DEN TEKST Eenige bladzijden met kleurenhoutsneden uit „Sphaericum Jrg. I, Nr. i Opusculum", gedrukt door Erhart Ratdolt, Venetië, 1485 Eenige bladzijden uit „Fasciculus Temporum", Johan Veldener, Jrg. I, Nr, 2 Ut recht, 148o Spaansche speelkaarten, vervaardigd door Jonas Fouquet, te AmJrg. I, Nr. 3 sterdam, in 172o Fransche speelkaarten, vervaardigd door B. Dondorf te Frankfurt Jrg. I, Nr. 3 am Main, in 1895 Jrg. II, Nr. i Een kaartspel tegen den Actiehandel, uit het jaar 1720 Jrg. II, Nr. i Speelkaarten van de oorspronkelijke houtblokken gedrukt Afbeeldingen van de ijzeren handpers van Wilhelm Haas, 1790 Jrg. II, Nr. 2 Jrg. II, Nr. 3 Giambattista Bodoni (1740--1813) . Afbeeldingen van de minuut en grosse uit „De bibliotheek van een aanzienlijk Amsterdammer" .......................... Jrg. III, Nr. I Vierkleuren-reproductie van een versierde pagina uit den 42Jrg. III, Nr. 3 regeligen Bijbel van Gutenberg... Reproductie van een eenvoudige pagina uit den 42-regeligen Jrg. III, Nr. 3 Bi j bel van Gutenberg
BIJLAGE VAN ,,HET GRAFISCH MUSEUM"
De Columbia-pers, opgesteld in het Grafisch Museum
HET GRAFISCH MUSEUM ORGAAN VAN DE VEREENIGING MUSEUM VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN, GEVESTIGD TE UTRECHT REDACTIELEDEN: A. W. BARTEN, MENNO HERTZBERGER EN B. MODDERMAN EERSTE JAARGANG
JUNI 1930
NUMMER 1
TER INLEIDING Volgaarne voldoe ik aan het verzoek van de redactie in het eerste nummer van ons orgaan een kort voorwoord te schrijven. Ik wil dan beginnen met een woord van oprechten dank te richten tot de redactie en samenstellers van dit tijdschrift. Zij bewezen aan onze Vereeniging een grooten dienst. Toen onze Vereeniging einde van het jaar 1927 te Utrecht werd opgericht, werd reeds spoedig de behoefte gevoeld aan een eigen tijdschrift, niet om het getal der tijdschriften in Nederland met één te vermeerderen, noch om onze medewerkers in de gelegenheid te stellen hierin hunne gedachten tot uiting te kunnen brengen. Wij weten te goed, dat hunne bijdragen gemakkelijk plaatsing vinden in periodieken met meer gevestigden naam. Maar ons bestuur zag in, dat voor onze jonge vereeniging in geheel Nederland belangstelling moest opgewekt worden. In dit eerste nummer zult u de statuten vinden van de MuseumVereeniging, waarin niet alleen ons doel, maar ook de middelen ter bereiking van dat doel staan afgedrukt. Mag ik hieraan een enkel woord toevoegen? Het lijkt mij onnoodig u er op te wijzen, welke belangrijke plaats in ons land vanaf de vroegste tijden de drukkunst en alles wat daarmede samenhangt heeft ingenomen. In het midden latend of door Coster, een Nederlander, de boekdrukkunst is uitgevonden dan wel door Gutenberg, een Duitscher, in ieder geval staat het vast dat Nederlanders veel hebben bijgedragen tot volmaking der techniek en ter verspreiding der drukkunst over de voornaamste landen van Europa. „De Hollandsche boekdrukkunst — men kan het verblijdend verschijnsel met nadruk constateeren — beleeft een renaissance", zegt G. H. Pannekoek, in zijn in 1925 verschenen boekje „De herleving van de Nederlandsche boekdrukkunst sedert 191o" en wij behoeven de namen De Roos, Greshoff, Bloem, Van Eyck, Van Roijen, Enschedé, Nypels en Stols maar te noemen om te weten, dat hij een juist feit constateert. De groote zorg, die er in de laatste jaren worden besteed niet alleen aan de uitgave van boeken met een beperkte oplaag, maar ook aan reclamebiljetten, officieel drukwerk, jaarverslagen, enz., enz., bewijzen dat er alom meerdere belangstelling ontstaat. 1
De vele verschijnselen die ik hier maar zeer summier releveer, deden de oprichters onzer vereeniging besluiten een poging te wagen ook in ons land een museum te stichten, zooals er reeds in andere landen bestaan. Een museum, waar bijeengebracht zal moeten worden een verzameling van al die voorwerpen, die historisch of aesthetisch van beteekenis zijn voor de grafische vakken of de belangstelling daarvoor kunnen opwekken. Wij weten dat ons land een groot aantal verzamelaars rijk is met schitterende collecties. Maar hoe groot is het gevaar, dat deze verzamelingen na overlijden uiteen vallen of verkocht worden en dan dikwijls in handen zullen vallen van buitenlanders. Nemen wij zelfs aan, dat bedoelde verzamelingen eigendom blijven van inwoners van Nederland, dan blijft toch het bezwaar dat slechts zeer enkelen in staat zijn deze verzamelingen te zien en te bewonderen. Wij beseffen zeer goed dat het onze jonge vereeniging niet mogelijk zal zijn in de eerste jaren een eigen gebouw in te richten, waar rekening houdend met de moderne eischen van een goed ingericht museum een juist historisch en aesthetisch beeld gegeven zal kunnen worden van de grafische vakken in hun geheel. Maar al blijft dit het uiteindelijk doel van ons streven, reeds nu kunnen wij veel nuttig werk verrichten, mits ons de daadwerkelijke steun niet wordt onthouden. Wij zijn vol moed! Mannen met bekende namen zijn bereid gevonden onze vereeniging te steunen niet alleen, maar ook zitting te nemen in ons bestuur en onze eerste oproep bleef niet onbeantwoord. Een betrekkelijk groot aantal personen gaf zich op als lid en reeds kwamen eenige schenkingen binnen en het eerste nummer van ons orgaan wordt u toegezonden. Wij verwachten niet dat belangrijke verzamelingen ons binnenkort zullen geschonken worden. Wij begrijpen, dat wij ons eerst dat vertrouwen zullen moeten waardig toonen. Maar wel rekenen wij er op dat dit tijdschrift mede zal bewijzen, dat onze Vereeniging levenskrachtig is, dat wij met moed en energie aan den arbeid zijn getogen en dat wij iets tot stand willen brengen in het belang van de grafische vakken en van ons land. Nederland mag in deze niet achterblijven. Wij vertrouwen op uw hulp. Hoe wij ons die hulp denken ? Wij willen niet te veel vragen. Wij vragen u nog niet uwe kostbare verzamelingen in onze handen te stellen. Maar wel rekenen wij er op, dat u uwe verzameling eens zult nagaan en ons duplicaten zult willen afstaan, voorwerpen van historisch belang ons zult willen schenken, bij nieuwe uitgaven onze Vereeniging niet zult vergeten en lid onzer Vereeniging zult willen worden. Met de beste wenschen voor onze Vereeniging en haar tijdschrift en een beroep op uw steun, wil ik dit voorwoord besluiten. M. R. RADERMACHER SCHORER Voorzitter van de Vereeniging „Museum voor de Grafische Vakken". 2
STATUTEN VAN DE VEREENIGING „MUSEUM VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN" TE UTRECHT
NAAM EN ZETEL Art. 1. De Vereeniging is genaamd : Vereeniging „Museum voor de Grafische Vakken" en is gevestigd te Utrecht. DUUR Art. 2. De Vereeniging is aangegaan voor den tijd van 29 jaren, te rekenen van den dag der oprichting, zijnde 27 October 1927. Ten minste 6 maanden vóór het verstrijken van dit tijdvak wordt over eene verlenging van dien termijn in een algemeene vergadering beslist. DOEL Art. 3. Het doel der Vereeniging is : het bijeenbrengen en in stand houden van een verzameling van voorwerpen, die historisch of aesthetisch van beteekenis zijn voor de grafische vakken of de belangstelling daarvoor kunnen opwekken. MIDDELEN TER BEREIKING VAN HET DOEL Art, 4. Zij tracht dit doel te bereiken : a. door het inrichten van een museum van voorwerpen die van belang zijn voor de grafische vakken ; b. door het doen uitgeven van geschriften en het bijeenbrengen van een bibliotheek ; c, door het houden van voordrachten en tentoonstellingen ; d. door andere wettige middelen, welke aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. LEDEN Art. 5, De vereeniging bestaat uit leden en begunstigers. Leden zijn zij, die zich verbinden tot het betalen eener bij huishoudelijk reglement te bepalen jaarlijksche contributie ; zij hebben stem in de algemeene vergadering. Begunstigers zijn zij, die een jaarlijksche bijdrage schenken tot het verstrekken van steun aan de Vereeniging. Art. 6. Zij, die lid of begunstiger van de Vereeniging wenschen te worden, geven zich daartoe op aan den secretaris. Het Bestuur beslist over de toelating. Bij weigering heeft de niet toegelatene beroep op de eerstvolgende algemeene vergadering. Het lidmaatschap der Vereeniging wordt verloren : a. door den dood; b. door schriftelijke opzegging ten minste 3 maanden vóór het einde van het loopende kalenderjaar; c. door wanbetaling der jaarlijksche contributie.
3
BESTUUR Art. 7. Het Bestuur van de Vereeniging bestaat uit minstens 9 personen, gekozen door de algemeene vergadering uit de leden. De wijze van verkiezing en aftreding van het Bestuur worden bij huishoudelijk reglement geregeld. Het dagelijksch Bestuur bestaat uit 3 personen, die de functie bekleeden van voorzitter, secretaris en penningmeester. Alle voor de Vereeniging bindende stukken worden door hen geteekend ; zij vertegenwoordigen de Vereeniging zoowel in als buiten rechten. Art. 8. Het bestuur is belast met de leiding der zaken de Vereeniging betreffende en met de uitvoering van de genomen besluiten. Het heeft de machtiging van de algemeene vergadering noodig voor : a. het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van onroerende goederen, en b. het sluiten van geldleeningen en het ter leen opnemen van gelden, met uitzondering van het tijdelijk bij den kassier der Vereeniging opnemen van gelden in rekening-courant. Het Bestuur is voor zijn beheer en zijne verrichtingen verantwoording schuldig aan de algemeene vergadering. VERGADERINGEN Art, 9, Jaarlijks wordt in de maand April een algemeene vergadering gehouden. In deze vergadering worden de handelingen verricht bij huishoudelijk reglement voorgeschreven. Buitengewone vergaderingen worden gehouden, zoo dikwijls het Bestuur zulks noodig acht, of binnen één maand, nadat minstens 10 leden den wensch daartoe schriftelijk aan het dagelijksch Bestuur kenbaar hebben gemaakt, onder opgave der punten van behandeling. STEMMINGEN Art, 1o. Alle besluiten worden genomen en alle benoemingen gedaan bij meerderheid van stemmen, voor zoover in de statuten en het huishoudelijk reglement niet een andere verhouding is aangegeven. GELDMIDDELEN Art, i i. De inkomsten der Vereeniging bestaan uit : a. de jaarlijksche contributie der leden; b. de bijdragen van de begunstigers ; c. schenkingen, legaten, erfstellingen en toevallige baten. BOEKJAAR Art. 12. Het boekjaar der Vereeniging valt samen met het kalenderjaar. Het eerste boekjaar loopt van de oprichting der Vereeniging af tot en met 31 December 1928.
4
HUISHOUDELIJK REGLEMENT Art. 13. Het huishoudelijk reglement wordt door de vergadering bij meerderheid van stemmen vastgesteld en desgewenscht gewijzigd. Het mag geen bepalingen bevatten in strijd met deze statuten en regelt : a, de wijze, waarop de bestuursleden worden gekozen en de bestuursfuncties worden verdeeld ; b. de wijze, waarop de stemmingen geschieden; c. de wijze van samenroeping van een vergadering ; d. bijzondere aangelegenheden. WIJZIGING VAN DE STATUTEN EN ONTBINDING Art, 14. Deze statuten kunnen worden gewijzigd, indien op een algemeene vergadering met twee-derden der uitgebrachte stemmen daartoe wordt besloten. Op dezelfde wijze kan tot ontbinding van de Vereeniging worden overgegaan. In deze beide gevallen zullen echter de daartoe strekkende voorstellen minstens veertien dagen van te voren aan de leden kenbaar moeten worden gemaakt. Wijzigingen in de-statuten treden niet in werking alvorens daarop de Koninklijke goedkeuring is verkregen. LIQUIDATIE • Art. 15. Bij ontbinding van de Vereeniging beslist de algemeene vergadering over de bezittingen en baten, met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de schenkers mocht zijn bepaald. Het Bestuur regelt alsdan de liquidatie. Art. 16. Deze statuten treden in werking onmiddellijk nadat zij de Koninklijke goedkeuring verkregen hebben. HLIISHOLIDELIJK REGLEMENT LEDEN Art, 1. De Vereeniging bestaat uit leden en begunstigers. De begunstigers worden onderscheiden in : a. Vereenigingen ; b. Gezellen. De contributie voor de leden bedraagt tenminste f 5.--- per jaar. De jaarlijksche bijdrage van de begunstigers sub a. bedraagt tenminste f 25.—, die van de begunstigers sub b. f 1.—. Personen of Vereenigingen, die lid of begunstiger wenschen te worden, geven daarvan schriftelijk kennis aan den secretaris met opgave der door hen bij te dragen jaarlijksche contributie of bijdrage en van een volledigen naam en woonplaats. De leden en begunstigers hebben toegang tot het museum op de door het Bestuur vastgestelde uren, 5
De leden en begunstigers kunnen op nader te bepalen wijze kosteloos boeken uit de bibliotheek ter leen ontvangen. HET BESTUUR Art. 2. Het Bestuur bestaat uit tenminste negen personen en wordt gekozen uit en door de leden. Het is belast met de uitvoering van de genomen besluiten en verdeelt onderling de functies. De leden van het Bestuur worden gekozen door de algemeene vergadering in April. Ieder jaar treedt volgens een door het bestuur op te maken rooster één derde der leden af, doch de aftredende leden zijn onmiddellijk herkiesbaar. In tusschentijds ontstane vacatures wordt voorzien in de eerstvolgende algemeene vergadering. Het nieuwbenoemde lid treedt op voor den nog overigen zittingstijd van zijn voorganger. Het Bestuur regelt zijn werkzaamheden naar eigen goedvinden en vergadert zoo dikwijls als en ter plaatse waar het dit noodig acht. De besluiten van het Bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen en bij aanwezigheid van de meerderheid der leden. De Voorzitter leidt de vergaderingen, zoowel van het Bestuur als van de Vereeniging. De secretaris is verantwoordelijk voor de correspondentie, het teekenen der stukken, de redactie der notulen en de oproepingen der vergaderingen met vermelding van de agenda. Op de jaarvergadering brengt hij zijn verslag uit over het afgeloopen vereenigingsjaar. De penningmeester voert het geldelijk beheer en legt jaarlijks in de algemeene vergadering in April rekening en verantwoording af over het afgeloopen boekjaar. CONSERVATOR EN BIBLIOTHECARIS Art. 3. De conservator en bibliothecaris worden gekozen door het Bestuur, dat hun werkzaamheden nader zal omschrijven en vaststellen. Zij worden door het Bestuur benoemd, indien zij als ambtenaren worden beschouwd. Beide functionarissen hebben in de vergaderingen een adviseerende stem. Zij zullen deel uitmaken van de in art. 6 Huishoudelijk Reglement bedoelde Commissie van Advies, waardoor deze uit vijf personen zal bestaan. Zoolang zij niet beschouwd worden als te zijn ambtenaren der Vereeniging, zullen zij aan het Bestuur worden toegevoegd en dus het recht hebben ook alle bestuursvergaderingen bij te wonen. VERGADERINGEN Art. 4. De vergadering vergadert ten minste eens per jaar in de maand April. Verdere vergaderingen kunnen door het Bestuur worden belegd, zoo dikwijls het dit noodig acht. Het Bestuur is verplicht een vergadering uit te schrijven binnen een maand, 6
nadat io leden daartoe schriftelijk den wensch aan het Bestuur hebben kenbaar gemaakt met opgave van de punten van behandeling. Bij nalatigheid van het Bestuur kunnen deze leden zelfstandig een rechtsgeldige vergadering bijeenroepen. Alle vergaderingen worden zoo mogelijk minstens 14 dagen van te voren bij afzonderlijke kennisgeving aan de leden schriftelijk samengeroepen, onder mededeeling van de te behandelen onderwerpen. De Vergadering kan besluiten ook andere onderwerpen te behandelen, doch een besluit kan staande die vergadering niet worden genomen. STEMMINGEN Art. 5. Bij de stemmingen wordt door ieder lid één stem uitgebracht. Alle stemmingen over zaken geschieden mondeling, die over personen schriftelijk, tenzij alle aanwezige leden ook daarvoor mondelinge stemming goedkeuren. De verkiezing van de bestuursleden geschiedt uitsluitend schriftelijk. Bij staking van stemmen over eenig voorstel wordt dit naar de volgende vergadering verwezen. Indien de stemmen alsdan weder staken, wordt dit voorstel geacht te zijn verworpen. Indien bij de eerste stemming over personen geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, wordt over de twee personen, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben, door de vergadering opnieuw gestemd en wordt de persoon, die bij de tweede stemming de meeste stemmen heeft vereenigd, geacht te zijn gekozen. Indien bij de eerste of herstemming twee personen een gelijk aantal stemmen verkregen hebben, beslist het lot. BIJZONDERE AANGELEGENHEDEN Art. 6. Het Bestuur benoemt een Commissie, bestaande uit drie leden, die desgevraagd aan het dagelijksch Bestuur advies uitbrengt betreffende eventueele aankoopen voor het museum en voor de bibliotheek. WIJZIGING EN ONTBINDING Art. 8. Voorstellen tot wijziging van de statuten of van het huishoudelijk reglement of tot ontbinding der Vereeniging, moeten minstens 4 weken vóór een te houden algemeene vergadering schriftelijk bij het Bestuur zijn ingediend en minstens 14 dagen vóór de vergadering aan de leden zijn medegedeeld. Besluiten tot wijziging der statuten of tot ontbinding der Vereeniging kunnen slechts genomen worden, indien ter vergadering minstens twee-derden der leden aanwezig zijn. Indien in de bedoelde vergadering het vereischte aantal leden niet aanwezig is, wordt binnen 2 maanden een nieuwe vergadering gehouden, waarin door de dan aanwezige leden met twee-derden der uitgebrachte stemmen een besluit tot wijziging of ontbinding kan worden genomen. 7
Het huishoudelijk reglement wordt door de vergadering bij meerderheid van stemmen gewijzigd. In zoodanige vergadering moet ten minste de helft der leden aanwezig zijn, bij gebreke waarvan binnen twee maanden een nieuwe vergadering wordt uitgeschreven, in welke — ongeacht het aantal aanwezige leden — een besluit tot wijziging kan worden genomen. ALGEMEENE BEPALINGEN Art. g. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur.
HET BESTUUR DER VEREENIGING IS ALS VOLGT SAMENGESTELD:
Jhr, Dr. M. R. Radermacher Schorer, Utrecht, Voorzitter.
A. W. Barten, Jutfaascheweg 3, Utrecht, Secretaris.
C. R. Sijsling, Baarnscheweg 5, Huis ter Heide, Penningmeester.
Lex Barten, Utrecht, Conservator. F. L. van der Bom, Amsterdam. J. F. Duwaer, Amsterdam. Mr. H. J. D. D. Enschedé, Aerdenhout. L. B. Groen, De Bilt. Menno Hertzberger, Amsterdam. Dr. L. J. van Holk, Utrecht. J. H. Th. 0. Kettlitz, Utrecht. H. Knuttel, Amsterdam. Pater B. Kruitwagen, Woerden. L. Levisson, 's-Gravenhage. B. Modderman, Amsterdam. A. A. M. Stols, Brussel.
DE EERSTE KLEURENHOUTSNEDE Een der merkwaardigste boeken, welke ons Museum ter beschikking heeft, is ongetwijfeld de „Sphaericum Opusculum" van Johannes de Sacro Bosco, gedrukt door Erhard Ratdolt te Venetië, 1485. Niet zoozeer als Italiaansche incunabel is dit boek merkwaardig, maar wel door de omstandigheid dat hierin, zooals door navorschingen bewezen is, de allereerste kleurenhoutsneden voorkomen, d.w.z. twee- of meerkleurige, van houtblokken in de boekdrukpers gedrukte afbeeldingen, waarvoor evenveel houtblokken moesten worden afgedrukt als kleuren werden gebruikt. 8
De „Sphaericum Opusculum", waaruit we hier een viertal pagina's weergeven, bevat 61 astronomische teekeningen, waaronder zes houtsneden in twee kleuren gedrukt en een met de drie kleuren zwart, rood en geelbruin voorkomen. *) Tot dusver waren wel boeken verschenen met tweekleurige letters en houtsneden in kleuren, maar van kleurendrukken van afzonderlijke houtblokken was hierbij geen sprake. De letters waren meerdeelige metalen initialen, welke uit elkander werden genomen, afzonderlijk met verschillende kleuren voorzien en daarna weer in elkander gezet, in den zetvorm geplaatst en daarmede tegelijk, dus in één teug, afgedrukt. De houtsneden in kleuren waren gekleurde houtsneden ; de afdrukken werden uit de vrije hand met het penseel gekleurd en later, toen de boekenproductie een grooteren omvang nam, met behulp van schablonen. Door de miniaturen was men immers gewoon geraakt aan een kleurigen aanblik en stond men vreemd tegenover het abstracte zwart en wit van de houtsnede. Door de houtsnede te kleuren kwam men hieraan tegemoet en maakte men het begrijpen van de voorstelling voor de groote massa gemakkelijker. Voor de tweede uitgave van „Sphaericum Opusculum" werden voor de houtblokken kleurplaten gemaakt, hetgeen voor deze geometrische figuren betrekkelijk gemakkelijk was. Het kwam nu voornamelijk aan op de geschiktheid van den drukker, die echter reeds met de technische voorwaarde bekend kon zijn, daar de boekdruk in twee kleuren reeds lang toepassing vond, Ratdolt komt dus de eer toe het allereerst de kleurenhoutsnede te hebben toegepast ; weliswaar was de verkregen uitkomst in dit boekwerk nog niet zoo schitterend, maar in aanmerking genomen dat het hier een eerste proefneming gold, zien we het niet zuiver registeren van de kleurplaten hierbij gaarne over het hoofd. De houtblokken voor de kleurplaten blijken niet zeer nauwkeurig te zijn gesneden, terwijl het in register brengen blijkbaar groote moeite heeft gekost. Op de door ons gereproduceerde platen is dit registerverschil evenwel grooter dan in een reproductie van een dier platen in het boek van Gilbert R. Redgrave „Erhard Ratdolt and his work at Venice", London 1894, waaruit blijkt dat de vellen onderling eveneens registerverschillen vertoónen. Het op kleur drukken schijnt trouwens ook moeilijkheden te hebben opgeleverd ; vermeldt Redgrave de kleur geel en vertoont ook de reproductie in zijn genoemd werk deze kleur, in ons exemplaar is eer van bruin dan van geel sprake, terwijl de kleur niet strak is en doet vermoeden dat de verfdeeltjes niet voldoende met de vernis verwreven zijn, zoodat een afscheiding heeft plaats gehad. Waar dr. Graff van vier kleuren spreekt, zullen er dus zeker wel exemplaren met de door hem genoemde kleuren aanwezig zijn en doet dit vermoeden dat het drukken van de vierde kleur zoodanige moeilijkheden heeft opgeleverd, dat de drukker het heeft opgegeven en dat de betreffende houtsnede in een deel der oplaag noodgedrongen slechts in drie kleuren is gedrukt. *) Dr. Walter Graff schrijft in „Zeitschrift fiir Biicherfreunde" jg. 191o, dat dit laatste houtblok in de vier kleuren : zwart, rood, oranje en donker-olijf is gedrukt. Ons exemplaar heeft echter slechts drie kleuren. Gilbert R. Redgrave reproduceert in zijn „Erhard Ratdolt and his work in Venice", London 1894, hetzelfde houtblok eveneens in drie kleuren en zegt hiervan dat het in rood, geel en zwart is gedrukt.
9
Was Ratdolt dus met deze eerste poging niet bijster gelukkig, het schijnt hem toch zoodanige ervaring te hebben gegeven, dat nog in hetzelfde jaar 1485 door hem de kleurenhoutsnede voor meer kunstige afbeeldingen werd toegepast, waardoor hij zich een eereplaats in de geschiedenis der grafische kunsten verzekerde. Maar niet alleen hierdoor is Ratdolt vermaard geworden. Zijn prachtige letters, zijn houtsneden en bovenal zijn initialen en sierlijke randlijsten hebben er toe bijgedragen Ratdolt tot een der beroemdste drukkers uit de vijftiende eeuw te verheffen, Zijn spoedige vermaardheid als drukker wordt toegeschreven aan zijn leerling-zijn van Regiomontanus. Ratdolt was n,l, vermoedelijk houtsnijder van den Nurnbergschen drukker Regiomontanus, bij wien hij met het drukkersvak bekend raakte. Hij had reeds als 15-jarige jongeling Venetië bezocht en verhuisde na een twist met zijn broeder in 1476 naar Venetië, waar hij zich met twee landslieden, Bernhart dem Maler en Peter Loslein uit Langenzenn verbond en een drukkerij stichtte. Aan de samenwerking van deze drie mannen danken wij werken als het „Mullersche Kalendarium", de „Appianus"-uitgaven en andere prestaties, welke Ratdolt alleen in zijn latere werkzaamheid niet meer heeft bereikt of zelfs herhaald. Toch wordt Ratdolt als de reformator der typografie beschouwd ; hij brak met de gewoonten der boekhandschriften en is met zijn eerste uitgave (1476) de eigenlijke schepper van het titelblad en titelzetsel geworden. Zijn fraaie letterproef, gedateerd 1 April 1486, getuigt niet alleen dat hij een primus in de typografie was, maar ook van zijn koopmanschap ; deze letterproef kan dan ook als een der allereerste op dit gebied beschouwd worden. In 1486 verhuisde Ratdolt naar zijn vaderstad Augsburg, op aansporing van den bisschop Johann van Werdenberg, die hem fraaie vooruitzichten voorspiegelde, daar bijna alle gezamenlijke kerkelijke boeken, missaliën, brevieren enz. voor het geheele bisschoppelijke gebied opnieuw of voor de eerste maal gedrukt moesten worden. Zijn eerste groote werk dat hij in Augsbrug drukte en dat tegelijk ook de eerste in Duitschland vervaardigde kleurenhoutsnede bevat, is de „Obsequiale Augustanum". In hetzelfde jaar 1487 heeft hij nog een ander boek uitgegeven, een „Breviarium Ratisponense", waarin eveneens een fraaie kleurenhoutsnede voorkomt. Het is de beeltenis van den Regensburger bisschop Heinrich von Absperg. De druk is evenals bij de houtsnede in het vorige boek in de drie kleuren rood, geel en olijf uitgevoerd, met de omtrekken in zwart. De blauwe kleur in het schild van den bisschop moet echter een met de hand opgebrachte dekverf zijn, waaruit kan worden opgemaakt dat toen nog sommige verven moeilijkheden opleverden om als drukinkt verwerkt te worden. Dit euvel scheen niet voldoende opgelost te kunnen worden. In de negentiger jaren drukte Ratdolt immers nog slechts een reeks houtsneden in zwart en rood, bij welke geel of een andere nog ontbrekende kleur met de penseel werd opgedragen. Tot aan zijn dood toe, in 1516, bleef hij echter voortgaan met drukken, een onsterfelijken naam in de typografie achterlatende. De talrijke specimen, ondoenlijk hier op te sommen, welke nog steeds getuigenis afleggen van het kunnen van dezen Augsburger meester, zijn zeer gezocht en het verheugt ons, dat wij een voor de geschiedenis zoo belangrijk document, als zijn eerste kleurenhoutsneden in „Sphaericum Opusculum" zijn, voor ons Museum ter beschikking hebben. A. W. BARTEN 10
^o^ flue ^^ ^^^ ^^o^ ^o^i ^^^ ^ 'o^ ,'fucrit^b^o^^, ` ^^^^ mot,^ ^^ ^ ^ ^^^ , ^ ^ ^ ^i ^^' t ^ ^ : ilitra defertis ^^r^ ^r^a^^^ ^^ me longitudine nullam i intermediis *qua iira & aliquot cx ^tra, loos tra. eedet^^o i^l^ Mains ^ lu^^ra vita ^ue^t^^^tr^ ^., .^ ^^ ^e ^ , ^ ^ JI . r^i^^^^ .d r 1^^^^ ^±^d^ere^mel au ' uÍ^^i^#^^^i^ll^e^^^^ ^ ^ +^ ^rF a1+, eode ce^^ ad o^^o^^t^ a4^ (lab dia ^e^^a longior e^^l^n^ea ^^. ^ ^^ deferus duci(.ExccIfus ^^ bu^i'iup ^11^ ^ mum re # ^;, ^ Rtes diuïfus:minutappoetiotialia ad longitudiappiore me, pit)/
a
ra uoraf.Linéa itaq uren mo#^eps^cyrr i di1ôgitudie me rit nullá ea); 13 eertra defertis perïferiásf; iaugfs oppofito oés
PROPORTIONALiti,
THEORICA M
Eenige bladzijden met kleurenhoutsneden uit „Sphaericum Opusculum", A rt I I,
rro
t• ri
D
,.14.
1 dQC
via ^utdiuerfitatësafpectwc ,in dine. blue flaa(pectusiunça4i1eft afpetKur^f diucrfitat afipedus fQ1is era olunctia lwntnaraftuerit intergradum ecli tnté.& nonagerumu eius* aranderites uifibilis eo ^tic^ ^rret^iit^^,Si^ut^rrtereuïnde^onage^mttit dCoc firn udr^nre Fu^eertittuifibilis^rerfqueE.Sec^eadéno..:. atom liet nultag cs acáderrt Oc finiut àtj,cc'in1ongit dinec6t4n,^ ptkç ab ictid@ femp in á tun d ORICA
^^^ n +rc. ^ ,<:"
nceclenté p1odï uiCu ^dicunFduoderimfdíanetri c nuts carol' èclipfii Iunari inuta u pámba at fog fupandô a prinripio erop pis ut ad mediO ciusfi partîcularis fuerit: autunaíuerCatist"i,i ne mora. uelaprïnáíc ufcBad initit totalísobtcurationis fi unitterfalís tit mora r Minuta mor; dimidi fut minu^taa xodiaciquç1unafo1 fuando a prínápio totalis Qbfcuratióis uír^ acl ^dill eiui pambulat. Minuta cafus in ectypfi folari ç ILma a princi o eciipíis ufcp ad medí"fu ThEORICA MVPS'S SOLARIS. ,
NOVAE PLANtARVM GQ1 ASTRONOMI CELEBRAThSDE Olbabet tres orbs afeiuicé dfosat1i1i cótiguos fupfiáemcow ulcus: ém c cusp lama auoêmt4n icusfcdn éori
INCUNABELEN I. INLEIDING — BEGRIP — KARAKTERISTIEK „De drukkunst is altijd de reflector geweest van den smaak en de gevoelens van den tijd".
Uit ervaring is mij gebleken, dat men over 't algemeen zeer slecht bekend is met de eerste voortbrengselen der „zwarte kunst". Met ontzag wordt de geweldige invloed erkend, welke uitgegaan is van de uitvinding der boekdrukkunst -- de uitvinding van het drukken met losse letters. Dit wordt reeds in i 507 geconstateerd door b.v. de Duitsche geleerde Jakob Whimpeling, die zegt : „Welch ein anderes Leben regt sich jetzt in alle Klassen des Volkes". De namen Coster en Gutenberg zijn over- en overbekend, evenals de aan deze namen verbonden legenden. Nog steeds is echter de vraag niet opgelost, wie de werkelijke uitvinder der boekdrukkunst is, Gutenberg of Coster. Onze vaderlandsliefde verbiedt ons hieromtrent een meening te geven. De zeldzaamheid der producten van de i 5de eeuw, gevoegd bij het betreurenswaardige feit, dat wij in Nederland nog steeds geen centrum hebben, waar de ontwikkeling van de i 5de eeuwsche drukkunst in het bijzonder en die der boekkunst van de volgende eeuwen in het algemeen te volgen is, veroorzaakt waarschijnlijk deze onbekendheid en de verwarde meeningen, welke hierover bestaan (zie bijv. Winkler Prins, Encyclopaedie sub : Incunabelen, 3de druk), zijn legio. Afgescheiden van traditie en historische overwegingen, verdienen deze drukken ook uit kunst- en wetenschapsoogpunt meer dan gewone aandacht. Aesthetisch en typografisch staan de eerste voortbrengselen der boekdrukkunst op een ongeëvenaarde hoogte, welke te meer bewondering moet wekken als bedacht wordt met welke primitieve werktuigen gearbeid werd. Alles was handwerk en er kon niet gewerkt worden naar voorbeeld van voorgangers. Slechts het handschrift stond den drukkers ter beschikking en al hebben sommigen naar dit voorbeeld voor een gedeelte en hoofdzakelijk uit mercantiele overweging gewerkt, men mag toch zeggen dat hun kunst ten volle origineel was. Ontzaggelijk is niet alleen de qualiteit der z5de eeuwsche drukken, ook de quantiteit was betrekkelijk groot. Men mag het aantal incunabelen schatten op pl.m. 350000, met een gemiddelde oplaag van 400 exemplaren. En men bedenke daarbij, dat vele dezer werken lijvige folianten waren van honderden bladzijden. Dit groote aantal neemt niet weg, dat de incunabelen na 4 eeuwen als regel zeldzaam zijn geworden en vaak slechts in één of een paar exemplaren bewaard zijn gebleven. In onzen tijd spelen de incunabelen weer een groote rol. Niet alleen voor de geleerden die deze werken naar inhoud bestudeeren (ik laat deze factor hier en in de volgende artikelen buiten beschouwing), maar ook voor de typografen, die de uiterlijke verzorging van het boek als taak hebben. Sterk wordt door de ontwerpers van letters en boeken heden ten dage gegrepen naar het 15de-eeuwsche boek en nog dezer weken verscheen in Engeland een nieuwe letter, waarvan de ontwerper (Bruce Rogers) getuigde, dat deze zeer geïnspireerd was op die van een 15de-eeuwschen drukker (Jenson). - 11
William Morris, de kunstnijveraar, werkte geheel naar de producten zijner illustre I5de-eeuwsche voorgangers. Zonder de verdienste van een man als Morris, die de zeer in verval geraakte boekdrukkunst der Igde eeuw weer verhief tot een „kunstambacht", te willen verkleinen, moge hier wel aangestipt worden, dat de Nederlandsche pioniers van de toste eeuw en met name S. H. de Roos, geheel uit eigen kunnen nieuwe wegen in de typografie openbaarden. Over de incunabelen bestaat een uitgebreide speciale literatuur, waarvan aan het slot dezer artikelen een en ander zal vermeld worden. De vroegste voortbrengselen der boekdrukkunst (na de uitvinding — voordien werd ook reeds gedrukt, doch niet met losse letters) worden incunabelen genoemd. Incunabelen, afgeleid van het latijnsche woord Incunabulum=wieg, worden in het Hollandsch dan ook wiegedrukken genoemd. Voorwerpen dus uit den tijd dat de betreffende kunst in de wieg lag. In de 15de eeuw was 't Latijn een, zeker onder de geleerden, algemeen gangbare taal, vandaar 't Latijnsche woord dat nog heden ten dage gebruikt wordt. Dat deze drukken wiegedrukken genoemd zouden worden naar een wi(e)gvormig instrument dat bij het drukken gebruikt wordt is onjuist. Hoewel de naam incunabel ook toegepast wordt op vroege voortbrengselen van kunst in het algemeen, spreekt men eigenlijk alleen van incunabelen als voortbrengselen der boekdrukkunst bedoeld worden. Men kent echter ook de termen : incunabelen der lithographie -- incunabelen der gravure, enz. Het wezen der incunabelen bestaat daarin, dat het drukken zijn, waarin men nog de ontwikkeling van het boek volgen kan, waaruit nog het persoonlijke karakter spreekt dat de drukker aan zijn voortbrengselen wist te geven. M.a.w, de voortbrengselen vóór de mechanisatie — welke eigenlijk al in de kiem der uitvinding lag -- tijdens, laat ik het noemen, het „individualisatie-tijdperk". Als regel neemt men het jaar i5oo als grensjaar. De boeken na dien datum tot 154o gedrukt, noemt men post(na)-incunabelen. Het was wel noodzakelijk ook deze drukken te onderscheiden van die der ede helft van de i6de eeuw, omdat ook sommige dier drukken in verschillende landen nog hun karakteristieke incunabel-trekken bewaard hebben. Men moet n.l, wel bedenken, dat in verschillende landen, tengevolge van economische en politieke invloeden, in verschillende tijden de boekdrukkunst werd ingevoerd. Dit geldt zelfs voor bepaalde steden in één land gelegen. In Venetië, 't centrum van den Europeeschen handel, werden reeds pl.m. 148o meer moderne principes ten opzichte van het boek gebruikt als in het overige deël van Italië. Ditzelfde geldt voor Parijs, met haar beroemde Universiteit, ten opzichte van Frankrijk. De aanvang der drukkunst vindt plaats in : Holland : 1453. Duitschland : Niet later dan 1 454 — waarschijnlijk eerder dan Holland. Italië : 1465. Zwitserland : 1468. Frankrijk : 1473 12
OVERZICHT DER M-VORMEN
M M tl M M A• M ,M 8 2 7 5 i 3 4 6
m 9
40 0 CO 10
ii
iZ
9)
CO ff)
113 13
18
I9
20
21
fai
0)
1:13
25
a)
26
27
43
et) ct) M 33 35 34
al
0)
f))
14
15
16
03 03 03
17
28
03
23
22
29
al
36
37
30
31
4) 24
32
f0 A (I) 8
3 39
40
in
,a)
ita
40
Lig
LIN
03
M
4 1
42
43
44
4S
46
47
48
In im to to 49
So
SI
52
111
Al
J13
AT
57
57b
58
59
fn 6 65
l 66
J6 `
e
fit ta Al
53
54
55
56
ra 6o
fu 6i
JGx
63
Yó8 6" fn Oa
IR.
fill
ilia
114
in
74
75
76
77
78
79
nn 82
413
AD
IX)
AEI
AS
81
83
84
85
86
87
4N
ëib
QA
Ad
Ab
,d9
RIO
91
92
93
94
95
Pa fa fin 72
73
!3t 8o
at
4B 88
89
ts 96
90
tlib
Is
Th
hia
zes
97
98
99
goo
zoz
13
Oostenrijk-Hotigarije : 1473. Spanje : 1474. Engeland : 1477. Denemarken : 1482. Zweden : 1483. Portugal : 1487. In landen als Spanje, Engeland, de Noordelijke landen, werd de boekdrukkunst dus eerst betrekkelijk laat ingevoerd en de producten uit het begin der i6de eeuw dezer landen zijn nog vaak gelijk aan die van Venetië uit de tachtiger jaren der voorafgaande eeuw. Ze zijn, zooals Haebler aardig opmerkt, de „provincie" gebleven ten opzichte van landen als b.v. Duitschland, Italië en Zwitserland. Desondanks is het jaar 15oo als afsluitjaar volkomen gerechtvaardigd daar de boekenproductie der landen met late invoering geen beteekenis heeft tegenover die van landen als Duitschland, Holland, Italië, Frankrijk. Waaruit nu bestaat het karakteristieke — het bepalende — van de incunabelen? a. Uit eigen type. Tot — en wij nemen nu voor allen de algemeene grens aan — het jaar 15oo laten de meeste drukkers hun eigen typen snijden, ruilhandel en fabricatie komt weinig voor. Een uitzondering maken Holland en Frankrijk. In Antwerpen komt in 1496 reeds een drukker voor, bekend als Hendrik de Lettersnider. Charles Enschedé baseert o.a. hierop z'n meening, dat het begin der gieterijen zijn oorsprong in Holland vindt. Volgens een vernuftig systeem, neergelegd in zijn vijfdeelig Typenrepertorium der Wiegendrucke, heeft de groote incunabel-kenner Konrad Haebler, het mogelijk gemaakt overigens ongewaarmerkte drukken te indentificeeren. Hij ging hierbij uit van de letter M voor de Gothische drukken, van de letter Q voor de Romaansche, welke hij naar een aantal groepen onderverdeelde. Over het nemen der letters M en Q schrijft Haebler zelf in de voorrede tot z'n bovengenoemd werk : „Um bei der Beurteilung von Aehnlichkeiten und Unterschieden nicht in Willkur zu verfallen, war es natig ein leicht zu erkennendes und in jeder Type bequem zu findenes Merkmal ausfindig zu machen". Dit systeem is echter volgens de jongste onderzoekingen van Consentinus uit Berlijn veel losser komen te staan al is het nog steeds een buitengewone handleiding. Voor degeen die zich eenigszins bezig houdt met incunabelen is het reeds vrij gemakkelijk het land van herkomst van den druk door het type dat ieder land eigen is, te bepalen, al zijn er moeilijkheden te over. B.v. de Deventer drukken van Paffraet en die in denzelfden tijd te Keulen gedrukt, vertoonen dezelfde overeenkomsten. Voornamelijk worden twee typen gebruikt, n.l. Gothisch en Romaansch. Het eerste in Duitschland, het meest op den voorgrond tredend land naast Italië, gebruikte type is Gothisch. Een aflaatbrief van Paus Nicolaas V, gedrukt te Mainz in 1454, is het vroegste gedateerde stuk in dit letterbeeld. Het eerste Romaansche type zien wij in een Rationale, gedrukt door Rusch te Straatsburg. In Duitschland wordt dit type nog steeds Antigua genoemd naar zijn klassieken oorsprong. b. Papier. Het papier der incunabelen is buitengewoon stevig, eenigszins geelachtig, met 14
r
,
/
1
a
p
—
15
de hand geschept, uit lompen bereid en van een watermerk voorzien. Zelfs in onzen tijd, na ruim 4 eeuwen, is in vele gevallen het papier onveranderd gebleven. Soms vinden wij incunabelen waarvan het papier kalkachtig wit is — in dit geval is het papier gewasschen, d.w.z, met chemische praeparaten behandeld, teneinde het een beter aanzien te geven. Het land, dat het meeste papier leverde is Italië, doch ook Duitschland, Frankrijk en Spanje bezaten papierfabrieken om aan de groote aanvraag uit de verschillende landen te voldoen. Het feit dat vaak in kleine plaatsen drukkerijen aanwezig waren, vindt zijn oorzaak daarin dat daar een papierfabriek gevestigd was. Het onderzoek der incunabelen, gebaseerd op het watermerk alleen, moet zeer zorgvuldig plaats vinden, daar verschillende merken soms nog in de i6de eeuw voorkwamen. Dikwijls ontbreken merken geheel. In dit geval is het papier meestal veel slechter dan gewoonlijk. Bekende merken zijn b.v, de Ossekop en de Weegschaal (uit Venetië), de lelie-kroon enz. Voor andere aardige merken, ook uit vroegere eeuwen, zie men bijgaande afbeelding. Ook komt het voor dat één boek uit verschillende papiersoorten is samengesteld. Dit is reeds het geval bij een der allereerste en meest beroemde boeken : De 42-regelige Bijbel van Gutenberg, gedrukt in Mainz. c. Uiterlijk. Dit uiterlijk diene men te verdeelen in verschillende onderdeelen, waarvan de voornaamste zijn : I. Titel. II. Colophon. III. Signatuur. MENNO HERTZBERGER IV. Band.
NIEUWE AANWINSTEN In deze rubriek zullen alle nieuwe aanwinsten van het museum, zoowel de schenkingen als de aankoopen, geregeld worden vermeld. Hoewel de financieele middelen (het aantal leden moet nog belangrijk worden uitgebreid) voorloopig nog niet zullen toelaten tot zelfs zeer bescheiden aankoopen over te gaan, is het ons toch zeer aangenaam reeds thans van een aantal aanwinsten te kunnen gewagen die duidelijk aantoonen dat in verschillende kringen belangstelling voor ons museum bestaat. Den schenkers onzen hartelijken dank. Moge hun voorbeeld tot veelvuldige navolging prikkelen. J. J. G. Zalner J.Gzn., Rotterdam. Een collectie almanakken der fa. G. B. 't Hooft, Rotterdam, beginnende met het jaar 1856 en doorloopende tot 1911. (De jaren 1862, 1864, 1866 en '187o ontbreken, terwijl van 1891-1910 de kalender niet werd uitgegeven. Van enkele der jaren zijn proefdrukken der kleurvormen bijgevoegd.) Een klein boekdrukhandpersje, uitgevoerd in mahoniehout en daarbij behoorende galei en devisorium (tenakel). De heer zollner geeft bij dit persje een uitvoerig bericht, mededeelende dat
16
het voor hem c.a, in 1855 gemaakt werd door zijn vader J. G. allner, meubelmaker, enkele jaren nadat hij als leerling in een drukkerij werkzaam was geworden. Hij heeft op dit persje verschillende kleine smoutjes uitgevoerd en wel met letter die hem werd geschonken door den heer N. Tetterode, lettergieter in 't Jaffa, Rotterdam. De heer J. J. G. zollner J.Gzn. kwam in 1859 in dienst bij firma G. B. 't Hooft te Rotterdam, bij wien hij tot in Mei 1918 in betrekking bleef. Vijftig jaar lang was hij meesterknecht in diens drukkerij en hij heeft thans den leeftijd van 81 jaar bereikt. Wijt en Zoon, Rotterdam. Een exemplaar van het Gedenkboek van Rotterdam 1328-1928, gebonden in heel leer.
Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam. Een collectie boeken, o.a, dl. I van de bekende Vondel-uitgave in drie verschillend gebonden exemplaren, 2 jaargangen van het Winterboek, Gulden Woorden, Quia Absurdum van Nico van Suchtelen, diens Faustvertaling in twee deelen en Swarth, Morgenrood. Hoewel het natuurlijk thans nog niet met zekerheid te zeggen is of de aan ons geschonken en ev, later nog te schenken moderne boeken op den duur voor ons museum een bezit van belangrijke en blijvende waarde zullen uitmaken, is het toch zeker dat werken als deze en dat van den heer Wijt, hierboven genoemd, als grondslag eener te vormen bibliotheek der best gedrukte en voor het tijdperk meest representatieve boeken, voor ons van groote beteekenis zijn. Zoowel voor den practicus thans, en later als historisch monument, kan zulk een boekerij van onschatbare waarde worden. Wij zullen er naar streven en hopen in dit streven door onze begunstigers en vrienden gesteund te zullen worden, om eene zoowel in kwaliteit als rangschikking belangrijke verzameling van typografisch-interessante werken bijeen te brengen. P. A. de Munck, Haarlem. Miniatuurboekjes : Het Goddelijk Kind, Amsterdam, van Langenhuysen, 1846 ; Hoorn Liedboekje, Hoorn, Reinier Beukelaar (ongedateerd) en een ets voorstellende de Lettergieterij Joannes Enschedé te Haarlem (modern). Miniatuurboekjes als bovenstaande behooren tot de merkwaardigste uitingen der drukkunst. Voor ons museum hebben ze meer waarde dan die van curiositeiten alleen, daar zij ten deele behooren tot een tijdvak dat in dit soort nuttelooze preciosa genoegen vond, en ten deele ook beschouwd mogen worden als het uiterste wat de drukkers in een bepaalde richting konden bereiken. Otto van Tussenbroek.
Een houtgravure van F. Orloff. Grafische producten als kopergravures, houtsneden etc., behooren zonder twijfel in ons museum thuis en wij zullen ze dan ook gaarne als schenking of in bruikleen aanvaarden. Maar omdat de zeer belangrijke en goed ingerichte 17
collectie van dr. N. G. van Huffel, die geheel als studieverzameling is bedoeld, voor Tederen belangstellende toegankelijk is (Grafische Studieverzameling der School voor de grafische vakken, Prinsenstraat 23, Utrecht), heeft het vooralsnog geen zin deze afdeeling in ons museum meer uit te breiden dan het toeval veroorlooft. Kosten zullen dus aan deze afdeeling niet worden besteed, maar geschenken zijn zonder meer steeds welkom, in het bijzonder wel voor die prenten, die betrekking hebben op het boek en de uitvinding der drukkunst. Algemeen Handelsblad, Amsterdam. Het Jubileumnummer van het „Algemeen Handelsblad" bij de herdenking van het honderdjarig bestaan. Dit, voor ons opzettelijk gebonden lijvige dagbladnummer, is zonder twijfel een belangrijke aanwinst voor het museum. W. G. H. Barten, Alkmaar. Kalenders. 4 Jaargangen van „Ons Vakbelang" ; 1894-1897. Wie helpt ons dit tijdschrift completeeren en wie wil oude jaargangen van andere vaktijdschriften aan ons afstaan ? 2
Lex Barten, Utrecht. Houten, met koper gemonteerde en van twee klavieren voorziene zethaak. Diverse couranten en ander drukwerk. Algemeene Nederlandsche T ypograf enbond, afd. Rotterdam. Een fraai, met gouddraad geborduurd vaandel van deze afdeeling uit het jaar 1868. Mr. G. Sassen, Ter Apel. 2 Chineesche verguld-houten uithangborden (bruikleen). Hoewel deze twee uithangborden, waarvan vooral de eene zeer fraai en rijk bewerkt is, feitelijk in geen direct verband staan met de grafische kunsten, zijn deze voorwerpen, waarop de wonderlijke Chineesche ideogrammen zoo kloek en sierlijk zijn uitgebeeld, als voorbeeld van dit schrift zeer zeker in ons museum wel op hun plaats. B. MODDERMAN
MEDEDEELING De Collecties toebehoorend of in bruikleen gegeven aan de Vereeniging Het Grafisch Museum zijn voorloopig ondergebracht en opgesteld in de School voor de Grafische Vakken te Utrecht, Jutfaascheweg 3, waar zij voor de leden en donateurs ter bezichtiging zijn. De aandacht wordt voorts gevestigd op inliggende kaart, met beleefd verzoek aan hen die nog geen lid zijn, deze kaart in te vullen en aan den Secretaris toe te zenden. De namen der nieuwe leden worden in 't volgend nummer opgenomen. 18
LEDENLIJST AALSMEER L. Mur. Boekdrukkerij.
FRANEKER N.V. Telenga's Drukkerij.
AERDENHOUT Mr. H. J. D. D. Enschedé.
GORINCHEM J. Noordyn & Zoon.
ALPHEN A.D. RIJN J. B. Samsom, firma N. Samsom.
's-GRAVENHAGE F. J. Belinfante, voorheen A. D. Schinkel. Jhr. mr. dr. E. A. van Beresteijn. J. Franken Pzn. W. van de Kamp. J. B. J. Kerling. S. S. Korthuis. L. Levisson. P. J. Netto, Dir. N.V. Drukkerij Albani. H. J. Tersteegh. C. Th. J. Voorhoeve. N.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij.
AMSTERDAM Drukkerij en Uitg. Mij. „De Arbeiderspers". Firma Beit & Co. N.V. Kantoorboekh. en Drukkerij Blikman & Sartorius. F. L. van der Bom. N.V. G. H. Buhrmann's Papiergroothandel. N.V. Boek- en Handelsdrukkerij Buijs & Zn. J. B. Crambie. J. F. Duwaer. Erven E. van de Geer. D. Heijnis Jr. Menno Hertzberger. H. van Herwerden. A. J. Knaap. H. Knuttel. Elisabeth Menalda. N.V. Rudolph Meijer's Drukinktfabriek. B. Modderman. Continental Monotype Trading Comp. M. J. F. Portielje. U. Proost. J. B. Smits. C. J. H. Wieling, Fa. C. A. Spin & Zn. ARNHEM N.V. Drukinkt- en Verffabriek „Arnhemia". N.V. Van Loghum Slaterus' Uitgevers-Mij. G. J. van der Stroom. G. W. van der Wiel & Co.
GRONINGEN N.V. J. B. Wolters' Uitgevers-Maatschappij. HAARLEM Joh. Enschedé en Zonen, Firma Ruijgrok & Co. HEERENVEEN N.V. Nieuwsblad van Friesland. HILVERSUM N.V. tot Exploitatie Courant en Drukkerij „Gooi en Sticht". HUIS TER HEIDE C. R. Sijsling. LEEUWARDEN N.V. Leeuwarder Nieuwsblad.
L. B. Groen.
LEIDEN Mej. B. L. A. Bake. N.V. Nederlandsche Rotogravure-Mij.
BILTHOVEN H. J. Hommes.
LEIPZIG Tondeur & Suberlich.
DE BILT
BREDA
LISSE N.V. Drukkerij „Imperator", A. L. Koenen.
BRUSSEL
LOOSDUINEN N.V. Lak- en Verffabr. „Premier", v/h Gebr. Verheij.
H Engelbregt . H. A. M Stols . A ENSCHEDE H. van den Broek. L. R. Rosenboom.
MAARTENSDIJK F. Lugt.
19
NIJMEGEN Alb. van der Kallen, Dir. Uitg. Mij. „De Gelderlander". NOORDWIJK-BINNEN Dr. F. C. Wieder. NOORDWIJK a/ZEE R. Tappenbeck. ROOSENDAAL L. C. C. M. de Bruijn. ROTTERDAM H. Berkelouw. N.V. Handelmaatschappij v/h firma S. Cohen Deutschmann & Roelants. H. Diemer. N.V. Electrische Drukkerij „De Fakkel". N.V. Nijgh & Van Ditmar's Uitg. Mij. D. van Sijn & Zonen. Van Stolk & Reese. N.V. Boekdr. v/h Fa. Wed. P. van Waesberghe & Zoon. SCHAGEN J. A. van Ketel.
UTRECHT A. W. Barten. Lex Barten. N.V. Boekhandel en Antiq. v/h J. L. Beijers. Firma J. van Boekhoven. P. den Boer. N.V. Drukkerij v/h L. E. Bosch & Zn. Electr. Drukk. en Uitg. v/h St. Gregoriushuis Mr. M. L. van Goudoever. Dr. L. J. van Holk. J. H. Th. 0. Kettlitz. W. Landstra. N.V. Utr. Plaat-, Boek-, Crt.- en Handelsdrukkerij v/h Joh. de Liefde. N.V. Drukkerij Lumax. J. H. Maronier. Adolf Meijer & Co. Jhr. dr. M. R. Radermacher Schorer. Mr. G. P. van Tienhoven. H. J. Verburg. L. Vet. J. van der Wilt. WOERDEN Pater B. Kruitwagen. ZAANDAM K. Huisman Jzn. ZAANDIJK G. J. Honig (firma P. Out).
SCHIEDAM H. A. M. Roelants. TILBURG J. C. Brocken, firma J. van Laarhoven.
ZUTPHEN N.V. Nauta & Co's Drukkerij. N.V. Kleefstoffenfabriek Gebr. Struijck.
DONATEURS AMSTERDAM J. Schipper. De Nederlandsche Uitgeversbond. Vereeniging tot Bevordering van de belangen des Boekhandels. DELFT H. Dissel.
ROOSENDAAL Ernest van Zuilen. SOEST W. Verwoerd. TILBURG J. A. J. van Dooremalen.
's-GRAVENHAGE Jan Kraan. OVERVEEN W. S. Jurgens. O.S.A.
20
UTRECHT H. van Swol.
HET GRAFISCH MUSEUM ORGAAN VAN DE VEREENIGING MUSEUM VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN, GEVESTIGD TE ZITRECHT REDACTIELEDEN: A. W. BARTEN, MENNO HERTZBERGER EN B. MODDERMAN EERSTE JAARGANG
1HEI 1931
NUMMER 2
CONTRIBUTIE 1931 Den leden en begunstigers wordt vriendelijk verzocht hun contributie voor het vereenigingsjaar 1931 ter voorkoming v an veel administratie en kosten, te willen storten op de postgiro-rekening van ondergeteekende, nr. 96800. Over de contributie, die vóór 15 Juni 1931 niet gegireerd is, zal per postkwitantie worden gedisponeerd. Vertrouwende, dat velen aan bovenstaand verzoek zullen willen voldoen, Hoogachtend, teekent, C. R. SIJSLING, Penningmeester.
Huis ter Heide, Mei 1931.
NIEUWE LEDEN EN DONATEURS Sinds het verschijnen van het vorige nummer van het „Grafisch museum" zijn tot onze Vereeniging toegetreden als leden: AMSTERDAM Lettergieterij „Amsterdam", v.h. N. Tetterode. H. Rud. du Mosch. N.V. Stokkink's Electrische Boekbinderij. N.V. Swets & Zeitlinger. Jan Wansink. DJOCJACARTA G. P. L. Hilhorst. 's-GRAVENHAGE N.V. Boek- en Kunstdrukkerij, v.h. Mouton & Co. 's-HERTOGENBOSCH Jos. Cleerdin, LEIDEN C. M. van Hamersveld, dir. Leidsche Courant.
NIJMEGEN N.V. Drukkerij G. J. Thieme. ROERMOND N.V. Drukkerij H. van der Marck en Zonen. ROOSENDAAL Fa. J. van Poll Suykerbuyk. ROTTERDAM A. Kapsenberg en Zonen. SOERABAJA H. H. Rotting. TEGAL N.V. Drukkerij J. D. de Boer. UTRECHT H. J. Smits.
DONATEUR Jos. Musters, Nijmegen.
21
DE OUDE BOEKBAND In het eerste nummer van dit tijdschrift was een reproductie gegeven van eenige bladzijden met kleurenhoutsneden uit „Sphaericum Opusculum", gedrukt door Erhart Ratdolt, Venetië, 1485. Het Grafisch Museum stelt zich echter ten doel, het bijeenbrengen en in stand houden van een verzameling van voorwerpen, die historisch of aestetisch zijn voor de Grafische Vakken, en de belangstelling daarvoor op te wekken. Het Museum is nog klein van omvang, doch enkele zeer goede voorwerpen zijn er ondergebracht en ook reeds op het gebied van den boekband. In deze aflevering worden enkele bladzijden gereproduceerd van het in 148o te Utrecht verschenen werk „Rolevinck's, Fasciculus temporum". De band van dit boek heeft door den tijd veel geleden. Het boek is gebonden in gesprenkeld kalfsleder. De rug is later blijkbaar door een ondeskundige hand gerestaureerd, hetwelk thans op de Grafische School te Utrecht is verbeterd. De versiering is uiterst eenvoudig. Het beslag is typeerend voor den tijd, waarin dit boek gemaakt is ; smaakvolle platte koperen hoeken, idem sloten en een koperen richel (staafje) aan den rugkant, zooals men meer op oude boeken vindt, waarschijnlijk ter versterking van de verbinding van rug en plat. Van geheel anderen aard is het goed verzorgde bindwerk der 4 deelen, werken van „Cicero", uitgave 1724, gebonden in gemarmerd kalfsleder, met rollen- en fileten-vergulding, waar het wapen en de adelijke kronen op het plat zijn aangebracht. Deze banden zijn in zeer goeden staat gebleven. Hetzelfde kan gezegd worden van de 2 deelen „Manuel Typographique", eveneens gebonden in gemarmerd kalfsleder met de Fransche lelie als embleem op het plat ; verder eenvoudig afgerold met goed verzorgde carré-vergulding met kleine stempeltjes op den rug. Deze beide kleine octavo boekjes zijn zoowel in- als uitwendig goed verzorgd en voor de verzameling een waardevol bezit. Van de overige werken, die de bezichtiging ten volle waard zijn, noemen wij een bijbel van 156o, klein folio formaat, gebonden in gemarmerd ieder, versierd met blinddruk, met de rol aangebracht. Deze band is een zeer goed voorbeeld van de platversiering uit dien tijd, zooals die in Duitschland, in Vlaanderen en ook hier te lande veel gevolgd werd. Het schijnt alsof de binder van de gedachte is uitgegaan, dat het geheele plat vol moest zijn. Gelijk breede rollen werden rondom afgerold en ter vulling van het lange middenvak werden deze rollen nog eenige malen aan onder- en bovenzijde herhaald, om zoo tot een vierkant middenstuk te geraken. Ook dit boek is voorzien van koperen slootjes, die met lederen lip zijn bevestigd, van koperen hoeken, aan den rugkant weder de koperen staaf en in het midden een dito medaillon. Ook deze band is vrij goed gebleven. Een merkwaardige proeve van bindwerk van 1758 is ook Velten's verklaring der 4 Evangeliën, gebonden in juchtleder met vrij zware koperen hoeken en sloten en medaillon op plat. Boekwerken met beslag zijn in de verzameling goed vertegenwoordigd. Zoo van het jaar 1551 een uitgave van Froben te Bazel, met een vrij eenvoudig lederen bandje, ook met slootjes. Het bevat een der werken van één der Gregoriussen.
22
Het meest opvallende van het werk der verzameling is een werk, ook te Bazel verschenen in het jaar i 502 van Nic. Kessler, getiteld „Anthonius summae historialus deel III". Dit werk is gebonden in zwijnsleder met kleine koperen slootjes aan dito lederen lipjes en de band is zeer goed bewaard. Het is op de wijze der zwijnslederen banden van dien tijd in blinddruk versierd, met rollen, fileten en handstempeltjes. Het Museum legt zich toe, niet op veel, maar op goed werk en het blijkt wel, dat ook ten opzicht der binderij hieraan wordt voldaan. Wellicht zijn er onder de lezers nog personen, die in eigen verzameling een en ander hebben, hetwelk, niet in eigendom van het Museum, dan toch daarvoor „tijdelijk" afgestaan, in ruimeren kring nut zou doen. Naast de hier genoemde en nog enkele andere werken vindt men ook tal van oude verguldgereedschappen in ons Museum bewaard : tal van fileten, handstempels, oude ro ll en, natuurlijk ook de strijkijzers en koperen handletter. F. L. VAN DER BOM
INCLiNABELEN In het vorige nummer eindigde ik met de vermelding der voornaamste onderdeelen der wiegendrukken, waarvan ik den titel als eerste noemde. Chronologisch gesproken had ik op die plaats het „Colophon" (sluitstuk) moeten stellen, dat van het begin der boekdrukkunst af voorkomt en zich handhaaft zeer lang nadat de titel het volle burgerrecht verkregen heeft. Over den titel der wiegendrukken valt weinig te zeggen en juister ware misschien geweest deze in één artikel met het „Colophon" te behandelen. Evenmin als de handschriften kennen de oudste Incunabelen titels en zelfs wanneer deze voorkomen is het niet in den vorm zooals wij die kennen uit de i6e eeuw en daarna. De titel geeft nooit de plaats van druk en van den uitgever aan, slechts vermeldt zij wat het boek inhoudt en wie de auteur is. zooals Pollard in diens „Last words on the history of title page" zegt, waren de voorgangers der incunabel-drukkers, n.l. de monniken, zeer economisch en vonden deze het jammer een geheel blad perkament te gebruiken voor iets dat ze op het eerste blad in een enkelen regel konden doen. Direct voorafgaande aan den tekst plaatsten zij dan ook als eersten regel slechts een : Hier beghint — Incipit — Cy commance — enz. Dit werd door de eerste drukkers zoo nagevolgd, zooals de geheele vorm van het handschrift hun voorbeeld was. De versiering van het boek was het domein van den rubricator en illuminator, die de beginletters teekende en de paragrafen aangaf. Van hem komen dan ook de eerste vermeldingen omtrent verschijningsjaar van het boek, auteur, commentator, enz. Aan den rubricator danken wij b.v, de vermelding van een jaartal dat een basis geeft voor de vaststelling van het jaar der uitgave van den beroemden „Gutenbergbijbel". Toen de boeken nog weinig in aantal en kostbaar waren, was een etiket voldoende aanwijzing. Maar al spoedig merkten de boekdrukkers dat het eerste blad van een boek 23
vuil of beschadigd werd en zij laten dit dan ook vrij gauw geheel wit, om op de keerzijde met den tekst te beginnen. Tot een titel komt hef echter nog niet. Pas in 147o komt de eerste poging van Arnold Therhoernen uit Keulen. Wat Nederland betreft komt Peter van Os te Zwolle die eer toe ; voor Italië de beroemde Ratdolt. Algemeen werd de titel pas tegen het einde der 8oer jaren. Was de titel in zijn oorsprong zeer eenvoudig, spoedig wilden de drukkers dezen wat duidelijker en fraaier maken en drukten de titels dan ook uit houtblokken, op de manier van het Missaal-type. Behalve in Spanje, waar deze poging algemeen navolging vond, werd deze wijze van drukken nergens mode. Haebler in zijn Handbuch merkt ten opzichte van deze houtsnede-titels op : „ihren Wesen nach (sind sie) nichts anderes als Titelholzschnitte, denn fur die Techniek der Drucken bestand kein Unterschied dabei ob man von dem Holzstock eingeschittene Worte oder bildliche Darstellungen abdruckte". Daarom treffen we dan ook spoedig afbeeldingen op den titel aan, in het bijzonder in die boeken die voor het groote publiek bestemd waren. Men zou ze kunnen vergelijken met het stofomslag van onzen tijd. Ze moesten de aandacht trekken. In het bijzonder zijn de Italiaansche en Fransche titels, waarvan later eenige voorbeelden gereproduceerd worden, bewonderenswaardig, zoowel uit technisch als kunsthistorisch oogpunt. Naast de titelhoutsneden of in plaats daarvan, wordt door den Incunabel-drukker heel vaak zijn fraai drukkersmerk op den titel geplaatst. Deze korte mededeeling moge doen zien, dat de Incunabelen nooit den titel gehad hebben in den vorm zooals wij dien kennen, doch dat de drukkers der I 5de eeuw wel pogingen hebben gedaan om den lezer op aantrekkelijke wijze op de eerste bladzijde mede te deelen wat in het boek behandeld werd. De plaats van den titel wordt ingenomen door het „Colophon", waarover in het MENNO HERTZBERGER volgende artikel.
DE COLUMBIA-PERS IN ONS MUSEUM Elders in dit nummer wordt gewag gemaakt van de belangrijke schenking aan ons Museum van een origineele Columbia-pers. Zij heeft een plaats gevonden naast de houten handpers, welke reeds in het Museum was opgesteld en de hierbij gevoegde reproductie doet zien, hoe deze ornamentale, kwistig versierde pers de ruimte beheerscht, waarin zij is ondergebracht. Geen wonder, nimmer heeft een andere handpers, van welk fabrikaat ook, wat ornamentatie betreft, kunnen wedijveren met „The Columbian Press". Van den voet tot den kop, op elke pilaar .of zuil, overal treft men een karakteristieke versiering aan, de Mercuriusstaf van Hermes, alligatoren en andere draconische slangen, een trotsche adelaar, kortom bijna elk onderdeel van de pers is versierd. Het is echter niet zoozeer de versiering der pers welke de belangrijkheid voor ons Museum uitmaakt, als wel de belangrijke plaats welke de Columbia-pers in de geschiedenis der oudste drukpersen inneemt. De houten handpersen immers
24
hadden zich tot in het begin der egde eeuw in een onbeperkte heerschappij kunnen verheugen. De ijzeren handpers trad toen allengs in de plaats, terwijl deze op haar beurt van lieverlede weer verdrongen werd door de snelpers (waarvan Koenig in 1811 het eerste exemplaar bouwde), welke persen een geheelen ommekeer in de drukkerswereld teweeg brachten. Toch worden nog op tal van drukkerijen handpersen gevonden, zij het dan ook niet om aan haar oorspronkelijke bestemming te voldoen. Thans worden zij meest nog gebruikt, of als proefpers, Of voor biljetdruk, e.d. Tot in de i6de eeuw waren slechts geheel houten handpersen in gebruik. De degel kon bij deze soort machines geen groote oppervlakte hebben, hetgeen veroorzaakt werd door veeren en buigen van het hout. Ook eischte het maken van den druk veel kracht van den drukker, zoodat wij ons niet behoeven te verbazen als wij op de afbeeldingen van houten handpersen, hierbij een drukker zien met opgestroopte hemdsmouwen. Door een hefboom (de z.g, bengel) werd een houten schroef, welke door den bovenbalk in een daarin uitgesneden draad liep, naar beneden gedraaid, waardoor de aan het uiteinde bevestigde degel dus eveneens daalde en hierdoor de druk gemaakt werd. Deze houten schroef nu, kon niet van zulk een fijnen draad voorzien worden als bij de ijzeren het geval was en tegelijkertijd even sterk zijn om de kracht die er op uitgeoefend werd, te kunnen weerstaan ; tevens heeft men een sterkere wrijving dan bij een ijzeren schroef. De uitgeoefende kracht was dus gering en mede door de beperkte degelgrootte kon een vrij groote vorm niet in eens gedrukt worden, zoodat dit in twee teugen moest geschieden. Th. L. de Vinne noemt zonder nadere toelichting de uiterste degelgrootte voor de houten pers pl.m. 251/4 x 361/2 c.M., terwijl de tegenwoordige persen van Karl Krause te Leipzig een degelgrootte hebben van pl.m. 65 x 88 c.M. De houten degel had ook nog dit nadeel, dat er zeer veel beleid en zorg vereischt werd, teneinde van een vorm uit een klein corpus gezet (bijv. parel of nonparel) een goeden en gelijkmatigen afdruk te verkrijgen. De eerste werkelijke verbetering aan deze persen wordt toegeschreven aan W. J. Blaeuw te Amsterdam. Th. L. de Vinne geeft hiervoor het jaartal 1620 op. Deze gebruikte een geelkoperen schroef en bevestigde onder tegen den degel een koperen plaat. In het gebruik van een metalen schroef moet hij echter een voorganger gehad hebben in een zekeren Danner, boekdrukker te Neurenberg, die reeds in het midden van de i6de eeuw een koperen schroef gebruikt moet hebben. Blaeuw voorzag de pers daarna ook van een koperen fundament, waardoor, in combinatie met de koperen plaat onder aan den degel, een gelijkmatiger en tevens scherper afdruk verkregen werd dan op de houten pers. Over verdere verbeteringen, voornamelijk tot de laatste helft der achttiende eeuw, zijn bijna geen mededeelingen tot ons gekomen. Eerst in 1772 maakt de boekdrukker Haas te Basel een beschrijving openbaar van een door hem uitgevonden verbeterde boekdrukpers, welke als de eerste ijzeren handpers moet beschouwd worden. Door bijzondere omstandigheden, waar we later wellicht wel eens op terug komen, vond deze machine geen ingang. Daarna kwamen Bosworth, Ridley en Prosser met verschillende door hen aan de houten handpers aangebrachte verbeteringen. Ook F. A. Didot (1730-1804) bracht een door hem 25
verbeterde houten boekdrukpers in den handel, de zoogenaamde „Presse à un coup". Deze benaming slaat op het feit, dat een tamelijk groote vorm in één teug afgedrukt kon worden. Bij de houten persen toch geschiedde dit, zooals hierboven reeds is vermeld, in twee tempo's. Eerst werd het eerste gedeelte gedrukt, vervolgens de degel doorgeschoven en daarna werd dan van het tweede gedeelte een afdruk gemaakt, zoodat eigenlijk tweemaal gedrukt moest worden om een afdruk van één grooten vorm te verkrijgen. Met de kort daarop door Stanhope uitgevonden ijzeren pers, begint een nieuwe periode. Deze pers, welke geheel uit ijzer bestond, werd na vele moeilijke en kostbare proefnemingen door Lord Stanhope, in samenwerking met den bekwamen mechanicus Walker in de eerste jaren der egde eeuw te Londen gebouwd. Deze pers eischte in de eerste plaats veel minder krachtsinspanning van den drukker. De kracht toch werd door een aantal hefboomen overgebracht op de schroef, welke bovendien een kleinere spoed had dan de schroef van de houten persen. In de tweede plaats was het door de zuivere afwerking van degel en fundament mogelijk een scherper en gelijkmatiger afdruk te verkrijgen van de zwaarste vormen, terwijl deze, door den grooten degel in eens gedrukt konden worden. De hoofdverbetering was wel het hefboomstelsel, waardoor de kracht op de schroef werd overgebracht en deze deed draaien. Bij de houten pers toch was de bengel direct aan de schroef bevestigd. Niet alleen in Engeland, maar ook op het vasteland van Europa en ook hier te lande vond de Stanhope-pers grooten aftrek, totdat zij een geduchte concurrente kreeg in de Columbia-pers. Deze werd door George Clymer, geboren te Pensylvanië (U.S.A.) gebouwd. Clymer was van Zwitsersche afkomst en was een beroemd mechanicus. Op i6-jarigen leeftijd trok hij reeds de aandacht door de uitvinding van een verbeterde ploeg. In 1797 begon hij met zijn verbeteringen aan de houten persen, daarna aan de ijzeren persen, totdat hij in 18io zijn beroemde Columbia-pers vervaardigde. Deze pers was geheel naar nieuwe ideeën gebouwd en werkte inplaats van met een schroef of conische vlakken direct door middel van hefboomen. De afbeelding geeft een betrouwbare wedergave van deze machine. De hoofdhefboom op persbalk B is met den stijl A van het frame draaibaar verbonden in T. De as M ligt in een metaal hetwelk bevestigd is aan den persbalk en de staaf L, welke door middel van de verbindingsstukken P en 0 aan den degel bevestigd is. De beide deelen N, welke binnenwaarts aan de opgaande stijlen A en C bevestigd zijn, dienen om den degel een zuivere verticale beweging te geven en dus een slingeren te voorkomen. Aan het uiteinde van den persbalk B is de as V welke B met de hefboomarmen D verbindt, welke laatste op hun beurt weer verbonden zijn met den hefboom FE. Deze laatste heeft zijn draaipunt in F, hetwelk gelegen is in het uitstekende deel van den stijl C. In E is zij verbonden met den hefboom G, welke bovendien in J draaibaar is, waardoor mogelijk is, G tegelijk een horizontalen en verticalen weg te doen beschrijven. De hefboom G is in K met den bengel H verbonden, welke laatste draait om een as I. Haalt men dus den bengel H over, 26
dan nadert het punt E den stijl C. De beide punten E en X komen dus lager te liggen, waardoor dus ook de persbalk B naar beneden getrokken wordt, welke op zijn beurt den degel doet dalen en zoodoende de druk tot stand wordt gebracht. De tegengewichten bestaan uit den adelaar, welke op den hefboom W bevestigd
De Columbia -pers
is en het verschuifbare gewricht Y op den arm Z. De hefboom W draait in de as Q, terwijl de lastarm QR, door middel van de stang RS met den persbalk B verbonden is. Wanneer de druk gemaakt wordt, wordt R naar beneden getrokken en QR dus als machtsarm gebruikt, terwijl dan de lastarm met den adelaar rijst. Als nu de druk gemaakt wordt en geen kracht meer op den bengel uitgeoefend is, zal dus de adelaar willen dalen. Dit stuk van den hefboom W doet dan dus dienst als machtsarm. Dan rijst dus de arm QR en met hem de persbalk B en de daaraan bevestigde stang L met den degel. U is het tegengewicht van de tympaan en het verschet. In 1818 nam Clymer ook in Engeland patent op zijn pers en voerde haar in dit land in. Zij vond hier weldra algemeen ingang. Door de vele aanvragen uit Engeland en uit het vasteland bracht hij de vervaardiging van de Columbia-pers naar Londen over, alwaar hij zich later met Dixon associeerde en ook tot zijn dood (1834) verbleef. In den tijd tusschen 1830 en 1840 was zij reeds op de meeste drukkerijen te vinden. De beste Engelsche en Amerikaansche drukkers waren het er over eens, dat deze machine wat grootte, drukkracht, gelijkmatigheid, schoonheid en scherpte van den druk, geschiktheid om groote formaten ineens 27
te drukken, soliditeit en levensduur onovertroffen was, terwijl ook de slijtage van de letters bij deze pers veel minder plaats vond dan bij andere handpersen het geval was. Ook eischte het maken van een druk minder inspanning van den drukker. De Columbia-pers werd in Parijs door Firmin Didot gebouwd en in Duitschland door Christian Dingier in Zweibrucken. Ofschoon de constructie geheel dezelfde was, ontbrak bij deze persen de origineele pompeuze versiering. Hier te lande werden zoowel Engelsche als Duitsche Columbia-persen gebruikt. Een Fransch fabrikaat heb ik tot nu toe hier niet aangetroffen. De bekende boekdrukkersfirma Friedrich Vieweg & Sohn te Braunschweig, die blijkbaar den verkoop der Columbia-pers van Dingier op zich had genomen, adverteerde in 1838 dat de prijs van deze pers, inclusief de emballage, 290 Thlr, bedroeg. Deze prijs was vermoedelijk belangrijk goedkooper dan die van de Engelsche, zoodat dit het aanwezig zijn van Duitsche Columbia-persen in Nederland verklaart. Het exemplaar, dat ons Museum thans bezit, is afkomstig van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij te 's-Gravenhage. Het is het origineele fabrikaat en draagt het merk „Columbian Press, Clymer & Dixon, Original Patentees & Manuf acturers,1844,1 o Finsburystr. London". Tot op den dag dat de pers naar ons Museum verhuisde, deed zij nog als proefpers dienst en de afdrukken, welke in het Museum gemaakt werden van een vorm van acht pagina's, zijn nog alleszins goed te noemen. Een prachtige aanwinst dus Wie helpt ons nu aan een origineele Stanhope-pers, als schakel tusschen de A. W. BARTEN aanwezige houten handpers en de Columbia?
JOHAN VELDENER EN ZIJN „FASCICULUSTEMPORUM" Ons Museum is in het bezit gekomen van een Hollandschen incunabel en wel een van den Utrechtschen drukker Johan Veldener. Het is de „Fasciculus Ternporum" (in het Holiandsch) van 1480. Eigenlijk is het niet juist Veldener een „Utrechtschen" drukker te noemen. Campbell noemt hem in zijn „Annales de la Typographie Néerlandaise au XVe siècle": „le typographe nomade originaire de Wurzbourg" en terecht ; afkomstig immers uit Wiirzburg, heeft hij blijkbaar in Keulen het drukken geleerd, was van 1473 tot 1478 als zelfstandig drukker in Leuven werkzaam, daarna tot 1481 in Utrecht en beëindigde zijn drukkersloopbaan in 1484 in Kuilenburg. Dat hij van Kuilenburg weer naar Leuven zou zijn teruggekeerd, zooals men ook nog vindt vermeld, schijnt echter aan twijfel onderhevig te zijn. Dat hij in Keulen het drukken heeft geleerd, wordt afgeleid uit de omstandigheid dat hij de eerste Nederlandsche drukker was, die met een uitgesproken Keulsch type heeft gedrukt. Toch moet hij geen leerling zijn geweest van den eersten Keulschen drukker Ullrich Zell, maar waarschijnlijk van Arnold ter Hoernen, hetgeen wordt verondersteld, omdat zijn oudste lettertype het meest verwant is met den stijl der letters van genoemden Keulschen drukker. Veldener 28
heeft echter deze lettersoort al heel spoedig opgegeven, daar hij deze slechts heeft gebruikt in zijn vroegste drukken (tot 1474) te Leuven. Den 3osten Juli 1473 werd hij in het Universiteits-stamboek te Leuven als drukker ingeschreven. Zooals reeds vermeld, bleef hij aldaar tot 1478 werkzaam. Waarom hij naar Utrecht verhuisde, kon slechts worden gegist. Of hem Johan en Conrad van Westfalen in Leuven te veel concurrentie aandeden, kan toch bezwaarlijk worden aangenomen, daar zijn werk in geen enkel opzicht achter stond bij dat van zijn collega's. Hoe het ook zij, een feit is het dat de jaren welke hij in Utrecht werkte, het hoogtepunt vormen van zijn drukkerswerkzaamheid en het is daaraan toe te schrijven, dat men Veldener een Utrechtschen drukker noemt. Hij beroemde er zich terecht op, dat hij niet alleen kon zetten en drukken, maar ook letters kon steken en gieten, zoomede houtsneden vervaardigen. Voor de vorming van de Nederlandsche drukletters is Veldener dan ook van groote beteekenis geweest. Hij heeft de lettersoorten, welke voor den Nederlandschen boekdruk karakteristiek zijn, deels naar voorbeelden van handschrift ontworpen (het schrift dat toenmaals in het hof van Bourgogne in gebruik was), deels in den vorm gebracht, waarin zij school hebben gemaakt. De vorm, in welke de letters in de Nederlanden verbreiding heeft gevonden, gaat op Johan Veldener terug, die deze voor het eerst in 1476 te Leuven voor den druk van een kalender heeft gebruikt en ook als letter bezigde voor den druk van zijn Hollandschen „Fasciculus Temporum" van 148o te Utrecht. Het karakteristieke teeken van deze Nederlandsche lettersoort is een M met dubbele voorlijn. Deze M komt wel is waar ook vaak voor in Italiaansche letters, doch deze schijnen geen invloed te hebben gehad op de Nederlandsche typen. De „Fasciculus Temporum" geldt als het belangrijkste typografische werk van Veldener. De hierbij gegeven reproductie geeft een viertal pagina's uit dit boek te zien, waarbij de handgekleurde houtsneden zoo getrouw mogelijk zijn weergegeven. Eigenaardig is dat de houtsnede welke de stad Delft moet voorstellen, meerdere malen, alleen dan anders gekleurd, voor andere steden als
illustratie in dit boek dienst doet. In de Bibliothèque Impériale te Parijs bevindt zich een exemplaar van dezen Hollandschen incunabel, waarin men aan het slot, met dezelfde letter als de tekst van het boek, in een vignet gedrukt vindt de regels Loeff Ketelaer woennende tutrecht in loeff bermmakers straet borgher Dit heeft wel eens twijfel doen ontstaan of inderdaad Veldener dit boek heeft gedrukt, of wel dat Loeff Ketelaer de drukker was. Volgens Holtrop in zijn „Monuments typographiques des pays-bas au XVe siècle" zijn deze regels echter als een soort ex-libris te beschouwen. Loeff Ketelaer was een broeder van den Utrechtschen drukker Nicolaas Ketelaer, woonde in 148o in een straat gebouwd door Loeff Berchmaker en naar dezen genoemd. Deze Loeff Berchmaker werd in 1483 bij een beleg van de stad gedood. Merkwaardig is ook nog, dat talrijke verschillende watermerken in het papier van dezen „Fasciculus Temporum" voorkomen. Hierover en ook nog over eenige nadere bijzonderheden, dit boek betreffende, zal in een volgend opstel een en A. W. BARTEN ander worden medegedeeld. 29
GEGEVENS BETREFFENDE UTRECHTSCHE STATEN-, STADS- EN AKADEMIEDRUKKERS MEDEGEDEELD DOOR G. A. EVERS I. STATENDRUKKERS 1586 HENDRICK VAN BORCULO Sur la requeste de Hendrick van Borculo, emprimeur dans la ville de Uytrecht, d'avoir octroy emprimer telles livres et aultres pièces qu'en ceste province viendra d'estre mis a stampe, est ordonné qu'on fera acte par lequel soyt consenti au remonstrant d'imprimer tout ce qu'en ceste province ou pays d'Utrecht surviendra d'estre imprimé. Resolutie van den Raad van State, z Mei 1586. 1586 JAN CORNELISZ. (VAN EVERDINGEN) Onderaan de titels van verscheidene in de jaren 1586-1589 verschenen Ordonnanties, Plakkaten en overeenkomstige drukwerken noemde „Jan Cornelissoon" zich „ordinaris ghesworen Boeck-drucker van (zijne Excellentie [den graaf van Leycester] ende) mijn Heeren Staten Stichts van Utrecht". Zijn aanstelling tot Statendrukker is echter niet in het Statenarchief gevonden.
Drukkersmerk van Jan Cornelisz. (Van Everdingen)
30
CC fsgtimi woos Dit-1461 ^« €N ct uí¢rb¢ a (oñojtt grew Dirac( a el iZX nors axtt) * ní var) Qeenst It @r vat) ortefeantie leer PefCgtCU tutfftcoc6tftl 5c{¢ Tuff Dirce macs cans iot ADca ín ea) fcca vary came-1j var} luDtc& . baa 13í dat f2tcafni2toot pare beó 8iop6o 8&ij QjIcv 6í ont: fiat) env bí¢ ezixo met ter) eij uwubaz) 13,,y ouaru erg of Oftag620 !at aitlicaciLtij 1}2n, motto) two &ÇÜWn net $27/) *be áoe gcffbnc9 í» 4an quan) ró ve boot* a tit outdoor* mufQ Íoá
finte áaQr
í»
vier
pp") t»ortttj gauangarp.
rer&anacb,
offai,asbtCa mam
t^ ^ ^ •
dia toepmannatfr
ilihriptf Diva 1ou am car fitueigm gad Wino) tta$ tvo gtze fmtt:) gitt Baer wart nip to) votipsbm find gtfi a (ii# v^anáetl vat) tij vat) ^, a tij 61 (iar(f m tmQen t,ogljcr) baar v^ dnt mat va mad int jam aret) »a op Die t3uoc í»t catafiar eij wart tuv Esgau mit ^van¢nbar rotua¢rt Om
•
t
act '•
totrnont
r)) jaar tent aía tape afro g noá
»it
tau¢
BO?b »gag Çfc gtu i, ) ' • ^ nt nark iaat'ant 6¢¢r vats b pi¢ jtttnt Eiij j anca ttre dab ft trim beg ¢ríngt)a) 152r magi' vc* gaal 141 ptte aírta ante wart gave na bcrJ va`átt War rear) fout)^ ^é 7í.¢ tap faen mtc6tctt cn »a»1 co: E)t í¢ anbm pa) t3iijLounø pün fnbz co) tuuc6b¢r ttinea pOitYpe vary vntntfzríjca Et math na Oacro ucí^axec toot Çne tvfe cu¢ . alto raag tag gte vak o¢(inrierCattt acv fatica. Op to) jijt beat gam f3on6 fjI) aEandrr) 60 varmint)) ro Ruff 6í Ceggati ii eel) tiny qie# fjemaartaij flbcc tn riaaat rttit t¢ rár) ftct naPca on) íar) mibbacq ro qua» jonc1310 dam t¢g 1)zrtogi)n) etoeur va Out i32n) ir nip)) opk dint tij fct3 i» gut ffouno varmo»tv daar ail' too wat argue Ronne vela op Die ^íí^ rmt aa¢rcódre mannap tij met áuí` mannar) j 1Mcnte vat) *Otto ante gt,cuè Rowse; wart Ouo¢rt tot Qgt^ton# cit¢rf¢r ante
aírta g
!'tvt
te*
^'
Dí¢
t srn mil
goon DoefO:gt.
o6t ná aunts:to) bí¢ gettumeí ^¢Q Ofttrupt bat) farret) gr¢tc¢ fConsrs íáu¢ aí¢ í g gemaect voec6t vanterj jan ga) jonc5¢er birc&vats k 6i berd rib 31cap eij fcbij ná Vj3flt aïJ vary peewit ná¢fPant tagícrá ant vary Mrnt, ixifiQACa ¢ij vrehRCe pítj ;atv VcrncL.
tf
cuirnt (13ttmt fozflG miff van I2pO2ant na greef fiotn6 1e*G mantoot ro Eerict3 goEtant vats koeti áí»t3 =Om twee jaer ranc6 ftsb: á+¢ non ft be mat) wó6ert aard afa¢ttberet) gat • u4 attrjct6
«&Wat ná fOt6rnctl cij 6ifop 80qu gJrnt jjarano t3cicij Qï^ t80 ^wEat) (3^¢r nark »dal m fp7 1f.ant 6i Ceptvt)dIntg baai witfa a»^vá vt^c6t mit a ictø fiitfoatr ao¢ctjt vary (Want anbv t»ne qua» tcu m8B¢rt jonc tlaer vert ate for gt3nioc6teij Ina int eari mof gtu w66crf roíjc&tr) ¢q ',tribes rot i)Aant ¢nà bet) Itt;4jt trert verDueuar) mit fij wíjffenbe mit fij nt. Act3 t
i
101)
.yz
1
r
1}g .^
,
t.Rt J
R
k ° k.
t .'^N
t
4..
t
d
,f
ry'4í?
,
ant ,
i
.,,, ij WV vt^ ^aar
tiobeicaert
" ' tva«tuQ vá nn^r $u^O^ g rfoc^ vatjvCotfjr^c^ ^ant . R 'aer Canal ^n^ ^i t^ert m á'' ^ (^¢ó^ mit ccac^ 6e^.. ^l^l^
^ t
E
Á^ ,
6t ^ot 6¢ó^anc voer eajaec^t ^ant^ ^cQr ^^e g$4uft^ , .e ^r^c obauaert tc^óeb¢ ^^a narj ^^ ? 41.3n.^ ^^ ^ ^ ^ ^, , ^se,, t'tv ce fctoe)) ra a^ ^ ^ma6 ^er ^; ^^ moen^at ^ ^ ^ tangfj¢ %^^ 1 ^
^
.
^
'
Q
^
"^
*
.,,
x
^^
,
.:
._. . .: t,a. .'°,. :.„. . .
..
_;
,
1.,
,^
y „
^` r .
:
aerjx t^ foc^ ^^e ^^c^ t^obut, mt nt ^^^ $1^o^ mam^ naj ^ta¢cfjt ta^ ^uQ^ varj , mact3t Die tva micro) ^^¢r ^^ ^ r bobat $zoc^t ^ t^j 1tix t^nt ^n^ o ^^^ t3i k ^^^ ^ tro^ $mnQ a^erna¢i^ . vtx^h e ver^tamQquamt) ^ tmtpalm mac^ er^ 6c^aqf^rj aQcmar bie o^ ^t t^ert urr ^ on(eftbb^j ^^ ^ áaar f tví^^ ^ thtjartoc ^an c^ ^ verfraget áaer 6^uQ m^fI;?bzt)^ ^ vi "^ ^ ^i bnot ver^^^j Í^ 4,5.veef warsf^uan ^ nar) oe vat' ont Q4kt-re ^ ^er eeee ^^ ^^^e^tc ^ ^ fit ^arttvbxt3obuert ief)1t ¢i vat) merftirieraint • ï
'
^-f_ ,WL0,4i CiNrce bit brfte afro g6znoeitit rue fI?oune Ç&t) ma g Die vii gteue vá OotYant /octant ¢n Fp2r vary vricrant r jaer rotra Ti na») eet) roiiff ¢r{ tjiet mítiPEjiroig tee mogfjc¢nb¢r) trttx oc^ber vary ra fret) bm¢r fj i 6t ward fozn bt na ti;u mat fnte eel) fri 3íet mecfj EePf enig vivo fjz. .ríbgfii»nc val oQrQen g 1Enb¢greuetanc do ivct (Kant mit vrebz &refer) dab 10 w¢a¢r feet) in, Die vtiere)) fijip renal) eii rijt) ter1caRi cute wouter) aqÇ ure fftij • Oar boecqgr¢u¢ aírce mit ¢¢r) aPfet) mogktaet) 6zer nark voQca erf (#áeá íeg E 2r) tkíe mi¢ rare i» ener) 6ari mijnt ¢fi Marl (211) tone (ant Çivijtv off opt)l pfe dEttZx í» ; 4t) erfct) ffrrjt trrzbm tree e77) nti¢(an u¢rrPagQ¢r) (tnbe inter) anb¢on) Çjv tref Pe vric('cv lo tvijff Co mark marts grew aírte t¢be tríjff¢ij eijnt dot fta j dar: txuQerte vrie(rant die fex. t j ríjfEa (Waite vary haittievr (fall te^¢ caet vtintt çtue n'ca eij well tot agmont &Tutu/ i «în¢ aí¢ uij tanb nart tm&v ende io PtZzU1) 6i ttj marl int crOQjier rarffop vo¢r(crxuer). Ç
rírj ja¢r 3tneie ana¢rb¢ d(j1Tiontgr,ut bitcø fZø ma g bit níá grate vat) fjoRant eij bard tterant 3zr vá ráejt'ant 0j jaer flncU ájí non eet) míjffqí¢E jaztrotriCta ¢nb¢ wa g tee fierfero Wt6anu g f1ft
hut. qi t31 wad Drie roer) eij !Qt) bat (jeer tie c¢rff¢ 1oe 6iet airco ende traa g gau¢ na áer) vaóer bit antler joeg 3ie fttbz Die brrbe foet) Liet fmot q ij aí¢ tocqárr t3iet ttn'ijca ¢nbe ma g ¢¢r) fit5ael) joffer i1)ft queue ma y g iAttzr fronts:5 Die v¢ff Qfi mag edit rcOp et) bard aim urea) rann nark 5mtoptttifoz vats a¢fmiffet) 6¢ gf): utr) (tHte 61 6:4Z) meer au¢cijb¢v ¢Í iQQCtjeEb¢tJ Áaá ¢níc13 vat) fhte voeruero. Ont ;aev 11 fc ííi} fiarff tere a gteue fI?on op bie ní rtona g -vat) 'new Qtj wort &triu »rat gvoter mEua¢rt 6i fjij out¢ro tot gmont nt &¢C#¢r Ottliz pztron voer trmanff if nt fZt¢ y eti' gocEo eij raQPfi,naí¢a¢r) Qtj rgmmQret) aft) áaá cCOafiQr vary regnfeoxc6 fnbe ri out fit reEnfeOZdj 6 int &erf¢r. ravffop Die e aaEnb2G vary ;umu
4l:cQ pia re allo tflômt «tcu 1° i cra g áíe gout bath 6dnt bad Ieerant t)2er rare vrtQ(Pant jaer I'mcL fnt, man) ¢a» m0M) 134 fopt3üa wao oífrrJ bei paefgrettm boc66erba¢r 6i wat) ftozon pt rict Oznigre moat nark EpQant aïs oft bit grew aart vat) gent5h) inj eattetrij4 óíQ 8ticop v^ vttot weit aïs p2kUltr 6o4gau¢ vak leetant ¢nbe aít two Die ¢Qrf#Q L3etmy tcttaard ft einbc fjítr o qua»se) boort} ¢ij ASE e¢t) ¢nieC tocqter bit nar mat ate %ai} vak noem fnbnoct3 f3at) grew i*tt4tttxij (. fig roAia .:. Of. vary tertfikrefj xttntV Poo) joffer • bírca afermug bie oft roael tien gout oirra Die gaff teratI g b ' ' teercap vary otriftreen ark vary meliBcrgEjm m o¢(inriarPant. ¢ij nsij 10 bncc tv(¢ gweff birce varJ ()Aida tot ifjaufatim tij »t jaag ft bus anbn¢n ja¢res gua ^» ux7+er m rtaet) ¢n v¢r(oci3t bst) p onto) bit 3mt grater we¢rriíci)ott otttfince 4nt í¢ pa¢u g 3nnocnthiøonj a¢; Egh minus ibt) 1UUC& 10 gaff tjs bat c#ev Wt ¢gmon nt Ent ^ 13ozet3 míá ae $o¢r Eerttinffiz ri no 1343eev of na»iáeeg t8i »toga) tat bic fat Om Pet) føiContvtj Peg rad wmm aí¢ panto gaffo¢ta mete onto Om nreey ¢fib¢ Olitietgtet)te
treae y ¢a¢^ o»^ eet2 t^;e ^^uá t^irre _ i34nt ___I" FF ^^ ^^Q^ ^}'^ ^
1/1 pv1tj
^^
fr
J. t
l
^^ wá`4 ,?..i w c. .rá• ^
pt set
etij toe ar b¢ e ¢óQP na
txubírcfl op bí¢ no 'Lao vary au^c^fug ^ mart eevutt) dot QgmAnt int ct^^r ^# fribz 1opia aí¢ uí»n¢ 6c!fr n% doer mail toot m Dar* eï^it&tini, ¢ij í» admi(fen Oucti fontt of faftti fhb: F way foøiucec3 w44 mant go5) 0, 42r fier mil ta a s tt Ci z¢) uwat to) ijt two e a p g mum: uaert « tAe tot fin j4o6 ín «arret) di (í quarry 6i ong^¢uaeia onbze mo¢r ^e nams aí¢(¢ ptns beat ᢠRaar) &IT d¢nnoeót f¢ nam¢r'eti Die moatibenaQties6auatJ fati ¢rf in)árt^ rnoc^ t3n1nijt rota') noch $oei arre a q*ic but)tote it uFraimt rare fitt ik j4cD8 nt aPg aí¢ moeitettaeres bit Peet) uarfi4c469l f)m) exAtet) Our g; fhb: a oil Ïiltl óntftrmf)arácEj¢gt bit t3ijt 5¢m v¢rgaut. te1e pogo: aaoutn¢ ai¢ go') Cieff tb4 twee war f ebt iuAn;ftsj 11frf gout ezwetri io flute* wecffteil keigt3: due g52ttosi)ro ig baar sfpfiot Ho) op Die » 43;t* ot) octoeer aEt áaarijegoautvi»tuauerct^^$eCpitacr6 jaer ono acet;
L
^ ^,rr. N..../.v v.......w ...w.,..11^ ..I^... rw,.^r/i.^•^ •^ ,.. .. r^ ^ ^..^y A^^^ ,.t`J .+^•^^^CJ ^-^, ^S^ • ^^ ^ y t^ ^^LL . W^.W•t Wv^.L./'vt }kl. • rT ^^.+. 1,^a^^,,1, ' ^^ir{ i rR 11 l`^ ^ ^^ ^ '^ ' '^^ Y^+'f ru:-‘.13 -^^^1 t ^ ^1' `^^' I 4+,^.^ ^^ 1'•^ :.r1.7 ^^.^^.^a^^ ^....^......rrw. 1..^P.w..F.......^rw^.r •
6.5
.i^ ll/f 1 ^^;..,7
^ ..r^^,,^,..r^^^^^,^^.^^^ n...^..r..
^
^
1.11 r a • tlaquo Triumphi
^•^r r8;^Ç^
a Senaw
1 ,>^populoque Tt•^ieC`^^n t^llu ri inu^s incel r ^„ ^ , • . ,E . 7obertus Du dl^Eus C omes LeICES I' • ^ • C,^c, T.raie^tr ^atauotu^ ehce tus ^ • F e ^nn^a re tst^ alutrs c^
^
s
^^
^lyS
8 6
rt
quarto idus Mart4.
^ ea
^-
^;
a^^
1 gd
^^y ^ ^.
^{ ^
#^,^^: ^.
^
^^^
}^
I
^
,^ , ^ {(♦ ^LLL /.Mt` 3 ^•\
^^
^ _ ^^ ^ ^^ ^$
.J'.^ ^^
VL T R,A4
ECT9 .
Henricus B o rcutous Excic1ebat. Anno I 5 ^ 6.
,^^ ^^^ /'
Tj
^ ^`^ ^^ ^^ ^^jc^ ^`^ ^ ^^.
^^^T{;^rN , ^^(^^^ ^ ^i r,^G^1`^°c^rt ^ ..^r^ ^.
ta^1,..at r ' •..1^/1.1114/ aL 1, \'^t7^. !✓ d.1J \^„ ,r^ y^ ^^^rr } y^, y l• ^ f . ^ ['^ ^1 'JM •l 1J 1 ^f ,.,., .^.: .L ^i' al. Li'Ol d ^
v^
^^^
^.Lf/.TI ^3 , y,,. f,•, f S; ,1 swimax.mINN•
.......•r 1
Titel met drukkersmerk van Hendrik Van Borculo : woonende onder den Doms-Tooren int vlieghende Hert
31
Hij woonde in 1586-1587 „aende Gaertbrugghe inden gulden Enghel", in 1587-1588 „inden Enghel bijde Hieronymus Schole". Op de laatstgenoemde plaats had hij vermoedelijk ook vroeger gewoond, want in het eerste Lidmatenboek der Ned. Herv, kerk komt voor onder „die namen der genen, die meth ons dath broot des Heren gebroken [hebben], up den dach van Pinxteren, als tho weten, den 7 Junij, anno [15]79 : Johan Cornelijs, bij de Hieronijmus schole". In 1595 was zijne drnkkerij „onder de doncker Gaert" gevestigd. 1 592 SALOMON AERTSZ. (DE ROY) Salomon Aertsz, de Roije wort aengenomen voor Ordinaris Drucker vande Staten van Utrecht. Dije Staten vanden Landen van Utrecht gesien hebbende de Requeste van Salomon Aertsz., boeckdrucker, versoeckende, aengemerct hij bij die van Gelderlant versocht is omme tot Arnhem te commen resideren ende ordinaris drucker vande Staten van Gelderlant te wesen met presentatie van vrije huijshuijre ende seeckere andere vrijdommen ende emolumenten te vergunnen,
Drukkersmerk van Salomon Aertsz de Roy, vroeger gebruikt door Coenraad Hendriksz. (van Oosterwijk) te Utrecht.
Ander drukkersmerk van Salomon Aertsz. de Roy vroeger gebruikt door Jan Cornelisz. (van Everdingen) te Utrecht.
presenterende in sulcken gevalle altijt te blijven ende die Staten ten dienste te staen. Ende hijer op gehoort hebbende trapport ende advijs vande ordinaris gedeputeerden die met den voorn. Salomon Aerstz. gesproocken hebben ende opt behagen vande Staten overcommen zijn, dat den voorn, Salomon Aertsz. beloven sail van hijer niet te sullen vertrecken dan met consent vande Staten, dat 32
hij oock egene wercken en sail mogen aenleggen ofte drucken dan bij consent vande Staten ofte haerl. Gedeputeerden, ende dat hij generalijck den Staten in alles gehouw ende getrouw wesen sail ende tselve bij eede belooft hebbende dat die Staten hem alsdan houden sullen voor haerl. ordinaris drucker ende daerenboven sullen doen betalen die somme van hondert ende vijftich ponden eens, tpont tot veertich groten Vlaems gerekent, daer van hem ordonnantie verleent sail worden op Willem van Asch, ontfanger vande enckele oudtschiltgelde, te betalen d'een helfte gereet ende d'ander helfte over een jaer. Soe hebben die Staten tgene voors. is geapprobeert ende geordonneert tselve naegecommen te worden. Gedaen t'Utrecht den xven Decembris XV c twee ende tnegentich. Onder stont : Ter ordonnantie van mijnen voorn. heeren die Staten, Ende was onderteyckent G. de Ledenberch. Op huyden den tweeden Martii 1593 heeft Salomon Aertsz, gedaen den bovengeschreven eedt in handen vande Gedeputeerden vande Staten voorn., mij present. Ende was onderteyckent G. de Ledenberch. Resolutie der Staten van Utrecht, 15 December 1592 Acten en Commissien der Staten van Utrecht, deel 11, blad 259/260. Volgens de rekening van het Oudschildgeld 1592'93, blad 270-272, is De Roy het bovenbedoelde bedrag in twee termijnen uitbetaald. Blijkens mededeeling van den Rijksarchivaris in Gelderland te Arnhem, dd. 14 October 1926, is in de voor het onderzoek in aanmerking komende archivalia der Staten van Gelderland niets omtrent den boekdrukker Salomon Aertsz. de Roy gevonden. Requeste ende appoinctement daer bij Salomon de Roy versoeckt ende obtineert, het druckerampt der Ed : Mo : Heeren Staten s'Lants van Utrecht, naer sijn doot bedient te mogen werden bij Abraham de Roy, sijnen zoon. Aende Ed : Mo : Heeren Staten s'Lants van Utrecht ofte der selver E : M : ordinaris Gedeputeerden. Verthoont seer dienstelijck te kennen gevende Salomon de Roy U : Ed : Mo : ordinaris drucker, hoe dat hij suppliant U : Ed : Mo : den tijdt van omtrent zes ende dertich jaeren continuelijck (soo hij meijnt) getrouwelijck heeft gedient, verhopende daer inne ten uijteijnde sijns levens als een goet dienaer te continueren, Ende gemerckt hij suppliant groote costen heeft gehadt omme deselve sijne druckerie wel ende naer behoren te sorteren, Ende dat hij als nu tot hogen ouderdom gecomen wesende, oock door sijne dagelixe sieckte seer verswackt, tot sijnen adiunct gebruyckende is sijnen outsten zoon Abraham de Roy, oudt negentien jaeren, den welcken hem suppliant den tijdt van omtrent vijff jaeren heeft geadsisteert, ende oock (sonder jactantie gesproocken) soo wel inde druckerie ervaren is als hij suppliant, soe heeft hij suppliant goetgevonden desen U : E : M : te presenteren, versoeckende seer ootmoedelijck dat U : E : M : gelieven den voornoemden sijn zoon nae sijns supliants affsterven int voors, ampt van E: U: Mo. ordinaris drucker gratieuselijck te beneficieren, Ende sulcx doende, denselven Abraham de Roy tijtelijck aen te nemen, ende hem suppliant 33
daer aff te verleenen acte, opde baten ende prouffijten daer toe staende. Dit doende etc. onderteekent Salomon de Roy. In margine stont : Die Gedeputeerden van de Staten s'Lants van Utrecht, Gelet op d'inhout deser, genegen sijnde den suppliant sijn versoeck te favoriseren, consenteren dat nae sijn overlijden sijnen soon Abraham de Roy in dese genomineert, het druckerampt der .welgemelte heeren Staten sail mogen bedienen ende excerceren op alsulcke baten ende voordelen als daertoe staen ende behooren, ende den suppliant ten regarde van dien is genietende, den voornoemden Abraham de Roy, voor nu als dan ende dan als nu met het voors. druckerampt gratieuselijck beneficierende, Ordonnerende allen ende eenen iegelijck die t'selve soude mogen aengaen, hem daer inne geene moeijenisse ofte verhinderinge, maer veel eer alle goede bevorderinge ende gunste te bethonen, Gedaen t'Utrecht den xijen Februarij 1623, onderstont : Ter ordonnantie als boven, onderteeckent Acten en commissien, Deel XI, blad 209-210. Ant : van Hilten. Op de requeste van Salomon de Roy, hare Ed. Mo, ordinaris drucker, over den tijt van vijftich jaeren getrouwelijck gedient hebbende, versouckende vermidts het overlijden van sijn soon Abraham, mitsgaders ten regarde van zijnes suppliants hoogen ouderdom ende impotentie, tot een mede hulper te moghen gebruijcken Amelis Janss, van Paddenburch, bouck-drucker ende borger alhier, zijnes suppliants susters soon, denwelcken zijne druckerie met nieuwe schoone letteren versien heeft, waer door hare Ed. Mo. te beter gedient, ende hij suppliant zijne oude dagen gesoulageert soude wesen, temeer nadien denselven Amelis Janss. niet alleenlijck bij sijne onderteijckeninge belooft hem suppliant sijnen oom van alle nooddruft te versorgen, nemaer oock de weduwe van Abraham de Roy voornoemt te sullen doen alle mogelijcke bijstandt tot herhijlick toe. Is geappoincteert. De Gedeputeerden etc. gelet op de redenen ende presentatien hierinne verhaeldt ; consenteren den suppliant, dat hij sijn leven langh geduerende, ten fine als in dese tot een mede hulper sal moghen gebruijcken ende te werck stellen op sijnen naeme : Amelis Janss, van Paddenburch sijnen neve hierinne genomineert. Resolutie van Gedeputeerden, 28 September 1636. Jan Willemsz. van Rhenen, borger jen boekverkooper] t'Utrecht. Ende heeft voor hem ende sijn huysfrouw.... ende voor sijnnen erffgenamen getransporteert ende overgegeven als hij transporteert ende gaff over mits desen, Salomon de Roy ende Anthonia Tacks sijn huysfrouw ende haerluyder erffgenamen, die alinge huysinge ende hoffstede.... gelegen inde Lege Jacobijnenstraet aen de westsijde der straten, daer de Peperstraet suytwaerts ende Roeloff Spycker noortwaerts naest gelegen sijn.. Register van transporten en plechten, 28 Juni 1604
Blijkens de adressen op de titels zijner uitgaven was De Roy tevoren „woonende inde [Lange] Lauwerstraet, bij die Weert-poort", van 1604 af „inde Leeghe Jacobijnestraat (thans de Predikheerenstraat), inde Druckerije". Salomon Aertss, de Roy, boekdrucker t' Uytrecht, als man en voocht van Emmichgen Matthijsdochter, sijne huysfrouw.... Protocol van notaris Jacob Gerritss. van Herwaerden, 5 September 1595, bl. 98 34
Salomon de Roy, weduwer van Emmeken Tyssen, ende Tonijnken Tack, jongedochter van Brugge. In de Buurkerk ge (her) trouwel, 3 Juli 1603 , Antonia Tack, huysfr, van Salomon de Roy, drucker, nalatende haer man mit echte mundige ende onmundige kynderen. In de Jacobiekerk begraven, 7 Juli 1634. Salomon de Roy, drucker der Ed. Mo. Heeren Staten, nalatende een overleden zoons twee onmundige kynderen, echt. In de Jacobiekerk begraven, 16 April 1639. Abraham de Roy, j.g. van Utrecht, woonende bijde Vyebrugge, [met] Haessjen Aelberts van Roodenburch, j.d. van Utrecht, woonende mede aldaer. Aangeteekend 31 December 1626, in de Geertekerk getrouwd 14 Januari 1627. Abraham de Roy, inde Predicarenstraet, nalatende zijne huysfrou mit echte onmundige kynderen. p. [p. beteekent aan de pest gestorven.] In de Jacobiekerk begraven, 3 October 1636. 1639 AIVIELIS JANSZ+ VAN PADDENBURCH
Drukkersmerk van Amelis Jansz. van Paddenburch
Later drukkersmerk van Amelis Jansz. van Paddenburch
Acte voor Amelis Janss, van Paddenburch als ordinaris drucker van hare Ed. Mogenden, in plaetse van wijlen Salomon de Roy. De Gedeputeerden vande Staten s'Landts van Utrecht, Gehoordt de lecture i Janss. van Paddenvande Requeste aen hare Ed. Mo, gepresenteert bij Amels burch, bouck-drucker ende borger t'Utrecht, waer bij hij suppliant te kennen gaff, hoe dat wij gelieft hadden den xxvijen Septembris 1636 hem te constitueren tot mede hulper van Salomon de Roy, der welgemelde heeren Staten ordinaris drucker, blijckende bijde geexhibeerde requeste ende appoinctemente, waerinne 35
hij suppliant tot den huijdigen daghe toe getrouwelijck gecontinueert ende sich (zoo hij verhoopte) tot onsen contentemente gequeten hadde, als hebbende tot dien eijnde zijne druckerie van alle nodige caracters ende letteren overvloedelijcken voorsien, jae sulcx dat hij op eenen tijt thien off twaelff bladeren teffens setten ende ons verthonen conde ; dat mede den voorn. Salomon de Roy als nu deser werelt was comen te overlijden, ende hij suppliant hem sedert den jare 1636 voors. niet alleen en hadde geholpen, neen-maer oock al enigen tijt te vooren alle der welgemelten heeren Staten-placcaten ende andere saecken alleen buyten toe doen vanden voorn. Salomon de Roy, vermits zijnen hoogen ouderdom ende impotentie hadde gedruct, zonder daer voor (inder waerheijet) eenen stuijver genoten te hebben, alsoo hij hem suppliant zeer nae in maechtschap bestondt, ende den selven de Roy (Godt betert) door quade fortuijnen ten hoochsten in schulden verloopen zijnde, de prouffijten vandien tot zijn nodich onderhoudt moste hebben, alle twelcke hij suppliant aenden voorn. Salomon de Roy zijnen oom zalr (zonder jactantie) in zijn leven geerne hadden laten volgen, ende als nu nae zijnen doodt, hem wt christelijcke compassie noch soude moeten doen begraven, mits-dien ons oytmoedelijck versouckende ende biddende dat wij goedertierlijck gelieven wilden hem suppliant met het voors, drucker-ampt van den welgemelten heeren Staten (als nu vaceerende) te voorsien ende beneficieren met de emolumenten, baten ende prouffijten daer toe staende, onder belofte (die hij suppliant daer nevens dede, van het selve drucker-ampt te zullen bedienen tot hare Ed. Mo. ende onsen zonderlingen dienst, als mede tot commoditeijt ende gerieve van alle derselver particuliere goede onderdanen, Zoo ist, dat wij omme voorverhaelde redenen den suppliant in plaetse van wijlen zijnen oom Salomon de Roy voornt., tot ordinaris drucker der welgemelten heeren Staten geaccepteert ende aengenomen hebben, gelijck wij hem suppliant Amelis Janss. van Paddenburch daertoe accepteren ende aennemen bij dese op d'emolumenten ,baeten ende prouffijten daer toe staende ende behoorende, midts dat hij sal gehouden wesen hem in het voors. drucker-ampt wel getrouwelijck ende met alle neersticheijt te quijten ten meesten dienste ende gerieve vande welgemelten heeren Staten, midtsgaders van ons ende anderen zulcx incumberende. Waerop hij Amelis Janss. van Paddenburch voornt. ons zal doen den behoorlijcken eedt, ordonnerende eenen yegelycken dien dit aengaen zal hem voor hare Ed. Mo. ende onsen ordinaris drucker te houden ende kennen, midtsgaders het effect deser daer ende zoo dat behooren zal volcomentlijck ende gerustelijck te doen ende laten genieten. Den fixen Aprilis 1639, Acten en commissiën, deel XXI, blad 57-58. Requeste waerbij Amelis Jansz. van Paddenburch versoeckt en obtineert octroy, omme alleen ende met seclusie van alien anderen, indese provincie te mogen drucken Haere Ed. Mo. ordonnantien ende placcaeten, Aende Ed. Mo. Heeren Staten 's Lants van Utrecht ofte Haere Ed. Mo. Gedeputeerden. Geeft in all er ootmoet te kennen Amelis Jansz. van Paddenburch, U.Ed, Mo. ordinaris drucker, dat hij suppliant als nu te drucken heeft U.Ed. Mo. generaele 36
ordonnantie op tstuck vande verpachtinghe der Generaele middelen, ende beduct sijnde, dat eenige druckers dvoorschreve ende andere U.Ed. Mo. ordonnantien souden mogen nae drucken, soo versoeckt hij suppliant oitmoedelijck dat U.Ed. Mo. gelieven hem te vergunnen speciael octroy omme de voors U.Ed. M. generaele ordonnantien mitsgaeders alle ordonnantien bij U.Ed. Mo. geemaneert zedert dat hij suppliant in U.Ed. Mo. dienst, tsedert den jaere 1637 geweest is, alleen ende met seclusie van allen anderen sal mogen drucken, gelijckelijck mede octroy over d'ordonnantien ende placcaeten bij U.Ed. Mo. nae desen te statueren met speciaele authorisatie, omme tvoors. octroy inde voors, ordonnantie ende placcaeten te insereren, ende dat opde verbeurte vande exemplaeren, ende sodaenige poene als U.Ed. Mo. gelieven sullen tegens dcontraventeurs te statueren. Dit doende etc. In mergine stont geappoincteert. De Staten vanden Lande van Utrecht gunnen ende accorderen den suppliant bij desen speciael octroy als wesende Haere Ed. Mo, ordinaris drucker, alleen ende met seclusie van allen anderen, in dese provintie te mogen drucken Haere Ed. Mo. generaele ordonnantien, roerende dconditien vant verpacten ende heffen der generaele middelen over dese provintie, mitsgaeders alle ordonnantien bij Haer Ed. Mo, geordonneert, sedert den jaere 1637, dat hij dselve als ordinaris drucker gedient heeft, ende alsulcke vordere ordonnantien ende placcaeten, als Haere Ed. Mo. nae desen souden mogen goed vinden te statueren, interdiceerende alle druckers, ende andere binnen dese provintie, d'voors. generaele ofte andere Haere Ed. Mo. ordonnantien ofte placcaeten nae te drucken, opde verbeurte van naegedruckte exemplaeren, ende bovendien d'somme van hondert ponden van xl grooten 't pondt. Ende authoriseren den suppliant oock speciaelijck bij desen, omme dit Haere Ed. Mo, octroy inde voors. ordonnantien ende placcaeten respectieve te mogen insereren ende eenen ijgelijcken bekent te maecken, ende notificeren, ten eijnde daer van niemand eenige ignorantie hebbe te pretenderen. Gedaen t'Utrecht den xxen Januarij 1647, ende stont ter ordonnantie als boven ende was onderteeckent : Ant. van Hilten. Resolutie waer bij een ijder geinterdiceert wort, Haere Ed. Mo. ordonnantien ende placcaete, inden voors. appoinctemente ende octroye verhaelt, nae te drucken ofte de selve in dese provintie te vercoopen. Extract uijtte resolutien vande Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht. Veneris den xxijen Januarij 1647. De Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht, gesien Haere Ed. Mo. appoinctement, den Zoen deser ter beschrijvinge verleent opde requeste vander selver ordinaris drucker Amelis Janss. van Paddenburch, ende geleth opt mondelingh versoeck in sijnen naeme alhier ter vergaederinge gedaen, verbieden eenen ijgelijck bij desen Haere Ed. Mo, ordonnantien ende placcaeten inde voors, appoinctemente ende octroije verhaelt, nae te drucken, ofte de nae gedruckte exemplaeren inde provincie van Utrecht te vercoopen op poene als inden voors, appoinctemente ende octroije. Acten en commissien, deel XXV, blad 4-5. 37
NIEUWE AANWINSTEN In deze rubriek zullen de nieuwe aanwinsten, zoowel door schenking en koop, als door bruikleen verkregen, worden vermeld. Wij verheugen ons erover dat er, sedert de verschijning van het vorig nummer van ons tijdschrift wederom van een zeker aantal nieuwe voorwerpen melding gemaakt kan worden en danken den gevers hartelijk. Wij meenen onze belangstellende lezers te mogen opwekken in deze richting verder te gaan. Als allen medehelpen zullen wij zonder twijfel op den duur ons doel kunnen bereiken en een indrukwekkende verzameling bijeen kunnen brengen. Vooralsnog ontbreekt ons nog te veel en om spoediger vooruit te komen zullen wij meer leden noodig hebben, ruimere inkomsten en vooral de vo ll e belangstelling van allen die in de grafische vakken werken en leven. VOORWERPEN.
IJzeren Columbia handpers van het jaar 1844. Deze zware pers, onder de handpersen een der monumentaalste, maakt door de fraaie reliefversieringen en vooral door den zijn vleugels wijduitspreidenden arend, die het gevaarte bekroont, in de tentoonstellingszaal een decoratieven indruk. Daar dit soort persen langzamerhand zeer zeldzaam is geworden, mag het Grafisch Museum zich zeker gelukkig achten het fraaie stuk in bezit te hebben gekregen. De pers is compleet en in volkomen goeden staat ; dat het mogelijk is er nog goed werk op te drukken werd bewezen door de proeven die er mede genomen zijn. Geschenk van den Heer Ad. M. C. Stok, 's-Gravenhage. Een kist met een groot aantal Monoline-matrijzen, afkomstig uit de drukkerij „Luctor et Emergo", 's-Gravenhage. Nu de monoline-zetmachine tot de historie behoort is deze schenking van belangrijke waarde. „Luctor et Emergo" heeft waarschijnlijk reeds sinds lang zijn monolines aan de vernieling prijs gegeven, anders zou zeker zulk een machine de zending hebben begeleid. Wij missen de machine thans meer dan te voren, vandaar de vraag : Wie kan ons aan een in goeden staat verkeerende monoline helpen? Het zou zoo veel aangenamer en interessanter zijn als wij de matrijzen konden toonen met, dan zonder de machine, waartoe zij behooren! Geschenk van den Heer A. G. Rinders, 's-Gravenhage. Een houten tabelhaak met twee klavieren. Lang 36 c.M., grootste zetbreedte 4`7 c•M• Geschenk van den Heer L. Assenbroek, Amsterdam. Houtsnede van circa 187o, zijnde de kop van het maandblad „De Tijdspiegel". Kan iemand ons aan enkele nummers van dit lang verdwenen tijdschrift helpen ? Geschenk van den Heer L. van den Brink, Utrecht. 38
BOEKWERKEN Fasciculus Temporum, Hollandsche incunabel van den Utrechtschen drukker Aankoop. Johan Veldener, 1480. Gedenkboek 1819-1919 van de drukkerij C. A. Spin & Zn, te Amsterdam, geschreven door J. W. Enschedé , met boekversiering van Dirk Nijland. Het bedrijf van de Handelsdrukkerij C. A. Spin & Zn. te Amsterdam, met acht autotypieën naar foto's van het bedrijf, 1919. Geschenk van de firma C. A. Spin & Zoon te Amsterdam.
Wat Columbus heeft meegebracht. Herdenkingsboek der N.V. Drostes Cacaoen Chocoladefabrieken, geschreven door Jan Feith, illustraties van Jo Spier, druk van Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. 1930. De kleurige prentjes van Jo Spier en de goede verzorging maken dit boekje tot een aardige uitgave. Geschenk van de N. V. Drostes Cacao- en Chocoladefabrieken. Haarlem.
Gulden woorden uit de Wereldbibliotheek 1925. Goethe's Faust, dl. I en II, inl. en toel, door C. S. Adama v. Scheltema. Geschenk van de Wereld-bibliotheekvereeniging. Amsterdam.
Blikman & Sartorius 1693-1928. De geschiedenis van het bedrijf. Geschenk van de firma Blikman & Sartorius. Amsterdam.
Gedenkboek 1905-1930. Uitgegeven door de Ver, ter bevordering der kennis in de Grafische Vakken te 's-Gravenhage. Geschenk van de firma F. J. Belinfante. 's-Gravenhage.
DRUKWERK. Jaarverslag der N.V. Utrechtsche Algemeene Brandverzekering Mij . te Utrecht. Typ. ontw. Kees Kuiler. Druk Van Boekhoven, Utrecht. Geschenk van jhr. dr. M. R. Radermacher Schorer, Utrecht.
Jubileum-orgaan 1904-1929 Ned. Ver. v. Ambachts- en Nijverheidskunst (V.A.N.K.). Druk : Drukkerij Duwaer, Amsterdam. Geschenk van den heer J. F. Duwaer. Amsterdam.
Letterproef der Ludlow- zetterij van het dagblad Voorwaarts, Rotterdam 1930. Programma der Feest- en Concoursdagen van de Arbeiders -Muziekvereeniging „Voorne- Putten ". Ludlow-zetwerk, drukkerij Voorwaarts, Rotterdam. Letterproef der „Narcis "-letter van de Mergenthaler Linotype Cy.,
New-York. 1927. Letterproef der „Granjon"-letter van de Mergenthaler Linotype Cy., New-York. 1928. Prospectus voor advertenties van de feestkrant Voorwaarts. 25 Juli 1930. 39
Vouwblad van de Zweminrichting „Kromme Rijn". Utrecht 193o. Typ ontwerp Kees Kuiler. Vloeiblad van de Zweminrichting „Kromme Rijn". Utrecht 193o. Typ. ontwerp Kees Kuiler. Folder van de „Uruguees" uitgave Van Goor & zn., Gouda 193o, met ill, van Conservator. Hans Borrebach. DIVERSEN. D e winkel van Jacob van Liesvelt, drukker te Antwerpen 18e eeuw, ets Bruikleen van den heer B. Modderman. naar H. Leys. Kalenders uitgegeven door den Groninger Jongeren Kunstkring Zig-Zag Geschenk van den heer Fré Drost, Groningen. 1929 en 1930. Linoleumsnede. B. MODDERMAN
HUISORGANEN EN PROSPECTI De belangstelling van het Museum gaat niet alleen uit naar oude dingen. Het wil ook trachten met de nieuwe en nieuwste zaken eenigszins gelijken tred te houden. Wij hebben daarom ten eerste eenige collecties modern drukwerk aangelegd en vervolgens een verzameling huisorganen. Voor deze laatste categorie zenden verschillende firma's ons reeds regelmatig hun periodiek, terwijl meerderen ons toezegging deden. Toch zal blijken dat van sommige zaken, waarvan ons niet bekend was, dat zij een eigen orgaan bezitten of wel bezeten hebben, de exemplaren ontbreken. Om dit zooveel mogelijk te voorkomen, verzoekt ondergeteekende U vriendelijk, wanneer U een firma bekend is, die waarschijnlijk in onze verzameling ontbreekt, ons even te willen berichten of wel zoo U zelf een dergelijk orgaan uitgeeft en het Museum nog niet op Uw adressenlijst voor toezending hebt staan, dit alsnog te willen doen. Tenslotte ontvingen wij ook, mede voor het archief, graag prospecti, prijscouranten, mededeelingen, enz. welke van tijd tot tijd door de handelaren in machinerieën en grafische artikelen worden verspreid. Het kwam al voor, dat men ons inlichtingen omtrent een nieuw procedé of machinerie vroeg — wij zouden dan des te beter en nauwkeuriger van dienst kunnen zijn. Zendt ons dus Uw periodiek of prospectus, wij zullen U dankbaar zijn. LEX BARTEN
MEDEDEELING Aan onze redactie werd als secretaris toegevoegd onze conservator, de heer Lex Barten, Nieuwegracht 165, aan wien in de toekomst alle stukken de redactie betreffende, moeten worden gericht. REDACTIE
40
`,,, e'
.
,,,'
w,'€,,,iF,w"`tiy,,,,,..
,`,,1 ,
,I.F,d
`Y,,,ï'r,,,v,,,th.,
,.
s'á
._.','
•
:,
y,,
%'s
T...
n,
,>o, ^,
....,,,,
'
.,
„
Spaansche speelkaarten, vervaardigd door Jonas Fouquet, te Amsterdam, in 1720
HET GRAFISCH MUSEUM ORGAAN VAN DE VEREENIGING MUSEUM VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN, GEVESTIGD TE UTRECHT REDACTIELEDEN: A. W. BARTEN, MENNO HERTZBERGER EN B. MODDERMAN EERSTE JAARGANG
OCTOBER 1931
NUMMER 3
NIEUWE LEDEN Sinds het verschijnen van het vorige nummer van het Grafisch Museum, zijn als leden tot onze vereeniging toegetreden : Firma P. van Dijk, Amsterdam. J. Emmering, Amsterdam. H. Schenkkan, Amsterdam. JAARVERSLAG 1930 De algemeene vergadering, de eerste ledenvergadering, welke gehouden werd, vond dit jaar plaats op 28 April. Op deze vergadering, welke behalve door bestuursleden, slechts door 2 leden werd bijgewoond, bleek, èn door de jaarverslagen van secretaris en penningmeester, èn door de mededeelingen van den voorzitter, dat de vereeniging en het museum langzaam in bloei toenemen. Het bestuur leed dit jaar een gevoelig verlies door het bedanken van den eerw. heer pater B. Kruitwagen als bestuurslid, daar diens gezondheidstoestand hem niet langer veroorloofde, een werkzaam aandeel in de bestuurswerkzaamheden te nemen. Het bestuur is thans als volgt samengesteld : Jhr. Dr. M. R. Radermacher Schorer, voorzitter ; A. W. Barten, secretaris ; C. R. Sijsling, penningmeester; Lex Barten, conservator, en de heeren F. L. van der Bom, J. F. Duwaer, Mr. H. J. D. D. Enschedé, L. B. Groen, Menno Hertzberger, Dr. L. J. van Holk, J. H. Th. 0. Kettlitz, H. Knuttel, L. Levisson, B. Modderman en A. Stols. In 1930 werden drie bestuursvergaderingen gehouden. Hierin werd o.a. besloten tot het uitgeven van een eigen orgaan, voorloopig slechts driemaal per jaar, besprekingen gevoerd over het eventueel aanvaarden van bruikleenen en daarvoor te treffen regelingen en de mogelijkheid overwogen een geschikt huis of gebouw voor het Museum van de gemeente Utrecht te verkrijgen. De stappen hiertoe gedaan door den voorzitter, hadden vooralsnog geen gunstig resultaat en zal de vereeniging zich eerst nog meer moeten ontplooien door een grooter ledental en meerdere bezittingen. Het eerste nummer van het orgaan Het Grafisch Museum geheeten, verscheen in 41
Juni van dit jaar. De redactie wordt gevoerd door de heeren A. W. Barten, Menno Hertzberger en B. Modderman. Behalve aan de leden der vereeniging werden exemplaren gezonden aan de voornaamste boek- en steendrukkerijen, uitgevers, boekhandelaren, bibliophielen, boekbinderijen, leveranciers van drukkerij-materialen en papierhandelaren. Door de pers werd het orgaan gunstig ontvangen; toch had de ruime verspreiding, een kleine 1000 exemplaren, niet het resultaat dat verwacht mocht worden. Een 15-tal nieuwe leden konden worden geboekt, zoodat het ledental thans 125 bedraagt. Om het orgaan echter geregeld te doen verschijnen, zal voor de toekomst meerdere medewerking voor het redactioneele werk noodzakelijk zijn. Van verschillende zijden mocht de vereeniging in het afgeloopen jaar geschenken ontvangen. Diverse nieuwe en oude boekwerken, letterproeven, drukwerken van allerlei aard en voorwerpen en machines uit het grafisch bedrijf, waaronder de origineele Columbia-handpers, geschonken door de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij te 's-Gravenhage de voornaamste plaats inneemt. Een miniatuur visitekaart-persje, geschenk van den heer J. F. Duwaer, verdient eveneens een speciale vermelding. Beide machines werden reeds in het museum opgesteld en trekken aldaar direct de aandacht door de opmerkelijke tegenstelling. Door den conservator zullen de in 193o verkregen geschenken meer uitvoerig in zijn verslag worden opgenomen. Aan alle schenkers wordt intusschen hartelijk dank gebracht voor hun daadwerkelijke belangstelling. Het eerste bruikleen ontving het Museum van den heer B. Modderman. Het is de fraaie ets in lijst van P. van Reeth, voorstellende Jacob van Liesvelt, een Antwerpschen boekdrukker in de i6de eeuw. Ook hiervoor onzen dank. Ten slotte dient gememoreerd te worden dat door aankoop het Museum in bezit kwam van zijn eerste incunabel, de „Fasciculus Temporum" van Johan Veldener, gedrukt te Utrecht in 1480. In het Museum zijn wel reeds eenige incunabelen aanwezig, welke in bruikleen zijn gegeven, maar een Hollandsche incunabel ontbrak tot nu toe, zoodat deze Utrechtsche wiegedruk als een belangrijke aanwinst kan worden beschouwd. Het Museum werd in het afgeloopen jaar meermalen bezocht door de leerlingen der School voor de Grafische Vakken, door eenige gezelschappen welke de School bezochten, zoomede door verschillende personen, waarvan er eenigen na hun bezoek zich als lid van onze vereeniging lieten inschrijven. Het jaar 193o kan dus zeer zeker wel als een gunstig jaar voor de vereeniging worden beschouwd, Het Museum, dat nog steeds in de School voor de Grafische Vakken is ondergebracht, zal echter pas dan tot gezonden bloei komen, wanneer het gehuisvest wordt in een afzonderlijk gebouw en liefst meer in het centrum der stad. Hiertoe is echter noodig : een flinke aanwas van leden, versterking der financiën en nog meerdere daadwerkelijke belangstelling door schenking of in gebruik-geving van voorwerpen, welke in ons Museum thuis behooren. Moge het in 1931 tot uiting komen, dat men in Nederland prijs stelt op het De Secretaris, bezit van een grafisch museum. A. W. BARTEN. 42
VERSLAG VAN DEN CONSERVATOR Het afgeloopen jaar is ons Museum weer verschillende zaken rijker geworden, waaronder zich enkele stukken van groote waarde bevinden. In dit verband dient dan allereerst genoemd te worden de schenking van de Columbia-pers met den adelaar, door de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, een stuk, dat als specimen van een der eerste ijzeren handpersen van niet te onderschatten waarde voor ons Museum is. De pers bevindt zich nog in zeer goeden staat en levert nog uitstekend werk. De heer Duwaer verblijdde ons met de schenking van een z.g. visitekaartenpersje ; een zeer klein model degelpers met hefboombeweging. Het mechaniek was eenigszins in het ongereede geraakt, enkele onderdeelen ontbraken. Alles werd echter gerepareerd en bijgemaakt, zoodat het thans weder mogelijk is er werkstukjes op uit te voeren. Het Museum was verder zoo gelukkig door aankoop in het bezit van een wiegedruk te komen, het eerste en eenigst exemplaar van deze soort dat werkelijk deel van ons bezit uitmaakt. De heer Levisson schonk ons het boek Malachi, een werk geheel gezet uit een Hebreeuwsche letter, waarvan de Lettergieterij „Amsterdam" nog de oorspronkelijke matrijzen bezit, benevens den completen jaargang 1868 van „La Mode Illustrée, voorzien van 52 prachtige handgekleurde houtgravures. Ook dient vermeld een kist met matrijzen van de Monoline, die de heer Rinders uit Den Haag ons toezond. De collectie moderne drukwerken waren wij zoo gelukkig uit te kunnen breiden met een 32 stuks van den heer P. Vijfbrief. Hiermede werden tevens onderafdeelingen zooals enveloppen, folders, etalagekaarten, enz. uitgebreid. Wat de organisaties en interne organisaties van de grafische bedrijven aangaat, konden wij voor het Museum machtig worden het Reglement op den Ondernemingsraad, de Groepsraad en den Centralen Raad van de N.V. „De Arbeiderspers". Ook de producten der Ludlow-machine werden vermeerderd met werkstukken, letterproeven en twee aanplakbiljetten, geheel op deze machine uitgevoerd, terwijl wij tevens door enkele brochures lectuur over deze machine rijker werden. Zij nog vermeld, dat de heer De Jong ons een specimen van loodzij afstond, waardoor wij thans ook in staat zijn deze zeldzaam voorkomende afzetting aan den metaalpot te toonen. In totaal vermeerderde onze collecties zich met i8 boekwerken, 5 groote en kleine voorwerpen, plus minus 12 stuks grootere drukwerken en pl.m. 36 stuks kleinere drukwerken, benevens 5 stuks diversen. Onder deze laatste groep bevindt zich een prent in lijst, in bruikleen afgestaan door den heer Modderman. Ten opzichte van dit punt dient opgemerkt te worden dat de kwestie van het bruikleen dringend oplossing behoeft, evenals in dit verband regelingen met de School voor de Grafische Vakken dienen getroffen te worden. 43
Een aanvang werd gemaakt met het vervaardigen en verzamelen van constructie-teekeningen van drukpersen en met het bijeenbrengen van een collectie huisorganen. Enkele firma's daartoe aangezocht, zegden ook reeds geregelde toezending hunner huisorganen toe. Om op de hoogte te komen met een der nieuwste procedé's, n.l, offset-typ, stelde het Museum zich in verbinding met Dreyers Grafiske Anstalt te Stavanger, Noorwegen, welke firma uitvoerige inlichtingen omtrent dit procédé per brief gaf en tevens prachtige specimen zond. Later mochten wij het genoegen smaken Hollandsche geïnteresseerden uitvoeriger van dienst te kunnen zijn. Dit verslag mag echter niet beëindigd worden zonder er op te wijzen dat hoewel uit het bovenstaande wellicht niet onbelangrijke uitbreiding blijkt, deze uitbreiding ten slotte niet evenredig is met wat bereikt had kunnen worden indien propaganda en in sommige gevallen persoonlijk bezoek als middel tot het beoogde doel aangewend hadden kunnen worden. Er zij dan nogmaals op gewezen, dat vele malen is gebleken, dat de belangstelling voor het Museum zeer zeker bestaat, doch dat een herinnering aan het bestaan ervan bij tijd en wijle niet ondienstig zou zijn. LEX BARTEN, Conservator.
EEN PIONIER VAN HET GRAFISCH BEDRIJF We leven tegenwoordig in een tijd van musea en tentoonstellingen. Jaar in, jaar uit worden er nieuwe musea voor het verzamelen van oude kunstschatten en het bewaren van interessante voorwerpen, afbeeldingen of beschrijvingen ervan, van onverschillig welke tak van wetenschap of kunst, handel, nijverheid, schoolwezen of industrie opgericht, worden er vaak met groote kosten en nog grootere teleurstellingen misschien voor de initiatief-nemers, maar niettemin steeds met een begeesterend enthousiasme nationale, koloniale, ja zelfs wereldtentoonstellingen georganiseerd. Dit streven, dat getuigt van een min of meer gemis aan scheppend vermogen bij de huidige generatie, die zich tengevolge der naoorlogsche omwenteling op maatschappelijk maar vooral ook op geestelijk gebied nog steeds niet uit de menigvuldige stroomingen tot een vastomlijnd systeem, een allesoverheerschende synthese heeft kunnen ontwikkelen, dit streven tot bewaren, ja ik zou bijna zeggen die verzamelwoede, is, mits ze natuurlijk onder kundige leiding en uit zuiver wetenschappelijke beweegredenen geschiedt, van groot en niet te miskennen belang. Want niet alleen zullen de scheppende kunstenaars, waaronder ik hier dan ook reken de uitvinders van nieuwe mogelijkheden op b.v. technisch gebied, niet alleen zullen zij uit het heden het verleden, waaruit ten slotte onze beschaving in hoofdzaak is opgebouwd, beter leeren kennen en begrijpen, maar juist de nauwgezette studie en de volhardende onderzoekingen naar de oude overblijfselen van verdwenen of tenondergegane cultures zullen er toe bijdragen de hedendaagsche moderne kunsten en wetenschappen in nieuwe banen te leiden en vooral ook nieuwe technische mogelijkheden te realiseeren. 44
Daarom is de oprichting van een grafisch museum zoo uiterst belangwekkend en verdient deze stichting ons aller aandacht en sympathie niet alleen, maar tevens onze krachtigsten moreelen en financieelen steun. Immers, van de vroegste tijden af, toen de nijvere monniken in hun blanke cellen hun „suiverlijke en devotelijke boekskens" schreven tot aan onze aëra der duizelende rotatiepersen toe, is geheel het grafisch bedrijf steeds een der steunpilaren geweest van heel het menschelijk kennen en weten. Ik wil u dan, heel kort maar, even spreken over een der belangrijkste figuren uit de Italiaansche Renaissance, die heel zijn leven lang zijn beste krachten en groote sommen heeft besteed om de oude en majestueuze voortbrengselen der klassiek-Romeinsche literatuur uit de vergetelheid der kloosterlijke rommelzolders op te sporen en ze te verspreiden over de gansche wereld. Al heeft deze merkwaardige man, die bekend is onder den naam van Poggio Bracciolini, nu wel niet rechtstreeks te maken gehad met de grafische bedrijven in den zin van drukkunst, zijdelings is de invloed van dezen voortreffelijken speurder van zeer groote waarde geweest voor de grafische kunst aller tij den. Want aan hem is het vooral te danken dat de latere drukkers in de gelegenheid zijn gesteld de oude klassieke geschriften in duizenden en nog eens duizenden exemplaren, van de verrukkelijkste prachtuitgave tot het goedkoopste drukwerkje toe, aan het nageslacht over te leveren en de kennis ervan te onderhouden. In den tijd van Boccacio en Petrarca was de antieke kunst in het vergeetboek geraakt en veilig, of liever hoogst onveilig geborgen in kelders en zolders van kloosters en abdijen. „De middeleeuwsche levensopvatting" schrijft Dr, F. C. A. Bremer in haar „Inleiding tot de Kunstgeschiedenis" zag alles, het heele leven in al zijn onderdeelen, kunst, wetenschap vanuit het eene centrum : het Christelijk geloof." Zoodoende was er geen plaats meer voor de klassieke geschriften, die slechts een heidensche, materialistische filosofie verkondigden ; de kennis der oudheid werd niet verder onderzocht en men dacht er slechts over hoe men de eenmaal bekende ideëen met de scholastieke dogma's in overeenstemming kon brengen. Maar met de opkomst der steden, de ontwikkeling van den handel met de daaruit voortspruitende welvaart en weeldedrang, vooral in het Florence der roemruchte Medici's, voelde de menschelijke persoonlijkheid zich ontwaken : na de uitvinding der boekdrukkunst en de groote zeereizen „rukt de mensch zich los van de ketenen", zegt prof. Casimir en reeds jaren daarvoor zal het individu verlangend terugreiken naar de schoonheidsidealen en de meer stoffelijke levensbeschouwing der klassieken. Niet meer het leven hiernamaals staat in het zenith van het denken, maar het zoete aardsche leven met al zijn genoegens wordt het program der humanisten. En al kan het niet anders of een dergelijke ommekeer in het geestelijk leven moest als reactie op de strenge tucht der voorbij tijden tot extravaganties leiden, veel schoons en veel goeds is er blijvend tot stand gebracht. Gian Francesco Poggio Bracciolini dan werd in het jaar 138o in Toscane geboren en kwam waarschijnlijk door bemiddeling van den Florentijnschen staatskanselier Collucio Salutati, die tevens een leerling en vriend van Petrarca was, in dienst bij een bisschop te Rome. Daar zal zich de begaafde jongeling, die 45
zijn opvoeding en klassieke vorming van eenige humanisten had ontvangen, zich ongetwijfeld een kroote kennis hebben eigen gemaakt, want Florence was toentertijd het centrum van kunst, wetenschap en rijkdom. Reeds onder Bonifatius IX -- hij zal toen even, in de twintig, misschien zelfs nog jonger zijn geweest -- deed hij zijn intrede in de pauselijke kanselarij en werd aangesteld tot scriptor en secretarius, een ambt dat vrijwel gelijk zal staan met de tegenwoordige betrekking van particulier secretaris. Daar Poggio, zooals hij meestal genoemd wordt, een klassiek gevormd man was, wist hij precies welke geschriften der heidensche literatuur er geweest waren, welke er toen nog waren en dus terzelfder tijd welke er ontbraken. En dat, het opsporen dier oude boeken, dat werd zijn levensdoel. Hij voelde het als een zware taak, als een moeilijk te vervullen zending, de werken die het voorgeslacht uit schandelijke onachtzaamheid verloren had doen gaan, weer aan het menschdom terug te schenken. En als hij in het gevolg van Johannes XXIII meetrekt naar Constanz, waar het Concilie van dienzelf den naam zal worden gehouden, vindt hij daar een uitgestrekt en onverwacht arbeidsveld. Zijn zwerftochten door de omstreken -- en later ook ver daarbuiten — nemen pas goed een aanvang als de eindelooze twistredenen en redeneeringen van het Concilie hem beginnen te vervelen en hij een bewonderenden brief schrijft over den van ketterij beschuldigden Hieronymus van Praag, die in 1416 in Constanz wordt verbrand. Dit bezorgt hem het misnoegen van zijn superieuren en leidt tot een tijdelijke breuk. Fijne speurder als hij was, richtte hij zijn schreden onmiddellijk naar de eens zoo om haar kunstzinnigheid beroemde abdij van St. Gallen. Met zijn beide vrienden Bartholomeo de Montepulciano en Agapito Cenci vragen zij toegang tot de bibliotheek en dan .... leidt een der monniken hen naar een kelder, vunzig en vuil, waar de rijkste schatten zijn overgeleverd aan vocht, motten en bederf. Heele banden zijn van de perkamenten afgerukt om er psalm- en getijdenboekjes van te maken en wat Poggio en zijn vrienden bij dezen aanblik gevoelden zegt hij zelf als volgt „Zij waren gelegen in een afgrijselijk hol, waarin men zelfs een terdoodveroordeelde niet zou werpen. Wij weenden en klaagden toen we zagen hoe de Latijnsche taal haar schoonste sieraden had verloren." Onder het vuil en stof bedolven vonden zij daar de „Institutiones Oratoriae" van Quintillianus, de volledige regelen der klassieke welsprekendheid, een boek dat steeds gegolden had als een der schoonste meesterwerken van taalkunst. Daarna volgen zijn ontdekkingen op zeldzaam vlugge wijze elkander op. We volstaan hier slechts met enkele der voornaamste te noemen : In Frankrijk vindt Poggio niet minder dan tien verschillende redevoeringen van Cicero, Te Cluny ontdekt hij weer een halfvergane codex van Cicero's redevoeringen, die hij in allerijl doet copieeren. In Langres aan de Marne ontdekt hij wederom eenige toespraken van den beroemden Romeinschen rhetor, Door zijn voorbeeld aangespoord worden in Duitschland 12 comedies van Plautus aan het licht gebracht, die door Nicolaas van Trier aan Poggio worden verkocht. Tusschen deze beide mannen ontspint zich een soort relatie, zoowel artistiek als zakelijk en het is aan geen twijfel onderhevig of deze Nicolaas zal menigmaal belangrijke vondsten aan Poggio hebben verhandeld. Zoo is deze Italiaansche humanist een beroemd man geworden, die door talloos velen wordt geraadpleegd en die naast zijn studies en onderzoekingen 46
ook nog tijd vinden kon om persoonlijk oude geschriften met sierlijk Romaansche letters over te schrijven en te copieeren. Naast zijn arbeid als propagandist, tekstcriticus en afschrijver der door hem gevonden geschriften is deze buitengewone laat-middeleeuwer tevens nog bekend als schrijver van vele brieven, waarin hij op echt humanistische manier met zijn vrienden over alle mogelijke onderwerpen, op levendige en vaak geestige wijze weet te keuvelen. Ook als vertaler van enkele bekende schrijvers als Lucianus, Diodorus en Xenophon heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Een merkwaardig boekje, waarin hij tot op hoogen leeftijd de grappen en kernachtige, maar ook vaak ruwe en smakelooze gezegden van zijn tijd noteerde en dat door hem „Facetiae" d.i. grappige gezegden werd genoemd, is voor het nageslacht bewaard gebleven. Omstreeks 143o hebben de humanisten met Poggio aan het hoofd en door zijn voorbeeld aangespoord de meeste nu nog bekende werken der Oudheid aan het licht gebracht. Zonder hem vooral zouden wij, moderne menschen, misschien nooit meer hebben kunnen genieten van de onweerstaanbare subtiele schoonheid van 'n Cicero, Plautus, Lucretius (wiens bewonderenswaardig leerdicht over „De Rerum natura" nog gelezen wordt), Quintilianus, Silvius Italicus, Marcellinus, Tacitus en zoo vele anderen, werken die thuis hooren in de wereldliteratuur en waaruit nog vele schrijvers en geleerden de onontbeerlijke gegevens voor hun historie-boeken verzamelen. Poggio die bijna 5o jaren aan de pauselijke curia verbonden bleef en er 8 pausen als secretaris heeft gediend, stierf na een werkzaam leven den 3osten October 1459. Zijn laatste levensjaren werd hij gekweld door jicht en een toenemende blindheid, die hem het schrijven totaal belette. Hij krijgt een schitterende begrafenis en zijn beeltenis, door Pollaiolo geschilderd, krijgt een eereplaats in de Florentijnsche Signoria. De bekende Zweedsche literatuur- en historiekenner prof. dr. Werner Soderhjelm, aan wiens opstel ik, naast een artikel van dr. De Boer, veel gegevens heb ontleend, besluit zijn' korte levensbeschrijving met de volgende karakteristiek : „Hij is met zijn vele fouten (ik heb daar maar over gezwegen omdat het mij hier niet belangrijk toescheen) toch een der meer sympathieke gestalten in de bonte schaar der humanisten. En zijn verdiensten voor de klassieke literatuur zijn eeuwig". Zooals ik reeds boven zeide, heeft deze man, zoo al niet rechtstreeksch, dan toch zeker indirect, een groot aandeel gehad in de hooge vlucht welke de grafische bedrijven in later eeuwen hebben genomen. Zoowel door zijn practischen arbeid als onderzoeker, criticus en copiïst, door zijn verdiensten, het zij hier nog even gememoreerd, als ijverig verzamelaar en bestudeerder van oude inscripties, maar vooral door zijn sublieme hartstocht voor het schoone van letterkunde en grafiek, heeft hij zich een groote plaats veroverd in de historie van heel het grafisch bedrijf. KO VAN DER LAAN
47
GEGEVENS BETREFFENDE UTRECHTSCHE STATEN-, STADS- EN AKADEMIEDRUKKERS MEDEGEDEELD DOOR G. A. EVERS I. STATENDRUKKERS , (Voortzetting van bladz. 37)
Requeste ende appointemente waerbij Amelis van Paddenburch versoeckt het expectatieff op sijn soon Joannes van Paddenburch tot drucker ordinaris van Haer Ed : Mo : Aende Ed : Mo : Heeren mijne Heeren die Staten 'sLants van Utrecht, • Geeft met allen oitmoed te kennen, Amelis van Paddenburch, U :Ed :Mo : ordinaris boeckdrucker, alsdat sijn oom Salomon de Roy U :Ed :Mo : als ordinaris drucker gedient heeft den tijt van acht en veertich jaeren, ende hij suppliant door U:Ed :Mo : sonderlinge gunste ende faveur als ordinaris drucker nae de doot van sijn oom, U:Ed:Mo: nu gedient heeft den tijt van ontrent tien jaeren, verhopende hem, in U:Ed:Mo: dienst, int drucken alsoo gequeten te hebben, dat hij suppliant daer in sal continueren sijn leven langh gedurende, dan alsoo des suppliant beginnende t'overdencken dat sijn tijt mede afneemt, ende sijne ure mogelijck corter is, als hij hem selven imagineert, soo sonde hij suppliant bij sijn leven gaen versorgen, ende aen U:Ed:Mo: versoecken, gelijck hij Amelis van Paddenburch, bij desen in allen oitmoed U:Ed:Mo: daerom demoedelijck biddende, versoeckt dat sijn oudste soon, Joannes van Paddenburch, soo wanneer hij suppliant mochte comen te overlijden, sijn vaders plaetse weder mochte becleden, ende in het drucker-ampt van U:Ed:Mo: mochte continueren, mits dat hij 't drie jaeren nae mijn overlijden sal bedienen tot proufijt van sijn moeder, ofte broeders ende suster, waertoe den voors. mijnen soon seer bequaem is, te meer alsoo ick hem tot dien eijnde, hebbe laeten studeren, uyt alle de Triviale schole, ende noch een jaer de Academie versocht heeft. Versoecken derhalven ick ende mijnen soon, U:Ed:Mo: als vooren daerom demoedelijck biddende, dat U:Ed:Mo: hem gelieven te verleenen, ende te beneficieren met een expectatieff, om nae mijn overlijden, het voors. druckerampt van U:Ed:Mo: in mijn plaetse te mogen bedienen, dit doende etc. Onderstont: U:Ed:Mo: dienaer ende ordinaris drucker, was ondert. Amelis van Paddenburch. In margine stont geappointeert : De Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht, hebben uijt redenen ende consideratien, hierinne verhaelt, des suppliants oudste soon, Joannes van Paddenburch, gegunt ende geaccordeert, gelijck haere Ed:Mo: denselven gunnen ende accorderen bij dese, t'expectatieff, ende verwacht, om nae doode van den suppliant sijn vader in desselfs plaetse als haere Ed: Mo: ordinaris drucker te succederen, ende alsdan te bedienen, hetselve drucker-ampt, mits voorts hem daerinne respective getrouwelijck ende wel quijtende, ende dat hij Johannes van 48
Paddenburch tselve druckerampt de eerste drie jaeren nae suns suppliants overlijden, sal hebben te bedienen tot proufijte van sijn moeder ofte broeders ende suster respective. Gedaen t'Utrecht den xven Augusti 1648, onderteyckent ter ordonnantie als boven, geteyckent : Ant. van Hilten. Acten en commissien, deel XXV, blad 178-179. Johan, soon van Amelis Janssoon, wonende inde Lijnmerckt. In de Domkerk gedoopt,
3 Februari 1628.
„Joannes Aemilii a Paddenburch Ultrajectinus" was in 1644 als student te Utrecht ingeschreven. Album studiosorum academiae Rheno-Traiectinae, Utrecht 1886, kolom 9.
Deze tot opvolger in het bedrijf bestemde zoon is zeer waarschijnlijk vóór het bereiken van den meerderjarigen leeftijd (toen 25 jaar) gestorven. In de begrafenisboeken staat op 3o October 1648 en op 10 Maart 1651 telkens een overleden kind van Amelis Jansz. van P., zonder verdere naamsaanduiding, vermeld. Bij zijn huwelijk (1625) vestigde Amelis Jansz. van P. zich als boekbinder, boek- en papierverkooper aan de Lijnmarkt (thans nr. 38), aan welk bedrijf vermoedelijk later een drukkerij verbonden is en waarin nog later de drukkerij van zijn oom Salomon Aartsz. de Roy opgenomen werd. Het adres zijner uitgaven luidde aanvankelijk „inde Lijnmerckt, inden Liesveltschen Bybel", vervolgens (na de toevoeging der drukkerij aan zijn zaak?) „inde Lijnmerckt, in de Boeckdruckerye." In 163o werd het huis door hem aangekocht. Jacob Meerlingh, borger t'Utrecht, voor hem selven ende voor Hilligen Hendricxdr., zijne huysfrou.. transporteerde ende gaff over in crachte deses aen ende ten behouve van Amelis Janss. van Paddenburch, boeckvercoper, sijne huysfrou ende erven, seeckere zijne huisinge, staende aende oostzijde vande Lijnmerckt, daer noortwaerts mr. Tomas Hurnius, raedt ende rentmeester slants van Utrecht ende zuytwaerts Dircksoon naestgehuyst zijn.... Register van transporten en plechten, 14 Augustus 163o. Amelys Janss. van Paddenborch, jonggesel van Utrecht, woonende op den hoeck van die Laeckensnijders, en Nieltken Willems, jonge dochter vant 't Geijn, woonende binnen Weesph. Te Utrecht aangeteekend en blijkens marginale aanteekening „acte gegeven naer Weesp om daer te trouwen", 6 Maart 1625.
Amelis van Paddenborch in de Lynmerct, nalatende mundige ende onmundige kinderen. In de Buurkerk begraven, 3 April 1671. 49
1671 WILLEM VAN PADDENBURGH • Commissie voor Willem van Paddenburgh als ordinaris-drucker van haer Ed :Mo : De Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht hebben vermits het overlijden van Amelis Janss. van Paddenburgh, ordinaris drucker vande Ed : Mo : Heren Staten 's Lants van Utrecht in des selfs plaetse tot ordinaris drucker gestelt en aengenomen Willem van Paddenburgh, gedachten Amelis Janss. soon, op de emolumenten, baten ende proufijten daer toe staende ende gehoorende, mits dat hij sal gehouden wesen ons met eede te beloven dat hij sich in het voors. drucker-ampt wel getrouwelijck en met alle neersticheijt sal quijten ten meesten dienste ende gerieve van wel gemelte heren Staten en van haer Ed :Mo : Gedeputeerden, ende tselve bij eede belooft hebbende, ordonneren wij een ijgelijck die 't aengaen sal, hem Willem van Paddenburgh voor haer Ed :Mo : en onsen ordinaris drucker te erkennen, mitsgaders het effect vandien daer es soo sulx behooren sal, volkomentlijck ende gerustelijck te doen ende laten genieten. Gedaen t'Utrecht, den xxije Maert 1671. Gedeputeerden etc. Acten en commissien, deel XXXVII, blad 20.
Willem van P. heeft zich vermoedelijk reeds bij zijn huwelijk (1658) aan de Oudegracht bij de Bezembrug (ook wel Beyerbrug genaamd) gevestigd in het huis, dat nog in 1647 onder den naam van „Klein Denemarken" bekend was (thans nr. 148). Dat perceel werd, na het overlijden van den toenmaligen eigenaar, in 1669 door hem aangekocht en daarop een eerste en een tweede hypotheek, elk van f 200o, gevestigd. Mathias Hoffkens, zijdelaackenkoper ende borger deser stadt, als gestelde momber over Lenard Anschuth.... ende verclaarde hij comparant inde voorschrevene qualiteite met kennisse ende onderstant van Jacobus Anschuth, medeerfgenaam, ten dien eynde mede comparerende, .... te cedeeren, transporteeren ende overtegeven aan ende ten behoeve van Willem van Paddenburch, boeckvercoper, sijne huysvrouwe ende haarluyder erffgenaemen, seeckere huysinge, erve ende grondt, kelders, kluysen, bodem ende boort met alle 't geene daar inne aard ende nagelvast is, staande ende gelegen alhier 'tUtrecht aande Oostsijde vande Oudegracht, daar Sr. Pieter de Visser noortwaarts ende de weduwe vande heer borgermeester Velthuysen zuytwaarts naast gehuyst ende geërft sijn.... Register van transporten en plechten, 25 Augustus 1669. Willem, soon van Amelis Janss., boeckbinder, woont in de Lijnmerckt. In de Domkerk gedoopt, 7 Juli 1633.
Wi ll em van Paddenburch [en] Anna de Goy. In het Anthonie-gasthuis getrouwd, 8 Juni 1658.
Anna de Goy, huysvrou van Wilhelm van Paddenborch, aende Besembrugh, laet na haer man met onmundige kinderen. In de Buurkerk begraven, 5 Mei 1673. 50
ORDONNANTIE,
Watt nut tn cn lZanbc banIttectJt bootam tietaeltfat tDoben Wen guIcn pan pencc part 1 ín Caroffe! Calm *pteI4tiagen, pari oWm oeZaeil ofte aiioec0 tot termed gthnpckt thevben. Gearrefteert den xxvj`"• Martij i 6 5 8.
TOT UTRECHT) Sp Willem van Padenburgh , 3oeck-buckcv en 2130tchtamper tuffcD¢ti Ic Zeller cube Zaciter-62uQW 1668.
51
Willem van. Paddenburgh [en] Anna van Vianen. L
In de Janskerk ge(her)trouwd, 10 Mei 1675.
Willem van Paddenborg, laet nae sijn vrouw met mondige en onmondige kinderen, tusschen de Backer- en Besembrugge. In de Buurkerk begraven, 9 November 1688. 1688 JACOBUS VAN PADDENBURGH Request en appoinct waar bij Jacobus van Paddenburgh versoec t en obtineert om te sijn Staten drucker. Geven ootmoedelijck te kennen de meerderjarige en momboirs over de minderjarige kinderen van Willem van Paddenburgh, dat UEd. Mo. de goetheydt hebben gehadt der supplianten vader ende schoonvader respe. aen te stellen tot drucker van UEd. Mo. ende te beneficieeren met 'tgunt daar aen dependeert, dat der supplianten vader de voors. functie geruijme jaeren met alle vigilantie ende getrouwigheijdt hebbende waergenomen, als nu deser werelt was overleden, naerlatende een seer onereuse familie ende verscheijde minderjarige kinderen, dat den ousten vandien, met name Jacobus van Paddenbrugh, out ontrent een en twintigh jaeren, van kintsbeen af int huijs van sijn vader gewoont, ende sich tot de boeckdruckerije met den aencleve van dien soodanigh heeft geappliceert, dat hij tot volcomen genoegen ende dienst van UEd. Mo. desselffs vader zalr. plaets soude cunnen remplaceeren, ende want der supplianten vader ende schoonvader zalr. alles heeft doen maecken t'gunt UEd. Mo. eenighsints aengenaem was, off tot een volcomen boeckdruckerije conde dienen, dat de supplianten de huijshoudingh ende boeckdruckerije tot maintien vande kinderen gaerne soude continueeren, ende dat de familie vande supplianten over de hondert jaeren met de voors. functie is gebeneficieert geweest, soo versoecken de supplianten seer ootmoedelijck dat UEd. Mo. Jacobus van Paddenburgh tot subsistentie ende dienst van sijn vaders familie believen aen te stellen tot drucker van UEd. Mo., ende te gratificeeren met gunt vorders van UEd. Mo. druckerije dependeert, welck doende etc. In margine stont : geappoincteert, de Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht, stellen vermits het overlijden van Willem van Paddenburgh tot sustentatie van desselffs nagelaten familie tot drucker van haar Ed. Mo, aen Jacobus van Paddenburgh sijn soon, op de emolumenten daer toe staende ende behoorende, ende accordeeren denselven tot dien eijnde behoorlijcke commissie. Gedaen te Utrecht desen 9 November 1688. Onderstont : ter ordonnantie als boven ende was geteeckent P. Voet van Winssen. Acten en commissien, deel XLII, blad 162b-163a. Commissie voor Jacobus van Paddenburgh als drucker van haar Ed. Mo. De Gedeputeerden vande Staten 's Lants van Utrecht hebben vermits het overlijden van Willem van Paddenburgh, ordinaris drucker vande Ed. Mo. Heeren Staten 's Lants van Utrecht in desselffs plaetse tot ordinaris drucker 52
SEN TEN TIEN, BYDEN
Ed: Gerechte der Stad Rhenen Gepronuncieert jegens
-Aeltje Cornelis ,
alias
Pirlapomp,
Midsgaders
Hilletje Cornelis ,
alias
Pirlapomp,
Geexecaceert binnen Rnen den 4. April
i 707.
TOT UTRECHT, Gedrukt by Larobus Tan Paddcnburg, Ordinaris DruckerderEd: Mog: Meeren Staten 's Lands van Utrecht, Woonende aan de Vie -brug, L707.
53
gestelt ende aengenomen Jacobus van Paddenburgh, gedachten Willems soon, opde emolumenten, baten ende prouffijten daer toe staende ende gehoorende, mits dat hij sal gehouden wesen ons met eede te beloven dat hij sich in het voors. druckerampt wel ende getrouwelijck ende met alle neerstigheijdt sal quijten ten meesten dienste ende genere van welgemelte heeren Staten ende van haar Ed, Mo. Gedeputeerden, ende tselve bij eede belooft hebbende, ordonneeren wij een ygelijck die 't aengaen sal, hem Jacobus van Paddenburgh voor haar Ed. Mop en onsen ordinaris drucker te erkennen, mitsgaders het e ffect van dien, daar ende soo sulcx behooren sal, volcomentlijck ende gerustelijck te doen ende laten genieten. Gedaen tot Utrecht den ix November 1688, Gedeputeerden etc., geparapheert A. van Rossem, ende geteeckent P. Voet van Winssen. Alsvoren, deel XLII, blad 163. Octroy waer bij Jacob van Paddenburgh versoeckt en obtineert om alleen Haer Ed. Mo, ordonnantien ende placcaten te mogen drucken. De Staten vande Lande van Utrecht gelesen hebbende de requeste aen ons gepresenteert bij Jacobus van Paddenburgh onsen ordinaris drucker, daer bij vertoonende dat hij suppliant vanden beginne dat hij met het selve ampt vande heeren Haer Ed, Mo. Gedeputeerden begunstight was, sijn uijtterste devoir ende vigilantie hadde geadhibeert om alle uijtvercofte ordonnantien, placaten etc., tot dienst van onse onderdanen te herdrucken tot sijn suppliants groote costen, dat dat hem nu te ooren was gecomen dat eenige druckers de voors, ordonnantien ende placaten etc. poogden nae te drucken, 't geen tot groote schade van hem suppliant soude comen te strecken, waeromme hij ootmoedelijck versoght, dat wij hem wilden verleenen speciale octroij om alleen ende met seclusie van allen anderen te mogen drucken, ende vercoopen alle ordonnantien, placcaten, resolutien, appoinctementen, mitsgaders billetten ende verdere depêsches van onse camer dependerende, ende bij ons onder ons cachet ofte signatueren van onsen secretaris algereets gearresteert, ende in het toecomende noch te arresteeren, met interdictie jegens alle druckers ende andere persoonen binnen dese provincie eenige ordonnantien, placaten ofte resolutien etc. te drucken ofte de naegedruckte exemplaren in dese provincie te vercoopen, op de verbeurte van deselve exemplaren boven soedanige pene als wij jegens de contraventeurs souden gelieven te statueeren, ende dat hij suppliant mochte worden geauthoriseert omme desen octroije inde ordonnantien ende placaten te mogen insereren, op dat niemant daer van eenige ignoratie hebben te pretendeeren. Alle het geene bij ons sijnde aendachtelijck overwogen, ende willende den suppliant in desen gunste bewijsen, hebben wij den selven geaccordeert ende geoctroyeert, gelijck wij hem accordeeren ende octroyen bij desen, om alleen ende met seclusie van allen anderen in dese provintie te mogen drucken ende vercoopen alle onse ordonnantie, placcaten, publicatien, waerschouwingen, notificatiën, resulotiën, appoinctementen, mitsgaders billetten ende alle andere verdere depêsches van onse camer dependeerende, ende onder ons cachet ofte signatuere van onsen secretaris van staet algereets gearresteert ende in het toecomende noch arresteeren 54
ende interdiceeren, voorts alle druckers ende andere persoonen binnen dese provincie eenige ordonnantien, placaten, resolutien etc. te drucken, ofte de naegedruckte exemplaren in dese provincie te brengen ende vercoopen, op verbeurte vande selve exemplaren boven de pene van hondert goude Nederlantse rijders bij yder contraventeur te verbeuren, te appliceeren een derdendeel ten behoeve vande officier die de calange doen sal, het tweede derdendeel ten behoeve vande aenbrenger ende het leste derdendeel ten behoeve vande armen. Ende authoriseeren den suppliant omme dit octroy inde ordonnantien ende placaten te mogen insereren, ten eijnde niemant daar van eenige ignorantie hebbe te pretendeeren. Aldus gedaen binnen Utrecht onder onsen groote zegele, paraphuere ende singatuere onsen secretaris. Desen 25 July 1699, Staten etc. Alsvoren, deel XLVII, blad 348-349. Op de requeste van Jacobus van Paddenburgh, daar bij vertonende, dat haar Ed. Moogende de goedheijd gehad hadden van den suppliant op den negenden November 1688 aan te stellen tot drucker van haer Ed. Moogende, dat den suppliant vermits sijne toevallen van indispositie ende swackheijd van sijn gesight niet in staat was, dat ampt langer na behoren te connen bedienen, waaromme hij suppliant haar Ed. Moogende voor het selve ampt bedanckte, met oodmoedelijk versoek dat haar Ed. Moogende hem daar van geliefden te ontslaan. Was geteekent J. v. Paddenburgh. Is geappoincteert. De Gedeputeerden van de Staten 's lands van Utrecht, gesien des suppliantes versoek, ontslaen denselven uijt sijn ampt, als haar Ed. Moogende drucker. Resolutien van Gedeputeerde Staten, 8 Mei 1731. Jacobus van P. heeft zijne zaken eerst in een perceel aan de Gaardbrug, later aan de Viebrug gedreven. Bij de geboorte van zijn eerste kind, welke blijde gebeurtenis op den dag van zijn ondertrouw (25 Augustus 1695) plaats vond, was zijn adres aan de Oudegracht bij de Viebrug, zeer waarschijnlijk ten huize zijner schoonouders. Bij de geboorte van twee volgende kinderen (13 October 1697 en 17 September 1699) woonde hij aan de Gaardbrug. Kort daarna was hij weer aan de Viebrug gevestigd, vermoedelijk als huurder van het boven reeds bedoelde perceel. Deze „huysinge ende erve met de kelder, kluys ende het aard en nagelvaste vandien, staende en liggende aende oostsijde vande Oudegraft, ontrent de Viebrugh" was, volgens het Register van transporten en plechten, den 20 September 1683 door zijn schoonvader Nicolaas van Wijck, door koop verkregen, doch werd 26 October 1700 gerechtelijk aan Hendrik van Wamel verkocht. Dit was het latere perceel nr. 12, het veelbesproken huis De Waal, dat in 1928 ter verbreeding van de Potterstaat is afgebroken. In elk geval woonde Jacobus van P. reeds in de eerste jaren der 18de eeuw bij de Viebrug en daar woonde hij nog, toen zijn vrouw 15 Maart 1722 overleed. Nergens blijkt echter, dat hij daar een huis in eigendom heeft bezeten. Nadat hij zijn drukkerij aan den kant gedaan had (1731) is hij naar 't Janskerkhof verhuisd en daar als welgesteld man gestorven (1738).
Jacobus, soon van Willem van Paddenborch ende Anna de Goy. In de Domkerk gedoopt, 7 januari 1670. 55
SPEELKAARTEN In de rubriek „Nieuwe Aanwinsten" zal men onder „diversen" aantreffen: drie spellen oude speelkaarten uit het laatst der egde eeuw, geschenk van mevr. A. v. Panhuys-Waller te Utrecht. Daar ons Museum reeds kan beschikken over een fraaie collectie oude speelkaarten, waaronder echter het type van de thans geschonken spellen ontbraken, wordt deze aanwinst zeer op prijs gesteld en worden hier eenige reproducties dier speelkaarten gegeven, verwachtende dat het „aanzien doet gedenken" onze lezers aanleiding zal geven verborgen hoeken eens na te snuffelen of zij ons Museum in deze richting ook soms kunnen verrijken. De speelkaarten immers behooren tot de grafische producten, welke van de uitvinding der boekdrukkunst af tot op heden steeds in gebruik zijn gebleven en zich het langst aan hun primitieve teekening en kleuren hebben gehouden. In een grafische collectie mogen zij niet ontbreken. Met tamelijke zekerheid kan worden aangenomen, dat de speelkaarten uit China afkomstig zijn en dat het eerste land in Europa waarin speelkaarten gebruikt werden, Italië is. De geschiedenis vermeldt dat op het einde der negentiger jaren der 13de eeuw in Italië het Trappola-spel werd gespeeld. Breitkopf n,l. vermeldt dat de speelkaarten het eerst in 1299 met eenige zekerheid in Italië voorkomen. Deze eerste speelkaarten waren voor de vorsten en ridders bestemd en onderscheidden zich wat uitvoering betreft, door hun fraaie teekening en beschildering belangrijk van de latere kaarten. Uit leder vervaardigd, met rooden rug en de voorzijde rijkelijk verguld met geponsde figuren, waren het miniatuur-schilderstukjes, waarvan er helaas slechts enkele exemplaren zijn bewaard gebleven. Van Italië uit zijn de speelkaarten in Duitschland, Frankrijk, Spanje en Engeland ingevoerd en men onderscheidt thans feitelijk drie soorten : Italiaansche, Fransche en Duitsche kaarten. Omstreeks het midden der I4de eeuw, toen de houtsnijkunst zich verspreidde, werden de speelkaarten door de kaartenmakers in houten plankjes verheven gesneden en met de hand door middel van een rijver op papier afgedrukt. Kenmerkten zij zich aanvankelijk door een zekere onbeholpenheid van uitvoering, van lieverlede wist men met weinige, zeer eenvoudige contourlijnen en een tot het uiterste beperkte binnenteekening, prentjes voor de kaarten te vervaardigen met beelden van een buitengewone, organische geslotenheid en decoratieve werking. Ze werden met slechts enkele kleuren, welke men met een breede penseel hier en daar over heen streek, levendig gekleurd. Als mechanisch hulpmiddel paste men echter weldra voor de beschildering de schablone toe, welke methode eeuwen lang bleef toegepast. Dat het door de groote hoeveelheid te bewerken prentjes nog al eens voorkwam, dat de kleuren buiten de oevers traden, laat zich gemakkelijk begrijpen. De monumentale eenvoud werd evenwel door de tegen het einde der 15de eeuw steeds rijper wordende houtsnede-techniek verdrongen, zoodat men meer met licht en schaduw en tint voorziene lijnteekeningen kreeg. Daar intusschen de boekdrukpers was uitgevonden, was tevens een technisch voordeel voor de 56
o
y
^
Fransche Speelkaarten met Zwitsersche costumes, vervaardigd in 1895 door B. Dondorf in Frankfort a. M,
57
vervaardiging van speelkaarten verkregen, daar de afdrukken, welke tot dusver met dê hand werden gemaakt, nu veel vlugger werden verkregen. Ook de kopergravure werd spoedig na haar uitvinding dienstbaar gemaakt voor het kaartspel en deze kopersnede-techniek, berekend op teere en fijne werkingen, bleek zich bijzonder te leenen om de speelkaarten tot kleine sierlijke kostbaarheden te maken. De plaatsruimte in dit nummer laat niet toe een uitvoerige verhandeling omtrent de speelkaarten te geven ; toch zijn er aan de hand van het materiaal dat ons Museum ter beschikking heeft, zoovele belangrijke bijzonderheden te vermelden,
Chineesche speelkaarten uit het laatst der vorige eeuw,
dat wij ons voorstellen in een vervolgartikel nader op de „Speelkaarten" terug te komen. Voor ditmaal wordt volstaan bij de hier gegeven afbeeldingen een en ander toe te lichten. Het viertal gereproduceerde Chineesche speelkaarten uit een spel van 3o dubbele kaarten, behooren tot de eenvoudigste soort : enkel zwartdruk op wit carton; op enkele bevindt zich een roode opdruk. Ze dateeren van omstreeks 1895. De oudste Chineesche speelkaarten geven, wat teekening betreft, samenhang te zien tusschen dominosteenen en speelkaarten, op grond waarvan het ontstaan van speelkaarten aan China wordt toegeschreven. De speelkaarten van Jonas Fouquet, waarvan een viertal in kleuren zijn gereproduceerd, zijn Spaansche kaarten, in Amsterdam vervaardigd. Ze dateeren uit 1720, welk jaartal op een der kaarten is afgedrukt. Het spel bestaat uit 40 kaarten, in de teekens (kleuren) : munt, beker, degen en knots. De Spaansche kaarten komen n.l. overeen met de Italiaansche teekens op de speelkaarten : denari coppe, spade, bastoni. Onze Hollandsche speelkaarten, welke ingedeeld zijn bij het Fransche type, hebben de overeenkomstige teekens (kleuren) : ruiten, harten, schoppen en klaveren. Als volgt zijn de overeenkomstige benamingen en teekens (kleuren) der speelkaarten van verschillende landen : 58
Fransche speelkaarten, vervaardigd door B. Dondorf te Frankfurt a. M. in 1895.
— Coppe — Spade (zwaarden of degens) (bekers) (munten) — Laub Duitsch : Schellen — Herz Careau — Coeur — Pique Fransch Engelsch : Diamonds — Hearts — Spates Italiaansch : Denari
Hollandsch : Ruiten
— Harten — Schoppen
— Bastoni (knotsen) — Eichel
— Trèfle — Clubs — Klaveren
Er wordt beweerd dat de Italiaansche teekens (kleuren) ontleend zijn aan de
Passiespelen ; de beker bevat het bloed van het avondmaal, de knotsen hebben betrekking op de kruisiging of de lans is van Longinus, de munten zijn het geld van de soldaten die om de kleederen dobbelen, terwijl het zwaard van Petrus afkomstig moet zijn. Deze kaarten van Fouquet zijn primitief geteekend en wat de kaarten met de telling 1 tot 7 betreft, geschabloneerd met de kleuren geel, rood en zwart. De overige kaarten : voetknecht, ridder en koning, hebben bovendien nog de kleuren lichtblauw en blauw. In het register der gildebroeders van het Boekverkoopersgilde te Amsterdam, komt Jonas Fouquet voor. Deze Jonas Fouquet, van Rouaen afkomstig, werd 15 October 1686 in het poorterboek ingeschreven, zonder het poortergeld te behoeven te betalen, omdat de refugiés daarvan waren vrijgesteld. Den 23sten Juni 1687 werd hij, eveneens kosteloos, in het Boekverkoopersgilde opgenomen. Hij is overleden vóór 29 October 1709. Op dien datum toch werd in de lijst van refugiés, die volgens plakkaat der Staten van Holland van 18 Juli 1709 moest worden opgemaakt, ingeboekt Marie Guérin, weduwe van Jonas Fouquet van Rouen, met haar vijf kinderen Josias, Pierre, Jonas, Marie Anne en Jacques. In het poorterboek van Amsterdam werd daarna op 19 Januari 1714 Jonas Fouquet ingeboekt als „goutsmit", zoon van Jonas Fouquet, in zijn leven coopman en poorter. Waar deze speelkaarten het jaartal 1720 dragen, is waarschijnlijk deze goudsmid de vervaardiger. De tweede gekleurde reproductie geeft een viertal kaarten te zien uit een der drie 'door mevrouw Van Panhuys aan ons Museum geschonken whist-spellen. Deze kaarten zijn vervaardigd door den Duitschen speelkaartenfabrikant B. Dondorf te Frankfort a.M. en vertoonen het type der Fransche speelkaarten, dus met de teekens : ruiten, harten, schoppen en klaveren. Ze zullen omstreeks 1890 zijn vervaardigd. Dondorf bracht, fraai in chromo-lithografie uitgevoerd, in dit genre verschillende spe ll en in den handel, blijkbaar voornamelijk bestemd voor Frankrijk, Engeland, Holland en andere landen, waar de Fransche speelkaarten worden gebruikt. Het klassieke type der beeldkaarten heeft hier plaats gemaakt voor elegante figuren uit den Biedermeier-tijd. Andere spellen, zooals de in zwart gereproduceerde, vertoonen Zwitsersche kleederdrachten of figuren uit het Napoleon-tijdperk. Waar deze kaarten prachtig in chromo-lithografie zijn uitgevoerd, zijn zij voor ons Museum tevens interessante specimen van deze grafische techniek. Moge een volgende schenking wederom aanleiding geven tot een opstel! A. W. BARTEN 59
NIEUWE AANWINSTEN . VOORWERPEN Een ijzeren degelpersje voor visitekaartjes. Dit miniatuurpersje is wellicht een belangrijke zeldzaamheid. Niettegenstaande de uiterst geringe afmetingen van het drukoppervlak en de zeer eenvoudige constructie is het volkomen bruikbaar. Naam van den maker en tijd van ontstaan zijn helaas onbekend. Geschenk van den heer Duwaer, Amsterdam. BOEKWERKEN La Mode Illustrée, 9de Jaargang,1868. Met door houtsneden verluchten tekst en 52 fraaie, met de hand gekleurde houtgravures. Het Boek Malachi, prachtuitgave met hebreeuwschen en hollandschen tekst op Geschenk van den heer L. Levisson, 's Gravenhage. geschept papier, 4°. Nuyssenburg. De Godsdienst der Jeugd. Utrecht. J. van Schoonhoven. 1776. Geschenk van den heer F. Yperlaan, Utrecht.
J. F. van Royen. De Illustratie van het Boek. Amsterdam. Duwaer en Geschenk van den heer J. F. Duwaer, Amsterdam. Zonen. 1931. Rainer Maria Rilke. Les Roses. Halcyon-press. Mr. H. Ph. Visser 't Hooft. De student Beets. Met teekeningen van RaeGeschenk van Mr. H. Ph. Visser 't Hooft. makers. DRUKWERKEN Een uitgebreide collectie modern en ander drukwerk. Geschenk van den heer P. V i j ibrie f , Utrecht.
DIVERSEN Drie spellen oude speelkaarten, laatste der egde eeuw. Geschenk van mevr. A. van Panhuys-Waller.
Een klein doosje, inhoudende eenig loodzijde, een zeldzaam, zijdeachtig product der zetmachine. Geschenk van den heer L. C. H. de Jong. Nogmaals vestigen wij de aandacht der leden en belangstellenden erop, dat voorwerpen, het drukkersvak in 't algemeen betreffend, gaarne door den conservator, 't zij als geschenk, hetzij als bruikleen, ten behoeve van het Museum worden geaccepteerd. Uit verschillende vragen en mededeelingen toch, die die wij ontvingen, is ons duidelijk gebleken dat menigeen over zeer merkwaardige en belangrijke voorwerpen beschikt, die hij wel gaarne aan het Museum zou afstaan als hij maar de overtuiging bezat dat ze voor het Museum beteekenis hebben. Het bestuur meent daarom ieder die zulke voorwerpen bezit, te moeten opwekken ze aan het Museum aan te bieden. Deze giften zullen steeds met erkentelijkheid worden ontvangen. Ieder die in het Grafisch Museum en zijn ontwikkeling belang stelt, moet bedenken dat door zijn zending, hoe onbelangrijk die in eigen oogen ook moge schijnen, wellicht een nog ontbrekend specimen aan de collectie wordt toegevoegd of een missende schakel in een serie van voorwerpen wordt ingelascht. B. MODDERMAN
60